Verandering in adnominale modificatie in heritage Wenzhounees Een vergelijking tussen twee generaties sprekers Wenzhounees in Nederland en China
Martina Faber 6120245 Master Nederlandse taal en cultuur Universiteit van Amsterdam Januari 2016
Supervisie: Dr. S.P. Aalberse Tweede lezer: Dr. S.J. Andringa
Voorwoord Allereerst een kort woord van dank aan mijn scriptiebegeleider Suzanne. Dankjewel voor je aanstekelijke enthousiasme voor dit onderwerp. Dank ook voor al je hulp, kennis en support, maar ook zeker dank voor je geduld.
Dank aan Xiaoli Dong voor de data, de transcripties en beantwoording van mijn vragen hierover.
Dank aan Franscesca Moro voor inzage in haar methode en verwerking van data.
Dankjewel Phine voor het coderen en het samenwerken aan dit onderwerp.
2
Verandering in adnominale modificatie in heritage Wenzhounees Een vergelijking tussen twee generaties sprekers Wenzhounees in Nederland en China Martina Faber1 Universiteit van Amsterdam
Due to language contact, linguistic changes can occur depending on interaction between social factors and more typological aspects of both languages. In the Netherlands there is a situation where the Chinese language Wenzhounese is considered to be a heritage language, dominated by Dutch. Since Dutch has an article system based on definiteness and Wenzhounese lacks an article system and definiteness is optional, it is possible that there is transfer from Dutch onto the domain of adnominal modification in Wenzhounese. A previous study shows that second generation heritage speakers of Wenzhounese use more nominal modification than first generation speakers of Wenzhounese in the Netherlands. The current study examines if this increase could be attributed only to the language contact by comparing two generations of speakers of Wenzhounese in the Netherlands and China for their uses of adnominal modification.This study shows that second generation speakers in the Netherlands modify nouns more frequently than the first generation. However, second generation speakers in China tend to modify nouns more than the first generation in China as well. Besides the first generation in the Netherland shows a preference for modification compared to the first generation in China. Innovations in the second generation were already set of by the first generation in the Netherlands due to language contact. This study shows a generational effect as well as a contact effect. Speakers in the Netherlands are more likely than peers in China to use nominal modification. In short we could say that an on-going change accelerated in the Netherlands. Keywords: language contact - Chinese languages – heritage language - nominal modification - transfer
1
Martina Faber, masterstudent, Universiteit van Amsterdam. Het onderzoek dat in dit artikel gepresenteerd
wordt, is tot stand gekomen met hulp van Phine Lippe, masterstudent, Universiteit van Amsterdam en Xiaoli Dong, PhD, Universiteit Utrecht
3
Inhoudsopgave Introductie................................................................................................................................. 5 1. Heritagetalen en -sprekers ................................................................................................... 7 1.1 Heritagesprekers ................................................................................................................... 7 1.2 Wenzhounees in Nederland en China .................................................................................. 8 1.3 Factoren voor verandering in heritagetalen ........................................................................ 11 2. Definietheid en taalcontact ................................................................................................ 14 2.1 Definietheid ........................................................................................................................ 14 2.2 Contactgestuurde taalverandering ...................................................................................... 16 2.3 Synchrone effecten voor contactgestuurde verandering .................................................... 19 3. Definietheid in het Nederlands en het Wenzhounees ...................................................... 21 3.1 Definietheid in het Nederlands ........................................................................................... 21 3.2 Definietheid in het Wenzhounees....................................................................................... 23 4. Onderzoeksvraag ................................................................................................................ 27 5. Methode ............................................................................................................................... 30 5.1 Participanten ....................................................................................................................... 30 5.2 Elicitatieprocedure ............................................................................................................. 31 5.3 Verwerking data ................................................................................................................. 31 6. Resultaten ............................................................................................................................ 36 6.1 Nederland – eerste versus tweede generatie ....................................................................... 36 6.2 China – eerste versus tweede generatie .............................................................................. 40 6.3 Nederland versus homeland ............................................................................................... 44 6.3.1 Vergelijking eerste generaties Nederland en China .................................................... 45 6.3.2 Vergelijking tweede generaties Nederland en China .................................................. 47 6.4 Samenvatting resultaten ..................................................................................................... 49 7. Conclusie ............................................................................................................................. 52 8. Referenties ........................................................................................................................... 54 Appendix I: Videoclips........................................................................................................... 57 4
Introductie In deze scriptie worden twee generaties sprekers van de Chinese streektaal Wenzhounees in Nederland en China vergeleken voor het domein van nominale modificatie. Chinese talen maken in hoge mate gebruik van kale nomina (Cheng & Sybesma, 2008). In het Nederlands wordt op nomina in de meeste gevallen verplicht definietheid gemarkeerd door bijvoorbeeld lidwoorden. Gekeken wordt hoe beïnvloeding vanuit het Nederlands mogelijk kan leiden tot verrijking van de heritagetaal Wenzhounees door toevoeging van een nieuwe grammaticale categorie definietheid. Door twee generaties in Nederland te vergelijken met twee gelijke generaties in China wordt bovendien duidelijk welke rollen taalinterne ontwikkelingen en taalcontact spelen voor taalverandering. Het Wenzhounees is een Chinese streektaal die al aan het begin van de 20ste eeuw met de komst van immigranten in Nederland terecht is gekomen. In dit onderzoek wordt echter gekeken naar een recentere groep van immigranten uit China. Zij kwamen in de jaren ’80 en ’90 van de vorige eeuw naar Nederland (Gijsberts et al., 2011). Het Wenzhounees is in Nederland een heritagetaal. Dit betekent dat het een taal is die in de huiselijke omgeving wordt gesproken, maar niet de dominante taal is van het land (Valdes, 2000). In dit geval gaat het om een minderheidstaal die gesproken wordt in een gesloten gemeenschap van immigranten. De eerste generatie sprekers van deze heritagetaal is pas op latere leeftijd naar Nederland gekomen en dominant in het Wenzhounees. De tweede generatie daarentegen heeft thuis Wenzhounees geleerd, maar dit is niet de taal die zij het beste beheersen. Ze zijn sinds hun vroege jeugd blootgesteld zijn aan Nederlands op school en andere domeinen waardoor er een dominance shift (‘dominantie verschuiving’) naar het Nederlands heeft plaatsgevonden. In deze scriptie wordt onderzocht wat de invloed van het Nederlands is op het Wenzhounees van deze twee generaties sprekers voor het domein van nominale modificatie, waarin deze talen van elkaar verschillen. Dit vergroot de kans op beïnvloeding (Muysken, 2013). Eerder onderzoek naar beïnvloeding van het domein van nominale modificatie heeft bovendien al laten zien dat er beïnvloeding is van het Nederlands op heritage Turks (Backus et al., 2011), heritage Ambonees Maleis (Moro, 2016) en heritage Wenzhounees (Lippe, 2015). In deze laatste studie is echter niet gekeken dat er mogelijk ook verandering bij Wenzhounese sprekers in China optreedt en wat dan de rol van taalcontact met het Nederlands is. Vanuit verwervingsstudies is er vaak aandacht voor de rol van de eerste taal op de verwerving van een tweede taal. Het huidige onderzoek heeft echter als bijzondere insteek dat
5
de eerste taal niet de dominante taal is. Focus van dit onderzoek is dan ook hoe een dominante taal, die later verworven is, van invloed is op de heritagetaal. Voor heritagetalen wordt vaak gekeken naar aspecten die verloren gaan of niet verworven worden door dominantie van een andere taal (Polinsky & Kagan, 2007). Beïnvloeding vanuit het Nederlands kan echter ook leiden tot verrijking van de heritagetaal door het toevoegen van een nieuwe grammaticale categorie in plaats van incomplete acquisitie of taalverlies als gevolg van dit taalcontact (Mougeon, 2005). Daarnaast onderstreept dit onderzoek het belang van kijken naar de kwaliteit van de input (Rothman & Pires, 2009). Door verschillen tussen generaties in Nederland te onderzoeken en te vergelijken met de generaties in het homeland (‘land van herkomst’) wordt inzicht geboden in de input die heritagesprekers hebben ontvangen en het ontstaan van de verandering. Als bij de eerste generatie in Nederland al een verandering in gang is gezet, versterkt dit het idee dat niet alleen incomplete acquisitie leidt tot taalverandering. Verandering van modificatie is namelijk ook zichtbaar in de eerste generatie, die Wenzhounees dominant is en tot op latere leeftijd in China heeft gewoond. Haar verwerving is niet incompleet te noemen, maar toch zijn er al sporen van beïnvloeding zichtbaar. Verandering hoeft dus niet het gevolg te zijn van incomplete acquisitie. Voor nu is er een eerste verkenning uiteengezet over welke factoren in ogenschouw worden genomen voor taalcontact in heritagesprekers en het belang van vergelijken tussen generaties, maar ook tussen Nederland en China. In deze scriptie wordt een antwoord gegeven op de vraag in hoeverre nominale modificatie in heritage Wenzhounees beïnvloed wordt door het Nederlands. Om tot beantwoording van deze vraag te komen wordt in het volgende hoofdstuk dieper ingegaan op definities van heritagetalen en –sprekers, maar ook welke factoren van invloed zijn op veranderingen in heritagetalen. In hoofdstuk 2 wordt vervolgens een verbinding gelegd tussen het domein van onderzoek en taalcontactstudies. Het domein van nominale modificatie wordt in het Nederlands bepaald door definietheid. Deze notie wordt uitgelegd in de eerste paragraaf (2.1). Hierop volgt hoe taalcontact sturend kan zijn voor verandering in dit domein (2.2). Aansluitend volgt de bespreking van twee studies over beïnvloeding voor dit domein vanuit een dominante taal op een heritagetaal. In hoofdstuk 3 wordt dieper ingegaan op de typologie van Wenzhounees en Nederlands voor het domein van nominale modificatie. Op basis van deze contrastieve analyse wordt in hoofdstuk 4 de onderzoeksvraag met bijbehorende hypothesen geformuleerd. In hoofdstuk 5 wordt de methodologie beschreven om deze hypothesen te testen. In hoofdstuk 6 worden de resultaten en interpretaties hiervan gepresenteerd. In hoofdstuk 7 volgt de conclusie en beantwoording van de onderzoeksvraag. 6
1. Heritagetalen en -sprekers In dit hoofdstuk is het allereerst zaak om meer duidelijkheid te scheppen over wie heritagesprekers zijn en wat een heritagetaal definieert. Vervolgens wordt er specifiek gekeken naar de sociolinguistische geschiedenis voor het Wenhounees in Nederland en China. Als laatste volgt een verkenning van factoren die naast taalcontact een rol spelen voor verandering in heritagetalen.
1.1 Heritagesprekers Heritagesprekers zijn opgegroeid in een thuissituatie waarbij de eerste taal die zij hoorden of leerden een minderheids- of migrantentaal was en die niet de dominante taal van het land is waar zij wonen (Polinsky & Kagan, 2007). Voor de term ‘heritagesprekers’ worden echter twee varianten onderscheiden: in brede en enge zin. Dit hangt samen met de beheersing van de heritagetaal. In de brede zin van de definitie vallen alle individuen die zijn opgegroeid met een sterke verbinding met een zekere taal door familie-interactie onder de definitie van heritagespreker (Polinsky & Kagan, 2007). Dit kan echter betekenen dat zij de taal, waarmee zij cultureel zijn verbonden, niet daadwerkelijk beheersen. Het is mogelijk dat deze individuen de taal op latere leeftijd alsnog leren vanuit culturele motieven, maar dit onderscheidt hen nauwelijks van tweede taalleerders (Polinsky & Kagan, 2007). In de enge zin van het woord wordt vaak de definitie van Valdés (2000) gebruikt: een heritagespreker is een individu die een taal spreekt anders dan de dominante taal van het land en in meer of mindere mate tweetalig is in de dominante taal en de heritagetaal. Polinsky & Kagan (2007) voegen hier aan toe dat de heritagetaal dus thuis de eerst verworven taal door een heritagespreker is, maar dat deze taal niet volledig verworven omdat de heritagespreker al op jonge leeftijd is geswitcht naar de dominante taal van het land (Polinsky & Kagan, 2007). Voor deze scriptie wordt de definitie van heritagesprekers in enge zin gebruikt. Deze heritagesprekers hebben vanaf hun vroege jeugd een tweede taal geleerd, die buiten het gezin de dominante taal is. Benmamoun et al. (2013) spreken dan ook van een assymetische bilingualiteit voor deze sprekers. Hoewel de heritagetaal als eerste is verworven, zijn zij als volwassen sprekers dominant in de taal die de tweede is in de rij van verwerving. Ondanks deze dominance shift (‘dominantie verschuiving’) beheerst een heritagespreker twee talen sinds zijn of haar jonge jeugd en is dus vroeg bilinguaal (Polinsky & Kagan, 2007; Aalberse en Muysken, 2013). Heritagesprekers verschillen van andere tweetaligen dat zij tegelijk onderdeel uitmaken van een vaak hechte tweetalige gemeenschap met dezelfde culturele achtergrond. Al deze zaken bij elkaar vormen volgens Aalberse en Muysken (2013) bepalende 7
kenmerken voor een heritagetaal: de taal wordt thuis gesproken, is niet de dominante taal van het land, wordt verworven in een natuurlijke setting, heeft culturele waarde voor de spreker en vormt de gedeelde taal van een gesloten gemeenschap (Aalberse en Muysken, 2013: 3). Heritagesprekers onderscheiden zich hierin van hun ouders dat zij een dominance shift hebben ondergaan. Ouders van heritagesprekers hebben eveneens de heritagetaal als eerste taal verworven, maar zijn pas op latere leeftijd in contact gekomen met de dominante taal van het land waar zij zijn gaan wonen. Deze dominante taal hebben zij nauwelijks of grotendeels geleerd op latere leeftijd, maar zij zijn niet tweetalig zoals de heritagesprekers. In de volgende paragraaf volgt een beschrijving van de situatie van de groepen sprekers die in dit onderzoek centraal staan: sprekers van Wenzhounees in Nederland.
1.2 Wenzhounees in Nederland en China In dit onderzoek wordt gekeken naar twee generaties sprekers van het Wenzhounees in Nederland. Deze twee generaties worden voor hun Wenzhounees vergeleken met twee gelijke generaties sprekers van het Wenzhounees in China om te kijken wat het effect is van contact voor de variant in Nederland. Voordat hier dieper op ingegaan kan worden, moet duidelijk zijn wat het scenario is voor Wenzhounese sprekers in Nederland. Hierin wordt de benadering van Muysken (2013) gevolgd voor de bestudering van een taalcontactsituatie. Muysken (2013) pleit namelijk voor scenario approach, waarbij het scenario van het taalcontact wordt uitgewerkt. Sociolinguïstische omstandigheden zijn bepalend voor de uitkomst van het taalcontact (Muysken, 2013). Het Wenzhounees is een Chinese streektaal die al aan het begin van de 20ste eeuw met de komst van immigranten in Nederland terecht is gekomen. De eerste groep Chinese immigranten werd in 1911 geregistreerd in Nederland en bestond voornamelijk uit havenarbeiders die in Rotterdam gingen werken (Aalberse & Muysken, 2013: 266). Er ontstond een kleine Chinese gemeenschap van voornamelijk ongehuwde mannen in Rotterdam. Deze gemeenschap verdween grotendeels door de aanhoudende crisis in de jaren ’30 van de vorige eeuw, met als gevolg repatriëring2. De overgebleven Chinese gemeenschap bleef echter gedurende Tweede Wereldoorlog en bestond voornamelijk uit Kantonees sprekende migranten uit de buurt van Hong Kong en migranten uit de provincie Zhejiang, waar rond de steden Wenzhou en Qingtian dialecten met overeenkomstige namen gesproken 2
Bron: stadsarchief Rotterdam (n.d.) laatst geraadpleegd op 17 januari 2016, via
http://www.stadsarchief.rotterdam.nl/chinezen-rotterdam
8
worden (Geense & Tsui, 2001: 81). Na het einde van de oorlog werd de vraag naar ChineesIndisch eten groter en om hierin te kunnen voorzien kwamen mannelijke verwanten over om in restaurants te helpen. Door beperkte mogelijkheden van emigratie uit de Volksrepubliek China sinds eind jaren ‘50 waren veel restauranthouders genoodzaakt om Kantonees sprekend personeel uit Hong Kong aan te nemen. Dit vormt de tweede immigratiegolf. Na wijziging van de immigratiepolitiek van de Volksrepubliek eind jaren ’70 kwam er een nieuwe golf van immigranten uit China (Geense & Tsui, 2001). In dit onderzoek wordt naar de meest recente groep van immigranten uit China gekeken die in de jaren ’80 en ’90 van de vorige eeuw naar Nederland kwamen (Gijsberts et al., 2011). De eerste generatie Wenzhounezen uit dit onderzoek is dus opgegroeid in China en op latere leeftijd naar Nederland gekomen. Eerste generaties Chinezen in Nederland beheersen nauwelijks Nederlands en de Chinese taal is dan ook van vitaal belang voor de Chinese gemeenschap. Daarnaast vormt de taal ook een kernwaarde van culture identiteit in migratiecontext (Geense & Tsui, 2001: 78). De tweede generatie Wenzhounezen in dit onderzoek vormt een groep van heritagesprekers in enge zin. Ze zijn opgevoed in het Wenzhounees en maken deel uit van een gesloten gemeenschap waarin veel waarde wordt gehecht aan de Wenzhounese taal. Met het naar school gaan hebben zij Nederlands geleerd en vond er verschuiving in dominantie van taal plaats. Zoals zojuist al benoemd, is het Wenzhounees een streektaal uit de provincie Zheijing en voornamelijk uit de havenstad Wenzhou in China. Het Wenzhounees wordt gerekend tot de Wu-dialecten. De term Chinees is eigenlijk een overkoepelende term die gebruikt wordt voor zeven Chinese ‘dialecten’: Mandarijn, Wu, Min, Kantonees, Hakka, Gan en Hunan (Cheng & Sybesma, 2008). Deze dialecten verschillen onderling echter zo sterk van elkaar dat er gesproken wordt van verschillende talen. Zo wordt gezegd dat Kantonees en Mandarijn van elkaar verschillen zoals het Engels van het Frans (Juffermans et al., 2014). Het gebruik van de term Mandarijn is ambigu en kan refereren aan het dialect van Noord-China of het Modern Standaard Chinees3, de officiële taal van de Volksrepubliek China en Taiwan (Cheng & Sybesma, 2008). In China heet de officiële standaardtaal Putonghua (‘taal van het volk’), die aan het begin van de vorige eeuw onstaan is en sedertdien via onderwijs en media wordt geïmplementeerd (Geense & Tsui, 2001: 78). Tot halverwege de vorige eeuw kende China geen nationale standaardtaal, maar deelden de verschillende dialecten enkel het geschreven Klassieke Chinees (Juffermans et al., 2014; Geense & Tsui, 2001). Het bestaan van veel variatie binnen en tussen de Chinese talen is mede mogelijk doordat het Klassiek Chinees niet 3
In deze scriptie wordt met Mandarijn het Modern Standaard Chinees bedoeld, dat op school onderwezen wordt.
9
fonografisch is, maar logografisch. Hierdoor kan elke taal een eigen uitspraak aan de karakters toekennen. Sinds de uitroeping van de Volksrepubliek China in 1949 wordt het Putonghua echter als de nationale standaardtaal in woord en geschrift gepromoot en gebruikt. De Chinese taalwet uit 2000 is zelfs nog explicieter wat betreft de normalisatie en standardisatie van de standaard voor gesproken en geschreven Chinese taal. Hierin staat dat Putonghua en vereenvoudigde Chinese karakters verplicht moeten worden gebruikt voor alle terreinen van de openbare ruimte (Juffermans et al., 2014: 51). In China zijn regionale dialecten hierdoor verdrongen naar de privésfeer. Dit is niet alleen het geval in China, maar ook wereldwijd is de standaardtaal Putonghua al geruime tijd bezig aan een opmars (Juffermans et al., 2014: 51). Verschillende historische gebeurtenissen hebben hieraan bijgedragen. Zo werd de Volksrepubliek de enige vertegenwoordiger van China bij de Verenigde Naties begin jaren ’70, in plaats van Taiwan4. Economische hervormingen en openstelling voor handel met het buitenland eind jaren ’70 leidden tot verdere toename van verspreiding van het Putonghua en bijbehorende vereenvoudigde karakterschrift. In de regio waar het Wenzhounees wordt gesproken, wordt eveneens in het Mandarijn onderwezen. Dit betekent niet alleen dat het Wenzhounees niet onderwezen wordt, maar ook dat de sprekers van Wenzhounees vrijwel altijd meertalig zijn en naast Wenzhounees nog Mandarijn beheersen. Wenzhounees wordt niet onderwezen en kent bovendien geen eigen schrift of gecodificeerde grammatica en er wordt alleen mondeling in gecommuniceerd. Dit maakt het tot sterk gesloten taal, die alleen binnen de gemeenschap geleerd kan worden. De gemeenschappen in China en daarbuiten zijn hierdoor erg hecht en er wordt dan ook veel binnen de gemeenschap getrouwd. Omdat het Wenzhounees geen geschreven taal is, ontbreekt uitputtende informatie over de grammatica. Om voor dit onderzoek toch uitspraken te kunnen doen over het Wenzhounees is gebruik gemaakt van eerdere studies die verschillende Chinese dialecten vergelijken, waaronder Wu en Mandarijn (Cheng & Sybesma, 2008). Gezien de vroege verwerving van de heritagetaal, heeft een heritagespreker de mogelijkheid om een native-like niveau te behalen (Aalberse & Muysken, 2013). Dat dit in veel gevallen niet het geval is heeft te maken met verschillende factoren. De taalsituatie voor heritagesprekers is dan ook complexer dan alleen dominantie van een andere taal.
4
Na de scheiding in 1949 onstonden de Volksrepubliek China (het vaste land) en de Republiek China (het eiland
Taiwan).
10
1.3 Factoren voor verandering in heritagetalen Factoren die ervoor kunnen zorgen dat de heritagetaal afwijkt van de taal zoals gesproken in het land van herkomst zijn bijvoorbeeld de kwaliteit en kwantiteit van input, geletterdheid, incomplete acquisitie, verlies van grammatica of cross-linguïstische beïnvloeding (Aalberse & Muysken, 2013; Polinsky & Kagan, 2007; Pires & Rothman, 2009; Moro, 2016). Deze factoren hangen met elkaar samen, maar worden hieronder afzonderlijk besproken. Een belangrijke factor die leidt tot het afwijken van de heritagetaal van de homelandtaal is de kwantiteit van de input. De hoeveelheid input die een heritagespreker ontvangt is beperkt. De taal wordt enkel verworven en gebruikt in familiaire kringen of de gemeenschap. Zeker zodra een kind naar school gaat wordt de dominante taal verworven en niet alleen op school gebruikt, maar ook op veel terreinen daarbuiten. Dit betekent dat de input voor de heritagetaal vermindert. Daarnaast betekent dit voor de kwaliteit van de input dat er vooral taalgebruik voor informele settings wordt verworven. De kwaliteit van input varieert dus ook. Heritagesprekers genieten bovendien veelal geen onderwijs in de heritagetaal. Dit gebrek aan geletterdheid leidt ook tot verschillen ten op zichte van de homeland variant van de taal. Het is dus belangrijk om voor een vergelijking tussen een heritagespreker en een native uit het homeland rekening te houden met verschillen zoals educatie (Aalberse & Muysken, 2013). Voor het Wenzhounees is deze factor niet aan de orde omdat het Wenzhounees geen geletterdheid noch gecodificeerde grammatica kent. Een andere factor voor divergentie tussen heritagetaalsprekers en homelandsprekers is in hoeverre gesproken kan worden van taalverlies of incomplete acquisitie bij heritagesprekers. Het idee dat heritagesprekers als kind hetzelfde presteren als monolinguale kinderen en pas afwijken op volwassen leeftijd, doet Polinsky (2011) concluderen dat dit wel door taalverlies moet komen. Pires en Rothman (2009: 213) nemen incomplete acquisitie verder onder de loep en bepleiten allereerst dat dit apart wordt gezien van individueel taalverlies of ‘slijtage’. Taalverlies heeft volgens hen een aparte rol bij de ontwikkeling van de grammatica van een heritagespreker. In zo’n geval heeft een spreker namelijk wel grammaticale kennis verworven, maar is deze verloren of maakt er geen gebruik van. De term incomplete acquisitie wordt gebruikt wanneer een volwassen spreker een taal niet volledig heeft verworven. In zo’n geval zijn sommige specifieke eigenschappen van een taal of bepaalde constructies niet voor een kritische periode verworven, waardoor de volwassen spreker niet de vaardigheden in de taal bezit die passen bij zijn leeftijd. Pires en Rothman (2009: 214) pleiten voor onderscheiding van twee subcategorieën van incomplete acquisitie, namelijk (1) echte incomplete acquisitie waarbij eigenschappen die duidelijk in de input 11
aanwezig waren, toch niet verworven zijn door de heritagespreker en (2) missing-input competence divergence. In dit tweede geval verwerft een heritagespreker bepaalde eigenschappen van de taal niet die wel tot de competentie van een educated monolingual behoren doordat zij wel voldoende zijn blootgesteld aan het standaarddialect (bijvoorbeeld door formele educatie), die toch verschilt van spreektaal (Pires & Rothman, 2009: 214). Zonder dit onderscheid is het zelfs mogelijk om dialecten, waarbij een bepaalde eigenschap niet voorkomt, als incompleet te beschouwen: ‘even monolingual ones under this logic’ (Pires & Rothman, 2009: 214. Hoewel het scenario voor heritage Wenzhounees gecompliceerd is door het ontbreken van geletterdheid en scholing in de thuistaal, zelfs in het homeland, is het onderscheid dat Pires en Rothman (2009) aankaarten wel belangrijk. Dat heeft namelijk te maken met de kwaliteit van de input die een heritagespreker heeft gekregen. Pires & Rothman (2009) kaarten zelfs aan dat de maat waarin een heritagespreker grammatica beheerst van de heritagetaal vergeleken zou moeten worden met met die van een ongeschoolde native uit het homeland. Op deze manier worden mogelijke effecten van geletterdheid en scholing gefilterd. Sommige eigenschappen van een taal komen namelijk alleen tot ontwikkeling door scholing of toegang tot een formeel register. Hier heeft een heritagespreker veelal geen toegang tot voor de heritagetaal. Het gegeven dat een heritagespreker dan ook een bepaald grammaticaal aspect niet laat zien is niet dan zozeer een kwestie van incomplete acquistie, volgens Pires & Rothman (2009), maar gebrek aan input. Deze kwestie die Pires & Rothman (2009) aankaarten heeft tevens te maken met het bepalen wat de base line language (‘basislijn taal’) is voor een heritagespreker. Dit is zoveel als de taal waartegen de heritagetaal van de heritagespreker wordt afgezet. Deze kan variëren, afhankelijk van de insteek van een onderzoek. Volgens Polinsky & Kagan (2007) is het bijvoorbeeld een misvatting te denken dat een heritagespreker’s base line de standaardtaal is die via onderwijs, media en literatuur wordt gepromoot (Polinsky & Kagan, 2007). Dit kan tot scheve vergelijkingen leiden. Voor een heritagespreker is de base line language de taal waar hij of zij aan blootgesteld is als kind (Polinsky & Kagan, 2007: 372). In dit onderzoek wordt hier rekening mee gehouden, door eerst tussen eerste en tweede generatie in het zelfde land te vergelijken. De data zijn familiedata, op deze manier wordt de werkelijke input zo goed mogelijk benaderd. Door te kijken naar twee generaties in het homeland en Nederland te onderzoeken is het mogelijk om te kijken naar beïnvloeding of taalverlies in de eerste generatie in Nederland. Er zijn dus verschillende factoren die een rol kunnen spelen bij verandering in de heritagetaal. Deze factoren zorgen voor divergentie tussen de homelandtaal en de heritagetaal. 12
Dominantie van het Nederlands werkt deze factoren in de hand. Zo leidt deze dominantie van het Nederlands niet alleen tot minder input, maar ook andere input. Dominantie van een taal heeft dus consequenties voor de heritagetaal. In een dergelijke situatie, met veel taalcontact en bilingualiteit, valt bovendien te verwachten dat er transfer plaatsvindt van de ene naar de andere taal. Door intensief taalcontact tussen twee talen in een individu kunnen woorden of concepten van de ene in de andere taal worden gebruikt (Backus et al., 2011). Er komen als het ware twee talen samen in het hoofd van de spreker, waarbij beide talen geactiveerd worden tijdens het spreken (Moro, 2016). Hierdoor kunnen categoriëen van de ene taal in de andere taal terecht komen. Niet alle categorieën zijn hier gevoelig voor. Een domein waarvan met name uit verwervingsstudies bekend is dat het kwetsbaar is voor transfer, is het domein van nominale modificatie (Ionin, 2008; Ionin, Ko & Wexler, 2012). In deze studies wordt voornamelijk gekeken naar de invloed van de eerste taal op de verwerving van de tweede taal. In deze scriptie is de eerste taal zoals eerder aangegeven, niet de dominante taal. Er wordt juist gekeken naar de invloed van de dominante taal op de eerste heritagetaal. Wel laten verwervingsstudies zien dat er effecten zijn voor transfer in het domein van nominale modificatie. In het Nederlands wordt in dit domein verplicht (in)definietheid uitgedrukt, terwijl dit voor het Wenzhounees optioneel is. In het volgende hoofdstuk wordt dan ook dieper ingegaan op dit domein en hoe hierin veranderingen kunnen worden gestuurd door taalcontact.
13
2. Definietheid en taalcontact In het vorige hoofdstuk is meer duidelijk geworden over de sociale situatie van Wenzhounese sprekers in het homeland en in Nederland en de status van Wenzhounees in beide landen. Daarnaast zijn factoren besproken die tot divergentie tussen heritagetaal en homelandtaal leiden. In dit hoofdstuk wordt gekeken naar talige karakteristieken in het domein van nominale modificatie en hoe voor dit domein effecten van transfer uit de dominante taal kunnen optreden. Eerst wordt de notie definietheid gedetailleerder uitgewerkt. Daarna wordt gekeken naar hoe taalverandering door taalcontact gestuurd kan worden op het gebied van definietheid in het algemeen. Vervolgens worden twee contactstudies naar definietheidsmarkering in heritage Turks (Backus et al., 2011) en heritage Ambonees Maleis (Moro, 2016) in Nederland besproken. Op basis van deze studies worden voorspellingen voor mogelijke veranderingen in Nederland geformuleerd.
2.1 Definietheid Definietheid is een grammaticale categorie waarmee wordt aangegeven of een nominale uitdrukking te identificeren is of niet (Chen, 2004: 1129). Door definietheid wordt duidelijk welke kennis spreker en luisteraar met elkaar delen over een nominale uitdrukking. Een nomen is definiet als zowel spreker en luisteraar weten waar het nomen aan refereert. Deze gedeelde kennis kan voortkomen uit eerdere introductie van het onderwerp, kennis van de wereld of uniekheid van het onderwerp (Ionin et al., 2008). Een nomen is indefiniet als spreker en luisteraar geen kennis delen over datgene waar het nomen aan refereert.
(1) a. Ik heb gisteren een boek gekocht. b. Het boek gaat over egels en hun winterslaap.
In (1a) delen spreker en luisteraar nog geen kennis en dus wordt boek aan de luisteraar geïntroduceerd met een indefiniet lidwoord. Zin (1b) is het vervolg op zin (1a) en spreker en luisteraar delen kennis over boek: de luisteraar weet waar de spreker het over heeft. Definietheid kan in vorm op verschillende manieren worden gemarkeerd. Veel talen brengen definietheid overt tot uitdrukking door het gebruik van een lexicaal element, zoals de lidwoorden in de zinnen (1a) en (1b). Het lidwoord een wordt gebruikt om indefinietheid te markeren in het Nederlands. Het en de zijn markeerders van definietheid. Naast het gebruik van lidwoorden kan definietheid ook nog op andere manieren overt gemarkeerd worden. Chen 14
(2004) onderscheidt verschillende categorieën van definiete uitdrukkingen: definiete noun phrases (NPs) ‘nominale constituenten’, bezittelijk voornaamwoorden en persoonlijk voornaamwoorden (Chen, 2004: 1143). Onder definiete NPs vallen uitdrukkingen met definiete lidwoorden zoals de lidwoorden de en het, demonstratieven (deze/die/dit/dat), possessieven (mijn, onze, zijn etc.), maar ook universele kwantificeerders zoals alle, elke of sommige. Als een taal geen lidwoorden heeft om definietheid uit te drukken, betekent dit niet dat deze taal de grammaticale categorie van definietheid niet kent. Volgens de benadering van Lyons (1999) kunnen er simple definites en complex definites worden onderscheiden. Een taal zoals het Engels maakt gebruik van een morfofonologisch zwakke vrije vorm zoals the (‘de’) voor de grammaticale categorie van definietheid en is daarmee een simple definite (Chen, 2004: 1132). Een taal zonder lidwoorden maakt daarentegen wel gebruik van complex definites zoals eigennamen, demonstratieven, possessieven en pronomina. Deze vormen zijn inherent definiet. Ionin et al. (2008) beargumenteren bovendien dat in het gebruik van lidwoorden semantisch niet alleen definietheid wordt uitgedrukt, maar ook specificiteit (Ionin et al., 2008: 558). Specificiteit heeft te maken met de intentie van de spreker om aan een unieke referent te refereren (Chen, 2004). Een uitspraak is specifiek als de spreker er mee refereert aan een zekere entiteit in de wereld of in het discourse. Deze kan identificeerbaar zijn of niet (Chen, 2004: 1134). Specificiteit verschilt van definietheid dat alleen de spreker kennis heeft over die- of datgene waaraan hij refereert. De spreker is in zo’n geval in staat om meer identificeerbare informatie te geven (Chen, 2004: 1134).
(2) a. Ik zoek een collega. - Julia liep zojuist voorbij, ik wilde haar wat vragen. b. Ik zoek een collega. - Mijn werkdruk is veel te hoog
In (2a) bedoelt de spreker met een collega een specifiek persoon, maar hij schat in dat de luisteraar dit niet weet of vindt het niet noodzakelijk meer informatie te verschaffen. De luisteraar kent Julia bijvoorbeeld niet of heeft haar niet zojuist voorbij zien lopen. In (2b) heeft de spreker ook geen kennis van een collega en geeft het eerder een willekeurig iemand aan, waar hij zelf ook niet noodzakelijk meer kennis over heeft. Daarnaast kan specificiteit ook ambigu zijn, zoals blijkt uit het voorbeeld bij (3)5:
5
Voorbeeld ontleend aan Ionin et al. (2008) in ‘Sources of linguistic knowledge in the second language
acquisition of English articles’
15
(3) a. Is de eigenaar van het café ook aanwezig? – Het is mijn buurman en ik moet hem iets zeggen. b. Is de eigenaar van het café ook aanwezig? – Ik heb een klacht.
In zin (3a) is eerst niet duidelijk dat de spreker kennis heeft over de eigenaar. Dit blijkt pas later uit de extra informatie die verschaft wordt. Het kan ook zijn dat de spreker geen kennis heeft over de eigenaar, maar toch de keuze maakt voor het lidwoord de door bijvoorbeeld kennis over de wereld: elk café heeft een eigenaar. De keuze voor een lidwoord hoeft volgens Ionin et al. (2008) dus niet alleen op basis van definietheid te gaan. Het kan zijn dat er met lidwoorden alleen specificiteit wordt gemarkeerd, dit doet een taal zoals Samoaans. Het kan ook zo zijn dat er naast defnietheid ook specificiteit wordt uitgedrukt met een lidwoord, maar dat dit uit de context moet worden afgeleid. (Ionin et al., 2008). Belangrijk is dat talen door specificiteit en definietheid een onderscheid aanbrengen tussen bekende (identifiable) en onbekende (nonidentifiable) informatie. Het niet hebben van lidwoorden in een taal betekent niet dat deze taal niet kan uitdrukken of informatie bekend is of niet. Elke taal kan de informatie markeren, maar het is niet in elke taal verplicht om dit te doen. Er zijn verschillende manieren van markeren. Het Nederlands verplicht een spreker om definietheid te markeren door simple definites, zoals lidwoorden. Voor talen zonder lidwoorden, zoals het Mandarijn, is markering niet verplicht. Maar het is wel mogelijk om definietheid te markeren door gebruik te maken van woordvolgorde (Li & Thompson, 1975; Chen, 2004). Bekende informatie wordt voor het werkwoord geplaatst in een zin en nieuwe informatie wordt erna geplaatst (Yang & Bergen, 2007). Daarnaast kunnen deze talen lexicaal uitdrukken dat een nominale uitdrukking bekend is of nieuw door gebruik te maken van complex definites zoals eigennamen, demonstratieven, possessieven en pronomina voor het markeren van definietheid (Chen, 2004). In veel talen, waaronder alle Romaanse en Germaanse talen, zijn definiete lidwoorden historisch gezien afgeleid van demonstratieven (Chen, 2004; Heine & Kuteva, 2003). Dit proces wordt beschreven in de volgende paragraaf.
2.2 Contactgestuurde taalverandering Dit proces van het ontwikkelen van definiete lidwoorden uit demonstratieven kan niet alleen taal-intern plaats vinden, maar ook gestuurd worden door taalcontact betogen Heine en Kuteva (2003). Grammaticalisatie is een proces waarbij een lexicaal element verandert naar 16
een grammaticaal element of het proces dat een grammaticaal element een nog sterker grammaticale vorm aanneemt. In dit laatste geval functioneert het eens lexicale element als een zelfstandig grammaticaal of syntactisch element. Zo heeft de persoonsvorm ‘ga’ in zin (4a) een beweging in zich. In zin (4b) heeft ‘ga’ niet langer met verplaatsing of beweging te maken. De functie van dit lexicale element is veranderd.
(4) a. Ik ga naar de supermarkt. b. Ik ga erover nadenken.
Dit proces van grammaticalisatie kan ook worden gestuurd door taalcontact. In dat geval wordt een grammaticaal concept uit de ene taal overgebracht naar de andere taal. De totstandkoming van deze conceptuele transfer wordt uitgelegd aan de hand van het voorbeeld van Slavische talen, dat door Heine en Kuteva (2003) wordt beschreven. Slavische talen worden in Oost- en Midden-Europa gesproken. Onder meer Russisch, Pools, Tsjechisch, maar ook Servisch en Sloveens worden tot deze groep talen gerekend. Het zijn talen zonder lidwoorden, maar varianten van Slavische talen met veel contact met Duits, dat wel lidwoorden kent, hebben lidwoorden ontwikkeld. Heine en Kuteva (2003) geven het proces van contactgestuurde grammaticalisatie vereenvoudigd weer zoals in (5). Hierbij wordt een grammaticaal concept uit de model-language (M), naar de replica language (R) wordt overgebracht.
(5) a. Sprekers taal (R) merken grammaticaal concept op in taal (M); categorie Mx. b. Een soortgelijke categorie wordt gevormd (Rx) uit materiaal dat reeds beschikbaar is in R. c. Op basis van universele strategieën van grammaticalisatie gebruikt spreker taal (R) Ry voor het maken van Rx. d. Ry grammaticaliseert tot Rx
Voor Slavische talen zou de ontwikkeling van lidwoorden door beïnvloeding vanuit het Duits zoals in (5) als volgt verlopen zijn: sprekers Slavische taal merken lidwoorden in het Duits op (5a) en kopiëren de kenmerken van deze structuur naar hun eigen taal (5b) en maken hiervoor gebruik van het beschikbare materiaal in de Slavische taal; het telwoord één (5c). De functie van dit telwoord verandert en grammaticaliseert tot indefiniet lidwoord (5d). Hierbij plaatsen Heine en Kuteva (2003: 532) overigens de kanttekening dat het ontwikkelen van lidwoorden 17
een universeel proces is dat in tal van talen plaats heeft gevonden, zonder enig bewijs dat contact hierbij een rol speelde. In het voorbeeld van Heine en Kuteva (2003) lijkt het er echter sterk op dat de ontwikkeling van lidwoorden in Slavische talen contactgestuurd is. Een belangrijk aspect dat net nog niet genoemd is voor het proces van grammaticalisatie is abstractie. Hoe meer een woord zijn specifieke betekenis verliest hoe abstracter het woord wordt. Dit verlies van betekenis wordt desemanticization (‘betekenisverlies’) genoemd en maakt het mogelijk dat de functie van een woord of constructie verandert. Aan de hand van (6) 6 wordt geïllustreerd hoe voor het telwoord één de oorspronkelijke betekenis steeds verder vervaagd. Hierdoor kan één gaan functioneren als indefiniet lidwoord. (6) a. Telwoord ‘één’ Ik heb een uur gedaan over de terug weg. b. Presentatie van nieuwe informatie Zojuist is een man de hoek om gelopen. c. Specifiek indefiniet Sam heeft een huis gekocht vorige maand. d. Niet-specifiek indefiniet Chiel wil een huis kopen in de omgeving van Bolsward, maar heeft nog niks gevonden. e. Generieke markeerder Een goede student studeert minstens 40 uur per week.
Uit de voorbeelden in (6) blijkt dat de betekenis van een steeds minder sterk verbonden wordt met het telwoord. In (6b) is nog duidelijk dat het maar om een persoon gaat en niet om twee, bovendien is er geen algemene uitleg mogelijk van een man: de referent is bekend en specifiek. In (6c) is er ook nog sprake van een specifieke referent, namelijk een huis van iemand waar de spreker meer informatie over heeft. Toch is de verbinding met het telwoord een aan het vervagen en een wordt abstracter zoals Backus et al. (2011) het omschrijven. In (6d) wordt er niet een specifiek huis bedoeld. Het kan elk huis zijn in de omgeving; er is geen beeld bij voor de spreker niet en voor de luisteraar zeker niet. De verbinding met het telwoord
6
Voorbeeld naar idee van vijf fasen van grammaticalisatie (Heine, 1997), waar Backus et al. (2011) gebruik van
heeft gemaakt.
18
is hier minimaal. Bij een generieke markeerder zoals in (6e) wordt een heel abstract gebruikt voor een algemene bewering. Deze voorbeelden van grammaticalisatie en daarmee samenhangende desemantisatie zoals in (5) en (6) hebben voor veel talen plaatsgevonden. Op deze manier konden zoals eerder genoemd bijvoorbeeld definiete lidwoorden onstaan uit demonstratieven. Het proces van grammaticalisatie dat Heine en Kuteva (2003) beschrijven voor (5) beslaat echter een periode van eeuwen aan taalcontact. Door te kijken naar het taalcontact tussen heritagetalen en dominante talen is het mogelijk om voor een veel korter tijdsbestek te kijken hoe effecten van taalcontact synchroon verlopen.
2.3 Synchrone effecten voor contactgestuurde verandering Backus et al. (2011) beschrijven de effecten van taalcontact tussen de dominante taal Nederlands en heritagetaal Turks. In Nederland is er sinds de jaren ’60 van de vorige eeuw een grote gemeenschap van Turken . Backus et al. (2011) laten zien dat er in heritage Turks vaker gebruik wordt gemaakt van het telwoord bir (‘één’) in een indefiniete context. Het Turks kent geen lidwoorden en het telwoord bir gebruiken als indefiniet lidwoord is mogelijk, maar onconventioneel. Wat Backus et al. (2011) zien voor het telwoord bir is dat dit door heritagesprekers veel vaker wordt gebruikt als indefiniet lidwoord: het telwoord krijgt een nieuwe functie en is bezig te grammaticaliseren. In Turks-Turks zinnen vergelijkbaar met (6a), (6b) is het mogelijk om bir te gebruiken. Daarnaast is het wel mogelijk om bir te gebruiken voor niet-specifiek indefiniete referentie zoals in (6d), maar dit komt niet veel voor. In heritage Turks wordt bir echter steeds vaker gebruikt voor zowel niet-specifiek als specieke referentie. Dit komt volgens Backus et al. (2013) door conceptuele transfer van indefinietheid uit het Nederlands, maar enige abstractie van bir draagt hier aan bij. Door deze abstractie is het eenvoudiger mogelijk dat het telwoord bir zijn specifieke betekenis kan verliezen, waardoor het geschikt wordt voor meer contexten. In het heritage Turks zijn door Backus et al. (2013) nog geen voorbeelden van generieke markering gevonden voor het telwoord bir. Dit betekent dat het proces van grammaticalisatie nog niet voltooid is. Voorbeelden van het gebruik van bir in contexten zoals (6c) en (6d) zijn wel gevonden en zijn toe te schrijven aan de invloed van het Nederlands. Het proces van grammaticalisatie van bir is nog gaande en het eindstadium, een established change, is nog lang niet in zicht. Moro (2016) laat voor definietheid een opkomende contactgestuurde verandering zien voor het enclitische element –nya door sprekers van heritage Ambonees Maleis. Het enclitische element –nya kan naast definietheid ook bezit markeren. Het gebruik van –nya als definietheidsmarkeerder is optioneel en komt frequent voor in de heritage variëteit van het 19
Ambonees Maleis (Aalberse & Moro, 2014). Het gegeven dat –nya al definietheid uitdrukt, maakt het een geschikte kandidaat om het concept van definietheid uit het Nederlands te repliceren in heritage Ambonees Maleis. Moro (2016) vindt onder heritagesprekers een verhoogd gebruik van –nya ten opzichte van de homelandsprekers. Moro (2016) schrijft dit enerzijds toe aan transfer van het concept van definietheid uit het Nederlands, maar ook aan de input van heritagesprekers: de eerste generatie in Nederland toonde reeds frequenter gebruik van –nya dan de sprekers op Ambon. In vergelijking met de homelandsprekers heeft er voor heritage Ambonees Maleis een heranalyse van de optie tot possessief markering door nya plaatsgevonden. Er is een sterkere verbinding met het markeren van definietheid gemaakt voor –nya door de heritagesprekers. Het element –nya is nog niet gegrammaticaliseert tot definietheidsmarkeerder, maar er is wel sprake van een contactgestuurde tendens van grammaticalisatie. Naast de invloed van taalcontact, speelt ook de input een belangrijke rol, omdat er ook een verhoogd gebruik gevonden werd voor -nya onder de eerste generatie. Dit onderschrijft het belang van kijken naar de eerste generatie. Om een indefinite lidwoord uit de model language te repliceren, lijkt het voor de hand liggend dat sprekers hiervoor het telwoord één gebruiken. Voor replicatie van definiete lidwoorden, komen demonstratieven in aanmerking (Heine & Kuteva, 2008: 79). Bij Backus et al. (2011) is er voor heritage Turks in Nederland al een tendens waargenomen waarbij bir de verbinding met het telwoord meer en meer verliest (desementicization). Hierdoor kan bir uiteindelijk de functie van indefiniet lidwoord gaan vervullen. Moro (2016) laat voor de contactsituatie tussen Nederlands en Ambonees Maleis zien dat er een tendens gaande is waarbij het concept van definietheid uit het Nederlands wordt gerepliceerd naar heritage Ambonees Maleis. Het enclitische element –nya wordt sterker verbonden met de functie van definietheidsmarkeerder door heritagesprekers van Ambonees Maleis. Het taalcontact tussen heritage Ambonees Maleis en Nederlands, maar ook tussen Nederlands en heritage Turks leidt tot conceptuele transfer vanuit het Nederlands. Deze transfer wordt vaak beschouwd als taalverlies. Een andere invalshoek is echter dat door cross-linguïstische beïnvloeding van een dominante taal een ‘innovatie’ ontstaat (Mougeon et al. 2005). Voor het heritage Turks innoveert het telwoord bir en in heritage Ambonees Maleis innoveert –nya sterker tot een markeerder van definietheid. Voor heritage Wenzhounees zouden soortgelijke tendensen kunnen bestaan. In het volgende hoofdstuk wordt dan ook gekeken naar het tot uitdrukking brengen van (in)definietheid in het Nederlands en het Wenzhounees en mogelijke innovaties voor het telwoord één en complex definites in het Wenzhounees. 20
3. Definietheid in het Nederlands en het Wenzhounees In dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de typologie van de betrokken talen, die bepalend is voor welke linguïstische aspecten in aanmerking komen voor verandering (Backus et al., 2011: 738). Uit de studies naar (in)definietheid van Moro (Aalberse & Moro, 2014; Moro, nog niet gepubliceerd) en Backus et al. (2013) is gebleken dat nominale modificatie een sensitief domein is voor veranderingen onder invloed van het Nederlands. Om tot een verandering te komen, of een van de voorstadia zoals beschreven door Backus et al. (2013), wordt beschikbaar materiaal in de eigen taal sterker in verband gebracht met definietheid, zoals bij Moro (2016) het geval was voor -nya. Het is dan ook mogelijk dat reeds beschikbaar materiaal in het Wenzhounees wordt gebruikt om definietheid uit te drukken. Om te bepalen of er invloed vanuit het Nederlands is op definietheidsmarkering in heritage Wenzhounees, wordt in dit hoofdstuk uitgewerkt hoe definietheid in beide talen wordt gemarkeerd. Omdat het Wenzhounees zowel in het homeland als daarbuiten onder druk staat van het Mandarijn, wordt ook aandacht besteed aan verschillen en overeenkomsten tussen Mandarijn en Wenzhounees. Zo moet duidelijk worden wat de rol van contact met het Nederlands is. Hieruit volgt uiteindelijk welke constructies in heritage Wenzhounees kwetsbaar zijn voor beïnvloeding. Dit leidt tot de formulering van de onderzoeksvraag en hypothesen.
3.1 Definietheid in het Nederlands In het Nederlands wordt een spreker in vrijwel alle gevallen verplicht een nomen overt te markeren op basis van definietheidheid door een determiner (‘determinator’). De keuze voor een determiner hangt af van de kennis die spreker en luisteraar delen (definietheid), maar ook van specificiteit. Voor de markering van nomina worden veelal lidwoorden gebruikt; definiet (de of het) of indefiniet (een/-). Dit wordt in tabel 1 geïllustreerd. Tabel 1. Definietheidsmarkering in het Nederlands
Definiet De man ziet de hond.
Een
Een man ziet een hond.
Het
Het kind ziet het hondje.
Een
Een kind ziet een hondje.
De
De man ziet de honden.
-
Een man ziet honden.
Enkelvoud De
Meervoud
Indefiniet
Het kind ziet de hondjes.
Het kind ziet hondjes.
21
Enkele uitzonderingen waarbij nomina niet worden gemodificeerd door een determiner in het enkelvoud zijn bijzondere gevallen zoals: ‘Man en vrouw zijn één’ of ‘Jan speelt piano’7. Nominale constituenten zonder een vorm van overte (in)definietheidsmarkering worden beschouwd als indefiniet (Lyons, 1999: 33). Dit is bijvoorbeeld ook het geval voor mass nouns (‘ontelbare nomina’) en in het meervoud bij count nouns (‘telbare nomina’). Vergelijk hiervoor de voorbeelden uit (7):
(7) a. Floris drinkt bier. (Bier is een mass noun) b. Konijnen zijn knaagdieren (Knaagdieren; meervoud van count noun knaagdier)
In (7a) heeft bier geen markering van definietheid, maar ook niet van indefinietheid. Derhalve wordt bier als indefiniet beschouwd. Het meervoud van knaagdieren in (7b) is ook indefiniet omdat definietheidsmarkering ontbreekt. Daarbij heeft knaagdieren eerder een generieke betekenis zonder directe referentie. Er wordt een algemene bewering gedaan over een inherente eigenschap van konijnen. Andere manieren om definietheid uit te drukken in het Nederlands, komen voort uit demonstratieven (deze, die, dit en dat) en possessieven (mijn, zijn, haar etc.). Zoals benoemd in hoofdstuk 2 geeft definietheid aan in hoeverre spreker en luisteraar kennis delen. Deze kennis kan textueel zijn en volgen uit het discourse. Maar er bestaat ook kennis van de wereld, ook wel situationele kennis genaamd (Ionin et al., 2008). Dit laatste is bijvoorbeeld het geval als er een superlatief gebruikt wordt, of als er over een object gesproken wordt waar er maar één van is, zoals de zon (Ionin et al., 2008; Chen, 2004). De zin in (7a) laat zien hoe tekstuele kennis bijdraagt aan het markeren van definietheid. Zin (7b) is een voorbeeld van situationele kennis.
(8) a. Ik zag een man lopen op straat. Ineens viel de man. b. Hij zag de zon in de zee zakken en reed terug naar huis.
In (8a) wordt man eerst geïntroduceerd door het indefiniete lidwoord een. Spreker en luisteraar bezitten op dat moment nog geen gedeelde kennis. Vervolgens kan de spreker verdergaan met de man omdat voor de luisteraar bekend is waaraan gerefereerd wordt. In (8b)
7
Deze voorbeelden zijn ontleend aan voorbeelden uit ‘Interpretation of Bare Nominals and Yi Nominals in Mandarin’ door Lan, H. (2011)
22
behoeft zon niet eerst een introductie met een indefiniet lidwoord omdat de zon een uniek object is, waarvan er maar één bestaat. De luisteraar weet dit door kennis van de wereld. Met lidwoorden in het Nederlands wordt tegelijk specificiteit uitgedrukt. Specifieke en niet-specifieke referentie is gebaseerd op het (vermoedelijke) beeld dat een spreker wel of niet heeft van een entiteit (Rozendaal & Baker, 2008: 775). In het Nederlands moet uit de context afgeleid worden of de spreker refereert aan iets specifieks of niet. Vergelijk daarvoor de voorbeelden in (9)8:
(9) a. Ik wil een nieuwe jurk kopen, dus ik ga morgen winkelen. b. Ik wil een nieuwe jurk kopen, ik heb een leuke gezien bij de H&M. c. Waarom draag je de nieuwe jurk die je in Berlijn hebt gekocht niet? Die jurk heb je al een tijd niet gedragen.
In (9a) wordt een nieuwe jurk geïntroduceerd, waar de luisteraar in elk geval nog geen kennis over heeft. Bovendien heeft de spreker zelf ook nog geen specifiek beeld bij de jurk. In (9b) daarentegen heeft de spreker wel een specifiek idee bij de jurk. De luisteraar heeft echter niet dat beeld en voor de interpretatie van specificiteit is de informatie ‘ik heb een leuke gezien bij de H&M’ noodzakelijk. In (9c) heeft niet alleen de spreker een beeld bij de jurk, maar hij/zij weet ook dat de luisteraar kennis heeft over een specifieke jurk. Het is dan ook niet ongepast om gebruik te maken van de demonstratief die. Op basis van specificiteit en het wel of niet bekend zijn van die- of datgene waaraan gerefereerd wordt bij spreker of luisteraar komt de keuze voor een determiner tot stand (Rozendaal & Baker, 2008).
3.2 Definietheid in het Wenzhounees Chinese talen kennen geen lidwoorden en het markeren van indefinietheid of definietheid op een nominale constituent is niet verplicht (Chen, 2004: 1177). In Chinese talen worden dan ook veel kale nomina gebruikt (Chen, 2004; Cheng & Sybesma, 2008). Dit zijn nomina die zonder lidwoorden, telwoorden of demonstratieven voorkomen. Om toch definietheid uit te drukken wordt voornamelijk gebruik gemaakt van lexicale markering of positie (Chen, 2004: 1151). Definietheid wordt duidelijk zichtbaar door lexicale markering door demonstratieven, pronomina, eigennamen, possessieven en universele kwantificeerders (Chen, 2004). Daarnaast is definietheid ook indirect afleidbaar uit woordvolgorde (Li & Thompson, 1975; 8
Voorbeeld ontleend aan voorbeelden uit Rozendaal & Baker (2008) in ‘The acquisition of reference’.
23
Chen, 2004). Afhankelijk van de positie van een nomen ten opzichte van het werkwoord is het nomen namelijk definiet of indefiniet. Bekende informatie wordt voor het werkwoord geplaatst in een zin en nieuwe informatie wordt erna geplaatst (Yang & Bergen, 2007). Zin (10) in het Mandarijn toont het kale object shu ‘book’ in post-verbale positie en de bijbehorende indefiniete interpretatie. Voorbeeld (11) uit het Mandarijn9 illustreert hoe door woordvolgorde de definietheid van shu ‘book’ wordt gemarkeerd:
(10)
Ta
nian-le
shu
He
read-PERF
book
“He has read a book” ‘Hij heeft een boek gelezen’
(11)
Shu
ta
Book he
nian-le read-PERF
“He has read the books’ ‘Hij heeft de boeken gelezen’
Hoewel het Wenzhounees geen modificatie van nomina kent in de vorm van lidwoorden, is het wel verplicht om alle nomina te classificeren. Veel Zuid-Oost Aziatische talen zijn dan ook zogeheten classifier languages (Chen, 2003: 1170). Door classifiers (‘classificeerders’) wordt aangegeven naar wat voor soort entiteit een nomen verwijst (Chen, 2004). Grofweg bestaan er twee soorten classifiers (afgekort ‘Cl’), waarvan één overeenkomt met het Nederlandse maatwoord. In het Nederlands volgt na een telwoord gelijk het nomen, behalve in gevallen van ontelbare woorden zoals water of kleding. Dergelijke nomina vragen om een maatwoord als ze worden gecombineerd met telwoorden (Aalberse en Moro, 2014: 149). Zo wordt voor een glas water het woord glas gebruikt om de maat aan te geven van het ontelbare nomen water. Dit maakt glas een mensural classifier (‘classificeerder van maat’) voor een ontelbaar nomen. Chinese talen classificeren echter alle nomina door het gebruik van sortal classifiers (Aalberse en Moro, 2014: 149). Het verschil met mensural classifiers is dat een sortal classifier niet een eenheid creeërt om een nomen telbaar te maken, maar benoemt wat het nomen semantisch al representeert (Cheng & Sybesma, 2008: 273). Zo draagt het nomen geit al in zich dat het een dier betreft, maar is het gebruik van een sortal classifier zhi ‘dier’
9
Voorbeelden afkomstig uit ‘Interpretation of Bare Nominals and Yi Nominals in Mandarin’ van Lan, H. (2011)
24
verplicht om geit te classificeren voor de uitspraak yi zhi yang (‘een dier.Cl geit’). Hieruit volgt dat er dus zeer veel verschillende specifieke sortal classifiers zijn waarmee nomina, of zekere eigenschappen van het nomen, kunnen worden geclassificeerd. Zin (12) laat voor het Wenzhounees zien dat de eigenschap hoofd van de muis wordt uitgelicht door de classifier deu. Dit is in tegenstelling met het gebruik van de universele classifier in het Wenzhounees (kai) zoals in zin (13):
(12)
Ki
deu
letsi
xu
This
CL
mouse at
hou
k'y
there sleep
‘This mouse was sleeping there’ ‘Deze muis hier sliep’
(13)
Yau
kai
Have CL
letsi
xu
mouse at
hou
ts'I
there look
soy book
‘A mouse was reading a book’ ‘Een muis las een boek’
Nomina die voorafgegaan worden door een classifier (Cl-NP) kunnen een definiete of indefiniete (niet-specifieke) interpretatie krijgen, afhankelijk van hun positie in de zin. Dit is hetzelfde als bij de kale nomina. Plaatsing van een Cl-NP na het werkwoord leidt tot een indefiniete of generieke interpretatie. Voor het werkwoord is een definiete interpretatie mogelijk van een Cl-NP in het Wenzhounees. Hierin verschilt het Wenzhounees van het Mandarijn, dat alleen een niet-specifieke indefiniete interpretatie van Cl-NP laat zien (Cheng & Sybesma, 2008). Het gebruik van een classifier na een telwoord is verplicht in Chinese talen (Aalberse & Moro, 2014; Chen, 2003). Veel indefiniete lidwoorden zijn ontstaan uit telwoorden (Heine & Kuteva, 2003; Chen, 2003) en in het Mandarijn komt ‘yi “één” + classifier’ het meest in de buurt van een indefiniet lidwoord. Aan de hand van de verschillende fasen van grammaticalisatie laat Chen (2003) namelijk zien dat ‘yi + classifier’ in het Mandarijn in een proces van grammaticalisatie verwikkeld is. Hierbij wordt opgemerkt dat yi ‘een’ in de fasen zoals beschreven bij (3) wordt weglaten bij c t/m e (2003: 1171). Chen (2004) betoogt dat het telwoord yi het eindstadium van grammatialisatie in een indefiniet lidwoord heeft bereikt, ook al is ‘yi + classifier’ dus niet meer zichtbaar in de laatste stadia (2004: 1177). Wat dan overblijft is een Cl-NP die zoals zojuist beschreven een definiete interpretatie kan krijgen bij 25
plaatsing voor het werkwoord (bekende informatie). De interpretatie is indefiniet (nieuwe informatie) en niet-specifiek bij plaatsing na het werkwoord. Door het wegvallen van yi ‘een’ is de lezing indefiniet, maar is onduidelijker of er specificiteit mee uitgedrukt wordt. Het Wenzhounees verschilt dus van het Nederlands in nominale modificatie. Waar classifiers een veelvoorkomende manier van modificatie zijn in het Wenzhounees, kent het Nederlands dit nauwelijks, op mensural classifiers na. Daarbij beschikt het Wenzhounees niet over lidwoorden om informatie te geven over een nomen en inhoeverre spreker en luisteraar kennis delen over hetgeen waaraan gerefereerd wordt. Markering van definietheid in het Wenzhounees geschiedt lexicaal door modificatie van nomina door bijvoorbeeld possessieven en demonstratieven, die van zichzelf definietheid dragen. Deze manier van modificatie en uitdrukken van definietheid komt overeen met het Nederlands. Afwijkend van het Nederlands is het markeren van definietheid door positie in het Wenzhounees, waarbij definiete (bekende) referentie voor het werkwoord wordt geplaatst en indefiniete (nieuwe) referentie erna.
26
4. Onderzoeksvraag Uit de theorie in de vorige hoofdstukken is gebleken dat Nederlands dominant is voor sprekers van heritage Wenzhounees. Als gevolg hiervan kan beïnvloeding ontstaan vanuit het Nederlands op het heritage Wenzhounees voor het domein van nominale modificatie, waar deze twee talen van elkaar verschillen. Eerdere taalcontactstudies laten voor dit domein zien dat er beïnvloeding heeft plaatsgevonden (Heine en Kuteva, 2003) of gaande is (Backus et al., 2011; Moro, 2016). Als gevolg van het intensieve contact tussen Nederlands en Wenzhounees kan definietheid, dat bepalend is voor modificatie van nomina in het Nederlands, worden overgenomen in de heritagetaal. Iets soortgelijks vond Moro (2016) voor het heritage Ambonees Maleis in Nederland. Door dominantie van het Nederlands is de complex definite markeerder –nya meer gaan functioneren als een gewone determiner in heritage Ambonees Maleis. Lippe (2015) vond al een effect voor toename van modificatie bij de tweede generatie sprekers van Wenzhounees in Nederland in vergelijking met de eerste generatie. Om te onderzoeken wat het effect is van het Nederlands als dominante taal wordt het onderzoek van Lippe (2015) deels gerepliceerd. Daar wordt data van homelandsprekers aan toegevoegd om te kunnen onderzoeken in hoeverre het Nederlands het proces van taalverandering stuurt. De onderzoeksvraag is dan ook als volgt geformuleerd:
I. In hoeverre wordt nominale modificatie in heritage Wenzhounees beïnvloed door het Nederlands?
De eerste hypothese die bij deze onderzoeksvraag hoort, heeft betrekking op het domein van definietheid,
(1) De tweede generatie sprekers Wenzhounees in Nederland modificeert nomina frequenter dan eerste generatie Wenzhounese sprekers in Nederland.
Definietheid wordt in het Nederlands verplicht tot uitdrukking gebracht in tegenstelling tot het Wenzhounees. Onder druk van deze duidelijk zichtbare overte markering van definietheid in het Nederlands, wordt verwacht dat bij de tweede generatie een sterkere voorkeur is voor het gebruik van gemodificeerde nomina dan kale nomina. Daarnaast zal door dominantie van het Nederlands geprobeerd worden om de categorie van definietheid te repliceren in het Wenzhounees. Twee mogelijke manieren om dit te doen zijn door gebruik te maken van
27
demonstratieven of possessieven. Deze complex definites bezitten al de eigenschap van definietheid en komen daarom in aanmerking om hun functie uit te breiden naar die van overte definietheidsmarkeerder. Verwacht wordt dat de tweede generatie in een context waarin bekende informatie wordt gedeeld, meer gebruik gemaakt wordt van demonstratieven of possessieven. De potentiële markeerder van indefinietheid in het Wenzhounees is de constructie van ‘yi + classifier’. Chen (2004) beargumenteert dat dit telwoord zich in het Mandarijn al ontwikkelt tot indefiniet lidwoord. In het Wenzhounees is dit eveneens de aangewezen kandidaat van waaruit een indefiniet lidwoord kan worden ontwikkeld onder druk van het Nederlands. De verwachting is dan ook dat de tweede generatie indefinietheid meer tot uitdrukking wil brengen en hiervoor het telwoord één zal gebruiken. In de context van nomina die voor het eerst gepresenteerd worden (nieuwe informatie), zal deze generatie dan ook vaker ‘yi + classifier’ gebruiken. De voorspellingen op een rij zijn:
(a) Er worden meer gemodificeerde nomina gebruikt dan kale nomina in beide contexten door de tweede generatie in Nederland. (b) Demonstratieven worden vaker gebruikt bij nomina waarvan al duidelijk is waar ze aan refereren door de tweede generatie in Nederland. (c) Possessieven worden vaker gebruikt in already mentioned context door de tweede generatie in Nederland. (d) ‘yi + classifier’ is een potentiële markeerder van indefinietheid en wordt meer in first mention context gebruikt door de tweede generatie in Nederland. (e) Uit de studie van Chen (2004) blijkt dat bij constructies met ‘yi + classifier’ ‘yi’ voor de laatste stadia van grammaticalisatie veelvuldig wordt weggelaten. Bij een Cl-NP is het dus niet duidelijk zichtbaar of ‘yi’ weggelaten is of niet. De voorspelling is dat Cl-NP door de tweede generatie sterker in verbinding gebracht wordt met first mention context vanwege mogelijke weglating van yi.
Omdat een verandering niet alleen contactgestuurd hoeft te zijn, maar ook taalintern al in ontwikkeling kan zijn, wordt de eerste hypothese aangepast voor de homelandsprekers. Op deze manier kan getoetst worden in hoeverre er al veranderingen tussen de eerste en tweede generatie homelandsprekers gaande zijn. De tweede hypothese kent dezelfde verwachtingen en voorspellingen als de eerste, hierbij wordt dan niet uitgegaan van beïnvloeding vanuit het Nederlands, maar taalinterne grammaticalisatie. De tweede hypothese luidt dan ook als volgt:
28
(2) De tweede generatie sprekers Wenzhounees in China modificeren nomina frequenter dan eerste generatie Wenzhounese sprekers in China.
Niet allen de factor taalcontact of taalinterne processen van grammaticalisatie kunnen verantwoordelijk zijn voor taalverandering. Het is ook mogelijk dat de kwaliteit van input in Nederland al verschilt van de input in het homeland (Rothman & Pires, 2009). Het is dan ook van belang om beide eerste generaties tegenover elkaar te zetten en te kijken of taalverandering door taalcontact met het Nederlands niet al in gang gezet is bij de eerste generatie sprekers Wenzhounees in Nederland. Daarom is de derde hypothese:
(3) Eerste en tweede generatie sprekers Wenzhounees in Nederland gebruiken meer nominale modificeerders in vergelijking met de generaties homelandsprekers.
Als er daadwerkelijk sprake is van enkel contactgestuurde verandering, betekent dit dat de tweede generatie sprekers Wenzhounees in Nederland een categorie uit het Nederlands overneemt. Als de tweede generatie sprekers in Wenzhou echter eenzelfde patroon laat zien als de tweede generatie in Nederland, dan kunnen er twee processen gaande zijn: taalinterne grammaticalisatie en contactgestuurde verandering.
29
5. Methode Dit hoofdstuk beschrijft de methode die gebruikt is voor dit onderzoek. Om te onderzoeken of er een toename is in gebruik van nominale modificatie door heritagesprekers en of dit contactgestuurd kan zijn, is een case study uitgevoerd met behulp van data die is verzameld in het kader van het ‘Traces of Contact Project’10. In dit project is voor diverse heritagetalen in Nederland gekeken naar taalveranderingen door beperkte input, beperkt gebruik en transfer vanuit het Nederlands bij heritagesprekers. Het Wenzhounees is een van de heritagetalen waarvoor data is verzameld. Dit is uitgewerkt in ELAN11 door Xiaoli Dong, maar behalve door Lippe (2015) nog niet verder onderzocht. Allereerst volgt een beschrijving van de participanten. Vervolgens wordt de elicitatieprocedure uitgewerkt. Als laatste wordt een overzicht gegeven van de verwerking van de verzamelde data.
5.1 Participanten De participanten (n=20) zijn per familie verzameld. Dit houdt in dat een ouder (40-55 jaar) en een kind (16-24 jaar) hebben meegewerkt aan het onderzoek. De groep kinderen (n=10) vormt de tweede generatie sprekers van Wenzhounees, de eigenlijke heritagesprekers. Als eerste taal hebben zij Wenzhounees geleerd. Dit wordt thuis ook nog gesproken. Deze groep is dominant in het Nederlands en spreken dit buitenshuis. Daarnaast beheersen zij Engels en in veel gevallen ook Mandarijn. De eerste generatie Chinezen in Nederland in deze studie (n=10) is op latere leeftijd naar Nederland gekomen. Zij spreken naast Wenzhounees vooral Kantonees en soms Mandarijn. In China zijn de data verzameld via een medisch centrum in Wenzhou. Hierbij is gelet op overeenkomst in leeftijden tussen de eerste en tweede generaties met de Nederlandse families. Zowel de eerste als tweede generatie beheerst Mandarijn en daarnaast vermoedelijk Engels. Voor deze families geldt eveneens dat zij Wenzhounees niet of nauwelijks in het publieke domein spreken, waar Mandarijn dominant is. In deze studie is data van vijf families homelandsprekers gebruikt (n=10) en vijf families in Nederland (n=10). Het aantal sprekers per generatie is hierbij gelijk verdeeld: n=5 per generatie.
10
Het Traces of Contact programma wordt geleid door Pieter Muysken (Radboud Universiteit Nijmegen).
Onderzoek naar heritagetalen is onderdeel van het subproject ‘Multilingualiteit in Nederland’, waar deze scriptie overigens geen deel van uitmaakt. 11
Programma voor taalkundige annotaties bij video- en audiobronnen
30
5.2 Elicitatieprocedure De dataset in deze studie bestaat uit beschrijvingen van videoclips die tijdens het kijken ervan door de participanten werden beschreven. De clips zijn onafhankelijk van elkaar en toonden echte personen en objecten, maar er waren ook diverse cartoons van een antropomorfe muis en olifant. Een overzicht van deze clips is te zien in appendix I. Nomina zijn in navolging van Moro (2016) gescoord op already mentioned (‘eerder genoemd’) en first mention (‘voor de eerste keer genoemd’). Met already mentioned wordt dus bedoeld dat duidelijk is waaraan gerefereerd wordt. Bij first mention is er nog geen duidelijk referent. De verwachting is dat adnominale markeerders die bepaaldheid markeren (demonstratieven en possessieven) vaker gebruikt worden in de context van already mentioned en ‘yi + classifier’ of Cl-NP bij first mention. Het gebruik van videoclips zorgt ervoor dat demonstratieven in de beschrijvingen veelal anaforisch (verwijzen naar een eerder genoemde antecedent) zijn. Bovendien zorgt het ervoor dat specificiteit geen rol van betekenis speelt omdat participanten refereren aan personen of objecten in de videoclips en die zijn daarom per definitie specifiek12.
5.3 Verwerking data Voor het classificeren van de woorden in ELAN is het volgende systeem gehanteerd. Alle constituenten die nominaal zijn of zo gebruikt zijn, zijn als nominale constituent vermeld. Pronomina zoals 3rd pp (3e persoon enkelvoud) zijn wel vermeld als nominale constituent, maar vanwege het ontbreken van een nomen dat gemodificeerd kan worden, is dit verder niet verdeeld over de verschillende categorieën. Een nomen is kaal als er geen lidwoorden, telwoorden, demonstratieven of andere woorden op de positie voor het nomen staan. Potentiële overte markeerders van (in)definietheid die voor een nomen staan zijn gecodeerd: classifier (‘classificeerder’) of numeral (‘telwoord’). Bij numerals zijn alle telwoorden meegenomen, maar hierbij is yi+classifier (‘telwoord een’) apart bijgehouden. Overte markeringen van definietheid zoals determiners (‘demonstratieven’) en possession (‘possessieven’) zijn apart gecodeerd, maar vormen bij elkaar de categorie van simple definites. Daarnaast zijn er nog categorieën meegenomen die overte markering kunnen hinderen doordat ze de positie voor het nomen vullen, hierbij is een onderscheid gemaakt voor determiner other (‘kwantificeerders’) of GEN (‘genitief’).
12
Definiete en specifieke nomina verschillen in semantische eigenschappen. Een specifiek nomen is niet per se
definiet. Specifieke nomina kunnen namelijk referenen aan een entiteit of eigenschappen ervan, die alleen bij de spreker bekend zijn, maar niet bij de luisteraar, en daarmee indefiniet zijn.
31
Om inzicht te krijgen in interferentie en vaardigheid in het Wenzhounees is gecodeerd op one word utterances (‘uiting van een woord’) en code switch (‘wisseling van taal’). Code switch is gecodeerd voor elke uiting in een andere taal dan Wenzhounees. Veel gebruik van one word utterances geeft aan dat de participant moeite heeft met het vinden van de juiste woorden en daardoor wellicht moeite heeft met het vormen van zinnen. Code switches geven inzicht in interferentie van talen. Een code switch in het Nederlands kan bijvoorbeeld betekenen dat eenparticipant het Wenzhounese woord ervoor niet kan vinden, niet kent of dat het Nederlands ‘geactiveerd’ is. Nomina die ingebed waren in een constructie in het Wenzhounees zijn volledig uitgewerkt. Nomina die genoemd zijn in een volledige zin in een andere taal zijn niet volledig verdeeld over de categorieën, maar enkel vermeld bij nominale constituent en code switch. One word utterances zijn uitingen waarbij er een enkel woord wordt genoemd. Dit woord kan gemodificeerd zijn of niet. Om interpretatie van (in)definietheid mogelijk te maken, is er gecodeerd op first mention om aan te geven dat een nomen voor het eerst genoemd wordt en er nieuwe informatie gepresenteerd wordt. Dit is een context die als indefiniet beschouwd kan worden. Already mentioned is gebruikt voor nomina die al eerder genoemd waren in hetzelfde filmpje en waarmee bekende informatie werd gedeeld. Deze bekende informatie wordt als definiet geïnterpreteerd. Nominale constituenten met een possessief en een nomen dat voor het eerst werd genoemd, zoals zijn staart, zijn in de analyse meegenomen als already mentioned. Het nomen staart is weliswaar nieuwe informatie, maar geldt als inalienable possession van bijvoorbeeld een eerder genoemde muis. De staart bestaat niet zonder de muis en is met het noemen van muis al geïmpliceerd aanwezig. In dergelijke gevallen is dan ook op already mentioned gecodeerd. Als het onduidelijk was of een nomen refereerde aan een reeds genoemd nomen, dan is dit als unclear first/already mentioned (‘onduidelijk eerst keer of eerder genoemd’) gecodeerd. Deze score is tevens toegekend aan de eerste keer dat de muis of de olifant in een filmpje verscheen anders dan de eerste clip, tenzij expliciet werd benoemd dat een van beide figuurtjes werd herkend (bijvoorbeeld ‘Daar is de muis weer’). De nomina die als unclear first/already mentioned zijn gecodeerd zijn niet meegenomen in de analyse. In tabel 1 wordt de manier van scoren in ELAN verduidelijkt.
32
Tabel 1. Overzicht van scores in ELAN
Score
Betekenis
Voorbeeld
Kaal nomen
De positie voor het nomen is
Lets'ei-xu-hou-ts'i-soy.
niet gevuld
Muis zit daar kijk boek. ‘De muis leest een boek’
Classifier
Numeral
Elke mogelijke classificeerder
Hi-kai-niki
voor een nomen, sortal,
Die CL.man
mensural of universal.
‘Die man’
Telwoorden zoals een, twee of
Yi-kai-meimei
drie.
Een CL.kind ‘Een kind’
Determiner
Demonstratieven zoals deze,
Hi-kai-niki
die, dit en dat voor een nomen.
Die CL.man ‘Die man’
Possession
GEN
Uitdrukking van bezit,
Gi-zi-mi
bijvoorbeeld bezittelijk
3e persoon enkelvoud zelf gezicht
voornaamwoorden zoals zijn.
‘zijn gezicht’
Genitieven
Hhong-ki-yie Rode.GEN.kleren ‘Rode kleren’
Determiner other
Kwantificeerders zoals
Lengnga-yi-kai-hava
sommige of geen.
Een ander een CL.kind ‘Een ander kind’
Code switch
Het invoegen van woorden of
Hi-kai(Mandarijn Chinees:daxiang)
uitingen in een andere taal dan
Deze CL.olifant
de doeltaal Wenzhounees.
‘Deze olifant’
One word
Uiting die bestaat uit een
Pengku...
utterance
enkele constituent.
Appel... ‘Appel’
33
Aan de hand van afbeelding 1 wordt uitgelegd hoe scores aan nomina uit de zin ‘This mouse was lying under the tree, sleeping’ zijn toegekend. Deze zin hoort bij afbeelding 3 uit appendix I. Allereerst zijn de nominale constituenten ki letsi (‘deze muis’) en zoy (‘boom’) genoteerd. Omdat dit niet het eerste filmpje is met daarin de muis, is onduidelijk of de participant de muis herkent uit een eerder filmpje. Ki letsi (‘deze muis’) is dan ook vermeld bij de categorie unclear first/already mentioned. Zoy (‘boom’) is niet gemodificeerd en daarom geplaatst bij ‘kale nomina’. Bovendien is dit de eerste keer dat zoy (‘boom’) wordt genoemd: first mentioned (sic.). Letsi (‘muis’) wordt gemodificeerd door ki (‘deze’). Dit is bij de categorie determiner aangegeven. Uit deze afbeelding blijkt eveneens dat zoy (‘boom’) ook gecodeerd is op inanimate (‘niet-bezield’). Deze categorie is bedoeld om aan te geven of een nomen verwijst naar een bezielde entiteit of niet. Hierbij zijn antropomorfe dieren en personen gerekend als bezield. Alle overige nomina zijn niet-bezield. Deze categorie is niet meegenomen voor de analyse, maar wel beschikbaar voor vervolgonderzoek. Daarnaast zijn de nomina gecodeerd op positie in de zin. Omdat Chinese talen definietheid door positie kunnen uitdrukken is hierop gecodeerd. Aangezien dit onderzoek zich richt op overte markering van definietheid is dit verder niet meegenomen in de analyse. De vooropplaatser DE in het Wenzhounees is eveneens gecodeerd voor mogelijk vervolgonderzoek, maar niet meegenomen in de analyse.
34
Afbeelding 1: Voorbeeld van scores in ELAN
35
6. Resultaten In dit hoofdstuk worden de resultaten van de groepen voor het gebruik van verschillende potentiële markeerders van overte (in)definietheid beschreven. In de eerste sectie wordt gekeken naar de verschillen tussen eerste en tweede generatie sprekers in Nederland. Hiermee wordt de eerste hypothese dat heritagesprekers nomina vaker modicficeren getoetst. In de tweede sectie worden de verschillen tussen de generaties homelandsprekers uitgewerkt. Hierdoor wordt duidelijk of de tweede hypothese die betrekking heeft op mogelijke taalinterne verandering houdbaar is. In de laatste sectie volgt een vergelijking tussen de generaties homelandsprekers en de twee generaties sprekers in Nederland om te kijken of er voor de eerste generatie in Nederland niet al veranderingen in gang gezet zijn die de input van de tweede generatie heeft beïnvloed.
6.1 Nederland – eerste versus tweede generatie De eerste generatie sprekers van Wenzhounees in Nederland (NL1) heeft in totaal 969 nominale constituenten geproduceerd. Zoals in de methode genoemd vallen hier bijvoorbeeld pronomina onder, maar deze worden buiten beschouwing gelaten bij gebrek aan een nomen dat gemodificeerd kan worden. Het aantal nominale constituenten is hierdoor ook hoger dan kale nomina en gemodificeerde nomina bij elkaar opgeteld. Voor de tweede generatie sprekers van Wenzhounees in Nederland (NL2) zijn er 1100 nominale constituenten gecodeerd. De verdeling van kale nomina en gemodificeerde nomina voor beide groepen staat in tabel 2 in aantallen. De kale en gemodificeerde nomina zijn hierbij nog niet verdeeld over de verschillende contexten: first mention, already mentioned of unclear first/already mentioned. Tabel 2. Overzicht aantal constituenten en nomina per generatie in Nederland
Nominale constituenten
Kale nomina
Modificatie
Code switches
NL1
969
423
382
9
NL2
1100
373
522
35
Nomina die als unclear first/already mentioned zijn gecodeerd zijn niet meegenomen in de resultaten. Bij de eerste generatie is 8,1% van de kale nomina buiten beschouwing gelaten omdat deze als unclear first/already mentioned zijn gecodeerd. Voor nomina met modificatie bedroeg dit 6,4% van de nomina. Bij de kale nomina van de tweede generatie is 6,7% als unclear first/already mentioned gecodeerd. Voor nomina met modificatie was dit 8,0%. 36
Daarbij laat tabel 2 zien hoe vaak er code switch is genoteerd voor NL1 en NL2. NL1 heeft in 9 gevallen een code switch getoond, hiervan waren 7 in het Mandarijn, 1 in het Engels en 1 in het Nederlands. Voor NL2 zijn er veel meer code switches gecodeerd. Hiervan waren 19 in het Mandarijn, 10 in het Engels en 6 in het Nederlands. Voor NL2 is er dus wellicht meer sprake van interferentie van verschillende talen. Grafiek 1 toont de resultaten van de Nederlands-Wenzhounese sprekers per categorie en generatie uitgesplitst voor first mention en already mentioned. Rechts van de grafiek staan de verschillende categorieën van nominale modificatie. De categorie kaal bevat nomina zonder enige vorm van modificatie. In de categorie classifier zijn alle nomina opgenomen die enkel met een classifier verschenen. Onder demonstratives zijn alle demonstratieven die met of zonder classifier werden gebruikt (zowel ‘deze.CL.man’ als ‘deze man’ is correct). De categorie possession bestaat uit possessieven die met of zonder een genitief voorkwamen (‘zijn staart’ of ‘zijn.GEN.staart’). In de categorie overig zijn alle andere manieren van nominale modificatie opgenomen: genitieven (‘olifant.GEN.kussen’), adjectivale markering (‘rode kleren’), overige telwoorden (‘drie kinderen) of kwantificeerders (‘alle kinderen’). Deze laatste categorie van overige modificatie is meegenomen om een volledig beeld te geven van de modificatie. In dit onderzoek staan echter de categorieën kaal, classifiers, demonstratives, possession en yi +classsifier centraal. Grafiek 1. Scores Nederlands-Wenzhounese sprekers per generatie en context 100% 90% 80% 70% Overig
60%
Yi + classifier 50%
Possession
40%
Demonstratives
30%
*
Classifier
*
Kaal
20% 10% 0% NL1
NL2 First mention
NL1
NL2
Already mentioned
37
Voor de eerste hypothese is de verwachting dat de tweede generatie sprekers Wenzhounees in Nederland (NL2) frequenter nomina modificeert dan de eerste generatie Wenzhounese sprekers in Nederland (NL1). Dit betekent allereerst dat NL1 meer kale nomina gebruikt in beide contexten. Daarnaast betekent dit dat er voor de first mention context geprobeerd wordt indefinietheid overt te markeren door het telwoord één. Overte modificatie voor de already mentioned context kan verlopen via complex definites. Om te testen of er een verschillen zijn in voorkeur tussen beide groepen, is er elke keer een chi-kwadraat test met Yates’ continuiteitscorrectie gebruikt met α = .05 als criterium voor significantie. In gevallen waar een of meer subsample sizes (‘sub-steekproefgroottes’) kleiner dan 10 was, wordt de waarde die volgt uit de Fisher’s Exact Test genoteerd. Voor Grafiek 1 laat zien dat NL1 inderdaad een sterkere voorkeur heeft voor het gebruik van kale nomina dan NL2. Een chi-kwadraat toets laat zien dat NL1 sterker een voorkeur heeft voor kale nomina de first mention context, X2 (1, N=598)=6.3, p=.01, en de already mentioned context X2 (1, 962)=9.3, p=.002. Tegelijk betekent dit dus dat NL2 zoals verwacht frequenter nomina modificeert en met name voor de already mentioned context. Waaruit deze modificatie bestaat, wordt in grafiek 2 nader bekeken en aan de hand van deze grafiek verder uitgelegd.
Grafiek 2. Modificatie Nederlands-Wenzhounese sprekers per generatie en context 100% 90% 80% 70%
*
60%
Overig Yi + classifier
50%
Possession
40%
Demonstratives
*
30%
Classifier
20% 10% 0% NL1
NL2 First mention
NL1
NL2
Already mentioned
38
De context waarvan verwacht wordt dat definietheid wordt uitgedrukt op nominale constituenten is de already mentioned context. Linguïstisch materiaal in het Wenzhounees dat al definietheid draagt (de zogeheten complex definites) en beschikbaar is om de categorie van definietheidsmarkering uit het Nederland te repliceren, zijn demonstratieven en possessieven. Grafiek 2 laat zien dat demonstratieven door NL1 vrijwel gelijk gebruikt worden in beide contexten. Voor het gebruik van demonstratieven laat grafiek 2 echter zien dat NL2 demonstratieven zoals verwacht veel frequenter gebruikt dan NL1 in de already mentioned context. Een chi-kwadraat toets laat een sterk significant verschil zien, X2 (1, N=962)=37.74, p<.001. Voor de first mention context, waar indefinietheid gemarkeerd wordt, is er voor demonstratieven zoals verwacht dan ook geen verschil tussen de generaties, X2 (1, N=598)=0.10, p=.75. Het gebruik van possessieven in de first mention context is nagenoeg gelijk. Voor beide generaties is het aantal geobserveerde aantallen gelijk en kleiner dan 10, (n=5). Een Fisher’s Exact Test laat geen verschil zien tussen beide generaties (p=1.00). Dit is ook niet de context waar definietheid uitgedrukt wordt of waar verschillen tussen de generaties worden verwacht. In de already mentioned context blijkt er echter ook geen verschil te zijn tussen NL1 en NL2 voor het gebruik van possessieven, X2 (1, N=962)=0.24, p=.62. Dit is anders dan wat Moro (2016) vond voor het Ambonees Maleis, waar de markeerder van bezit –nya vaker voor het markeren van definietheid werd gebruikt.De rol van het markeren van definietheid wordt voor heritage Wenzhounees dus eerder overgenomen door de demonstratief dan de possessief. Van de twee mogelijke manieren om definietheid te markeren, blijkt namelijk alleen de demonstratief significant meer gebruikt te worden door de tweede generatie. De tweede generatie sprekers in Nederland legt voor demonstratieven dus sterker de verbinding met het markeren van definietheid. Dit lijkt dus wel op de tendens die Moro (2016) vond voor de complex definite –nya in heritage Ambonees Maleis die meer als simple definite gaat functioneren, met als verschil dat –nya geen demonstratief is. De potentiële markeerder voor indefinietheid in het Wenzhounees is de constructie van ‘yi + classifier’. Een toename in het gebruik van ‘yi + classifier’ wordt verwacht voor de context waar nieuwe informatie wordt gepresenteerd: de first mention context. Grafiek 2 laat hier een verhoogd gebruik zien van ‘yi + classifier’ door NL2. Dit past bij de tendens die verwacht werd. Een Fisher’s Exact Test laat zien dat NL2 niet significant verschilt van NL1 voor het gebruik van ‘yi + classifier’ in first mention context (p=.08). Dit valt wellicht deels te verklaren doordat het geobserveerde aantal voor de eerste generatie kleiner is dan 10 (n=5). Hetzelfde geldt voor beide generaties voor het gebruik van ‘yi + classifier’ in de already mentioned context. Een Fisher’s Exact Test laat zien dat er geen significant verschil tussen 39
beide generaties (p=1.00). Hierbij moet opgemerkt worden dat het geobserveerde aantal voor de eerste generatie kleiner dan 10 is (n=2). Hetzelfde geldt voor de tweede generatie: het aantal keren dat ‘yi + classifier’ is geobserveerd is kleiner dan 10 (n=2). Het resultaat komt echter overeen met de verwachting dat ‘yi + classifier’ geassocieerd wordt met indefinietheid en derhalve niet in een already mentioned context past. Dan volgt nog de categorie van classifiers. Hiervoor laat grafiek 2 zien dat de eerste generatie in beide contexten meer gebruik maakt van deze constructie. Een chi-kwadraat test laat zien dat NL1 in already mentioned context sterker een voorkeur toont voor het gebruik van classifiers, X2 (1, N=962)=8.91, p=.003. Voor de first mention context is die verschil tussen NL1 en NL2 niet significant X2 (1, N=598)=0.01, p=.94. Een Cl-NP kan in het Wenzhounees in zowel een definiete als indefiniete context gebruikt worden, zoals de resultaten ook laten zien: Cl-NP wordt in zowel already mentioned als first mention context gebruikt. De interpretatie is afhankelijk van de positie van het werkwoord, maar daarbij kan het ook nog zo zijn dat yi weggevallen is (Chen, 2004). Dat er in already mentioned context een significant verschil is in voorkeur tussen NL1 en NL2 voor het gebruik van classifiers, kan betekenen dat NL2 het gebruik van classifiers niet zo sterk verbindt met deze context. De associatie voor deze constructie ligt sterker bij de first mention context voor NL2. Dit zou aan kunnen sluiten bij de verwachting dat deze constructie net als in het Mandarijn bezig is te grammaticaliseren, maar dat dit door weglating niet duidelijk zichtbaar wordt voor first mention context in deze resultaten.
6.2 China – eerste versus tweede generatie Om inzicht te krijgen of en in hoeverre verandering in nominale modificatie alleen in Nederland optreedt, wordt in deze paragraaf gekeken naar overeenkomsten en verschillen tussen de eerste en tweede generatie homelandsprekers. Verschillen in deze resultaten wijzen in de richting van taalinterne processen van verandering. De verdeling van kale nomina en gemodificeerde nomina voor beide groepen staat in tabel 3 in aantallen. De kale en gemodificeerde nomina zijn hierbij nog niet verdeeld over de verschillende contexten. De eerste generatie homelandsprekers (WEN1) heeft in totaal 654 nominale constituenten geproduceerd. Net als bij de Nederlands-Wenzhounese sprekers, zijn hierbij onder meer pronomina meegerekend, maar dergelijke woorden worden niet meegenomen in de analyse. Voor de tweede generatie homelandsprekers (WEN2) zijn 885 nomina gecodeerd.
40
Tabel 3. Overzicht aantal constituenten en nomina per generatie in Wenzhou
Nominale constituenten
Kale nomina
Modificatie
Code switches
WEN1
654
342
222
3
WEN2
885
402
349
32
Daarnaast zijn de nomina die als unclear first/already mentioned zijn gecodeerd, niet meegenomen in de resultaten. Bij de eerste generatie is 7,6% van de kale nomina buiten beschouwing gelaten hierdoor. Voor nomina met modificatie bedroeg dit 8,6% van de nomina. Bij de kale nomina van de tweede generatie is 7,2% als unclear first mention/already mentioned gecodeerd. Voor nomina met modificatie was dit 9,5%. Het gebruik van code switches is voor WEN1 3 maal gecodeerd, het betrof in alle gevallen een switch naar Mandarijn. Voor WEN2 zijn er meer code switches gecodeerd. Hiervan waren 31 in het Mandarijn en 1 in het Engels. Dit laat voor WEN2 zien dat er sprake is van interferentie tussen Mandarijn en Wenzhounees tijdens het spreken. In grafiek 3 worden de resultaten getoond van de homelandsprekers per categorie en generatie uitgesplitst voor first mention en already mentioned. Rechts van de grafiek staan de verschillende categorieën van nominale modificatie. Deze zijn hetzelfde als bij grafiek 1. Grafiek 3. Scores homelandsprekers per generatie en context 100% 90% 80% 70% Overig
60%
Yi + classifier 50%
Possession
*
40%
Demonstratives Classifier
30%
Kaal
20% 10% 0% WEN1
WEN2 First mention
WEN1
WEN2
Already mentioned
41
Voor de tweede hypothese is de verwachting dat de tweede generatie sprekers Wenzhounees in Wenzhou (WEN2) frequenter nomina modificeert dan de eerste generatie Wenzhounese sprekers in Wenzhou (WEN1). Dit betekent allereerst dat WEN1 meer kale nomina dan WEN2 gebruikt in beide contexten. Daarnaast zou dit betekenen dat er voor de first mention context vaker gebruik wordt gemaakt van ‘yi +classifier’ om zo indefinietheid overt te markeren. Overte modificatie voor de already mentioned context kan verlopen via complex definites, voor deze categorieën wordt dan ook gekeken of er een voorkeur is om definietheid te markeren door meer gebruik te maken van demonstratieven of possessieven. WEN1 gebruikt kale nomina vaker dan WEN2 in beide contexten, maar een chikwadraat test laat alleen een signifcant verschil in voorkeur zien voor de already mentioned context, X2 (1, N=659)=5.44, p=.02. Voor first mention context is dit verschil X2 (1, N=545)=1.22, p=.27. Voor nomina die een bekende (definiete) interpretatie krijgen, laat WEN1 dus een sterkere voorkeur zien voor kale nomina dan WEN2. Omgekeerd betekent dit dat WEN2 voor deze context een voorkeur laat zien voor het modificeren van nomina. Waaruit deze modificatie bestaat wordt in grafiek 4 nader bekeken en geïnterpreteerd.
Grafiek 4. Modificatie homelandsprekers per generatie en context 100% 90% 80%
* *
70%
*
60%
Overig
50%
Yi + classifier
40%
Possession
30%
Demonstratives
*
Classifier
20% 10% 0% WEN1
WEN2 First mention
WEN1
WEN2
Already mentioned
De twee mogelijke categorieën waar verandering in definietheidsmarkering wordt verwacht voor de already mentioned context zijn demonstratieven en possessieven. Uit deze complex definites kunnen taalintern overte definietheidsmarkeerders worden ontwikkeld. Het is hierbij 42
relevant om te bedenken dat een toename van gebruik van demonstratieven of possessieven voor definietheidsmarkering niet door invloed vanuit het Manderijn kan komen, maar wijst in de richting van taalinterne ontwikkelingen. Grafiek 4 laat zien dat WEN2 in de definiete en indefiniete context meer gebruikmaakt van demonstratieven dan WEN1. Verder is er in first mention context tussen WEN1 en WEN2 een verschil in voorkeur voor ‘yi + classifier’. Voor de already mentioned context is er een verschil in voorkeur voor het gebruik van classifiers. WEN2 maakt meer gebruik van demonstratieven in beide contexten, WEN1 heeft echter voor first mention en already mentioned context een geobserveerd aantal dat kleiner is dan 10, respectievelijk n=5 en n=9. De Fisher’s Exact Test voor first mention context laat een significant verschil in gebruik zien tussen WEN1 en WEN2 (p=.02). Voor de already mentioned context laat deze test een significant verschil zien van (p<.001). Het gebruik van demonstratieven in first mention context is opmerkelijk. Dit is een context waarbij nieuwe informatie wordt gepresenteerd en waarbij er niet zo snel demonstratieven verwacht worden. Mogelijk is het geobserveerde aantal voor WEN1 (n=5) hier een verklaring voor. Markering van definietheid zou ook kunnen geschieden door het gebruik van possessieven. Uit grafiek 4 blijkt weliswaar dat deze categorie sterker vertegenwoordigd is in de already mentioned context. Het geobserveerde aantal voor WEN1 is kleiner dan 10, n=9. Een Fisher’s Exact Test laat zien dat het verschil tussen beide generaties is niet significant voor deze context (p=.11). Voor de first mention context zijn de geobserveerde aantallen kleiner dan 10 voor beide generaties, WEN1, n=2 en WEN2 n=4. Er is geen verschil in voorkeur voor possessief in first mention context (p=.69). Voor de first mention context is ‘yi + classsifier’ mogelijk in ontwikkeling als markeerder van indefinietheid. Hier zou wel invloed van het Mandarijn kunnen zijn, omdat voor het Mandarijn deze tendens van grammaticalisatie is gezien door Chen (2004). Een toename in het gebruik van ‘yi + classifier’ werd verwacht voor de context waar nieuwe informatie wordt gepresenteerd: de first mention context. Grafiek 4 laat zien dat deze verwachting wordt bevestigd. Voor WEN1 is het geobserveerde aantal kleiner dan 10, n=1. Voor de first mention context laat een Fisher’s Exact Test dan ook zien dat WEN2 significant meer gebruikmaakt van‘yi + classifier’ in deze context dan verwacht wordt op basis van normale verdeling (p=.002). In already mentioned context is er geen verschil (p=.33) en zijn de aantallen bovendien kleiner dan 10 voor WEN1 (n=2) en WEN2 (n=8). Wat betreft het gebruik van classifiers laat grafiek 4 een verschil tussen beide generaties in beide contexten. Het gebruik van een Cl-NP voor beide contexten is niet opmerkelijk, wel dat het door WEN1 vele malen vaker wordt gebruik bij de already 43
mentioned context. In deze context is het verschil in gebruik tussen de generaties significant (X2 (1, N=659)=11.92, p<.001) tegenover first mention X2 (1, N=545)=1.72, p=.17. Tegelijk betekent dit dus dat de tweede generatie het gebruik van een Cl-NP sterker verbindt met een indefiniete context. Dit zou passen bij de tendens dat yi weggevallen is uit de constructie, waardoor alleen Cl-NP zichtbaar blijft (Chen, 2004). De resultaten uit grafiek 4 sluiten dus aan bij de verwachting dat deze constructie van ‘yi + classifier’ net als in het Mandarijn grammaticaliseert, maar dat dit door weglating niet duidelijk zichtbaar is in de resultaten voor first mention context.
6.3 Nederland versus homeland Zowel in Nederland als China lijken er tendensen van grammaticalisatie zichtbaar. Deze tendensen komen overeen met de verwachtingen voor beide contexten. In de first mention context maken beide tweede generaties meer gebruik van ‘yi +classifier’ dan de eerste generaties, hoewel er in Nederland geen significant verschil werd gevonden. Voor de already mention context waren er twee mogelijke paden waarlangs definietheid kon worden gemarkeerd: demonstratieven en possessieven. In Nederland en China is gebleken dat de tweede generatie hier de voorkeur geeft aan demonstratieven. Omdat er voor beide locaties dezelfde verschillen zijn gevonden tussen de generaties is het mogelijk dat er een algemene tendens gaande is van grammaticalisatie (zoals de data in Wenzhou laten zien), maar daarbij kan het ook zijn dat deze tendens versterkt wordt door beïnvloeding vanuit het Nederlands. Enkel contactgestuurde verandering zou alleen verschillen tussen de twee generaties blootleggen in Nederland óf de eerste generatie spreekt al niet meer Wenzhounees zoals in het homeland gesproken wordt. In dat geval is er al een verandering in de eerste generatie sprekers in gang gezet door beïnvloeding vanuit het Nederlands. Dit zou betekenen dat NL2 al een andere input heeft gekregen. Om hier meer uitsluitsel over te geven worden in deze paragraaf worden daarom verschillende vergelijkingen gemaakt: NL1 wordt met WEN1 vergeleken om te kijken of NL1 niet al beïnvloed is door het Nederlands. NL2 en WEN2 worden ook met elkaar vergeleken. Bij NL2 zou een sterke voorkeur moeten blijken voor potentiële (in)definitheidsmarkering door beïnvloeding vanuit het Nederlands en/of kwaliteit van input. Als deze twee groepen sprekers niet van elkaar verschillen dan is verandering die gestuurd wordt door het Nederlands of verandering als gevolg van de kwaliteit van input niet houdbaar.
44
In grafiek 5 wordt een volledig overzicht gegeven van de resultaten per generatie, land en context. Rechts staan wederom de verschillende categorieën waarop gecodeerd is. Op het eerst gezicht wordt duidelijk dat de voorkeur voor kale nomina in beide contexten sterker is voor de generaties homelandsprekers. Opvallend is alleen dat WEN2 niet heel veel afwijkt van de scores van NL1. Duidelijk zichtbaar is in ieder geval dat NL2 het minst gebruikmaakt van kale nomina in beide contexten. De tweede generaties lijken op het eerste gezicht vooral overeenkomsten te hebben in het gebruik van demonstratieven in de already mentioned context en ‘yi + classifier’ in de first mention context. Dit past bij het idee dat er zowel taalintern als contactgestuurd verandering optreedt. Grafiek 5. Overzicht scores Nederland en Wenzhou per generatie en context 100% 90% 80% 70% Overig
60%
Yi + classifier 50%
Possession
40%
Demonstratives
30%
Classifier Kaal
20% 10% 0% NL1
WEN1
NL2
WEN2
First mention
NL1
WEN1
NL2
WEN2
Already mentioned
6.3.1 Vergelijking eerste generaties Nederland en China
We hebben reeds gezien dat NL2 meer demonstratieven gebruikt in already mentioned context. De vraag is of de tweede generatie deze verandering in gang heeft gezet of dat er eerder al effecten van cross-linguïstische beïnvloeding is bij NL1. Bij Moro (2016) bleek namelijk al een verhoogd gebruik van –nya zichtbaar in de eerste generatie sprekers Ambonees Maleis in Nederland. Daarom is het belangrijk om NL1 en WEN1 te vergelijken. WEN1 en NL1 tonen voor veel categorieën overeenkomsten, zoals zojuist al even zichtbaar werd in grafiek 5. Er zijn echter wel verschillen tussen de eerste generatie in China en de 45
eerste generatie in Nederland. In already mentioned context wordt er meer gebruik gemaakt van kale nomina door WEN1. In de first mention context is er een verschil voor het gebruik van demonstratieven zichtbaar tussen WEN1 en NL1. In grafiek 6 wordt er verder ingezoomd op de verschillen tussen WEN1 en NL1.
Grafiek 6. Scores eerste generaties per land en context 100% 90%
*
80% 70%
Overig
60%
Yi + classifier
50%
Possession
40%
Demonstratives
*
30%
Classifier
20%
Kaal
10% 0% NL1
WEN1 First mention
NL1
WEN1
Already mentioned
WEN1 en NL1 komen voor de first mention context overeen in hun voorkeur voor het gebruik van kale nomina en gemodificeerde nomina, X2 (1, N=545)=2.02, p=.16. Voor de already mentioned context blijkt echter dat WEN1 significant meer gebruik maakt van kale nomina dan NL1, X2 (1, N=717)=7.07, p=.008. NL1 heeft dus sterker de wens om nomina te modificeren in deze context, zoals geïllustreerd in grafiek 6. Toch blijkt uit deze grafiek ook dat deze wens van NL1 om meer te modificeren niet leidt tot significante afwijkingen van de manieren van modificeren door WEN1. In het gebruik van potentiële definietheidsmarkeerders in already mentioned context, possessieven en demonstratieven, verschillen de eerste generaties bijvoorbeeld niet significant. NL1 laat wel een hoger geobserveerd aantal demonstratieven zien (n=27), tegenover n=9 bij WEN1. Maar op het totale aantal van 717 nomina is hier geen significant verschil volgens de Fisher’s Exact Test (p=.16). In first mention context is er wel een verschil zichtbaar tussen WEN1 en NL1. Hier laat een Fisher’s Exact Test een verschil zien tussen beide eerste generaties (p=.01). Het is opvallend dat beide generaties voor deze categorie wel significant van elkaar in de first mention context. Voor WEN1 en WEN2 was eenzelfde verschil zichtbaar voor het gebruik 46
van demonstratieven in de first mention context. Het gebruik van demonstratieven in deze context is vreemd. Demonstratieven drukken definietheid uit, terwijl in deze context juist nieuwe informatie wordt geïntroduceerd. Een mogelijke verklaring hierbij zou kunnen zijn dat het geobserveerde aantal voor WEN1 kleiner is dan 10 (n=5). Voor het gebruik van possessieven zijn er geen significante verschillen gevonden tussen de generaties. De possesief komt zoals eerder al bleek in paragraaf 6.1 en 6.2 ook niet in aanmerking om de functie van definietheidsmarkeerder te (gaan) vervullen. In first mention zijn de geobserveerde aantallen kleiner dan 10 voor beide generaties, WEN1 (n=2) en NL1 (n=5). De Fisher’s Exact Test laat bovendien ook geen significant verschil zien (p=.46). Voor already mentioned context maakt NL1 wel meer gebruik van possessieven in aantallen (n=21) dan WEN1 (n=9), maar ook hier verschillen beide groepen sprekers niet significant van elkaar (p=.56). Modificatie door ‘yi + classifier’ komt zoals verwacht nauwelijks voor in de already mentioned context. De geobserveerde aantallen zijn voor WEN1 en NL1 kleiner dan 10 (beide gevallen: n=2), dit maakt een Chi-kwadraat test niet nauwkeurig, maar ook de Fisher’s Exact Test laat geen verschil zien in voorkeur tussen beide generaties (p=.63). Voor de first mention context werd gebruik van ‘yi + classifier’ verwacht. Voor WEN1 is het geobserveerde aantal kleiner dan 10 (n=1). Voor NL1 is het geobserveerde aantal eveneens kleiner dan 10, (n=5). De Fisher’s Exact Test geeft geen significant verschil tussen WEN1 en NL1 (p=.13). Voor het gebruik van classifiers zijn er ook geen significante verschillen te zien tussen WEN1 en NL1. Een chi-kwadraat test bevestigt dit voor first mention context (X2 (1, N=545)=0.34, p=.56) en already mentiond context (X2 (1, N=717)=0.25, p=.62). NL1 wijkt voor het merendeel van de categorieën niet significant af van wat WEN1 laat zien. Dat er in de eerste generatie sprekers in Nederland al veranderingen in gang gezet zijn door beïnvloeding vanuit het Nederlands, valt echter al wel te verdedigen door een significant verschil in voorkeur voor het gebruik van modificatie in already mentioned context door NL1. Er zijn echter nog geen significante verschillen tussen WEN1 en NL1 voor het soort modificatie. Voorkeur lijkt te wijzen naar modificatie door demonstratieven voor de definiete context, maar deze toename is zeker (nog) niet significant verschillend van WEN1. 6.3.2 Vergelijking tweede generaties Nederland en China
In paragraaf 6.1 zagen we al dat NL2 meer gebruik maakt van demonstratieven in already mentioned context. Voor NL2 lijkt de input al enigszins beïnvloed door NL1 voor de already mentioned context, de context waar nomina als definiet worden geïnterpreteerd. Om te controleren wat de rol van taalcontact met het Nederlands is en mogelijk taalinterne processen 47
van grammaticalisatie, worden in deze subparagraaf NL2 en WEN2 vergeleken. Bij NL2 zou sterker een voorkeur moeten blijken voor potentiële (in)definitheidsmarkering door beïnvloeding vanuit het Nederlands en/of kwaliteit van input. In grafiek 7 zijn de resultaten voor de tweede generaties per context weergegeven.
Grafiek 7. Scores tweede generaties per land en context 100%
*
90% 80% 70%
Overig
60%
Yi + classifier 50%
Possession
40%
Demonstratives
30%
*
Classifier
*
Kaal
20% 10% 0% NL2
WEN2 First mention
NL2
WEN2
Already mentioned
Grafiek 7 illustreert dat NL2 in vergelijking met WEN2 minder gebruikmaakt van kale nomina. Er is dus een voorkeur voor het modificeren van nomina in first mention context X2 (1, N=598)=8.05, p=.004. In already mentioned context is deze voorkeur nog sterker, X2 (1, N=904)=10.49, p<.001. Wat betreft de potentiële markeerders van definietheid, demonstratieven en possessieven laten WEN2 en NL2 zien dat deze inderdaad meer in de definiete context worden gebruikt. NL2 maakt hierbij nog iets meer gebruik van demonstratieven dan verwacht bij een normale verdeling, maar verschilt hierin niet significant van WEN2 X2 (1, N=904)=1.29, p=.23. Voor first mention context laat een chi-kwadraat test zien dat deze voorkeur nog minder verschilt, X2 (1, N=598)=0.24, p=.52. Voor het gebruik van possessieven verschillen beide tweede generaties evenmin. In first mention context worden amper possessieven gebruikt door WEN2 (n=4) en NL2 (n=5) en laat een Fisher’s Exact Test geen verschil zien (p=1.00). In already mentioned context worden meer possessieven gebruikt, WEN2 (n=25) en NL2 (n=28). Dit past bij de definiete context waar
48
een possessief verwacht wordt, maar het verschil in voorkeur is niet significant X2 (1, N=904)=0.12, p=.67). Grafiek 7 laat bovendien zien dat het gebruik van ‘yi + classifier’ voornamelijk voorkomt in de first mention context. Dit past zoals eerder aangegeven bij de verwachting van indefinietheidsmarkeerder. Beide generaties komen hier sterk overeen in het gebruik van deze constructie, X2 (1, N=598)=0.004, p=.95. In already mentioned context laat WEN2 juist sterker een voorkeur zien voor het gebruik van ‘yi + classifier’, maar zijn de geobserveerde aantallen kleiner dan 10 voor beide groepen sprekers. WEN2 gebruikt 8 keer ‘yi + classifier’ tegenover n=2 voor NL2. Het verschil is volgens de Fisher’s Exact Test wel significant (p=.03). Dit is een opmerkelijk en niet verwacht resultaat. Omdat het hier om kleine geobserveerde aantallen gaat is het misschien mogelijk dat dit een vertekend beeld kan geven. In grafiek 7 wordt ook inzichtelijk dat zowel WEN2 als NL2 een constructie met classifiers vaker gebruiken in de first mention context. Eerder werd al aangekaart dat dit te maken kan hebben met het wegvallen van yi zoals Chen (2004) signaleerde. Een hoger gebruik van classifiers voor de first mention context, zoals uit grafiek 7 blijkt, sluit dan ook aan bij de verwachting dat de constructie ‘yi + classifier’ net als in het Mandarijn bezig is te grammaticaliseren. Door weglating van yi wordt dit echter niet duidelijk zichtbaar voor de categorie van ‘yi + classifier’ in deze resultaten.
6.4 Samenvatting resultaten NL2 laat de sterkste voorkeur voor overte adnominale modificatie van nomina zien. Dit bevestigt de eerste hypothese dat heritagesprekers nomina vaker modificeren dan hun ouders. In de already mentioned context laat NL2 een significant verschil ten op zichte van NL1 zien voor het gebruik van demonstratieven en classifiers. De demonstratieven worden meer dan verwacht gebruikt in deze context en worden sterker verbonden met definietheid. Voor deze categorie was het resultaat het sterkst verschillend tussen beide generaties. De possessieven vormden ook een mogelijke categorie om definietheid uit het Nederlands te repliceren, maar hiervoor zijn geen aanwijzingen gevonden. In already mentioned context gebruikt NL2 significant minder classifiers dan NL1. Dit wijst erop dat het gebruik van classifiers sterker geassocieerd wordt met de first mention context. Deze tendens past mogelijk bij het idee dat Cl-NP een verkorte vorm van ‘yi + classifier’ is, waardoor Cl-NP met name in indefiniete context gebruikt wordt. Voor het gebruik van ‘yi + classifier’ in indefiniete context werd geen significant verschil gevonden tussen NL1 en NL2, maar wel een verhoogd gebruik onder NL2 in deze context. 49
Omdat een verandering niet alleen contactgestuurd hoeft te zijn, maar ook taalintern al in ontwikkeling kan zijn, is er gekeken naar verschillen tussen WEN1 en WEN2. De tweede hypothese dat WEN2 nomina frequenter modificeert wordt bevestigd voor de already mentioned context. WEN2 laat een sterkere voorkeur voor modificatie zien voor de already mentioned context, waar WEN1 voornamelijk kale nomina of Cl-NPs gebruikt. WEN2 modificeert nomina in already mentioned context met name door demonstratieven. De possessieven worden niet significant vaker gebruikt. Opmerkelijk genoeg werden in de first mention context, waarbij de nomina een indefiniete lezing krijgen, ook meer demonstratieven gevonden. Dit strookt noch met verwachtingen, noch met het passend zijn van het gebruik in deze context. Voor het gebruik van classifiers is er in already mentioned context een significant verschil tussen beide generaties. WEN2 gebruikt classifiers in already mentioned context significant minder dan WEN1, wat erop kan wijzen dat Cl-NPs juist sterker met indefinietheid in verband worden gebracht. Voor de first mention context is ‘yi + classsifier’ mogelijk in ontwikkeling als markeerder van indefinietheid. WEN2 maakt significant meer gebruik van deze constructie dan WEN2 in first mention context. Deze toename past bij de tendens van interne ontwikkeling van een indefinietheidsmarkeerder uit een telwoord, maar daarnaast kan Mandarijn hier ook van sturende invloed zijn. Bij het vergelijken van de Nederlandse data met de Chinese data werd duidelijk dat WEN1 de sterkste voorkeur voor kale nomina toont. NL1 gebruikte minder kale nomina in already mentioned context dan WEN1. NL2 verschilde voor beide contexten echter in het gebruik van kale nomina van WEN2. NL2 laat dus de sterkste voorkeur voor het modificeren van nomina zien. WEN2 en NL1 laten deze voorkeur alleen in already mentioned context zien. Meer modificatie past bij de verwachting dat definietheid vaker overt gemarkeerd wordt in already mentioned context. De categorie voor modificatie waarin NL2 het sterkst en meest significant verschilt van NL1 is die van demonstratieven. Dit is tevens de categorie waarin NL2 het meest van WEN2 in already mentioned context verschilt, maar hier is nog geen significant verschil ontstaan. Deze tendens betekent dat bij WEN2 taalintern een proces gaande is van ontwikkeling van definietheidsmarkering door middel van demonstratieven. De possessieven worden weliswaar meer gebruikt in already mentioned context door de tweede generaties, maar het lijkt er sterker op dat de demonstratief de functie van definietheidsmarkeerder overneemt. Indefinietheidsmarkering die ontstaat uit ‘yi + classifier’ lijkt ook in gang gezet voor NL2 en WEN2. Er wordt door beide tweede generaties in Nederland en China meer gebruik gemaakt van ‘yi + classifier’ terwijl de eerste generaties in Nederland en China dit nauwelijks gebruiken. Voor WEN2 kan dit ook onder druk van het 50
Mandarijn zijn. In NL1 lijkt eveneens al een proces van grammaticalisatie in gang gezet onder invloed van het Nederlands. Er is nog geen verschil ten opzichte van WEN1 voor voorkeur van modificatie, maar er is wel een voorkeur voor modificeren. Dit betekent dat NL2 te maken heeft met een kwalitatief ander input, die al beïnvloed is door het Nederlands.
51
7. Conclusie In dit onderzoek is onderzocht in hoeverre heritage Wenzhounees beïnvloed wordt door taalcontact met het Nederlands voor het domein van adnominale modificatie. De focus voor dit domein volgde uit literatuur waaruit bleek dat dit een gevoelig domein is voor crosslinguïstische beïnvloeding in heritagetalen (Backus, et al., 2011; Moro, 2016). Op basis van deze studies werd dan ook verwacht dat er veranderingen zichtbaar zouden worden voor dit domein in heritage Wenzhounees. De verwachting was dat heritagesprekers de categorie van (in)definietheid onder invloed van het Nederlands willen repliceren in het Wenzhounees. De getoetste hypothese is dat talige elementen die al definietheid impliceren in het Wenzhounees, meer gebruikt zouden worden in de Nederlandse context. Potentiële markeerders van definietheid waren possessieven en demonstratieven, vanwege hun inherente eigenschap van definietheid. De potentiële markeerder voor indefinietheid was het telwoord één en daarnaast classifiers. Het getal 1 is in veel talen van de wereld gegrammaticaliseerd tot een indefinietheidsmarkeerder. In Chinese talen worden telwoorden verplicht gevolgd door een classifier. Chen (2004) laat zien dat in sommige Chinese talen enkel een classifier met indefietheid geassocieerd wordt, het idee is dat de aanwezigheid van alleen een classificeerder de aanwezigheid van een telwoord impliceert. Vanwege deze ontwikkeling is ook gekeken naar het gebruik van classifiers bij het markeren van nieuwe informatie. Een eerste tendens die een contactgestuurde verandering bevestigt, werd gevonden in een verschil in gebruik van gemodificeerde en kale nomina tussen de twee generaties in Nederland. De tweede generatie sprekers heeft sterker de wens om nomina te modificeren bij bekende en onbekende informatie, terwijl het Wenzhounees hier kale nomina voor kan gebruiken. Dit past bij het idee dat er voor dit domein invloed is vanuit het Nederlands, dat verplicht vraagt om overte markering van (in)definietheid. De tweede bevestiging van beïnvloeding van Wenzhounees door taalcontact is naar voren gekomen voor het gebruik van demonstratieven. Heritagesprekers maken frequenter gebruik van definietheidsmarkering door demonstratieven bij informatie waarvan de referent al bekend is. Possessieven kwamen hiervoor ook in aanmerking als markeerder van definietheid, maar hiervoor is geen effect gevonden. Daarnaast werd verwacht dat ‘yi + classifier’ vaker als indefinietheidsmarkeerder zou worden gebruikt door de tweede generatie in contexten waarbij nieuwe informatie werd gepresenteerd. Hiervoor zijn geen significante aanwijzingen gevonden. ‘Yi + classifier’ wordt weliswaar vaker gebruikt in een indefiniete context, maar wordt nog niet sterker verbonden met de functie van indefinietheidsmarkeerder. Voor het gebruik van classisifiers is
52
aangetoond dat deze constructie sterker verbonden wordt door heritagesprekers met presentatie van nieuwe informatie en minder met bekende informatie. Dat deze verbinding voortkomt uit het wegvallen van yi uit de constructie ‘yi + classifier’ wordt niet zichtbaar. Op basis van enkel deze resultaten zou kunnen worden geconcludeerd dat het verhoogde gebruik van demonstratieven en modificatie door de heritagesprekers een gevolg is van contactgestuurde grammaticalisatie. Omdat veranderingen niet alleen contactgestuurd hoeven te zijn, is ook gekeken naar veranderingen tussen generaties in het homeland. Uit analyse van deze data is gebleken dat de tweede generatie sprekers in China een gelijk patroon vertoont als de tweede generatie sprekers in Nederland. De tweede generatie in China laat eveneens een voorkeur zien voor modificatie van nomina en het gebruik van demonstratieven bij reeds bekende informatie. Opvallend genoeg laat de tweede generatie in China wel zien dat ‘yi + classifier’ zijn positie als indefinietheidsmarkeerder versterkt in vergelijking met het gebruik onder de eerste generatie. Dit komt mogelijk voort uit het taalcontact met het Mandarijn, waarbij voor ‘yi + classifier’ in een proces van grammaticalisatie verwikkeld is (Chen, 2004). Daarbij is uit dit onderzoek naar voren gekomen dat het van belang is om de kwaliteit van de input van heritagesprekers te onderzoeken. Uit de vergelijking tussen de eerste generaties in Nederland en China werd duidelijk dat er al tendensen van cross-linguïstische beïnvloeding zijn in de eerste generatie in Nederland. De eerste generatie sprekers van Wenzhounees in Nederland heeft namelijk al een voorkeur voor gemoficeerde nomina boven kale nomina bij reeds bekende informatie. De verhoogde frequentie van gemodificeerde nomina en demonstratieven voor de heritagesprekers komt vermoedelijk deels voort uit de input van de ouders en deels door taalcontact met het Nederlands. De beantwoording van de onderzoeksvraag is dan ook niet dat nominale modificatie in heritage Wenzhounees enkel wordt beïnvloed door het Nederlands. Er vindt conceptuele transfer plaats van definietheid uit het Nederlands, maar dit onderzoek heeft tegelijk laten zien dat factoren als kwaliteit van input en taalinterne veranderingen ook een belangrijke rol spelen. Het lijkt erop dat taalinterne veranderingen in Wenzhounees, die zichtbaar werden bij de vergelijking tussen de twee generaties in China, worden versterkt door taalcontact met het Nederlands en door kwaliteit van de input die heritagesprekers ontvangen van hun ouders. De ontwikkelingen zijn echter nog volop in gang en niet definitief. Op termijn is het dan ook mogelijk dat de tendens die bij studies naar langdurig taalcontact wordt beschreven, ook ontstaat voor heritage Wenzhounees. Heritage Wenzhounees kan op de lange termijn verrijkt worden met een nieuwe grammaticale categorie van definietheid door taalinterne veranderingen in combinatie met taalcontact. 53
8. Referenties Aalberse, S. en Moro, F. (2014). Stability in Chinese and Malay heritage languages as a source of divergence. Stability and divergence in Language Contact. Factors and Mechanisms.
Aalberse, S. en Muysken, P. (2013). Language contact in heritage languages in the Netherlands. Linguistic Superdiversity in Urban Areas: Research approaches. Duarte, J., & Gogolin, I. (ed). 253-274. Amsterdam: John Benjamins. Backus, A., Doğruöz, A. S., & Heine, B. (2011). Salient stages in contact-induced grammatical change: Evidence from synchronic vs. diachronic contact situations. Language Sciences, 33(5), 738-752. Benmamoun, Elabbas, Silvina Montrul, and Maria Polinsky (2013). Defining an “ideal” heritage speaker: Theoretical and methodological challenges Reply to peer commentaries. Theoretical Linguistics 39 (3-4), 259-294. Chen, Ping (2003). Indefinite determiner introducing definite referent: A special use of ‘yi ‘one’ + classifier’ in Chinese. Lingua 113, 1169-1184.
Chen, Ping (2004). Identifiability and definiteness in Chinese. Linguistics 42-6, 1129-1184.
Cheng, L. L.-S. & Sybesma, R.P.E. (2008). Classifiers in four varieties of Chinese. The Oxford handbook of comparative syntax. Cinque, G. & Kayne, R.S. (eds.). 259292. New York: Oxford University Press
Geense, P. en Tsui, T.C. (2001). Chinees. Babylon aan de Noordzee. Nieuwe talen in Nederland. G. Extra & J.J. de Ruiter (eds). 78-100. Amsterdam: Bulaaq.
Gijsberts, M., Huijnk, W. & Vogels, R. (eds). (2011). Chinese Nederlanders. Van Horeca naar Hogeschool. Den Haag: Sociaal en cultureel planbureau.
54
Heine, B., & Kuteva, T. (2003). On contact-induced grammaticalization. Studies in Language 27:3, 529-572.
Heine, B., & Kuteva, T. (2008). Constraints on contact-induced linguistic change. Journal of Language Contact, 2(1), 57-90.
Ionin, T., Zubizarreta, M. L., & Maldonado, S. B. (2008). Sources of linguistic knowledge in the second language acquisition of English articles. Lingua, 118(4), 554-576. Ionin, T., Baek, S., Kim, E., Ko, H., & Wexler, K. (2012). That’s not so different from the: Definite and demonstrative descriptions in second language acquisition. Second Language Research, 28(1), 69-101.
Juffermans, K., Blommaert, J., Kroon, S. en Li, J. (2014). Dutch-Chinese repetoires and language ausbau in superdiversity: A view from digital media. Discourse, Context and Media, 4-5, 48-61.
Lan, Haifan (2011). Interpretation of Bare Nominals and Yi Nominals in Mandarin. MA Thesis.
Li, Charles N. and Sandra Thompson, (1981). Mandarin Chinese: A Functional Reference Grammar, Berkeley: University of California Press.
Lippe, P. (2015). Nominale modificatie in het heritage Wenhzounees: taalverandering door beperkte input & crosslinguïstische beïnvloeding vanuit het Nederlands.
Lyons, Christopher (1999). Definiteness. Cambridge: Cambridge University Press.
Moro, F. (2016). Nominal modification in heritage Ambon Malay as spoken in the Netherlands in: Dynamics of Ambon Malay: comparing Ambon and the Netherlands. PhD-thesis, Radboud University Nijmegen.
Muysken, P. (2013). Language contact outcomes as the result of bilingual optimization strategies. Bilingualism: Language and Cognition, 16(4), 709-730. 55
Pires, Acrisio and Rothman, Jason (2009). Disentangling sources of incomplete acquisition: An explanation for competence divergence across heritage grammars. International Journal of Bilingualism, 13(2), 211-238. Polinsky, Maria, and Olga Kagan. (2007). Heritage languages: in the “wild” and in the classroom. Language and Linguistics Compass 1, 368-395.
Polinsky, M. (2011). Reanalysis in adult heritage language: A case for attrition. Studies in Second Language Acquisition, 33: 305-328.
Rozendaal, M.I. en Baker, A.E. (2008). A cross-linguistic investigation of the acquisition of the pragmatics of indefinite and definite reference in two-year-olds. Journal of Child Language, 35(4), 773-807.
Valdés, G. (2000). The teaching of heritage languages: An introduction for Slavic teaching professionals. In The Learning and Teaching of Slavic Languages and Cultures, O. Kagan & Rifkin, B. (eds), 375-403. Bloomington IN: Slavica.
Yang, N. en Bergen, Geertje van (2007). Scrambled objects and case marking in Mandarin Chinese. Lingua, 117, 1617-1635.
56
Appendix I: Videoclips
1. De muis speelt gitaar en de snaar knapt.
2. Een man wast zijn handen.
3. Er valt fruit uit de boom terwijl de muis slaapt.
4. Een man steekt een lucifer aan.
5. De muis wil een appel uit de boom pakken en opeten.
6. De muis probeert te slapen, maar de olifant maakt lawaai.
7. De muis wil de taart eten, maar de olifant heeft al een deel opgegeten.
8. De muis probeert een boek te lezen, maar de olifant verstoort dit door op de trommel te spelen.
57
9. Een man speelt met de bal, maar twee kinderen pakken de bal af.
10. De muis eet een banaan en probeert de schil weg te gooien.
11. Een man was een appel en eet deze vervolgens op.
12. De muis probeert pannenkoek te bakken.
13. Een T-shirt hangt in de boom. De kinderen proberen het shirt uit de boom te krijgen.
14. Een man verzamelt ballen in een doos. Een jongen probeert de ballen af te pakken.
een
58