Jacobs, Martiniello & Rea, Migrantenstudies, 2002, 18(3), 138 – 155
Veranderende patronen van politieke participatie van migranten. De gemeenteraadsverkiezingen van oktober 2000 in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest Dirk Jacobs Marco Martiniello Andrea Rea*
Inleiding In oktober 2000 kon een deel van de buitenlandse ingezetenen voor de eerste keer deelnemen als kiezer en kandidaat aan de Belgische gemeenteraadverkiezingen. Door implementatie van het verdrag van Maastricht konden niet-Belgische EU-burgers zich immers laten registreren als kiezers en deelnemen aan de lokale verkiezingen. Niet-EU burgers moesten evenwel aan de kant blijven staan. De EU-burgers maakten nauwelijks gebruik van hun nieuw verworven recht op lokale politieke participatie. Desondanks kunnen de gemeenteraadsverkiezingen van oktober 2000 als een mijlpaal in de politieke participatie van migranten beschouwd worden, tenminste in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Zo was er een zeer opmerkelijke toename van het aantal verkozen Belgische politici van niet-EU – voornamelijk Marokkaanse – origine. In de gemeenteraden van Brussel, Schaarbeek, Sint-Gillis en Molenbeek is nu zelfs meer dan 20 tot 25% van de lokale raadsleden van Turkse of Marokkaanse origine. In Sint-Joost is de helft van de raadsleden van niet-EU origine. In het hele gewest bezetten de allochtone Belgen zo’n 14% van alle gemeenteraadsleden. Dat is vrij opmerkelijk, gezien de allochtone Belgen van niet-EU origine in heel het gewest wellicht maximaal slechts zo’n 7 tot 9% van het electoraat uitmaken. Een aantal gerelateerde gebeurtenissen kennen verder het potentieel het politieke reilen en zeilen in het hoofdstedelijk gebied danig te veranderen. Zo zijn er verschillende nieuwe Belgen van niet-EU origine schepen (wethouder) geworden. Bij de ontwikkeling van beleidsplannen bekommert men zich in toenemende mate ook voor achtergestelde buurten met grote aantallen allochtone inwoners. Verder duiken er interne partijconflicten op tussen autochtone en allochtone politici. In deze bijdrage willen wij deze veranderende patronen van politieke participatie van migranten in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest tijdens de meest recente gemeenteraadverkiezingen bespreken. We zullen proberen enerzijds het electorale succes van de Turkse en (vooral) Marokkaanse politici en anderzijds de zwakke deelname van EU-burgers te contextualiseren. Om dit te kunnen doen, moeten we even kort ingaan op de institutionele situatie van het tweetalige Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de Belgische nationaliteitswetgeving en de regelgeving aangaande politieke participatie van vreemdelingen. Ons voornaamste doel is de grote lijnen van een aantal interessante ontwikkelingen te schetsen. Een aantal punten noodzaken ongetwijfeld verdere aandacht en analyse, maar het zou ons te ver leiden om deze allemaal proberen te ontwikkelen in de context van een artikel met gelimiteerde lengte. We willen hier slechts een aantal volgens ons belangrijke nieuwe tendenzen en interessante ontwikkelingen signaleren. Blik op het Brussels Hoofdstedelijk Gewest België kan als een schoolvoorbeeld beschouwd worden van wat Kymlicka (1995) een ‘multination state’ noemt. Sinds 1993 erkent de Belgische grondwet dat de constitutieve natie geen homogene entiteit vormt. De constitutieve natie van de Belgische staat wordt voortaan gezien als de som van nationale deelgroepen met – of die streven naar - een eigen culturele identiteit. De (nieuwe) grondwet vertrekt zo duidelijk van het postulaat van de multinationale staat en erkent het recht op (gedeeltelijke) zelfbeschikking van die groepen die als de dragende elementen van de Belgische natie beschouwd worden (Martiniello,
1997, p.71). De grondwet bepaalt dat de Vlaamse, Frans(talig)e en Duitstalige gemeenschappen de fundamentele culturele groepen van België vormen. Dit postulaat doet vervolgens dienst als basis voor de gehele organisatie van het Belgische politieke veld. Het onderscheid tussen Vlamingen en Franstaligen vormt evenwel duidelijk de centrale politieke as. België bestaat evenwel niet enkel uit drie gemeenschappen (een Nederlandstalige (=Vlaamse), een Franstalige en een Duitstalige) maar is eveneens officieel de som van drie territoriale entiteiten, de zogenaamde gewesten (Vlaanderen, Wallonië en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest). Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, een enclave in het Vlaams Gewest, is een officieel tweetalig (Nederlands en Frans) gebied. Zowel de Vlaamse als de Franse Gemeenschap hebben er jurisdictie. Het Gewest bestaat uit negentien autonome gemeenten. Men heeft het in het alledaagse leven vaak over ‘Brussel’ om het geheel van deze negentien gemeenten aan te duiden. Dat zorgt wel eens voor verwarring. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is immers geen stad in exacte juridische zin, maar een gewest met eigen regionale regering en parlement, naast negentien autonome gemeenteraden. Slechts één van de negentien gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest heet officieel ‘de stad Brussel’, bevat het historische (en toeristische) centrum en is de eigenlijke hoofdstad van België. In dit artikel zullen wij het dus over het gehele Brussels Hoofdstedelijk Gewest hebben, waarvan de stad Brussel slechts een onderdeel vormt. Volgens statistieken van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, kende het gewest in het jaar 2000 een totaal van 959.318 inwoners, waarvan ongeveer 274.000 (28,6%) de Belgische nationaliteit niet bezit. Ongeveer de helft van hen zijn EU-burgers, de andere helft zijn zogenaamde ‘derdelanders’. De grootste groep onder de niet-EU-burgers zijn de Marokkanen (die ongeveer de helft van alle ‘derdelanders’ vormen). Van de ongeveer 686.000 Belgische inwoners (71,4% van de gehele bevolking), kent naar schatting zo’n 15 tot 20% het Nederlands (Vlaams) en zo’n 80 tot 85% het Frans als moedertaal. Hoewel de Vlamingen in een minderheidspositie te Brussel verkeren, is het Nederlands in principe een volwaardige officiële taal die op gelijke voet staat met het Frans in de context van de tweetalige status van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De precieze procedures om dit te bewerkstelligen zijn het resultaat van meer dan drie decennia aan moeilijke onderhandelingen en ingewikkelde hervormingen, die onmogelijk in de beperkte context van deze bijdrage exhaustief toegelicht zouden kunnen worden (zie als goede inleiding Witte et alii, 1999 en als Engstalige literatuur Roessingh, 1996; Fitzmaurice, 1996). Nationaliteitswetgeving en regeling van politieke participatie van vreemdelingen Tot voor kort konden enkel Belgische staatsburgers deelnemen aan verkiezingen. Belgische politici waren bijzonder terughoudend om vreemdelingen het kiesrecht te verlenen. Dit hield, zoals uitvoerig besproken werd door Jacobs (1998, 1999a, 2001) voornamelijk verband met polarisering en de electorale strijd rond de anti-migranten stem in de jaren tachtig en vroege jaren negentig aan de ene kant en het verstorend effect van de Vlaams-Franstalige breuklijn in de tweede helft van de jaren negentig aan de andere kant. Het duurde tot begin 1999 eer België daadwerkelijk haar EU-burgers het kiesrecht verleende op gemeentelijk vlak, in uitvoering van het Verdrag van Maastricht en de daaruit voortspruitende Europese richtlijn over het lokaal kiesrecht voor EU-onderdanen. Vreemde ingezetenen uit EU-landen waren zo in staat om aan de meest recente gemeenteraadsverkiezingen van oktober 2000 deel te nemen. Om effectief te kunnen deelnemen, moesten ze zich registreren als kiezers. Eens geregistreerd, gold de kiesplicht. Voor Belgen geldt er immers ook een kiesplicht. Anticiperend op de lokale verkiezingen van 2000, had de voormalige regering Dehaene-II een speciale overgangsclausule in de
grondwet opgenomen waarin gestipuleerd werd dat de kieswetgeving slechts aangepast kon worden om de zogenaamde ‘derdelanders’ het lokaal kiesrecht te verlenen na 1 januari 2001. Tot nog toe werd de kieswet nog niet gewijzigd om aan niet-EU burgers het lokaal kiesrecht toe te kennen. De in 1999 aangetreden paars-groene regering Verhofstadt, een coalitie van socialisten, liberalen en groenen, opteerde ervoor om de nationaliteitwetgeving te versoepelen liever dan de niet-Europeanen het stemrecht te verlenen. Hoewel socialisten, groenen en Franstalige liberalen dit kiesrecht voor niet-EU burgers onderschrijven, waren de Vlaamse liberalen in staat een veto uit te spreken. De andere coalitiepartners waren op regeringsniveau voorlopig bereid hun eisen rond het kiesrecht in de koelkast te steken, in ruil voor een nieuwe (en – in internationaal perspectief – zeer ruimhartige) nationaliteitswetgeving. Zoals in de meeste Europese landen vormt het ius sanguinis, de intergenerationele overdracht van het staatsburgerschap, het basisprincipe voor de toegang tot het Belgisch staatsburgerschap. Kinderen die geboren worden uit Belgische ouders, worden automatisch de Belgische nationaliteit toegekend bij geboorte. Desalniettemin, kreeg het ius soli, de verwerving van de nationaliteit op basis van de geboorteplaats, een toenemende belang (in 1984, 1991, 1995, 1999 en 2000) in de Belgische nationaliteitswetgeving (zie voor details Jacobs, 1999b, Caestecker & Rea, 2002, Bietlot et alii, 2002). Niettegenstaande de aanpassingen van de nationaliteitswetgeving in het jaar 2000 bedoeld waren om een hogere participatie van voormalige buitenlandse ingezetenen in de lokale verkiezingen van 2000 te verzekeren, hadden ze slechts een beperkt effect op de toename van het Belgische electoraat in de lokale verkiezingen van oktober omwille van de trage implementatie. Voor de politieke participatie van allochtone Belgen bij de gemeenteraadsverkiezingen, moeten de hervormingen van 1984 en 1991 als de meest relevante beschouwd worden. In 1984 werd een optie-procedure geintroduceerd, op basis van het dubbele ius soli. Elke persoon die op Belgisch grondgebied geboren wordt uit een ouder die zelf op Belgisch grondgebied geboren is, kan de Belgische nationaliteit gegeven worden via een verklaring van de ouder(s) in naam van het kind voor het de leeftijd van 12 jaar bereikt heeft. Daarenboven, werd een optie-regeling ingevoerd op basis van het enkelvoudige ius soli, die officieel de naam ‘nationaliteitskeuze bij verklaring’ draagt. Elke persoon die geboren is op Belgisch grondgebied, minstens één jaar onafgebroken in België heeft gewoond onmiddellijk voor het moment van de aanvraag en hetzij in totaal 9 jaar in België woonde, hetzij er tussen de leeftijd van 14 en 18 jaar onafgebroken verbleef, kan de Belgische nationaliteit aanvragen tussen de leeftijd van 18 en 22 jaar. Daarnaast kan ook elke persoon die niet op Belgische bodem geboren is, maar er minstens één jaar verbleef voor de leeftijd van zes jaar, minstens één jaar onafgebroken in België heeft gewoond onmiddellijk voor het moment van de aanvraag, en hetzij in totaal 9 jaar in België woonde, hetzij er tussen de leeftijd van 14 en 18 jaar onafgebroken verbleef, eveneens de Belgische nationaliteit aanvragen tussen de leeftijd van 18 en 22 jaar. In 1991 werd het belang van het ius soli in de Belgische nationaliteitswetgeving verder gevoelig verhoogd. Terwijl in 1984 het dubbele ius soli nog steeds gekoppeld was aan een vrijwillige handeling van de ouder(s), namelijk een verklaring in naam van het kind voor het de leeftijd van twaalf jaar bereikt, werd het vanaf 1 januari 1992 quasiautomatisch toegepast. De nieuwe procedure geldt voor de zogenaamde ‘derde generatie migranten’: Elk kind geboren op Belgisch grondgebied van een ouder die eveneens op Belgisch grondgebied geboren is, verwerft automatisch (en in 1992 ook retro-actief) de Belgische nationaliteit. Er is, evenwel, een verblijfsvoorwaarde voor de ouder(s): hij of zij moet minstens vijf jaar in een periode van tien jaar voorafgaand aan de geboorte in België gewoond hebben. Daarnaast werd ook een nieuwe optie-procedure, die officieel de naam
‘nationaliteitsverklaring’ draagt, voor de zogenaamde ‘tweede generatie migranten’, geboren in België, ingevoerd. De Belgische nationaliteit kan verworven worden voor een kind dat geboren is op Belgische bodem na een verklaring van de ouder(s) in naam van het kind voor de leeftijd van twaalf jaar. Het kind moet sinds de geboorte in België wonen en de ouders moeten minstens tien jaar in België wonen, voorafgaand aan de geboorte van het kind. De Belgische nationaliteit wordt hierbij automatisch toegekend, tenzij de procureur des Konings (openbaar ministerie) binnen de twee maanden oordeelt dat de ouders andere motieven hebben bij hun aanvraag (zoals bijvoorbeeld een verbetering van hun eigen verblijfsstatus) dan het welzijn van hun kind. Als de ouder(s) geen gebruik gemaakt heeft (of hebben) van de procedure – of dit niet kon(den) – om voor de Belgische nationaliteit te opteren voor hun kind dat geboren is op Belgisch grondgebied, dan kan de persoon zelf nog steeds voor de Belgische nationaliteit opteren tussen de leeftijd van 18 en 22 jaar (ingevolge de optie-procedure van 1984). Daarenboven werd een nieuwe procedure ontwikkeld die personen, die op Belgisch grondgebied geboren zijn en er sinds hun geboorte wonen, moet toelaten de Belgische nationaliteit aan te vragen tussen de leeftijd van 18 en 30 jaar. Belgisch staatsburgerschap wordt automatisch verleend tenzij de procureur des Konings binnen de twee maanden verzet aantekent omwille van een bezwarend strafrechterlijk dossier. Met de wijzigingen van de nationaliteitswetgeving in het jaar 2000 – soms aangeduid als de ‘snel-Belg wet’ - werden de voorwaarden voor de optie-procedure verder versoepeld. Volwassenen die geboren zijn in België of sinds zeven jaar in het land wonen en een vestigingsvergunning hebben, kunnen opteren voor de Belgische nationaliteit. De procureur des Konings heeft voortaan één maand tijd om verzet aan te tekenen. Naturalisatie is in België van discretionaire aard. Dit wil zeggen dat het geweigerd kan worden en er geen recht op beroep bij een afkeuring is. Dit maakt discretionaire naturalisatie in essentie geen recht waarvan men gebruik kan maken maar louter een gunst die al dan niet verleend kan worden. Symbolisch krijgt dit gegeven haar uiting in het feit dat naturalisatie in het Belgische systeem nog steeds een ‘politieke’ beslissing van het parlement omvat dat de nationaliteit al dan niet toekent. Verlies van de ‘oude’ nationaliteit is in principe geen voorwaarde om het Belgisch staatsburgerschap te kunnen verwerven (hoewel een simultaan bezit van het Belgisch staatsburgerschap in combinatie met bezit van een staatsburgerschap van de meeste andere Europese landen uitgesloten is door het Verdrag van Straatsburg). Sinds 1996 kunnen alle volwassenen die vijf jaar in het land verblijven (drie jaar als het om erkende vluchtelingen gaat) een naturalisatie-aanvraag indienen. De aanvrager moest een formulier invullen waarin naar informatie zoals inkomen, onderwijs, talenkennis, enzomeer gevraagd wordt en moest een motivatie leveren waarom men Belg wil worden. Daarenboven moesten een aantal Belgen als referentie optreden voor de aanvrager. De procureur des Konings had vervolgens vier maanden tijd om de ‘integratiewil’ en het strafblad van de aanvrager nader te bekijken. Na die controle werd het hele dossier verzonden naar de Kamer van Volksvertegenwoordigers dat de uiteindelijke beslissing over de toekenning of afwijzing van de naturalisatieaanvraag neemt. Sinds de wetswijzigingen in het jaar 2000 is de verblijfsvoorwaarde teruggevallen op drie jaar (en twee jaar voor erkende vluchtelingen), heeft de procureur des Konings een maand om de aanvraag te onderzoeken en werd de integratietest weggelaten. Het is niet geweten hoeveel kinderen van buitenlandse origine er precies te Brussel de Belgische nationaliteit verworven hebben door de graduele invoering van het ius soli in 1985 en 1991. Het is evenwel duidelijk dat, gezien zo’n 30% van de inwoners van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest niet de Belgische nationaliteit bezit en de Belgische nationaliteitswetgeving relatief ruimhartig is, het aandeel van alle personen van allochtone
(niet-Belgische) afkomst één derde van de totale bevolking moet overschrijden. We kunnen evenwel niet zeggen hoe groot de allochtone groep in Brussel precies is. Er zijn nooit pogingen ondernomen – of deze werden alleszins nooit officieel openbaar gemaakt – door officiële administraties om de etnische groepen van het gewest in kaart te brengen. De enige officiële cijfers die er bestaan, zijn op basis van het nationaliteitscriterium. Eén schatting is dat er zo’n 53.000 Belgen van vreemde niet-EU origine in het Brussels gewest zijn (Martiniello, 1998, p.138). Als men dezelfde berekeningsmethode zou hanteren om na te gaan hoeveel Belgen van EU-origine er zijn als deze die Martiniello (1998, p.137) gebruikte om het aantal Belgen van niet-EU-origine te berekenen, dan moeten er zo’n 30.000 Belgen van EU origine zijn. In totaal komen we dan uit op zo’n 83.000 ‘nieuwe’ Belgen, dit zou betekenen dat ongeveer zo’n 38% van de Brusselse bevolking van nietBelgische origine is. Martiniello (1998, p.138) heeft geschat dat er in 1996 ongeveer 35.000 Belgische kiesgerechtigden van niet-EU origine waren te Brussel, wat neerkomt op zo’n 6,6% van het electoraat. Als we ook rekening houden met de aanpassingen van de nationaliteitswetgeving in het jaar 2000, is het aannemelijk dat er zo ongeveer 40.000 allochtone kiezers van niet-EU origine waren die aan de lokale verkiezingen van oktober 2000 konden deelnemen. Politieke participatie van EU-burgers Net als Griekenland, kent België een kiesplicht. De Europese directieve over lokaal kiesrecht voor EU-burgers uit 1994, staat evenwel niet toe aan de Europese natie-staten dat EU-burgers uit andere lidstaten verplicht worden gebruik te maken van het kiesrecht in lokale verkiezingen (Jacobs, 1998). Om dit dilemma te omzeilen, werd beslist om EUburgers te vragen zich te laten registreren als kiezers als ze willen deelnemen aan de gemeenteraadsverkiezingen in België. Om zich te registreren, dienden ze een schriftelijke aanvraag te richten naar hun gemeentelijk overheid, ruim twee maanden voor de verkiezingsdag. Eens geregistreerd als kiezer, zouden ze dan verplicht zijn effectief te gaan stemmen, net zoals dat het geval is voor alle volwassen Belgische kiesgerechtigden die verplicht zijn om aan de verkiezingen deel te nemen. Een aantal gemeenten (zoals Brussel stad) hebben systematisch al hun EU-burgers gemeld hoe ze zich konden registreren en zowel de federale als de gewestelijke autoriteiten hebben brochures verdeeld waarin de procedure werd toegelicht. Desalniettemin heeft slechts een kleine minderheid van de EUburgers de moeite gedaan zich als kiezer te registreren. In het gehele Brussels Hoofdstedelijke Gewest heeft slechts 9,6% van de EU-burgers zich als kiezer aangemeld. Het is vrij opmerkelijk dat met name in die gemeenten waar zich de belangrijkste EU instellingen bevinden (zoals de Commissie, het Parlement, de Raad van Ministers), en het gaat hier dan om Brussel stad, Elsene en Etterbeek, de allerlaagste participatiegraden van EU-burgers opgetekend werden. De resultaten voor de verschillende gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zijn terug te vinden in tabel 1. In de meeste gemeenten is het belang van de EU-burgers onder het uiteindelijke electoraat eerder bescheiden door de beperkte registratie als kiezers. Het aandeel van de EU-burgers in het gehele electoraat van het gewest bedraagt een povere 2%. Met name in gemeenten als Brussel stad en Elsene is het electorale gewicht van de EU-burgers bijzonder klein (namelijk 1,7 en 2,5%), terwijl er een veel groter potentieel is. Indien ze zich allemaal hadden ingeschreven als kiezers, hadden de EU-burgers 19,6% van het electoraat in Brussel stad kunnen uitmaken, terwijl ze in Elsene zelfs 28,4% van de kiezers zouden kunnen vormen. Gedeeltelijk omwille van de lage participatie van EU-burgers, werd er geen enkele niet-Belgische EU-burger verkozen in de gemeenteraad van Brussel stad, de gedoodverfde hoofdstad van de Europese Unie. In naburig Etterbeek werd een Nederlandse staatsburger verkozen op een groene lijst. In zijn geval is het echter
twijfelachtig of hij verkozen geraakt is door de stemmen van EU-burgers; het is veel aannemelijker dat hij zijn verkiezing te danken heeft aan Nederlandstalige Belgen die op hem stemden als ‘Vlaamse’ kandidaat. Tabel 1. Aantal en percentage EU-burgers die zich ingeschreven hebben als kiezers in de gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest Gemeente Aantal volwassen % van het Aantal % van de EU- % van het EUEU-burgers potentieel EU- ingeschreven burgers dat zich electoraat op het electoraat op het EU-kiezers als kiezer totale electoraat gehele electoraat registreerde Anderlecht 9,847 16,2% 1,132 11.5% 2.2% Oudergem 2,766 12,6% 318 11.5% 1.6% St-Agatha-Berch. 1,153 8% 125 10.8% 0.9% Brussels 17,043 19,6% 1,196 7% 1.7% Etterbeek 6,473 22,5% 501 7.7% 2.2% Evere 2,044 9% 224 11% 1.1% Vorst 6,383 19,8% 554 8.7% 2.1% Ganshoren 1,204 7,7% 234 19.4% 1.6% Elsene 15,566 28,5% 989 6.4% 2.5% Jette 2,516 8,5% 317 12.6% 1.2% Koekelberg 1,450 13,1% 146 10% 1.5% Molenbeek 5,832 13,7% 489 8.4% 1.3% Sint-Gillis 9,875 35% 1,425 14.4% 7.2% Sint-Joost 2,116 19,8% 170 8% 1.9% Schaarbeek 11,498 17,7% 971 8.4% 1.8% Ukkel 10,105 18% 772 7.6% 1.6% Watermaal2,043 10,9% 319 15.6% 1.9% Bosvoorde St-Lambrechts6,453 18% 685 10.6% 2.3% Woluwe St-Pieters-Woluwe 5,879 20,7% 953 16.2% 4% Gehele Gewest 120,246 18,1% 11,520 9.6% 2% Bron: Ministerie van Binnenlandse Zaken, Departement Verkiezingen, verwerking door ISPO- KULeuven
Wat het electorale gewicht van de geregistreerde EU-kiezers betreft, is Sint-Gillis de opvallende uitzondering in het Brussels Gewest. In Sint-Gillis maakte het EU-electoraat zo’n 7,2% uit van het totale kiespubliek en vormde het zo een aanzienlijke electorale factor. Het EU potentieel is, desalniettemin, niet minder dan 35% van het electoraat. Slechts een fractie van dit potentieel werd dus effectief gemobiliseerd. Het electorale belang van de nieuwe EU-kiezers werd in Sint-Gillis evenwel wel geanticipeerd. Er is een belangrijke Spaanse gemeenschap – die teruggaat tot de arbeidsmigratie uit de jaren zestig, grotendeels deel uitmaakt van de arbeidersklasse en dus een heel ander socio-professioneel profiel kent dan de ‘Eurocraten’ en meer mobiele jonge Europese professionelen in de meeste andere gemeenten (Eggerickx et alii, 1999) – die actief bewerkt werd door de lokale politieke partijen. Zo stonden er kandidaten van Spaanse origine op een prominente plaats op de lijst van de socialistische burgemeester Charles Picqué en op de lijst van oppositiepartij Ecolo. Al bij al moet men concluderen dat de politieke participatie van vreemdelingen met een EU-nationaliteit in de gemeenteraadsverkiezingen van oktober 2000 uiterst beperkt was. Er was een zeer lage participatiegraad en er werden nauwelijks niet-Belgische EUburgers verkozen in de gemeenteraden van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Er kan maar één conclusie zijn: hoewel ze een groot demografisch gewicht hebben in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, zijn de EU-burgers op lokaal politiek vlak van minimale betekenis gebleken. Het electorale succes van allochtone Belgen van niet-EU origine
De gemeenteraadsverkiezingen van oktober 2000 waren te Brussel in een aantal opzichten opmerkelijk te noemen. Ten eerste deden zich een aantal verrassende veranderingen van meerderheidscoalities voor in een aantal gemeenten. Zo verloor de liberale PRL-FDF formatie in de gemeenten Brussel stad en Elsene het burgemeesterschap omdat socialisten en groenen er met elkaar in zee gingen. In Molenbeek werd de PRL-FDF door de regerende franstalige socialisten van de PS aan de deur gezet om een nieuwe rood-groene coalitie met Ecolo mogelijk te maken. Op basis van projecties in de lijn van de kiesresultaten van de gewestelijke verkiezingen in 1999, viel een terugval van de PS, verlies van de christen-democraten van de PSC, een fikse winst van Ecolo en een statusquo van de PRL-FDF formatie te verwachten in de gemeentelijke politiek. Het draaide toch wat anders uit. Ecolo boekte inderdaad een forse winst, maar de PS boekte eveneens winst en de PRL-FDF verloor terrein. Het valt zeer moeilijk precies in te schatten in welke mate een betere toegang van allochtone kiezers tot lokale politieke participatie hier debet aan zijn. Jammer genoeg bestaan er geen exit-poll gegevens, zoals die wel door de onderzoeksgroep ISPO voor Vlaanderen verzameld konden worden, voor de verkiezingen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Dit werd tot nog toe door mogelijke financierders blijkbaar als een te kostelijke operatie beschouwd waarvoor men te weinig (kennis) in ruil krijgt. Dit leidt ertoe dat we geen geldige inferenties over verschuivingen in de stemresultaten kunnen maken. We menen echter dat alleszins de plausibele hypothese niet bij voorbaat verworpen mag worden dat er een correlatie optrad tussen de groei van het aantal kiezers van allochtone niet-EU origine tussen 1994 en 2000 enerzijds en de resultaten van de socialisten, groenen en liberalen bij de gemeenteraadsverkiezingen anderzijds. Tabel 2. Kandidaten en verkozen raadsleden van niet-EU origine in enkele gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1994
Anderlecht St-Agatha-Berchem Brussel Etterbeek Vorst Elsene Koekelberg Molenbeek Sint-Gilles Sint-Joost Schaarbeek Ukkel Sint-Lambrechts-Woluwe Total Bron: analyse door GERME-ULB
Kandidaten van niet-EU Verkozen raadsleden origine van niet-EU origine 9 1 1 0 22 3 6 0 2 1 8 1 1 1 18 1 8 1 8 2 18 3 1 0 2 0 107 14
Eén van de meest opvallende en belangrijkste gebeurtenissen bij de lokale verkiezingen van 2000 in het Brussels Gewest, was de opmerkelijke toename van het aantal Belgische verkozenen van niet-EU origine in de gemeenteraden (Rea, 2002). Deze was ook in vergelijking met andere Belgische steden en gemeenten opmerkelijk groot. Tijdens de voorafgaande gemeenteraadsverkiezingen in 1994, was de participatie en het succes van Belgische politici van niet-EU origine nog bescheiden gebleven. Zoals uit tabel 2 blijkt, werden er slechts 14 Belgische politici van niet-EU origine verkozen op een totaal van 650 lokale raadsleden in (sommige van) de 19 gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Hoe bescheiden ook, was dit op zich al een vooruitgang, omdat de vertegenwoordiging van etnische minderheidsgroepen in het lokale politieke leven
voorheen zo goed als onbestaande was gebleven, zelfs in die gemeenten en buurten waar er een hoge concentratie van allochtonen is. Tabel 3 geeft duidelijk aan dat de meeste kandidaten van niet-EU-origine oorspronkelijk geen zogenaamde ‘verkiesbare plaats’ op de kieslijst innamen. Met de volgorde op de kieslijst, geven de partijen hun eigen voorkeur aan over wie er verkozen zou moeten geraken. Dankzij persoonlijke voorkeurstemmen, waren de kandidaten van niet-EU origine in staat gebleken over kandidaten te springen die initieel een betere positie op de kieslijst gekregen hadden. Zonder in een gedetailleerde analyse te gaan – waarvoor hier geen ruimte is – van het spel van de voorkeurstemmen en patronen van zetelverdeling in het algemeen, kan hier gerust gesteld worden dat zij verkozen raakten op basis van hun voorkeurstemmen. Hierbij mag eraan herinnerd worden dat er (tot nog toe) geen limiet rust op het aantal voorkeurstemmen dat een kiezer mag uitbrengen op dezelfde lijst (zie Ysebaert, 2001) en het kiessysteem min of meer proportioneel is (Imperiali-systeem). Tabel 3. Verkozen raadsleden van niet-EU origine in de 19 gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in 1994, hun positie op de kieslijst en hun rangschikking op basis van voorkeurstemmen Positie op de Rangschikking Aantal verkozen kieslijst binnen lijst door raadsleden van de voorkeur-stemmen lijst Romdhani M. (Brussel stad – PS) 10 4 8 Ouriaghli M. (Brussel stad – PS) 24 5 8 Hariche (Brussel stad - PS) 35 6 8 Bouarfa S. (Schaarbeek - PS) 4 1 4 Zeguendi K. (Schaarbeek – FDF) 7 5 7 El Arnouki (Schaarbeek – Ecolo) 23 5 5 Smahi A. (Sint-Joost - PS) 25 3 16 Mantrach J. (Sint-Joost – Ecolo) 2 2 2 Mokhtari H. (Vorst – PS) 25 6 9 Boeckstael – Abib N. (Anderlecht – Ecolo) 2 2 4 Ben Ottmane A. (Elsene – Ecolo) 5 2 5 Mghari A. (Koekelberg - FDF) 10 4 5 Bouselmati M. (Molenbeek – Ecolo) 2 1 3 Dougna A. (Sint-Gillis – Ecolo) 1 1 3 Bron: analyse door GERME-ULB
Wie op wie gestemd heeft, blijft uiteraard een goede vraag om te stellen, waarop echter niet eenduidig geantwoord kan worden. Het is ontegensprekelijk zo dat deze allochtone Belgen stemmen gekregen hebben van andere allochtone Belgen. In zo’n geval spreekt men dikwijls van ‘etnisch stemmen’, waarbij de keuze voor een kandidaat vanuit de eigen etnische groep een belangrijke overweging vormt bij het kiesgedrag naast ideologische of andere preferenties. Maar het is evenzogoed een feit dat autochtone kiezers steun verleend hebben aan een aantal allochtone kandidaten. Hier zou men in bepaalde gevallen kunnen spreken over ‘symbolisch stemmen’, waarbij autochtone kiezers een doelbewust signaal willen uitzenden naar hun (doorgaans traditionele) partijen van keuze dat ze de inclusie van politici van buitenlandse origine in het politieke systeem ondersteunen en belangrijk vinden. Om misverstanden te vermijden, vermelden we graag nog even dat uiteraard ook vele andere overwegingen (ideologie, kwaliteiten van de kandidaten, etc.) een belangrijke rol in het stemgedrag spelen. Opnieuw zijn we niet in staat precieze antwoorden te geven over het belang van verschillende soorten van voorkeursstemmen (met name etnisch en symbolisch) omdat we jammer genoeg niet over exit-poll gegevens of andere bruikbare electorale data beschikken te Brussel. Wat er ook van zij, het belang van voorkeurstemmen, dat best gezien wordt als een mengeling van ondermeer zowel etnisch stemmen als symbolisch stemmen, trad opnieuw op tijdens de gewestverkiezingen van 1995 en 1999, zoals blijkt uit tabellen 4 en 5.
Tabel 4. Kandidaten en verkozen raadsleden van niet-EU origine in de 19 Brusselse gemeenten, gewestraadsverkiezingen 1995 Oorspronkelijke positie op Rangschikking dankzij Aantal de kieslijst voorkeurstemmen voorkeurstemmen Bouarfa S. (PS) verkozen Romdhani M. (PS) verkozen Ouezekhti M. (Ecolo) verkozen Daif M (PS) Verkozen Maadour El M.(PSC) Laanan F. (PS) Zeguendi K. (PRL-FDF) Fargaoui A. (PS)
9 24 6
3 11 4
2 505 1 595 1 492
51
12
1 311
7 46 35 58
11 17 53 21
1 075 1 015 896 837
Bron: GERME-ULB
Meer nog, tijdens de verkiezingen van 1999 werd het gedeeltelijk geanticipeerd in de strijd rond de ‘allochtone stem’. De meeste politieke partijen stimuleerden een actieve campagnevoering met klemtoon op de allochtone kandidaten Dit leidde in 1999 tot de verkiezing van 8 Belgen van buitenlandse niet-EU origine op een totaal van 75 parlementsleden in het gewestparlement. Tabel 5. Kandidaten en verkozen raadsleden van niet-EU origine in de 19 Brusselse gemeenten, gewestraadsverkiezingen 1999 Oorspronkelijke Rangschikking dankzij Aantal voorkeurstemmen positie op de voorkeurstemmen kieslijst Saïdi F. (Ecolo), verkozen 7 3 4 737 Boudjaoui F. (Ecolo), 37 9 1 979 niet-verkozen Lahssaini F. (Ecolo), verkozen 12 10 1 967 Cherké A. (Ecolo), 22 12 1 713 niet-verkozen Bouselmati M. (Ecolo) 17 13 1 703 Ouezekhti M. (PRL-FDF), verkozen 10 24 2 465 Derbaki A. (PRL-FDF) verkozen 21 31 1 702 Daïf M. (PS), verkozen 12 3 4 235 Bouarfa S. (PS), verkozen 5 4 3 013 Romdhani M. (PS), verkozen 16 9 2 045 Azzouzi M. (PS), verkozen 38 10 2 025 Koyuncu R. (PS), niet-verkozen 64 12 1 812 Bron : GERME-ULB
Wat opvalt is dat het effect van het voorkeurstemmen zichzelf niet in dezelfde mate manifesteert bij de rechts-liberale (PRL-FDF) kandidaten. Tabel 5 illustreert dat de twee verkozen liberale kandidaten het relatief slechter deden qua aantal voorkeurstemmen in vergelijking met de socialistische en groene kandidaten, ook al blijft hun score ook in absolute termen opmerkelijk. Tijdens de gemeenteraadsverkiezingen van 2000 (zie tabellen 6 en 7) werd de strijd om de ‘allochtone stem’ nog duidelijker en belangrijker. Meer nog, het was opvallend dat de partijen niet echt selectief waren in het recruteren van potentiële politici. In een aantal gevallen leidde dit tot grote onvrede bij bepaalde migrantenorganisaties – zoals blijkt uit 31 interviews met leiders van migrantenorganisaties die afgenomen werden in de loop van 2001 (Jacobs & Swyngedouw, 2001). Zo zag men een gevaar in het recruteren van incompetente personen voor de credibiliteit van allochtone kandidaten in het algemeen of stelde men kritische vragen bij de keuze van bepaalde kandidaten die niet bij het ideologisch profiel van hun partij pasten. Het fenomeen van het succes van de
voorkeurstemmen voor allochtone kandidaten herhaalde zich en overtrof zelfs alle verwachtingen. Van de 653 lokale gemeenteraadsleden, zijn er nu 90 van niet-EU migrantenorigine. Het succes van de allochtone kandidaten door voorkeurstemmen is, zowel we reeds eerder benadrukten, wellicht het resultaat van een combinatie van etnisch stemmen (stemmen van Belgen van allochtone origine) en symbolisch stemmen (stemmen van blanke Belgen die migranten kandidaten willen steunen als een symbolische daad pro migranten vertegenwoordiging). Wellicht kan etnisch stemmen alleen – zelfs mathematisch – niet alle voorkeurstemmen voor migranten kandidaten verklaren. Tabel 6. Verkozen raadsleden van niet-EU origine in de 19 gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijke Gewest naar partij, gemeenteraadsverkiezingen van oktober 2000 Ecolo
PS
SP
Anderlecht 2 3 Oudergem St-Agatha-Berch. Brussel 3 7 Etterbeek 3 2 Evere 1 1 Vorst 2 2 Ganshoren 1 Elsene 3 3 Jette 1 1 Koekelberg 3 Molenbeek 3 7 Sint-Gillis 4 3 Sint-Joost 4 5 Schaarbeek 3 2 Ukkel 2 Watermaal St-Lambr.-Woluwe St-Pieters-Woluwe Totaal 32 38 1 Bron : Gebaseerd op een patronym analyse door GERME-ULB Zaken, Departement verkiezingen, 2000
PRLFDFMCC 2
Agalev
PSC
CVP
Totaal
7
2 1
1
1
1 1 2
2 5
1
13 6 2 4 1 6 2 3 12 8 13 10 2 1
13 1 4 1 90 op basis van gegevens van het Ministerie van Binnenlandse
In een aantal gemeenten leidde dit bijna tot een ‘spiegelrepresentatie’ van derde landers en Belgen van niet-EU origine, ondanks het feit dat niet-EU vreemdelingen nog steeds geen stemrecht genieten. In andere gemeenten, lijkt er zelfs sprake te zijn van een oververtegenwoordiging van burgers van niet-EU origine in de gemeenteraad. Paradoxaal genoeg betekent dit dat het in een aantal Brusselse gemeenten zelfs beter gesteld is met de (descriptieve) representatie van allochtonen dan bijvoorbeeld in Rotterdam of Amsterdam waar ook niet-EU burgers het lokaal kiesrecht genieten. Zoals blijkt uit tabel 8, waarin het percentage van zetels behaald door kandidaten van nietEU origine naast het aantal niet-EU vreemdelingen (zonder de Belgische nationaliteit) staat, lijken er indicaties te zijn van een oververtegenwoordiging van (zowel Belgische als niet-Belgische) inwoners van niet-EU origine. Maar we moeten erg voorzichtig zijn in uitspraken over dergelijke zaken omdat de tabel geen info verschaffen kan over de Belgische inwoners van niet-EU origine. Zoals eerder benadrukt werd, zijn deze vrij talrijk in bepaalde gemeenten. Dit zou ertoe kunnen leiden dat de burgers van niet-EU origine uiteindelijk toch niet zo sterk oververtegenwoordigd blijken te zijn of zelfs helemaal niet oververtegenwoordigd zijn. We moeten alweer benadrukken dat het onmogelijk is dit te weten te komen, omdat er geen officiële gegevens naar etnische achtergrond bestaan. Overigens willen we, voor alle duidelijkheid, met het hanteren van het begrip
‘spiegelrepresentatie’ niet beweren dat politici enkel hun ‘eigen’ sociale groep kunnen of mogen vertegenwoordigen. We hanteren de term louter om te beschrijven of de politieke vertegenwoordiging van bepaalde analytisch te onderscheiden groepen een parallel kent met hun demografische sterkte – ook wel descriptieve representatie genoemd. Tabel 7. Verkozen raadsleden van niet-EU origine in de 19 gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en hun percentage op het totaal aantal verkozenen, oktober 2000 Totaal aantal zetels Aantal verkozen raadsleden van Aandeel van de verkozen niet-EU origine raadsleden van niet-EU origine op totale gemeenteraad Anderlecht 43 7 16,3% Oudergem 29 0 0 St-Agatha-Berch. 24 0 0 Brussel 47 13 27,7% Etterbeek 33 6 18,2% Evere 31 2 6,5% Vorst 35 4 11,4% Ganshoren 25 1 4,0% Elsene 41 6 16,6% Jette 33 2 6,1% Koekelberg 25 3 12,0% Molenbeek 41 12 29,3% Sint-Gillis 35 8 22,9% Sint-Joost 27 13 48,2% Schaarbeek 47 10 21,3% Ukkel 41 2 4,9% Watermaal 27 0 0 St-Lambr.-Woluwe 35 1 2,9% St-Pieters-Woluwe 33 0 0 Totaal 652 90 13,8% Bron : Gebaseerd op een patronym analyse door GERME-ULB op basis van gegevens van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, Departement verkiezingen, 2000 Tabel 8. Percentage van verkozen raadsleden van niet-EU origine in 6 Brusselse gemeenten en het aandeel van de derdelanders (niet-EU burgers zonder de Belgische nationaliteit) op de gehele bevolking niet-EU bevolking (%) Verkozenen van niet-EU origine (%) Anderlecht 13 16,3 Brussel 18,4 27,7 Elsene 13 16,6 Molenbeek 23,2 29,3 Sint-Gillis 17,4 22,9 Sint-Joost 35,5 48,2 Bron: CEDEM-ULG
Wat verder opvalt is dat een overgroot deel van de verkozenen van Maghrebijnse en meer bepaald Marokkaanse origine is. Dit patroon manifesteerde zich al tijdens de gewestelijke verkiezingen van 1999 en verscheen opnieuw – hoewel minder radicaal – tijdens de gemeenteraadsverkiezingen van 2000. Nu maken de Marokkanen wel de grootste groep van vreemdelingen uit te Brussel (en in het verlengde daarvan zijn ze ook de grootste groep allochtonen onder de Belgen), maar het blijft een opmerkelijk resultaat. Fennema and Tillie (1999), die innovatief onderzoek verricht hebben naar verschillen in politieke betrokkenheid van etnische groepen, zouden dit verschil verklaren, gebruik makend van het model dat ze in Nederland gehanteerd hebben, door te refereren aan de sterkte van de etnische civiele gemeenschap binnen de respectievelijke groepen. Hoe hechter de gemeenschap (en hoe hoger de deelname aan het verenigingsleven binnen die gemeenschap), hoe hoger de politieke participatie zou zijn. Uit eerste tests voor Brussel (Jacobs, Phalet & Deschouwer, 2002) blijkt dit verklaringsmodel daar niet op te gaan. Paradoxaal genoeg blijkt uit data verzameld door Swyngedouw, Phalet en Deschouwer
(1999) dat deelname aan het verenigingsleven veel hoger is bij Turken dan bij Marokkanen. In dezelfde lijn menen vele waarnemers dat sociale cohesie en sociale netwerken sterker zijn onder de Turken dan onder de Marokkanen. Dit zou verband houden met de verschillende migratiegeschiedenissen, waarbij er bij de Turken met name sprake was van kettingmigratie, terwijl de migratiepatronen van de Marokkanen veel diffuser waren. In het verlengde van de benadering van Fennema en Tillie, zouden we in zo’n situatie een veel hogere (en meer succesvolle) politieke participatie van Turken dan van Marokkanen moeten terugvinden in Brussel. We vinden echter precies het tegenovergestelde resultaat. Waarom dit precies zo is, moet nog verder uitgezocht worden (zie Jacobs, Phalet & Swyngedouw, 2002). Hoogstwaarschijnlijk heeft de hogere politieke participatie van Marokkanen te maken met het feit dat ze in het algemeen een betere kennis van het Frans – de dominante politieke taal in Brussel - hebben dan Turken. Een andere cruciale dimensie van de politieke participatie van Belgen van niet-EU origine is dat elf gemeenteraadsleden van niet-EU origine in de weken en maanden na de verkiezingen, verkozen en aangeduid zijn tot schepenen. Hoewel uiteraard van een heel ander niveau, kan de schepen in het gemeentebeleid als het equivalent van een minister in de federale regering beschouwd worden. Schepenen hebben een aanzienlijke manoeuvreerruimte in de lokale politiek. Ze genieten een zekere mate van autonomie om als uitvoerende macht impulsen te geven aan het lokale beleid in hun toegewezen competentiegebieden. Het verschijnen van schepenen van niet-EU origine lijkt ons een belangrijke etappe op het vlak van politieke participatie van migranten en misschien zelfs van groot belang te zijn in het empowerment proces van voorheen uitgesloten groepen in de lokale politiek. Opvallend is dat slechts twee van deze schepenen geen sociale bevoegdheden toegewezen werden. Zo is de ene verantwoordelijk voor de lokale financiën en de andere bevoegd voor openbare werken. Alle andere kennen als beleidscompetenties ofwel sport en jeugd, onderwijs, sociale integratie, werkgelegenheid of cultuur (of een combinatie hiervan). Allochtone schepenen krijgen dus vooral een bepaald type bevoegdheden in hun portefeuille. Welke resultaten kent het verhoogde succes van allochtone Belgen van niet-EU origine? Wat zijn de effecten? Het is te vroeg om effecten in en van beleidsveranderingen werkelijk te kunnen beoordelen, maar wat wel buiten kijf staat is dat het grote succes van allochtone politici (waarvan sommigen zonder enige politieke ervaring) voor spanningen zorgt binnen de lokale partijafdelingen. Een noemenswaardig en exemplarisch voorbeeld is de lokale groep van de socialistische partij PS in de stad Brussel. Een aantal van de verkozen Belgen van Maghrebijnse origine hebben een tijdje aangedrongen op meer macht. Daarbij verwezen ze naar hun kiesresultaten en het feit dat ze 7 van de 13 raadszetels van de PS in de gemeenteraad bezettten. Wat eveneens zeer duidelijk geworden is, is dat allochtone politici wel degelijk macht (of een potentieel van macht) verworven hebben, zeker op momenten van coalitievorming. Sommige allochtone politici zijn schepen geworden – wat zowel symbolisch als de facto vrij belangrijk is. Anderen hebben in een aantal gevallen waar enkele zetels het verschil kunnen maken tussen alternatieve meerderheden een decisieve rol gespeeld bij de coalitievorming. Meest opvallend waren de gebeurtenissen in de gemeente Vorst waarbij het overlopen van twee Belgische verkozenen van Marokkaanse origine van de PS naar de PRL-FDF-federatie tot een coalitiewissel geleid heeft en de burgemeestersjerp in handen van de liberalen hielp brengen. Belgen van migranten origine kunnen dus wel degelijk een belangrijke politieke rol spelen in de lokale Brusselse politiek. Het valt nog te bezien wat het effect en de invoering van het kiesrecht voor nietEU vreemdelingen te Brussel zou betekenen. Dit is speculatie, maar wellicht zal het effect paradoxaal genoeg beperkt blijven, omdat we nu eigenlijk al met een buitengewone
situatie van vertegenwoordiging van allochtonen te maken hebben. Een verdere toename van allochtone verkozen politici kan uiteraard niet uitgesloten worden, maar het is even aannemelijk dat ze niet zal plaatsvinden. De politieke partijen zullen in de toekomst hoogstwaarschijnlijk opnieuw veel selectiever worden in hun keuze van kandidaten, in het licht van de kritieken die ze over zich hebben gekregen (en het dysfunctioneren van bepaalde verkozenen). Er blijken ook wetgevende plannen te zijn, die deels teruggaan op het grote succes van politici van niet-EU origine en samenhangen met interne partijspanningen, om de kieswetgeving zo te wijzigen dat een beperking van het aantal uit te brengen voorkeurstemmen wordt opgelegd. Conclusie en discussie Sinds de gemeenteraadsverkiezingen van oktober 2000 lijkt een nieuw tijdperk in de Brusselse politiek aangebroken te zijn. Er vond een opmerkelijk toename van het aantal Belgische verkozenen van allochtone niet-EU origine plaats – voornamelijk Belgische Marokkanen. In gemeenten als Brussel stad, Schaarbeek, Sint-Gillis en Molenbeek maken zij nu zelfs meer dan 20 tot 25% van de raadsleden uit, waardoor er sprake is van een soort spiegelrepresentatie van de allochtone bevolking. In Sint-Joost is zelfs bijna de helft van de gemeenteraad allochtoon. In het hele gewest bezetten de allochtone Belgen zo’n 14% van alle gemeenteraadszetels. Dit is vrij opmerkelijk, omdat de Belgen van niet-EU origine in het hele gewest wellicht maar maximaal zo’n 7 tot 9% van het electoraat uitmaken. Het succes van de allochtone politici is het gevolg van het belang van voorkeurstemmen, zowel uitgebracht door ‘oude’ autochtone Belgen als door ‘nieuwe’ allochtone Belgen. Een aantal gerelateerde zaken kennen nu het potentieel om het Brusselse politieke reilen en zeilen gevoelig te beïnvloeden. Verschillende allochtone Belgen hebben met een schepenmandaat uitvoerende macht verworven. Beleidsplannen richten zich in toenemende mate ook op achtergestelde buurten met hoge concentraties allochtone inwoners. Bovendien duiken er interne partijspanningen op tussen autochtonen en allochtonen. Identitaire politiek heeft al altijd een belangrijke rol gespeeld in de Belgische ‘hoofdstad’ en omringende Brusselse gemeenten. Tot nog toe werd de Brusselse politiek gedomineerd door de tegenstellingen tussen Vlamingen en Franstaligen. Vandaag treedt er evenwel een bijkomende pluri-etnische dimensie op, met Belgen van Marokkaanse origine in een centrale rol. Vreemd genoeg, komen de EU-burgers niet in het plaatje voor. Hebben zij niks te verdedigen? We hebben vastgesteld dat er enerzijds een lage participatie van EU-burgers was maar er anderzijds wel een groot succes van Belgische politici van allochtone niet-EU origine opgetreden is. Moet dit vanuit een normatief standpunt als een goed of een slecht teken geinterpreteerd worden? Men zou in de twee richtingen kunnen argumenteren. Aan de ene kant kan men stellen dat het verkieslijk is dat die groepen die het meest nood hebben aan (politieke) emancipatie, best ook het meest succesvol zijn in het hebben van politieke vertegenwoordigers. Vanuit dit perspectief bekeken, is het een goede zaak dat politici die het dichtst bij de achtergestelde buurten (en hun gedeeltelijk stemloze bevolking) staan, (over)vertegenwoordigd zijn. Aan de andere kant zou men het feit dat sociaal-economisch sterkere groepen zoals de EU-burgers (abstractie makend van de Zuideuropese voormalige gastarbeiders en hun kinderen) niet politieke participeren kunnen opvatten als een teken – maar dit is slechts een hypothese – dat lokale politiek en lokale politieke participatie aan belang inboet en deze groepen andere machtsmiddelen en strategieën tot hun beschikking hebben om hun belangen (efficienter) te verdedigen.
Literatuur Ben Mohammed, N. & Rea, A. (2000) Politique multiculturelle et modes de citoyenneté à Bruxelles. Partie II. Rapport Final pour la Région de Bruxelles-Capitale. Bruxelles: ULB. Bietlot, M., Caestecker, F., Hardeman, F. & Rea, A. (2002) ’Evaluation de l’application de la loi du 1er mars 2000’. In Foblets, M-C., Foqué, R. & Verwilghen, M. (red.) Naar de Belgische nationaliteit. Devenir Belge (pp. 147-186). Brussel: Bruylant. Bousetta, H . & Swyngedouw, M. (1999) ‘La citoyenneté de l’Union européenne et l’enjeu de Bruxelles. Le droit supranational européen confronté aux réalités d’une société multiethnique et multinational divisée’, Courrier Hebdomadaire du CRISP, nr. 1636. Caestecker, F. & Rea, A. (2002) ’De Belgische nationaliteitswetgeving in de twintigste eeuw. Een terugkeer naar de zelfbewuste natie of het koesteren van wantrouwen?’. In Foblets, M-C., Foqué, R. & Verwilghen, M. (red.) Naar de Belgische nationaliteit. Devenir Belge (pp.70-118). Brussel: Bruylant. Eggerickx, T., Kesteloot, C., Poulain, M., Peleman, K., Roesems, T. & Vandenbroecke, H. (1999) De allochtone bevolking in België. Algemene Volks- en Woningtelling op 1 maart 1991.Monografie nr. 3. Brussel: NIS. Favell, A. & Martiniello, M. (1998) Multinational, multicultural and multilevelled. postnational politics in Brussels, Capital of Europe, Paper presented at the ECPR Joint Sessions, Warwick University, March 1998. Fennema, M. & Tillie, J. (1999) ‘Political participation and political trust in Amsterdam: civic communities and ethnic networks’, Journal of Ethnic and Migration Studies, 25 (4): 703-726. Fitzmaurice, J. (1996) The Politics of Belgium. A Unique Federalism. London: Hurst. Jacobs, D. (1998) Nieuwkomers in de politiek. Gent: Academia Press. Jacobs, D. (1999a) 'The debate over enfranchisement of foreign residents in Belgium', Journal of Ethnic and Migration Studies, 25 (4): 649-663. Jacobs, D. (1999b) ‘Stemrecht voor migranten. De kloof tussen inwonersaantal en aantal kiesgerechtigden in Nederland en België vergeleken’, Nieuw tijdschrift voor Politiek, (3): 41-72. Jacobs, D. (2001) 'Immigrants in a Multinational Political Sphere: The Case of Brussels'. In Rogers, A. & Tillie, J. (eds.), Multicultural Policies and Modes of Citizenship in European Cities, (pp. 107-122). Aldershot: Ashgate. Jacobs, D. & Swyngedouw, M. (2001) Multiculturaliteit in Brussel. Tussentijds rapport. Brussel: IPSoM/KUBrussel. Jacobs, D., Phalet, K. & Swyngedouw, M. (2002) Social capital and political participation among ethnic minority groups in Brussels. A test of the civic community argument of Fennema and Tillie. Paper presented at the ECPR Joint Sessions, March 2002, Torino. Kymlicka, W. (1995) Multicultural Citizenship. Oxford: Clarendon Press. Martiniello, M. (1997) Sortir des Ghettos Culturels. Paris: Presses de Sciences Po. Martiniello, M. (1998) 'Les élus d'origine étrangère à Bruxelles: une nouvelle étape de la participation politique des populations d'origine immigrée', Revue Européenne des Migrations Internationales, 14 (2): 123-150. Rea, A. (2002), ‘La représentation politique des Belges d’origine étrangère aux élections communales de 2000 : le cas de Bruxelles’, Les Cahiers du CEVIPOL, www.ulb.ac.be/soco/cevipol. Roessingh, M. (1996) Ethnonationalism and Political Systems in Europe. A State of Tension. Amsterdam: Amsterdam University Press. Swyngedouw, M., Phalet, K., Deschouwer, K. (1999) Minderheden in Brussel, Brussel: VUB Press. Ysebaert, C. (2000) Politiek Zakboekje. Diegem: Kluwer. Witte, E., Alen, A., Dumont, H. & R. Ergec (1999) Het statuut van Brussel – Bruxelles et son statut. Brussel: Larcier.
Noten * Dirk Jacobs is momenteel onderzoeker bij het ISPO (Institute for Social and Political Opinion Research, K.U.Leuven) en is deeltijds docent aan de KUBrussel. Hij publiceerde nationaal en internationaal over thema’s als politieke participatie van migranten, etnocentrisme, identiteitspolitiek en debatanalyse (e-mail:
[email protected]). Marco Martiniello is senior onderzoeker bij het FNRS en docent politieke wetenschap aan de Université de Liège. Hij is directeur van het Centre d'Études de l'Ethnicité et des Migrations (CEDEM). Hij heeft uitvoerig gepubliceerd over thema’s als migratie, etniciteit, racisme en burgerschapskwesties in de Europese Unie en België (e-mail:
[email protected]). Andrea Rea is professor aan de Université Libre de Bruxelles en directeur van de Group for studies on Ethnicity, Racism, Migrations and Exclusion (Germe). Hij publiceerde uitvoerig over thema’s als immigratiebeleid, integratie van migranten, arbeidsmarkt en discriminatie, racisme in Europa (e-mail:
[email protected]). Deze bijdrage werd eerder als paper in het Engels gepresenteerd in een workshop over politieke participatie van migranten op de Sixth International Metropolis Conference in Rotterdam, november 2001 en in het Nederlands op de workshop ‘representativiteit van vertegenwoordigende organen’, Etmaal Nederlandse Kring voor Wetenschap der Politiek, Noordwijkerhout, 23 en 24 mei 2002. We danken de referenten, organisatoren en andere deelnemers van beide workshops (o.a. Meindert Fennema, Hassan Bousetta, Anja Van Heelsum, Monique Leijenaar, Jantine Oldersma, Mieke Van Haegendoren, Joyce Outshoorn, Petra Meier en Mieke Verloo) voor hun nuttige commentaren en suggesties. Een Engelse versie verschijnt in het Journal of International Migration and Integration.