veiligheid door samenwerking
CCV 2004-2009 Vijf jaar maatschappelijke veiligheid in beweging
CCV 2004-2009 Vijf jaar maatschappelijke veiligheid in beweging
04 Voorwoord Ida Haisma (CCV) 06 Interview Benjamin Jansen (Justitie) 12 Kwaliteitsmeter Veilig Uitgaan (KVU) Instrument 14 Interview Marieke Hendriks (BZK) 20 Veiligheidseffectrapportage (VER) Instrument 22 Interview Carola ter Braak (Verbond van Verzekeraars) 28 Model Integrale Brandveiligheid (IBB) Instrument 30 Interview Wim Ruijgrok (VNO-NCW) 36 Keurmerk Veilig Ondernemen (KVO) Instrument 38 Interview Annemarie Jorritsma (VNG) 44 Politiekeurmerk Veilig Wonen (PKVW) Instrument 46 Interview Bert Wijbenga (Raad van Hoofdcommissarissen) 50 Instrumenten in het kort 52 Interview Ida Haisma (CCV)
‘Hoe je iederéén kunt mobiliseren, blijft de grote uitdaging voor de komende jaren’
05
voorwoord Ida Haisma, directeur CCV
Het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) is vijf jaar geleden – in de zomer van 2004 – opgericht door een aantal partijen om een impuls te geven aan een bredere invoering van effectieve preventie maatregelen. Die bredere invoering moest onder andere bewerkstelligd worden door publiek-private samenwerking op het gebied van maatschappelijke veiligheid te versterken.
Tot die effectieve maatregelen worden de veiligheids instrumenten gerekend die het CCV onder zijn hoede heeft. Zoals het Keurmerk Veilig Ondernemen (KVO), het Politiekeurmerk Veilig Wonen (PKVW), de Veiligheids effectrapportage (VER) en de Kwaliteitsmeter Veilig Uitgaan (KVU). Die instrumenten worden bij het CCV beheerd én doorontwikkeld. Het blijft een punt van aandacht dat iedereen zijn verantwoordelijkheid neemt bij criminaliteitspreventie en veiligheid. Bij het Keurmerk Veilig Ondernemen (KVO) gaat het bijvoorbeeld goed. Dat zit ingebakken. Hoe je iederéén kunt mobiliseren, blijft de grote uitdaging voor de komende jaren.
Jubileum
De oprichtende partijen zijn: ministerie van Justitie, ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, het Verbond van Verzekeraars, werkgeversorganisatie VNO-NCW, de VNG en de Raad van Hoofdcommissarissen. Een andere aanleiding tot de oprichting van het CCV was de versnippering van activiteiten en projecten op de thema’s criminaliteitspreventie en veiligheid. We hebben de inventaris overgenomen van het Nationaal Platform Criminaliteitsbeheersing (NPC) en zijn ermee aan de slag gegaan. De eerste tijd hebben we geïnventariseerd, onkruid gewied en bruikbaar materiaal gesnoeid en bemest.
Het vijfjarig bestaan van het CCV willen we luister bij zetten met deze jubileumbundel. Hierin blikken we samen met onze zes oprichtende partijen terug op de afgelopen jaren en werpen we een blik op de toekomst. Een ander onderdeel van de bundel is een serie van vijf verhalen uit de praktijk, waarin wordt bericht hoe veiligheidsprofes sionals op de werkvloer met veiligheidsinstrumenten van het CCV werken. Wie zich nog op de hoogte wil stellen van de belangrijkste actuele CCV-ontwikkelingen in 2008 en korte jaarverslaginformatie zoekt, vindt achterin een beknopt jaarverslag.
Bij de invoering van preventiemaatregelen moest het kaf van het koren gescheiden worden: de nadruk moest komen te liggen op het verspreiden van succesvolle, op hun effectiviteit onderzochte maatregelen. De gebruikelijke praktijk dat makkelijk allerlei nieuwe projecten werden opgestart, zonder van eerdere ervaringen te leren, moest worden doorbroken.
Deze feestbundel heeft een serieuze ondertoon. Met de inzichten uit de gesprekken en de praktijkverhalen willen we een steentje bijdragen aan de actuele kennis over criminaliteitspreventie en maatschappelijke veiligheid. Deze kennis stellen we graag als presentje beschikbaar aan betrokkenen in het veiligheidsveld. :
‘Nederland wordt niet veiliger met alleen repressie’
Hoe verschillend Nederlanders ook zijn, iedereen wil een rechtvaardige en veilige samenleving. De minister en staatssecretaris van Justitie hebben de taak ervoor te zorgen dat onze maatschappij veiliger wordt. Op het ministerie van Justitie wordt hard gewerkt aan het realiseren van een juiste aanpak. Benjamin Jansen houdt zich daar bezig met het preventie- en slachtofferbeleid. Het CCV noemt hij – ‘als verbindende schakel tussen beleid en praktijk’ – onmisbaar bij de uitvoering van de beleidsplannen.
Interview Benjamin Jansen ministerie van Justitie
07
v eiligheidsgevoel van je kinderen. Maatschappelijke onveiligheid komt dan ineens heel dichtbij.”
Veiliger samenleving In zijn leven heeft hij zich gelukkig maar één keer echt onveilig gevoeld. “Toen werd mij meteen duidelijk wat een impact het heeft als je slachtoffer wordt van een misdrijf”, zegt Benjamin Jansen. Als hoofd van de afdeling Preventieen Slachtofferbeleid bij het ministerie van Justitie weet hij dan ook hoe belangrijk het is dat criminaliteit in Nederland wordt aangepakt. “We hebben recht op een veilige maatschappij”, stelt hij. “Dat is precies waar we ons bij het ministerie van Justitie hard voor maken.” Die ene keer had hij te maken met agressie in het verkeer, maar Benjamin Jansen weet dat de tentakels van criminelen verder reiken. “Slecht gedrag komt op heel veel verschillende manieren voor. Ik werd gesneden door een automobilist. Bij een stoplicht stonden we vervolgens naast elkaar. We keken elkaar aan en ik deed mijn armen omhoog zo van: wat doe je nu, man. Dat vatte die kerel blijkbaar op als een teken van agressie of een belediging, want hij kwam direct achter me aan.” Het resulteerde in een wilde achtervolging. Jansen reed samen met zijn gezin bewust een aantal keren door rood om aan de agressieve automobilist te ontkomen. “Uiteindelijk reed ik mijn auto klem in een woonerf. Daar zijn we bij onbekenden een huis ingevlucht. Zo zijn we hem kwijtgeraakt. De politie heeft hem helaas niet kunnen pakken.” Wat Jansen het meest is bijgebleven zijn de gevolgen van zo’n ervaring. “Je voelt je slachtoffer van een gebeuren waar je geen invloed op had. Het doet ook iets met het
Wat dat betreft zit Jansen bij het ministerie op de juiste plek. Het ministerie van Justitie schept voorwaarden waarbinnen mensen hun recht kunnen zoeken en vinden, laat crimineel gedrag niet ongestraft en creëert mogelijkheden waarmee burgers en bedrijven hun conflicten kunnen oplossen. “Zo moeten we Nederland veilig krijgen.”
“Er zullen altijd mensen zijn die zich laten verleiden tot crimineel gedrag. Dat kun je als overheid niet over je kant laten gaan” Het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CVV) speelt sinds de oprichting vijf jaar geleden een belangrijke rol in die missie. “Justitie is namelijk niet alléén verantwoordelijk voor de veiligheid”, aldus Jansen. “Het is belangrijk dat burgers zelf, bedrijven en andere overheids instellingen ook zoveel mogelijk maatregelen nemen om criminaliteit te voorkomen, of te verminderen. Het CCV is de instantie die met de juiste kennis de partijen op de mogelijkheden wijst, maar ook met elkaar in contact brengt. Dat is nodig. We kunnen criminelen ook rücksichtslos tot in lengte van dagen opsluiten, maar dat is niet wat we willen en ook niet dé oplossing. We krijgen ons land alleen veiliger als we met elkaar preventief én repressief te werk gaan.”
08 Jansen is ervan overtuigd dat het één niet zonder het ander kan. “Denken dat je criminaliteit kunt aanpakken door alléén preventieve maatregelen te nemen, is een mooie maar utopische gedachte. Er zullen altijd mensen zijn die zich laten verleiden tot crimineel gedrag. Dat kun je als overheid niet over je kant laten gaan. Dus zul je repressief moeten kunnen en durven optreden. Alléén repressief optreden is echter ook niet goed, want dan ben je aan de achterkant aan het corrigeren, terwijl je met preventieve maatregelen ook de bron aanpakt. Kortom, er moet een balans tussen preventie en repressie zijn, anders beperken we onszelf in onze strijd tegen criminaliteit.”
Beleid omzetten Om die reden was de oprichting van het CCV voor de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Justitie absoluut belangrijk. “We hadden een organisatie nodig die onze mooie woorden, ons beleid, kon omzetten naar de praktijk. Op het ministerie van Justitie vonden in die tijd meerdere activiteiten plaats die niet puur een beleids- of wetgevend karakter hadden. Het Keurmerk Veilig Ondernemen was bijvoorbeeld al in gang gezet, maar eigenlijk hoort de uitvoering van een dergelijk instrument niet tot het takenpakket van een ministerie. Wij moeten ons in principe alleen bezighouden met beleid maken, de wetgeving daaromheen en het politieke spel. Wij zijn nooit een uitvoeringsorganisatie op het terrein van criminaliteitspreventie en veiligheid geweest en moeten dat ook niet willen zijn.”
Schakel Jansen geeft aan dat het CCV de ministeries de afgelopen jaren heel wat heeft opgeleverd. “We hebben een organi satie op poten weten te zetten die als kernactiviteiten criminaliteitspreventie en veiligheid heeft en voor Justitie en Binnenlandse Zaken beschikbaar is om concreet resultaat op te leveren. Ik zie het centrum echt als dé verbindende schakel tussen beleid en praktijk. Dankzij het CCV zijn instrumenten als het Keurmerk Veilig Ondernemen, het Politiekeurmerk Veilig Wonen en Buurtbemiddeling, ooit bij ons ontstaan, goed in de Nederlandse samenleving ingebed en verder uitgerold.”
Interview Benjamin Jansen ministerie van Justitie
“Dat het CCV de kennis uitvent, beschikbaar maakt en vertaalt naar de praktijk geeft het centrum de belangrijke positie die het nu heeft” Jansen benadrukt het succes van de instrumenten. “Uit de dalende criminaliteitscijfers blijkt dat ze effect hebben. Buurtbemiddeling is een goed voorbeeld van een instrument waarmee vroegtijdig problemen worden aangepakt wanneer er in een wijk irritaties zijn ontstaan door rommel of geluidsoverlast. Speciaal ingestelde bemiddelaars helpen mensen met elkaar in gesprek te komen, zodat er begrip over en weer ontstaat en er gezamenlijk naar een oplossing kan worden gezocht.” Uit een evaluatie van onderzoeksbureau Berenschot – in opdracht van het ministerie van Justitie – blijkt dat meer dan negentig procent van de lokale betrokkenen tevreden tot zeer tevreden zijn over buurtbemiddeling. “Een mooi resultaat”, vindt Jansen. “Buurtbemiddeling draagt absoluut bij aan de veiligheid en leefbaarheid van wijken en leidt tot een vermindering van de werklast van onder meer de politie, het Openbaar Ministerie en woningcorporaties. Het CCV stimuleert een brede toepassing van dit instrument en daar zit precies de kracht van de organisatie”, aldus Jansen. “Het CCV moet namelijk meer zijn dan een bibliotheek. Als het centrum alleen informatie verzamelt om beschikbaar te stellen, is dat te mager. Juist het feit dat het CCV de kennis uitvent, beschikbaar maakt en vertaalt naar de praktijk geeft het centrum de belangrijke positie die het nu heeft.”
Duidelijker Jansen geeft aan dat er nog wel een slag kan worden gemaakt. “De positie van het CCV in de Nederlandse samenleving kan steviger worden. Dat kan door nog meer goede diensten aan te bieden en ervoor te zorgen dat ze de juiste mensen in huis hebben.” Ook de huidige manier waarop het CCV onder de departementen Binnenlandse Zaken en Justitie opereert, kan wat Jansen betreft anders. “Er is in mijn beleving in de afgelopen jaren meer afstand tussen het centrum en de ministeries ontstaan dan zou moeten. Het CCV is op sommige momenten aan de gang gegaan met van alles en nog wat, waarvan de ministeries zich afvroegen of dat wel had gemoeten. De focus kwam breder te liggen dan criminaliteitspreventie en veiligheid en dat is nooit de bedoeling geweest.”
09
jansen in het kort Naam: Benjamin Jansen Leeftijd: 39 jaar Huidige Functie: Hoofd van de afdeling Preventie- en Slachtoffer beleid en MT-lid van de directie Sanctie en Preventiebeleid van het ministerie van Justitie. Carrièreverloop: Als afgestudeerd econometrist en gepromoveerd wiskundige vond Jansen zijn weg als adviseur kwantitatieve methoden en technieken in het bedrijfsleven. Na tien jaar maakte hij de overstap naar de overheid. Bij het ministerie van Justitie was hij voor zijn huidige functie plaatsvervangend directeur van de Stafdirectie Coördinatie Vreemdelingenketen en verantwoordelijk voor keteninformatie en -informatisering. Uitspraak: “Met alleen hoge straffen opleggen komen we er niet”
“Het zou goed zijn als we tegenover elkaar duidelijk maken wat we van elkaar verwachten. We moeten een heldere gezamenlijke agenda hebben”
De aansturing vanuit Justitie is echter ook niet optimaal geweest, steekt Jansen de hand in eigen boezem. “Daarom zou het goed zijn als we tegenover elkaar duidelijk maken wat we van elkaar verwachten. We moeten een heldere gezamenlijke agenda hebben. De ministeries mogen dat ook vragen, want wij betalen het CCV elk jaar een flinke smak geld. Dan moeten wij er ook voor zorgen dat de centen op een verantwoorde manier worden uitgegeven.” Kijkend naar de ontwikkelingen moeten volgens Justitie de pijlen voor preventie vooral worden gericht op de aanpak van overvallen, winkelcriminaliteit, georganiseerde misdaad en geweld. “Vooral het aantal overvallen op bedrijven, maar ook op woningen baart ons zorgen”, zegt Jansen. “In vergelijking met winkeldiefstallen, waarbij het gaat om het stelen van goederen, komen overvallen misschien minder vaak voor, maar deze vorm van criminaliteit heeft wel een enorme impact. Bij een overval gaat het vaak om geld. De winkelmedewerker of de bewoner van een huis krijgt een pistool op zijn borst gedrukt en dat laat zijn sporen na. Ook de mensen in de omgeving beginnen zich onveilig te voelen, want het is wel hún supermarkt of hún buurman die is beroofd. Wij zijn nu met een plan van aanpak bezig. Het CCV zou een rol kunnen spelen in de opera tionalisering van bepaalde maatregelen. Met andere woorden: de betrokken partijen stimuleren actie te ondernemen. Zo werken we met elkaar aan een veiliger Nederland.” :
Om de invoering van de Kwaliteitsmeter Veilig Uitgaan in een uitgaansgebied te onder steunen, heeft het CCV een vernieuwd Handboek Kwaliteitsmeter Veilig Uitgaan uitgebracht. Op de website van het CCV zijn checklists en maatregelen te vinden.
12 Kwaliteitsmeter Veilig Uitgaan
‘Stappen is in Rotterdam een stuk veiliger geworden’ Uitgaan is alleen leuk als dat kan in een veilige omgeving. In een stads centrum of dorpskern waar een prettige sfeer hangt, waar geen opstootjes zijn en waar geen wildplassers op elke hoek van de straat hun blaas legen. Zo’n veilig uitgaansgebied lijkt zeker in een grote stad een utopie, maar toch kan er veel worden bereikt. Er is wel structurele samenwerking voor nodig. In het centrum van Rotterdam werken politie, gemeente, horecaonder nemers en andere partijen samen met de Kwaliteitsmeter Veilig Uitgaan. Het resul taat: de binnenstad is een stuk schoner en veiliger geworden.
Overdag lijken ze niet te bestaan, maar zodra het uitgaanspubliek de binnenstad van Rotterdam weet te vinden, schieten ze als metalen paddenstoelen uit de grond: uriliften, ofwel openbare toiletten die uit de grond rijzen. Voeg daarbij een fikse boete van 90 euro voor wie toch naast de pot piest en het wildplassen − een van de grootste ergernissen van bewoners en ondernemers in het centrum van Rotterdam − wordt flink teruggedrongen. Samen met onder meer extra camerabeveiliging, een strenger deurbeleid, minder zwerfvuil, een duidelijke portiersselectie en verlichte donkere steegjes hebben de futuristische urinoirs het uitgaansgebied van Rotterdam inmiddels veiliger gemaakt. “We houden ons sinds 2000 bezig met het verbeteren van het uitgaansgebied van Rotterdam”, vertelt Bjorn Dirkse, project leider Veilig Uitgaan en beleidsadviseur Drugs en Overlast van de directie Veiligheid
van de gemeente Rotterdam. “Belangrijkste reden was dat Rotterdam in die tijd te maken had met een aantal ernstige incidenten in het uitgaansleven. De politiek, bestuur, politie en horecaondernemers wilden maatregelen om het uitgaansgebied veiliger te maken en zocht daarbij naar samenwerking. Het was Koninklijk Horeca Nederland dat de Kwaliteitsmeter Veilig Uitgaan − KVU − naar voren schoof. Het daadwerkelijk samen werken, waar dit instrument vooral voor staat, liet al snel positief resultaat zien.”
Korte lijnen Dirkse geeft aan dat Rotterdam over een mooi en ook bijzonder horecagebied beschikt. “De uitgaansgebieden bevinden zich hier verspreid over de binnenstad. Rotterdam heeft niet zoals bijvoorbeeld Groningen een mooi oud stadsplein met een kerk waar alle kroegen omheen zitten. Het onoverzichtelijke van ons verspreide uitgaansgebied zorgt ervoor dat het extra belangrijk is dat we met elkaar slim nadenken over hoe we het gebied veiliger en schoner krijgen. Dat laatste is net zo belangrijk, omdat een schone en hele omgeving minder criminaliteit en overlast uitlokt. Als er geen stoeptegel los ligt is de kans heel wat kleiner dat deze ergens door een ruit gaat.” De gezamenlijke aanpak van geweld en overlast via de KVU begon enkele jaren geleden met een startbijeenkomst met onder andere gemeente, politie, brandweer en een aantal grote horecaondernemers. Later kwamen daar andere partijen bij, zoals het Openbaar Ministerie en Bouman GGZ (Geestelijke Gezondheidszorg). Ook steeds meer horecauitbaters begonnen het belang van het
instrument in te zien. Met elkaar werd een convenant afgesloten. “Het leuke aan het hele proces was dat we vanaf dat moment écht met elkaar in gesprek gingen en dat sinds die tijd ook zijn gebleven”, zegt Rob Mooijekind, eigenaar van de Baja Beach Club aan de Karel Doormanstraat. “De lijnen zijn nu heel kort en dat is bijzonder praktisch. Daarvoor wezen we meer naar elkaar. Dankzij de KVU hebben we elkaar en elkaars posities leren kennen en ook beter leren begrijpen. Ik weet dat ik me er bijvoorbeeld toen echt over verbaasde dat er blijkbaar wél met de politie te praten viel. Daarvoor was de ervaring van de horecaondernemers toch vooral dat, als wij de politie hielpen met het overdragen van een lastpak en daarbij iets verkeerd deden, we de volgende dag zelf in het cachot zaten.”
Horecare Het plan van aanpak van de KVU zorgde ervoor dat het uitgaansgebied vanuit verschillende invalshoeken werd verbeterd. Dirkse: “Horecaondernemers letten extra op de uitstraling van hun eigen zaak en hielden een strengere selectie van hun portiers. De gemeente zorgde onder meer voor de uriliften, betere verlichting en het weghalen van containers in ‘niet-pluishoekjes’. De politie ging meer in overleg met de ondernemers om te horen wat er speelde.”
“De horeca-ondernemers en agenten staan tijdens de uitgaansavonden altijd met elkaar in contact”
13 De Horecare, een samenwerkingsverband tussen politie, horeca, gemeentereiniging en het Parkeerbedrijf Rotterdam, was een van de eerste initiatieven die met de KVU werden geboren. Met de Horecare treden agenten op uitgaansavonden in het centrum consequent op tegen agressievelingen, wildplassers en foutparkeerders. “De politie laat zich veel meer dan anders op straat zien en duldt geen ongepast gedrag meer”, aldus Mooijekind. “De horecaondernemers en agenten staan tijdens de uitgaansavonden altijd met elkaar in contact, zodat als er ergens iets aan de hand is er vrijwel direct wordt opgetreden. De Horecare, en ook de KVU, heeft ons inmiddels al heel wat ellende bespaard. Ik durf te beweren dat het uitgaansleven in de Rotterdamse binnenstad er in de afgelopen jaren honderd procent leuker op is geworden.”
Panel Deurbeleid Ook het opzetten van het Panel Deurbeleid heeft daaraan bijgedragen. “Daarmee laten portiers bezoekers toe aan de hand van een gezamenlijk deurbeleid en duidelijke huisen gedragsregels”, legt Mooijekind uit. “De regels hangen bij de ingang van een uitgaansgelegenheid. Gelijke behandeling is het uitgangspunt, maar het is ook zeker bedoeld om het uitgaansleven prettiger en veiliger te maken.”
“Eens in de zoveel tijd moet je goed evalueren waar je mee bezig bent en bekijken welke problemen je nog of anders wilt aanpakken” Mooijekind legt uit dat mensen met een verkeerde houding of die duidelijk alcohol of drugs hebben gebruikt er niet in komen. “Alleen op die manier blijft uitgaan voor anderen leuk. Als iemand is geweigerd en meent dat dit in strijd is met de regels kan hij hierover een klacht indienen bij het Panel Deurbeleid. Elke horecaondernemer die zich bij dit deurbeleid heeft aangesloten, houdt ook zelf een klachtenspreekuur waar de persoon in kwestie zich kan melden. Mijn ervaring is dat geweigerde klanten het achteraf vaak wel begrijpen en omdat ze weten dat ze de kans hebben te reageren,
blijven ze op de avond zelf vaak rustig.” Ondanks de verschillende succesvolle projecten wordt er nog steeds hard aan de KVU gesleuteld. “Dat moet ook wel”, aldus Dirkse. “Eens in de zoveel tijd moet je goed evalueren waar je mee bezig bent en bekijken welke problemen je nog of anders wilt aanpakken. Begin dit jaar hebben we besloten een duidelijke verbeteringsslag te willen maken. Heel veel zaken worden nu al heel goed opgepakt, maar kunnen nog beter. Zo krijgen de politie en portiersbedrijven die bij de KVU zijn aangesloten, straks een speciale training hoe zij kunnen samenwerken om bijvoorbeeld een agressieve persoon aan te houden en over te dragen.”
Betrokkenheid Dirkse meent dat de resultaten van de KVU nog beter zouden zijn als meer ondernemers zich bij dit samenwerkingsverband zouden aansluiten. “Wij hebben een heleboel mensen die meewerken, maar er is altijd nog een aantal dat niets doet. Niet alle horecaondernemers zien bijvoorbeeld het belang van de KVU in of ze zijn bang dat het ze geld kost”, zegt Dirkse. “Meer betrokkenheid genereren bij de KVU is wel belangrijk, want met hoe meer partijen je bent, hoe sterker je wordt. Helaas is het alleen niet altijd even makkelijk iedereen mee te krijgen.” Mooijekind weet ook dat niet al zijn collega’s zich hebben aangesloten. “Dat is zonde, want het instrument levert heel veel op. Nu profi teren ze misschien wel van wat anderen met elkaar bereiken, maar ook persoonlijk kun je van de KVU veel leren.” Zo had Mooijekind zelf veel aan een bijeenkomst georganiseerd door Bouman GGZ, die met voorlichting en preventie schade aan de gezondheid door alcohol, drugs, roken of gokken probeert te voorkomen. “Daar ben ik heel wat wijzer geworden over drugs- en alcoholgebruik. Door mensen goed te observeren kun je beter zien wat ze hebben gebruikt en je kunt ook beter inschatten of iemand in drugs handelt. Sommige portiers bleken zich met drugshandel bezig te houden. Het klinkt misschien naïef, maar daar had ik nooit bij stilgestaan en ik had het ook niet door. Nu weet ik beter en werk ik bijvoorbeeld alleen nog met portiers met een vergunning.”
Nieuwe maatregelen Ondanks het feit dat niet iedereen warm te maken is voor het samenwerkingsverband
wordt er in Rotterdam inmiddels hard doorgewerkt aan een veiliger uitgaansgebied. “We gaan als aanvulling op wat we al doen een pilot starten met een horecapreventieteam. We plakken stadstoezicht, jeugden jongerenwerk en verslavingszorg aan politietoezicht vast. Op die manier hopen we dat we ook in preventieve zin geweld en overlast kunnen terugdringen”, vertelt Dirkse.
“We kunnen hier vanuit het stadhuis alles bedenken, maar de fine tuning gebeurt op straatniveau” Daarnaast staat een collectief horecaverbod in de planning, met een pilot die begint op het Stadhuisplein. Wie zich daar in een van de uitgaansgelegenheden misdraagt, komt er in de andere zaken rondom het plein niet meer in. Het zogenoemde Weekendarragement is het derde middel dat in de strijd wordt geworpen. “Tot nu toe was het zo dat iemand die zich vrijdagnacht misdroeg en bijvoorbeeld een zware mishandeling pleegde, de volgende dag alweer buiten stond en zich een half jaar later pas moest verantwoorden voor de rechter. Het plan is nu om hem heel het weekeinde vast te houden, direct onderzoek te doen en getuigen te horen, zodat hij maandag direct kan voorkomen.” Dirkse geeft aan dat de KVU bij de nieuw te nemen maatregelen heel belangrijk is. “We kunnen hier vanuit het stadhuis alles bedenken, maar de fine tuning gebeurt op straatniveau. Daarvoor moeten alle partijen met elkaar om de tafel blijven. Gelukkig zorgt de KVU daarvoor. Zodat in de toekomst nog meer duidelijk wordt dat Rotterdam graag een gastvrije en gezellige stad is, maar ook zijn grenzen stelt.” :
‘Overlast en verloedering aanpakken vraagt om maatwerk’
Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft de opdracht te zorgen voor een veilige samenleving. Marieke Hendriks doet in haar functie als programmamanager binnen de directie Veiligheid en Bestuur haar best de overlast en verloedering tegen te gaan. Daarvoor noemt zij samenwerking op regionaal en lokaal niveau van groot belang. Problemen als agressief gedrag en inbraken houden niet op bij de gemeentegrens. Er is gezamenlijk maatwerk voor nodig en daarmee het CCV.
Interview Marieke Hendriks, ministerie van B innenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Om te kijken hoe veilig zij zichzelf nu eigenlijk voelde, bekeek Marieke Hendriks nog niet zo lang geleden de vragen van de Integrale Veiligheidsmonitor van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Zo kwam de programmanager en plaatsvervangend directeur Veiligheid en Bestuur van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) – samen met het ministerie van Justitie de opdrachtgever van de monitor – erachter dat het met haar eigen onveiligheidsgevoel wel meevalt. “Je veilig voelen heeft sterk te maken met waar je woont en waar je werkt. Ik verkeer in de gelukkige positie dat ik weinig met overlast te maken heb.” Dat ze binnen het ministerie de verantwoordelijkheid heeft voor ‘Integrale veiligheid’ en zodoende de overlast en verloedering in bepaalde delen van Nederland probeert tegen te gaan, doet Hendriks goed, want: “Iedereen heeft recht op een veilige woon- en leefomgeving. Het doel van het ministerie is dan ook vooral om de samenleving veiliger en daarmee plezieriger te maken.” De aandachtsgebieden binnen haar eigen programma gaan van overlast door alcoholgebruik, huiselijk geweld, voetvalvandalisme en de aanpak van graffiti en hondenpoep tot de problematiek van overlastgevende Marokkaans-Nederlandse jongens. “Kortom, het hele brede palet van overlast en verloedering. Alles waar mensen last van kunnen hebben, wat vaak niet strafrechtelijk aan te pakken is, maar uiteindelijk wel tot criminaliteit kan leiden.”
15
Door menige buurt in Nederland leefbaarder te maken – door onder meer slooppanden op te knappen en uitgaansoverlast tegen te gaan – wordt er volgens Hendriks preventief aan de terugdringing van overlast en crimina liteit gewerkt. “Dat is ook heel nadrukkelijk de koers waar het huidige kabinet voor heeft gekozen. Het vorige kabinet richtte zich vooral op repressie, dat heeft ook zijn functie, maar nu is het vooral zaak om ook de voorkant op orde te brengen. Bepaalde omstandigheden, zoals slechte huisvesting, schooluitval en overmatig alcohol- of drugs gebruik, kunnen leiden tot overlast en crimineel gedrag. Een hoop problemen zijn te voorkomen.”
Samenwerking Hendriks geeft aan dat het programma ‘Integrale veiligheid’ op veel gebieden raakvlakken heeft met andere departementen. “Zo vindt het kabinet het Alcohol Dossier, waarmee wordt geprobeerd het alcoholgebruik onder jongeren terug te dringen, met name vanuit het oogpunt van volksgezondheid een belangrijk item, maar er zitten ook overlastaspecten aan. Alcoholgebruik is schadelijk voor de gezondheid, regelmatig drinken voor je 24ste kan aanmerkelijke hersenschade veroorzaken die niet meer herstelt, maar daarnaast zorgt alcoholgebruik bijvoorbeeld ook voor agressiviteit in het uitgaansleven. Samen met onder andere het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport werken we op het gebied van dit soort thema’s samen.” Samenwerking op landelijk, maar ook zéker op regionaal en lokaal niveau, is volgens Hendriks dan ook van groot belang. “Problemen houden niet op bij de gemeentegrens. Je kunt als gemeente samen met de horecaondernemers afspraken maken over de sluitingstijden, maar als in jouw
16 buurgemeente andere tijden gelden, gaan de jongeren dáárheen. Het leidt in sommige regio’s zelfs tot overlast in het openbaar vervoer. Het ministerie vindt samenwerking op veiligheidsgebied tussen gemeenten, maar ook tussen publiek-private partijen dan ook heel belangrijk. Als de bereidheid er is om samen tot een aanpak te komen, kan BZK ook kijken of zulke initiatieven met geld of met exper tise zijn te ondersteunen. Zo komen we met elkaar verder in ons streven Nederland veiliger te maken.”
Centraal punt De oprichting van het CCV vijf jaar geleden was een belangrijke stap in de bevordering van de samenwerking op landelijk, regionaal en lokaal niveau. “In die tijd was er nog een versnippering van allerlei kleine en grote organi saties en stichtingen die zich min of meer met hetzelfde bezighielden. Ze waren klein dus kwetsbaar, en doordat het er zoveel waren, was het maar zeer de vraag of de doelgroep ze wel kon vinden. Daarom was het goed dat er een herkenbaar en deskundig centraal punt kwam.”
“Wij moeten ons richten op onze kerntaken. Alles wat je aan ‘het veld’ kan overlaten, moet je ook daar laten”
Interview Marieke Hendriks, ministerie van B innenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Een ander belangrijk argument voor de oprichting noemt Hendriks het feit dat organisaties op landelijke niveau – ‘en dat geldt zeker voor de departementen’ – zich vooral bezighouden met beleid en het creëren van randvoorwaarden en niet zozeer met de uitvoering. “Daar zijn we als ministerie ook niet voor, daar ligt onze expertise niet. Wij moeten ons richten op onze kerntaken. Alles wat je aan ‘het veld’ kan overlaten, moet je ook daar laten. Dat is veel beter, want daar zit de kennis van de lokale situatie. Medewerkers van het ministerie komen uiteraard ter plekke, maar om dat gat tussen beleid en uitvoering te dichten, hebben wij destijds bedacht dat het heel goed was als er een organisatie kwam die met name dicht op de praktijk zit en kan ondersteunen bij de implementatie van beleid naar praktijk.”
Instrumenten Dat laatste ziet Hendriks als de hoofdtaak van het CCV. “Het centrum heeft een heleboel praktische instrumenten in beheer, zoals het Keurmerk Veilig Ondernemen – KVO – en de Kwaliteitsmeter Veilig Uitgaan – KVU – die zorgen voor die juiste vertaling naar de praktijk. De instrumenten worden vaak in opdracht van ons ontwikkeld, maar de uitleg van het CCV over hoe je ze toepast en de kennis om te kijken wat er misschien nog bij moet of eraf kan, hebben wij hard nodig.”
“Ik zie onze relatie met het CCV als een heen- en weerbootje” Vooral het contact dat het centrum heeft met andere partijen – zoals de gemeente, de horecabranche, ondernemers, Jeugdzorg en de Kamer van Koophandel – is daarbij van groot belang. “Een bewezen succesvolle aanpak kan bij de ander ook succesvol zijn, maar die moet er dan wel van weten om deze op zijn eigen werkterrein te kunnen toepassen. Die functie heeft het CCV ook, om door middel van publicaties en bijeenkomsten succesverhalen bij anderen bekend te maken. Andersom heb ik het centrum onlangs nog heel nadrukkelijk gevraagd mij te laten weten wat het tegenkomt in de praktijk. Ik zie onze relatie met het CCV als een heen- en weerbootje. Wij willen graag dat zij voor ons de intermediair naar de uitvoering zijn, maar andersom helpt het als zij de geluiden die ze horen, de knelpunten die er zijn, naar ons communiceren. Alleen zo komen we een stap verder.”
17
hendriks in het kort Naam: Marieke Hendriks Leeftijd: 48 jaar Huidige Functie: Programmanager/plaats vervangend directeur Veiligheid en Bestuur bij het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Carrièreverloop: Een studie Rechten mondde uit in een loopbaan bij de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), waar zij onder andere beleidsmedewerker Onderwijs, plaatsvervangend directeur BJZ en directeur Concernstaf was. Daarna werkte ze als raadsadviseur bij de gemeente Almere. In 2006 begon ze bij het ministerie van BZK bij de Directie Crisisbeheersing. Na een jaar stapte ze over naar de Directie Strategie, die nu de Directie Veiligheid en Bestuur heet. Uitspraak: “Samenwerken heeft succes als je allemaal een belang hebt”
“Het CCV heeft op heel veel verschillende manieren een bijdrage geleverd aan een veiliger maatschappij” Kijkend naar wat het CCV de afgelopen jaren heeft opge leverd, geeft Hendriks met een glimlach aan dat het om zoveel dingen gaat dat ze die niet allemaal heeft kunnen onthouden. “Het CCV heeft echt op heel veel verschillende manieren een bijdrage geleverd aan een veiliger maatschappij. Denk aan de oplevering van een groot aantal producten als het KVO en de KVU, het opzetten van een groot netwerk, het organiseren van expertbijeenkomsten over bijvoorbeeld cameratoezicht en leefbaarheid, en het maken van een informatiesheet – in samenwerking met het Trimbos Instituut – over het gebruik van meerdere soorten drugs.” Volgens Hendriks is het instrumentarium zo onderhand wel op orde. “Het gaat tegenwoordig veel meer om maatwerk. Elke gemeente en elke regio vraagt om een eigen specifieke aanpak van criminaliteit, overlast en verloedering. Dat maatwerk is heel arbeidsintensief. We merken dat veel partijen vooral behoefte hebben aan hulp bij de daad werkelijke uitvoering. Dus wat wij samen met het CCV en andere partners voortdurend zullen moeten blijven doen, is op een slimme manier kijken hoe je anderen kunt laten profiteren van een aanpak die elders al succesvol is gebleken. Daarom moeten we nu vooral goed in kaart brengen van welke maatregelen we het meeste effect mogen verwachten. Het CCV kan die praktijkkennis aanreiken.” :
Om het werken met de Veiligheidseffectrapportage te vergemakkelijken, heeft het CCV vernieuwde handleidingen voor de VER uitgebracht: de Veiligheidseffectrapportage voor beslissers en Veiligheidseffectrapportage voor gebruikers. Op de website van het CCV zijn verschillende formats te vinden.
20 Veiligheidseffectrapportage
‘Veilig ontwerp niet duurder dan onveilig ontwerp’ Een bedrijventerrein, winkelcentrum, parkeergarage, wooncomplex of tunnel: bij alle bouwprojecten bestaan veiligheids risico’s. Brand, kans op inbraak, diefstal of vernieling, een onveilige verkeerssituatie, vervoer en opslag van gevaarlijke stoffen. Bij de bestrijding van die risico’s zijn vele partijen betrokken. Met de Veiligheids effectrapportage kunnen zij, nog voordat de bouw begint, samen alle risico’s in beeld brengen en daar maatregelen tegenover stellen. In Delft hebben ze er goede ervaringen mee.
Tussen Delft en IKEA is, sinds de Zweedse woonwinkel er zich in 1992 vestigde, een innige band ontstaan. Op de A13 ten oosten van de stad staat ‘IKEA’ op de borden van de afslag die enerzijds leidt naar het bedrijventerrein Delftse Poort Zuid en anderzijds naar de binnenstad. In 2005 werden plannen gemaakt om IKEA Delft tweemaal zo groot te maken en uit te breiden met het IKEA-hotel. Bij het ontwerp speelden diverse dilemma’s. Voor hulpverleners was de bereikbaarheid via zoveel mogelijk toegangswegen van belang, maar er mochten geen sluipwegen voor gewone weggebruikers ontstaan. Vanwege criminaliteitspreventie kon de nieuwe parkeergarage het beste volledig afgesloten zijn, maar bij brand waren openingen juist goed om rook en extreme temperaturen af te voeren. Brandveiligheid was essentieel, maar dat garandeerde nog niet de veiligheid van de bezoekers bij grote drukte. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over de A13 mocht geen gevaar opleveren voor de veiligheid van het naastgelegen
hotel. Al dit soort dilemma’s zijn, samen met mogelijke maatregelen, door de betrokken partijen uitvoerig vooraf besproken. Dit leidde tot een integraal veiligheidsplan: de Veiligheidseffectrapportage (VER).
Één document “In de VER-methodiek bundel je alle vormen van veiligheid in één advies. Dat is belangrijk voor alle betrokken partijen en zeker voor degenen die geen expert op het gebied van veiligheid zijn. Iedereen kan in één document in één oogopslag zien welke vraagstukken er allemaal bij een project spelen, welke maatregelen genomen worden om de risico’s in te perken en wat de restrisico’s zijn, want je kunt nooit alles oplossen. De VER werkt voor een project van elke omvang”, zegt Maarten Kaiser, beleids adviseur sociaal veilig ontwerpen van de gemeente Delft. Hij legt uit dat gemeenten vrijwel altijd bij bouwplannen betrokken zijn. “Ze willen een terrein ontwikkelen, hebben daar een projectontwikkelaar voor, maar moeten wel investeren, faciliteren, vergunningen verlenen, infrastructuur aanleggen. Gemeenten zijn, in de persoon van de burgemeester, te allen tijde verantwoordelijk voor de open bare orde en veiligheid, ook op het terrein van een bedrijf of particulier.” Delft kent sinds 2004 het Programma Veiligheid. Dit programma − een team van acht medewerkers, onder wie Kaiser − heeft als doelen: een daling van de criminaliteit in de stad, een verhoging van het veiligheidsgevoel bij de burgers en een versterking van de regierol van de gemeente. “Wij stellen onder meer
de VER op met andere vakteams, zoals mobiliteit en milieu, en externe partners, zoals politie en brandweer.”
Brandweer Het plan voor de VER van IKEA dateert van voor het Programma Veiligheid. Daarom nam toen niet de gemeente, maar namen de hulpdiensten, onder leiding van de brandweer, het initiatief. “De brandweer blust niet alleen maar heeft, net als de andere hulpdiensten, belang bij een veilige omgeving waarin risico’s voorkómen worden”, zegt Aad de Ruijter. Hij was destijds senior adviseur van Brandweer Haaglanden en is tegenwoordig onafhankelijk adviseur van Integraal Brandveiligheids Advies.
“De VER maakt mensen actiever om mee te werken, ze gaan zich verantwoordelijk voelen voor het project” “Vanuit de brandweer hebben we alle veiligheidsrisico’s − brandveiligheid, verkeers veiligheid, milieuveiligheid, sociale veiligheid enzovoorts − in beeld gebracht en geformuleerd in een document. Dat hebben we voorgelegd aan het gemeentebestuur om een VER te mogen maken. Instemming van de politiek is belangrijk, want dan heb je draagvlak tijdens het hele proces.” Op het overleg met alle partijen en het opstellen van de VER voor het IKEA-project kijkt De Ruijter tevreden terug. “De crux is
21 dat alle disciplines om de tafel zitten, met elkaar de verantwoordelijkheid nemen en ook bereid zijn te onderhandelen. De VER maakt mensen actiever om mee te werken, ze gaan zich verantwoordelijk voelen voor het project. Het daagt ze ook uit om na te denken over de belangen van anderen. Daarmee zeggen ze ook tegen elkaar: je moet nú wat van dit of dat veiligheidsvraagstuk vinden, je kan je niet meer verschuilen achter wachten totdat de plannen er zijn. Dat is soms lastig. Maar als de VER eenmaal klaar is, heb je een spoorboekje voor de realisatie van het hele project.”
Ontwerpfase De Ruijter vindt het essentieel dat de partijen een VER opstellen in de ontwerpfase en niet als het bouwplan al vordert of gereed is. “Dat we vooraf alle veiligheidsvragen hadden beantwoord en voor een groot deel opgelost, bevorderde de voortgang van het IKEA-project heel erg. Neem alleen al de vergunningverlening die veel sneller en gemakkelijker ging. Al met al hebben we geleerd dat een veilig ontwerp niet duurder is dan een onveilig ontwerp.” Maarten Kaiser vult aan: “Als er al een plan ligt dat moet worden gewijzigd, kost dat veel extra moeite, tijd en geld. Ook de planning, die in bouwprojecten vaak heel krap is, moet worden aangepast. Daarom zie je vaak dat aanpassingen achteraf niet verder gaan dan het absolute minimumniveau dat is toegestaan. Nee, de meeste winst is in het begin te behalen.”
“Verschillende partijen kunnen op verschillende momenten aan de bel trekken als ze vinden dat er iets blijft liggen” Dit wil niet zeggen dat de VER een star instrument is. Integendeel. Vanwege voortschrijdend inzicht of bij wijzigingen in de omgeving, kan het VER-traject gedeeltelijk of zelfs geheel opnieuw doorlopen worden. Ook staan er vaak zaken alleen maar in benoemd die pas in een later stadium nader uitgewerkt worden als ze aan de orde zijn. Zo gaat het onderwerp ‘sociale veiligheid’ pas spelen als de bouw of aanleg al een flink
eind gevorderd is. “Verschillende partijen kunnen op verschillende momenten aan de bel trekken als ze vinden dat er iets blijft liggen of het moment is aangebroken om een onderwerp verder uit te werken. In een werkgroep blijven ze ook tijdens de realisering van het bouwplan regelmatig met elkaar in overleg”, zegt Kaiser.
Spoorzone Delft heeft ook voor de ontwikkeling van de Spoorzone een Veiligheidseffectrapportage opgesteld. In dit enorme project wordt de komende jaren de trein, die nu nog over een viaduct dwars door de stad rijdt, ondergronds gebracht en het gebied boven de spoortunnel opnieuw bebouwd en ingericht. Vanwege de langdurige besluitvorming hierover in het kabinet was ook deze VER in 1999 nog een initiatief van de hulpdiensten, de brandweer voorop. Inmiddels is de regie van dit project in handen van het speciaal hiervoor opgerichte Ontwikkelingsbedrijf Spoorzone. Dit heeft ook de verantwoor delijkheid voor de VER overgenomen. Anno 2009 nadert langzaamaan de bouwfase, zegt Aad de Ruijter, die nog één dag per week als adviseur bij de ontwikkeling van de Spoorzone betrokken is.
“Een VER betekent een investering in tijd, geld en inzet. Het is niet voor iedereen meteen duidelijk dat je er uiteindelijk winst mee behaalt” “Als straks het bouwplan gereed is, gaan we kijken of het overeenkomt met de VERafspraken. Het blijkt dat mensen het prettig vinden dat er geen onverwachte veranderingen meer mogelijk zijn en niemand achteraf kan zeggen: we willen het toch anders. Want alle partijen hebben zich gecommitteerd aan de afspraken.” Ondanks de voordelen zit lang niet iedereen altijd op de VER te wachten, zeker project leiders niet, is de ervaring van beide heren. Dit komt onder meer omdat de VER doorgaans door een extern bureau wordt opgesteld en de rapportage uit de ontwikkelingskosten van het project betaald moet worden. Met de hernieuwde handleidingen over de
VER voor ‘gebruikers’ en ‘beslissers’ van het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) kan met een goede regisseur een VER echter ook zelf worden opgesteld. Ook formats op de CCV-website zijn daarbij behulpzaam. “Een VER betekent een investering in tijd, geld en inzet. Het is niet voor iedereen meteen duidelijk dat je er uitein delijk winst mee behaalt. Daarom is het elke keer weer knokken om in het begin draagvlak te verwerven en mensen ervan te overtuigen dat ook zij er baat bij hebben”, zegt Kaiser. De Ruijter: “Helaas heeft de VER ook een negatieve klank omdat de naam lijkt op de m.e.r., de milieueffectrapportage die voor bepaalde partijen vooral synoniem is voor oponthoud, terwijl de VER daar totaal niets mee te maken heeft.”
Ambassadeursrol Nog teveel gemeenten laten de VER vaak ten onrechte links liggen, weet Maarten Kaiser. Delft wil die fout niet maken. “Het Programma Veiligheid is hier nu de trekker van de VER en implementeert die ook binnen de gemeente. Wellicht komt het tot een rapportage bij de ontwikkeling van het TU-gebied of de nieuwbouw van het Reinier de Graaf Gasthuis. Wij van sociale veiligheid vinden dat we een ambassadeursrol hebben voor de VER bij andere gemeentelijke vakteams en projectleiders, zodat zij de meerwaarde ervan gaan inzien. De successen in je gemeente, zoals de uitbreiding van IKEA en straks de ontwikkeling van de Spoorzone, helpen daar goed bij. En ook al komt het niet tot een echte VER, dan nog streven we ernaar om wel de VER-methodiek te gebruiken om de veiligheid in bouwplannen te garanderen.” :
‘Het CCV moet een organisatie met gezag worden’
Het Verbond van Verzekeraars is een van de ‘founding fathers’ van het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid. Het verbond biedt volgens Carola ter Braak, secretaris Schadeverzekeringen, het centrum een kans zich te profileren als publiek-private organisatie in een wereld die er steeds meer van overtuigd is dat veiligheid niet alleen door de overheid kan worden gegarandeerd. Het CCV mag van het verbond wel wat meer een autoriteit worden.
Interview Carola ter Braak, Verbond van Verzekeraars
Zelf voelt ze zich wel veilig in Nederland, maar als secretaris Schadeverzekeringen werkzaam bij het Verbond van Verzekeraars weet Carola ter Braak ook dat er heel wat schade wordt geleden ten gevolge van criminaliteit. “Zowel sociaal als fysiek. Dan bedoel ik de schade die ontstaat bij mensen doordat ze zich niet meer veilig voelen in hun eigen omgeving én de feitelijke schade die wordt aangericht aan gebouwen en personen.” Vooral de fysieke veiligheid is voor het Verbond van Verzekeraars van belang. Logisch, want als belangen behartiger van de Nederlandse verzekeringsbedrijven wil het verbond de schadelast zoveel mogelijk beperken. “Onze verzekerden hebben immers liever géén schade dan dat zij deze krijgen vergoed, en vanuit economisch oogpunt willen wij dat er zo efficiënt mogelijk wordt omgegaan met de premies.” Het verbond en het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) hebben elkaar op een kwalitatief goed niveau gevonden waar het gaat om inbraakpreventie bij woningen en op bedrijventerreinen. Maar tot voor kort bleef er voor het verbond in de samenwerking met het CCV een belangrijke hobbel liggen op het gebied van brandveiligheid. “Onze ervaring van de afgelopen jaren is dat het CCV toch vooral de aandacht was gaan richten en de accenten was gaan leggen op de sociale en niet zozeer op de door ons beoogde fysieke veiligheid”, verduidelijkt Ter Braak. “Toen wij besloten medeoprichter van het centrum te worden,
23
was onze financiering dan ook met name bedoeld voor het bevorderen van de fysieke veiligheid, waaronder brandveiligheid. Die accentverschuiving in aandacht heeft de afgelopen vijf jaar met name rond brandveiligheid wel eens tot verkeerde verwachtingen en misverstanden in de communicatie geleid.”
Sociale veiligheid Brandveiligheid maakt voor het verbond ook deel uit van ‘zich veilig kunnen voelen’. “Horecagelegenheden zijn bijvoorbeeld de afgelopen jaren regelmatig getroffen door kleine en grote branden, maar ook de financiële schade die geleden wordt bij woningbrand loopt op jaarbasis in de miljoenen. Daar kunnen het verbond en het CCV gezamenlijk met preventieve maatregelen wat aan doen. Op die manier beheersen we aan de ene kant de schadelast, maar zorgen we er aan de andere kant ook voor dat mensen zich veiliger kunnen voelen in bijvoorbeeld het uitgaanscircuit.”
“Ook wij willen dat iedereen zich veiliger kan voelen op straat of in gebouwen. Daarom oriënteren wij ons nu meer op sociale veiligheid dan voorheen” Ter Braak benadrukt dat het Verbond van Verzekeraars sociale veiligheid belangrijk vindt. “Ook wij willen dat iedereen zich veiliger kan voelen op straat of in gebouwen. Daarom oriënteren wij ons nu meer op sociale veiligheid
24 dan voorheen. In samenspraak met het CCV willen we bijvoorbeeld een bijdrage leveren aan het vergroten van veiligheid op wijkniveau. We beginnen met een pilot in Kanaleneiland in Utrecht.” De aandacht van het verbond voor de fysieke veiligheid, gericht op het terugdringen van schade veroorzaakt door bijvoorbeeld autocriminaliteit, brand en inbraken, draagt al bij aan het gevoel van veiligheid, maar: “We weten dat we als verzekeraars ook een bredere verantwoordelijkheid hebben. Daarom gaan we nu de wijk in om te luisteren naar de bewoners om er zo achter te komen wat de problemen en behoeftes zijn. Mogelijk kunnen we een rol spelen in de verzekerbaarheid van een wijk. Kunnen de bewoners bijvoorbeeld aan een verzekering komen? Of is de schade er zo groot dat ze uit de systemen van de verzekeraars zijn gehaald? We gaan eerst kijken wat er allemaal op sociaal en fysiek niveau speelt en daarna onze gezamenlijke belangen in kaart brengen.”
Brandveiligheid Het verbond juicht het toe dat het CCV inmiddels brand preventie een volwaardige plek heeft gegeven binnen de doelstellingen van de organisatie. “De samenwerking op dit terrein wordt al geïntensiveerd”, aldus Ter Braak. “Maar een publiek-private samenwerking werkt alleen wanneer er naar ieders belangen wordt gekeken en die van ons zijn nu eenmaal breder dan alleen de sociale veiligheid.”
“Wij kunnen als verbond willen dat Nederlanders goed verzekerd zijn, maar andere partijen kunnen daar weer hun eigen gedachten over hebben” Ter Braak maakt duidelijk dat op het moment dat je als organisatie in een PPS-constructie (publiek-private samenwerking) stapt, je moet beseffen dat je op sommige momenten water bij de wijn moet doen. “Je kunt niet zelfstandig bepalen waar de budgetten aan worden besteed. Toch moet je ook altijd kritisch blijven: behalen we in zo’n constructie onze doelen wel? Tot nu toe is het antwoord op die vraag steeds positief geweest. Wel willen we deze onderwerpen graag binnen het CCV blijven oppakken.” Dat levert volgens Ter Braak ook voor beide partijen voor delen op. “Wij bieden het centrum een kans om zich te profileren als publiek-private organisatie in een wereld die er steeds meer van overtuigd is dat veiligheid, zowel sociaal als fysiek, niet door de overheid alleen kan worden
Interview Carola ter Braak, Verbond van Verzekeraars
gegarandeerd.” Andersom heeft het verbond ook voordeel bij deze constructie. “Publiek-private samenwerking vinden wij namelijk ontzettend belangrijk. Het maakt ons sterk.” Ter Braak legt uit dat een publiek-privaat samenwerkings verband als het CCV bijzonder goed is voor het beoordelen van je eigen ideeën. “Wij kunnen als verbond bijvoorbeeld willen dat Nederlanders goed verzekerd zijn, maar andere partijen kunnen daar weer hun eigen gedachten over hebben. Je eigen houding en werkwijze kun je daarop aanpassen. Dat is de meerwaarde van het CCV.”
Bewust Dat was ook de reden voor het verbond om vijf jaar geleden intensief mee te werken aan de oprichting van het centrum. “De ministeries van Justitie en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en wij bleken gemeenschappelijke belangen te hebben op het gebied van preventie. Wij beschikten over een buitendienst: de stichting Nationaal Centrum Preventie − NCP − die sterk gericht was op brandpreventie. De ministeries hadden diverse min of meer operationele afdelingen die eigenlijk niet thuishoren op een beleidsdepartement. Gezamenlijk kwamen we al snel overeen dat we onze wederzijdse activiteiten in een stichting zouden onderbrengen. Deze zou publiek-privaat worden gefinancierd en gestuurd.” Ter Braak geeft aan dat de samenwerking er in de praktijk nog wel eens op neerkomt dat ‘degene die betaalt, bepaalt’. “De ministeries van Justitie en Binnenlandse Zaken zijn de grootste financiers. Dat is niet erg, maar het is wel moeilijker om als kleinere partij jouw eigen belang onder de aandacht te krijgen. Terwijl het bij het CCV juist om de publiek-private samenwerking gaat.”
Dirigent Het grootste verbeterpunt voor de toekomst is volgens het Verbond van Verzekeraars: de ‘centrum’-functie van het CCV nadrukkelijker profileren.
“Ons gedeelde belang is zorgen voor veiligheid en daarin moet het CCV een koers bepalen en vasthouden” “Het is heel goed dat mede dankzij het centrum de belangrijke partijen aan één tafel zitten, maar we hebben wel een dirigent nodig die van de kakofonie een symfonie maakt.
25
Ter Braak in het kort Naam: Carola ter Braak Leeftijd: 33 jaar Huidige Functie: Secretaris Schadeverzekeringen bij het Verbond van Verzekeraars. Carrièreverloop: Na haar studie Rechten ging Ter Braak aan de slag als juriste bij een detacheringsbureau. Acht jaar geleden maakte ze de overstap naar het Verbond van Verzekeraars. Ze begon als beleidsadviseur op de afdeling Schade, ging naar de afdeling Zorg en werd hoofd van de afdeling Schade verzekeringen. Uitspraak: “Publiek-private samenwerking maakt sterk”
Er moet iemand zijn die knopen doorhakt en de belangen van elke partij in de gaten houdt. Ons gedeelde belang is zorgen voor veiligheid en daarin moet het CCV een koers bepalen en vasthouden. Het centrum heeft voor die rol ook de juiste kennis en expertise in huis.” Het verbond vindt het CCV nu vooral faciliterend in de discussie en ziet het centrum meer als een project- en congresbureau en minder als de initiërende bruggenbouwer die het zou moeten zijn. “Het CCV kan veel meer de aanjager zijn. Het kan signaleren wat wel en niet gebeurt en bijsturen. De organisatie neemt nu ook geen standpunt in, terwijl we er allemaal baat bij hebben als het CCV een organisatie met gezag, met autoriteit zou worden.”
Samenwerking regio’s Het Verbond van Verzekeraars kijkt ook kritisch naar zichzelf. “Wij zouden ons bijvoorbeeld nog meer kunnen inzetten om de samenwerking tussen de Regionale Platforms Criminaliteitsbeheersing te bevorderen. Want problemen aanpakken op regionaal niveau heeft gewoon het meeste effect.”
“Ideaal zou zijn als in elk regionaal platform een verzekeraar uit de regio zou zitten” In Brabant-Oost en IJsselland wordt inmiddels actief samengewerkt met verzekeraars. Wanneer daar een Keurmerk Veilig Ondernemen wordt toegekend, biedt een verzekeraar in de regio een korting op bepaalde premies aan. “Ideaal zou zijn als in elk regionaal platform een verzekeraar uit de regio zou zitten” vindt Ter Braak. “Het probleem is alleen dat de meeste verzekeraars zich in het westen van het land bevinden. In de overige politieregio’s ‘woont’ geen verzekeraar. Ook over de premiekortingen hebben we niets te zeggen. Daarin moet de markt zijn werk doen. Er is mededingingsrechtelijk geen ruimte om collectieve afspraken over kortingen te maken.” Dat neemt niet weg dat het verbond preventie wel van groot belang acht. “Daarbij kun je denken aan deelname aan het Keurmerk Veilig Ondernemen of actief gebruik maken van de Toolkit Preventiemaatregelen. De Toolkit zijn we aan het ontwikkelen, zodat ook wij als verbond onze bijdrage leveren aan een veiliger Nederland.” :
Om belanghebbenden die met het Model Integrale Brandveiligheid (IBB) aan de slag willen te onder steunen, heeft het CCV de structuur en de werking van het model beschreven in de publicatie Model Integrale Brandveiligheid. Inleiding voor beslissers.
28 Model Integrale Brandveiligheid Bouwwerken
‘Volledige brandveiligheid bestaat niet’ De brand in het Volendamse café ‘Het Hemeltje’, de dodelijke vlammen in het cellencomplex op Schiphol en het Armando Museum in Amersfoort dat volledig met de grond werd gelijkgemaakt. Zulke rampen tonen aan hoe belangrijk de brandveiligheid van gebouwen is. Het model Integrale Brandveiligheid Bouwwerken, kortweg model IBB, is ontwikkeld om de kans op een catastrofale vlammenzee te voorkomen. Het model helpt de risico’s terug te brengen tot een aanvaardbaar niveau.
Woningen, bedrijfspanden, winkelcentra, monumentale gebouwen, gevangenissen, musea. Alle bouwwerken moeten voldoen aan strenge brandveiligheidseisen. Natuurlijk voor de veiligheid van bewoners, werknemers of bezoekers, maar ook om de continuïteit van de bedrijfsvoering of het behoud van cultureel erfgoed te garanderen. Er zijn heel wat partijen bij de brandveiligheid van een gebouw betrokken, zowel bij het ontwerpen en bouwen als in de gebruik- en beheerfase: van architect, aannemer en installateur tot inspectie, brandweer, verzekeraar en niet te vergeten de eigenaar/gebruiker. Het model Integrale Brandveiligheid Bouwwerken stelt alle betrokkenen in staat om een goede samenhang tussen verschillende brandveiligheidsmaatregelen te bereiken en vast te houden. “Voorheen waren al die partijen vanuit hun eigen invalshoek met brandbeveiliging bezig”, weet Henk van Vulpen, senior raadgevend ingenieur brandveiligheid bij de Rijks gebouwendienst (RGD). “Ze hebben
v erschillende verantwoordelijkheden die niet altijd goed bij elkaar aansluiten, terwijl ze elkaar wel nodig hebben. Het model IBB brengt de partijen samen, verbindt de keten. Dat is de kracht ervan.”
Brandscenario’s Het model IBB is nog volop in ontwikkeling. Medio 2008 zag na een proces van jaren de eerste, ruwe versie het levenslicht. Sindsdien wordt met een aantal pilots in zowel nieuwbouw als bestaande bouw bekeken of het model in de praktijk functioneert. Centraal in het model IBB staan de persoonlijke veiligheid en de beperking van brandschade en van de gevolgen van brand, gedurende de gehele levenscyclus van het bouwwerk.
“Welke systematiek gebruik je om de risico’s te inventariseren, te wegen en af te zetten tegen eventuele maatregelen? Alle betrokken partijen worstelen hiermee”
De eerste stap is een gedegen analyse van het gebouw en de gebruiksfunctie. Vervolgens worden de risico’s in kaart gebracht en de meest aannemelijke brandscenario’s vastgesteld. Daarna bepalen de eigenaar/gebruiker, de gemeente, de brandweer en eventueel de verzekeraar samen de meest geschikte maatregelen om de brand risico’s te beperken. Bijvoorbeeld met voor-
zieningen als sprinklerinstallaties, brandmeldinstallaties, rook- en warmteafvoer, brandtrappen en vluchtwegbewijzering. “Het lastigste punt is de analyse en indeling van de risico’s”, zegt Van Vulpen. “Welke systematiek gebruik je om de risico’s te inventariseren, te wegen en af te zetten tegen eventuele maatregelen? Alle betrokken partijen worstelen hiermee, ook in het buitenland. Ik verwacht op korte termijn geen eenduidig antwoord op die vraag.” Het is dan ook niet voor niets een van de punten waaraan bij de verdere ontwikkeling van het model IBB wordt gewerkt.
Integraal Plan Brandveiligheid De informatie uit de analyse en de gemaakte keuzes worden vastgelegd in een Integraal Plan Brandveiligheid (IPB). Op basis van dit plan worden voor dat specifieke gebouw de maatregelen uitgewerkt. Er zijn drie soorten maatregelen: bouwkundige, installatietechnische en organisatorische. Bij elkaar zorgen ze voor de integrale aanpak.
“Brandveiligheid is niet alleen een kwestie van risico’s en maatregelen, maar ook van discipline” “Met name het organiseren van brand veiligheid wordt vaak los gezien van het gebouw, terwijl het beheer juist zo belangrijk is om van begin af aan erbij te betrekken. Brandveiligheid is niet alleen een kwestie van risico’s en maatregelen, maar ook van
29 discipline”, licht Van Vulpen toe. Het IPB blijft tijdens alle fasen − ontwerp, bouw, gebruik en beheer − het document waarop de betrokken partijen kunnen terugvallen als ze willen weten welke afspraken er zijn gemaakt. De kans op een optimale samenhang tussen de drie soorten maatregelen is het grootst bij nieuwbouw en renovatie. Daar is het model IBB volgens Van Vulpen dan ook primair voor bedoeld, al is het ook geschikt voor bestaande bouw. “Bij nieuwbouw kun je nog alle kanten op, bijvoorbeeld met materialen, installaties en preventieve maatregelen. Bij bestaande bouw moet je eerst beoordelen wat er al is. Hoe staat het met de al aanwezige brandbeveiliging? Welke invloed hebben nieuwe maatregelen op de bestaande situatie? Het vraagt hier dus wat meer inspanning om het model te implementeren. Is dat eenmaal gebeurd, dan is het belangrijk om regelmatig te toetsen om de brandveiligheid vast te houden: zijn alle uitgangspunten nog wel terecht of moeten we bijsturen? Dit maakt voor nieuwbouw of bestaande bouw weinig verschil.”
Rijksmusea Henk van Vulpen vertegenwoordigt de Rijksgebouwendienst in de Stuurgroep IBB van het Centrum voor Criminaliteits preventie en Veiligheid (CCV). Hierin zitten ook organisaties uit de bouwwereld, de brandweer, Bouw- en Woningtoezicht, het Verbond van Verzekeraars en diverse ondernemersorganisaties. “De Schipholbrand was voor ons de aanleiding om deel te nemen aan de ontwikkeling van het model IBB”, vertelt Van Vulpen. Deze brand in het cellencomplex op Schiphol-Oost in oktober 2005 kostte elf gedetineerde illegalen het leven; er vielen ook vijftien gewonden, onder wie enkele bewaarders. “Na die brand hebben we programma’s opgetuigd om al onze gebouwen brandveilig te maken. We zijn hier inmiddels op grote schaal mee bezig. We zijn begonnen met de gevangenissen. Daarna volgt de rest van onze gebouwenvoorraad. Na deze inhaalslag willen we de brandveiligheid structureel goed regelen en waarborgen in al onze gebouwen en de activiteiten die erin plaatsvinden. Wij zien het model IBB als een goed instrument hiervoor. Je kunt de risico’s ermee terugbrengen tot een aanvaardbaar niveau, want volledige brandveiligheid bestaat niet.”
“Het model IBB is een groeimodel, waarvan een aantal bouwstenen, zoals het Integraal Plan Brandveiligheid, nu gereed is” Een van de pilots, die begin 2009 zijn gestart, is in handen van de RGD. Het betreft de brandveiligheid van een van de rijksmusea. Van Vulpen: “Zo’n museum is een mooie combinatie van het belang van de veiligheid van mensen, de continuering van de bedrijfsvoering en de beveiliging van een unieke collectie kunstwerken. We hadden ook een kantoorgebouw kunnen nemen, maar dat zou toch minder uitdagend zijn geweest.” Het is nog te vroeg om al veel over de pilot te kunnen zeggen, laat staan over de uitkomsten. “Het model IBB is een groeimodel, waarvan een aantal bouwstenen, zoals het Integraal Plan Brandveiligheid, nu gereed is. Er ligt voor dit museum een eerste ingevulde versie van het IPB gereed. Dat plan zal ons door alle stappen van het gehele brandveiligheidproces heen leiden. Uiteindelijk zullen deze en de andere pilots aantonen of het model IBB in de praktijk functioneert en of de belanghebbende partijen het ervaren als iets dat meerwaarde heeft in vergelijking met het verleden, toen we zo’n model niet hadden.”
Onvermijdelijk De totstandkoming van het model IBB past volgens Van Vulpen bij de tijdgeest. “Eigenlijk was het onvermijdelijk. Op allerlei gebieden, ook op dat van brandveiligheid, is er sprake van een terugtredende overheid. Zij stelt de regels op en handhaaft deze ook. Daardoor is er onderhand een cultuur ontstaan waarin veel mensen denken dat brandveiligheid ook de zórg van de overheid is. Maar zo is het niet! Die zorg is, zoals bijvoorbeeld bleek bij de brand in Volendam, primair de verantwoordelijkheid van de gebruiker, terwijl de eigenaar − vaak een andere partij − verantwoordelijk is voor een brandveilig gebouw. Een verkregen vergunning is geen verklaring dat een gebouw brandveilig is. En laat iedereen nu gedacht hebben − of in elk geval ernaar gehandeld hebben − dat dit wel het geval was. De volgende vraag is dan: hoe kun je als gebruiker of eigenaar, wanneer zich onverhoopt toch een calamiteit voor-
doet en je na een claim voor de rechter komt te staan, aantonen dat je voldoende hebt nagedacht over, en zorg besteed aan de brandrisico’s, de te nemen maatregelen, de uitvoering en de bewaking daarvan? Het model IBB komt ook van pas om de eigenaar/ gebruiker te helpen aan die verantwoordelijkheid invulling te geven.”
“Een instrument dat zo kersvers is kun je nog niet tot norm verheffen! Dat moeten we eerst verder ontwikkelen” Het model Integrale Brandveiligheid Bouwwerken is hiervoor een hulpmiddel, geen bewijs, benadrukt hij. Hiervoor zou de toepassing verplicht moeten zijn en dat is wat Van Vulpen betreft nog lang niet aan de orde, evenmin als certificering. “Sommige partijen zouden dat wel willen, maar alsjeblieft, een instrument dat zo kersvers is kun je toch nog niet tot norm verheffen! Dat moeten we eerst verder ontwikkelen, meer pilots uitzetten om de toepassing te testen, zodat het kan uitgroeien tot een volwassen middel. Dat is een kwestie van jaren, waarin het ook een brede acceptatie in de markt krijgt. Pas als het zover is, kun je erover gaan nadenken om een grootste gemene deler vast te leggen in een norm en dáárna komt eventueel certificering in beeld. Doe je dat allemaal te vroeg, dan creëer je een vorm van schijnveiligheid. Daarvoor is brandveiligheid een veel te serieuze aangelegenheid.” : Het model Integrale Brandveiligheid Bouwwerken is het nieuwste instrument dat het CCV beheert. Doel: het borgen van de afgesproken integrale brandveiligheid voor een bouwwerk gedurende de gehele levenscyclus en afgestemd op de gebruiksfunctie ervan. Het model IBB is opgebouwd uit zes stappen. De basis voor de brandveiligheid van elk gebouw is de inventarisatie en analyse van de brandrisico’s, met de bijbehorende maatregelen (bouwkundige, installatietechnische en organisatorische) en voorzieningen om deze risico’s terug te brengen tot een aanvaardbaar niveau. De uitkomsten en de gemaakte keuzes van de betrokken partijen worden vastgelegd in het Integraal Plan
‘Combinatie preventie en repressie zorgt voor succes’
Criminaliteit gericht tegen het bedrijfsleven vormt in Nederland een groot probleem. Menig ondernemer wordt bestolen. De plegers gaan echter verder dan dat ze alleen goederen meenemen. Ze vallen zelfs binnen met geweld of volgen het slachtoffer naar huis. Een zorgelijke ontwikkeling, zegt Wim Ruijgrok, directeur van VNO-NCW. Toch merkt hij ook dat de gezamenlijke strijd tegen criminaliteit − met ondersteuning van het CCV − effect heeft. Alleen al het Keurmerk Veilig Ondernemen levert duidelijk resultaat op.
Interview Wim Ruijgrok, VNO-NCW
Over het algemeen voelt hij zich privé best veilig. Wel weet hij dat de tijd van het touwtje uit de brievenbus is achterhaald. “Ik ben me absoluut bewust van de risico’s die er zijn”, zegt Wim Ruijgrok. Als directeur Relatiebeheer en Dienstverlening van ondernemersvereniging VNO-NCW én onafhankelijk voorzitter van de Raad van Toezicht van het CCV hoort hij bijna dagelijks verhalen over criminele acties. Als geen ander weet hij hoe het met de criminaliteit in Nederland is gesteld, zeker als die gericht is tegen het bedrijfsleven. “De criminaliteit die plaatsvindt bij de ondernemers is de laatste jaren verhard”, stelt hij. “Werd de ondernemer vroeger alleen bestolen, tegen woordig vallen de criminelen steeds vaker met geweld een zaak binnen en gaat het niet meer om een pak koffie of een televisie, maar om de geldkas. Om die te bemach tigen schuwen de plegers niks. Ze volgen zelfs mede werkers naar huis om zo de sleutel van het kantoor te bemachtigen.”
Erkenning De verharding baart Ruijgrok zorgen en de aanpak ervan staat bij VNO-NCW dan ook hoog op de agenda. Toch is hij ook positief gestemd, omdat hij weet dat er in Nederland gezamenlijk veel wordt gedaan aan de bestrijding van de criminaliteit. “Het feit dat alle partijen erkennen dat het bedrijfsleven te maken heeft met criminaliteit en dat die niet wordt getolereerd, is al een hele verbetering
31
ten opzichte van een aantal jaren geleden”, zegt Ruijgrok. Hij geeft aan dat er een jaar of vijf terug nog sprake was van een enorme onvrede onder de ondernemers over de manier waarop de criminaliteit werd aangepakt. “We zagen de delicten gericht tegen de ondernemers toenemen, maar dat kreeg toen te weinig aandacht van politie en justitie. De aanpak van de criminaliteit in het bedrijfsleven stond onderaan hun prioriteitenlijstje. De burger die slachtoffer werd, was belangrijker. De emotie rondom dit leed werd als erger ervaren. Als ondernemersvereniging zijn we daarover altijd heel kritisch geweest, want ook in het bedrijfsleven was sprake van veel menselijk leed. Denk maar aan de vriendelijke dame achter de kassa die wordt beroofd of de juwelier die gewelddadig wordt overvallen. Los van de menselijke kant gaat het in het bedrijfsleven ook om enorme bedragen. De schade voor de Nederlandse economie is aanzienlijk.”
Belangrijke stappen Sindsdien is er volgens Ruijgrok een hoop in positieve zin veranderd. De verschijning van het Actieplan Veilig Ondernemen (AVO) en in het verlengde daarvan de oprichting van het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) vijf jaar geleden, zijn daarin volgens hem belangrijke stappen geweest.
“Al snel bleek dat er behoefte was aan een organisatie die activiteiten op het gebied van criminaliteitsbestrijding zou bundelen”
32 “De overheid kwam met een uitgebreide veiligheidsnota en al snel bleek dat er behoefte was aan een organisatie die activiteiten op het gebied van criminaliteitsbestrijding zou bundelen. Tot die tijd gebeurde het allemaal te versnipperd. Het ministerie van Justitie en het Nationaal Platform Criminaliteitsbeheersing (NPC) hadden geen uitvoerings organisatie en er werden in heel Nederland tig organisaties in het leven geroepen om iets aan veiligheid te doen. Van de Stichting Beroepsmoraal en Misdaadpreventie tot het Steunpunt Drugs, noem maar op.” Ruijgrok maakt duidelijk dat het criminaliteitsprobleem op die manier niet gestructureerd en eenduidig werd aan gepakt. “Bovendien werd er niet van elkaar geleerd. Het kwam voor dat gemeenten zeiden dat ze niets met de problemen te maken hadden, want dat was een zaak van de ondernemers. Bedrijven vonden op hun beurt dat ze niks van doen hadden met de aanpak van drugs et cetera. Terwijl juist alles met elkaar verband heeft. Geweld in de huiselijke sfeer kan zich ook vertalen tot criminaliteit in bijvoorbeeld het bedrijfsleven.”
Hulpmiddelen Het Actieplan Veilig Ondernemen diende om de verschillende activiteiten een publiek-private vorm te geven. “En daar kwam het CCV ook om de hoek kijken”, aldus Ruijgrok, die sinds een jaar de onafhankelijke toezichthouder van het centrum is en vanuit die functie naar ieders belangen kijkt. “Via deze organisatie konden we de activiteiten samen brengen. Zo is er in de afgelopen jaren heel wat kennis verzameld waar het CCV ook echt wat mee kan. Het centrum kan hulpmiddelen als het Keurmerk Veilig Ondernemen en het Politiekeurmerk Veilig Wonen aanreiken. Best practices en handleidingen worden aangeboden aan gemeenten en de Regionale Platforms Criminaliteitsbeheersing, die er decentraal mee aan de slag gaan. Dit is naar mijn idee de juiste manier om criminaliteit aan te pakken.”
KVO Ruijgrok is altijd een groot voorstander van het CCV geweest en was ook betrokken bij de oprichting ervan. “Ik weet dat het werkt om gezamenlijk een probleem op te pakken. Ik heb in mijn loopbaan altijd contact gezocht met andere partijen. Zeker een organisatie als VNO-NCW, die midden in de maatschappij staat, moet rekening houden met anderen. Je kunt niet alleen maar klagen en zelfs niks doen. Je kunt wel verwachten dat aan de repressiekant het probleem wordt opgepikt, maar dan kun je niet zelf de deur van je onderneming open laten staan. Ook actie ondernemen aan de preventiekant is belangrijk.”
Interview Wim Ruijgrok, VNO-NCW
“Je kunt als winkeleigenaar nog zulke goede preventie voorzieningen in je eigen zaak treffen, maar daarbuiten wordt het er niet veiliger door” En daarin heeft onder meer het Keurmerk Veilig Onder nemen (KVO), waarvan het CCV het beheer in handen heeft en het gebruik stimuleert, een belangrijke rol gespeeld. “Het instrument mag een succes worden genoemd. Zowel de invoering van het keurmerk als de samenwerking tussen de partners die deelnemen, verloopt goed”, vindt Ruijgrok. Het succes van het KVO zit volgens hem in de juiste manier waarop goede afspraken met elkaar worden gemaakt. “Een winkelcentrum of een bedrijventerrein is zo veilig als de zwakste schakel. Je kunt als winkeleigenaar nog zulke goede preventievoorzieningen in je eigen zaak treffen, maar daarbuiten wordt het er niet veiliger door. Je moet met elkaar ook denken aan bijvoorbeeld een surveillancedienst. En er moeten duidelijke communicatielijnen zijn met de andere partijen, zoals gemeente, omwonenden en politie.”
Daling Van Ruijgrok mag de deelname aan preventieve maatregelen als het KVO meer worden gestimuleerd. “Niet alleen door het CCV, maar ook door anderen. Gelukkig gebeurt dat ook”, weet hij. “Het ministerie van Economische Zaken onderzoekt momenteel de mogelijkheden voor kleine bedrijven. Als zij een steuntje in de rug krijgen, kunnen ook deze ondernemers investeren in technieken waarmee ze zich preventief beschermen tegen criminaliteit.” Ruijgrok weet dat instrumenten als het KVO, de Kwaliteits meter Veilig Uitgaan, het Politiekeurmerk Veilig Wonen en de Veiligheidseffectrapportage ook effect hebben op de totale criminaliteitscijfers. “De Monitor Criminaliteit Bedrijfsleven laat een daling zien”, zegt hij. Het CCV heeft bij die daling een duidelijke rol gespeeld, maar Ruijgrok wil het resultaat niet alleen op het conto van het centrum schrijven. “Het is vooral een effect van de goede publiek-private samenwerking en de goede relatie met de departementen en de politie. Het CCV moeten we zien als een loket waar je terechtkunt met vragen over een bepaalde aanpak. De organisatie draagt ook bij aan het veiligheidsbesef en stimuleert dat bepaalde instrumenten die werken, ook daadwerkelijk in de praktijk worden gebracht. Maar de deelnemende partijen moeten het uiteindelijk zelf en met elkaar doen.”
33
Ruijgrok in het kort Naam: Wim Ruijgrok Leeftijd: 61 jaar Huidige Functie: Directeur VNO-NCW en onafhankelijk voorzitter van de Raad van Toezicht van het CCV. Carrièreverloop: Begonnen met de opleiding Nederlands, maakte Ruijgrok als werkstudent bij de Vereniging van Wegenbouwers de overstap naar de studie Rechten. Na zijn functie als secretaris sociale zaken bij het Verbond van Grafische Ondernemingen bekleedde hij achtereenvolgens functies bij VNO-NCW, op het gebied van sociale zaken en verenigingsmanagement. Uiteindelijk werd Ruijgrok directeur Relatiebeheer en Dienstverlening. Uitspraak: “In je eentje tegen criminaliteit strijden heeft geen effect”
Toekomst CCV Ruijgrok vindt wel dat er goed moet worden gekeken naar de toekomstige positie van het CCV. “Het mag anders”, stelt hij. Als onafhankelijke toezichthouder is hij dan ook al met een verkenning bezig. “De organisatie zit nu strak tegen de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Justitie aan. Het is wat dat betreft nog te veel een overheidsorgaan. De private partijen zouden het centrum meer als een partner zien als het wat op afstand van de minis teries kwam te staan. Misschien moet het CCV een gesub sidieerde zelfstandige organisatie worden die alleen nog verantwoording hoeft af te leggen. Die ook zelfstandig instrumenten kan ontwikkelen op basis van de kennis die het centrum nu al in huis heeft of kan verzamelen. Nu wordt het toch wel wat geremd door het bestaande beleid.”
“Veel mensen die via het CCV in projectgroepen zitten, zijn belangenbehartigers. Dat ben ik in mijn rol als directeur van VNO-NCW ook” Wat de toekomst van het CCV ook wordt, de gezamenlijke aanpak van criminaliteit staat of valt volgens Ruijgrok altijd met een goede samenwerking. “Naar elkaar luisteren en vertrouwen in elkaar hebben, zijn daarbij essentieel. Veel mensen die via het CCV in projectgroepen zitten, zijn belangenbehartigers. Dat ben ik in mijn rol als directeur van VNONCW ook, in hart en nieren, maar het is altijd belangrijk dat je ook inziet hoe de andere partij erin staat. Begrip en erkenning over en weer maken ons samen succesvol. Het feit alleen al dat politie en justitie nu oprecht aandacht hebben voor de criminaliteit in het bedrijfsleven, maakt dat die niet meer bovenaan het zorgenlijstje van de ondernemer staat. Daar staat tegenwoordig de infrastructuur – en momenteel helaas de economische crisis.” :
Om samenwerkingsverbanden die met het Keurmerk Veilig Ondernemen aan de slag willen gaan te onder steunen, heeft het CCV het herziene Handboek Keurmerk Veilig Ondernemen uitgebracht. Daarin zijn de handboeken voor winkelgebieden en bedrijven terreinen samengevoegd. Op de website van het CCV is een digitaal KVO-stappenplan te vinden.
36 Keurmerk Veilig Ondernemen
‘Niemand kan in z’n eentje voor veiligheid zorgen’ Bijna elke ondernemer krijgt of heeft er in zijn leven mee te maken: vandalisme, agres sie en diefstal. Een beveiligingscamera alleen is niet de oplossing. Criminaliteit is een gemeenschappelijk probleem en kan alleen door middel van samenwerking worden aangepakt. Het instrument Keurmerk Veilig Ondernemen helpt daarbij. In het centrum van Tilburg zijn de ondernemers, gemeente, politie, brandweer en andere relevante partijen na twee certificaten alweer bezig met de volgende stap, want de gezamenlijke aandacht mag niet verslappen.
oogje in het zeil te houden. Tilburg ziet er vergeleken met een aantal jaren geleden een stuk verzorgder – en daarmee veiliger – uit. De politie heeft ook – mede op initiatief van de gemeente – haar bijdrage geleverd met het vestigen van een politiepost in de binnenstad: altijd open als de winkels open zijn. Ook zijn er speciale visitekaartjes verspreid met daarop een telefoonnummer dat gebeld kan worden als cameratoezicht en/of politie iets kunnen betekenen voor de veiligheid in het winkelgebied. Wie naar de criminaliteitscijfers kijkt, ziet dat al de inspanningen van de verschillende partijen de afgelopen jaren duidelijk effect hebben.
Wie langs de winkels aan de Schouwburgring, in de Heuvelstraat, de Nieuwlandstraat en de Emmapassage in het Brabantse Tilburg slentert, krijgt een prettig gevoel: hier wordt duidelijk aan vergroting van het veiligheidsgevoel gewerkt. De meeste ondernemers hebben hun zaak voorzien van beveiligingscamera’s of -poortjes en zichtbare stickers op de toegangsdeuren wijzen erop dat diefstal of agressief gedrag kan leiden tot een collectief winkelverbod. Wie bij de HEMA een rookworst steelt of de kassabediende bedreigt, komt er dus óók bij Bakker Bart voor langere tijd niet meer in. Dat is lastig boodschappen doen.
“De cijfers zijn flink naar beneden gegaan”, weet Erwin van Erve, wijkagent van Tilburg Centrum. “Sinds we met behulp van het instrument Keurmerk Veilig Ondernemen – KVO – intensief met elkaar zijn gaan samenwerken, is er hier in het kernwinkel gebied van Tilburg een hoop ten goede veranderd. Het aantal overvallen van winkels in het centrum is bijna nul. Dat was vroeger anders. Er wordt nog steeds dagelijks gestolen, maar we staan niet meer in de top tien van Nederlands onveiligste steden.”
Ook de gemeente heeft op haar beurt duidelijk iets aan verbetering van de veiligheid gedaan. De openbare ruimte is zichtbaar veranderd. Er is nieuwe buitenverlichting, de straten zijn opgeknapt, fietsen kunnen in keurige stallingen worden geplaatst, op verschillende strategische plekken hangen beveiligingscamera’s en een groep toezichthouders is speciaal opgeleid om een extra
Volgens Sabine Swaak, Gebiedsmanager Veiligheid Binnenstad bij de gemeente Tilburg, waren de hoge mate van criminaliteit en het gebrek aan regie in de aanpak ervan voor de gemeenteraad reden om criminoloog Fijnaut te laten onderzoeken hoe het met de sociale veiligheid in de stad was gesteld. “We hadden in die tijd ook te maken met een moord die veel teweeg
Onderzoek
bracht onder de bewoners, maar vooral ook onder politiek Tilburg. Er werd constant over gesproken.”
“De ondernemers in Tilburg waren in die tijd meer individueel bezig dan met elkaar” De commissie kwam met een opsomming van problemen die er speelden: er was sprake van sterke onveiligheidsgevoelens, de ophelderingsgraad was gebrekkig en de aanpak van veelplegers van inbraken en diefstal en probleemjongeren verliep slecht. “Het kernwinkelgebied is daarna wat betreft veiligheidsurgentie tot een van de prioriteits gebieden van Tilburg aangewezen.” De Commissie Fijnaut maakte de Tilburgse politiek duidelijk dat het destijds gehanteerde veiligheidsbeleid niet voldoende was om de problemen de baas te worden. De gemeente moest de regie nemen en er moest meer worden aangepast, want volgens de criminoloog was er onder meer jarenlang geen coherente bijstelling en evaluatie van projecten geweest, was er geen gerichte bundeling van activiteiten en was er sprake van ‘een oerwoud aan overleg’, wat de aanpak niet ten goede kwam. “Ook de ondernemers in Tilburg waren in die tijd meer individueel bezig dan met elkaar”, zegt Arie den Bleker, voormalig bedrijfsleider van V&D in Tilburg en oud-voorzitter van de Vereniging Preventief. “Er bestond wel een overkoepelend orgaan van de verschillende ondernemersverenigingen, maar dat ging
37 meer over het afstemmen van commerciële activiteiten dan over de aanpak van vandalisme, agressiviteit, overlast en criminaliteit. Uit een enquête bleek echter dat er ook onder de winkeliers een groot onveiligheidsgevoel heerste. Er was veel overlast van hangjongeren en er werd een groot aantal diefstallen gepleegd. Met een groep van vijftig ondernemers hebben we de Vereniging Preventief opgericht. We hebben contact gezocht met het Hoofdbedrijfschap Detailhandel – HBD – en kwamen zo uit bij het Keurmerk Veilig Ondernemen.”
Bindende factor Het KVO heeft volgens Den Bleker ervoor gezorgd dat in 2004 de juiste mensen rond de tafel kwamen te zitten. “Daarvoor ondernamen de verschillende partijen ook het een en ander om Tilburg veiliger te krijgen, maar er was nergens een bindende factor. Iedereen deed wat hij juist achtte, maar als ondernemer ben je er bijvoorbeeld niet alleen met het plaatsen van een beveiligingspoortje. Het is ook belangrijk dat de straat waarin jouw zaak is gevestigd er aantrekkelijk uitziet en goed bereikbaar is, of dat de politie makkelijk te bereiken is als je een dief in de kraag hebt gevat.”
“Het KVO heeft niet alleen voor de benodigde samenwerking gezorgd, maar ook voor begrip over en weer” Swaak vult aan: “Niemand kan in zijn eentje voor veiligheid zorgen. Elke burger die hier woont en werkt en gebruikmaakt van de stad heeft een eigen verantwoordelijkheid die hij ook moet nemen. Voordat het KVO er was, werd er nog wel eens naar elkaar gewezen. De gemeente zou bijvoorbeeld volgens de ondernemers haar verantwoordelijkheid niet nemen. Dat ze zelf ook een verantwoordelijkheid hadden – hun eigen winkel preventief beveiligen – werd toen gemakshalve vergeten.” Inmiddels is die houding tegenover elkaar volgens Swaak totaal veranderd. “Het KVO heeft wat dat betreft niet alleen voor de benodigde samenwerking gezorgd, maar
ook voor begrip over en weer. We begrijpen veel beter van elkaar tegen welke problemen wij afzonderlijk aanlopen.” Zodoende wordt er volgens Swaak minder met het beschuldigende vingertje naar elkaar gewezen, maar eerder gezamenlijk naar een oplossing gezocht.
Intentieverklaring De succesvolle aanpak van overlast en criminaliteit begon in Tilburg dan ook met het ondertekenen van een intentieverklaring om samen te werken, een vereiste om het eerste certificaat van het KVO te behalen. “We moesten eerst met elkaar tot een duidelijke samenwerking komen”, aldus Den Bleker. “Daarvoor hebben de belangrijkste partijen – de gemeente, het Openbaar Ministerie, politie en de ondernemers – een intentieverklaring getekend.” Stap twee van het KVO bestaat uit het maken van een veiligheidsanalyse. “Een nulmeting”, verduidelijkt wijkagent Van Erve. “Op die manier konden we zien welke problemen moesten worden aangepakt en konden we later ook meten of onze gezamenlijke aanpak effect had.” De analyse leidde uiteindelijk tot een aantal concrete zaken die moesten worden aangepakt. Den Bleker: “Ons plan van aanpak leverde ons de eerste certificering op en de eerste ster die het HBD hanteert.” Een van de belangrijkste zaken die met de uitvoering van het plan van aanpak gezamenlijk werden opgepakt, was het terugdringen van het onveiligheidsgevoel. “Daar hebben we allemaal onze bijdrage aan geleverd”, zegt Den Bleker. “De gemeente heeft ervoor gezorgd dat de randvoorwaarden van veiligheid werden behaald. De straten zijn opgeknapt, er is voor betere verlichting gezorgd en een betere bereikbaarheid. De ondernemers hebben op hun beurt hun gevels opgeknapt en de politie heeft het toezicht op bepaalde gebieden en groepen hangjongeren uitgebreid. Al die maatregelen samen hebben ervoor gezorgd dat mensen zich veiliger voelen in de binnenstad.”
Interne veiligheid Het tweede certificaat werd behaald in 2007. “Dat kregen we toen we fysieke maatregelen hadden genomen in het openbaar gebied”, verduidelijkt Swaak. “Nu zijn we bezig met de hercertificering en daarna volgt de volgende stap: verbetering van de interne
veiligheid.” Den Bleker verduidelijkt dat het daarbij vooral gaat om wat de ondernemer zelf kan doen. “Hoe kun je de winkel zo preventief mogelijk inrichten, hoe loop je zo min mogelijk risico? Het zijn simpele dingen die het leven al een stuk veiliger maken. Breng bijvoorbeeld niet altijd op hetzelfde tijdstip je dagomzet naar de bank.”
“Je moet als gemeente, maar ook als politie en ondernemers, laten zien dat je heel hard bezig bent” Van Erve geeft aan dat de politie de onder nemers inmiddels al van menige tip en wetenswaardigheid heeft voorzien. Samen met bijeenkomsten waarin de ondernemers leren hoe ze het beste kunnen omgaan met agressief gedrag, moet dit Tilburg in de toekomst alleen maar nóg veiliger maken. Sabine Swaak, Erwin van Erve en Arie den Bleker zijn het er over eens dat het KVO hét noodzakelijke instrument is om tot die nog veiliger omgeving te komen. Den Bleker: “De uiteindelijke certificering is de slagroomtoef op de taart.” Het enige dat de partijen volgens Den Bleker nog wel moeten doen is volop naar buiten communiceren dat het KVO is behaald. “Dat gebeurt hier in Tilburg te weinig”, meent hij, “terwijl dat juist zo belangrijk is. De consument is namelijk heel gevoelig. Als je ziet welk effect criminaliteit heeft op mensen, dan moet je echt heel wat doen om hen dat traumagevoel weer te laten kwijtraken. Je moet als gemeente, maar ook als politie en ondernemers, laten zien dat je heel hard bezig bent. Ook al is er nog steeds sprake van criminaliteit en overlast, mensen krijgen toch een beter gevoel als ze simpelweg weten dat er wat gebeurt.” :
‘Het onveilige gevoel zit ook in de mens zelf’
Als belangenbehartiger van de 441 gemeenten in Nederland werkte de Vereniging van Nederlandse Gemeenten vijf jaar geleden graag mee aan de oprichting van het CCV. De gemeenten hebben de regie binnen het regionale en lokale veiligheidsbeleid en de VNG gelooft heilig in samenwerking met verschillende partijen. Voorzitter Annemarie Jorritsma ziet burgers eveneens als een belangrijke partner. Zij kunnen ook zelf iets aan hun veiligheid doen, meent zij. Al is het maar dat ze ’s avonds laat niet in hun eentje dat donkere fietspad inslaan.
Interview Annemarie Jorritsma, Vereniging van Nederlandse Gemeenten “Ik voel me eigenlijk overal wel veilig.” Aan het woord is Annemarie Jorritsma, burgemeester van Almere én voor zitter van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), een van de oprichtende partijen van het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV). “Hoe het komt dat ik mij zo veilig voel? Omdat het over het algemeen ook veilig ís. Veel Nederlanders geven in enquêtes aan zich onveilig te voelen, maar wie naar de criminaliteitscijfers kijkt, ziet dat deze per saldo zijn gedaald. Tussen de mate van onveilig voelen en daadwerkelijk onveilig zijn, kan een groot verschil zitten.” In haar eigen gemeente merkt Jorritsma dat ook op. “In Almere hebben mensen zich in vergelijking met andere steden altijd heel veilig gevoeld. Dat heeft onder meer te maken met de structuur van de stad. We hebben geen hoogbouw, maar juist veel woningen met tuintjes en de stad is overzichtelijk. Dat zijn voor veel mensen redenen om zich prettig te voelen. Maar het malle is dat dat veilige gevoel in één klap omslaat als er wat dingen gebeuren die niet zozeer de burgers aangaan. Zo hadden we een aantal winkelovervallen. Als we nu een enquête houden denk ik dat meer inwoners zullen aangeven zich onveilig te voelen. Dat gevoel is alleen gebaseerd op incidenten.”
39
Prognose De groeistad Almere was het laatste anderhalf jaar veel in het nieuws. Er was sprake van overvallen, schietpartijen en geweld in het openbaar vervoer. “En toch heeft Almere minder last van criminaliteit en onveiligheid dan vergelijkbaar grote steden”, stelt Jorritsma als burgemeester vast. Ze wijst erop dat in het eerste kwartaal van 2009 het aantal overvallen zelfs met 33 procent is gedaald, terwijl in dezelfde periode op landelijk niveau een stijging van 21 procent is te zien. “Een groot deel van het onveiligheidsgevoel wordt gevoed door de media. Vergeleken met vroeger wordt er veel meer geschreven en gepraat over wat er gebeurt en iets kleins wordt direct gerelateerd aan de verschrikkelijke dingen die we zien in Amerikaanse series.” Onlangs liet de gemeente Almere door criminoloog Fijnaut een prognose maken van de criminaliteit en veiligheid in Almere over twintig jaar. “Tegen die tijd is ons inwoners aantal verdubbeld.” Fijnaut komt tot de conclusie dat Almere de relatief gunstige veiligheidspositie die het nu inneemt ten opzichte van steden van vergelijkbare omvang, waarschijnlijk zal behouden. Niettemin signaleren de onderzoekers risicofactoren die ertoe kunnen leiden dat het criminaliteitsniveau de komende 25 jaar verder zal groeien. “Maar gerelateerd aan de omvang van de stad en de groei van de Almeerse bevolking blijft de criminaliteit betrekkelijk laag.” Jorritsma probeert dat verschil in gevoel en werkelijkheid ook vaak in haar gesprekken met burgers duidelijk te maken. “Er zijn mensen die zeggen dat ze ’s avonds de deur niet meer uit durven. Ik zeg altijd dat het heel onverstandig is je zo laten leiden door angst. Ze hoeven het helemaal niet te laten, want de kans dat hen iets overkomt is verschrikkelijk klein.”
40 Jorritsma maakt duidelijk dat ze daarmee niet zegt dat er helemaal geen gevaar op de loer ligt. “Nee, natuurlijk is er sprake van criminaliteit en natuurlijk is er overlast, maar die hebben wel vaak plaats op bepaalde plekken, op bepaalde tijden en in bepaalde situaties. Ik vind bijvoorbeeld niet dat een meisje van vijftien jaar op zaterdagavond alleen op stap moet gaan. Dat is onverstandig. Nee, ik zeg niet dat ze daarmee om problemen vraagt, want het zou moeten kunnen, maar het kan dus niet. Er lopen helaas in de avonduren bepaalde types rond op straat. We hebben in Almere ook een paar blackspots waar je extra moet opletten. Burgers zullen dus ook hun gedrag moeten aanpassen.” Zorgen voor een veiliger Nederland begint volgens Jorritsma dan ook vooral bij de burger zelf. Wie zijn gedrag aanpast, geen gevaarlijke situaties opzoekt en zich niet door angst laat leiden, zal zich een stuk veiliger voelen. “Maar daarnaast is er natuurlijk een heel belangrijke rol voor de gemeenten weggelegd”, weet Jorritsma. “Hier in Almere hebben we het Veiligheidshuis opgericht. Samen met politie en justitie, maar ook met woningcorporaties en zorgen welzijnsinstellingen, werken we er als gemeente hard aan om Almere voor iedereen zo veilig mogelijk te maken.”
“Alle belanghebbende partijen moeten rond de tafel. Dat krijg je alleen voor elkaar als één partij er duidelijk aan trekt” Jorritsma legt uit dat onder de noemer van het Programma Integrale Veiligheid de gemeente de regie voert. “Samen met onze partners geven we invulling aan het lokale en regionale veiligheidsbeleid. Elke partij neemt zijn verantwoordelijkheid. Wij als gemeente houden in de gaten of iedereen zijn taken goed uitvoert, proberen iedereen bij de les te houden en starten ook projecten op.” De regierol is volgens haar erg belangrijk. “Om criminaliteit en overlast tegen te gaan, moet je zorgen dat de keten compleet is. Alle belanghebbende partijen moeten rond de tafel. Dat krijg je alleen voor elkaar als één partij er duidelijk aan trekt. Die rol is weggelegd voor de gemeente, omdat zij raakvlakken met vele organisaties heeft.”
Bundelen Samenwerking noemt Jorritsma absoluut de sleutel in de strijd tegen de criminaliteit. Dat was voor de VNG ook precies de reden om vijf jaar geleden mee te helpen aan
Interview Annemarie Jorritsma, Vereniging van Nederlandse Gemeenten
de oprichting van het CCV. Het centrum heeft volgens de VNG-voorzitter de afgelopen vijf jaar een belangrijke bijdrage geleverd aan de daling van de criminaliteitscijfers.
“Ik ben ervan overtuigd dat het Keurmerk Veilig Ondernemen het aantal inbraken op bedrijventerreinen heeft teruggebracht” “De instrumenten die het centrum beheert en doorontwikkelt, dragen absoluut bij aan een veiliger samenleving. Zo ben ik ervan overtuigd dat het Keurmerk Veilig Ondernemen het aantal inbraken op bedrijventerreinen heeft terug gebracht. Het Politiekeurmerk Veilig Wonen heeft op zijn beurt gigantische effecten: de kans op een inbraak daalt ermee met 90 procent. De Kwaliteitsmeter Veilig Uitgaan is ook geweldig. Wij doen er hier in Almere eveneens aan mee. Tijdens speciale voorlichtingsbijeenkomsten wijzen we jonge meisjes er bijvoorbeeld op dat ze niet alleen op stap moeten gaan, maar altijd in een groep.” De VNG stemt haar activiteiten regelmatig af met het CCV, en andersom. “De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft onlangs in overleg met ons nog een brief naar de gemeenten gestuurd over de minimale afstand van 250 meter tussen scholen en coffeeshops die gehanteerd moet worden. Wij hebben deze brief aan onze eigen leden verder toegelicht, met behulp van een bijlage van het CCV. Dat is nu precies de toegevoegde waarde van het centrum.” Ook overleggen beide instanties regelmatig over wanneer en waarom welke gemeenten worden bezocht. “Dit jaar organiseren we voor het eerst gezamenlijk de netwerk dagen voor de veiligheidscoördinatoren”, vertelt Jorritsma. “Het CCV heeft daarvoor precies de kennis in huis die wij als VNG nodig hebben. Het centrum kan voorbeelden uit de praktijk geven en duidelijk maken hoe instrumenten worden vertaald naar andere gemeenten en actoren in het veld. Dat is beter dan wanneer we allemaal binnen onze eigen grenzen het wiel opnieuw gaan uitvinden. Dat kost alleen maar veel geld.”
Duidelijke positie De voorzitter van de VNG is tevreden over het centrum. “Wel denk ik dat medewerkers nog vaker in gemeenten moeten rondkijken. Zodat de ervaring met bepaalde instrumenten nog duidelijker wordt en het CCV deze nog actiever kan verspreiden over het land. Ik heb overigens wel het idee
Jorritsma in het kort Naam: Annemarie Jorritsma Leeftijd: 58 jaar Huidige Functie: Voorzitter van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en burgemeester van Almere. Carrièreverloop: Na haar opleiding Toeristische Vorming werkte Jorritsma bij een reisbureau. Daarna en na het behalen van haar diploma aan het Instituut Schoevers ging ze aan de slag als secretaresse en gemeenteraadslid in Bolsward. Van 1982 tot 1994 en van 2002 tot 2003 was ze lid van de Tweede Kamer voor de VVD. In 1994 werd ze minister van Verkeer en Waterstaat, in 1998 minister van Economische Zaken en in 2003 waarnemend burgemeester van Delfzijl. Sinds 18 augustus 2003 is Jorritsma burgemeester van Almere. Op 1 januari 2008 werd ze voorzitter van de VNG. Uitspraak: ‘Om criminaliteit en overlast tegen te gaan, moet je zorgen dat de keten compleet is’
41 dat partijen het centrum weten te vinden wanneer ze informatie of hulp nodig hebben. Het CCV heeft zichzelf in de afgelopen vijf jaar een duidelijke positie gegeven.”
“Winkels, tankstations en banken bijvoorbeeld, zijn door de gezamenlijke aanpak steeds minder interessant voor criminelen geworden. Die gaan zich op andere slachtoffers richten” Het is volgens haar nu wel zaak om goed in de gaten te houden welke thema’s ook aandacht verdienen. “Voor de gemeenten is de aanpak van jeugdcriminaliteit een groot thema. We moeten in een veel eerder stadium de risico jongeren eruit vissen. Preventie is ons belangrijkste middel. Ook moeten we kijken welke negatieve effecten bestrijding van de criminaliteit heeft. Winkels, tankstations en banken bijvoorbeeld, zijn door de gezamenlijke aanpak steeds minder interessant voor criminelen geworden. Die gaan zich op andere slachtoffers richten. Mijn zorg is dat straks de gewone mensen aan de beurt zijn. Mijn opvatting is overigens dat burgers eigenlijk geen kasgeld bij zich moeten dragen, dat heb je ook niet nodig. Als wij allemaal onze lege broekzakken naar buiten zouden keren en zeggen ‘leuk dat u het probeert, maar ik heb niks bij me’, dan helpt dat al. Het is aan het CCV om met echt adequate methodieken te komen.” :
Om het werken met het Politiekeurmerk Veilig Wonen te vergemakkelijken, heeft het CCV herziene hand boeken uitgebracht waarin de eisen staan beschreven voor nieuwbouwgebieden en voor bestaande wijken: Handboek Nieuwbouw en Handboek Bestaande Bouw. Op de website van het CCV zijn de regelingen van het PKVW te vinden.
44 Politiekeurmerk Veilig Wonen
‘Inbrekers komen er bij ons bijna niet meer in’ Duizenden mensen worden jaarlijks het slachtoffer van inbraak. Vaak komt dat doordat hun woning makkelijk binnen te dringen is. Hoog struikgewas, het ontbreken van verlichting, voordeuren en ramen met té veel speling en slechte sloten en scharnieren geven de inbreker alle gele genheid zijn slag te slaan. Een huis voorzien van het Politiekeurmerk Veilig Wonen is moeilijker te betreden: de kans op een inbraak daalt ermee met 90 procent. Voor de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht alle reden alleen nog te bouwen met het keurmerk als leidraad.
Houten schuttingen van de eerste de beste bouwmarkt ontbreken vrijwel. De afscheidingen tussen zijtuinen en het openbare gebied op de nieuwbouwlocatie De Volgerlanden in Hendrik-Ido-Ambacht zijn van steen. Het zicht op de huizen wordt niet ontnomen door weelderig stuikgewas, de straten zijn overzichtelijk en ruim opgezet. Voeg daarbij de keurig verlichte achterpaden, de goed afsluitbare ramen en de stevige sloten op de deuren en als inbreker bekruipt je een behoorlijk ongelukkig gevoel. Hier valt dan misschien wel iets te halen, maar makkelijk te bereiken is dat plasmascherm of die creditcard niet. Tijd om af te druipen, want als inbreker kun je alleen succesvol zijn als je binnen enkele seconden binnen bent en weer net zo snel met de buit buiten staat. “Nee, inbreken lukt bij ons niet zo makkelijk meer”, zegt Marcel Doodkorte met een tevreden glimlach. “Ze komen er bij ons niet meer in, althans bijna niet.” De projectwethouder van het nieuwbouwproject De Volgerlanden
maakt duidelijk dat er binnen zijn gemeente alles aan wordt gedaan om de inbrekers letterlijk buiten de deur te houden. “Daarvoor werken we onder meer met het Politiekeurmerk Veilig Wonen. We zijn dit instrument bij de ontwikkeling van De Volgerlanden gaan toepassen. Wij willen namelijk dat de bewoners van de 4800 nieuwbouwwoningen zich in hun wijk echt thuis en veilig voelen, met alle voorzieningen binnen handbereik en met een buitenruimte waar ze trots op zijn. Onze ambitie is dan ook om deze nieuwbouwlocatie bij de drie beste en meeste geliefde woonwijken van Nederland te laten behoren. Daarvoor hebben we een instrument als het Politiekeurmerk Veilig Wonen hard nodig, want daarmee zorg je met elkaar voor een veiliger woon omgeving.”
Trekker Doodkorte had echter, zo geeft hij toe, bij het begin van de nieuwbouwplannen voor De Volgerlanden nog nooit van het Politiekeurmerk Veilig Wonen (PKVW) gehoord. “Ik kwam uit de financiële wereld en had me daar zodoende nooit mee bezig hoeven houden.”
“Alleen met de inzet van een duidelijke trekker kun je het keurmerk tot een succes maken” Het was Aad Koudstaal, huidig kwaliteitsmanager bij de projectorganisatie De Volgerlanden, die hem toentertijd op het
instrument wees. “En zo iemand moet je als gemeente dus echt in huis hebben”, meent Doodkorte. “Alleen met de inzet van een duidelijke trekker kun je het keurmerk tot een succes maken. De verschillende partijen – projectontwikkelaars, woningcorporaties, maar ook architecten en bewoners – moeten namelijk wel met elkaar rond de tafel komen en ook echt hun verantwoordelijkheid nemen. Dat geldt voor ons als gemeente – wij moeten zorgen voor een goed openbaar gebied – maar ook zeker voor de inwoners van Hendrik-Ido-Ambacht zelf. Als zij hun deur wagenwijd open laten staan, vragen ze om bezocht te worden door een inbreker, terwijl het aanbrengen van extra sloten en het sluiten van de ramen wanneer je weggaat van huis, juist inbraak kan voorkomen. Aad is degene geweest die alle partijen heeft weten te stimuleren, te motiveren en bij de les heeft weten te houden. Daardoor draagt iedereen bij en dat heeft Hendrik-Ido-Ambacht absoluut een stuk veiliger gemaakt.”
Tegenwerken Aad Koudstaal reageert nuchter op de woorden van de wethouder. Hij vertelt dat, toen er in 2000 in Hendrik-Ido-Ambacht werd begonnen met plannen voor De Volger landen, hij al het een en ander over het keurmerk had gelezen in de vakbladen. “Daarnaast kende ik een aantal mensen bij de politie dat zich ermee bezighield. Eigenlijk was ik vrijwel direct overtuigd. Het instrument heeft namelijk alles in zich om een woning en de hele woonwijk veiliger te maken. Het wordt de inbreker op alle fronten moeilijk gemaakt.”
45 “Via beheerplannen voor groen, bestrating en verlichting wordt gewaarborgd dat het keurmerk gehandhaafd blijft” Het tegenwerken van de inbreker begint volgens Koudstaal al bij het ontwerp en de bouw van een nieuwbouwwijk. “Niet alleen de woning, maar ook de woonomgeving is van groot belang voor de veiligheid en het veiligheidsgevoel van de bewoners. Wij hebben als gemeente ons ertoe verplicht om de wijken conform de eisen van het PKVW te ontwerpen en te realiseren. Alle tot nu toe gerealiseerde wijken hebben daarvoor dan ook het certificaat Veilige Wijk, onderdeel van het keurmerk, ontvangen of gaan dat binnenkort krijgen. Via beheerplannen voor groen, bestrating en verlichting wordt gewaarborgd dat het keurmerk gehandhaafd blijft.” Koudstaal geeft aan dat er met de projectontwikkelaars regelmatig overleg is om inhoudelijk goed door te spreken wat de plannen zijn. “Daarnaast vinden toetsingen plaats aan de hand van het Handboek PKVW. Bij nieuwe voorstellen kijken we altijd of het niet in strijd is met het keurmerk. Neem de afscheidingen in een wijk: die moeten van steen zijn omdat die ervoor zorgen dat de woning minder toegankelijk wordt.”
Simpele acties Het keurmerk richt zich in eerste instantie vooral op de gelegenheidsinbreker die met een schroevendraaier op zak langs de woningen loopt en bekijkt waar hij makkelijk een slot kan openbreken. Door op het oog simpele acties te ondernemen, wordt er volgens Koudstaal heel wat leed bespaard. “Wanneer je bijvoorbeeld zorgt dat jouw huis goed zichtbaar is voor de rest van de straat, dan vindt de gemiddelde inbreker jouw woning al een stuk minder aantrekkelijk. Die wil namelijk niet open en bloot aan de deur staan rommelen. Net zo belangrijk is het om goede ramen en deuren te hebben. Je kunt er nog zoveel sloten opzetten als je wilt, zodra je te maken hebt met té veel speling, ben je een makkelijk slachtoffer. Alles moet goed op elkaar zijn afgestemd.”
Voor de gemeente reden om de toekom stige bewoners van De Volgerlanden ook nadrukkelijk te betrekken bij hun strijd tegen criminaliteit. Koudstaal: “Alleen zij kunnen ervoor zorgen dat hun woning daadwerkelijk voldoet of blijft voldoen aan het keurmerk.” In koop- en huurovereenkomsten is goed geregeld dat bewoners een aantal belangrijke eisen van het politiekeurmerk in stand moeten houden. Zo moeten ze onder andere hun eigen achterpadverlichting onderhouden. De lampen moeten het doen en er mag geen begroeiing voor zitten. “Wanneer mensen dit niet nakomen krijgen ze een waarschuwingsbrief in de bus. Gebeurt er op langere termijn nog niks, dan kan de bewoner zelfs een boete krijgen.”
Resultaat Het lijkt streng, maar volgens Koudstaal en Doodkorte is die aanpak wel noodzakelijk: “Anders wordt het de inbreker binnen de kortste keren weer gemakkelijker gemaakt.” En dat zou zonde zijn, menen beide heren, want het toepassen van het keurmerk heeft in Hendrik-Ido-Ambacht al heel wat goede resultaten opgeleverd.
“Ook de bestaande bouw vinden wij belangrijk. We kijken hoe we hier aanpassingen kunnen doen die zorgen voor meer veiligheid” Doodkorte: “We hebben afgelopen zomer een representatieve burgerpeiling op het gebied van veiligheid onder alle bewoners gehouden. Ongeveer 98 procent gaf aan zich veilig tot zeer veilig te voelen. In het project De Volgerlanden voelt zelfs 100 procent van de bewoners zich veilig. Op de nieuwbouwlocatie heeft ook al ruim 95 procent van de reeds gerealiseerde woningen het keurmerk gehaald en 100 procent van de wijken heeft het certificaat Veilige Wijk ontvangen. Het is niet zo gek dat mensen zich er veilig voelen, want er is sinds de oplevering van de eerste huizen in De Volgerlanden nog nauwelijks ingebroken, ik geloof vier keer tot en met 2008. Voor ons een heel goede reden om met het keurmerk door te gaan.”
Doodkorte geeft aan dat hij het daarmee niet alleen heeft over de nieuwbouw. “Ook de bestaande bouw vinden wij natuurlijk belangrijk. We kijken hoe we hier aanpassingen kunnen doen die zorgen voor meer veiligheid. Bij de herstructurering van de wijk Oostendam in onze gemeente hebben we dezelfde werkwijze gehanteerd als in De Volgerlanden. De ongeveer 180 nieuw te bouwen woningen en de bestaande woonomgeving gaan ook daar voldoen aan de eisen van het Politiekeurmerk Veilig Wonen voor de bestaande bouw.”
Voorbeeldfunctie Hendrik-Ido-Ambacht heeft met zijn kordate aanpak een duidelijke voorbeeldfunctie. Uit handen van het CCV ontving de gemeente begin 2009 de prijs voor ‘Het beste PKVW-project 2008’. “Ik zou willen dat meer gemeenten er zo mee bezig zouden zijn als wij”, zegt Koudstaal. Daarvoor moet er alleen naar zijn idee wel iets veranderen. “Toen het instrument in 1995 in werking trad, was het nog echt in handen van de politie. Die trad op als coördinator. Op een gegeven moment is de politie er met haar leidende rol uitgestapt en daarna zag je dat het keurmerk in heel veel gemeenten naar de achtergrond verdween, omdat niemand het oppakte. Dat is jammer, want het PKVW draagt echt concreet bij aan een veiliger samenleving. Het geeft 90 procent minder kans op een woninginbraak. Het zou dan ook een goede zaak zijn als de politie weer een coördinerende rol op zich zou nemen.” Doodkorte vult aan: “Zodat er een netwerk in stand wordt gehouden van partijen als adviescommissies, projectontwikkelaars, woningcorporaties, gemeenten en overheid. Nu is het succes van het instrument nog in veel gevallen te afhankelijk van het enthousiasme van één persoon. Gelukkig hadden wij die in HendrikIdo-Ambacht jaren geleden al in huis.” :
‘We moeten ons mét elkaar verontwaardigen over criminaliteit’
De 24 uursbezetting, de uniformen, het publieke karakter en de geweldsmiddelen. Ze maken de politie de eerste partij waar je aan denkt als het gaat om de bestrijding van criminaliteit. Toch moet de strijd tegen onrechtvaardigheid door meerdere partijen gestreden worden, vindt Bert Wijbenga van de Raad van Hoofdcommissarissen. Gemeenten, woningcorporaties, het bedrijfsleven, justitie en elke andere denkbare belangrijke partij hebben een taak. En het CCV? Dat dient daarbij als een soort olie.
Interview Bert Wijbenga, Raad van Hoofdcommissarissen
Als hij eerlijk is, dan is het allemaal te danken aan de zelf verzekerde politie-inspecteur Corrado Cattani. Deze hoofdrolspeler uit de politieserie ‘La Piovra’ (De Octopus) bond in de jaren tachtig op televisie de strijd aan met de corruptie, het geweld en de illegale handelingen van de maffia. “Het was zo’n mooi verhaal van een held die de wereld, hoe moeilijk ook, toch rechtvaardiger wilde maken. Dat wilde ik ook.” Aan het woord is Bert Wijbenga, 27 jaar actief in de Nederlandse politiewereld en huidig korpschef van de regio Flevoland. Gestoken in een keurig gestreken en glanzend politie-uniform vertelt hij over het moment waarop hij besloot de criminaliteit te gaan bestrijden. “Zo in het leven staan als Cattani is misschien een wat hoog gegrepen ideaal”, weet Wijbenga. “Hij verloor eerst zijn gezin en uiteindelijk zijn leven, maar ik was toch bijzonder onder de indruk van de manier waarop hij zijn persoonlijke belang ondergeschikt maakte en zich kon verplaatsen in de slachtoffers. Cattani zag het belang van de slachtoffers in om de rechtvaardigheid terug te vinden. Dat idealisme is precies wat ik toen al voelde. Ik wil ergens voor staan: voor rechtvaardigheid.” Met dat gevoel ging Wijbenga naar de politieacademie om al snel bevestigd te krijgen dat criminaliteit niet uit te roeien is. Toch heeft hem dat in al die jaren nooit moedeloos gemaakt. “Nee, zeker niet. Je moet je idealisme wat dat betreft altijd temperen, maar je moet ook altijd in mogelijkheden blijven denken. We hebben nog lang niet alles geprobeerd om de criminaliteit te bestrijden.”
47
Verontwaardiging Wijbenga geeft aan dat zijn organisatie er is om het leven van anderen beter en veilig te maken. “Als ik onlangs hoor dat er in Lelystad vier gewapende mannen een huis binnendringen en een echtpaar bedreigen, dan wil ik dat het recht wordt hersteld. Daar is de politie voor. Wij hebben op zo’n moment oor voor de slachtoffers en zetten alles op alles om de verdachten binnen te brengen. Die drive moet je ook hebben om elke keer weer gemotiveerd in het vak te zitten.”
“Veelvoorkomende criminaliteit is een voortdurende schending van het rechtvaardigheidsgevoel” Wijbenga heeft datzelfde rechtvaardigheidsgevoel ook bij de duizenden mensen die dagelijks slachtoffer worden van woninginbraak of van wie de fiets ongevraagd verdwijnt. Of bij diegenen die op straat zomaar een tik krijgen en ondernemers die beroofd, overvallen en bestolen worden. “Veelvoorkomende criminaliteit is een voortdurende schending van het rechtvaardigheidsgevoel”, stelt hij. “Dat roept bij mij, en hopelijk bij de meeste politiemensen, een gevoel van verontwaardiging op. Naast een ernstige ziekte of het verlies van een relatie is slachtoffer worden van een misdaad een gebeurtenis die een mens dramatisch kan schokken. Criminaliteit is een inbreuk op het goede leven dat we hier in Nederland hebben bereikt en proberen vast te houden. Juist daarom is het belangrijk dat er tegenover de misdadiger een instituut als de politie staat dat bevestigt dat
48 criminaliteit verkeerd is. Wij laten zien dat plegers de prijs moeten betalen en slachtoffers aan de goede kant zitten.”
Niet tevreden Kijkend naar de huidige veiligheidssituatie in Nederland kan Wijbenga niets anders zeggen dan dat er nog ‘ontzettend veel werk aan de winkel’ is. “Als politiechef kan en mag ik ook niets anders zeggen. Ik moet scherp, alert en kritisch zijn op wat we de komende jaren gaan doen en welk effect dit heeft op onze veiligheid. Alleen al in mijn eigen regio zijn er duizenden slachtoffers van misdrijven per jaar. Ik weet heus wel dat een aantal jaren geleden de commune criminaliteit in aantallen veel ernstiger was en ik zie ook dat we op specifieke thema’s tot aanmerkelijk minder slachtoffers zijn gekomen. Het aantal woninginbraken bijvoorbeeld is in heel Nederland opvallend gedaald ten opzichte van vijf à tien jaar geleden. Ook op het gebied van zakkenrollen zijn er succesvolle interventies geweest. Toch mag ik daar als politiechef nooit tevreden mee zijn, want zo’n relativering doet onrecht aan de impact van de feiten die wel gepleegd worden voor de slachtoffers van nu. Bovendien moet de politie altijd als eerste een actieve houding hebben om criminaliteit verder te bestrijden en te voorkomen.”
Samenwerking Wijbenga maakt duidelijk dat criminaliteit alleen goed te bestrijden is als meerdere partijen zich erover verontwaardigen en ook gezamenlijk actie ondernemen. “Gemeentebesturen, woningcorporaties, bedrijfsleven, scholen, justitie: ze moeten allemaal dezelfde alertheid en verontwaardiging hebben. Samenwerking is nodig om de problemen aan te pakken. Daarom is voor ons de oprichting van het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid zo belangrijk geweest. Het CCV heeft ervoor gezorgd dat er een bundeling is gemaakt van belangrijke, waardevolle en goede initiatieven onder één paraplu. Dat heeft gezorgd voor een duidelijk loket, een hogere doelmatigheid en het op één lijn brengen van kennis en mogelijkheden.”
“Het CCV heeft ons als politie al heel wat opgeleverd. Denk aan de waarborging en verbetering van keurmerken” Wijbenga noemt het CCV een ‘waardetoevoegende organisatie’ en ziet het als de olie in de machine van organisaties die zich inzetten voor veiligheid en
Interview Bert Wijbenga, Raad van Hoofdcommissarissen
criminaliteitsbestrijding. “Het CCV heeft ons als politie al heel wat opgeleverd. Denk aan de waarborging en verbetering van keurmerken, de uitwisseling van kennis op diverse gebieden en het voortdurend betrekken van gemeenten, verzekeraars en particuliere partijen bij de veiligheidsvragen. Dat is heel krachtig. Ik kan het niet wetenschappelijk bewijzen, maar ik durf te beweren dat dankzij het CCV Nederland veiliger is geworden. Het CCV is echt een belangrijk onderdeel in het proces van onze gezamenlijke aanpak van criminaliteit. Het geweld in het uitgaansleven van Flevoland is verminderd mede dankzij de goede adviezen die via deze organisatie beschikbaar zijn gekomen. Ja, als het CCV nog niet bestond, had het uitgevonden moeten worden.”
Bestuurlijke aanpak Ook het feit dat het CCV de digitale wegwijzer heeft opgesteld voor gemeenten die de bestuurlijke aanpak van criminele praktijken op lokaal niveau willen implementeren, intensiveren of versterken, ziet Wijbenga als een van de positieve bijdragen van het centrum. Het CCV wijst gemeenten er volgens hem zo op dat ze niet machteloos tegenover de georganiseerde criminaliteit staan. “Bestuurlijke aanpak is ook een volstrekt goed middel”, aldus Wijbenga. “Gemeenten kunnen waarborgen creëren voor de verkleining van het risico om slachtoffer te worden van criminele activiteiten. In mijn werkgebied zijn gemeenten bijvoorbeeld met hun bestuurlijke aanpak naar de voorzieningen gaan kijken. Uiteindelijk kwamen ze met gemakkelijk toegankelijke en goedkope fietsenstallingen bij stations, scholen en winkelcentra. Dat heeft in een jaar tijd een behoorlijk verschil gemaakt: 30 procent minder fietsendiefstallen. ‘Need I say more?’ Dat is toch prachtig! Het is geen ‘rocketscience’, maar het doet er wel toe.” Ook op basis van bijvoorbeeld de Algemene Plaatselijke Verordening (APV), de exploitatievergunning, de overlastverordening en het bestemmingsplan kan en wordt er volgens Wijbenga positief resultaat bereikt. “En het zou nog mooier zijn als het CCV kan bewijzen in welke context een bepaalde bestuurlijke aanpak effect heeft. Zulke redeneringen zijn enorm waardevol. Want zo kan een gemeente in een oog opslag zien wat voor haar problematiek zou werken.”
Meer kennis De politiehoofdcommissaris is van mening dat wat dat betreft bij het CCV de lat elke keer weer wat hoger mag worden gelegd. “Dat doe ik in mijn eigen korps ook. Het kan altijd beter. Ik ben medetoezichthouder op het CCV en zie er ook op toe dat we elk jaar meer van onszelf vragen”, klinkt het uitdagend. “Alleen op die manier voorkom je dat de
49
Wijbenga in het kort Naam: Bert Wijbenga Leeftijd: 45 jaar Huidige Functie: Korpschef Politie Flevoland, portefeuille houder Milieu in de Raad van Hoofdcommissarissen en lid van de Raad van Toezicht van het CCV. Carrièreverloop: Na het afstu deren aan de politieacademie werkte Wijbenga bij de Gemeentepolitie Leiden, het Politiekorps HollandsMidden, het Korps landelijke politiediensten (KLPD) en de Politie Amsterdam-Amstelland. Uitspraak: “Tevreden ben ik pas als alle criminaliteit uit de wereld is”
heen kijken en alles verzamelen waarmee we het de crimineel moeilijker kunnen maken.”
Een berg werk Op de vraag of de politie dankzij de publiek-private samenwerking en de verschillende projecten van het CCV wordt ontlast, kan Wijbenga geen eenduidig antwoord geven. “Natuurlijk is er sprake van een ontlasting. Zo’n bestuurlijke aanpak voor bijvoorbeeld het terugdringen van fietsendiefstallen, het streven van winkelcentra en bedrijventerreinen naar het Keurmerk Veilig Ondernemen, de uitbater die gaat voor het Keurmerk Veilig Uitgaan, het aanreiken van handige checklists, het opzetten van protocollen, enzovoort: dat zorgt op specifieke thema’s voor een ontlasting van de politie. Ik zeg alleen dat er in z’n totaliteit nog steeds een berg werk te verrichten is. Op het moment dat de aanpak van woninginbraak gunstig gaat, weet ik dat het met dezelfde vaart op de terreinen van mishandeling, straatroof en kinderporno slechter gaat. Dat is helaas zo. Er is nog ontzettend veel te doen. Hoge ophelderingspercentages en een daling van bepaalde vormen van criminaliteit zijn mooi, maar zolang er nog steeds sprake van misdaad en een percentage onopgeloste zaken is, ben ik als politiecommissaris níét tevreden.”
“De gelegenheid die iemand krijgt, de preventie, is een zaak van anderen. Hoe zijn winkels ingericht? Hoe gaan we over straat? Hoe worden kinderen opgevoed?”
kwaliteit van je kennis vanzelfsprekend of stabiel wordt én je streeft altijd naar meer, betere en meer gefundeerde kennis. Er zijn nu bijvoorbeeld thema’s die geen aandacht krijgen, terwijl het heel goed zou zijn als het CCV zich ook daarin zou verdiepen en operationele kennis zou verzamelen die elders in de praktijk kan worden gebracht.” Zo ziet Wijbenga de groeiende mobiliteit, de impact van digitale communicatie en de ontgrenzing als ontwikkelingen die de mensen kwetsbaarder maken voor criminaliteit. “Het zou goed zijn als het CCV zich ook op deze terreinen gaat richten. Die kennis hoeft overigens niet alleen in Nederland te worden gehaald. Laat het CCV over de grenzen
Zo blijft Wijbenga strijdlustig als een echte Hollandse Cattani vechten tegen onrecht. “Maar niet alleen”, stelt hij. “De politie is logischerwijs de eerste partij waar je aan denkt als het gaat om criminaliteit, maar toch zijn wij bij de bestrijding ervan maar een van de factoren. Als politie en justitie kunnen wij heel veel betekenen in het opsporen en vervolgen van criminelen, maar de gelegenheid die iemand krijgt, de preventie, is een zaak van anderen. Hoe zijn winkels ingericht? Hoe gaan we over straat? Hoe worden kinderen opgevoed? Wat gebeurt er op school? We kunnen met elkaar op allerlei terreinen criminele activiteiten voorkomen of aanpakken. Maar dan nog … Crimineel gedrag heeft ook met het geheim van het leven te maken. Al kent iemand nog zoveel welvaart, er blijft altijd meer te wensen over. Een wereld zonder criminaliteit is wat dat betreft een utopie.” :
50 Instrumenten in het kort
10-13 KVU Kwaliteitsmeter Veilig Uitgaan
18-21 VER Veiligheidseffectrapportage
26-29 IBB Model Integrale Brandveiligheid Bouwwerken
34-37 KVO Keurmerk Veilig Ondernemen
42-45 PKVW Politiekeurmerk Veilig Wonen
KVu
VER
De Kwaliteitsmeter Veilig Uitgaan is een hulpmiddel voor lokale initiatieven op het gebied van veilig uitgaan. Daarbij staat samenwerking tussen horeca, politie, gemeente en Openbaar Ministerie centraal, maar ook andere betrokken partijen zijn vaak nodig om tot het gewenste resultaat te komen: het terugdringen van overlast in het uitgaansleven. Na het ondertekenen van een intentieverklaring wordt een stappenplan opgezet. Het plan van aanpak beschrijft de huidige veiligheidssituatie (een nulmeting kan hierbij een hulpmiddel zijn), de problemen, de doelstellingen, maatregelen, activiteiten en eva luatiemomenten. Elke partij geeft daarbij aan welke inspanning hij kan verrichten, zodat ook naderhand gewezen kan worden op ieders verantwoordelijkheid. Na het ondertekenen van een samenwerkingsconvenant begint de daadwerkelijke uitvoering van de plannen. Hiervoor kunnen werkgroepen in het leven worden geroepen. De volgende stap is de evaluatie: een belangrijk onderdeel van de KVU en ook zeker niet het eindpunt. Met de bevindingen en na een nieuwe veiligheidsanalyse kan de KVU juist verder worden geoptimaliseerd. De module Geweld is een aanvulling op de kwaliteitsmeter en kan tegelijkertijd worden ingevoerd met het plan van aanpak. De module biedt de mogelijkheid specifieke problemen op het gebied van uitgaansgeweld te analyseren en gericht aan te pakken.
De Veiligheidseffectrapportage is door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ontwikkeld om de veiligheidsrisico’s van ruimtelijke plannen en bouwprojecten in kaart te brengen en hier maatregelen tegenover te stellen. Het CCV heeft in 2007 en 2008 vernieuwde handleidingen over de VER uitgebracht om het werken met het instrument te vergemakkelijken (VER voor ‘beslissers’ en voor ‘gebruikers’). De VER beperkt zich niet tot het een malig opstellen van een rapport, maar de uitvoering loopt mee tijdens het hele plan, van initiatief tot realisatie, én de gebruiks- en beheerfase. De VER bestaat uit zeven modules. Eerst moet onderbouwd worden waarom de VER voor dit specifieke project zinvol is en aansluit bij de visie op veiligheid van de verschillende partijen. Is hierover overeenstemming, dan leggen de partijen hun samenwerking vast en kan het ‘veldwerk’ beginnen. Dat betekent een analyse van alle veiligheidsrisico’s maken, alternatieve voorstellen voor oplossingen aandragen en de ideeën uitwerken in concrete maatregelen. Tijdens de implementatie van de VER bewaakt in principe de werkgroep de uitvoering van de gemaakte afspraken. In de laatste module worden afspraken gemaakt over het beheer in de gebruiksfase. Het initiatief tot een VER neemt doorgaans een gemeente of, bij een gemeenteover stijgend project, een andere overheid.
51
Model IBB
KVO
PKVW
Het model Integrale Brandveiligheid Bouwwerken is het nieuwste instrument dat het CCV beheert. Doel: het borgen van de afgesproken integrale brandveiligheid voor een bouwwerk gedurende de gehele levenscyclus en afgestemd op de gebruiksfunctie ervan. Het model IBB is opgebouwd uit zes stappen. De basis voor de brandveiligheid van elk gebouw is de inventarisatie en analyse van de brandrisico’s, met de bijbehorende maatregelen (bouwkundige, installatietechnische en organisatorische) en voorzieningen om deze risico’s terug te brengen tot een aanvaardbaar niveau. De uitkomsten en de gemaakte keuzes van de betrokken partijen worden vastgelegd in het Integraal Plan Brandveilig heid. Dit IPB is de leidraad voor de uitwerking en controle van de maatregelen, tijdens ontwerp, bouw, onderhoud en beheer. Staat het gebouw er eenmaal, dan volgt de eindbeoordeling van de integrale brandveiligheid. Hierna begint de gebruik- en beheerfase. Tot slot houdt het model IBB rekening met een actua lisering van het IPB. Bijvoorbeeld omdat het bouwwerk wordt verbouwd, een andere functie of indeling krijgt of omdat wet- en regelgeving verandert. Daarom vindt er eens in de vijf jaar een toetsing plaats om te zien of het pand nog steeds aan de gemaakte afspraken voor brandveiligheid voldoet. Het model IBB verkeert in de pilotfase en wordt nog verder ontwikkeld.
Het instrument KVO is door de overheid in het leven geroepen om de samen werking tussen het bedrijfsleven en overheidsinstellingen als gemeente en politie te stimuleren. Door samen te werken kan de veiligheid van bedrijventerreinen en winkelgebieden worden verbeterd en gewaarborgd. Het KVO is een keurmerk dat werkt met certifi caten. Het bestaat in principe uit het nemen van acht stappen. Allereerst wordt de samenwerking vormgegeven met een intentieverklaring. Daarna wordt een veiligheidsanalyse (een nulmeting) uitgevoerd. Na het opstellen van een plan van aanpak, waarin de doelstelling en de maatregelen staan gedefinieerd, wordt het KVO aan gevraagd: het certificaat Basis Samenwerken, dat twee jaar geldig is. Daarna begint de daadwerkelijke uitvoering van het plan van aanpak. Na een evaluatie en een nieuwe veiligheidsanalyse wordt de aanpak verder verscherpt. Daarmee wordt het certificaat Continu Samenwerken behaald (twee jaar geldig). Belangrijk is om het samenwerkingsverband ook na het behalen van de nagestreefde resultaten in stand te houden. Verdieping en uitbreiding kan een KVO juist versterken en een winkelgebied en bedrijventerrein nóg veiliger maken.
Het Politiekeurmerk Veilig Wonen is een instrument dat iedereen kan inschakelen. Of het nu de eigenaar of huurder van een bestaande woning of een nieuw te bouwen huis of flat is, elke woning is aan te passen aan de eisen die het keurmerk stelt. De bewoner kan er zelf toe besluiten, maar ook projectontwikkelaars, woningcorporaties en gemeenten kunnen het keurmerk hanteren in hun nieuwbouw of bestaande bouw. Het keurmerk zelf bestaat uit een eisenpakket voor de bouw of renovatie van woningen, complexen of buurten dat de kans op inbraak verkleint. Bij de eisen wordt onderscheid gemaakt tussen bestaande bouw en nieuwbouw. Bij nieuwbouw zijn ingrepen in woningen en omgeving makkelijker te reali seren dan bij bestaande bouw, maar bij de laatste is het ook zeker mogelijk de woning, het complex en de buurt veiliger te maken. Hiervoor zijn speciale certi ficaten in het leven geroepen: Veilige Woning, Veilig Complex en Veilige Omgeving. De eisen voor het keurmerk zijn beschreven in het Handboek Nieuw bouw en het Handboek Bestaande Bouw. De meeste verzekeraars geven een korting op de premie van de inboedelverzekering als de woning het keurmerk heeft. Dit onderstreept nog eens dat het keurmerk werkt.
‘Om nog meer resultaat te behalen moeten we aan maatwerk doen’
Het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid bestaat vijf jaar. Directeur Ida Haisma is ervan overtuigd dat haar organisatie in die periode een belangrijke bijdrage heeft geleverd aan een veiliger Nederland. Ook weet menigeen het centrum te vinden voor de juiste kennis over instrumenten als het Keurmerk Veilig Ondernemen, de Kwaliteitsmeter Veilig Uitgaan en Buurtbemiddelling. Haisma is trots op wat er inmiddels is bereikt, maar het kan altijd nóg beter.
Interview Ida Haisma, directeur CCV
Als er iets is waar Ida Haisma van houdt, dan is het van iets opbouwen. Toen ze vijf jaar geleden de functie van directeur van het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) op zich nam, kwam ze dan ook precies op de goede plek terecht. “Er was nog geen organisatie. We hadden geen bureaus, geen computers, geen inschrijving bij de Kamer van Koophandel. Alles moest letterlijk van de grond af aan worden opgebouwd. Ik begon er graag aan. Ik wist dat ik met het CCV instrumenten ter verbetering van de positie van mensen en organisaties zou gaan ontwikkelen, dus ik wist wat ik aan het bouwen was.” Het idee voor de oprichting van het CCV kwam van de leden van het Nationaal Platform Criminaliteitsbeheersing (NPC), waaronder de ministeries van Justitie en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en VNO-NCW. “Zij besloten de subsidies aan de toen bestaande organisaties stop te zetten”, vertelt Haisma. “De NPC-leden wilden een stichting in het leven roepen waarin alle projecten en activiteiten op het gebied van criminaliteitspreventie en -beheersing werden gebundeld. Dat kwam neer op het samenbrengen van zo’n 35 appels en peren van uiteenlopende omvang.” Makkelijk was dat niet, blijkt uit de woorden van Haisma. De organisatie die zich met het Politiekeurmerk Veilig Wonen (PKVW) bezighield, bestond bijvoorbeeld uit tien personen. “En die mensen konden niet allemaal een plaats bij het CCV krijgen. Elke organisatie had ook nog eens zijn eigen bestuur en iedereen wilde een of andere rol in het CCV. Ik heb in die tijd heel wat vergaderingen en etentjes gehad,
53
want ik kon niet iedereen een functie geven, maar ik wilde wel de bestaande expertise waarborgen.” Een complicerende factor was dat de over te nemen projecten en activiteiten tijdens de geboorte van het CCV gewoon doorgingen. “De winkel was open gedurende de bouw. Het was behoorlijk chaotisch”, blikt Haisma terug op de tijd dat er met negen man aan de realisatie van het CCV werd begonnen. Inmiddels werken 49 mensen bij het centrum. “Het was mijn taak om al die tijd de structuur, de missie en de visie helder te houden. We hebben ons drie slagen in de rondte gewerkt. En het resultaat? Dat is iets waar we met recht trots op mogen zijn. We zijn deskundig, duidelijk, betrokken en nieuwsgierig, precies volgens de door ons geformuleerde kernwaarden.”
Instrumenten Het CCV heeft in de ogen van Haisma zeker een bijdrage geleverd aan een veiliger Nederland. “Het is een feit dat met name de kleine criminaliteit is afgenomen en dat de onveiligheidsgevoelens niet zijn toegenomen. Daaraan hebben heel veel betrokken partijen, onder andere ondernemers, gemeenten en politie, mét hulp van het CCV een enorme bijdrage geleverd.”
“Buurtbemiddeling bestond al als concept. Dat hebben wij overgenomen en verder geprofessionaliseerd. Het aantal projecten is mede daardoor in drie jaar tijd verdubbeld”
54 Haisma wijst op het succes van instrumenten als het Keurmerk Veilig Ondernemen (KVO), de Kwaliteitsmeter Veilig Uitgaan (KVU) en Buurtbemiddeling. Met het laatste instrument worden problemen vroegtijdig aangepakt wanneer er in een wijk irritaties zijn ontstaan door bijvoorbeeld rommel of geluidsoverlast. “Buurtbemiddeling bestond al als concept. Dat hebben wij overgenomen en verder geprofessionaliseerd. Het aantal projecten is mede daardoor in drie jaar tijd verdubbeld. Een hele prestatie, zeker wanneer je bedenkt dat Buurtbemiddeling al tien jaar bestond toen we het overnamen. We hebben het instrument een enorme boost gegeven door het makkelijker hanteerbaar te maken voor de deelnemers. Het KVO voor bedrijven en winkel centra is inmiddels zo doorontwikkeld dat het ook voor markten of stadscentra kan worden ingezet.”
Positionering Met die woorden geeft Haisma aan hoe zij wil dat er in Nederland tegen het CCV wordt aangekeken. “Mensen moeten ons zien als een centrum dat instrumenten ontwikkelt en implementeert, waarmee criminaliteit kan worden voorkomen”, verduidelijkt ze. “Wij helpen de partijen daarbij om de methodieken in de praktijk toe te passen.”
“De gemeenten kennen ons zeker en onze naamsbekendheid in de non-profitsector en onder private partners is flink aan het groeien”
Interview Ida Haisma, directeur CCV
zijn, maar het betekent ook dat wij in onze positionering een wat zelfstandigere positie moeten kunnen innemen.”
Trendsignalement Alleen op die manier kan het CCV volgens de directeur vrijer zijn in de communicatie rondom zijn expertise. “Wij zouden bijvoorbeeld met onze kennis een zinnige bijdrage kunnen en ook willen leveren aan menig discussie die in de media wordt gevoerd over criminaliteit. Nu zijn we daar heel terughoudend in, om niet in het vaarwater van de departementen te komen. Bij alles wat we doen vragen we ons af of het past binnen het beleid van onze subsidiegevers. We doen aan zelfcensuur ten behoeve van ...” Als het CCV meer de status zou krijgen van onafhankelijk centrum en niet direct gelieerd zou zijn aan de departementen, dan zouden de ministeries het CCV zelfs beter kunnen gebruiken. “Dat heb ik al eens voorgesteld: ‘als je het zelf niet kan zeggen, laat het dan door ons zeggen’. We zijn er goed over in gesprek.” Haisma maakt duidelijk dat het CCV wat betreft het verder benutten en verspreiden van zijn kennis zeker niet stil zit. “We publiceren jaarlijks een Trendsignalement. Dat is geen wetenschappelijke studie, maar het laat zien wat wij signaleren in het veld. Daarmee zijn we al meer een schakel richting de departementen geworden. Het is niet zo dat er in het rapport sociaalwenselijke antwoorden staan, of een bevestiging van het beleid wordt gegeven. Het geeft juist even tuele blinde vlekken aan en wijst op zaken die in het beleid misschien omgebogen moeten worden. De beleidsmakers reageren enthousiast op ons Trendsignalement. Daar zijn we blij mee, want op die manier wordt de kennis die wij in huis hebben, al een stuk beter benut.”
Regionaal maatwerk Haisma zegt dat het met de positionering en naams bekendheid van het CCV inmiddels behoorlijk goed zit. “De gemeenten kennen ons zeker en onze naamsbekendheid in de non-profitsector en onder private partners is flink aan het groeien. Dat is erg belangrijk, want wij willen tenslotte de publiek-private samenwerking steeds meer bewerkstelligen.” Haisma geeft aan dat het CCV behoorlijk heeft gezocht naar een eigen koers en in hoeverre het onafhankelijk kan opereren. “En om eerlijk te zijn is die discussie nog niet klaar. Wij zouden zelf graag duidelijker willen krijgen of we nu voornamelijk een uitvoeringsorganisatie van de minis teries zijn of een onafhankelijke stichting voor publieke- private samenwerking. Dat laatste willen we dus heel graag
Haisma klinkt trots als ze over ‘haar CCV en haar medewerkers’ spreekt. “Dat ben ik ook, maar het kan altijd nóg beter. Zo zit ik nu eenmaal in elkaar: ik wil altijd meer resultaat. Het CCV opereert nu landelijk en als je criminaliteit nog verder wilt terugdringen, moet je ook aan maatwerk doen. Daarom zou ik heel graag de regionale expertise meer aan ons willen binden, en andersom. Die ontwikkeling is reeds gaande, bijvoorbeeld in de samenwerking met de Regionale Platforms Criminaliteitsbeheersing. Het CCV heeft in 2008 vijf regionale bijeenkomsten over alcohol en jeugd georganiseerd en er zijn nog vier regionale bijeenkomsten over de integraal veiligheidsbeleid in het vooruitzicht.” Trots is ze ook op het jaarverslag van 2008. “Daaruit blijkt onder meer dat onze instrumenten meer zijn toegepast, onze helpdesk meer vragen gericht heeft beantwoord,
55
HAISMA in het kort Naam: Ida Haisma Leeftijd: 49 jaar Huidige Functie: Directeur Centrum voor Criminaliteits preventie en Veiligheid. Carrièreverloop: Haisma studeerde Nederlands en Internationaal Recht en behaalde de bachelor kunstgeschiedenis. Ze begon op 24-jarige leeftijd bij de NMB Bank waar ze een internationale leaseafdeling opzette. Daarna ging ze naar Buitenlandse Zaken en kon ze direct aan de slag als diplomaat. Functies volgden op de Universiteit van Leiden, Hogeschool van Haarlem (realiseren Internationale Business Studies) en Hogeschool Utrecht (optuigen Bureau Buitenland). Na haar baan bij het instituut Clingendael als directeur Opleidingen, ging ze aan de slag voor de gemeente Bergen (begeleiden fusie). Na het opbouwen en uitbreiden van het Kenniscentrum Grote Steden (nu NICIS) werd ze vijf jaar geleden gevraagd om het CCV op te zetten. Uitspraak: ‘Ik heb behoefte aan resultaat, het liefste in samen werking met anderen’
de hoeveelheid informatie op onze website is toegenomen, journalisten ons beter weten te vinden en dat onze bijeenkomsten buitengewoon goed worden bezocht. De ontwikkeling van het model Integrale Brandveiligheid Bouwwerken – IBB – vind ik eveneens iets waar we tevreden over mogen zijn. Het thema brand was de afgelopen jaren altijd een lastige om in te passen. Het CCV is er vooral voor de sociale en niet voor de fysieke veiligheid en zodoende wisten we niet zo goed wat we ermee aan moesten.” Het Verbond van Verzekeraars, een van de ‘founding fathers’ van het CCV, stelde het opnemen van het onderwerp brandveiligheid echter als voorwaarde voor zijn deelname aan het centrum. “Uiteindelijk hebben we dus toch een manier gevonden. Het CCV is er natuurlijk voor het vergroten van het bewustzijn over veiligheid en daarin is brandpreventie
wél een belangrijk thema, net als inbraak- en gewelds preventie. Het thema Brand is nu zo ontwikkeld dat het als extra module gekoppeld kan worden aan instrumenten als het KVO en KVU.”
Meer samenwerking Haisma zegt nog een beetje in dubio te zijn of het CCV moet groeien. “Eigenlijk heeft een klein team veel voor delen. Er komen waarschijnlijk nog wel wat medewerkers bij voor het ontwikkelen van methodieken en instrumenten op het thema rechtshandhaving. We zouden ook allerlei nieuwe thema’s kunnen toevoegen; ik denk dat het beter is dat we onze niche verder verdiepen en op bepaalde onderwerpen onze expertise vergroten.”
“Ik wil de samenwerking met de beveiligingsbranche verbeteren. Die hebben wij hard nodig vanwege hun expertise over de certificatieschema’s die wij al in huis hebben” Wel staan er wat haar betreft al een aantal andere belang rijke zaken op de agenda. “Ik wil de samenwerking met de beveiligingsbranche verbeteren en uitbreiden. Die hebben wij heel hard nodig vanwege hun expertise over onder andere de certificatieschema’s die wij al in huis hebben. Daar zijn we nu nog niet goed in geslaagd.” Ook wil Haisma de relaties met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), politie en Openbaar Ministerie beter benutten. “Met de VNG doen we nog te weinig gezamenlijke activiteiten, al gaan we een aantal regiobijeenkomsten houden. Verder gaan we de komende jaren fors inzetten op onze samenwerking met de politie en het OM. Ik zou willen dat deze instanties echt onderdeel worden van de instrumenten. Ik ga dan ook binnenkort een tour maken langs korpschefs en (hoofd)officieren van justitie. De directe benadering werkt tenslotte het best wil je daadwerkelijk resultaat behalen. Tja, en dat wil ik nu eenmaal.” : :
COLOFON Uitgave Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid Jaarbeursplein 17 3521 AN Utrecht Postbus 14069 3508 SC Utrecht Informatiedesk (030) 751 67 77
[email protected] www.hetccv.nl Tekst Interviews/Instrumenten (PKVW, KVO, KVU): Sandra Put, KEPCOM creatieve communicatie, Delft. Instrumenten (VER, IBB): Paul Kattestaart, KEPCOM creatieve communicatie, Delft. Eindredactie Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid Ontwerp en vormgeving VormVijf, Den Haag. Fotografie Inge van Mill, Den Haag. Druk Artoos Communicatiegroep, Rijswijk. ISBN 978 90 77845 26 4 © het CCV, juni 2009 Oplage: 1500
Stichting Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid is een initiatief van het ministerie van Justitie, het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, het Verbond van Verzekeraars, werkgeversorganisatie VNO-NCW, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Raad van Hoofdcommissarissen.