CONFESSIONEEL GEREFORMEERD MAANDBLAD
Veertigste jaargang nr. 6 juni, juli en augustus 2013
Thema:
Reizen in de bijbel
COLOFON
W.J.W. Scheltens
C GB
Redactie:
Eindredacteur: drs. W.J.W. Scheltens, Oranjestraat 29, 6741 CV Lunteren tel. 0318-482723.
Leden:
Drs. L. Kramer, Zwaagwesteinde, Dr. G.J. Mink, Herwijnen, Drs. J.P. Strietman, Kollumerzwaag, Drs. W.A. Boer, ’s Gravendeel, Drs. D. de Jong, Voorthuizen
Uitgave van: Confessioneel Gereformeerd Beraad (CGB); secretaris: ds. C.G. Kant, Zeeweg 157, 2224 CE Katwijk aan Zee, tel. 071-3411752. E-mail:
[email protected]. Credo verschijnt 9 keer per jaar.
Advertenties en adres voor abonnement: De heer P.J. Schalk, Kruiskampsingel 251, 5224 KH ’s Hertogenbosch, tel. 073-6212166. E-mail:
[email protected].
Abonnement per jaar: Zonder lidmaatschap: Studenten: Buitenland: Abonnement en lid: Collectief abonnement:
€ 18,€ 13,50 € 27,€ 25,€ 16,50
Opzegging: voor 1 december bij de heer Schalk.
Giften voor het CGB: Postrekening: 2069746, t.n.v. Confessioneel Gereformeerd Beraad, Den Haag.
Website CGB: www.cgb.nu E-mail:
[email protected] Ontwerp en druk: GBU grafici, Urk
•2•
Mooi, dat wolken even wijken voor de zon Ze is allervriendelijkst opgevangen in een hospice. Maar ze knapt zienderogen op van de rustige aandacht, de regelmatige voeding en de ongedwongen, huiselijke sfeer. Dus in bed is ze niet meer. Als een vorstin zit ze rechtop in een gemakkelijke stoel in de hoek van de huiskamer met een niet opvallend keukenblok. Daar heeft ze een goed overzicht over wie in- en uitloopt. Ondertussen komen er mensen in de kamer om soep op te warmen en kopjes af te spoelen. Het gesprek ging gewoon door en de anderen in de kamer gaan even rustig zitten, als we afsluiten met een gebed. Tijdens het gebed gaat ergens in een tas een mobiele telefoon rinkelen. De eigenaresse van de tas probeert het geluid te stillen, maar dat lukt niet zo snel. Bij het ‘amen’ is de mobiel net stil gevallen. De dame van de mobiel verontschuldigt zich omslachtig, maar wij zien er ook wel de humor van in, dat geruis in de wereld het contact met God niet kan tegenhouden. U moet weten, dat de mevrouw die ik bezoek gevoel voor humor heeft!
Inhoud W.J.W. Scheltens G. J. Mink L. Kramer W.J.W. Scheltens W.A. Boer D. de Jong W.J.W. Scheltens W.J.W. Scheltens M.C.J. Wielenga W.J.W. Scheltens E. Terpstra Mededelingen W.J.W. Scheltens Gerrit Achterberg
De ernst van het leven kan soms het beste beleefd worden in een alledaagse sfeer. Op een zomerse dag kom ik weer even aan. Ze is niet in haar kamer. Ze is ook niet in de huiskamer met het onopvallende keukenblok, waar eerder die mobiel is gaan rinkelen. Ik denk: ze is een buitenmens en het is mooi weer - dus daal ik de trappen maar weer af en duik de tuin in. Daar zit ze - lekker in het zonnetje. Ik zeg: zo, u bent lekker buiten! Ze zegt: ja, is dat niet goed dan? Ik zeg: natuurlijk is het goed, als de zon schijnt en het is lekker weer, dan kun je het beste buiten zitten. Maar ik verwacht niet direct, dat u zomaar naar buiten kunt gaan. En nu zit u er toch - mag ik even erbij komen zitten. Natuurlijk, trek er maar een stoel bij. We keuvelen over wolken, lucht en winden met hun spoor en loop en baan, maar dat het toch ook wel mooi is, dat die wolken even wijken voor de zon. Opeens legt ze haar hand op mijn knie en zegt ze: ik zit hier in mijn vrije tijd, maar u zit hier voor uw werk. Ja, zeg ik: mooi werk is dat, hè. Houd dat maar vast, zegt ze, dat je mooi werk hebt.
THEMA: Reizen in de Bijbel Mooi, dat wolken even wijken voor de zon (Column) ‘De rechte pelgrimsreize’ Abraham op reis Jakob op reis Israël, Gods volk op reis (Over ballingschap en diaspora) Paulus op reis Met Augustinus op reis Augustinus: in zijn bekering en zijn debatten Enkele achtergronden Brief aan Titus actueler dan ooit 1. Over God spreken 2. Op vakantie naar de kerk (Kroniek) Geloven is op reis gaan (Jeugdrubriek) “Onze Vader” - het volmaakte gebed (1) De aanhef Reiziger ‘doet’ Golgotha (Gedicht)
Thema: Reizen in de Bijbel
‘De rechte pelgrimsreize’ De Israëlieten waren echte pelgrims. De stammen gingen op naar het heiligdom ter gelegenheid van de ‘grote feesten’. Op Pesach (Pasen), Sjawoeot (Pinksteren) en Soekkot (Loofhuttenfeest) werden alle mannen geroepen om voor het aangezicht van de Heer te verschijnen. Zeker nadat het christelijk geloof in de vierde eeuw van onze jaartelling toegestane godsdienst was geworden, kwam de kerkleiding
Hof van Getsemane
ertoe om ook voor christenen de reis naar het Heilige Land te promoten. G.J. Mink Nu kan men de reis naar Israël (en naar Jeruzalem in het bijzonder) op verschillende manieren ondernemen. Gaat men als echte pelgrim, dan zou men eigenlijk moeten lopen. Dan zou het ook niet moeten gaan om een beeld te krijgen bij het verhaal van de bijbel zoals protestanten vaak doen. Zij kunnen zich bij het “Tuingraf van Gordon” het graf van Jezus voorstellen meer dan in de Kerk van het Heilige Graf. Zij kunnen zich de doop (van Jezus) door Johannes de Doper voorstellen bij de doopplaats aan de Jordaan. Zij kunnen zich de eerste periode van het publieke optreden van Jezus voorstellen als zij varen op het Meer van Tiberias.
Ware pelgrimage Maar het gaat bij ware pelgrimage niet om iets verstandelijks, om je het allemaal te kunnen voorstellen. Het gaat bij een echte pelgrimsreis
vooral om de aanbidding van de Heer. Dat begrijpen rooms-katholieken en oosters-orthodoxe christenen vaak veel beter dan protestanten. De ware pelgrim vouwt zijn handen in gebed en heft zijn handen op in aanbidding. En dat vooral op die plaatsen waar Jezus gesproken en gewerkt heeft, daar waar Hij gebeden heeft. Door in de voetstappen van de Heer te treden wordt de pelgrim als het ware gelijktijdig met Hem en ontmoet hij Hem. Juist in de liturgie valt de tijd weg. Daarom bidden, danken en aanbidden pelgrims op heilige plaatsen, plaatsen die de Heer als heilige grond verkoos. Centraal daarbij zijn de Hof van Getsemane, de Kerk van het Heilige Graf en de Sionsberg waar het huis was waar Jezus Pesach heeft gevierd, op Pinksteren de Heilige Geest is uitgestort en waar de apostelen samenkwamen met de vroege gemeente.
En nu weer verder… Als iemand de pelgrimsreis naar Jeruzalem gemaakt heeft, de Heer gezocht, gevonden en aanbeden heeft, verandert zijn leven. Een ware pelgrim voelt zich steeds minder thuis in deze wereld. Zijn adres is “boven” (Kol. 3:1). Om-
dat de christen straks één wil zijn met Hem met wie hij tijdens de pelgrimage de eenheid zo bijzonder heeft beleefd, wordt hij op aarde een vreemdeling (Ps. 119:19; 1 Petr. 1:17). Hij is een ander mens, want hij heeft Christus leren kennen (Ef. 4:20), staat met Hem in een heel diepe bijzondere gemeenschap. Hij heeft Hem tenslotte ontmoet. Van hieruit wordt de rest van het leven van de pelgrim, na zijn pelgrimsreis, zelf een pelgrimsreis. Het einddoel van zijn bestaan is niet dit leven, deze wereld. Daarom doet deze wereld er steeds minder toe. Daarom is dat wat hem groot maakt in deze wereld van minder belang. Daarom wordt het veranderen naar het beeld van Christus van steeds grotere betekenis (1 Kor. 15:49).
Gerhard Tersteegen Ook als men niet een (pelgrims)reis naar Israël heeft gemaakt, is het leven van een christen ten diepste pelgrimage. Dat heeft Gerhard Tersteegen (1697-1769) prachtig verwoord in Gezang 441 van het ‘oude’ liedboek. Wie was deze protestantse geestelijke lieddichter? Hij had eigenlijk zijn jonggestorven vader als koopman moeten
•3•
Jezus’ gebed (te zien op de Olijfberg achter de Kerk van alle volken)
opvolgen. Maar hij trok zich na enkele jaren uit dit bestaan terug om zich met het karig loon van een bandwever verder volledig te wijden aan de zaak van God. Hij werd vermaard om zijn lekenpreken en zijn vele pastorale brieven, gebeden, vermaningen en vooral zijn liederen. Velen verdrongen zich in zijn huis om zich te laven aan de woorden van deze bescheiden, vrome spreker. Tot verdriet van de lutherse predikanten in de buurt moest hij weinig hebben van hun ‘verlichte’ ideeën. Tersteegen heeft vele gedichten gemaakt. We volgen zijn bekendste gezang over de christelijke pelgrimage op de voet.
De pelgrimsweg is niet eenvoudig. God zij dank is de weg naar het hemelse Jeruzalem gebaand door Jezus Christus. Hem, de overste leidsman en voleinder van het geloof houden de pelgrims bij hun pelgrimstocht telkens in het oog:
In het eerste couplet roept de dichter ons op om naar de eeuwigheid, naar God te streven. Bij Hem zal uiteindelijk alles goed zijn:
Nieuw Jeruzalem
Komt, kinderen, niet dralen, want de avond is nabij! Wij zouden licht verdwalen in deze woestenij. Komt, vatten wij dan moed naar de eeuwigheid te streven, van kracht tot kracht te leven. In ‘t eind is alles goed.
•4•
Het zal ons niet berouwen de smalle weg te gaan. Hij riep ons, de Getrouwe, en Hij ging zelf vooraan. Komt en vertrouwt op Hem die u is voorgetogen en richt uw hart en ogen vast op Jeruzalem. De pelgrimstocht is moeilijk. Leven als
Pelgrims op Via dolorosa (Jeruzalem) met enkelen
pelgrim gaat in tegen jezelf. Het doet pijn, geestelijke pijn. Je oude ik moet eraan gaan. De nieuwe mens moet opstaan. Een pijnlijk proces: Maar reist gij op uw wijze, dan reist gij nog niet goed. De rechte pelgrimsreize is tegen vlees en bloed. Hoe zoudt gij zonder pijn uw oude mens verlaten? Geen medicijn kan baten: er moet gestorven zijn. Christenen maken zich vaak druk om van alles en nog wat. Ze houden het ene nodige voor te karig. Toch zijn ze
die een kruis meedragen
geroepen het Koninkrijk van God en zijn gerechtigheid te zoeken. Dan zal alles wat de christen nodig heeft hem gegeven worden. Hij heeft tenslotte ook in het Onze Vader leren bidden voor dagelijks brood en niet voor de vulling van een grote voorraadschuur: Wie eens ten hemel schouwde, van de aarde losgekocht, zijn hebben en zijn houden bezwaren slechts zijn tocht. Niets dan het daaglijks brood is voor een pelgrim nodig. O draagt niets overbodig: gij draagt uzelve dood! Uw ziel moet gij stofferen, maar niet uw aardse stee. Als gij gaat pelgrimeren, wat neemt gij met u mee? Gemak wordt u tot last. Een pelgrim moet zich voegen, met alles vergenoegen, want hij is slechts te gast. Het pelgrimsleven kent diepe dalen. Echt geloofsleven kent slechts weinig piekervaringen. Er zijn vele dalen van duisternis en vaak is er een gevoel van godverlatenheid. Maar de Goede Herder is altijd bij mij (Ps. 23), zo weet de
Pelgrims Via Dolorosa
pelgrim: Kunt gij het soms niet harden en wordt uw weg een kruis, als dorens u verwarden, ‘t is toch de weg naar huis! ‘t Is toch uw weg alleen! Welaan dan, gaan wij verder met onze trouwe Herder door alle diepten heen. De ‘wereld’ vindt de pelgrims dwaas. Maar ach, dat is maar voor een korte tijd. Pelgrims kennen de uitkomst. Ze weten zich geleid door de Heer en zijn ervan overtuigd dat Hij hen zal opnemen in heerlijkheid (Ps. 73): Wij gaan als ingekeerden stil door een vreemd gebied, verachten voor de wereld, die men niet hoort of ziet. Maar geeft men op ons acht, dan hoort men hoe wij zingen van onze grote dingen: wij weten wat ons wacht! Neen, de pelgrims staan er niet alleen voor. De Vader in de hemel bemoedigt telkens weer met zijn zon, zijn licht, zijn warmte. Hij maakt alles goed:
Komt, laat ons voortgaan, kind’ren! De Vader staat ons bij. Zou soms de last ons hind’ren, Hij gaat aan onze zij. Ja, Hij bemoedigt ons en zendt in de verschrikking zijn zon tot een verkwikking: Hij maakt het goed met ons! Een christelijke pelgrim reist niet alleen. Neen, er is een menigte van pelgrims onderweg. Wel is het gevaar dat de pelgrims onderweg strijden en zo de last verzwaren. Dat moeten ze niet doen want dat leidt af van het verheven doel. Ware pelgrims staan voor elkaar in, houden elkaar vast, dragen elkaars lasten en dienen elkaar met de gaven die ze van hun Heer ontvingen: Komt, kind’ren tot elkander en wandelt hand in hand! Verblijdt u in elkander in dit onzalig land! Komt, kinderen, weest wijs! Gaat onderweg niet strijden! De eng’len zelf geleiden als broeders onze reis. Wordt een die zwak is, moede, een sterker grijp’ zijn hand. De broeder steun’ de broeder,
•5•
Pelgrims Via dolorosa zo blijft de liefd’ in stand. Sluit vaster u aaneen! Weest voor een elk de minste, maar ook weer graag de meeste in liefdedienst alleen! Het lijkt een eindeloze reis. Maar schijn bedriegt. We zijn er bijna. De Heer is nabij! En wij zijn dan dicht bij ons doel: het Vaderhuis met de vele woningen:
Heilige Grafkerk te Jeruzalem Het zal niet lang meer duren, houdt nog maar even vol! Het zal niet lang meer duren, dan zijn wij bij ons doel! Daar wacht ons lafenis, als wij met alle vromen voor eeuwig mogen wonen waar onze Vader is. De pelgrimsreis is een waagstuk. Maar het einddoel is de moeite waard. De Heer is al onze moeite waard. Achter
Jezus aan, gaan wij met Jezus mee tot we Hem, onze Heer zien in het nieuwe Jeruzalem: Wij moesten het maar wagen ‘t is wel het wagen waard om niets meer mee te dragen dat onze ziel bezwaart. De wereld is te klein! Komt, gaat met Jezus mede in alle eeuwigheden! Het moet toch Jezus zijn!
• BOEKBESPREKING • F. van Deursen, De eerste en tweede brief van Petrus, de brief van Judas. Buijten & Schipperheijn Motief, Amsterdam 2013, 296 blz., € 18,50 Auteur: ds. Ds. F. van Deursen, Nederlands Vrijgemaakt emeritus-predikant heeft nu zijn 18 de boek uitgegeven met Bijbelstudies op degelijke wijze naar inhoud en in prachtige band gevat naar het uiterlijk. Hij verstaat de kunst om deze Bijbelboeken dicht bij ons geloven te brengen. De christenen aan wie Petrus zijn brieven schreef hadden het niet gemakkelijk. Het waren kleine groepjes, verspreid over heel Klein-Azië, die leefden in een heidense wereld. Een wereld waarin gelovige vrouwen het huwelijk deelden met heidense mannen, die er vaak een andere moraal op na hielden. Ook waren onder de christenen veel slaven, die soms een slechte meester hadden getroffen. De eerste brief van Petrus is dan ook allereerst een troostbrief en een aansporing om te volharden in het lijden. Daarnaast moedigt Petrus christenen aan heilig te leven, om zo door hun goede gedrag tegenstanders voor Christus te winnen. Overwin het kwade door het goede, een beproefde leerregel,
•6•
die juist in onze tijd aanspreekt, waarin integriteit een belangrijk begrip is. In de tweede brief gaat Petrus de strijd aan met de dwaalleraars van de gnostiek, die het lichaam niet waardevol vonden, de ziel hoger achtten en een in hun ogen dieper inzicht nastreefden. De lichamelijke wederkomst van Christus werd ontkend en de minachting van het lichaam was voor sommigen een vrijbrief voor losbandigheid. Het weinig bekende boek Judas sluit bij deze strijd aan. Met felle woorden strijdt ook Judas tegen gnostieke vrijgeesten die de prediking van Gods genade omvormden tot een alles-magleer. In die gnostiek is het bidden tot de Heer, in dankzegging en concrete voorbeden ook niet aan de orde. Judas legt nadruk op het opbouwen in het allerheiligste geloof omringd door de liefde van God, het bidden in de Heilige Geest en de verwachting van Christus’ ontferming. Die drieslag van geloof, hoop en liefde is zowel bekend als kern van christelijk geloof te midden van allerlei stromingen ook van vandaag. Een mooi en leerzaam boek. Het is een uitleg volgens de methode tekst na tekst. Van harte aanbevolen! W.J.W. Scheltens
■
Thema: Reizen in de Bijbel
Abram op reis L. Kramer ‘De Here nu zei tot Abram: Ga uit uw land en uit uw maagschap en uit uws vaders huis naar het land, dat Ik u wijzen zal.’ Genesis 12: 1 ‘Door het geloof is Abraham, toen hij geroepen werd, in gehoorzaamheid getrokken naar een plaats, die hij ter erfenis zou ontvangen, en hij vertrok, zonder te weten waar hij komen zou.’ Hebreeën 11: 8
Abram gaat op reis Abram – pas later kreeg hij de naam Abraham – gaat op reis en trekt naar een ander land. Zijn bekenden hebben toen gedacht dat het hem in zijn bol is geslagen. Hij is al 75 jaar en wie begint er op zo’n leeftijd nog aan een dergelijk avontuur? De oosterling geloofde bovendien dat de goden die aanbeden werden alleen machtig waren binnen de grenzen van hun eigen gebied: binnen het eigen territorium. Kwam je buiten dat gebied, dan viel je buiten hun bescherming en was je aan de onzekerheid overgeleverd. Wie geeft zich daar nu aan over? Abram is afkomstig uit Ur der Chaldeeën in Mesopotamië, het tweestromenland, in het zuiden van het huidige Irak. De Bijbel vertelt ons dat hij een herdersvorst is, een rijke oosterse sjeik. Deze Abram gaat dus op reis. Hij is niet tegen te houden. Onverstoorbaar zadelt hij zijn kameel. Hij gaat weg, hij móet weg! ‘Abram, waar gaat de reis heen?’, vragen zijn bekenden. ‘Dat weet ik niet, ik zal wel zien.’, antwoordt Abram. ‘Wanneer denk je dat je terugkomt?’ ‘Ik kom niet terug.’, luidt het antwoord. Abram breekt met zijn verleden en hij gaat op reis.
Abraham onderweg naar Kanaän, schilderij (1614) van Pieter Lastman (ca. 1583 1633) in de Hermitage, St. Petersburg de verste verte niet te vergelijken met onze reizen en met de voorzorgsmaatregelen die wij dan nemen en kunnen nemen. Hij ging zonder routekaart, zonder tom-tom en zonder een reis- en kredietbrief van de ANWB. Hij ging op de bonne fooi: op goed geluk. Toch was dat niet de echte reden van zijn vertrek. Abram had een stem gehoord! Hij werd geroepen om te gaan. “De Here nu zei tot Abram: ‘Ga uit uw land en uit maagschap en uit uws va-
ders huis naar het land dat Ik u wijzen zal.’ ”. Abram kreeg de opdracht om te gaan. Wat dit is geweest en wat hij heeft gehoord, weten we niet precies. Hoorde hij rechtstreeks een stem? Gebeurde het in een droom of kreeg hij een sterke aandrang, een ‘vreemde kriebel’? We komen daar niet achter. Duidelijk is dat Abram Gods stem, zijn roep tot zijn leven, heeft gehoord. Daarom durfde hij het aan om te breken met de goden van Mesopotamië
Bijenkorfachtige huisjes in Harran, Turkije
Abram wordt geroepen De reis die Abram ondernam was in
•7•
Duif als teken van de Heilige Geest en de bescherming die zij boden. Hij verliet zijn veilig territorium. De dichter Guillaume van der Graft bracht dit als volgt onder woorden: ‘Een stem doorbrak de stomme ring van het bestaan. Hij wordt geschoven op de lange baan, waarlangs hij voortaan voort zal gaan.’
Abram reist als gelovige Abram ging op reis omdat hij door de Here werd geroepen. De apostel Paulus noemt hem in Romeinen 4 de vader van alle gelovigen. Een gelovige zal daarom op de een of andere manier altijd op Abram lijken. Want geloven betekent dat je luistert naar de stem die je roept. Dat is niet de stem van je verstand, je gevoel of van de mensen om je heen, maar dat is de stem van God. Je merkt dan bij Abram op dat geloven bestaat uit twee aspecten, namelijk vertrouwen en gehoorzaamheid. God zegt tegen Abram: ‘Ga.’ Eigenlijk staat er: Ga uit. Dat is een exodus. ‘Hij vertrok, zonder te weten waar hij komen zou.’, staat er in Hebreeën 11: 8. Met recht mag dat heten: blindelings vertrouwen. Geloven is de zekerheid van de dingen die je niet ziet. Dat is: met gesloten ogen lopen naar het onbekende land, zelfs al begrijpt mijn ziel U niet en al schijnen mij uw wegen duister. Denk ook niet dat het altijd gemakkelijk is geweest voor Abram. Ongetwijfeld zal hij wel eens besprongen zijn door twijfel en aanvechting. Dat zal zeker gebeurd zijn als hij eenmaal in Kanaän is aangekomen en de belofte van het ontvangen van een zoon uitblijft. ‘U zou mij toch tot een groot volk maken. Waar blijft dan de zoon waar het alle-
•8•
maal mee moet beginnen? Moet is misschien zelf een zoon nemen als U mij toch geen kinderen geeft?’ Wat zal hem later de weg naar de berg Moria ook zwaar zijn gevallen: de weg van de uiterste gehoorzaamheid. Dan wordt het vertrouwen tot het uiterste beproefd. De oude vader gaat dan op weg met zijn zoontje Izaäk. ‘Vader, we hebben hout. U hebt een mes en we hebben vuur. Maar waar is het offer dat we gaan brengen?’ Tot het uiterste toe wordt het geloof en het vertrouwen van Abram beproefd en aangevochten. ‘Wegen Gods, hoe duister zijt gij.’
Abram blijft een vreemdeling Als Abram na een lange reis in Kanaän, het beloofde land, is aangekomen, lezen we dat God tegen hem zegt: ‘Aan uw nageslacht zal ik dit land geven.’ Dus niet het land dat ik aan jou geef, maar dat Ik aan je nageslacht geven zal. Want beloofd land is het land dat je niet in handen hebt. De Kanaänieten die toen in dat land woonden stonden vast niet te juichen toen Abram met zijn gezelschap in hun land aankwam. Wat moet deze vreemdeling hier? Dat is herkenbaar. Hoe is onze houding tegenover buitenlanders en asielzoekers? Abram woonde ook in tenten: letterlijk. Hij had geen vaste woon- of verblijf-
Hebron
Oud testamtische triniteit (drie-eenheid), icoon (ca.1412) van Andreï Roeblov in de Tretjakov-Galerij te Moskou, tijdelijk in het Catharijneconvent te Utrecht. Deze wereldberoemde icoon was bestemd voor de iconenwand in het door de Heilige Sergius van radonesj gestichte klooster te Zagorsk (ongeveer 70 km. Van Moskou verwijderd). De voor de icoon benutte gegevens berusten op de allegorische verklaring van het zeer bekende hoofdstuk 18 uit het boek Genesis. Daar wordt verhaald, dat aan Abraham drie engelen verschenen en door hem gastvrij werden ontvangen onder de eik van Mamre. Links zou God de Vader herkennen, in het midden Christus en rechts de Heilige Geest! De volstrekte gelijkheid tussen de goddelijke personen is hier verheven uitgebeeld: met ritmische bewogenheid en een glans der tinten.
plaats. Hij woonde echter ook geestelijk in tenten (Hebreeën 11: 9). Als gelovige was hij een pelgrim en een pelgrim is iemand die altijd op reis is. Pelgrims kunnen zich hier niet blijvend vestigen. Je bent hier wel, maar je hoort hier niet. Abram is een vreemdeling en bijwoner: wel in de wereld, maar niet van de wereld. Je bent op doorreis. Dit laatste dient elke gelovige zich ter harte te nemen. Wij knikken braaf als we horen dat wij wel in de wereld zijn, maar niet van de wereld. Maar hebben wij in werkelijkheid de pinnen van onze tenten niet ontzettend diep in de grond geslagen? Zitten we vaak niet erg vast aan deze wereld? Ik weet wel: als mens ben je geschapen om te leven. Je mag ook genieten van het leven, omdat het een groot geschenk is. Maar wie echt gelooft, die weet: ik ben in deze wereld toch een beetje een vreemdeling. Dan hoor je er als gelovige, als christen, toch niet echt bij. Soms word je dan net aan gedoogd. Of je wordt vervolgd, gevangen gezet of gemarteld. Dat kan de consequentie zijn wanneer je gehoor-
Hebron, graf van Abraham en Sara, Isaak en Rebekka, Jacob en Lea
zaam de weg van het geloof gaat.
Abram ging de juiste weg De weg van het geloof is de enig juiste weg. De Bijbel tekent ons twee wegen. Er is een weg die veel gemakkelijker is dan de weg van het geloof, dat is de brede weg. Je hoeft er trouwens geen moeite voor te doen om op deze weg te komen, want daar lopen we uit ons-
zelf al op. De andere weg – de juiste – dat is de smalle weg, de weg van het geloof, de weg achter de Heiland, Jezus Christus. Op deze weg ga je als je gehoorzaam luistert naar de stem van God die door de Bijbel tot ons komt. Dat is de stem waaraan ook Abram eens gehoorzaamde. Op deze weg is er Gods belofte, dat Hij meegaat en zijn zegen zal schenken. De inhoud van deze zegen horen we in de woorden van de Here Jezus toen Hij eens zei: ‘Ik ben met u álle dagen.’ Op deze weg is er ook toekomst. De schrijver van de brief aan de Hebreeën gebruikt in hoofdstuk 11: 16 het beeld van een stad. Daarheen was Abram op weg. Over deze stad worden in de Bijbel prachtige dingen gezegd. Die stad is getooid als een bruid, die voor haar man versierd is (Openb. 21: 2). Dat is de stad met fundamenten. Daar zijn geen pinnen die weer uit de grond moeten omdat je steeds weer verder moet. In die stad komt een gelovige echt thuis: Thuis met een hoofdletter. ■
• BOEKBESPREKING • R. Visser, Bewogen in beweging. Belevenissen van een ‘verstrooiden’-dominee. Uitgave: R.J. Visser, Mozartstrasse 2, D - 49843 Uelsen, email:
[email protected] In deze bundel heeft ds. Roel Visser allerlei stukjes samen gebracht uit het kerkblad Schakel- Kontakt van de Nederlandse kerk in Zuid-Duitsland. Ds. Visser is ook predikant geweest in Uithuizen en woont samen met zijn vrouw nu in Uelsen. Het zijn allemaal frisse en soms humoristische inkijkjes in zijn werk, zijn bezoeken en vergaderingen. Steeds is wel iets onverwachts aan de hand, waarop hij dan reageert op een manier, die betrokkenheid geeft via de vraag: hoe gaat hij daar nu mee om…
Bezoek aan de gevangenis vindt ook regelmatig plaats, als bezoeker wel te verstaan. Grappig is het verhaal over prof. Ratzinger, dat er gebeden moest worden, dat hij geen paus zou worden. Dat gebed heeft Visser toch maar achterwege gelaten. Helaas kwam hij wel te laat voor Ratzinger-Bratwurst bij de slager van Marktl am Inn, het geboortedorp van de paus. Ontroerend is zijn verhaal over Dachau, een mooie woonwijk vlak naast dat afschuwelijke kamp, bekend uit de oorlog. Ik kan nog meer verhaaltjes noemen, maar als u het verder wilt lezen, kunt u terecht bij de schrijver. Leuk zo’n bundel vol behartigenswaardige herinneringen! W.J.W. Scheltens
•9•
Thema: Reizen in de Bijbel
Jakob op reis Jakob heeft heel wat reisuren in zijn leven bij elkaar kunnen optellen: - naar Haran in Mesopotamië; - terug naar het land van de belofte over de rivier Jabbok; - naar Egypte om Benjamin te halen en om - let wel - Jozef te ontmoeten. W.J.W. Scheltens
Mesopotamië Mesopotamië is het Tweestromenland, tussen de rivieren Tigris (ca. 1900 km) en Eufraat (ca. 3600 km lang). Het is het kerngebied van de huidige staat Irak. Aan de oostgrens wordt het begrensd door het berggebied van het Zagrosgebergte van Iran en de Taurus, waar beide rivieren ontspringen. In het westen en zuiden wordt het begrensd door de Syrische woestijn en Saoedi-Arabië. Net als in Egypte dankt het zijn vruchtbaarheid rond de rivieren aan de regelmatig terugkerende overstromingen van de Tigris (ca. 1900 km) en vooral de Eufraat (ca. 3600 km lang). Dagelijks wordt zo’n drie miljoen ton sediment aangevoerd dat zich op de beddingen ophoopt. Zij liggen dan ook hoger dan het omringende akkerland, dat gemakkelijk geïrrigeerd kan worden. In het noorden liggen steden als Ninive nog steeds aan de stroom, maar naar het zuiden verplaatsen de rivierbeddingen zich regelmatig en liggen ruïnes van oude steden er nu vaak kilometers vandaan.
• 10 •
Ezau verkoopt zijn eerstgeboorterecht aan Jakob, pen-en-penseeltekening (20 × 17 cm) - ca. 1648/50 Rembrandt Harmensz. van Rijn 1606 - 1669 British Museum, Londen.
Het grondgebied van Mesopotamië ligt grotendeels binnen de grenzen van het huidige Irak, maar omvat ook een deel van het huidige Syrië en Iran.
zoon van Abraham en de zoon van Isaäk en Rebekka. Hij is de stamvader van de Israëlieten, waarvan de oorspronkelijke twaalf stammen uit zijn twaalf zoons ontstaan zijn. Later zijn er wat wijzigingen in de stammen geweest, waarbij onder meer de beide zoons van Jozef een eigen stam kregen. Het Bijbelboek Genesis bevat in de hoofdstukken 25-50 Jakobs volledige levensgeschiedenis, met een scherpe karaktertekening. Ook komt hij verschillende malen in de Koran voor.
Derde aartsvader
Jakob, één van een tweeling
Jakob is de derde aartsvader, de klein-
Jakob is er één van een tweeling, de an-
dere helft is zijn broer Esau, die als eerste ter wereld komt. Jakob houdt bij zijn geboorte de hiel van Ezau vast en daarom wordt hij Jakob genoemd: Hij die een ander beetneemt (Genesis 25: 26). Hoewel Esau als eerstgeborene is voorbestemd om Isaak op te volgen, heeft God van tevoren reeds meegedeeld dat de zaken anders lagen en Jakob de opvolger moest zijn: ‘de oudste zal de jongste dienen’ (Genesis 25: 23).
List en bedrog In de Bijbel worden twee gebeurtenissen verteld, waarin Jakob zich met list de rechten van de eerstgeborene toe-ei-
volken op aarde zullen wensen zo gezegend te worden als jij en je nakomelingen. Ikzelf sta je terzijde, ik zal je overal beschermen, waar je ook heen gaat, en ik zal je naar dit land terugbrengen; ik zal je niet alleen laten tot ik gedaan heb wat ik je heb beloofd.’ (Genesis 28:13-15). Wanneer Jakob wakker wordt roept hij uit: “Op deze plaats is de HEER aanwezig en dat besefte ik niet.” En hij wordt vol eerbied voor dit wonderlijke, dat hij herkent als van de Heer en zegt: “‘Wat een ontzagwekkende plaats is dit; dit is niets anders dan het huis van God, dit moet de poort van de hemel zijn!’ (Genesis 28:17).
Bethel
Izaäk zegent Jakob, schilderij (1638) van Govert Flinck (1615 - 660), Rijksmuseum, Amsterdam.
Abraham heeft gegeven, in bezit krijgt.’ (Genesis 28: 3,4).
Op weg gent. Na afloop van een jachtpartij waaraan Esau heeft deelgenomen geeft Jakob zijn vermoeide en hongerige broer een kop linzensoep, op voorwaarde dat hij in ruil daarvoor het eerstgeboorterecht krijgt. Esau gaat hiermee akkoord. Later bedriegt Jakob zijn slechtziende vader Isaak, door zich, met hulp van zijn moeder Rebekka, met geitenvellen te vermommen en zich uit te geven voor Esau, om zo de zegen te ontvangen die aan de eerstgeborene toekwam. Esau komt hier later achter en wordt zo woedend, dat Jakob in allerijl moest vluchten naar zijn oom Laban in Mesopotamië. Gedurende Jakobs afwezigheid neemt Esau’s haat af. Maar Rebekka vertrouwt het niet en adviseert Jakob naar haar broer Laban in Haran te gaan om daar een vrouw te zoeken: één van Labans dochters. Isaak roept Jakob bij zich, verbiedt hem een meisje uit Kanaän te trouwen en zegent hem: God, de Ontzagwekkende, moge je zegenen, je vruchtbaar maken en je veel nakomelingen geven, zodat er een groot aantal volken uit je voortkomt. Moge hij jou en je nakomelingen de zegen van Abraham geven, zodat je het land waar je nu nog als vreemdeling woont en dat God aan
Met de zegen van zijn vader nog steeds naklinkend in zijn oren, verlaat Jakob Beersheba en gaat naar zijn oom Laban in Paddan-Aram. Zo stuurt Isaak Jakob weg en daarmee steunt hij dus het voorstel van Rebekka. En zo gaat de reis naar Paddan-Aram, naar Laban, een Arameeër, de broer van Rebekka, de moeder van Jakob en Esau.
Op de volgende morgen vroeg zet Jakob de steen die hij als hoofdsteun heeft gebruikt rechtop, en wijd die steen door er olie over uit te gieten. Hij geeft die plaats de naam Betel (= Huis van God); vroeger heette het daar Luz. Daarna legde hij een gelofte af: ‘Als God mij terzijde staat en mij op deze reis beschermt, als hij mij brood te eten geeft en kleren aan mijn lichaam, en als ik veilig terugkom bij mijn verwanten, dan zal de HEER mijn God zijn. Deze steen die ik gewijd heb, zal dan een huis van God worden - en ik beloof dat ik u dan een tiende deel zal afstaan van alles wat u
De droom van Jakob: ladder naar de hemel De dag is voorbij en de nacht breekt aan. Jakob is in een open veld voor de stad Luz, nog steeds in het gebied van Kanaän. Moe van zijn reis pakt hij stenen als kussen en gaat liggen om te rusten. Tijdens zijn slaap krijgt hij een geweldige droom. Een ladder verschijnt hem, die van de aarde naar de hemel reikt. Op de ladder stijgen en dalen engelen van God. Van boven is de stem van God te horen: ‘Ik ben de HEER, de God van je voorvader Abraham en de God van Isaak. Het land waarop je nu ligt te slapen zal ik aan jou en je nakomelingen geven. Je zult zo veel nakomelingen krijgen als er stof op de aarde is; je gebied zal zich uitbreiden naar het westen en het oosten, naar het noorden en het zuiden. Alle
Jakob worstelend met de engel, schilderij, (ca. 1659/60) van Rembrandt (16061669), Gemäldegalerie der Staatlichen Museen, Berlijn
• 11 •
Jakob worstelt met de engel, gravure (1855) van Gustave Doré (1832-1883) mij geeft.’ (Genesis 28:20-22).
Lea en Rachel
• 12 •
en laat hem Lea huwen. Laban wenst, dat Jakob eerst de bruiloftsweek met Lea zal doorbrengen. Daarna krijgt hij ook Rachel, maar alleen omdat hij zich ertoe verplicht heeft nog eens zeven jaar voor Laban te werken (Gen.29: 27).
In Mesopotamië trouwt Jakob met Lea, en later met Rachel, beiden dochters van zijn oom Laban. Dit gaat echter niet zonder slag of stoot. Hij moet eerst zeven jaar werken voordat hij met Rachel mocht trouwen. Zijn oom bedriegt hem
Jabbok
Kaart Mesopotamië
Na ruim twintig jaar keert Jakob terug naar Kanaän.
Op zijn terugtocht verschijnen er plotseling engelen van God op zijn weg. Jakob roept het uit: ‘Een leger van God!’. Daarom noemt Jakob die plek ‘Machanaïm’: ‘leger van God’ en ‘twee legers’; het is de naam van een vestingstad ten noorden van de Jabbok. Aangekomen bij de Jabbok, een zijrivier van de Jordaan, laat Jakob zijn familie en personeel de rivier oversteken. Zelf blijft hij achter om wat zaken te regelen. Ook ziet hij ertegenop naar de overkant te gaan, omdat hij daar zijn broer Esau zal treffen en niet weet hoe deze hem zou ontvangen. Jakob stuurt boden vooruit naar zijn broer Esau in Seïr, het gebied van Edom, om te zeggen: “Uw dienaar Jakob laat u weten dat hij een tijdlang bij Laban heeft gewoond en pas nu bij hem is weggegaan. Hij heeft daar runderen, ezels en schapen en geiten in bezit gekregen, en ook slaven en slavinnen. Deze boodschap laat hij aan u, zijn heer, overbrengen in de hoop dat u hem goedgezind zult zijn.”. Als de boden terugkomen rapporteren ze: ‘We zijn bij uw broer Esau geweest, en hij komt u tegemoet, met vierhonderd man.’ Dan schrikt Jakob.
Twee groepen Hij verdeelt zijn mensen over twee groepen, evenals zijn schapen en geiten en zijn runderen en kamelen. Wanneer Esau op het ene kamp afkomt en daar alles doodt, kan het andere kamp tenminste nog ontkomen. Ook lezen we in de Bijbel, dat Jakob bidt: ‘God van mijn voorvader Abraham, God van mijn vader Isaak, HEER, die tegen mij gezegd heeft:“Ga terug naar je land, naar je familie, ik zal jou voorspoed geven” – ik ben alle weldaden en al de trouw die u aan mij, uw dienaar, bewezen hebt niet waard. Met alleen mijn stok ben ik indertijd de Jordaan hier overgestoken, en nu kan ik mijn mensen zelfs over twee kampen verdelen. Ik smeek u, red mij uit de handen van Esau, mijn broer, ik vrees dat hij ons zal aanvallen en mij en iedereen zal doden, ook de kinderen en hun moeders. U hebt immers zelf gezegd: “Ik zal jou grote voorspoed geven en veel
Pas daarna durft Jakob zijn broer zelf onder ogen te komen. Jacob hoopt maar, dat Esau dan bereid is om hem welwillend te ontvangen. De geschenken gaan vooruit en Jacob blijft nog in het tentenkamp.
Zegen
Laban begroet zijn neef Jakob pen-en-penseeltekening (ca. 1655) van Rembrandt (1606 - 1669), Statens Museum for Kunst, Kopenhagen nakomelingen, ze zullen zo talrijk zijn als zandkorrels aan de zee – niet te tellen zullen ze zijn.” (Genesis 32: 4-13)
Als Jakob ‘s nachts bij de oever van de Jabbok achterblijft, vecht hij dan met een geheimzinnige man, misschien God of een engel. Dat gevecht duurt de hele nacht. Tegen het krieken van de dag laat Jakob, die als overwinnaar uit het gevecht tevoorschijn komt, de man gaan, op voorwaarde dat hij hem zou zegenen. Zo gebeurt het. En deze woorden “Ik laat u niet gaan tenzij Gij mij zegent” (Genesis 32:27), hebben een enorme weerklank gekregen, tot in trouwdiensten, belijdenisdiensten en doopdiensten toe. Op die vraag naar de zegen, krijgt Jakob de zegen. En dat is ook tot op vandaag een teken van Gods genade en trouw.
Geschenk Jakob stelt uit al zijn een geschenk voor zijn broer Esau samen: tweehonderd geiten en twintig bokken, tweehonderd ooien en twintig rammen, dertig nog zogende kamelen met hun veulens, veertig koeien, tien stieren, twintig ezelinnen en tien ezelshengsten. Hij verdeelt al dit vee in drie groepen. En draagt de knechten op om naar Esau te gaan en tussen de verschillende kudden een ruime afstand te laten. Tegen de eerste knecht zegt hij: ‘Als je mijn broer Esau tegenkomt en hij vraagt je bij wie je hoort en waar je heen gaat, en van wie de dieren zijn die je voor je uit drijft, dan moet je zeggen:“Ik hoor bij uw dienaar Jakob, en dit is een geschenk dat bestemd is voor zijn heer, voor Esau. Jakob zelf komt achter ons aan.”’ En de tweede en de derde knecht moeten precies hetzelfde tegen Esau zeggen, als ze hem tegenkomen. En Jakob zegt nog met klem: ‘En vergeet vooral niet te zeggen:“Uw dienaar Jakob zelf komt achter ons aan.”’ Zo denkt Jakob Esau mild te stemmen. Door Esau te paaien met geschenken.
Israël
Bijenhuisjes in Harran
De man geeft hem de naam ‘Israël’, wat ‘strijder van God’ betekent. Want zo krijgt Jakob te horen: ‘want je hebt met God en mensen gestreden en je hebt gewonnen’ (Genesis 32: 29). In het vervolg van het verhaal wordt Jakob afwisselend als Jakob of Israël aangeduid, in tegenstelling tot zijn grootvader Abraham, die, nadat hij een nieuwe naam kreeg, geen enkele keer meer Abram werd genoemd. Het nageslacht van Jakob zou voortaan de naam ‘Israël’ dragen en daarom Israëlieten worden genoemd. Met Esau is uiteindelijk vrede gesloten. Later begraven Jakob en Esau gezamenlijk hun vader Isaäk.
Pniël
Machanaïm (Genesis 32,2 en 10): ‘leger Gods’ en ‘twee legers’; het is de naam van een vestingstad ten noorden van de Jabbok, volgens Jozua 13,26 in het gebied van Gad
Jakob noemde die plaats Pniël, ‘want,’ zegt hij, ‘ik heb oog in oog gestaan met God en ben toch in leven gebleven.’ (Genesis 32: 31). Bij deze plek Pniël steekt Jakob de Jabbok over als hij de zon ziet opkomen. Jakob loopt wel mank. Want hij is aange-
• 13 •
dige Bethlehem. Jakob heeft een groot verdriet. Net een altaar met de nodige reiniging achter de rug en nu dit. Geloof en voorspoed lopen niet altijd hand in hand. Het graf van Rachel is nog in Bethlehem, afgezonderd van de stad door de muur die scheiding aanbrengt en het graf van Rachel min of meer in de kring van Jeruzalem trekt.
Jakobs levenseinde De verzoening van Jakob met Ezau, pentekening (21 × 30 cm) — ca. 1655 Rembrandt Harmensz. van Rijn 1606 – 1669 Kupferstichkabinett der Staatlichen Museen, Berlijn raakt bij de spier die boven het heupgewricht ligt. Daarom eten de Israëlieten de heupspier niet, tot op de dag van vandaag. Met Esau is uiteindelijk vrede gesloten. Later begraven Jakob en Esau gezamenlijk hun vader Isaäk.
Bethel en Pniël In Bethel wordt Jakob bemoedigd voor zijn lange avontuurlijke reis naar Paddan-Aram en gaat de hemel voor hem open. In Pniël heeft hij in de strijd van geloof overwonnen en Gods nabijheid ervaren op de terugtocht uit Paddan-Aram en op het punt staat Kanaän binnen te trekken met heel zijn familie en bezit. Op zijn tocht vanuit Paddan-Aram komt Jakob in Sichem, een stad in Kanaän. Nadat hij daar behouden is aangekomen, koopt hij een stuk land om zijn tenten op te kunnen zetten. En hij bouwt daar een altaar, dat hij ‘El is de God van Israël’ noemt.
Opnieuw in Bethel Jakob krijgt van God de opdracht opnieuw naar Bethel te gaan. Hij moet er een altaar bouwen voor God die hem daar verschenen is toen hij op de vlucht was voor zijn broer Esau. Dan draagt Jakob zijn familieleden en alle anderen op om de vreemde goden weg te doen, zich te reinigen en schone kleren aan te trekken. Zo moeten allen mee naar de plek, waar God naar Jakob heeft omgezien, toen hij diep in de ellende zat.
• 14 •
Kaart met de Jabbok, Bethel en Hebron Die toch wordt met diep ontzag ervaren door de omstanders. Dat heeft God hen in het hart gegeven. Wanneer Jakob met alle mensen die met hem mee zijn gegaan in Luz aankomt, Bethel, in Kanaän, bouwt hij er een altaar. Hij noemt die plaats ‘God is in Bethel’, omdat God zich daar aan hem geopenbaard heeft, toen Jakob op de vlucht was voor zijn broer. Op de terugtocht moet Rachel bevallen. Het is een moeizame bevalling. De vroedvrouw troost haar; je hebt een zoon, maar al stervend noemt ze hem Ben-Oni (zoon van smart). Maar zijn vader noemt hem een beetje anders Benjamin, dat betekent: ‘zoon van de rechterhand’ of ‘zoon van het geluk. Rachel overlijdt. en ze wordt begraven langs de weg naar Efrat, het tegenwoor-
Jakob woonde zeventien jaar in Egypte. Zijn leeftijd wordt genoemd: 147 jaar (Genesis 47: 28) De geschiedenis van de zonen van Jacob die Jozef kwijtwilden na die rare dromen en op een tocht naar Egypte terecht kwam, is indrukwekkend. Dat Benjamin mee moet naar de onderkoning, is smartelijk voor de oude Jakob, maar dat hij zijn zoon Jozef terugvindt als de onderkoning van Egypte is diep indrukwekkend en geeft hem grote dankbaarheid voor de God die spaart en redt. Jacob voelt in Egypte, hoe zijn krachten gaan wijken. Hij herinnert Jozef aan Bethel, waar God, de Ontzagwekkende, in Luz, in Kanaän, aan Jakob verschenen is en hem daar gezegend heeft. Jacob vertelt: Hij heeft me gezegd: “Ik zal je vruchtbaar maken en je veel nakomelingen geven; er zal een groot aantal volken uit je voortkomen. En dit land zal ik jouw nakomelingen voor altijd in bezit geven.” Als ik straks gestorven ben, breng mij dan weg uit Egypte en begraaf me in het graf van mijn voorouders.’ Jozef belooft het. ‘Zweer het mij,’ zegt Israël. Jozef zweert het hem, en daarna knielt Israël neer op het hoofdeinde van zijn bed.
Manasse en Efraïm Jacob wordt ernstiger ziek en Jozef krijgt het te horen. Samen met zijn twee zonen, Manasse en Efraïm, is Jozef bij Jakob. En als Jakob te horen krijgt, dat zijn zoon Jozef er is, verzamelt hij al zijn krachten en gaat zitten op de rand van het bed. Met kracht in zijn stem zegt Jakob tegen Jozef: “Welnu, de twee zonen die jij in Egypte hebt gekregen voordat ik hier-
uit hem zullen tal van volken voortkomen.’ (Genesis 48)
Efraïm en Manasse Die dag zegent Jakob zijn twee kleinzonen met de woorden: ‘Jullie naam zal worden genoemd in de zegenwensen van de Israëlieten. Ze zullen zeggen: “Moge God u maken als Efraïm en Manasse.”’ Zo plaatst hij Efraïm vóór Manasse.
Jakob zegent de zonen van Jozef, schilderij (1656) van Rembrandt (1606- 1669) in de Gemäldegalerie Alte Meister te Kassel heen kwam, zullen als mijn eigen zonen gelden: Efraïm en Manasse stel ik op één lijn met Ruben en Simeon. Zij krijgen grondbezit in het stamgebied van hun broers. Ik wil dit zo omdat toen ik terugkwam uit Paddan, Rachel tot mijn verdriet is gestorven op onze tocht door Kanaän; het was toen nog maar een uur of twee naar Efrat, en ik heb haar daar, langs de weg naar Efrat begraven.’
Zegen Dan valt het oog van Jakob op Jozefs zonen. Hij vraagt: ‘Wie zijn dat?’ Jozef antwoordt: ‘Dat zijn mijn zonen, die God mij hier gegeven heeft.’ ‘Laat ze toch dichterbij komen,’ zei Israël, ‘dan zal ik hen zegenen.‘Ik had niet gedacht dat ik jou ooit nog zou terugzien,’ zegt hij tegen Jozef, ‘maar God heeft mij zelfs je nakomelingen laten zien.’ Jozef laat zijn zonen, die tegen Israëls knieën staan, wat opzij gaan en buigt zich diep voor hem neer. Daarna brengt hij hen beiden weer dicht bij Jakob. Aan zijn rechterhand Efraïm, die hij links van Israël plaatst, en aan zijn linkerhand Manasse, die hij rechts van hem plaatst. Maar Israël kruiste zijn handen: zijn rechterhand legt hij op het hoofd van Efraïm, hoewel die de jongste is, en zijn linkerhand legt hij op het hoofd van Manasse, hoewel die de oudste is Hij zegende Jozef met deze woorden: ‘De God naar wiens wil mijn voorouders Abraham en Isaak zich
richtten, de God die mijn leven lang mijn herder is geweest, de engel die mij heeft bevrijd van alle onheil, hij geve deze jongens zijn zegen. Moge mijn naam door hen voortleven, en ook die van mijn voorouders Abraham en Isaak, en mogen zij zich over de hele aarde uitbreiden.’ Jozef ziet dat zijn vader zijn rechterhand op het hoofd van Efraïm heeft gelegd. Dat lijkt Jozef verkeerd. Daarom pakte hij zijn vaders hand om die te verplaatsen van Efraïms hoofd naar dat van Manasse.‘Niet zo, vader!’ zegt Jozef.‘Dit is de oudste, u moet uw rechterhand op zijn hoofd leggen.’ Maar zijn vader wil dat niet. ‘Ik weet het, mijn zoon,’ zegt hij, ‘ik weet het. Ook uit hem zal een volk voortkomen, ook hij zal machtig worden. Maar zijn jongere broer zal machtiger worden dan hij, en
En zo laat Jakob zien wie hij is en volgt zijn lijn vanaf de geboorte via het eerstgeboorterecht tot het zegenen van zijn kleinzonen: de eerste wordt de laatste en de laatste wordt de eerste, wie na komt, gaat voorop. We zullen het van Jezus nog eens horen als een grondregel van het Koninkrijk van God. Bijbels gezegd: ‘Door zijn geloof kon Jakob op zijn sterfbed de beide zonen van Jozef zegenen; daarna knielde hij neer, steunend op de greep van zijn stok’ (Hebreeën 11: 21). Jakob is begraven in Hebron, overeenkomstig zijn wens, bij zijn voorgeslacht, en zo zijn Abraham, Isaak en Jakob verenigd in Hebron. En zo is zijn bereisde leven tot stilstand gekomen. Geen blijvende woonplaats, maar bestemd voor het hoger burgerrecht en daarmee bedoelden ze niet het vaderland waaruit ze weggetrokken waren, anders waren ze daarheen wel teruggekeerd. ‘Nee, ze keken reikhalzend uit naar een beter vaderland: het hemelse. Daarom schaamt God zich er niet voor hun God genoemd te worden en heeft Hij voor hen een stad gereedgemaakt.’ (Hebreeën 11: 15). ■
Hebron, waar de aartsvaders begraven zijn, aan de ene kant een grote moskee en aan de andere kant van het gebouw een kleine synagoge
• 15 •
Thema: Reizen in de Bijbel
Israël, Gods volk op reis (0ver ballingschap en diaspora) Nog tijdens de reis op weg naar
het
beloofde
land
waarschuwde Mozes een aantal keren (zie Leviticus 26:33-39; Deuteronomium
4:25-28
en
28:36-37 en 64-68),dat als het volk van God zou afdwalen het nieuwe land gedwongen weer zou moeten uitreizen. W.A. Boer
Hardnekkig en weerspannig We kennen de geschiedenis van Israël. Het bleek bij herhaling een hardnekkig en weerspannig volk te zijn. Het verviel in gruwelijke afgoderij. Hoe de profeten het volk terugriepen naar de God van Israël, naar hen werd niet of zelden geluisterd. De voorzegde gevolgen bleven niet uit. Gods oordelen kwamen. Hij gebruikte daarvoor wereldmachten die Zijn volk gedwongen op reis deden gaan. In de 8e eeuw voor Christus waren het de Assyriërs; in de 7e eeuw de Babyloniers. In de boeken 2 Koningen en 2 Kronieken is daarover geschreven evenals bij verschillende profeten. We ontdekken dat er verschillende deportaties hebben plaatsgevonden. Zelfs getallen en namen van gedeporteerden worden genoemd. Eerst moest het noordelijke tien-stammenrijk op reis, later volgde het twee-stammenrijk.
De Assyrische ballingschap Vormden de twaalf stammen voortgekomen uit Jacobs twaalf zonen vanaf de uittocht uit Egypte samen het ene volk van God, Israël, na Salomo werd de eenheid verbroken in twee delen: het tienstammenrijk, het huis van Israel of Efraim genoemd) en het twee-stammenrijk, het
• 16 •
huis van Juda. Onder Jerobeam dwaalden de tien stammen al weg van God in zoverre dat deze koning om te voorkomen dat men nog langer naar Jeruzalem zou optrekken twee heiligdommen bouwde. Een in Dan en een in Bethel. Daar aanbad men voortaan de God van Israël door te buigen voor en te offeren aan stierkalveren. Deze zonde van Jerobeam vinden we terug bij velen van zijn opvolgers. Het werd van kwaad tot erger toen men verviel in afgoderij doordat men – welk volk presteerde dat ooit? – de God van Israël verruilde voor andere goden. Het door Mozes aangekondigde oordeel werd de tien stammen en hun koningen voorgehouden door de verschillende profeten die van Godswege optraden. Denk aan Jesaja, Amos en met name Hosea. Onbekeerlijkheid zou betekenen: Assur zou komen en is gekomen als roede in Gods hand. In 2 Koningen 17:7-23 staat beschreven waarom God hen moest straffen. En bij de profeet Hosea is te lezen hoezeer God dat smartte. Assur bedreef de tactiek om volken weg te halen uit hun eigen vertrouwde omgeving. Hitler zou hetzelfde van plan geweest zijn met ons Nederlanders. Ze wegvoeren naar Polen en nog verder. In 723 v.Chr. gingen grote groepen van de Overjordaanse stammen(Ruben, Gad en de halve stam Manasse) gedwongen door Tiglat Pileser, in de Bijbel ook wel Pul genaamd, op reis. Ze moesten vertrekken naar plaatsen als Kalach, Hara en aan de Chabor, een rivier in de streek Gozan en naar steden in Medie, zie 2 Koningen 17:6. Deze gebieden zijn te vinden respectievelijk in de Mesopotamische gedeelten van Assur (het huidige gebied van Syrië en Irak) en het gebied ten zuidwesten van de Kaspische Zee (het huidige Iran). Nadat een
Reconstructie van Kafarnaum. Je ziet in het midden de synagoge. De huizen hebben allemaal platte daken. Hier bevond zich ook het tolhuis en verschillende pieren. Jezus zal vaak in de avond langs de oever gewandeld hebben volgende koning (Salmaneser) Samaria, de hoofdstad van het tien-stammenrijk, had veroverd deporteerde zijn opvolger Sargon opnieuw groepen Israëlieten naar dezelfde streken. Dit keer waren de mensen uit de andere zes en halve stam aan de beurt om af te reizen, 2Koningen 18:9-12. In hun plaats kwamen leden van andere overwonnen volkeren naar Israël die zich vermengden met de weinigen die achtergebleven waren en in de Bijbel bekend zijn geworden als Samaritanen, 2 Koningen 17:24-41. Wat we gevoeglijk kunnen aannemen is dat een groot aantal mensen uit het noordelijke rijk zijn toevlucht had gezocht in het zuidelijke rijk dat wel te maken had met Assyrische invasies, maar eerder hulp had gezocht bij Assur tegenover Aram en het huis Israëls.
Hoe het verder ging met het huis Israëls De profeet Hosea (zie 1:6-10) profeteerde hoe het huis Israëls eenmaal in het buitenland zou uitgroeien tot een groot volk, zoals veel eerder ook al was geprofeteerd door Jakob, zie Genesis 48:19, 49. Josephus, een joodse historicus uit de eerste eeuw was op de hoogte van immense populaties Israëlieten in zijn tijd die zich toen met name bevonden in de Kaukasische streken (Azië). Dat duidt erop dat de velen van de Israëlieten op een bepaald moment verder gereisd zijn vanuit de gebieden waar men naar toe gedeporteerd was. Geopolitieke ontwikkelingen zullen dat mogelijk gemaakt hebben. Hoe het toen verder gegaan is, daarover bestaat veel onduidelijkheid. Of het inderdaad zo is dat de stammen van Israël onder allerlei
nieuwe namen richting Noordwest Europa (Scandinavië; Nederland; Britse eilanden etc..) gemigreerd zijn en eeuwen later van daaruit weer velen vertrokken zijn naar Noord-Amerika; Zuid-Afrika, Australië, Nieuw-Zeeland, dat is een visie die niet velen onderschrijven. Toch zou het de moeite waard zijn zich daar eens serieus in te verdiepen en de gegeven argumenten nauwkeurig te onderzoeken. Zeker is dat de tien stammen inmiddels uitgegroeid zijn tot grote volken en zich ergens bevinden op onze planeet. In elk geval niet hebben opgehouden te bestaan. Ongetwijfeld is er assimilatie geweest met andere niet-Israëlitische stammen en volken. Zeker is ook dat de profeten een toekomstige hereniging van de tien en twee stammen beloven, zie Ezechiël
Izaak vraagt Ezau een wildbraad te jagen, paneel (1383) van Bertram van Minden (ca. 1340- 1414/15) in de Kunsthalle te Hamburg
37:15-28. Ook Hosea 9:17 laat zien dat God Zijn volk, Efraim of wel het huis Israëls zal herstellen in de toekomst. Zie ook Ezechiël 11:17; 28:25; 36:24.Volgens velen is de staat Israël, ontstaan in 1948, een voorspel op dat toekomstige herstel en beloofde hereniging. Soms horen we berichten dat bepaalde groepen zoals laatst nog in India gevonden worden, die tot de verloren stammen zouden behoren; in dit geval de Benemanasseh, de zonen van Manasse. Naast joden, afkomstig van het huis van Juda, wonen er inmiddels dus ook anderen die behoren tot de tien stammen, het huis van Israël.
De ballingschap van het huis van Juda Het huis van Juda ofwel het twee-stammenrijk, dat wij kennen als het joodse volk, ontkwam uiteindelijk evenmin aan een gedwongen vertrek uit het beloofde land. Men maakte het minstens zo bont als hun inmiddels weggevoerde broederstammen. Toen de Assyriers op een bepaald moment ook het zuidelijke rijk binnenvielen, dat was ten tijde van koning Hizkia, heeft Sanherib ook grote groepen Judeërs en Benjaminieten (en mogelijk gevluchte Israëlieten) gedeporteerd naar dezelfde gebieden als waar het noordelijke rijk naar toe gegaan was. Jeruzalem bleef toen nog gespaard. De val van deze stad vond plaats toen een nieuwe wereldmacht op het toneel verschenen was, Babel. Nebukadnesar, zie 2 Koningen 25, deporteerde in 597 v.Chr. velen naar Babel; met name van de elite; alleen de arme mensen hoefden niet op reis. Mogelijk zijn er nadien meerdere deportaties gevolgd. In elk geval wel na de inname van Jeruzalem in 586vChr.. Ook in 581 v.Chr. vertrekken nog groepen richting Babel. Ze gingen op reis en kwamen terecht in de zogenaamde Babylonische ballingschap. Wat we ook weten via Jeremia (zie 41:16-43:7) is dat grote groepen Judeërs toen inmiddels het land ontvlucht waren. Zij reisden naar Egypte om daar hun toevlucht te zoeken. Jeremia en Baruch en een aantal anderen (waaronder de dochters van de koning, dus uit het huis
• 17 •
Golanhoogte bij het Meer van Galilea van David) moesten onvrijwillig mee. Toen het Babylonische rijk ten val kwam en het Medisch-Perzische rijk doorbrak gaf Cyrus (Kores) toestemming aan de ballingen/gedeporteerden om terug te reizen naar het thuisland. Zowel van de twee als de van de tien stammen hebben er van die mogelijkheid gebruik gemaakt, maar velen bleven in het land waar ze inmiddels gewend waren. Mondjesmaat keerden later ook wel anderen terug. Zie de boeken Ezra en Nehemia.
Op bezoek in de Synagoge van Kafarnaüm bij het Meer van Galilea
De diaspora Al degenen die gedeporteerd waren, net als degenen die op eigen initiatief naar elders vertrokken/gevlucht waren leefden in wat onder andere in het Nieuwe Testament de diaspora genoemd wordt, dat is vertaald de verstrooiing, zie Jakobus 1:1; 1 Petrus 1:1 en Johannes 7:35. We weten dat in de tijd van het Grieksmacedonische wereldrijk van Alexander de Grote telkens joden emigreerden naar elders in diens immense rijk. Later gebeurde hetzelfde toen Rome de lakens uitdeelde. Vandaar dat er in de tijd van het Nieuwe Testament overal in het Romeinse rijk in de belangrijkste steden joodse kolonies bestonden. We lezen daarover o.a. in het boek Handelingen. Velen woonden in het Egyptische Alexandrië, alwaar hun invloed groot was. Mogelijk zijn Jozef en Maria met Jezus daar naar toe gereisd
• 18 •
Op reis bij het Meer van Galilea
op de vlucht voor de moordzucht van Herodes de Grote. In Handelingen 2:8-10 worden allerlei gebieden genoemd waar joden vandaan kwamen. Velen waren pelgrims naar Jeruzalem gekomen om het Pinksterfeest te vieren. Anderen waren voorgoed teruggereisd naar Jeruzalem om er hun oude dag door te brengen, er te sterven en begraven te worden. Anders dan dat het geval zal zijn geweest met het huis van Israel, de tien stammen, was er bij het huis van Juda, de joden, nauwelijks sprake van assimilatie. Dat kwam hen te staan op vervolging en verdrijving. Typerend is de wandelende jood, dolende door de wereld, zoals Hosea 9:17 al had aangekondigd. Helaas leert de geschiedenis dat allerlei vormen van anti-judaïsme en antisemitisme door de eeuwen heen uitgelopen is op de deportatie van miljoenen joden in Europa naar de kampen van Hitler. Het werd voor de meesten, nota bene zes miljoen (!), hun laatste reis. De afschuwelijke Holocaust. Inmiddels was er sinds het einde van de 19e eeuw een bijzondere beweging op gang gekomen, met name onder leiding van Theodor Herzel: het zionisme, dat is de terugreis van velen naar het land dat God de vaderen onder ede beloofd had als een eeuwigdurende bezitting. Wie had ooit kunnen bedenken dat er sinds 1948 weer een joodse staat zou zijn in grote delen van het oude land. Thuiskomen daar na een eeuwenlange zwerftocht. Een wonder van Gods trouw? Zeg het maar. ■
Thema: Reizen in de Bijbel
Paulus op reis Paulus heeft veel gereisd, dat is overbekend. En waar hij tijdens zijn drie zendingsreizen kwam, daar komt in onze tijd ook menig toerist. Je kunt hem achterna, in de voetsporen van Paulus, in Turkije en Griekenland, op Cyprus en Malta. D. de Jong Maar er zijn behalve de drie zendingsreizen nog drie reizen te noemen die Paulus maakte. In Galaten 1: 17-2: 1 en Handelingen 9: 19-31 en 11: 25-26 lezen we van zijn reis naar Arabië en Damascus en van zijn lange verblijf van veertien jaar in Syrië en Cilicië. En tenslotte is er de laatste reis die hij als gevangene maakte naar Rome.
Reizen Al veranderen de tijden en is reizen in de oudheid natuurlijk niet te vergelijken met ons reizen vandaag de dag, toch is er ook overeenkomst. Reizen verruimt letterlijk en figuurlijk je visie en gedachten. De horizon schuift op, je ziet nieuwe gebieden en ontmoet andere mensen met andere gewoonten en een andere geschiedenis en misschien ook een andere hoop voor morgen. Dat was vroeger zo en dat is nu nog het mooie van reizen. Maar vandaag en vroeger zijn ook hetzelfde wanneer je stilstaat bij het risico dat reizen met zich meebrengt. Er kan van allerlei tegenslag zijn, technisch, in het vervoer, natuurlijke omstandigheden, het weer, je gezondheid, het eten.
nemen en de boeken, vooral de (boeken van) perkament(en). Paulus was dus zijn jas vergeten en ook een aantal boeken had hij laten liggen bij Karpus in Troas. Ja, die kun je niet missen. Een paar jaar daarvoor zegt hij in 1 Timoteüs 6: 6-8 dat we niks in deze wereld hebben meegebracht en er ook niets uit kunnen meenemen en dat we daarom maar tevreden moeten zijn met het eten en de kleren die we hebben. De mantel is dus noodzakelijk op reis, maar is tegelijk ook de jas van een pelgrim. En de boeken van perkament? Er is veel te lezen, maar Jozua zegt, Jozua 1: 8 ‘leg dat wetboek geen moment ter zijde en verdiep je er dag en nacht in’. In Psalm 119: 127 lezen we over de liefde voor Gods wet die is meer dan goud, dan zuiver goud’. Johan-
nes schrijft dat het Woord ons duidelijk maakt dat Jezus de Christus is Johannes 20: 30-31. Als we dat geloven schenkt God ons leven. En weer aan Timoteüs, 2 Tim. 3: 14vv ‘blijf bij wat je geleerd is, de heilige schriften geven je wijsheid, zodat je wordt gered door het geloof in Christus’. De mantel en de boeken van Paulus, hij had ze graag bij zich onderweg.
bekering De geschiedenis van de omkering in Paulus’ leven is bekend. Hij vervolgde eerst de volgelingen van Jezus. In Jeruzalem deed hij dat, en later in Damascus. Hij schrijft zelf over die periode in zijn leven. Hij meende het goed te doen, hij dacht God te dienen door het kwade te bestrijden, Galaten 1, Filippenzen 3. Toen is de Heer op zijn pad gekomen en reisde hij vanaf dat moment allen nog maar voor en met Jezus Christus. Hij herinnert voortdurend aan deze ontmoeting met de opgestane Heer Jezus. Hij verkondigt zijn dood aan het kruis als verzoening en zijn opstanding en overwinning.
Kafaranüm overblijfselen uit Romeinse tijd, ten tijde van Jezus
Reisbenodigdheden En wat neem je mee? Dat is behalve een aardig spelletje in de auto, ‘ik ga op reis en neem mee’, ook een belangrijke zaak om van te voren te bedenken. Ik denk dat wij ook wel nemen wat Paulus bij zich had. Daarvan weten we een paar kleine dingen. In 2 Timoteüs 4: 13 vraagt hij of Timoteüs snel naar hem toe wil komen en dan moet hij de mantel mee-
• 19 •
Even stil staan bij de roeping van de discipelen van Jezus oog in oog met het Meer van Galilea
Geroepen Volgens sommigen zou het kunnen dat Paulus, die vaak in Jeruzalem was en zeker op de grote feesten, bij het kruis van Jezus heeft gestaan en met de leiders mee spotte. Dan is zijn schrijven aan de Galaten wel heel beeldend en reëel: Ik heb u Jezus Christus toch openlijk en duidelijk als de gekruisigde bekendgemaakt? (NBV), als wie Jezus Christus toch als gekruisigde voor de ogen is geschilderd? (NBG). Zijn roeping tot apostel is zo overrompelend en geweldig geweest dat er bij Paulus geen spoortje van twijfel lijkt te zijn. In de kracht van Jezus gaat hij het Evangelie brengen. Hij wist ook wel wat een visioen is, maar zijn ontmoeting met de Heer op weg naar Damascus was zeker geen droom of gezicht, hij telt die gebeurtenis nadrukkelijk mee in 1 Korintiërs 15: 8 als een werkelijke verschijning van de Here Jezus aan zoveel mensen na Zijn opstanding uit de dood, het allerlaatste ook aan hem, Paulus.
Op weg gestuurd Misschien zou je denken dat Paulus dan direct en eerst naar de discipelen gaat. Maar dat is niet zo. Hij gaat zijn eerste
• 20 •
reizen beleven. Die reizen zijn een mengeling van rust en opwinding, van het zoeken van de stilte en het zoeken van de mensen en het meemaken van geloof en ook felle tegenstand. Hij spreekt in de synagogen en gaat ook Arabië in, het toenmalige buurland van Israel, ten zuiden en ten oosten van het land. Arabië was niet ver weg voor de Israëlieten. In Handelingen 2 lees je dat er op het Pinksterfeest ook Kretenzers en Arabieren waren, mensen uit Kreta en Arabië. De mensen die hij in Arabië ontmoet zijn de afstammelingen van Ismaël. Paulus’ eerste reisdoel is dus terug naar het eerst kruispunt na Abraham, de scheiding van de twee zonen. Hij brengt Jezus bij de kinderen van Ismaël, want ook voor hen is de belofte!
Jeruzalem en verder Daarna is Paulus in Jeruzalem geweest en verkondigde daar Jezus vrijmoedig. Maar zijn vrienden en collegas brachten hem weg toen ze er achter kwamen dat men hem wilde doden. Zo kwam Paulus voor 14 jaar in de gebieden van Cilicië en Syrië waar Barnabas hem na 14 jaar weer vandaan haalde, Handelingen 11: 25.
De zending begint En Barnabas nam hem mee naar Antiochië. Daar was een jonge en bloeiende gemeente. Paulus werd er een van de vijf oudsten, Handelingen 13: 1. Vanuit die gemeente, waar Jezus’ volgelingen voor het eesrt ‘christenen’ weddn genoemd, is Paulus begonnen aan zijn zogenaamde zendingsreizen.
Tegenstand en rust Dat levert wel veel kabaal op. Zelfs zo fel dat Paulus uit Damascus moet vluchten voor de overheid. Je leest dat in Handelingen 9: 24vv en 2 Korintiërs 11: 32vv. Die vlucht ging als volgt: in een mand over de stadsmuur naar beneden. Toch is de tijd in Arabië zonder de andere discipelen ook een tijd van inkeer geweest. Hij is gegroeid in zijn toewijding en opdracht.
Eerste zendingsreis De eerste wordt beschreven in Handelingen 13 en 14, de tweede van Handelingen 15: 36 – 18: 22 en de derde van Handelingen 18: 23 tot 21: 19 (of 33).
Enkele momenten uit de drie reizen Het zijn prachtige hoofdstukken om te lezen. Er zit vaart en beweging in. Het wordt niet voor niks wel genoemd de
Handelingen van Jezus Christus en de Geest door de apostelen. In Handelingen 13: 13 lezen wij dat Johannes Marcus niet verder mee gaat. Hij gaat terug. Het was kort nadat ze naar Cyprus waren gegaan om daar te beginnen. Dat was tenslotte de geboortegrond van Barnabas, die daar waarschijnlijk wel graag heen wilde om te vertellen van Jezus Christus. Maar Johannes Marcus zag de reis om een of andere reden niet meer zitten en liet Paulus en Barnabas achter. Later merken we dat dit voorval voor wrijving of irritatie en een bekoeling heeft gezorgd. Mooi om dat menselijke in de Bijbel te lezen, de Heer gaat zijn weg en met ons op reis door dit leven met alle grootheid en ook alle kleinmenselijkheid om mensen te redden. Bij de start van de tweede reis 36vv wil Paulus Johannes Marcus niet meenemen, en dan gaat Barnabas met Johannes Marcus en Paulus met Silas op reis. Later lees je dan toch weer dat men elkaar heeft teruggevonden en samenwerkt in de Evangelieverkondiging, 2 Timoteüs 4: 11, 1 Petrus 5: 13, Kolossenzen 4: 11. Tijdens deze eerste reis komen zij in veel plaatsen en stellen in de jonge gemeenten leiders aan en moedigen hen aan om ook in tegenslag te volharden in het geloof, Handelingen 14: 22-23.
Tweede reis De tweede reis begint Paulus met zijn metgezel of collega Silas. Maar al snel komt en een derde bij. Dat gebeurde in Lystra. Zij ontmoeten Timoteüs en zijn moeder en oma en vader misschien, vergelijk 2 Timoteüs 1. Paulus is blij met deze ontmoeting en ziet in Timoteüs een heel geschikte leerling en helper. Ze krijgen in de loop van de tijd een erg sterke band, Paulus spreek in zijn brieven aan Timoteüs zelfs over ‘zijn kind’. Wat opvalt in het verhaal in Handelingen 16 is dat Paulus Timoteüs besnijdt en dat Timoteüs dat toestaat. Hij was dus onbesneden. Maar hij was ook een joodse jongen door zijn moeder.
het waar was wat gezegd werd en in Athene waar de leden van de Areopagus uiteindelijk hoofdschuddend weglopen bij Paulus als hij zegt dat wij zullen opstaan uit de dood.
Derde zendingsreis
Paulus predikt in Efeze, schilderij (164849) van Eustache Le Sueur (1616 - 1655) in de National Gallery, Londen Deze situatie zou vast en zeker moeilijkheden hebben gegeven op reis. Want als de Joden die zij gingen bezoeken in hun gesprekken dit zouden horen, dan zou er een drempel zijn opgegooid voor de verkondiging van het Evangelie. Paulus die we ook kennen van de uitspraken dat in Christus geen Jood of Griek, geen man of vrouw en ook de besnijdenis geen obstakel of verplichting of wat dan ook is, neemt hier een heel pragmatisch besluit: Timoteüs, laten we om het ons werk voor Jezus niet moeilijker te maken, jou besnijden. Een reisverhaal dat getuigt van groot geloof en een groot verlangen om te doen wat de Heer vraagt, namelijk vertellen van Gods liefde.
De derde zendingsreis leert ons het verschil tussen de doop van Johannes en de doop in de naam van Jezus. Apollos uit Alexandrië die in Efeze preekt, Handelingen 18: 24vv en enkele leerlingen die Paulus ontmoet, Handelingen 19, weten enkel van de eerste doop, die van Johannes. Die doop was de doop van de bekering en vergeving van zonden. De doop in Jezus’ naam schenkt de Geest die ons in de waarheid leidt en ons overtuigt van wat de Heer Jezus voor ons gedaan heeft in zijn lijden en sterven en opstaan. In Troas, Handelingen 20: 7 valt Eutyches, ‘geluksvogel’ betekent zijn naam, tijdens een lange preek van Paulus uit het raam, maar Paulus roept hem terug, God is groot! Tijdens het innige en warme gesprek met de leiders van de gemeente van Efeze, die Paulus in Milete ontmoet, vertelt hij hun van zijn overtuiging. Handelingen 20: 22-28. Gedreven door de Geest is Paulus op weg naar Jeruzalem. Hij weet niet wat de toekomst zal brengen, maar wel dat er beproeving zal zijn. Maar dat de Heer nabij is. In Jeruzalem aangekomen duurt het niet lang of hij wordt gevangen genomen en verhoord en per schip naar de keizer in Rome gestuurd.
Europa Ze komen ook in Europa terecht dat wij in de zomertijd zoveel bereizen. Kom over en help ons zegt een man in een visioen en Paulus en zijn reisgenoten gaan. Zo kwam het Evangelie in ons werelddeel, Handelingen 16: 6-10. Tijdens deze reis komt Paulus ook Filippi en ze ontmoeten daar Lydia met de purperstoffen die God vereerde. Ze komen in Berea waar ze zo precies en verlangend de Bijbel lazen om te zien of
Rome en het nieuw Jeruzalem Onderweg gebeurt er zoveel en is Paulus vaak in de gelegenheid om van zijn Heer te vertellen. In Rome tenslotte, Handelingen 28: 3031, ontvang hij nog twee jaar veel mensen in zijn huis en spreekt over het koninkrijk van God en de Heer Jezus. Dan eindigt het boek van de Handelingen. Paulus is toen aan zijn laatste reis begonnen. Naar het Vaderhuis. ■
• 21 •
Thema: Reizen in de Bijbel
Met Augustinus op reis
Augustinus op school in Taghaste
en keuzes daarop, benoemt goede en foute keuzes, maar wel zo, dat de lezer wordt uitgenodigd om God te loven en te eren. Want het bijzondere is, dat hij zich richt tot God. Hij schrijft aan de Here God, hoe hij eerst blokkades opwierp tegenover de invloed van God (via zijn moeder, de kerk en vrienden). Het is als David in Psalm 51: ik heb gezondigd tegen U, schep in mij een nieuw hart o, God! In dit autobiografische werk tot God gericht en voor de mensen mee te lezen schildert Augustinus zich voor zijn bekering tot het christelijk geloof als vervreemd van God. Hij is een vreemdeling, verdwaald, net als de verloren zoon. De oorzaak is hoogmoed, zelfzucht en eerzucht. Kern daarvan is: denken het zonder God te kunnen. Omdat de Belijdenissen sterk autobiografisch zijn en dit een nieuw genre betreft, ziet men Augustinus wel aan de oorsprong staan van deze literaire vorm, de autobiografie, als een persoonlijke uitdrukking van iemands zelfbewustzijn.
Reizen met Augustinus
Kritiek op het Oude Testament
Nu er een mooi boek is verschenen over Reizen met Augustinus*, past een uitgebreidere boekbespreking wel in ons themanummer over reizen in de Bijbel. De reis die we maken gaat over een weg: ter land, op zee of in de lucht - een landweg, een zeeweg of een luchtweg. Het is meer een Bijbelse pelgrimsreis dan een toeristische reis. W.J.W. Scheltens
Noord-Afrika Aurelius Augustinus (13 november 354 -28 augustus 430) komt ter wereld en sterft in de toenmalige gekerstende West-Romeinse provincie Afrika, tegenwoordig Noordoost-Algerije en NoordTunesië. Hij is geboren in het provinciestadje Thagaste (het tegenwoordige Souk-Ahras) als zoon van Berberse ouders, de raadsheer Patricius en Monnica, een vrome christelijke vrouw. Hij overlijdt in Hippo Regius (het tegenwoordige Annaba), waar hij van 396 tot zijn dood bisschop is.
Overeenstemming Reizen in de tijd en toch overeenstemmingen vinden in denkpatronen ondanks een tijdverschil van 1.500 jaar! Augustinus leefde in een cultuur met veel verschillende stromingen. De overheid was in zijn tijd christelijk geworden, maar in intellectuele kringen was het christelijk geloof zeker niet de enige mogelijkheid. Net als in onze tijd. En wat bij Augustinus zo bijzonder is: hij vertelt zoveel over zijn eigen belevenissen - van slecht tot goed - dat we een bijzondere inkijk krijgen in zijn geestelijke ontwikkeling. Dat persoonlijke is in die tijd veel minder gewoon dan bij ons, waar via facebook en emotie-tv alles op straat ligt.
Spreken voor het aangezicht van God Augustinus legt in zijn Belijdenissen een verantwoording af van zijn levensweg
• 22 •
Dr. van den Berg, predikant van de Martinikerk in Groningen, is een deskundige gids op deze studiereis. Zijn boek ‘Reizen met Augustinus’ opent ogen voor belangrijke details. Dat is voor een gids een mooie eigenschap. Filosofie is Augustinus’ vak. Cicero (‘Hortensius’) en Plato verslindt hij en hij verbindt wat hij leest met geloof. Niet zo vreemd, want filosofie was in die tijd gericht op godsdienstigheid. Opeens mist hij in die filosofie de persoon van Jezus Christus. Die vindt hij bij de kerk van Mani, waar hij warm wordt opgevangen in de kring van de Manicheeërs. Onder de indruk raakt hij van de kritiek der Manicheeërs op het Oude Testament. Alle geloofshelden uit het Oude
Testament blijken tegen te vallen en zijn eigenlijk deugnieten. De gedachte uit de Brief aan de Hebreeën (11: 16) kende hij toen zeker nog niet: “Daarom schaamt God zich er niet voor hun God genoemd te worden en heeft hij voor hen een stad gereedgemaakt.” Bij de Manicheeërs, zo heeft Augustinus gemerkt, wordt minachtend gedaan over de uitspraak in Genesis 1:26, dat de mens naar het beeld van God zou zijn geschapen - heeft God dan haar en een kapper; heeft God dan nagels, die geknipt moeten worden? Dat vond Augustinus eerst wel ter zake; later gruwt hij ervan.
Paulus Dat er ook kritiek is op Paulus spreekt hem minder aan. Het gaat om positieve uitspraken over wet en profeten. Dat dit latere invoegingen van vervalsers van de Schrift zouden zijn, was niet uit de tekst op te maken en daar stoorde Augustinus zich uit filosofisch - wetenschappelijk - oogpunt aan.
Zondeleer Maar hij ziet vooral bezwaar in de zondeleer van de Manicheeërs. Die zondeleer werkte als een ontsnapping aan verantwoordelijkheid en schuld en als goedkoop excuus voor wellust en losbandigheid. Christus is de uitdrukking van de menswording van God. Dat is de diepste waarheid voor Augustinus. En daarom neemt hij afscheid van de dwaalleer van de kerk van Mani en keert hij terug naar de moederkerk. De rol van zijn moeder Monnica wordt kostelijk beschreven. Zij leert hoopvol naar haar zoon te kijken, hoewel hij God nog niet kent. Het is vertrouwen dat God op Zijn eigen, machtige, grenzeloze manier een relatie met Zijn schepselen onderhoudt. “Het kan niet dat een zoon van dergelijke tranen verloren gaat”, zei de bisschop tegen haar. Als wij zo in onze tijd in het leven staan, dan is de ander niets minder dan een schepsel van God en dat misschien wel via jou duidelijk zou kunnen worden wie God is. Dat je iets wezenlijks misloopt in
Mani, de stichter van de Manicheeërs dit leven, als je niet oog krijgt voor het denken over de dingen vanuit God.
Concrete vervreemding Augustinus is sinds zijn puberteit los geraakt van de sfeer van het ouderlijk huis. Zijn studie in Carthago, een grote levendige havenstad, brengt hem in aanraking met allerlei vleselijke lusten via de mythologie. Zijn geslachtsrijpheid maakt hem tot een losbol met overspel gedurende zo’n twee jaar. In het theater ziet hij allerlei dingen die hem in verleiding brengen en als brandstof is voor het vuur die zijn begeerten doet ontvlammen (zoals hij later schrijft in de Belijdenissen). Zijn moeder wil hem gauw tot een huwelijk laten komen, maar dan wel met iemand uit de goede stand, want dat is beter voor zijn carrière. Hij vindt tijdelijk een dame met wie hij zonder getrouwd te zijn samenwoont en ze krijgen een zoon: Adeodatus (“geschenk van God”). Als hij in Milaan is, komt hij door de verkondiging van Ambrosius onder indruk van wat hij mist. Hij begint zijn eerzucht
te doorzien, wanneer als hij als retor redevoeringen moet houden met waarheden en leugens en ijdele loftuitingen om zijn bazen te behagen. Zijn lusten en geldzucht om aan die lusten tegemoet te komen ziet hij als in flagrante strijd met het leven in de navolging van Christus. Hij leert die volsterkte vervreemding te boven te komen door een kuis leven in kloosterverband aan te gaan. Het huwelijk is voor hem geen goede weg van navolging, omdat hij zich bewust is van zijn lusten, die zijn vijanden zijn. Daarmee volgt hij de redenering van Paulus, die immers anderen aanbeveelt om te trouwen, maar zelf kiest: zich geheel wijden aan de dienst aan God. Augustinus is geheel niet negatief over een goede beleving van seksualiteit en het huwelijk, maar ziet dat voor zichzelf niet als goed.
Rust Augustinus noemt zijn leven voor de bekering rusteloos en na zijn bekering heeft hij rust gevonden voor zijn ziel in God. Hij zegt: “U wekt ons ertoe op er
• 23 •
de doelstelling niet op de materie of op doelstellingen gericht, maar op de beleving van het heilige.
Ontroerend
Bekering van Augustinus plezier te hebben U te loven, want wij zijn gemaakt naar U en onrustig is ons hart totdat het rust vindt in U”. Alle gevoelens en emoties probeert hij te ordenen vanuit zijn geloven in God. Bij die bekering zijn een aantal oorzaken te onderkennen. Eerst is er de onvergetelijke moeder Monnica, die met haar zoon gesproken heeft over God en voor haar zoon gebeden heeft tot God. Die twee kanten van haar moederschap worden hier stevig genoemd. Dan is er bisschop Ambrosius, die in Milaan preekte over het Oude Testament vanuit een geestelijke en niet letterlijke uitleg. Zo is het spreken over de mens als beeld van God een geestelijk spreken en niet letterlijk. En het Oude Testament is geen boek vol aanstootgevende verhalen en onbegrijpelijke opdrachten. Dit slaat bij Augustinus aan. Vooral ook, dat Ambrosius stelt: de kerk geeft geen opdracht om dingen te geloven die niet te bewijzen zijn. Augustinus vertelt in de Belijdenissen gekweld te zijn door zijn overpeinzingen en dat hij zich in een tuin afzondert en plotseling een kinderstem een liedje hoort zingen, dat hij nooit eerder heeft gehoord: tolle, lege, tolle, lege, “neem, lees, neem, lees” Hij gaat na of dit een bekend kinderlied is, concludeert van niet en beseft: dit is een aansporing voor hem van hoger hand. Hem schiet te binnen, hoe het is gegaan met de bekering van zijn vriend Antonius en neemt een boek met de Brieven
• 24 •
van Paulus ter hand en leest in de Brief aan de Romeinen waar de Apostel aanspoort de werken van het vlees te verlaten en zich met Christus te bekleden. “Laten we daarom zo eerzaam leven als past bij de dag en ons onthouden van bras- en slemppartijen, ontucht en losbandigheid, tweespalt en jaloezie. Omkleed u met de Heer Jezus Christus en geef niet toe aan uw eigen wil, die begeerten in u opwekt.” (Romeinen 13, 13 en14).
Weg Dat Jezus de weg, de waarheid en het leven is, speelt voor Augustinus een grote rol. Navolging is gaan op de weg van Jezus. Dat betekent: leven zoals Jezus het aangegeven heeft. Dat is niet: je verstand uitschakelen, zoals sceptici en critici vaak zeggen. Het is juist je verstand gebruiken om Jezus beter te begrijpen. Voor Augustinus is de navolging van Christus doelgericht. Augustinus houdt sinds zijn bekering vast aan de gedachte van Paulus: ‘Christus aandoen’. De leidende vraag is niet: wat mag wel of (net) niet van God. Maar de vraag is: wanneer worden dingen in ons leven voor ons een macht die ons remt of afleidt. Op lichamelijk en geestelijk terrein liggen verleidingen op de loer. Dat kan zijn: eten, drank, onderwijs en cultuur. Die zijn niet verkeerd, zeker niet, maar ze kunnen verkeerd worden gehanteerd! Losbandigheid en overspel kunnen daarvan in het verlengde komen te liggen. Daarom krijgt de navolging het karakter van de pelgrimage. Dan is
In een passage in het boek van dr. van den Berg wordt de kracht van het geloof omschreven bij de het verwerken van het sterven van de moeder van Augustinus. Daar is zijn zoon bij en die huilt hartverscheurend. Maar hij wordt tot stilte gebracht. En waarom? “Want wij achten het niet gepast, haar sterven door weeklaag en gejammer te begeleiden. Daarmee pleegt men immers het ongeluk van een stervende te betreuren alsof deze geheel en al vernietigd is. Maar zij stierf niet ongelukkig. Zij stierf in het geheel niet.” Een vriend (Evodius) neemt de harp en begint een psalm te zingen en de anderen beantwoorden in wisselzang. En zo wordt het verdriet ter hand genomen en gericht op de lofzang voor God.
Pastoraal contact Augustinus laat merken, dat het geloof niet in gevoel zit, maar in God, die vooruitzicht geeft. En dat vooruitzicht bepaalt heel het leven: op weg naar het hemelse Jeruzalem als pelgrim. Emoties worden ondergeschikt gemaakt aan het geloof in het einddoel van de reis. Augustinus kent de aanvechtingen van lichamelijke en geestelijke aard. Alleen de genade van God kan daartegen helpen. Kennis is ten dele en kennen zonder God leidt tot hoogmoed die blokkerend werkt. Deze gedachten zijn van groot belang in het pastorale contact dat de kerk mag kenmerken. Dat het gaat om vertrouwen als pelgrim op de goede afloop van de levenreis.
Vreemdelingschap Dr. van den Berg laat goed uitkomen, dat bij Augustinus het genieten van God de hoofdzaak is van het anders leven in deze wereld. Niet het beleven van de volkomen verzoening van Christus is het einddoel van het geloof. Nee, de verzoening is de grond waarop we staan en de lofprijzing en de dankbaarheid voor wat God ons in deze schepping allemaal ge-
is iets om even bij stil te staan.
Vragen
geven heeft, voert de boventoon. Daarom genieten van God en zijn gaven, dat is navolging van Christus in ons leven. En dan niet in afzondering van anderen die dit niet geloven. Maar juist door te communiceren, te laten zien, hoe goed dat leven kan zijn. Dan gaat het niet om regels, maar om een inwendige vernieuwing, waarbij we niet opgaan in de veelheid der dingen van deze dag.
Samen Dat vrienden een grote rol in het leven van Augustinus hebben gespeeld, wordt ook mooi duidelijk in dit boek. Je kunt er eigenlijk een aansprong in vinden om van een kerkgemeenschap ook een vriendenkring te maken. Samen koffie drinken, barbecueën of een dagje op stap gaan, zijn allemaal tekenen van hartelijke verbondenheid. Het is heel mooi, als een kerkelijke gemeente een vertrouwenskring wordt, waarin je gevoelens van verdriet en teleurstelling, maar ook dankbaarheid en feestelijkheid kunt delen, zonder dat dit op straat hoeft te komen. De vertrou-
Kerkvader Ambrosius te Milaan aan de studie en hij inspireerde Augustinus
welijkheid staat als een beschermende muur om je heen.
Zingen Mooi is de passage in het boek van dr. van den Berg, als vanuit de Romeinse overheid beslag gelegd dreigt te worden op het kerkgebouw in Milaan en dat Ambrosius zich verzet daartegen door samen als kerkgemeenschap het kerkgebouw bezet te houden. En om die tijd nuttig te besteden leert Ambrosius de gemeente om samen te zingen. Zo is de gemeentezang daar begonnen! En dat is zo gebleven ook na afloop van het conflict. En juist die samenzang heeft Augustinus zo diep geraakt. Hij schrijft: Ik heb gehuild onder Uw lofliederen en gezangen zeer geraakt door de aangename klank van de stemmen in Uw kerk. Dat zo de gemeentezang kan functioneren bij kinderen en bij volwassenen, dat
Misschien mag ik nog twee vragen stellen. 1. Omdat dr. van den Berg gepromoveerd is op de relatie tussen Augustinus Manicheeërs, is dit accent misschien wat te sterk aanwezig in dit boek. Er waren meer stromingen waartegen Augustinus zich moest verweren. Daarover staat een overzicht in een apart artikel. 2. Dat de Schriftbeschouwing niet letterlijk, maar meer zinnebeeldig is geworden dankzij de invloed van Ambrosius (Milaan), zou misschien tot een iets kritischer bespreking van zijn Bijbeluitleg - ook in de Belijdenissen - mogen leiden. Dat een Jood de thora in zijn hart meedraagt, is mooi. Maar dat de belofte van God voor Israël niet vergeestelijkt worden, is beter. Want God is wel de God die water en manna en vlees in woestijn geeft voor het gewone leven. En dat een mens ontrouw kan worden, maar God getrouw blijft, want ontrouw worden kan Hij niet. Dat zijn dingen waarmee het geloof probeert te rekenen, ook al begrijpen we er voorhands niets van, hoe dat allemaal kan. Want wie niet voor mij is, is tegen Mij. Maar zegt Jezus ook niet wie niet tegen mij is, is voor mij. Hoe kan dat allemaal? Dat het geloof niet een legpuzzel van teksten is, mag waar zijn. Maar vergeestelijking doet onrecht aan het gewone leven. Daarom moest K.H. Miskotte wel aankomen met het tegoed van het Oude Testament: de ethiek, de politiek, de erotiek,de opstand en de twijfel Maar het boek van J.A. van den Berg is een bijzonder leerzaam boek, helaas zonder gespreksvragen, maar wel geschikt voor een cursus in de toerusting. ■ * J.A. van den Berg, Reizen met Augustinus. De ‘Belijdenissen’ als gids voor pelgrims, Groen, Heerenveen 2012, 151 blz., € 12,50
• 25 •
Thema: Reizen in de Bijbel
Augustinus: in zijn bekering en zijn debatten Enkele achtergronden Manicheeërs, Arianen, Donatisten en Pelagianen. Zeker vanaf de tijd dat Augustinus bisschop is, raakt hij voortdurend betrokken bij controverses en ingrijpende debatten inzake het geloof. In veel van zijn werken is dat terug te zien. Voor een beter begrip van waar Augustinus voor komt te staan, noem ik kort Augustinus’ verhouding tot deze bewegingen. Waarbij ook aan de orde komt Augustinus’ verhouding tot de joden.
W.J.W. Scheltens
Eerste bekering Wetend uit de filosofie, dat het om waarheid gaat, voelt Augustinus wel aan, dat hij die waarheid niet te pakken heeft. En dan die kinderstem met dat ‘neem, lees’. En hoe hij in Romeinen 13 ontdekt: begeerten staan haaks op Christus. En hoe hij zijn communicatieve gaven mag inzetten om mensen te bezielen door Gods Geest. En hoe hij ervaart: Christus is de enige die ons zalig kan en wil maken. En dan is het zijn vurige wens om gedoopt te worden. In de Paaswake van 387 te Milaan wordt de Afrikaanse “retor” (redenaar) door Bisschop Ambrosius gedoopt.
De Manicheeërs
Augustinus
Derde bekering Tweede bekering Na te zijn teruggekeerd in Afrika en een klein klooster te hebben gesticht, trekt Augustinus zich met enkele vrienden terug om zich aan het beschouwende leven te wijden en aan de studie. Dit is zijn levensdroom. Nu is hij geroepen totaal voor de waarheid en met de waarheid te leven, in vriendschap met Christus, die de waarheid is. Een mooie droom die drie jaar duurt, totdat hij, ondanks zichzelf, tot priester gewijd wordt in Hippo en bestemd wordt om de gelovigen te dienen, terwijl hij doorgaat te leven met Christus en voor Christus, maar in dienst van allen. Dat is voor hem heel moeilijk, maar hij ziet in, dat alleen door voor de anderen te leven en niet eenvoudig voor zijn eigen privé-beschouwing, hij werkelijk met Christus en voor Christus kan leven. Door de vruchten van zijn verstand ten dienste te stellen van de anderen. Dat is zijn tweede bekering.
• 26 •
Augustinus denkt, dat hij, door gedoopt te zijn en te willen leven in gemeenschap met Christus, in de Sacramenten, wel tot het leven zou komen dat door de Bergrede wordt voorgesteld. Hij gaat inzien, dat wat hij in zijn eerste preken over de Bergrede heeft gezegd - namelijk dat wij nu als christenen dit ideaal permanent beleven - niet juist is. Alleen Christus zelf verwezenlijkt werkelijk en volledig de Bergrede. Wij moeten steeds weer door Christus gewassen worden: dat Hij ons de voeten wast. Tot aan het einde toe hebben we deze nederigheid nodig waarin we bekennen dat we zondaars zijn onderweg, totdat de Heer ons definitief de hand reikt en ons in het eeuwig leven binnenleidt. In deze laatste houding van nederigheid, dag na dag beleefd, is Augustinus gestorven.
Bewegingen Augustinus krijgt in de loop van zijn leven te maken met bewegingen als:
De Manicheeërs zijn volgelingen van Mani (ca. 210–276), een Perzische prins die zichzelf als de laatste profeet na Jezus Christus beschouwt. De Perzische koning laat hem ombrengen. Door zijn leerlingen is hij als martelaar vereerd. Zij verspreiden zich tot in China en Spanje. Ze zijn een gnostieke stroming. Augustinus komt in contact met hen in Carthago, waar ze zich in 297 hebben gevestigd. Zij beschouwen Christus als het middelpunt van het bestaan. Christus’ openbaring is volmaakt voor hen. De Bijbelboeken staan voor hen tegenover die openbaring van Christus. Want in de ogen van de Manicheeërs geven de Bijbelboeken de leer van Christus niet weer, omdat ze literaire onvolkomenheden bevatten en onderlinge tegenstrijdigheden. Het gezag van de Bijbel wordt door de manicheeërs niet erkend. De Manicheeërs schrijven de oorsprong van de materie toe aan de boze scheppergod, die in een eeuwige strijd gewikkeld is met de goede scheppergod. Ook de mens is betrokken in dit kosmische conflict tussen de goede en de kwade macht, omdat in de mens licht en duisternis verstrengeld zijn. Het goede kun je ontdekken door kennis (gnosis).
Arianen De Aianen ontlenen hun naam aan de priester Arius (256 - ca. 336). Hij verdedigt de mening dat Christus als Zoon van God in godheid niet gelijk is aan de Vader maar onder Hem staat. Hiermee wil Arius tegenover de aanhangers van het meergodendom, in het Romeinse rijk, de enkelvoudigheid van God onderstrepen. En hij benadrukt daarbij het middelaarschap van Christus. In de ogen van Arius staat Christus dichter bij de mens en is dus meer verbonden met de wereld dan God.
Donatisten Niet lang na zijn priesterwijding in 391 wordt Augustinus geconfronteerd met het donatisme. Het schisma tussen katholieken en donatisten bestaat dan al tachtig jaar. De scheiding heeft zijn oorsprong in de christenvervolging die rond 303 door keizer Diocletianus is afgekondigd, en twee jaar later weer werd afgeblazen. Deze vervolgingsperiode heeft gezorgd voor grote spanningen binnen de christelijke kerk. Niet alle kerkelijke leiders reageren even kordaat op de dwangmaatregelen van de keizer. Er zijn clerici die zonder slag of stoot de heilige boeken uitleveren (traditores) aan de burgerlijke autoriteiten. Dit nu is algemeen beschouwd als een vorm van afvalligheid. In sommige Noordafrikaanse kerken zette men onder leiding van Cyprianus deze afvalligen uit de kerk, tenzij ze zich willen onderwerpen aan een wederdoop. In andere kerken is hun slechts een boete opgelegd. De spanningen bereiken hun climax, als rond 310 de bisschopszetel van Carthago vacant komt en er een omstreden keuze volgt. De groep die zich niet met deze keuze kan verenigen, kiest een eigen bisschop die niet lang daarna sterft en opgevolgd wordt door een zekere Donatus. Hiermee ontstaat een schisma waardoor de Noordafrikaanse kerk verdeeld wordt in een katholieke en een donatistische kerk. De tussenkomst van de keizer en bijeengeroepen concilies kunnen de kerkscheuring niet helen. Ten tijde van het concilie van Carthago (393) is Augustinus met Aurelius, de
katholieke bisschop van Carthago, de sleutelfiguur in dit proces. Tijdens het concilie wordt hem gevraagd voor de verzamelde bisschoppen een uiteenzetting te geven over de geloofsbelijdenis. Sinds die tijd is hij de vertrouwde en toegewijde medewerker van Aurelius.
Pelagianen In feite gaat het hier om een verzamelnaam van diverse categorieën christenen, die de vrijheid van de menselijke wil beschouwen als een noodzakelijke voorwaarde voor het ontvangen van Gods genade. Zij behoren tot een omstreden beweging in de kerk. Vanaf 410 houdt de discussie hierover het christelijke westen twintig jaar lang bezig. De naam is afgeleid van Pelagius (geboren omstreeks 354 en te Rome gedoopt rond 382), een asceet die leerde dat de mens door een deugdzaam leven van goede werken zich waardig maakt voor zijn eindbestemming. De latere, kerkelijke visie op de pelagianen is vooral bepaald vanuit Augustinus’ geschriften, die sterk uitgaan van de genade van God als geschenk.
Ontwikkeling in visie op Joden De joden zijn trouwe getuigen van de wet van God. Door hun trouw bieden ze, volgens Augustinus, tot in zijn tijd weerstand aan de heidense machten. Daarin verdienen ze de bewondering van de christenen. De Hebreeuwse boeken mogen niet verworpen worden of veronachtzaamd. Onder geen voorwaarde mogen de joden worden lastig gevallen, laat staan gedood. Omdat in het einde Augustinus
der tijden ook de joden deel uitmaken van het nieuwe Israël, dienen de christenen hen geduldig en liefdevol tegemoet te treden. En door te beseffen wat hun wortels zijn, moeten zij tegenover de joden bescheiden zijn en vol aandacht, want de geschiedenis van God met de joden herhaalt zich in zekere zin in het christendom. Hun geschiedenis is daarom voor het geloof uiterst leerzaam. Wanneer Augustinus tegenover de Manicheeër Faustus het Oude Testament verdedigt, betrekt hij daarin niet alleen de positie van de manicheeërs maar ook die van de joden. Hij doet dat ook in zijn polemiek tegen het Arianisme en Pelagianisme. Augustinus ziet het jodendom namelijk niet als een sociologisch maar als een theologisch verschijnsel. In zijn visie op de joden doet zich wel een ontwikkeling voor. In het begin rekent hij de joden in een bepaald opzicht onder de ketters en scheurmakers, later ziet hij hen als het prototype van de doorsnee gelovige die na veelvuldig vallen, uiteindelijk zal opstaan om tot de Vader terug te keren. Geloven is een proces dat zich in de geschiedenis voltrekt, meer in gebreken en onbegrip dan in begrijpen en opstaan, soms in een vermoeden, meestal in den blinde, en toch met een gelukkig einde. Want Gods stem blijft steeds uitnodigen. Naarmate hij de historische concreetheid van de joden zwaarder laat wegen, is Augustinus minder negatief over hen. Het is de vrucht van een ontwikkeling waarin hij steeds meer uitgaat van het concreet-menselijke. Zo weet hij in de loop der jaren zijn meer persoonlijk verlangen naar de waarheid, waarvan vooral de Belijdenissen getuigen, te verbreden tot het gemeenschappelijk hunkeren naar vrede waarvan alle mensen willen genieten, want vrede geniet je nooit in je eentje. ■
Bronnen: - Website RKDucmenten.nl met een Toespraak van Paus Benedictus XVI over de bekering van Augustinus (27 februari 2008) - Website van het Augustijns Instituut Eindhoven
• 27 •
Thema: Reizen in de Bijbel
Brief aan Titus actueler dan ooit Het is een korte brief van de apostel Paulus, die hij aan Titus schrijft. Hij bestaat slechts uit 3 hoofdstukken, maar de kern ervan is uitermate aansprekend en actueel. Tegenwoordig gaan veel mensen cursussen Permanente Educatie volgen om in hun vak of ambt bij te blijven. Het houdt je scherp. Zo is het ook met deze brief van Paulus. Laten wij daarom bij hem op college gaan, om weer te horen en te lezen wat God van ons vraagt in deze tijd. M.C.J. Wielenga
De taak van Titus op Kreta Op het eiland Kreta, dat lezers onder ons misschien wel eens bezocht hebben, is een christengemeente ontstaan. Paulus is er tijdens zijn zendingsreis geweest, heeft daar Gods woord gepredikt, maar hij is tot de ontdekking gekomen dat er nog veel veldwerk verzet moet worden:
er kwam bigamie voor, zoals dat in landen van het Midden-Oosten nog wel voor komt. Daar wil Paulus Titus op instrueren: dat mag niet meer voorkomen! Het is tegen Gods Wil. Dat geldt voor Paulus’ woorden, opgetekend in 1 Tim. 3:2, voor de voorgangers in de gemeente van Christus, maar dat zou zonder
betekenis zijn als niet ook de gemeenteleden zelf zich niet aan dit voorschrift houden. Geen bigamie dus. Wie de brief aan Titus goed op zich laat inwerken, komt tot de conclusie dat een opziener van de gemeente sterk in zijn schoenen moet staan: (1 Titus 1: 7 e.v. : Want hij moet onberispelijk zijn als een beheerder van het huis Gods, niet aanmatigend, niet driftig, niet aan de wijn verslaafd, niet opvliegend, niet op oneerlijke winst uit, maar gastvrij, met liefde voor wat goed is, bezadigd, rechtvaardig, vroom, ingetogen. Hij moet zich houden aan het betrouwbare woord naar de leer, zodat hij ook in staat is te vermanen op grond van de gezonde leer en de tegensprekers te weerleggen”.
Paulus geeft in Titus 1 en 2 allerlei heel concrete richtlijnen voor de toekomstige ambtsdragers op Kreta en die zijn gegrond in de verschijning van Gods oeverloze genade in Christus Jezus
• 28 •
Moet een voorganger dan een duizendpoot zijn in goed gedrag? Moet hij zijn doen en laten op een goudschaaltje wegen? Dat zal Paulus zo niet bedoeld hebben. Nu bestaat er uiteraard verschil in gedrag, zowel bij voorgangers als leden van de gemeente. Het zal niet zo gauw voorkomen dat deze driftig zijn of aan de wijn verslaafd. We kunnen hierbij denken aan de cultuurverschillen in Zuid-Europa in vergelijking met onze nuchtere westerse levenssteil. Maar hoe zit het met oneerlijke winstbejag? Hoe zit het met een predikant die zijn kostbare tijd besteedt aan het schrijven van boeken die in tegenspraak zijn met de leer die hij zondags op de kansel brengt? Of een predikant die handig is in het maken van schetsen voor bungalows en daar lekker aan verdient. Passeer je dan niet een grens? Jazeker, dan ben je al over de grens. Er zouden meer voorbeelden te noemen zijn. Je neemt er kennis van, laat je afkeuring horen of je haalt de schouders er over op. Hoe het ook zij: Paulus keurt dit pertinent af.
komen, en zo meer. Voor alle leden van de gemeente geldt: leef zo je leven dat niets op je aan te merken valt. Paulus gaat er ook van uit, dat de jongeren vrij over hun geloof spreken en een goede levenswandel navolgen, zodanig, dat er niets ongunstigs van hen gezegd kan worden. Wees dus een open boek voor je sociale omgeving. Wat zijn er tegenwoordig veel moderne communicatiemiddelen die ingezet kunnen worden om God bij je naaste bekend te maken. In bussen en treinen zich je toch jongeren de hele tijd op tablets , i-phones en smart phones toetsen indrukken totdat je het gevoel krijgt het zelf ook te moeten doen om er bij te horen. Een aanrader voor jongeren kan dus zijn: gebruik je sms-jes en twitters eens om te vertellen hoe gelukkig je bent dat je God hebt aangenomen! Dat zou een prachtige stimulans zijn om Gods Woord op een moderne manier onder de mensen te brengen. Ik zou de jongeren aanraden: probeer het eens en wacht de reacties rustig af. Dat geldt voor jongeren op Urk , maar ook in de Randstad of op de Veluwe.
Christian Fürchtegott Gellert (17151769) die zijn slaven tegen de dagprijs wil verkopen. Christus koopt hen vrij door zijn kostbaar bloed uit te storten. (zie Mattheüs 20:28). De vrijgekochte slaven van de zonde zijn nu Christus’ eigendom, zij horen tot Zijn eigen volk. Hierbij kan een link gelegd worden naar de Israëlieten en hun bevrijding uit het slavendom van Egypte (Exodus 19:4).
Regels voor de gemeente In Titus 2 wijdt Paulus wijze woorden aan een levenswijze die met de gezonde leer strookt. Eerst richt hij het woord tot de oudere mannen: ze moeten nuchter, waardig in hun gedrag, bezadigd en gezond in het geloof zijn. Ook noemt hij de liefde en de volharding. God dienen uit liefde en volhardend, volhoudend zijn in het geloof. Dat is actueler dan ooit en geldt zeker ook voor ons in deze tijd. Oudere vrouwen moeten een voorbeeld zijn voor de jongere, zodat zij weten hoe een man en kinderen lief te hebben en in zinvol familieverband te leven.
De jongeren als boodschappers De jongeren worden niet overgeslagen: leef hen voor om een goed leven te leiden. Want als je achttien bent en voor het eerst op kamers gaat in de grote stad is het aantal verleidingen legio: matig zijn met alcohol, niet aan drugs komen, niet in de rode lampjesbuurt
Het kernpunt Het kernpunt in de brief aan Titus komt tot uiting in 2 Titus 11 e.v. : “Want de genade Gods is verschenen, heilbrengend voor alle mensen, om ons op te voeden, zodat wij, de goddeloosheid en wereldse begeerten verzakend, bezadigd, rechtvaardig en godvruchtig in deze wereld leven, verwachtend de zalige hoop en de verschijning der heerlijkheid van onze grote God en Heiland, Jezus Christus, die Zich voor ons heeft gegeven, om ons vrij te kopen van alle ongerechtigheid” In enkele woorden kan deze tekst worden samengevat: “De genade wordt je toegereikt, leef uit de verwachting dat de heerlijkheid van God in Jezus Christus aanstaande is. Zeg dus drie keer nee tegen een goddeloos leven en de wereldse begeerten van deze tijd. Want wij zijn vrijgekocht van alle zonden. Daarbij denkt Paulus aan een slavenhandelaar,
De Duitse dichter Christian Fürchtegott Gellert is een zeer bekwaam man in het onder woorden brengen van onze leefregels. Hij zegt het zo mooi, dat ik er niet aan denken kan deze naar het Nederlands te vertalen. Het zou afbreuk doen aan zijn tekst. Daarom eindig ik deze bijdrage als volgt: Und diesen Gott sollt ich nicht ehren / und Seine Güte nicht verstehen? Er sollte rufen, ich nicht hören, den Weg, den er mir zeigt, nicht gehen? Sein Will ist mir ins Herz geschrieben, sein Wort bestärkt ihn ewiglich: Gott soll ich über alles lieben / und meinen Nächsten gleich als mich. ■
• 29 •
Kroniek W.J.W. Scheltens
1. Over God spreken 2. Op vakantie naar de kerk 1. Over God spreken Dr. Arjan Plaisier, scriba van de Protestantse Kerk in Nederland, heeft een boek geschreven over een overvloedige God en veelkleurig geloof als overgave. Naar aanleiding daarvan staat op woensdag 5 juni een groot interview met hem in het Nederlands Dagblad. De tijd van verhullend geloven is wat hem betreft voorbij. Het moet weer over God gaan in plaats van over “het Hogere”.
Dr. Arjan Plaisier is ook zoveel anders! We luisteren nog even naar enkele delen van het vraaggesprek met dr. Plaisier, waarna ik enig commentaar geef.
Geen vlot recept tegen leegloop. Arjan Plaisier is sceptisch over pretentieuze pioniers die zeggen hét antwoord op de leegloop van de kerk te hebben gevonden. ‘Denk je echt dat, als we twintig jaar terug een paar dingen anders hadden gedaan, onze kerk er nu heel anders voor stond? Daar geloof ik niets van.’ Er zijn al heel wat boeken over de toekomst van de kerk geschreven met de strekking ‘zó moet het’. Aan die reeks wilde Plaisier niets meer toevoegen. Zijn nieuwe boek Overvloed en overgave gaat over een vraag die volgens hem voorafgaat aan bespiegelingen over de toekomst: waarom is de kerk nodig?
Eigen praktijk Dit interview met dr. Plaisier vind ik een belangrijke bijdrage in de meningsvorming. Want in de praktijk van het kerk zijn zie je, dat naar de kerk gaan lange tijd vanzelfsprekend is geweest in Nederland. Dat is nu anders. Wekelijks naar de kerk gaan is voor een groot deel van de jongere generatie geen gewoonte meer. En ook ouderen kennen andere keuzes. Uitslapen, familieweekenden, zussenweekenden, vriendinnenweekenden, een weekend op het water, noem maar op. Dat duidt niet op onwil, het is geen tegenzin, maar er
• 30 •
Omzien naar elkaar. Plaisier zegt: ‘We weten niet meer zo goed waarom we de kerk nodig hebben. Sommigen komen niet verder dan de kerk als plek waar we omzien naar elkaar. Dat vind ik te weinig. Daar heb ik geen kerk voor nodig; op de biljartclub kijken mensen ook naar elkaar om.’
Inspireren als taak Plaisier vindt de tijd rijp voor een geloofsboek: ‘Ik vind het mijn taak om anderen te inspireren. Dat doe ik met woorden, met taal. Het kan ook op andere manieren, maar daar liggen mijn talenten niet.’ In Overvloed en overgave schrijft Plaisier over een ‘overvloedige’ God; daar past wat hem betreft geen minimalisme bij, maar overgave en ruimte voor verscheidenheid. God openbaart zich volgens hem op diverse manieren aan mensen: episch (verhalend), lyrisch (in emoties), dramatisch (een toneelstuk waarvan mensen toeschouwer zijn, maar waaraan ze ook deelnemen) en didactisch (lerend).
Geloof De scriba bedient zich veelvuldig van beeldspraak en dichterlijke taal. ‘Ik ben een nuchtere, gereserveerde Nederlander’, zegt hij over zichzelf. Maar hij be-
kent dat daaronder nog een laag ligt. Daar bevindt zich de lyrische Plaisier, de man die de gedichten van T.S. Eliot uit zijn hoofd kent. In kerk en theologie gaat het vaak om de leer en de tekst; van dramatiek en lyriek is weinig sprake, schrijft Plaisier. Hij betreurt het. ‘Het kan er in de kerk soms zo rationeel en moralistisch aan toe gaan. Dan snak ik naar adem en denk ik: “Toon mij een God die brult als een leeuw, of fluistert als de wind.” Ik weet wel dat je zoiets niet kunt organiseren. Maar bedenk eens waarom je tot geloof bent gekomen. Omdat iets je heeft geraakt! God doet iets met je.’
Tegenover verlegenheid Bij de overvloedige en veelkleurige God past overgave van mensen, meent Plaisier. Dat staat in schril contrast met de verlegenheid over God en geloof die hij vaak aantreft. ‘Die verlegenheid is een reactie op de te stoere mannenbroederstaal. Daar moesten we van afkicken. Maar dat kun je niet blijven doen. Het is tijd om het weer aan te durven, in alle kwetsbaarheid. Het moet weer over God gaan in plaats van over “het Hogere”, over Jezus in plaats van “een inspiratie”.’ De gevestigde protestantse kerk verspreidt een sfeer van bezadigdheid en gecontroleerdheid, zegt Plaisier. Radicaal lentegeloof staat er onder verdenking. ‘Jonge mensen die tot geloof zijn gekomen, kunnen wij zo kopschuw maken. Als iemand met zijn handen in de lucht staat, zeggen we: doe eens normaal. Het gaat er te correct aan toe in de kerk, in de liturgie, terwijl we bijeen zijn voor iets dat ons mag doen opspringen.’
Herfsttij De kerk in West-Europa bevindt zich in herfsttij, meent Plaisier. Er heerst een sfeer van nostalgie en verlies. ‘Vroeger, toen school, kerk en gezin op elkaar aansloten, konden we geloven als een kind, maar dat vinden we nu moeilijk.’ De herfst heeft zijn positieve en negatieve kanten, denkt de scriba. Er is stof weggewaaid rond de kern van het ge-
loof, dat is de winst. Het gevaar: dat we de kern vervolgens ook verliezen. ‘Als ik niet oppas, gebeurt dat ook bij mij. De tijdgeest kan ons beroven van onze ziel, ons geloof uithollen. We moeten waakzaam zijn, elkaar bemoedigen en niet de sloot in praten.’ Rationalisme viert hoogtij, maar volgens Plaisier moet de vraag van gelovigen niet telkens zijn: is het echt gebeurd? Natuurlijk, zegt hij, is het levensbelangrijk dat Jezus is opgestaan uit de dood. ‘Maar als je het geloof telkens onder de wetenschappelijke of historische toets legt, vereng je het tot één soort waarheid. De Bijbel is een groot verhaal waarin we zelf opgenomen zijn. Het laat een licht schijnen op de werkelijkheid; het gaat niet om dode feiten. De waarheid van de opstanding blijkt óók uit het feit dat mensen die erin geloven zelf ook opstaan tot een nieuw leven.’
Taak van de kerk Plaisier noemt het enige dat de kerk hoeft te doen: het evangelie laten horen in alle veelkleurigheid en overvloed. De kerk hoeft de kerkdienst niet geforceerd op te leuken, want het verhaal van God is van zichzelf al bijzonder. ‘Het gaat over leven en dood, to be or not to be. Dát moet klinken. Noem een preek alsjeblieft geen overweging. Een preek moet je bij de strot grijpen. Als je gaat overwegen, ben je weg als kerk.’
Enig commentaar 1. Omzien naar elkaar behoort wel degelijk tot de kerntaken van de kerk. Maar dan wel op een manier die bij de kerk past: voor het aangezicht van God. Wat je bespreekt, leg je voor aan God in je gebed. Op dat gebed mag de kerk niet bezuinigen. 2. Op overvloed van God past overgave van de mens, zegt Plaisier. Ik zou denken, dat die overgave gedrenkt zal zijn in vertrouwen. En die vage reserves over wie God is, moeten veranderd worden in een houding die recht doet aan het spreken van de Bijbel. Ik verwijs
graag naar het eerste artikel in CREDO over het Onze vader, achterin ons blad. 3. Dr. Plaisier zegt: een preek moet je bij de strot grijpen. Ik denk, dat preken ook een andere functie kan hebben: bij de hand nemen, je verstand prikkelen, je gemoed verrijken, het oud vertrouwen voeden, je verwondering wekken etc. Maar dat het gaat om een woord van leven en dood, een niet vrijblijvend Woord van God, een klemmend beroep op Godsvertrouwen, jazeker. En dat het menselijk gedrag correctie behoeft door het goddelijke gebod, dat zegenrijk kan uitwerken, dat ook! En dat de zegen van God ons behoeden kan voor een botte en liefdeloze houding.
2. Op vakantie naar de kerk Onlangs kreeg ik de volgende vragen ter voorbereiding van een jeugddienst. Ik vind ze ook voor CREDO zeer geschikt. Hier komen ze: - Ga je op vakantie alleen om je werk op pauze te zetten? - Of staat ons geloof dan ook op pauze? - In hoeverre kun je jezelf laten gaan m.b.t. uitgaan en alcoholgebruik? - Is de zonde vergeven als je ‘s morgens weer naar de kerk gaat? - Wat als je op vakantie naar de kerk wilt, maar er wordt een andere taal gesproken?
- Moeten we God uitnodigen om mee te gaan op vakantie, of is Hij er vanzelfsprekend al bij? Vakantie is een bijzondere tijd van rust en ontspanning. In de Bijbel lezen we,dat Joden naar Jeruzalem gaan op Pasen (Pesach), het Wekenfeest (Shavuoth) en het Loofhuttenfeest (Succoth). Dit gaat terug op Exodus 23:14-17 Exodus 23:14: Driemaal in het jaar zult gij Mij een feest houden. Exodus 23:15: Het feest der ongezuurde broden zult gij onderhouden; zeven dagen zult gij ongezuurde broden eten, zoals Ik u geboden heb, op de bepaalde tijd van de maand Abib, want daarin zijt gij uit Egypte getrokken; maar men zal niet met ledige handen voor mijn aangezicht verschijnen. Exodus 23:16: Ook het feest van de oogst, der eerstelingen van uw vruchten, die gij op de akker zaaien zult; en het feest der inzameling aan het einde des jaars, wanneer gij uw vruchten van de akker ingezameld hebt. Exodus 23:17: Driemaal in het jaar zullen al uw mannen voor het aangezicht van de Here Here verschijnen. Dat de mannen gaan, betekent niet dat de vrouwen thuisblijven. Vaak gaan hele gezinnen. In Exodus 23 gaat het om ontspanning en godsdienst tegelijk. Het is heel interessant om te weten, dat de praktijk van dit Bijbelgedeelte
Vakantie
• 31 •
uit Exodus heel goed ingekleurd wordt door het verhaal uit Lucas 2 over de twaalfjarige Jezus in de tempel van Jeruzalem. Ook joodse wetenschappers kunnen met dit verhaal uit de voeten, omdat het laat zien, hoe dat in de praktijk gaat: samen op weg gaan, onderweg in verschillende groepen op stap zijn en welkom geheten worden in Jeruzalem als pelgrims. Hoe het vertrek gaat, in groepen, wordt ook duidelijk in Lucas 2. In dit nummer van Credo hebben we oog voor de reizen van Abraham, Jacob, Paulus en de geloofsreis als pelgrimage, de navolging van Christus. In het Bijbelboek Handelingen van de Apostelen heten de christenen ‘mensen van de weg’ (zie Handelingen 9:2 en 19:9). Het zijn allemaal gedachten die te maken hebben met: we zijn onderweg en hebben hier geen blijvende stad.
Geen pauzestand voor geloof Dus vanuit de Bijbel gaat geloof niet in de pauzestand als je op vakantie bent. Er zijn vaak kerkdiensten in het Nederlands in Spanje en Frankrijk, Duitsland en Zwitserland. Maar er zijn in vele landen ook diensten in het Engels of Duits.
Vakantie In Egypte heb ik eens een Koptische dienst meegemaakt, waarvan je niets verstaat. Maar de priester ging over tot de bediening van het avondmaal en dat was indrukwekkend. Iedereen deed zijn schoenen uit en kwam op kousenvoeten naar voren. De priester had een groot rond brood onder zijn kin als of het een viool was en hij draaide met dat brood nadat hij er een stukje afgebroken had. Dat ging maar door, totdat iedereen een stukje ervan gekregen had en dat brood door al die open stukjes een kunstwerk was geworden. De eer-
bied en de toewijding en het gebeuren als geheel, vergeet je nooit weer. Het is de kunst om gezelligheid en matigheid hand in hand te laten gaan. Zouden wij drinken en dingen doen, die niet deugen om dan zondags vergeving te vragen? Paulus zegt: we gaan niet toch niet nog meer zondige dingen doen om nog meer genade te krijgen? (Zie Romeinen 6: 1 en 2). Op zo’n manier gooi je de dingen van het geloof in de war. God nodigen wij nooit uit. God nodigt ons uit - zo zijn de verhoudingen en dat verandert niet, als we op vakantie zijn. ■
• BOEKBESPREKING • C. Houtman, Bijbelse geschiedenis herverteld. Woord en beeld, vraag en antwoord, Groen, Heerenveen 2010, 617 blz., € 29,95. Het hervertellen van Bijbelse geschiedenissen gaat altijd gepaard met het maken van keuzes: wat vertel je en wat laat je weg? Prof. dr. C. Houtman (Kampen) onderzocht welke vrijheden vertellers zich hierbij hebben veroorloofd. Ook stelde hij zichzelf de vraag in hoeverre die vrijheden te maken hebben met de persoonlijke achtergrond van de schrijvers en met de tijd waarin de verhalen werden gepubliceerd. In het eerste deel van het boek is een zo volledig mogelijk beeld gegeven van de beschikbare geschriften uit grofweg de tweede helft van de achttiende eeuw tot het begin van de eenentwintigste eeuw. Het boek streeft naar volledigheid en daarom is het opmerkelijk, dat ‘De Nieuwe Kinderbijbel’ van Zomer & Keuning ontbreekt; het is weliswaar een vertaling van ‘A Child’s Bible, maar het is wel sterk bewerkt
• 32 •
door deken J.M.E Keet en dr. Okke Jager. Deze kinderbijbel is veel gebruikt! In het tweede deel gaat Houtman aan de hand van vier voorbeeldteksten na wat er in de hervertelling met een Bijbelverhaal gebeurd is. Dat zijn passages over de redding van Mozes in het biezen mandje (Exodus 2), de dood van Mozes (Deuteronomium 34), stil staan van zon en maan (Jozua 10) en tenslotte over het eerste optreden van Elisa als opvolger van Elia (2 Koningen 2). Uitvoerig worden de vertellingen besproken. Voorzichtig klinkt als commentaar: het terugtreden van God als persoon, zodat gebed en dankzegging als uiting van geloof minder plaats krijgen in de vertelling. Dat de moeder van Mozes veel heeft gebeden, komt niet meer zo aan de orde in de nieuwere kinderbijbels. Biddende moeders worden schaars in ontkerstenend Nederland. Dat zie je terug in de hervertellingen. Dat God weet wat het beste is voor de mensen, raakt op de achtergrond - zowel in de het religieuze besef als in de hervertelling. Die conclusie geeft te denken! In het boek zijn mooie illustraties en een kleurenkatern opgenomen. W.J.W. Scheltens
Jeugdrubriek
Geloven is op reis gaan E.J. Terpstra
De voorbereidingen voor de reis Reizen is een prachtig beeld voor wat geloven inhoudt. Denk maar aan Abraham. Hij krijgt opdracht om op reis te gaan. God Zelf geeft hem die opdracht. Je kunt dat lezen in Genesis 12: 1: ‘De heere nu zei tegen Abram: Gaat u uit uw land, uit uw familiekring en uit het huis van uw vader, naar het land dat Ik u wijzen zal’. Is het niet vrezelijk wat hier van Abram gevraagd wordt? Hij moet als eerste zijn land opgeven. Hij moet uit Haran. Daar is het leven goed. Daar is welvaart en plezier in overvloed. Moet Abram dat echt allemaal opgeven? Nog erger is dat Abram ook moet breken met zijn familiekring. Dan moet je eens weten hoe belangrijk familie in het Midden-Oosten is! Het dieptepunt is wel dat Abram ook zijn ouderlijk huis vaarwel moet zeggen, de mensen die hem het meest dierbaar zijn. Dat alles moet Abram opgeven voor een wel heel vage eindbestemming: ‘het land dat Ik u wijzen zal’. Abram, geef je voor zo’n vaag einddoel alles op? Abram, je bent gek als je dat doet. Toch zie je hier wat geloven is. Je eindbestemming ligt niet in deze wereld. Een kind van God mag op weg naar een ander vaderland. Er is iets nodig om daar naartoe op weg te kunnen gaan. En dat is dat je loskomt van het hier en nu. Natuurlijk mag je genieten van het leven dat God je geeft. Maar zie het betrekkelijke ervan in. Je bent niet voor het hier en nu geschapen. Dat heeft als gevolg dat je ook durft breken als Jezus zegt: ‘Volg Mij’. Breken met alles wat je ervan afhoudt om Jezus Christus te volgen op weg naar het betere vaderland. Denk aan de discipelen. Vergeet niet wat zij achterlieten toen de Heere Jezus hen riep. Er kunnen ook mensen zijn die je afhouden van het volgen van Jezus.
De Heere Jezus heeft Zelf aangegeven dat het soms op kiezen aankomt. ‘Wie vader of moeder liefheeft boven Mij, is Mij niet waard’, zegt Hij (Matteüs 10: 37). Misschien is dit alles slikken. Gelovend op weg gaan als Abram, achter Jezus aan? Wie wil de prijs betalen? Veel mensen menen dat geloven te maken heeft met comfort hier en nu: een klein beetje extra steun, geborgenheid in moeilijkheid, liefde en vrede. Jezus maakt duidelijk dat geloven rauwer is. Het vraagt meer. Als je Jezus erom vraagt, wil Hij dat ‘meer’ aan jou geven. Hij geeft de kracht om het op reis gaan, het ‘Volg Mij’, op te brengen.
Onderweg Ga je op een lange reis? Dan neem je vaak eten en drinken mee voor onderweg. Zo blijf je gaande. Wat houdt Abram onderweg gaande? Abram krijgt als ‘brood voor onderweg’ zeven beloften mee. Je kunt ze vinden in Genesis 12: 2 – 3. Eigenlijk zijn die beloften te gek voor woorden. Abram is 75 jaar. En uitgerekend hij krijgt de belofte mee dat uit hem nog een groot volk zal voortkomen! En dat terwijl in 11: 30 al te lezen stond dat Sarai, Abrams vrouw, onvruchtbaar was. Zijn zulke grote beloften geen hele grote leugens? Waarom lezen we dan dat Abram toch op weg gaat (12: 4)? Hier zien we wat geloven inhoudt. Geloven is meer dan een goed Op reis
Met een koffer op reis gevoel. Geloven is veel meer dan je geborgen voelen. Veel mensen denken dat. Maar dat klopt niet. Soms voel je je als gelovige juist niet goed of niet geborgen. Geloven zet je niet op een permanente roze wolk. Geloven is soms kijken naar je leven, en zeggen: mijn leven is even onmogelijk als dat van Abram. Maar ik vertrouw God op Zijn Woord. Ik houd vast aan Zijn beloften. Hij kan alles waarmaken wat Hij mij heeft toegezegd. Zelfs in de meeste onmogelijke situatie. Dat geloof heeft Abram kunnen opbrengen. Hij vertrouwde vast dat God zijn doodgelopen leven tot nieuw leven kon brengen. Kort samengevat: geloven is God geloven op Zijn woord, ondanks je situatie. Daar krijg je geen spijt van. Trouwens: je mag de Here God ook aan Zijn beloften houden. Je mag zeggen tegen Hem: ‘Heer, U bent toch niet vergeten wat U mij beloofd hebt? U hebt toch beloofd dat u als God en Vader om Jezus’ wil voor mij wil zorgen? Nu houd ik U aan Uw belofte!’ Zo geloven en bidden houdt je gaande op de reis naar de Grote Eindbestemming. 1. Hierboven kun je lezen dat geloven zo makkelijk nog niet is. Benoem de mogelijke kosten voor jezelf. Wil je die opbrengen? 2. Heb jij altijd een goed gevoel door je geloof? 3. Wat is geloven eigenlijk? ■
• 33 •
‘Onze Vader’ het volmaakte gebed (1) W.J.W. Scheltens
De aanhef “Onze Vader, die in de hemelen zijt.” Zo begint het volmaakte gebed, het gebed dat Jezus zijn leerlingen geleerd heeft te bidden. We treffen dat aan in het Evangelie volgens Matteüs, hoofdstuk 6. Over dit gebed willen we enkele maanden lang het laatste artikel in Credo wijden. Deze keer gaat het over de aanhef. Want we beginnen bij het begin.
Hoe weten we dat? Hoe weten we nu, dat we God zo maar mogen noemen: ‘Vader’! Er zijn er die een boom, ster, kat , leeuw of keizer hebben als hun god. Wij kunnen wel van alles een god maken. Als je even bladert in de Bijbel, zie je al dat de eerste genoemde mensen, Adam en Eva, al als God wilden zijn. Het schijnt creatief te zijn een eigen ontwerp te maken van de God die je zelf verkiest. Maar vanaf Mozes weten we, dat God een Vader is: ‘Is Hij niet uw vader, uw schepper? Hij heeft u gemaakt, Hij riep u tot leven’ (Deuteronomium 32: 6). En ook: ‘onder u zijn eeuwige armen’ (Deuteronomium 33:27). Wij maken God niet, God maakt ons. Die voor-gedachte biedt ons de Bijbel aan. En met je hart en met je verstand kun je dat beamen, of niet…
Wat je wel en niet kunt Als je even nadenkt, begrijp je ook waarom wij onszelf of God niet vormen. We ontdekken gaandeweg wat onze kracht en onmacht is, wat je wel en niet kunt. Dat je goed bent in Engels of wiskunde, weet je niet als je in de box rondkruipt. Dat je makkelijk praat of juist moeilijk,
• 34 •
dat je communicatief bent of introvert, dat ontdek je gaandeweg. Je kunt je ontplooien en dat kost inspanning, maar capaciteiten heb je ontvangen en niet bij elkaar gesprokkeld. Of je wat met je mogelijkheden doet, hangt van jou af, maar die mogelijkheden heb je gekregen. Van wie? Van God de Vader, die je als zijn kind ziet, het liefst wel, ja.
Een beeldsnijder spant een meetlint en geeft de ruwe omtrek aan met een beitel. Dan snijdt hij een figuur uit met een fijn mes en tekent de precieze vorm af met een passer. Hij maakt er een menselijke figuur van, een prachtig beeld, om in een huis te zetten (Jesaja 44:13). Die humoristische manier van denken bij Jesaja spreekt me wel aan. Hij raakt niet overstuur, hij neemt het op de hak.
Godsbeelden
God als denkbeeld?
Weet u hoe Jesaja met godsbeelden omgaat? Hij neemt er een loopje mee. De timmerman maakt er een van hetzelfde hout, waarmee hij een vuurtje stookt om broodjes op te bakken. Wat een merkwaardig materiaal voor een god (Jesaja 44: 15-17). De goede man slooft zich zo uit, dat hij vergeet te eten en te drinken - wat heeft hij er toch een moeite voor over om een god te maken naar eigen smaak (Jesaja 44:12). En de smid maakt een metalen beeld, helemaal overeenkomstig zijn eigen vakbekwaamheid. En als de smid goed bij kas is, wordt het niet een god van ijzer, maar van zilver of zelfs van goud. Wat een investering!
Wij maken geen goden van hout of zilver, maar met onze gedachten. Het valt me op, dat er steeds afstandelijker over God gesproken wordt: de eeuwige, de oneindige, de onmetelijke, de essentie - het wordt haast filosofie. Het persoonlijke van God de vader wordt ingeruild voor het onpersoonlijke ‘het’ of ‘de’.
Kracht van het gebed
Hoe anders de Bijbel. Daar gaat het om persoonlijk contact. Je kunt ‘dank U wel’ zeggen, of ‘Alsjeblieft, dat niet, Heer’… Het is nog meer: Hij, de Vader Zelf, Hij bescherme je, dat leert Aäron van God te zeggen als zegenspreuk (Numeri 6). Daarom komen mensen op hun trouwdag in de kerk: om de zegen te ontvangen.
Verstandig woord Hoe kunnen we weten, dat God niet van hout, steen of staal is, maar een Vader? Omdat ons dat zo is geleerd? Of omdat geleerde mensen dat zeggen? Of omdat kerken dat hebben verklaard? Dit zou alles van generlei waarde zijn, Want je kunt geen verstandig over God zeggen, als het je niet bekend gemaakt is. Als je niet uit ervaring kunt speken. En niemand heeft ooit God gezien. De eniggeboren Zoon die aan de boezem is van de Vader, die heeft Hem doen kennen ( Johannes 1: 18). Uit zijn verbondenheid met de Vader zegt Jezus dit. Dat gaat hoger en dieper dan een theoloog kan aangeven. Dat vraagt om ontvankelijkheid voor het heilige van God: Hij is Vader zoals Jezus Zoon is - en uit de praktijk weet de Zoon het beste wie de Vader is… Dan bepaal jij niet iets met jouw denkbeeld over God. Je ontvangt iets in je gedachten over God, dat van buiten jezelf naar je toe komt, via de Bijbel. Niet alleen een verstandig woord, maar vooral ook een gezaghebbend woord. En dat gaat dan in de richting van Onze Vader! Jezus zegt: als je bidt, zeg dan: Onze Vader die in de hemelen is. God is geen beeld uit de timmermanswerkplaats van vader Jozef. God heeft te maken met het heilige van de tempel, waar Jezus zegt: ‘moet ik niet bezig zijn met de dingen van mijn hemelse Vader’.
Eeuwig leven Het is niet vrijblijvend als je God kent en aanspreekt. Wanneer we de waarachtige God kennen en Jezus Christus die Hij gezonden heeft, dan is dat het eeuwig leven (Johannes17:3). Dit is groots. En dat is voor ons haast niet te bevatten, zo groot.
Ook op menselijke maat Maar wat van de Here God komt is ook heel dichtbij en kleinschalig: “onder de miljoenen hebt u ook mij in het oog”, zingt een adventslied (Gezang 117:3, Liedboek voor de kerken). Dat God in Christus heel dichtbij ons komt noemt Johannes: het woord is
vlees geworden - mens geworden. Adam zou zeggen: vlees van ons vlees, gebeente van ons gebeente. En toch de Here God Zelf in Christus! En als Jezus begint te vertellen over de goede herder, die Hij is, dan wordt het helemaal kleinschalig. Want één weggeraakt schaap is er al één te veel! En de Goede Herder zet zijn eigen leven in voor het welzijn van de schapen. En Jezus maakt dat punt van vergelijking niet om ons weg te zetten als schaapachtige mensen, maar om Zichzelf te laten kennen als de Goede Herder. Zoals eens iemand antwoordde op mijn vraag: als je nu weet dat je aardse leven op z’n eind komt, waar denk je dan aan? Antwoord: aan de beste Herder! Daar gaat een heel leven van verwondering -over wie Jezus voor ons is - aan vooraf!
Pas op met een verouderd godsbeeld Er wordt zo nu en dan meesmuilend gedaan over God als een oude man met een grote witte baard op een gouden troon. We moeten goed onthouden dat er geschreven staat: “God is Geest, dus wie hem aanbidt, moet dat doen in geest en in waarheid” (Johannes 4: 24). En een ander Bijbelgedeelte maakt heel duidelijk, dat God niet los van zijn mensen wil gezien worden. Mozes krijgt te horen: jullie moeten me aanbidden als de God van Abraham, de God van Isaak en de God van Jakob! (Exodus 3:15). Dit is beeldvorming die aan de Heilige Schrift is ontleend. Dat heeft dus een klank, die gehoord kan worden! Tenslotte wil ik wijzen op de verloren zoon en de wachtende vader uit Lucas 15. Als iets beeldbepalend mag zijn voor wie God is, is het wel dit verhaal; en hoor dan de vader zeggen: deze zoon was dood maar is levend geworden. Het is een feest waard! Denk daarbij maar aan Psalm 103: Zoals een vader liefdevol zijn armen slaat om zijn kind, omringt ons met erbarmen God onze Vader, want wij zijn van Hem. Als het dan toch om beeldvorming
Het Onze Vader
moet gaan, denk ik aan het gedichtje ‘Een kleine Psalm’ van J.B. Charles: Hij alleen zou met een grote sigaar in de mond op straat mogen lopen, met de duimen in zijn vest, want Hij is God. Maar Hij doet het niet, want Hij is God. Wat kunnen wij soms beschamend hoogmoedig zijn en wat is God dan toch eigenlijk ontroerend eenvoudig. Hoe zegt Jezus dat ook weer: “Leert van Mij, want Ik ben zachtmoedig en nederig van hart” (Matteüs 11: 29b).
Onze vader die in de hemel zijt Het gaat om onze hemelse Vader. Die bijvoeging ‘in de hemel’ is er niet om ons te laten schrikken. Die is troostrijk. Het ontbreekt aardse machten vaak aan bemoediging. De hemel is één en al bemoediging. De hemel wil ons niet van de aarde afleiden, maar juist op een waardige wijze tot de aarde inleiden! Denk weer aan Psalm 103: Zo hoog en wijd de hemel staat gerezen boven de aarde, is voor wie Hem vrezen zijn liefde en zijn goedertierenheid.
Tenslotte: levenshouding Ik denk ook nog aan 1 Johannes 4:20 Als iemand zegt: ‘Ik heb God lief,’ maar hij haat zijn broeder of zuster, is hij een leugenaar. Want iemand kan onmogelijk God, die hij nooit gezien heeft, liefhebben als hij de ander, die hij wel ziet, niet liefheeft. Weet u, het geheim van Jezus zit ‘m in de aanspraak: Onze Vader. Niet mijn Vader, dat ook, maar vooral Onze Vader. Onze broeders en zusters zijn net zo goed kinderen van God als wijzelf. Daarom is eerbied en liefde voor God ook te herkennen door onze manier van omgaan met de ander. ■
• 35 •
• BOEKBESPREKING • G. Heitink, Golfslag van de tijd. Europa’s niet te stillen verlangen naar God. Kok, Utrecht 2012, 372 blz., € 23,95 In een tijd van verwarring zijn mensen op zoek naar hun wortels. Die liggen in de klassieke cultuur en het christendom. De golfslag van de tijd heeft de cultuur echter onherkenbaar veranderd. De secularisatie werkt door, maar de Europese cultuur kent ook een onderstroom van diep verlangen naar God. Dr. Heitink, oud-hoogleraar Praktische Theologie (VU, Amsterdam) vindt dit een belangrijk element in het levensbeschouwelijk gesprek. Hij wil aan dit gesprek een impuls geven en vindt hiervoor inspiratie in de filosofie van Charles Taylor. We mogen dan niet langer kerkelijk zijn, we zijn wel allemaal religieus. Dit is een treffende karakteristiek van het verschijnsel ‘ontkerkelijking’. Boeiend in dit boek is, hoe de theologie als wetenschappelijke discipline verbonden is met de levensloop van dr. Heitink. Ik vind het laatste hoofdstuk, dat met een zeer sterke nadruk verwijst naar de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, waar God alles nieuw maakt (Openbaring 21) een treffende illustratie, hoe geloof zich niet uitstrekt naar het verleden, maar zich mag richten op de toekomst. En dan in vertrouwen: dat alle tranen eens worden afgewist met een tederheid, die bij de God van Abraham, Isaak en Jacob past! Op die God kun je je nu al richten in vertrouwen, dat Hij zal maken, wat bij ons ontbreekt. En daarbij werkt zijn Geest inspirerend om aan dit heilzame werk met al wat in ons is mee te werken, ten goede dus! W.J.W. Scheltens
• 36 •
J. Hendriks, Goede Wijn. Waarderende Gemeenteopbouw, Kok Utrecht 2013, 144 blz., € 14,50. Jan Hendriks is bekend geworden als docent gemeenteopbouw aan de faculteit van de Godgeleerdheid van de Vrije Universiteit te Amsterdam. Zijn boek ‘Een vitale en aantrekkelijke gemeente’ heeft veel aandacht ontvangen. Daarna schreef hij ‘Gemeente als herberg’ en ‘Verlangen en vertrouwen’. Dit nieuwe boek is een heel praktische uitwerking in de richting van waarderende gemeenteopbouw; dat wil zeggen: begin met het positieve en benut iedereen in haar of zijn gaven. Het beeld is duidelijk: de kerk is hulpmiddel, zoals de wijnfles hulpmiddel is om van de wijn te kunnen genieten. In de gemeente kom je elkaar tegen en luisteren naar elkaar betekent: merken hoe de Geest kan werken. Je voelt aan Jan Hendriks, dat de betekenis van de bijbel groot is. Dus niet: als je luistert naar elkaar, hoor je zoveel meer. Nee, als je luistert naar elkaar, hoor je hoe het Evangelie van Christus door kan werken in harten en gevoelens, bemoedigingen en levensinhoud. want het gaat om opbouw van de gemeente van Christus. Jij mag er zijn en wij hebben elkaar nodig, - dat vlecht hij ineen! Het eigene zit ‘m in drie kernpunten: 1. vertrouwelijke omgang met God, 2. gemeenschap met elkaar, 3. dienstbaarheid ook buiten eigen kring. Geen van deze punten kun je missen. Waarderende gemeenteopbouw is gericht op het waardevol-
le: waar willen we meer van zien. Dat is meer dan het oude en vertrouwde wat we een beetje kwijt zijn; het gaat om nieuw élan en nieuwe mogelijkheden. In het begin van zijn boek haalt Hendriks de apostel Paulus aan in één van zijn brieven, 1 Tessalonicenzen 1: Wij danken God altijd voor u allen: wij noemen u onophoudelijk in onze gebeden en gedenken dan voor onze God en Vader hoeveel uw geloof tot stand brengt, hoe krachtig uw liefde is en hoe standvastig u blijft hopen op de komst van Jezus Christus, onze Heer. God heeft u lief, broeders en zusters. Wij weten dat hij u heeft uitgekozen: onze verkondiging aan u overtuigde immers niet alleen door onze woorden, maar ook door de overweldigende kracht van de heilige Geest. U weet hoeveel we voor u hebben betekend toen we in uw midden waren. U hebt ons nagevolgd, en daarmee de Heer: onder zware beproevingen hebt u het woord ontvangen met de vreugde van de heilige Geest. Het gaat Hendriks om die positieve insteek, terwijl er vervolging en narigheid aan de orde zijn of op de loer liggen. Hij concludeert: wat wij voor werkelijkheid houden is ons beeld van de werkelijkheid en is nog niet dé werkelijkheid. We mogen de geloofsgemeenschap en de kerk in een ander, positief licht zien. Als je met anderen praat over problemen, komt iedereen zomaar met nog allerlei problemen. Praat je over wat je ervaart aan mooie dingen, kan het zomaar gebeuren, dat anderen ook gaan vertellen over wat ze mooi vinden. Dat raakt aan wat Paulus noemt: de vreugde van de heilige Geest. Hij pleit voor gemeentegesprekken, waarin die vreugde alle nadruk krijgt. Om zulke gesprekken gaat het in de kerk. Dat is dus heel anders dan in televisiegesprekken, waar het vaak gaat over dingen die fout lopen in de samenleving. En dr. Hendriks ziet de kerk als plek van ontmoeting en gesprek, als oefenplaats voor het positieve in een wereld met veel moeilijkheden. In dit boek wordt hoog opgegeven van ervaringsverhalen die je aan elkaar vertelt vanuit de vreugde van de Heilige Geest. Dat stempelt de sfeer en werkt positief in de geest van de vrucht van de Heilige Geest, zoals Paulus die aanwijst in Galaten 5: 22, 23 met die drie keer drie is negen aspecten van de vrucht van de Geest: liefde, vreugde en vrede, geduld, vriendelijkheid en goedheid, geloof, zachtmoedigheid en zelfbeheersing. Dan noemt Paulus daar veelbetekenend nog bij: en er is geen wet die daar iets tegen heeft. Die gedachten mogen in de kerk hoog gehouden worden. Hendriks verwijst naar Pasen, hoe de vrouwen en mannen elkaar verhalen vertellen over dat lege graf! En denk aan wat we horen over de hemelvaart van Christus, hoe de leerlingen enthousiast worden en blijmoedig God lof zingen. Als je zo de Bijbel leest, slaat de vlam over in positieve zin. Ja, zo is het: wie begint bij problemen, zal nog veel meer problemen te horen krijgen. Wie begint bij mooie ervaringen, zal ook mooie ervaringen van anderen te beluisteren krijgen. Hij kiest voor kadervorming, zodat de dominee niet alles zelf blijft doen. De drijfveer is niet angst, maar verlangen naar een kerk die zich vernieuwt, opdat de Godslamp, het ‘Vuurtje’ kan blijven branden. Het gaat om het heilige vuur van de Heilige Geest Zelf. W.J.W. Scheltens
• BOEKBESPREKING •
Aanmeldingsbon
P. van den Heuvel (red.), Toelichting op de kerkorde van de Protestantse Kerk in Nederland, 408 blz., € 29,50 Een geheel herziene toelichting op de Protestantse Kerkorde, met verwerking van de laatste wijzigingen. Om het kerkelijk leven te ordenen en te ondersteunen kent de Protestantse Kerk in Nederland een stelsel van kerkelijke regelgeving, de zogenoemde kerkorde. Iedereen die actief is in de kerk krijgt hiermee te maken. Om de betekenis en de werking van de kerkorde goed te begrijpen is een toelichting echter onmisbaar. Sinds de invoering van de kerkorde van de PKN in 2004 zijn veel bepalingen gewijzigd. Daarvan verschijnt geen boekuitgave meer. Je bent aangewezen op de website van de kerk voor deze herziene kerkorde. De boekuitgaven zijn dus verouderd. Daarom verschijnt de eerdere uitgave van deze toelichting nu in een geheel herziene en uitgebreide editie. Deze gaat in op vragen uit de praktijk van het kerkelijk leven en bevat ook de jurisprudentie van het generale college voor de behandeling van bezwaren en geschillen. Dit boek is geschreven door dr. van den Heuvel en met bijdragen van F.T. Bos, prof. Koffeman, B. Wallet en mevr. T.M. Willemze, die door ziekte haar teksten niet meer geheel kon afronden en daarvoor mr. A. Rigters heeft gevraagd. Drs. Willemze heeft gedurende haar leven veel voor de kerk kunnen betekenen. Dat de kerkorde bepaalt dat er aandacht voor studie behoort te zijn in het werk van predikanten lijkt me goed. Maar het slaat door. Een predikant, die zijn studiepunten niet bij elkaar heeft gesprokkeld, is niet beroepbaar. Dat gaat mij te ver. De Protestantse Kerk in Nederland moet het zoeken
in samenbinden, stimuleren, motiveren en niet in drammen, dwingen en afdwingen. W.J.W. Scheltens J. J. Suurmond, Bestaat U? Over de aandacht gebed en de ziel. Meinema, Zoetermeer, 2013, 165 blz., € 15,50. Dr. Suurmond schrijft opmerkelijke columns in Trouw. Daarvan is een deel gekozen voor deze bundel. Geloof komt niet door argumenten maar doordat een mens geraakt wordt. En wat de kerk leert voel je vooral aan het gebed. Wat wordt wel gezegd en wat juist niet. Zijn denken laat zich niet regeren door hokjes en vakjes. Hij probeert de werkelijkheid om hem heen te zien met ogen die bereid zijn God te ontdekken in de ander. En daar slaagt hij voortdurend in. De gedachten over de drie-eenheid van God vind ik bijzonder. Denk je dat je met de Vader te maken hebt, is het Zoon; denk dat Jezus met je bezig is, werkt de Geest. God zet je aldoor op het verkeerde been, verwarrend, maar heilzaam. In mensen om zich heen ziet Suurmond ook Gods aanwezigheid opgloeien. Het stukje over Donald Duck, Breivik en Wilders vind ik geniaal. Hun kijk op de werkelijkheid beslaat maar een deel van de werkelijkheid en daarin zijn ze beslist niet anders dan anderen. Donald Duck is het hoogtepunt: hij wil held zijn, maar alles zit hem tegen. Komt Paulus aan met de gedachte: wat held - jij een held? Christus in mij en God alles in ons allen - daar ligt het geheim van het leven. Prachtig om zo vakantielectuur met luchtige diepzinnigheden mee te dragen in de bagage. Het omslag is wat somber. W.J.W. Scheltens
JA ik word lid/steunlid en of lid/abonnee van het Confessioneel Gereformeerd Beraad! ❒ Ik geef mij op als lid voor e 10,- per jaar. ❒ Ik word lid/abonnee op CREDO voor e 25,- per jaar. (*)
C GB
❒ Ik word steunlid voor e 6,- per jaar. (dit kan alleen als er al iemand van uw gezin lid is) ❒ Ik word abonnee op CREDO voor e 18,- per jaar. ❒ Ik ben reeds geabonneerd op CREDO, maar geef me nu op als lid voor e 25,- per jaar. Naam
: .........................................................................................
Adres
: .........................................................................................
Postcode/woonplaats : ......................................................................................... Handtekening : ......................................................................................... * Elk nieuw lid/abonnee ontvangt als welkomstgeschenk het boekje ‘Bijbelse gebeden’ onder redactie van ds. A.S. Rienstra.
• 37 •
MEDEDELINGEN n
Goddelijke inspiratie - Russische ikonen ontmoeten westerse kunst
In Museum Catharijneconvent, Lange Nieuwstraat 38 te Utrecht is tot 4 augustus 2013 een bijzondere tentoonstelling te bezoeken. Het Andrej Rublev Museum in Moskou herbergt een prachtige verzameling ikonen uit de vijftiende eeuw tot circa 1900, die behoort tot de belangrijkste van Rusland. De collectie wordt zelden uitgeleend en het aanbod om een dertigtal indrukwekkende exemplaren in tijdelijke bruikleen te krijgen, heeft Museum Catharijneconvent in Utrecht dan ook met beide handen aangegrepen. Door deze ikonen te combineren met stukken uit de eigen verzameling westerse religieuze kunst van de vroege Middeleeuwen tot heden, is een bijzondere tentoonstelling tot stand gekomen. Goddelijke inspiratie. Russische ikonen ontmoeten westerse kunst geeft een goed overzicht van de overeenkomsten en verschillen tussen orthodoxe en westerse christelijke kunst. Ikonen uit Nederlandse galeries en particuliere verzamelingen maken het geheel compleet.
n
‘Oranje en religie’
Paleis Het Loo organiseert van 26 april t/m 1 september 2013 de tentoonstelling ‘Oranje en religie’, over de band tussen het Huis Oranje-Nassau en verschillende geloofsovertuigingen. Kostbare Bijbels en persoonlijke gezangboeken uit koninklijk bezit illustreren de rol van het geloof in het leven van de Oranjes. Uit de Koninklijke Verzamelingen worden bijzondere stukken geleend, zoals persoonsgebonden Bijbels en gezangboeken, waaronder dat van Willem van Oranje - met op de band zijn wapen -, een Heidelbergse Catechismus in een 19de-eeuwse prachtband en de ‘bijbelkast’ van Lion Cachet uit 1901. Diverse kerken lenen speciaal voor de tentoonstelling voorwerpen uit die zij voor de eredienst ontvingen van leden van het Huis Oranje-Nassau. De openingstijden zijn op dinsdag t/m zondag van 10.00 tot 17.00 uur.
n
Cursus Theologische Vorming Gemeenteleden en Geïnteresseerden in Drachten
Dit voorjaar ontvingen 17 cursisten van de cursus Theologische Vorming, Gemeenteleden en Geïnteresseerden (TVG) in Drachten hun certificaat. De leiding en de docenten van de TVG-Drachten zijn dan ook heel blij en dankbaar dat zoveel cursisten de eindstreep mochten halen. Deze driejarige cursus in Drachten wordt gesteund vanuit de Friese besturen van de Confessionele Vereniging, de Gereformeerde Bond, het Confessioneel Gereformeerd Beraad en de regionale werkgroep van het Evangelisch Werkverband in de Protestantse Kerk in Nederland. Op donderdag 5 september 2013 start weer een nieuwe eerstejaarsgroep. De cursus staat open voor ambtsdragers en voor vrijwilligers die op verschillende terreinen binnen de kerkelijke gemeenten actief zijn, maar ook voor ‘gewone’ geïnteresseerde gemeenteleden. Het gaat om de vakken Oude Testament, Nieuwe Testament, Kerkgeschiedenis, Dogmatiek, Ethiek, Gemeenteopbouw, Missiologie en de Praktische Vakken: Pastoraat, Liturgiek, Catechetiek en Diaconaat. De lessen worden gegeven door gemotiveerde en bekwame predikanten. Toelatingsvoorwaarden zijn er niet, opleidingseisen evenmin, maar na trouwe deelname wordt aan het eind van het derde jaar wel een certificaat uitgereikt. Het cursusjaar bestaat uit 25 donderdagavonden van september tot en met april. De cursus wordt gehouden in ‘De Opgang’ (achter de Zuiderkerk) in Drachten. De cursus kost ? 165,- per jaar, echtparen betalen ? 250,-. Voor informatie en aanmelding kunt u terecht op de website: www.tvgdrachten.nl. Ook kunt u rechtstreeks contact opnemen met de studiecoördinator: ds. Jan Noordam, KorenmoEen len 126, 9203 VA Drachten, telefoon postzegel 0512-330343, e-mail: noordam@solis niet con.nl. nodig
n
Advertenties
Ook het adres voor CREDO-advertenties is: de heer P.J. Schalk, Kruiskampsingel 251,5224 KH ‘S Hertogenbosch , tel. 073-6212166
n
Artikelen, boeken ter recensie en reacties.
Het adres van de redactie van CREDO is: drs. W.J.W. Scheltens, Oranjestraat 29, 6741 CV Lunteren, emailadres:
[email protected]
C.G.B. Antwoordnummer 84404 2508 WC ’s-Gravenhage
✄
• 38 •
Aanbiedingen Moeilijke vragen Vragen over: Leven en Dood, Waar komt het kwaad vandaan? Het waarom? Over ziekten lijden en God + Toekomstverwachting worden uitvoerig behandeld door diverse predikanten................................................................
95 4.50 1. 50 € 1. 95 € 2. 50 € 1. 50 € 7.
€ Als ik in gedachte sta…… over de zeven kruiswoorden.......................................................................................................................................€ De Heilige Geest als erbij geroepene
over het werk van de Heilige Geest in het evangelie van Johannes. ..........................................................................................................................................................................
Jezus in Galilea Bijbelstudie over Het Evangelie van Mattheus 1 t/m 1..........................................................................
Wie is Jezus
door diverse predikanten..............................................................................................................................................
12,40
Totaal e Nu voor..........................................................................................................................................................................................
Geroepen tot groei In dit boekje wordt de kerkelijke zorg eerlijk en openhartig verwoord. We hoeven niet te wanhopen over de kerk. De kerk is niet van ons maar van Jezus Christus en Hij heeft beloofd: “Ik zal mijn gemeente bouwen” Door diverse predikanten..........................................................................................................................................
€
Geroepen tot gebed Geroepen tot gebed dat betekend: Handen gevouwen en daarna handen uit de mouwen. Het gebed is de ademhaling van het geloof, zonder gebed kan een mens niet geloven. Dit thema wordt door diverse predikanten in dit boekje nader uit gewerkt..............................................................................................................................
10.90
4.95
C GB
95
5. 00 € 8. €
Totaal e Nu voor......................................................................................................................................................................................
Deze uitgaven zijn te bestellen ons verkooppunt Mw.A.A.van den Ham-Visscher Vetkamp 60, 3861 JR Nijkerk tel.033-2457489, e-mailadres:
[email protected]
Verkooppunt CGB
Vetkamp 60, 3861 JR Nijkerk, tel. 033-2457489 of e-mail@
[email protected]
(beperkte voorraad - prijzen exclusief verzendkosten)
• 39 •
GEDICHT:
Reiziger ‘doet’ Golgotha I Zij hebben Hem, zonder zich af te vragen of Hij het kon verdragen, met nagels aan een kruis geslagen. En toen Hij daar te lijden hing, - een spijker is een lelijk ding zei Hij: Vader vergeef het hun. Zei Hij: ze weten niet wat ze doen. Het was hun er immers om te doen, om eens te zien, wat of Hij nu zou doen! Zo heeft Hij nog voor hen gebeden, en in Zijn sterven aan hen meegegeven een alibi voor hun geweten. En ik stond in de verte quasi wat te praten met ‘n paar onnodige, onnozele soldaten. Ze deden immers tóch, wat ze niet konden laten. Maar Hij beriep zich op het allerlaatste: de handen van Zijn Vader; - nog vóór Pasen moest ik me naar mijn schip in Jaffa haasten. II Toen heb ik - ‘t was op Cyprus - in de krant gelezen: J. v. N., Christus geheten, is, na voor drie dagen gekruist te wezen, zoals onze geachte lezers weten, niet in Zijn graf gevonden: het was open. Hardnekkige geruchten lopen, dat Zijn discipelen de wacht beslopen, toen deze sliep, en zo het lijk ontvreemdden. Geëxalteerde vrouwen echter meenden, dat zij Hem zagen wandelen door de beemden; Maria moet gestameld hebben: Here! Er zijn ook vissers, die beweren: Hij heeft met ons gegeten bij de meren. Maar dit is van bevoegde zijde wedersproken. Men late zich geen knol voor een citroen verkopen. Gerrit Achterberg
C GB