Veel gestelde vragen over de samenwerking tussen gemeente en OCMW Pieter Vanderstappen, Peter Sels, Katrien Colpaert-Arickx, Marian Verbeek, Jan Leroy, Katleen Janssens, Marijke De Lange – 15 december 2010
Inhoud 1 Bevoegdheidsverdeling tussen gemeente en OCMW ............................................................. 4 1.1 Welke taken horen thuis bij het OCMW- en welke bij de gemeente? ............................... 4 1.2 Kunnen taken die wettelijk zijn toegewezen aan de gemeente worden overgeheveld naar het OCMW? ............................................................................................................................. 4 1.3 Is een mantelzorgpremie een bevoegdheid van het OCMW- of van de gemeente? ........ 6 1.4 Kan gemeentepersoneel OCMW-taken uitoefenen? ......................................................... 6 2 Informatieveiligheid................................................................................................................... 9 2.1 Welke voorzorgsmaatregelen op het vlak van informatieveiligheid moet men nemen als personeel van gemeente en OCMW op dezelfde plaats werkt? ............................................. 9 2.2 Kunnen medewerkers van de gemeente werken op één gemeenschappelijke, met het OCMW gedeelde server? ...................................................................................................... 11 3 Gezamenlijke aankoopdienst (overheidsopdrachten) ............................................................ 12 3.1 Kunnen gemeente en OCMW samen een overheidsopdracht organiseren? Moet dat via de formule van samengevoegde opdracht? .......................................................................... 12 3.2 OCMW en gemeente hebben voor de aankoopdiensten van beide een afsprakennota opgesteld. Welk bestuur stelt de formele handelingen bij de uitvoering van de samengevoegde overheidsopdracht: is dat steeds het gemachtigde bestuur? .................... 12 4 Patrimonium ........................................................................................................................... 14 4.1 Het OCMW is eigenaar van een stuk bouwgrond. Daar zal een gebouw komen voor de buitenschoolse kinderopvang die de gemeente organiseert. Hoe worden de afspraken tussen het OCMW en de gemeente gemaakt over het gebruik en/of bouw van het gebouw? Via erfpacht, recht van opstal of huur? .................................................................................. 14 4.2 Mag een gemeente een gebouw of stuk grond schenken aan het OCMW, of mag het OCMW een stuk grond of gebouw schenken aan de gemeente? ......................................... 14 5 Bestuurlijke samenwerking ..................................................................................................... 15 5.1 Bestuurlijk toezicht gemeente op OCMW ........................................................................ 15 5.2 Aanwezigheid OCMW-voorzitter in het college ............................................................... 17 5.3 Inzage gemeenteraadsleden in dossiers OCMW? .......................................................... 21 5.4 Rol burgemeester op OCMW-raad .................................................................................. 21 6 Financiële relatie tussen gemeente en OCMW ...................................................................... 23
6.1 Dotatie aan het OCMW .................................................................................................... 23 6.2 Goedkeuring OCMW-meerjarenplan door gemeenteraad .............................................. 23 6.3 Goedkeuring aanpassingen OCMW-meerjarenplan door gemeenteraad ....................... 23 6.4 Goedkeuring OCMW-budget door gemeenteraad........................................................... 24 6.5 Goedkeuring budgetwijzigingen OCMW door gemeenteraad ......................................... 24 6.6 Lenen door de gemeenten ten bate van het OCMW ....................................................... 24 7 Personeelsaspecten bij de samenwerking tussen de gemeente en het OCMW ................... 25 7.1 Gezamenlijke secretaris of ontvanger in gemeente en OCMW ...................................... 25 7.2 Externe personeelsmobiliteit tussen gemeente en OCMW ............................................. 28 7.3 Werkgeversgezag van gemeente over OCMW-personeel (en omgekeerd) ................... 29 7.4 Hoe kan een bestuur zorgen voor „eenheid van bevel‟ in een situatie waarbij medewerkers van OCMW en gemeente in de praktijk samen werken in één dienst, in de praktijk geleid door één medewerker van één van beide besturen? ..................................... 30 7.5 Kan een gemeentepersoneelslid deeltijds werken voor het OCMW (en omgekeerd) ..... 30 7.6 In welke mate is de rechtspositieregeling van het OCMW-personeel afhankelijk van de gemeentelijke rechtspositieregeling? ..................................................................................... 31 7.7 Aanvullend pensioen ....................................................................................................... 34
Inleiding De VVSG krijgt meer en meer vragen over de samenwerking tussen gemeente en OCMW. De stafmedewerkers van de VVSG hebben een overzicht gemaakt van veelgestelde vragen en antwoorden. De vragen gaan over de bevoegdheidsverdeling tussen beide besturen, de informatieveiligheid, een gezamenlijke aankoopdienst (overheidsopdrachten), het patrimonium, de bestuurlijke samenwerking, de financiële relatie en de personeelsaspecten. Dit overzicht zal regelmatig geactualiseerd worden op basis van de nieuwe vragen die we binnenkrijgen. Mocht u nog bijkomende informatie wensen dan kan u terecht bij volgende stafmedewerkers:
Katrien Colpaert-Arickx, stafmedewerker juridische zaken, 02/211.55.30
Marijke De Lange, stafmedewerker personeelsbeleid gemeenten, 02/211.55.34
Katleen Janssens, stafmedewerker personeelsbeleid OCMW‟s, 02/211.55.35
Jan Leroy, stafmedewerker gemeente- en OCMW-financiën, 02/211.55.36
Peter Sels, stafmedewerker lokaal sociaal beleid, 02/211.55.88
Pieter Vanderstappen, stafmedewerker OCMW-bestuurlijke organisatie, 02/211.55.78
Marian Verbeek, stafmedewerker gemeentelijke werking en organisatie, gemeenteraadsverkiezingen, 02/211.55.31
- 3/36
1 Bevoegdheidsverdeling tussen gemeente en OCMW 1.1 Welke taken horen thuis bij het OCMW- en welke bij de gemeente? Allereerst dient een onderscheid gemaakt tussen de wettelijk verplichte taken die toegewezen zijn aan één welbepaald bestuur enerzijds en de optionele taken anderzijds. Los daarvan is er een bepaalde traditie en zijn er tendensen op het terrein. Traditioneel wordt het domein van de individuele sociale hulpverlening als taak toegewezen aan het OCMW, gezien dit aansluit bij de missie van het OCMW en gezien - meestal in tegenstelling tot het gemeentebestuur- het OCMW over expertise beschikt en geschoolde maatschappelijk werkers in dienst heeft. De laatste jaren zien we onder invloed van het decreet lokaal sociaal beleid dat ook de (juridisch strikt) gemeentelijke individuele sociale dienstverlening zoals de aanvraag voor tegemoetkomingen voor personen met een handicap of de aanvraag van pensioenen, in de praktijk vanuit het OCMW worden aangeboden. Er is m.a.w. een tendens om al het individuele, verbonden aan de sociale sfeer, toe te wijzen aan het OCMW. Dit criterium (het individuele sociale) is enerzijds populair vanwege zijn duidelijkheid, anderzijds sluit het aan bij ideeën over een integrale benadering van de hulpvrager. Tegelijkertijd kunnen er vragen bij gesteld worden. Enkele voorbeelden:
Zo zien we vaak de situatie waarbij het OCMW thuiszorg aanbiedt en dus veel contacten heeft met mantelzorgers (en zicht op hun noden en behoeften), maar dat het gemeentebestuur autonoom beslist over een mantelzorgpremie en dat enkel het gemeentebestuur deze uitreikt. Het gaat immers niet om een individuele maar om een collectieve sociale dienstverlening. Vanuit een integrale benadering van de cliënt, en vanuit 'bruikbare' premies is deze situatie niet wenselijk.
Ook de afbakening 'sociaal' is problematisch. Moeten tegemoetkomingen i.v.m. renovatie of kleine aanpassingen aan woningen in functie van langer thuis wonen voor ouderen, aangeboden worden door het OCMW (vanuit hun bevoegdheid voor het sociale) of hoort dit thuis in het woonloket (het gaat toch om een woonproblematiek).?
Eén van de oplossingen bestaat erin om, per product, een onderscheid te maken tussen de beleidsmatige aansturing, het loket of de loketten waar de producten verkrijgbaar zijn en de organisatorische aansturing van de betrokken personeelsleden. Zo is het perfect mogelijk dat:
de mantelzorgpremie inhoudelijk wordt vormgegeven in samenspraak tussen gemeente en OCMW
ze wordt uitgereikt in beide besturen, of enkel bij het OCMW
de administratieve afhandeling en budgettering enkel gebeurt op de gemeente.
Zie ook vraag 1.2.
1.2 Kunnen taken die wettelijk zijn toegewezen aan de gemeente worden overgeheveld naar het OCMW? De aanvraag van pensioenen en de aanvraag voor tegemoetkomingen voor personen met een handicap zijn taken die wettelijk zijn toegewezen aan het gemeentebestuur. Artikel 12 van het
koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers bepaalt het volgende: De aanvraag wordt ontvangen door de burgemeester van de gemeente waar de aanvrager zijn hoofdverblijfplaats heeft. Voor de toepassing van deze afdeling wordt verstaan onder " burgemeester " de burgemeester of de door hem gemachtigde ambtenaar van het gemeentebestuur. Strikt juridisch kan het overhevelen van de behandeling van de aanvraag dus niet. Hetzelfde geldt voor aanvragen van tegemoetkomingen voor personen met een handicap. In de praktijk blijkt het echter wel mogelijk. Concreet voor wat betreft pensioenen bijv. moet de burgemeester een medewerker machtigen als lokale beheerder en deze beheerder moet aan de Rijksdienst voor Pensioenen (RVP) één of meerdere medewerkers voorstellen die toegang hebben tot het systeem van elektronische aanvraag. De RVP verschaft hen toegang op basis van hun elektronische identiteitskaart of een token. In de praktijk blijkt de RVP ook OCMW-medewerkers toegang te verschaffen indien deze werden voorgesteld door de gemeentelijk beheerder. Juridisch lijkt dit ons ook te kunnen, indien in een beheersovereenkomst tussen OCMW – en gemeentebestuur bepaald werd dat het gemeentebestuur in deze beroep doet op medewerkers van het OCMW, conform artikel 271 van het gemeentedecreet. De eindverantwoordelijkheid voor de uitvoering van de dienstverlening blijft zo immers liggen bij de burgemeester, conform de federale wetgeving. Vaak is de motivatie om bepaalde opdrachten over te dragen aan het andere bestuur, het bundelen van de (sociale) dienst- en hulpverlening in één of meerdere loketten (sociaal huisconcept). Dit kan ook bekomen worden door de gemeentelijke medewerkers die dienstverlening te laten aanbieden in het OCMW-gebouw op welbepaalde momenten (zitdagen) of permanent. Integratie in de front-office en het bundelen van de (sociale) dienst- en hulpverlening in één of meerdere loketten (sociaal huis-concept) is vaak de belangrijkste motivatie om bepaalde opdrachten over te dragen aan het andere bestuur. Integratie in de front-office veronderstelt echter niet noodzakelijk overdracht van bevoegdheden en taken van het ene naar het andere bestuur. Een meer geïntegreerde dienstverlening voor de burger kan ook gerealiseerd worden zonder dat de kerntaak wordt overgedragen. Via het toewijzen van bepaalde modules van het proces van dienstverlening naar de front-office (bijv. informatie, vraagverheldering, aflevering van product), kan dit eveneens in zekere mate gerealiseerd worden. Een OCMW kan zonder problemen informatie geven over de pensioenaanvraag en de aanvraag mee helpen invullen, terwijl de eigenlijke aanvraag formeel nog gebeurt via een gemeentelijk personeelslid. Ook via zitdagen van personeelsleden van het ene bestuur in de gebouwen van het andere bestuur of via ter beschikking stelling of detachering, kan er gewerkt worden aan meer integratie vanuit het standpunt van de burger. Zie ook vraag 7.3. Werkgeversgezag.
- 5/36
1.3 Is een mantelzorgpremie een bevoegdheid van het OCMW- of van de gemeente? Een mantelzorgpremie is een uitsluitend lokale bevoegdheid en zowel de gemeente- als de OCMW-raad kunnen hiertoe het initiatief nemen. Er is een tendens op het terrein waarbij vele vormen van individuele sociale dienstverlening worden overgeheveld van gemeente- naar OCMW-bestuur zodat ze:
gebundeld worden aangeboden door het OCMW of sociaal huis aan de burger
bijdragen aan het verlagen van de drempel tot het OCMW of sociaal huis
kunnen behandeld worden door de maatschappelijk werkers van het OCMW .
Indien geopteerd wordt om de bevoegdheid bij het gemeentebestuur te leggen, lijkt het sowieso aan te raden om het OCMW te betrekken bij de uitwerking van de premie, gegeven hun ervaring en veelvuldige contacten met de doelgroep van ouderen vanuit hun thuiszorg- en ouderenzorgaanbod.
1.4 Kan gemeentepersoneel OCMW-taken uitoefenen? Bij de overweging om gemeentelijke medewerkers ook OCMW-taken te laten vervullen, moet rekening gehouden worden met:
de afgebakende wettelijke bevoegdheden van beide besturen en de deskundigheid van de (medewerkers van) beide besturen
de toegang tot informatie en de eraan gekoppelde geheimhoudings- of discretieplicht van hun personeelsleden
Onthaaltaken Het onthaal op een locatie waar de dienst- of hulpverlening van gemeente en OCMW in een bepaalde mate geïntegreerd zijn (cfr. concept sociaal huis), kan bemand worden door zowel gemeente- of OCMW-personeel. De dienstverlening die aan het onthaal geboden wordt, dient dan wel beperkt te blijven tot administratieve sociale dienstverlening en niet privacy-gevoelige vragen. Indien gemeentelijke medewerkers het onthaal bemannen op een locatie waar ook OCMW-dienst- en hulpverlening wordt aangeboden, raden wij aan deze – uit voorzorg- te verbinden tot geheimhouding via het opnemen van een clausule in de deontologische code voor het personeel. Wij pleiten voor deze voorzorgsmaatregel omdat het –ondanks een duidelijke procedure- bijna onvermijdelijk is dat de burger reeds aan het onthaal op eigen initiatief privacygevoelige informatie vrijgeeft, zonder dat de onthaalmedewerker dit kan verhinderen. Niet-administratieve en privacygevoelige individuele sociale dienst- en hulpverlening Vanuit een actieve houding kunnen bepaalde sociaal-administratieve taken soms beter niet toegewezen worden aan administratieve medewerkers of moet er minstens in de mogelijkheid voorzien zijn om de hulp van een maatschappelijk werker in te roepen. Een sociaaladministratieve vraag kan immers samenhangen met een breder sociaal behoeftepatroon waar best naar wordt gepeild en wat best wordt uitgeklaard door een maatschappelijk werker (bijv. attest leefloon). Vanuit dezelfde logica wordt momenteel in veel OCMW‟s en sociale huizen het onthaal versterkt. Men ziet in dat een sterk onthaal beter opgeleid personeel
vereist, meer ondersteunende instrumenten, een ander profiel van onthaalbedienden, maatschappelijk werkers die oproepbaar zijn. Sommige verkiezen zelfs maatschappelijk werkers in te zetten voor het vervullen van de onthaalfunctie op zich. Het inzetten van meer inhoudelijke profielen voor het vervullen van de onthaalfunctie mag er ons inziens echter niet toe leiden dat de gehele hulpverlening zich aan het onthaal gaat afspelen. Indien de behoefte van de cliënt niet duidelijk is, is er nood aan vraagverduidelijking. Indien het lijkt te gaan over een niet-administratieve vraag, van sociale aard en privacygevoelig, dan dient de vraagverduidelijking zeker te gebeuren:
door een OCMW-maatschappelijk werker (gezien hij of zij - in tegenstelling tot andere medewerkers van het OCMW - daartoe opgeleid zijn) én
in een ruimte die een privacygevoelig gesprek toelaat.
Intake en toegang tot gegevens van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid (KSZ) Tijdens de intake wordt de diagnose of analyse van de situatie van de cliënt gemaakt. Dit veronderstelt dat men de nodige gegevens verzamelt via een vraaggesprek en via het raadplegen van andere bronnen. Een bron van toenemend belang is de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid. De OCMW‟s krijgen toegang tot bepaalde KSZ-gegevens nadat het Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid, afdeling Sociale Zekerheid (van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer) machtigingen verleent aan de aangesloten instellingen van Sociale Zekerheid om deze ter beschikking te stellen aan de OCMW‟s. U vindt voorbeelden van deze machtigingen op: http://www.kszbcss.fgov.be/nl/bcss/page/content/websites/belgium/security/security_06/security_06_01.html
1
De machtigingen worden slechts verleend onder bepaalde voorwaarden en enkel indien de gegevens gebruikt worden voor op voorhand vastgelegde en goedgekeurde doeleinden. Ook de toegang tot de gegevens voor OCMW‟s is onderworpen aan heel wat voorwaarden, vnl. in 2
verband met informatieveiligheid . Zo mogen de OCMW‟s slechts beschikken over de verkregen persoonsgegevens gedurende de tijd die nodig is voor de toepassing van de sociale zekerheid; ze moeten maatregelen treffen om het vertrouwelijke karakter van de persoonsgegevens te verzekeren en ze moeten ervoor zorgen dat de persoonsgegevens uitsluitend worden gebruikt voor het uitvoeren van 3
hun wettelijke opdrachten . De schending van de bepalingen wordt gesanctioneerd met strafsancties . De OCMW‟s moeten ook een heel aantal minimumnormen naleven teneinde 4
toegang te kunnen krijgen en behouden tot het netwerk van de Kruispuntbank. Dit alles maakt dat de cliëntgegevens die door het OCMW bekomen werden via de KSZ uitsluitend door OCMW-personeelsleden kunnen geraadpleegd en gehanteerd worden. Dit heeft tot gevolg dat momenteel - in de praktijk - enkel de OCMW-maatschappelijk werkers een intake individuele sociale dienst- en hulpverlening kunnen doen en het gehele traject beheren. 1
bijv. 08/65 is een machtiging van het comité aan de Rijksdienst voor Kinderbijslag, verleend
in 2008, om onder bepaalde voorwaarden, voor bepaalde doeleinden, persoonsgegevens ter beschikking te stellen aan de OCMW‟s, via de KSZ. 2 http://www.ksz-bcss.fgov.be/nl/bcss/page/content/websites/belgium/security/security_01.html 3 artikel 23, tweede lid, Kruispuntbankwet. 4 artikelen 61 tot en met 71 Kruispuntbankwet
- 7/36
Bij detachering of ter beschikkingstelling gaat gemeentepersoneel in het OCMW werken om taken van gemeentelijk belang uit te oefenen. Voor de kerntaak van het OCMW, de individuele sociale dienst- en hulpverlening, kan gemeentepersoneel niet ingezet worden (zelfs geen gemeentelijke maatschappelijk werkers), gezien zij in tegenstelling tot OCMW-personeel geen toegang hebben tot de gegevens van de KSZ. Indien men gemeentepersoneel OCMW-taken wil laten uitvoeren, dan kan dat dus sowieso niet met terbeschikkingstelling. Een mogelijke oplossing is dan om ontslag of onbetaald verlof te nemen bij de gemeente en vervolgens aan de slag te gaan bij het OCMW.
2 Informatieveiligheid 2.1 Welke voorzorgsmaatregelen op het vlak van informatieveiligheid moet men nemen als personeel van gemeente en OCMW op dezelfde plaats werkt? Informatieveiligheid heeft in de context van de OCMW-werking betrekking op de beveiliging van gegevens van persoonlijke aard, gegevens van geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke personen. Deze gegevens vindt men in het OCMW in:
De software die gebruikt wordt door OCMW‟s voor onderzoeken in het kader van het recht op maatschappelijke integratie, de wet van 4 april 1965, het stookoliefonds, enz.
Digitale bestanden die maatschappelijk werkers zelf aanmaken in functie van het voorleggen van aanvragen op de Raad voor Maatschappelijk Welzijn
De boekhoudingssoftware
Op dragers van back-ups (usb, externe harde schrijven, dvd‟s, …)
Op het portaal van de sociale zekerheid
Op de server
In de vorm van papieren dragers (in mappen, in de post, in de archieven, enzoverder) die voortspruiten uit de digitale bestanden.
Het weze duidelijk dat een informatieveiligheidsbeleid aandacht moet hebben voor de veiligheid van al deze dragers van informatie. Meer informatie over de na te leven 5
veiligheidsnormen in het algemeen vindt u op de VVSG-website en op de website van de 6
Kruispuntbank Sociale Zekerheid . Vanuit het standpunt van informatieveiligheid zou het uiteraard het makkelijkste zijn om als regel te hanteren dat enkel OCMW-personeel en (onder begeleiding) ook OCMW-cliënteel toegang zou hebben tot de gebouwen waarbinnen al deze dragers zich bevinden. Dit is echter een benadering die de toenemende mate van samenwerking tussen OCMW en gemeentebestuur negeert en onmogelijk maakt. Ze is realiseerbaar, noch wenselijk. Het is ook een buitenproportionele maatregel, gegeven de essentie, namelijk dat het de persoonlijke gegevens zijn die het object van beveiliging moeten zijn en niet de toegang tot een heel gebouw. De samenwerking op het vlak van de ondersteunende diensten creëert situaties waarbij gemeentelijke poetsvrouwen, klusjesmannen, onthaalbedienden, archiefbeheerders, icthelpdeskmedewerkers of ICT leidinggevenden werkzaamheden verrichten in gebouwen en lokalen waarin zich de gegevens van persoonlijke aard bevinden. Het uitgangspunt is en dient te zijn dat al deze personen geen toegang hebben tot OCMWcliëntgegevens omdat zij:
5 6
er wettelijk geen toegang toe hebben,
deze niet nodig hebben voor hun taakuitoefening
http://www.vvsg.be/sociaal_beleid/Kruispuntbank/Pages/kruispuntbankdefault.aspx http://www.ksz-bcss.fgov.be/nl/bcss/home/index.html
- 9/36
Op dat vlak is er overigens geen enkel verschil met een externe firma die diensten levert aan het OCMW en vanuit die hoedanigheid werkzaamheden verricht in het gebouw waar zich de te beveiligen persoonsgegevens bevinden. Het is dus zaak om alle nodige maatregelen te nemen zodanig dat de informatieveiligheid verzekerd is, zonder dat dit de samenwerking op het inhoudelijke vlak of op het vlak van de ondersteunende diensten in het gedrang brengt. Wij stellen volgende maatregelen voor:
In de deontologische code die de gemeenteraad vaststelt voor het 7
gemeentepersoneel wordt een bijzondere clausule opgenomen betreffende informatieveiligheid. Deze clausule heeft tot doel om al de gemeentelijke personeelsleden die zich in functie van hun taakuitoefening moeten begeven in ruimtes waarin zich te beveiligen gegevens van persoonlijke aard bevinden, te verbinden tot geheimhouding. Clausule i.v.m. informatieveiligheid: Indien u niet geautoriseerd bent om kennis te hebben van of toegang te hebben tot persoonlijke gegevens van dossiers betreffende individuele dienstverlening van het OCMW tracht u zichzelf nooit die toegang te verschaffen. Indien u ongewild wel in aanraking komt met deze gegevens, hetzij op fysische wijze, hetzij elektronisch of allebei, verbindt u zich tot strikte geheimhouding. i
In de deontologische code die de Raad voor Maatschappelijk Welzijn vaststelt , wordt deze clausule uitgebreid met onderstaande passage: Wie uit hoofde van zijn functie wel toegang heeft tot genoemde gegevens, hetzij op fysische wijze, hetzij elektronisch of allebei, hanteert een strikte geheimhoudingsplicht ten aanzien van deze gegevens en onderschrijft de naleving van de minimale veiligheidsnormen waarvan u door de OCMW-secretaris in kennis gesteld wordt.
Gemeentelijke ICT-medewerkers die ook voor het OCMW werken, worden vanuit het standpunt van informatieveiligheid door de Kruispuntbank Sociale Zekerheid beschouwd als „externe leveranciers‟ en vallen dus –indien zij vanuit hun werkzaamheden toegang hebben tot gegevens van persoonlijke aard- onder de verantwoordelijkheid van de OCMW-secretaris. In ons voorstel -gegeven de clausule in de gemeentelijke deontologische code- kan echter ook de gemeentesecretaris hen aanspreken op hun plicht tot geheimhouding. Bijkomend kan voor de gemeentelijke ICT-medewerkers die ook voor het OCMW werken in de clausule i.v.m. informatieveiligheid verwezen worden naar de „gedragscode voor informatiebeheerders binnen het netwerk van de sociale zekerheid‟. Onder informatiebeheerder wordt hier verstaan: eenieder die toegangsrechten heeft die dat van het functioneel gebruik van de gegevens overschrijden. Het gaat met name om
7
gemeentedecreet, art. 112.
systeembeheerders, databeheerders, applicatiebeheerders, netwerkbeheerders, consultants, veiligheidsbeheerders enz..
8
Indien er lokaal ook gewerkt wordt met een gemeenschappelijke informaticainfrastructuur, bijv. een gemeenschappelijke server, dan is het vanuit informatieveiligheid noodzakelijk dat op netwerkniveau de nodige technische en organisatorische maatregelen voorzien worden opdat enkel geautoriseerde personen toegang hebben tot de voor hen bestemde sociale persoonsgegevens (bijv. door het voorzien van twee domeinen, segmentatie, acces controls en acess policy‟s.)
Tenslotte dient het OCMW-personeel dat met cliëntgegevens werkt, het in het OCMW uitgestippelde veiligheidsbeleid na te leven. Essentieel in een context van integratie of samenwerking met de gemeente zijn: het clean desk-principe waardoor cliëntgegevens niet rondslingeren op fysieke dragers en een goed systeem van schermbeveiliging en een wachtwoordenbeleid.
2.2 Kunnen medewerkers van de gemeente werken op één gemeenschappelijke, met het OCMW gedeelde server? Dit kan, als de server opgedeeld is en als er aparte toegangen zijn. Bepaalde informatie van het OCMW op die server kan niet gedeeld worden met het gemeentebestuur. Gegevens afkomstig uit de Kruispuntbank Sociale Zekerheid mogen enkel opgevraagd,verwerkt en geraadpleegd worden door medewerkers van het OCMW-bestuur. Alle OCMW-documenten die persoonsgegevens bevatten, kunnen niet gedeeld worden met medewerkers van het gemeentebestuur.
8
http://www.ksz-bcss.fgov.be/binaries/documentation/nl/securite/policies/isms_024_code_infonl.pdf
- 11/36
3 Gezamenlijke aankoopdienst (overheidsopdrachten) 3.1 Kunnen gemeente en OCMW samen een overheidsopdracht organiseren? Moet dat via de formule van samengevoegde opdracht? De samenwerking tussen gemeente en OCMW voor de geviseerde overheidsopdracht(en) kan mooi ingepast worden in de formule van de opdrachtencentrale - eerder dan in de formule van de samengevoegde opdracht: Hierbij geven we u een uittreksel uit de Wegwijs Overheidsopdrachten (auteur Katrien Colpaert-Arickx): “De wet van 15 juni 2006 bevat een definitie van een aankoop- of opdrachtencentrale en bepaalt dat het beroep op zo’n centrale de aanbestedende overheid vrijstelt van de verplichting om zelf een gunningsprocedure te organiseren (artikelen 2, 4° en 15 van deze wet, voor deze artikelen in werking getreden op de datum van publicatie van deze wet, nl. op 15.02.2007). Een aankoopcentrale of opdrachtencentrale wordt als volgt gedefinieerd: “een aanbestedende overheid in de zin van 1° (van artikel 2) die:
leveringen of diensten verwerft die bestemd zijn voor aanbestedende overheden, overheidsbedrijven of aanbestedende entiteiten of
overheidsopdrachten gunt of raamovereenkomsten sluit met betrekking tot werken, leveringen of diensten die bestemd zijn voor aanbestedende overheden, overheidsbedrijven of aanbestedende entiteiten”.
Het verschil tussen een opdrachten- en aankoopcentrale is dat een aankoopcentrale alle fases van het aankoopproces in handen blijft/moet houden. …” Het volstaat dat de gemeente in de bestekvoorwaarden bepaalt dat ze ook optreedt als opdrachtencentrale voor het OCMW (of omgekeerd), zodat de toekomstige leverancier weet dat er eventueel ook bestellingen kunnen komen van het OCMW.
3.2 OCMW en gemeente hebben voor de aankoopdiensten van beide een afsprakennota opgesteld. Welk bestuur stelt de formele handelingen bij de uitvoering van de samengevoegde overheidsopdracht: is dat steeds het gemachtigde bestuur? De afsprakennota is o.m. gebaseerd op artikel 19 van de wet op de overheidsopdrachten. Voor de formele handelingen (zoals in casu ingebrekestellingen,...) zal het gemachtigd bestuur, in het kader van de controle op de uitvoering van de opdracht,voor beide percelen zal optreden. Het doel van dit artikel is dat de opdrachtnemer maar één bestuur tegenover zich heeft als contractant, zowel in de gunningsfase als de uitvoeringsfase. Voor belangrijke formele handelingen is het dan ook het gemachtigd bestuur dat optreedt. Voor andere uitvoeringsaspecten zou in het bestek kunnen bepaald worden dat het bestuur voor wie de levering of dienst bestemd is, de rechtstreekse partner is van de opdrachtnemer, maar dit is op de grens van het wettelijke.
Men aanvaardt dat de facturatie en betalingen per betrokken bestuur gebeuren. Dat staat ook zo in het nieuwe artikel 38 van de nieuwe wet van 15 juni 2006 op de overheidsopdrachten (deze wet is wel nog niet van kracht). 9
Er wordt gewerkt met percelen in het bestek. Daarin moet dan ook bepaald worden dat het gemachtigde bestuur het recht heeft om niet alle (of beide) percelen toe te wijzen. Verder is artikel 101 van het koninklijk besluit van 8 januari 1996 relevant: de inschrijver kan de offerte indienen voor slechts één perceel; daarnaast kan het bestek toestaan dat inschrijvers prijsverbeteringen mogen voorstellen in geval van gunning van meerdere percelen. We willen ook wijzen op de andere formule die de samenwerking tussen gemeente en ocmw voor leveringen en diensten toelaat: de aankoop- of opdrachtencentrale in toepassing van de artikel 2,4° en 15 van de nieuwe wet van 15 juni 2006 op de overheidsopdrachten; dit is een van de weinige aspecten van de nieuwe wet die al in werking is getreden. Zo is het mogelijk dat het OCMW of de gemeente als aankoop- of opdrachtencentrale centrale fungeert voor het andere bestuur, de „gebruiker‟ van de centrale. In de eerste vorm verwerft de centrale de goederen of diensten die dan doorverkocht worden; in de tweede vorm gunt de centrale de opdracht voor rekening van beide besturen. De bevoegdheid voor de uitvoering van de opdracht wordt hetzij opgenomen door de centrale, hetzij overgelaten aan het bestuur, gebruiker van de centrale.
9
Een perceel heeft een specifieke betekenis in de wetgeving overheidsopdrachten. Een perceel is een wettig gesplitste opdracht die deel uitmaakt van een grotere opdracht. In het Frans: „lot‟.
- 13/36
4 Patrimonium 4.1 Het OCMW is eigenaar van een stuk bouwgrond. Daar zal een gebouw komen voor de buitenschoolse kinderopvang die de gemeente organiseert. Hoe worden de afspraken tussen het OCMW en de gemeente gemaakt over het gebruik en/of bouw van het gebouw? Via erfpacht, recht van opstal of huur? De drie formules zijn mogelijk: verhuring, erfpacht en opstal. Op de website van het Agentschap Binnenlands Bestuur > Patrimonium (http://binnenland.vlaanderen.be) worden de verschillende formules behandeld.
4.2 Mag een gemeente een gebouw of stuk grond schenken aan het OCMW, of mag het OCMW een stuk grond of gebouw schenken aan de gemeente? Ja, dat mag. Als hiervoor de nodige beslissingen worden genomen door de respectieve raden, dan kunnen gemeente en OCMW aan elkaar grond en/of een gebouw schenken wanneer dat past binnen het door hen gevoerde beleid. Het standpunt ingenomen door sommige vertegenwoordigers van het toezicht die stellen dat nergens staat dat dit mag, is betwistbaar. Er staat immers ook nergens dat het zou verboden zijn.
5 Bestuurlijke samenwerking 5.1 Bestuurlijk toezicht gemeente op OCMW Vraag Artikel 270 van het OCMW-decreet verplicht de OCMW-raad om voor bepaalde beslissingen eerst voorafgaand advies te vragen aan het college. Wat zijn de mogelijke gevolgen als dit voorafgaand advies niet gevraagd werd? Antwoord In de voorbereidende werken van het OCMW-decreet is hierover niets te vinden. De recente omzendbrieven geven ook geen verduidelijking. In de voorbereidende teksten bij het minidecreet van 7 juli 2006 vinden we wel een aanwijzing: "Het advies dat moet gevraagd worden bij een bepaalde beslissing is een vormvereiste; dat betekent dat wanneer men het advies niet vraagt of afwacht, de beslissing vatbaar is voor vernietiging wegens schending van de vormvereisten." Vraag Voor sommige beslissingen van de OCMW-raad moet voorafgaand advies gevraagd worden aan het college. De OCMW-raad stuurt daarom een ontwerpbeslissing op. Wat is een ontwerpbeslissing? Antwoord Het tweede lid van artikel 270 van het OCMW-decreet spreekt over een advies van het college, na ontvangst van de "ontwerpbeslissing". Wat een ontwerpbeslissing is, wordt nergens concreet bepaald. Er zijn dan ook geen vormvereisten gesteld aan hetgeen wordt voorgelegd (ook een gewone nota is mogelijk). Belangrijk is dat het gaat om een ontwerp van beslissing, waarbij het ontwerp uiteindelijk in beginsel zal goedgekeurd worden door de OCMW-raad. Er moet een zekere vastheid kleven aan de ontwerpbeslissing die normaliter door de raad zal worden goedgekeurd. Wijzigingen in de uiteindelijke beslissing kunnen enkel als het gaat om ofwel marginale wijzigingen waarbij geen enkele discussie bestaat dat er een ander advies zou worden gegeven door het college of wijzigingen die tegemoet komen aan het advies van het college. De OCMW-raad is trouwens niet verplicht om het advies van het college te volgen. Het kan niet zijn dat een geheel nieuwe beslissing, die niet aan het advies van het college werd onderworpen, goedgekeurd wordt (al moet gezegd worden dat voor bepaalde beslissingen toch nog een "controle" is door de gemeenteraad). Als dat immers het geval is (bijvoorbeeld als de OCMW-raad een op essentiële punten nieuwe beslissing goedkeurde, waarover het college dus geen advies verleende), zal de beslissing vatbaar zijn voor vernietiging. Vraag Moet de beslissing om als OCMW toe te treden tot een OCMW-vereniging goedgekeurd
- 15/36
worden door de gemeenteraad? Is dat ook het geval voor de oprichting van een OCMWvereniging? Is er hierbij een verschil tussen de soorten verenigingen? Antwoord Het is inderdaad zo dat zowel de beslissing tot oprichting als die tot toetreding door de gemeenteraad moeten worden goedgekeurd. Er zijn verschillen naargelang het soort vereniging. Hieronder een schematisch overzicht van beslissingen die door de gemeenteraad moeten worden goedgekeurd. We houden hier geen rekening met de soms noodzakelijke goedkeuring of machtiging van de Vlaamse regering.
Schema: beslissingen die door de gemeenteraad moeten worden goedgekeurd
Oprichting
Toetreding Andere
Oprichting
Toetreding
Andere
Oprichting
Toetreding
Andere
T.VIII, H.I - met reden omklede besluit tot oprichting - statuten van de vereniging - bijlagen bij de statuten - besluit om toe te treden - wijziging statuten - toelaten privaatrechtelijke rechtspersonen - verlenging van de duur van de vereniging - vrijwillige ontbinding van de vereniging T.VIII, H.II - met reden omklede besluit tot oprichting - ontwerp statuten - bijlagen bij de statuten - besluit tot toetreding (als ander OCMW reeds lid is) - ontwerp statuten - bijlagen bij de statuten - wijziging statuten - toetreden of uitsluiten leden - verlenging van de duur van de vereniging - instemming over toetreding vereniging T.VIII, H.I tot de vereniging T. VIII, H.II. T.VIII, H.III - met reden omklede besluit tot oprichting - ontwerp statuten - bijlagen bij de statuten - met reden omklede besluit tot toetreding - ontwerp statuten - bijlagen bij de statuten /
5.2 Aanwezigheid OCMW-voorzitter in het college Vraag Kan de beslissing om de OCMW-voorzitter niet te laten toetreden tot het college nog herroepen worden vóór 2013? En omgekeerd, kan de OCMW-raad of de gemeenteraad na de installatievergadering alsnog beslissen om de toevoeging van de OCMW-voorzitter aan het college ongedaan te maken? Antwoord Neen, artikel 312 van het gemeentedecreet stelt duidelijk dat de beslissing over niet-toetreding enkel genomen kan worden op de installatievergadering van de gemeenteraad. En dat deze
- 17/36
beslissing tot niet-toetreding geldt tot de volgende installatievergadering. Het gevolg is dan ook dat de beslissing om de voorzitter niet te laten toetreden definitief is tot begin 2013. En omgekeerd, dat een beslissing om de voorzitter terug te trekken uit het college niet meer genomen kan worden. Vanaf de volgende legislatuur zal de OCMW-voorzitter overal deel uitmaken van het college. Vraag Mag de OCMW-voorzitter die toegevoegd is aan het college consequent weigeren om naar de vergaderingen van het college te gaan? Antwoord Nee. De OCMW-voorzitter is volgens artikel 44 van het gemeentedecreet lid van het college tenzij er op de installatievergadering van de gemeenteraad expliciete beslist werd om de OCMW-voorzitter niet toe te voegen aan het college. Het toevoegen van de OCMW-voorzitter aan het college zorgt voor een andere vorm van samenwerking tussen gemeente en OCMW dan op de plaatsen waar de voorzitter niet in het college zit. Zo is er vanaf de toevoeging aan het college geen officieel overlegcomité gemeente-OCMW meer. Het is dan ook belangrijk dat de OCMW-voorzitter probeert om zoveel mogelijk vergaderingen van het college bij te wonen. Hij garandeert immers het overleg van de kant van het OCMW. Wanneer de voorzitter consequent zou weigeren om naar de vergaderingen van het college te gaan, riskeert hij zelfs een tuchtsanctie. In dat geval is er immers mogelijk sprake van kennelijk wangedrag of grove nalatigheid, zoals beschreven in artikel 70 van het OCMW-decreet. Vraag Een OCMW-raadslid moet zijn ontslag aanbieden aan de voorzitter van de gemeenteraad. Aan wie moet het ontslag als OCMW-raadslid aangeboden worden, als het raadslid zelf de voorzitter is van de gemeenteraad? Antwoord Het indienen van het ontslag bij de juiste persoon kan belangrijk zijn, omdat er op dat moment duidelijkheid is over de datum van het definitieve ontslag. Wij zijn van mening dat het OCMWraadslid het ontslag best kan overmaken aan het gemeenteraadslid met de meeste anciënniteit, dat dan als waarnemende voorzitter van de gemeenteraad fungeert. Vraag Vanaf begin 2013 is de OCMW-voorzitter overal lid van het college. Betekent dit dat de OCMW-voorzitter vanaf dat moment, zoals alle andere schepenen, verkozen wordt door de gemeenteraad, in plaats van door de OCMW-raad? Antwoord Nee, dat is niet het geval. Het is wel correct dat vanaf het begin van de volgende legislatuur (2013) de OCMW-voorzitter overal toegevoegd wordt aan het College. Maar het is niet zo dat er iemand van het schepencollege afgevaardigd wordt als OCMW-voorzitter. Het is net zoals nu: de OCMW-raad kiest zelf onder zijn leden een voorzitter. Deze voorzitter wordt dan toegevoegd aan het college, en niet omgekeerd.
Vraag Als de OCMW-voorzitter nog niet toegevoegd is aan het college, dan mag hij op eigen initiatief naar het college gaan. Dit enkel voor de punten die het OCMW aanbelangen. Moet de voorzitter een agenda krijgen? Antwoord Volgens ons is het inderdaad belangrijk dat de OCMW-voorzitter weet wanneer er punten op de agenda staan die het OCMW aanbelangen. Naar onze mening moet de voorzitter dan ook de hele agenda krijgen (als die bestaat) van het college. Of de voorzitter ook de toelichting moet krijgen bij elk punt (als die toelichting al bestaat) dat is onduidelijk. Enerzijds moet de voorzitter kunnen kijken of het punt dat besproken wordt het OCMW aanbelangt, anderzijds zijn gemeente en OCMW twee aparte rechtspersonen, en heeft de voorzitter van het OCMW niet dezelfde rechten (zoals inzage) als een gemeenteraadslid. Wij pleiten dan ook voor duidelijke afspraken die deze laatste jaren overbruggen tot begin 2013 wanneer de voorzitter overal deel zal uitmaken van het college. Als de agendapunten voldoende duidelijk geformuleerd zijn, menen we dat de toelichting niet moet worden meegestuurd. Een mogelijke oplossing bestaat er in dat de OCMW-voorzitter de toelichting voor bepaalde punten kan opvragen. Dit vanaf het moment dat er twijfel is over het feit of er al dan niet een belang is voor het OCMW. Er zijn gemeenten waar de gemeentesecretaris alle stukken van het college ook aan de OCMW-voorzitter laat bezorgen; de voorzitter oordeelt of het nuttig/wenselijk is dat hij aanwezig is op de vergadering van het college. Vraag Wanneer de OCMW-voorzitter in 2013 aan het college wordt toegevoegd, heeft dat dan een invloed op het aantal andere schepenen? Antwoord Neen. Zie artikel 44, §1 van het gemeentedecreet: “Het college van burgemeester en schepenen bestaat uit de burgemeester, de voorzitter van de OCMW-raad, bedoeld in artikel 25 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, en uit ten hoogste: 1° 2 schepenen in de gemeenten met minder dan 1000 inwoners; 2° 3 schepenen in de gemeenten met 1000 tot 4999 inwoners; 3° 4 schepenen in de gemeenten met 5000 tot 9999 inwoners; 4° 5 schepenen in de gemeenten met 10.000 tot 19.999 inwoners; 5° 6 schepenen in de gemeenten met 20.000 tot 29.999 inwoners; 6° 7 schepenen in de gemeenten met 30.000 tot 49.999 inwoners; 7° 8 schepenen in de gemeenten met 50.000 tot 99.999 inwoners; 8° 9 schepenen in de gemeenten met 100.000 tot 199.999 inwoners; 7° 10 schepenen in de gemeenten met 200.000 of meer inwoners.”
- 19/36
Voor het aantal leden van het college werkt het gemeentedecreet dus met een formule waarbij naast de burgemeester en de OCMW-voorzitter nog een aantal schepenen bepaald worden. De OCMW-voorzitter wordt dan ook niet meegeteld bij de opsomming van het maximale aantal schepenen. Vraag Wie beslist of een OCMW ook een of twee ondervoorzitters heeft? Antwoord Zowel de gemeente als het OCMW moeten hierin een beslissing nemen. De OCMW-raad kan immers enkel beslissen om met een of twee ondervoorzitters te werken als de gemeenteraad het OCMW uitdrukkelijk een machtiging verleent. De gemeente zal bovendien moeten beslissen om in dat geval zelf met een (of twee) schepenen minder te werken. Zie hiervoor artikel 56 van het OCMW-decreet: “De OCMW-raad kan gemachtigd worden om één of twee ondervoorzitters te kiezen, voor zover er minstens één schepen respectievelijk minstens twee schepenen minder aangesteld wordt of worden dan het maximale aantal, vermeld in artikel 44, § 1, van het gemeentedecreet. De machtiging moet op straffe van nietigheid verleend worden via een verklaring op een ontvankelijke akte van voordracht van schepenen als vermeld in artikel 45 van het gemeentedecreet, of door een beslissing van de gemeenteraad, genomen op zijn installatievergadering. Vraag In schepencolleges worden afspraken gemaakt over wie zal opvolgen. Zo is er bv. een schepen voor financiën, voor sport, voor personeel, voor openbare werken enz. De verschillende domeinen („bevoegdheden‟) worden over de verschillende leden van het college verdeeld. Een schepen haalt uit die bevoegdheidsverdeling geen macht want het college beslist steeds collegiaal. In de praktijk betekent het dat die schepen dat beleidsdomein opvolgt. De vraag is of een OCMW-voorzitter die aan het college van burgemeester en schepenen is toegevoegd, net zoals de andere schepenen, een beleidsdomein mag opvolgen, dus m.a.w. een „bevoegdheid‟ krijgen? En mag dat dan eender welke bevoegdheid zijn, zelfs als die eigenlijks niets met welzijn heeft te maken zoals bv. openbare werken of personeelsbeleid. Antwoord Ja.
Vraag Mag de OCMW-voorzitter (geen gemeenteraadslid) de burgemeester vervangen bij diens afwezigheid? Antwoord Ja. Vraag Wat als burgemeester en OCMW-voorzitter familie van elkaar zijn (broers)?
Antwoord Enkel een probleem als OCMW-voorzitter in college zit want broers mogen niet beiden lid van hetzelfde college zijn.
5.3 Inzage gemeenteraadsleden in dossiers OCMW? Vraag Hebben gemeenteraadsleden inzage in de dossiers van het OCMW? Antwoord Er bestaat geen specifiek inzagerecht voor gemeenteraadsleden in stukken van het OCMW en vice versa. Als gemeenteraadslid heeft men uiteraard wel inzagerecht in de stukken van de gemeente, niet van het OCMW. Het specifiek inzagerecht in het OCMW is strikt beperkt tot de OCMWraadsleden (zie artikel 40, §1 OCMW-decreet). Wat wel kan, is dat het college in het kader van het toezicht op het OCMW, iemand afvaardigt om een dossier in te kijken. Dat kan enkel als de procedure uit artikel 253 van het OCMWdecreet strikt gevolgd wordt. Dat betekent dat per opdracht een afzonderlijke beslissing genomen moet worden door het college om een of meer gemachtigden aan te duiden die het OCMW kan of kunnen bezoeken om ter plaatste kennis te nemen van alle akten, stukken en dossiers. De gemachtigde kan, op zijn vraag, een afschrift krijgen. Dossiers van hulpvragers en onderhoudsplichtigen kunnen echter nooit ingezien worden door de gemachtigde(n). Gemeenteraadsleden hebben dus enkel eenzelfde inzagerecht als een gewone burger. Voor inzage in de documenten van het OCMW door een gemeenteraadslid geldt dan ook het decreet inzake de openbaarheid van bestuur van 26 maart 2004. Dit regelt de actieve openbaarheid (het beleid op een proactieve kenbaar maken aan de burger), maar ook de passieve (procedure die moet gevolgd worden wanneer burgers bestuursdocumenten willen opvragen). Wil een gemeenteraadslid een OCMW-dossier inkijken, dan moet de hij of zij de procedure (met o.a. een schriftelijke aanvraag) die geldt voor elke burger, volgen. Als het gaat over bijvoorbeeld persoonlijke informatie, dan zal het document niet vrijgegeven worden (een van de uitzonderingen in dat decreet). Dezelfde redenering geldt omgekeerd ook voor OCMWraadsleden t.a.v. de bestuursdocumenten van de gemeente.
5.4 Rol burgemeester op OCMW-raad Vraag Wat is de rol van de burgemeester op de OCMW-raad? Antwoord Afhankelijk van het feit of de OCMW-voorzitter toegevoegd is aan het college, of niet, is de rol van de burgemeester anders. Hieronder een schematisch overzicht:
De rol van de burgemeester op de vergaderingen van de OCMW-raad OCMW-voorzitter in college OCMW-voorzitter niet in college Kan aanwezig zijn
- 21/36
(ook voor het besloten deel) Geen raadgevende stem Wel raadgevende stem Kan vergadering NIET voorzitten Kan vergadering wel voorzitten Kan de stemming over een punt verdagen (uitgezonderd de punten over dienstverlening en verhaal) Kan de bespreking van een punt Kan de bespreking van een punt wel NIET verdagen verdagen Kan zich per keer, afzonderlijk en Een vervangend schepen kan schriftelijk gemotiveerd, laten aangesteld worden voor hele vervangen door schepen legislatuur.
6 Financiële relatie tussen gemeente en OCMW 6.1 Dotatie aan het OCMW Vraag De gemeente geeft op basis van het meerjarenplan jaarlijks 750.000 euro aan het OCMW. De voorbije jaren heeft het OCMW daarvan telkens maar 390.000 euro gebruikt en daardoor reserves opgebouwd van 2.300.000 euro. Kan de gemeente voorstellen om de jaarlijkse dotatie te verlagen naar 350.000 euro en dus de door het OCMW opgebouwde reserves te verminderen? Kan de OCMW-secretaris zich hiertegen verzetten ? Antwoord In principe wordt de jaarlijkse dotatie bepaald op basis van het exploitatiebudget van het OCMW, waarop een reeks correcties gebeuren, o.a; voor het niet gebruikte deel van vorige jaren. Sinds 1 juli 2009 (inwerkingtreding artikel 145 OCMW-decreet) kunnen gemeente en OCMW overeenkomen dat de niet gebruikte middelen toch in het OCMW blijven voor toekomstige OCMW-uitgaven. Uiteraard blijft het ook mogelijk om de hiervoor vermelde correctie voor de niet gebruikte middelen later toch door te voeren, en inderdaad minder te geven dan aanvankelijk gepland. Dit impliceert wel een aanpassing van het meerjarenplan van het OCMW en van het meerjarig financieel beleidsplan van de gemeente. Dat betekent dus ook dat de nodige goedkeuringen nodig zijn door de OCMW-raad en de gemeenteraad. De OCMW-secretaris is uiteraard betrokken bij de technische voorbereiding van het OCMWbudget en -meerjarenplan, maar de finale beslissing ligt bij de politieke organen. Zich echt verzetten tegen deze operatie kan hij dus niet.
6.2 Goedkeuring OCMW-meerjarenplan door gemeenteraad Vraag Moet het meerjarenplan van het OCMW altijd worden goedgekeurd door de gemeenteraad? Antwoord Ja. Na de goedkeuring van het meerjarenplan door de OCMW-raad moet het altijd ook door de gemeenteraad worden goedgekeurd. De gemeenteraad heeft dan ook het recht om het OCMW-meerjarenplan aan te passen. Het OCMW kan tegen die aanpassing beroep instellen bij de gouverneur, bv. als het OCMW vindt dat door de aanpassing zijn belangen zijn geschaad. De goedkeuring van het OCMW-meerjarenplan door de gemeenteraad wordt voorafgegaan door een toelichting over dat meerjarenplan door de OCMW-voorzitter.
6.3 Goedkeuring aanpassingen OCMW-meerjarenplan door gemeenteraad Vraag Moeten de aanpassingen van het OCMW-meerjarenplan aan de gemeenteraad ter goedkeuring worden voorgelegd? Antwoord
- 23/36
De aanpassingen aan het OCMW-meerjarenplan moeten alleen door de gemeenteraad worden goedgekeurd als die aanpassing een verhoging van de gemeentelijke bijdrage inhoudt of als de strategische nota van het meerjarenplan inhoudelijk verandert. In alle andere gevallen neemt de gemeenteraad alleen kennis van de aanpassing. Een toelichting door de OCMW-voorzitter bij de aanpassing van het meerjarenplan is altijd vereist.
6.4 Goedkeuring OCMW-budget door gemeenteraad Vraag Moet het OCMW-budget worden goedgekeurd door de gemeenteraad? Antwoord Als het OCMW-budget past binnen het meerjarenplan van het OCMW, dan neemt de gemeenteraad alleen kennis van het OCMW-budget, na een toelichting door de OCMWvoorzitter. Als er geen OCMW-meerjarenplan is of het OCMW-budget er niet in past, dan wordt het OCMW-budget expliciet ter goedkeuring aan de gemeenteraad voorgelegd. Het OCMW kan bij de gouverneur beroep instellen tegen deze beslissing.
6.5 Goedkeuring budgetwijzigingen OCMW door gemeenteraad Vraag Moeten de budgetwijzigingen van het OCMW worden goedgekeurd door de gemeenteraad? Antwoord De gemeenteraad neemt kennis van de budgetwijzigingen van het OCMW. Alleen als die niet passen binnen het meerjarenplan van het OCMW (of als er geen meerjarenplan is), moet de gemeenteraad die expliciet goedkeuren.
6.6 Lenen door de gemeenten ten bate van het OCMW Vraag De gemeenten kan doorgaans betere voorwaarden om te lenen krijgen dan het OCMW. Mag een gemeente zelf lenen op de markt en het bedrag uitlenen aan het OCMW? Antwoord Ja dat mag, als beide besturen hierover de nodige beslissingen nemen. De gemeente en het OCMW moeten wel bekijken of hierdoor het OCMW niet verplicht is roerende voorheffing af te houden op de aan de gemeente betaalde intresten.
7 Personeelsaspecten bij de samenwerking tussen de gemeente en het OCMW 7.1 Gezamenlijke secretaris of ontvanger in gemeente en OCMW Vraag De gemeente overweegt om de functie van secretaris
10
in gemeente en OCMW door één
persoon te laten uitoefenen. Welke procedure moet het bestuur volgen? Hoeveel uur per week moet de secretaris werken en welk loon krijgt hij of zij? Antwoord De twee ambten (gemeentesecretaris en OCMW-secretaris) moeten blijven bestaan (zie artikel 76 §1 gemeentedecreet en 75 §1 OCMW-decreet), maar de invulling kan onder bepaalde voorwaarden door één persoon gebeuren. Wat de procedure betreft De invulling van beide ambten kan op twee manieren. De procedure hangt af van de keuze die het bestuur maakt. Eerste manier Ofwel wordt het ambt van OCMW-secretaris uitgeoefend naast het ambt van gemeentesecretaris (artikel 80 gemeentedecreet en artikel 79 OCMW-decreet). Dat betekent dus twee ambten, twee werkgevers, twee salarissen en twee prestatieregimes. Het kan gebeuren dat dit ambt door één fysieke persoon uitgeoefend wordt, maar dat kan pas nadat beide besturen het ambt van secretaris vacant verklaard hebben én nadat dezelfde persoon als beste kandidaat uit de sollicitatieprocedure gekomen is. Het artikel uit het gemeentedecreet en uit het OCMW-decreet is onmiddellijk uitvoerbaar, en moet niet uitgewerkt worden in de lokale rechtspositieregeling (het gaat om de gekende procedures van aanwerving, bevordering of horizontale mobiliteit). Tweede manier Ofwel wordt het ambt van OCMW-secretaris uitgeoefend door de titularis van het ambt van gemeentesecretaris (of omgekeerd). Dat staat in artikel 76 §3 van het gemeentedecreet en in artikel 75 §3 van het OCMW-decreet en is voorbehouden voor besturen die minder dan 20.000 inwoners tellen. De titularis levert dus binnen zijn werkuren prestaties voor het zusterbestuur. Aangezien het OCMW werkgeversgezag uitoefent over de gemeentesecretaris (of omgekeerd), gaat het om een detachering of terbeschikkingstelling van de secretaris aan het zusterbestuur (artikel 76 §3 gemeentedecreet en artikel 75 §3 OCMW-wet verwijzen naar artikel 271,gemeentedecreet,
10
Om de tekst niet te zwaar te maken, schrijven we hier enkel het voorbeeld van een gezamenlijke secretaris uit. Voor ontvangers geldt dezelfde redenering. De wettelijke bepalingen met betrekking tot de ontvanger bevinden zich in de buurt van die van de secretaris.
- 25/36
respectievelijk naar artikel 271 OCMW-decreet). Er is één ambt, één werkgever, één loon en één prestatieregime. De OCMW-raad moet met een tweederdemeerderheid van de uitgebrachte stemmen beslissen om het ambt van OCMW-secretaris te laten uitoefenen door de gemeentesecretaris, in de gemeenteraad volstaat een volstrekte meerderheid (artikel 75 §3, OCMW-decreet). Over de vraag om het ambt van gemeentesecretaris te laten uitoefenen door de OCMWsecretaris beslist de gemeenteraad bij volstrekte meerderheid van stemmen (artikel 34,gemeentedecreet). Er is in het gemeentedecreet niet bepaald dat ook het OCMW hier zijn toestemming moet geven. Aangezien de OCMW-secretaris het ambt van gemeentesecretaris uitoefent tijdens zijn ambt als OCMW-secretaris lijkt het ons, zelfs zonder uitdrukkelijk voorschrift, toch aangewezen dat ook de OCMW-raad hierin toestemt. Met toepassing van artikel 76 §3 van het gemeentedecreet of van artikel 75 §3 van het OCMW-decreet moet het ambt van gemeentesecretaris niet vacant verklaard worden, want het wordt via detachering ingevuld. Bij uitoefening van het OCMW-ambt door de gemeentesecretaris of omgekeerd op basis van artikel 76 §3 gemeentedecreet of van artikel 75 §3 OCMW-decreet, zijn er vier documenten nodig:
beheersovereenkomst, op te maken door de raad (artikel 43 §2, 6°,gemeentedecreet
of artikel 51 OCMW-decreet). 11 mogelijkheid tot detachering inschrijven in de lokale rechtspositieregeling . Dat is een bevoegdheid van de raad. Zie het VVSG-rechtspositievoorbeeld. Er is een advies
12
van de OCMW-raad (respectievelijk van het college) nodig evenals een
protocol met de vakbonden. detacheringsovereenkomst af te sluiten tussen de gemeentesecretaris en de 13
gemeente (of tussen de OCMW-secretaris en het OCMW) . De terbeschikingstelling of detachering van statutaire personeelsleden is een bevoegdheid van de raad, aangezien de raad ook bevoegd is als het om detachering van contractanten gaat (artikel 144bis Nieuwe Gemeentewet).
11
Van andere besturen hebben we wel vernomen dat het toezicht de intentie heeft om rechtspositieregelingen met daarin de mogelijkheid tot detacheren, te schorsen of te vernietigen. 12 Of overleg in het overlegcomité gemeente-OCMW in gemeenten waar de OCMW-voorzitter nog geen deel uitmaakt van het schepencollege. 13 Zie voorbeeld op onze website: http://www.vvsg.be/Werking_Organisatie/Personeel/personeelenverzelfstandiging/Pages/pers oneel_en_verzelfstandiging.aspx (vierde document in rechterkolom).
afsprakennota
14
op te maken tussen het OCMW en de gemeentesecretaris (of tussen
de gemeente en de OCMW-secretaris). Dat is een bevoegdheid van de OCMW-raad, respectievelijk van het schepencollege. De vier documenten moeten vooral tegemoet komen aan de nood aan duidelijke informatie bij alle betrokkenen: gemeente, OCMW en personeelslid. De informatie kan informeel zijn, maar gebeurt toch het best wat geformaliseerd, dus in een geschrift. Wat het loon en de arbeidstijd betreft Het loon van de betrokkene, hangt af van de prestatiebreuk die de raad vastlegt binnen de grenzen die de Vlaamse regering stelt. Zie het besluit van de Vlaamse regering van 21 december 2007 houdende vaststelling van de voorwaarden waaronder de ambten van gemeentesecretaris, gemeentelijk financieel beheerder, secretaris van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn en ontvanger van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn deeltijds kunnen worden uitgeoefend, en houdende vaststelling van sommige gevallen waarin de ambten van gemeentelijk financieel beheerder en van ontvanger van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn kunnen worden uitgeoefend door een gewestelijke ontvanger. Ten slotte is het belangrijk om na te gaan of de cumulatie van beide functies (gemeente- en OCMW-secretaris) in werktijd wel haalbaar is: ook secretarissen mogen gemiddeld hoogstens 38 u/week werken. In de ene week kan de arbeidstijd al wat hoger liggen dan 38u per week dan in de andere week, maar op vier maanden tijd moet het gemiddelde wel hooguit 38 uur bedragen. Soms zullen er verschuivingen gebeuren in het takenpakket en/of wordt er een extra beleidsondersteund personeelslid aangeworven.
14
Artikel 11 van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2007 houdende vaststelling van de voorwaarden waaronder de ambten van gemeentesecretaris, gemeentelijk financieel beheerder, secretaris van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn en ontvanger van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn deeltijds kunnen worden uitgeoefend, en houdende vaststelling van sommige gevallen waarin de ambten van gemeentelijk financieel beheerder en van ontvanger van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn kunnen worden uitgeoefend door een gewestelijke ontvanger: “Het ambt wordt op zulke wijze uitgeoefend dat elke deeltijdse gemeentesecretaris, deeltijdse gemeentelijke financieel beheerder, deeltijdse secretaris van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, deeltijdse financieel beheerder van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn of gewestelijke ontvanger minstens eenmaal per week gedurende de gewone diensturen aanwezig is in elk van de door hem bediende gemeenten of openbare centra voor maatschappelijk welzijn. Een deeltijdse of voltijdse gemeentesecretaris, een deeltijdse of voltijdse gemeentelijke financieel beheerder, een deeltijdse of voltijdse secretaris van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, en een deeltijdse of voltijdse financieel beheerder van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn mogen geen activiteiten cumuleren binnen de diensturen, tenzij binnen de grenzen van de afsprakennota met het college van burgemeester en schepenen of met de raad voor maatschappelijk welzijn, vermeld in artikel 87, § 2, van het gemeentedecreet en artikel 86, § 2, van het decreet van 19 december 2008 betreffende de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn.”
- 27/36
Daarnaast zijn er nog maximale arbeidsgrenzen per dag, voldoende rustpauzes, maatregelen voor nacht- of weekendwerk die opgelegd worden in de Arbeidstijdwet van 14 december 2000. Daarnaast is een goede afsprakennota tussen de betrokkene en de beide besturen cruciaal, zodat iedereen weet wanneer hij of zij waar te vinden is.
7.2 Externe personeelsmobiliteit tussen gemeente en OCMW Vraag Kan gemeentepersoneel zich kandidaat stellen voor interne vacatures bij het OCMW van die gemeente en omgekeerd (via werving, bevordering, horizontale mobiliteit). Kan de gemeente gebruik maken van de wervingsreserve van het OCMW (en omgekeerd)? Kan de gemeentesecretaris of -ontvanger optreden als waarnemend OCMW-secretaris of ontvanger van die gemeente (en omgekeerd)? Kan gemeentepersoneel ambtshalve herplaatst worden in het OCMW (en omgekeerd). Antwoord Het Rechtspositiebesluit OCMW-personeel van 12 november 2010 heeft de genummerde koninklijke besluiten over mobiliteit tussen gemeente en OCMW opgeheven (zie artikel 157, 15
tweede lid van het besluit ). Het gaat meer bepaald over:
het koninklijk besluit nr. 519 van 31.03.1987 tot regeling van de vrijwillige mobiliteit tussen de statutaire personeelsleden van de gemeenten en openbare centra voor maatschappelijk welzijn die eenzelfde werkgebied hebben.
het koninklijk besluit nr. 490 van 31.12.1986 houdende verplichting voor de gemeenten en de openbare centra voor maatschappelijk welzijn met éénzelfde werkgebied om sommige van hun personeelsleden van ambtswege over te plaatsen.
Beide KB‟s waren moeilijk toe te passen in de praktijk en zijn opgeheven sinds 4 december 2010. Gemeenten en OCMW‟s die vanaf 4 december een sollicitatieprocedure opstarten, mogen deze KB‟s niet meer toepassen. De Vlaamse administratie (ABB) werkt ondertussen aan een een nieuwe regeling voor externe personeelsmobiliteit tussen Vlaamse overheid en lokale besturen, tussen gemeente en OCMW, en tussen gemeente en haar AGB's. De VVSG vraagt ook een decreet dat mogelijk maakt dat gemeentepersoneel ambtshalve herplaatst kan worden naar het OCMW van die gemeente (en omgekeerd). Volgens de Vlaamse overheid zou er immers een decretale basis voor nodig zijn, omdat mensen, volgens het Grondwettelijk Hof, niet zomaar verplicht kunnen worden om arbeid te presteren voor een andere werkgever.
15
In dat artikel staat dat artikel 277, 3° en 4° OCMW-decreet in werking treedt op de dag die volgt op de bekendmaking van het Rechtspositiebesluit OCMW-personeel in het Belgisch Staatsblad.
7.3 Werkgeversgezag van gemeente over OCMW-personeel (en omgekeerd) Vraag Kan de gemeentesecretaris instructies geven aan het OCMW-personeel en omgekeerd? Kan hij of zij het OCMW-personeel evalueren? Antwoord De gemeentesecretaris mag:
instructies geven aan het OCMW-personeel (en omgekeerd: de OCMW-secretaris aan het gemeentepersoneel) in uitvoering van de beheersovereenkomst die de gemeente met het OCMW verbindt en waarin bepaald is dat de gemeente een beroep kan doen op personeel van het OCMW (en omgekeerd), zowel inzake arbeids- en rusttijden, als inzake de uitvoering van het overeengekomen werk
van het OCMW-personeel de naleving vragen van de verplichtingen inzake het welzijn op het werk (en omgekeerd)
Dit wordt volgens de wet niet beschouwd als uitoefening van werkgeversgezag (artikel 31 § 2 van de wet van 24 juli 1987). Daarnaast mag de gemeentesecretaris werkgeversgezag uitoefenen over het OCMWpersoneelslid dat gedetacheerd wordt naar de gemeente, op grond van artikel 61 OCMW-wet. Omgekeerd mag de OCMW-secretaris werkgeversgezag uitoefenen over het gemeentepersoneelslid dat naar het OCMW gedetacheerd wordt, op grond van artikel 144bis Nieuwe Gemeentewet (voor wat het contractueel gemeentepersoneel betref) en, voor wat het statutair gemeentepersoneel betreft, voor zover dat in de lokale gemeentelijke rechtspositieregeling geregeld is. In elk geval moet het personeelslid instemmen met de detachering.
De gemeentesecretaris mag het OCMW-personeel niet evalueren, want dit is een prerogatief van de juridische werkgever, dus het OCMW (concreet: de OCMW-secretaris). Maar de gemeente mag uitspraken doen over het functioneren van het OCMW-personeelslid, waarmee de OCMW-secretaris al dan niet rekening kan houden (motiveringsverplichting). Concreet stelt de gemeentesecretaris een verslag op dat hij of zij overmaakt aan de OCMW-secretaris. Dezelfde werkwijze kan gehanteerd worden als het om tucht- of disciplinaire maatregelen, of als het om verlofaanvragen gaat. Uit de praktijk blijkt wel dat de toezichthoudende overheid zich verzet tegen situaties waarbij de gemeentesecretaris instructies geeft aan of werkgeversgezag uitoefent over OCMWpersoneel en omgekeerd. Zie ook vraag 7.4
- 29/36
7.4 Hoe kan een bestuur zorgen voor ‘eenheid van bevel’ in een situatie waarbij medewerkers van OCMW en gemeente in de praktijk samen werken in één dienst, in de praktijk geleid door één medewerker van één van beide besturen? Een mogelijkheid om te zorgen voor een gemeenschappelijke aansturing van bijvoorbeeld gemeentelijk personeel en OCMW-personeel in een situatie waarbij er een gemeentelijk diensthoofd de praktische leiding opneemt, is te werken met een beheersovereenkomst waarin het volgende gestipuleerd wordt:
De gemeente doet beroep op de diensten van het OCMW
de functionele leiding over de OCMW-medewerkers ligt bij het gemeentelijk diensthoofd dat zowel de gemeentelijke als de OCMW-medewerkers aanstuurt
het werkgeversgezag bij de juridische werkgever van het betreffende personeel blijft liggen
de evaluatie van het OCMW-personeel gebeurt door de OCMW-secretaris na advies van het gemeentelijk diensthoofd of ruimer geformuleerd „met betrokkenheid van het gemeentelijk diensthoofd‟ dat dagelijks toezicht uitoefent (arbeids- en rusttijden, uit te voeren taken zoals geformuleerd in de overeenkomst)
Indien men besluit om geen gemeentelijk diensthoofd boven het geheel te zetten, maar een OCMW-diensthoofd, verschuift de puzzel, maar de principes blijven gelijk. Het OCMW doet dan beroep op gemeentelijke diensten en het gemeentelijk personeel valt dan onder de functionele leiding van het OCMW-diensthoofd. Daarmee zijn de risico‟s bij tuchtproblemen echter niet volledig van de baan. Iemand die bedreigd wordt met een tuchtsanctie kan onduidelijkheden in aansturing en/of evaluatie aanhalen als argument tegen het bestuur. Een wachterdichte oplossing bestaat er dus vermoedelijk niet. Duidelijke, gedetailleerde afspraken over de diensten waar beroep op gedaan wordt door het andere bestuur opnemen in de beheersovereenkomst enerzijds en in de functionele aansturing binnen die afspraken blijven anderzijds; lijken mij belangrijke aandachtspunten die de kans op problemen verminderen. Regelmatig de beheersovereenkomst evalueren met alle betrokkenen kan ook preventief werken t.a.v. problemen bij aansturing of evaluatie. Zie ook vraag 7.3
7.5 Kan een gemeentepersoneelslid deeltijds werken voor het OCMW (en omgekeerd) Antwoord Er zijn eigenlijk drie mogelijke technieken om gemeentepersoneel in te zetten voor het OCMW (en omgekeerd):
terbeschikkingstelling of detachering van gemeente naar OCMW (en omgekeerd)
tijdens verlof voor opdracht of schorsing arbeidsovereenkomst bij de gemeente een job uitoefenen bij het OCMW (en omgekeerd)
overstappen van gemeente naar OCMW (en omgekeerd)
Bij terbeschikkingstelling blijft het eigen bestuur de juridische werkgever. Bij verlof voor opdracht of schorsing arbeidsovereenkomst heeft het personeelslid twee werkgevers, een actieve werkgever en een slapende werkgever. Bij een overstap wordt het ander bestuur de (nieuwe en enige) werkgever. Welke keuze maken? Terbeschikkingstelling of detachering is zeer soepel en ideaal voor opdrachten op korte termijn of voor individuele opdrachten. Het garandeert de rechten van het gedetacheerd personeelslid bij de gemeente én de gemeente kan zelf selecteren wie ze uitstuurt. De verstandhouding tussen gemeente, OCMW en personeelslid moet wel goed zitten en goed geregeld worden. Op langere termijn is detachering geen oplossing omdat het verschil in rechtspositie vaak wrijvingen geeft. Gemeentepersoneel kan rechtsgeldig gedetacheerd worden naar het OCMW op basis van artikel 141bis NGW (contractueel aangesteld gemeentepersoneel) en, voor wat het statutair gemeentepersoneel betreft, voor zover dat in de lokale gemeentelijke rechtspositieregeling geregeld is. In elk geval moet het personeelslid instemmen met de detachering. OCMWpersoneel (statutair/contractant) kan naar de gemeente ter beschikking worden gesteld op grond van artikel 61 van de OCMW-wet.
Verlof voor opdracht is ook redelijk soepel en ideaal voor opdrachten op korte termijn of voor individuele opdrachten. Voor de werkgevers (gemeente en OCMW) is dat bovendien een zeer transparante regeling, aangezien er één juridische werkgever is en dus één werkgeversgezag wordt uitgeoefend. Bij detachering is er meestal sprake van dubbel werkgeversgezag, wat altijd meer overleg vraagt. De overdracht van personeel is de juiste keuze als het niet meer om tijdelijke maar om structurele opdrachten gaat.
7.6 In welke mate is de rechtspositieregeling van het OCMW-personeel afhankelijk van de gemeentelijke rechtspositieregeling? Mag het OCMW aan haar personeel andere loon- en arbeidsvoorwaarden toekennen dan de gemeente? Antwoord Artikel 104 OCMW-decreet en artikel 115 OCMW-decreet vormen de rechtsgrond voor de nieuwe rechtspositieregeling van het OCMW-personeel.
16
16
Artikelen 104 en 115 OCMW-decreet treden in werking op 1 januari 2010. Aan beide bepalingen wordt uitvoering gegeven door het Rechtspositiebesluit OCMW-personeel van 12 november 2010 (art. 157). Artikel 42 zesde en zevende lid OCMW-wet – de vroegere rechtsgrond voor de rechtspositieregeling van het OCMW-personeel – wordt opgeheven met ingang van 1 januari 2011.
- 31/36
Beide artikelen maken een onderscheid tussen drie categorieën van OCMW-personeel: 1. personeel in een betrekking die bestaat bij de gemeente; 2. secretaris, financieel beheerder en specifiek personeel; 3. personeel in een specifieke dienst of voorziening die Vlaams of federaal genormeerd en gefinancierd wordt en personeel dat ingezet wordt voor activiteiten hoofdzakelijk verricht in mededinging met andere marktdeelnemers. Artikel 104 OCMW-decreet bepaalt de rechtspositieregeling van deze verschillende personeelscategorieën. Artikel 115 OCMW-decreet is de rechtsgrond voor de Vlaamse regering om de minimale voorwaarden vast te stellen voor de rechtspositieregeling van categorieën twee en drie. Personeel in een betrekking die bestaat bij de gemeente (art. 104 §1 OCMW-decreet) Voor het personeel dat tewerkgesteld is in een betrekking die ook bestaat bij de gemeente blijft het uitgangspunt van het vroegere artikel 42 OCMW-wet gelden. Deze medewerkers vallen onder dezelfde rechtspositieregeling als het gemeentepersoneel. Voor hen geldt de lokale gemeentelijke rechtspositieregeling, maar rekening houdend met de bevoegdheidsverdeling zoals die geregeld is in het OCMW-decreet. Een afzonderlijk besluit van de OCMW-raad is niet vereist. Het OCMW heeft wel een informatieplicht ten aanzien van deze medewerkers. De raad moet ook aangeven welke bestuursorganen in de plaats treden van de gemeentelijke organen vermeld in de gemeentelijke rechtspositieregeling. Het Rechtspositiebesluit Gemeentepersoneel van 7 december 2007 zal dus onrechtstreeks van toepassing blijven op de OCMW-medewerkers die een functie uitoefenen die ook bij de gemeente bestaat. Zelfs wanneer de gemeenteraad nalaat bepaalde dwingende bepalingen uit het Rechtspositiebesluit Gemeentepersoneel op te nemen in de plaatselijke rechtspositieregeling, zijn die bepalingen toch van toepassing op dit OCMW-personeel. Secretaris, financieel beheerder en specifiek personeel (art. 104 §§2-5 OCMW-decreet) Voor de OCMW-medewerkers in een specifieke betrekking – d.i. een betrekking die niet bestaat bij de gemeente – en voor de secretaris en de financieel beheerder stelt de OCMWraad de rechtspositieregeling vast. Deze rechtspositieregeling regelt het geldelijk statuut van deze personeelsleden, met name de bezoldiging, de van toepassing zijnde salarisschalen en de toekenning van toelagen en vergoedingen. Dit moet gebeuren op basis van en binnen het kader van de minimale voorwaarden die de Vlaamse regering vaststelt in het Rechtspositiebesluit OCMW-personeel. De rechtspositieregeling van de secretaris, de financieel beheerder en het specifieke personeel regelt eveneens een reeks andere personeelsaspecten waaronder de voorwaarden en procedures voor aanwerving en bevordering, de evaluatie, de organisatie van de loopbaan
en de verloven en afwezigheden.
17
Voor deze aspecten moet de OCMW-raad in principe de
overeenkomstige bepalingen uit de plaatselijke rechtspositieregeling van het gemeentepersoneel overnemen, rekening houdend met de eventuele afwijkende minimale voorwaarden die de Vlaamse regering vaststelt. In het Rechtspositiebesluit OCMW-personeel stelt de Vlaamse regering de minimale voorwaarden vast voor bepaalde aspecten van de loopbaan van deze medewerkers, zoals bv. aanwerving, personeelsvorming en bevordering. De Vlaamse regering geeft de OCMW‟s de mogelijkheid (geen verplichting) om voor deze aspecten af te wijken van de plaatselijke gemeentelijke rechtspositieregeling, binnen de minimale voorwaarden die de regering in het Rechtspositiebesluit vastlegt. Voor andere aspecten van de rechtspositieregeling, zoals bv. evaluatie tijdens de loopbaan en verloven en afwezigheden, stelt de Vlaamse regering geen minimale voorwaarden vast in het Rechtspositiebesluit OCMW-personeel. Voor deze aspecten moet de OCMW-raad dus de overeenkomstige bepalingen uit de plaatselijke gemeentelijke rechtspositieregeling overnemen. Personeel in een specifieke dienst of voorziening die Vlaams of federaal genormeerd en gefinancierd wordt en personeel dat ingezet wordt voor activiteiten hoofdzakelijk verricht in mededinging met andere marktdeelnemers (art. 104 §6 OCMW-decreet) De OCMW-raad kan op gemotiveerde wijze afwijken van de rechtspositieregeling voor het personeel in een betrekking die bestaat bij de gemeente en van de rechtspositieregeling voor het specifieke personeel, en dit voor volgende medewerkers:
het voltallige personeel van de verzorgende, verplegende en dienstverlenende voorzieningen en diensten, waarvan de werking gebaseerd is op federale of gewestelijke financiering met bijbehorende werkings- en erkenningsregels;
het voltallige personeel dat wordt ingezet voor activiteiten die hoofdzakelijk verricht worden in mededinging met andere marktdeelnemers.
De OCMW-raad moet de afwijkingen motiveren. De mogelijkheid tot afwijken is in beginsel algemeen, maar geldt niet voor de bezoldiging en de salarisschalen. Bovendien mogen de afwijkingen niet in strijd zijn met de minimale voorwaarden inzake geldelijk statuut (bezoldiging, salarisschalen, toelagen en vergoedingen) die de Vlaamse regering vaststelt voor het specifieke OCMW-personeel, noch met de minimale voorwaarden die de Vlaamse regering bijkomend kan (facultatief) bepalen voor dit personeel (van de “specifieke diensten en voorzieningen”). Binnen het kader van de (eventuele) minimale voorwaarden die de Vlaamse regering vaststelt, kan de OCMW-raad voor deze personeelsleden op gemotiveerde wijze afwijken van de rechtspositieregeling van het overige OCMW-personeel.
17
Zie artikel 104 §4 en §5 voor een volledig overzicht van alle personeelsaspecten die in de rechtspositieregeling moeten worden geregeld.
- 33/36
In het Rechtspositiebesluit OCMW-personeel heeft de Vlaamse regering de minimale voorwaarden bepaald voor alle aspecten van de rechtspositieregeling voor deze medewerkers. Alle onderdelen van het besluit zijn van toepassing op de medewerkers tewerkgesteld in de “specifieke diensten en voorzieningen”. De Vlaamse regering geeft de OCMW‟s voor bepaalde aspecten van de rechtspositie de mogelijkheid (bv. aanwerving, vorming, bevordering), voor andere de verplichting (bv. aantal jaarlijkse vakantie- en feestdagen) om af te wijken van de plaatselijke gemeentelijke rechtspositieregeling, binnen de minimale voorwaarden die de regering in het Rechtspositiebesluit vastlegt. Voor nog andere aspecten van de rechtspositie verplicht de Vlaamse regering de OCMW‟s de overeenkomstige bepalingen uit de plaatselijke gemeentelijke rechtspositieregeling over te nemen (bv. evaluatie tijdens de loopbaan).
7.7 Aanvullend pensioen Vraag Mag het OCMW aan haar contractueel aangesteld personeel een andere regeling inzake aanvullend pensioen treffen dan de gemeente? Antwoord Vanaf 1 januari 2011 vormen artikel 104 OCMW-decreet en artikel 115 OCMW-decreet de rechtsgrond voor de rechtspositieregeling van het OCMW-personeel. Voor het antwoord op de vraag of een afwijkende regeling mogelijk is voor het OCMWpersoneel moet men vanaf 2011 dus een onderscheid maken tussen drie personeelscategorieën:
Voor personeel in een functie die ook in de gemeente voorkomt moet het OCMW de plaatselijke gemeentelijke rechtspositieregeling overnemen. Voor deze medewerkers is dus geen andere regeling mogelijk.
Voor het personeel in specifieke OCMW-functies (functies die niet bestaan bij de gemeente), en voor de functie van OCMW-secretaris en OCMW-ontvanger regelt de plaatselijke OCMW-rechtspositieregeling het geldelijk statuut (bezoldiging, salarisschalen, toelagen en vergoedingen) op basis van en binnen het kader van de minimale voorwaarden van het Rechtspositiebesluit OCMW-personeel van 12 18
november 2010 .
Voor het personeel van de specifieke OCMW-diensten en -voorzieningen
19
regelt de
plaatselijke OCMW-rechtspositieregeling het geldelijk statuut (bezoldiging, salarisschalen, toelagen en vergoedingen) op basis van en binnen het kader van de
18
In het Rechtspositiebesluit OCMW-personeel van 12 november 2010 wordt niks gezegd over de tweede pensioenpijler (want Vlaanderen is niet bevoegd voor pensioenen). 19 Zie vraag 7.6 en artikel 104 §6 OCMW-decreet voor een juist begrip van wat bedoeld wordt met „specifieke OCMW-diensten en – voorzieningen‟.
minimale voorwaarden van het Rechtspositiebesluit OCMW-personeel van 12 november 2010. Hypothese 1: in het OCMW zijn er functies die ook bij de gemeente bestaan Als er in het OCMW functies zijn die ook bij de gemeente bestaan (de zogenaamde „gemeenschappelijke graden of functies‟), is het volgens ons niet mogelijk om in een ander aanvullend pensioen te voorzien voor de totaliteit van het personeel dat in het OCMW-werkt. Immers, voor het personeel in een functie die ook bestaat bij de gemeente moet het OCMW in elk geval de plaatselijke gemeentelijke rechtspositieregeling overnemen. Een afwijkend aanvullend pensioen vaststellen enkel voor het personeel tewerkgesteld in specifieke functies en/of de medewerkers van de “specifieke diensten en voorzieningen” is niet vanzelfsprekend:
Voor wat betreft de medewerkers van de “specifieke OCMW-diensten en voorzieningen” bepaalt artikel 104 OCMW-decreet expliciet dat afwijkingen van de plaatselijke rechtspositieregeling voor het overige OCMW-personeel moeten worden gemotiveerd.
Daarnaast verbiedt de Wet op de aanvullende pensioenen van 28 april 2003 (WAP) elke vorm van discriminatie. Artikel 14 van de WAP definieert discriminatie als een verschil in behandeling van personen die zich in een vergelijkbare situatie bevinden dat niet berust op een objectief criterium en niet redelijk verantwoord is. Hierbij wordt rekening gehouden met de beoogde doelstelling, het objectief karakter, de gevolgen van het verschil in behandeling en het feit dat dit verschil in behandeling niet onevenredig mag zijn ten opzichte van het beoogde geoorloofde doel. De wet zelf geeft enkele situaties weer die sowieso aanleiding geven tot een ongeoorloofd onderscheid, zoals bv. discriminatie tussen mannen en vrouwen en discriminatie t.a.v. deeltijdsen. De WAP sluit volgens ons niet uit dat bepaalde personeelscategorieën uitgesloten worden of dat voor hen een afwijkende regeling wordt afgesproken, op voorwaarde dat het geen schending is van het gelijkheidsbeginsel en niet in strijd is met het anti-discriminatiebeginsel. Volgens ons zou een bestuur voor bepaalde personeelsgroepen - bv. poetspersoneel met dienstencheques - een afwijkende regeling kunnen rechtvaardigen - bv. omwille van een verlieslatende werking en de concurrentie met de private markt -, maar het is onduidelijk hoe een rechter hierover zal oordelen (soevereine appreciatie), mocht het tot een rechtszaak komen. Bij een eventueel geschil is het de bevoegdheid van de rechter om hierover uitspraak te doen. De rechter heeft een soevereine beoordelingsbevoegdheid en zal rekening houden met alle elementen eigen aan het concrete dossier. Een afwijkende regeling voor bv. maatschappelijk werkers enkel en alleen omdat het een specifieke functie betreft, kan volgens ons niet; hier zit je volgens ons wel met een vorm van discriminatie. We zien niet hoe je dat objectief kan motiveren.
- 35/36
De RSZPPO houdt de werkgeversbijdragen af en kan volgens ons geen onderscheid maken binnen een bestuur. Enkel voor het personeel van de federaal gefinancierde gezondheidsvoorzieningen is er, volgens ons, een specifieke code.
In het VVSG-aanbod voor aanvullende pensioenen (zie het kaderpensioenreglement op www.vvsg.be > personeel > pensioen) is niet in de mogelijkheid voorzien om binnen één bestuur een verschillend aanvullend pensioen toe te kennen.
Hypothese 2: in het OCMW zijn er alleen maar specifieke OCMW-functies Vanuit juridisch oogpunt lijkt het ons niet verboden om een andere pensioenregeling te treffen voor het voltallige OCMW-personeel, op voorwaarde dat het allemaal specifiek OCMWpersoneel is.