STUDIE 74 BEROEPSPROFIEL medewerker sociaal beleid (m/v)
BEROEPSPROFIEL medewerker sociaal beleid (m/v)
sector studiegebied opleiding optie beroep
: : : : :
sociale zorg sociaal-agogisch werk sociaal werk syndicaal werk medewerker sociaal beleid
Werkgroep beroepsprofiel van de Vlaamse Hogescholen in opdracht van de Vlaamse Onderwijsraad D/1998/6356/13 De leden van de werkgroep beroepsprofielen zijn inhoudelijk verantwoordelijk voor het beroepsprofiel. De Vlor heeft enkel ingestaan voor een uniforme en toegankelijke lay-out.
I N H O U D B E R O E P S P R O F IE L M E D E W E R KE R S O C I A A L B E L E ID
INHOUD
1
INLEIDING
1
2
VOORONDERZOEK
2
2.1
Socio-economische structurele ontwikkelingen in de sector 2.1.1 Macro-economische situering van de sector 2.1.2 Beschrijving van ontwikkelingen in de sector
2 2 2
2.2
Analyse van de arbeidsmarkt 2.2.1 Gegevens over werkgelegenheid in de sector 2.2.2 Gegevens over het beroep 2.2.3 Gegevens over de functies verbonden aan het beroep 2.2.4 Relateren van de functies aan het beroep
2 2 3 4 4
3
4
5
VASTLEGGING VAN DE BEROEPENSTRUCTUUR EN DE BEROEPENCLUSTERS
5
IN KAART BRENGEN VAN DE RELATIE BEROEPEN EN OPLEIDINGEN
6
HET EIGENLIJKE BEROEPSPROFIEL
7
5.1
Benaming
7
5.2
Beschrijving van het beroep
7
5.3
Beschrijving van de activiteiten 5.3.1 Taken 5.3.2 Beroepscontext
7 7 9
5.4
Ondersteunende kennis
10
5.5
Beroepshoudingen 5.5.1 Houdingkwalificaties 5.5.2 Niveau van het beroep 5.5.3 Controle interne consistentie en realistisch karakter
11 11 13 13
6
BIBLIOGRAFIE
14
7
MEDEWERKERS
15
B E R O E P S P R O F IE L M E D E W E R KE R S O C IAAL B E LE ID
1
1 INLEIDING
Dit beroepsprofiel 'medewerker sociaal beleid' werd uitgewerkt door medewerkers van de Sociale Hogeschool KVMW. De richtlijnen van de DVO en VLOR werden als uitgangspunt voor de structuur van de tekst genomen. Inhoudelijk werd vertrokken van bestaand schriftelijk materiaal (zie bibliografie) én van de opgebouwde kennis binnen de hogeschool (zie 5.5.3 Interne consistentie en realistisch karakter). Een ontwerptekst werd voorgelegd aan een 50-tal bevoorrechte getuigen (zie medewerkers) en op basis van de reacties werd deze definitieve tekst opgemaakt. Opgemerkt moet worden dat deze tekst een ruimer beroepsprofiel behandelt dan het beroepsprofiel waar de optie Syndicaal Werk van de basisopleiding Sociaal Werk (hogeschoolopleiding van één cyclus binnen het Sociaal - Agogisch studiegebied) zich volgens de decretale benaming op richt. De auteurs zijn immers van oordeel dat het beroepsprofiel 'syndicaal werker' te beperkt is om als aanknopingspunt te fungeren voor een optie in de basisopleiding Sociaal Werk. Het is zinvoller een beroepsprofiel te omschrijven dat refereert naar een ruimer beroepsveld. Met name refereert deze tekst naar het optreden van beroepskrachten in het kader van collectieve belangenverdediging.
2
B E R O E P S P R O F IE L M E D E W E R KE R S O C IAAL B E LE ID
2
VOORONDERZOEK
Decretale benaming : syndicaal werker.
2.1
Socio-economische structurele ontwikkelingen in de sector
2.1.1
Macro-economische situering van de sector Het betreft hier zowel particuliere organisaties in de non-profitsector als overheidsdiensten. De eerste worden in de literatuur vaak omschreven als de klassieke en de nieuwe sociale bewegingen, behorende tot het maatschappelijk middenveld.
2.1.2
Beschrijving van ontwikkelingen in de sector Tal van organisaties binnen het maatschappelijk middenveld hebben bestaansrecht verworven en zullen zich allicht ook in de toekomst weten te handhaven. Relatief recente maatschappelijke probleemstellingen zoals 'de kloof tussen burger en bestuur', 'de nieuwe sociale kwestie' en 'de nood aan maatschappelijke controle', geven sociale bewegingen een geactualiseerde bestaansreden. Sommige van deze organisaties verwerven inkomsten door in onderaanneming 'overheidsopdrachten' uit te voeren. Op een aantal maatschappelijke domeinen treden de verschillende overheden subsidiërend op. Daarnaast stellen we ook de uitbouw vast van een aantal nieuwe overheidsdiensten op het vlak van milieu, jeugd, migranten, .. Opvallend hierbij is dat de federale en regionale overheid in haar beleidsvoering (cf. veiligheidscontracten, Sociaal Impuls Fonds, ...) toenemend belang toekent aan het mesoniveau in de overheidsorganisatie.
2.2
Analyse van de arbeidsmarkt
2.2.1
Gegevens over werkgelegenheid in de sector Onderstaande tabel geeft een zicht op de werkgelegenheid in de sector. De gegevens werden door de auteurs verzameld via bevoorrechte getuigen. Voor vele subsectoren ontbreken echter cijfers. Verder onderzoek terzake is noodzakelijk.
3
B E R O E P S P R O F IE L M E D E W E R KE R S O C IAAL B E LE ID
sector/subsector
2.2.2
aanduiding organisaties
aanduiding werkgelegenheid
Vakbeweging
− Algemeen Christelijk Vakverbond
2700 werknemers, waarvan een belangrijk deel profiel MSB
Samenlevingsopbouw
− Vlaams Instituut en Regionale Instituten voor Samenlevingsopbouw
150
Huisvesting
− huurdersbonden en sociale verhuurkantoren − gemeentelijke huisvestingsdiensten
100
Milieu
− particuliere organisaties − overheidsdiensten
120 1200
welzijn en gezondheid
− Christelijke Mutualiteiten (diensten ledenverdediging, bestuurlijke werking, welzijnsdiensten) − preventiediensten (particulier en overheid) − OCMW 's − gemeentelijke welzijnsdiensten
✗
Ontwikkelingssamenwerking
− beleidsgerichte NGO's − overheidsdiensten
40 ✗
Jeugd
− gemeentelijke jeugddiensten − particuliere organisaties (JEMP, Uit de marge, ..)
150 ✗
migranten en politieke vluchtelingen
− locale en regionale integratiecentra − particuliere organisaties (OCIV, Steunpunt Uitgeprocedeerden)
✗ ✗
andere maatschappelijke groepen : − senioren − middenstand − landbouwers − gezinnen − 4de wereld
− Kristelijke Beweging van Gepensioneerden − NCMV − Boerenbond − BGJG − ATD 4de Wereld − Beweging Mensen met Laag Inkomen
✗
200
✗ ✗ ✗
✗ ✗ ✗ ✗ ✗
Gegevens over het beroep Onderscheid kan gemaakt worden tussen de beroepsuitoefening − in kleine of grote organisaties − in particuliere organisaties of overheidsdiensten − naargelang doel en strategie van de organisatie De grootte van de organisatie zal in grote lijnen bepalen in welke mate de beroepskracht verschillende opdrachten opneemt, dan wel een beperkt aantal specifieke opdrachten. Het laatste geval kan leiden tot een uitsplitsing van het beroep 'syndicaal werker' in verschillende beroepen. Tevens kan in grotere organisaties onderscheid gemaakt worden tussen 'medewerkers van diensten' (relatief uitvoerend niveau) en 'dienstverantwoordelijken' (bijkomend accent op managementsopdracht).
4
B E R O E P S P R O F IE L M E D E W E R KE R S O C IAAL B E LE ID
De aard van de organisatie zal mede bepalen in welke mate en ten aanzien van wie de beroepskracht verantwoording dient af te leggen over zijn werkzaamheden en hoe ruim zijn initiatiefrecht is.
2.2.3
Gegevens over de functies verbonden aan het beroep Het beroep omvat 5 hoofdfuncties − − − − −
collectieve probleemaanpak studie- en onderzoekswerk educatie sociale dienstverlening organisatie- en bewegingsuitbouw
De hoofdfuncties, ook hoofdopdrachten genoemd, worden verder toegelicht onder punt 5.3.1.
2.2.4
Relateren van de functies aan het beroep In punt 2.2.2 gaven we reeds aan dat in bepaalde situaties beroepskrachten 5 voormelde functies combineren in hun beroepsuitoefening, en dat in andere situaties beroepskrachten minder functies combineren.
5
B E R O E P S P R O F IE L M E D E W E R KE R S O C IAAL B E LE ID
3 VASTLEGGING VAN DE BEROEPENSTRUCTUUR EN DE BEROEPENCLUSTERS
Vastgesteld wordt dat in verschillende organisaties zich een beroepsuitoefening aftekent (voor verschillende benamingen van dit beroep verwijzen we naar punt 5.1) gekenmerkt door de gerichtheid op maatschappelijke problemen. Werkgevers vertrouwen deze beroepsuitoefening bij voorkeur toe aan medewerkers met een diploma hoger onderwijs - humane wetenschappen. Deze beroepsuitoefening kan onderscheiden worden van andere beroepen zoals maatschappelijk adviseur, personeelswerker, ... Dit kan aan de hand van de 5 hoofdfuncties die hierboven werden aangegeven (cf. 2.2.3). Schematisch geeft dit het volgende resultaat Beroep
Centrale functie
Maatschappelijk adviseur
Hulpverlening - sociale dienstverlening
Maatschappelijk werker
Hulpverlening - psychosociale begeleiding
Personeelswerker
Organisatieuitbouw - personeelsvoorziening
Sociaal-cultureel werker
Educatie
Medewerker sociaal beleid
Collectieve probleemaanpak
6
B E R O E P S P R O F IE L M E D E W E R KE R S O C IAAL B E LE ID
4
IN KAART BRENGEN VAN DE RELATIE BEROEPEN EN OPLEIDINGEN
Voor het uitoefenen van beoogd beroep eisen werkgevers een diploma hoger onderwijs: − hetzij HOBU - 1 cyclus : opleiding sociaal werk − hetzij universitair, humane wetenschappen. Sommige werkgevers laten beginnende medewerkers starten in de opdracht 'sociale dienstverlening' en na enige tijd doorstromen naar de opdracht 'collectieve belangenverdediging'. Voor meer coördinerende en leidinggevende functies binnen betrokken organisaties wordt eveneens een aantal jaren beroepservaring gevraagd.
B E R O E P S P R O F IE L M E D E W E R KE R S O C IAAL B E LE ID
7
5 HET EIGENLIJKE BEROEPSPROFIEL
5.1
Benaming Diverse termen worden gebruikt om binnen al deze organisaties het beoogde beroep of de beoogde functie aan te duiden : − vrijgestelde − propagandist − stafmedewerker − opbouwwerker − beleidsmedewerker − secretaris − consulent − animator − adviseur − ... Het gaat telkens over medewerkers die het in deze tekst beschreven beroep uitoefenen. Als globale benaming kan 'medewerker sociaal beleid' gebruikt worden.
5.2
Beschrijving van het beroep De medewerker sociaal beleid organiseert en begeleidt agogische processen waarbij belanghebbenden een antwoord op maatschappelijke situaties en problemen proberen te realiseren. Hiertoe verricht hij o.a. studie- en onderzoekswerk en organiseert hij educatieve activiteiten. Daarnaast is hij bezig met sociale dienstverlening. Tenslotte neemt hij verantwoordelijkheid op in het uitbouwen van de organisatie en is hij veelal de eerste contactpersoon tussen publiek/leden en deze organisatie.
5.3
Beschrijving van de activiteiten
5.3.1
Taken De medewerker sociaal beleid is actief op de domeinen van collectieve probleemoplossing, studie en onderzoek, vorming, sociale dienstverlening en bewegingsuitbouw. 5.3.1.1 Collectieve probleemaanpak De kern van zijn optreden vinden we in het aanpakken van collectieve problemen. Hij organiseert en begeleidt processen waarbij belanghebbenden collectieve problemen (bv. inzake verkeer, huisvesting, arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden,
8
B E R O E P S P R O F IE L M E D E W E R KE R S O C IAAL B E LE ID
werkloosheid, ruimtelijke ordening, inkomen, toegang tot gezondheidsvoorzieningen, ...) proberen tot een oplossing te brengen. Afhankelijk van de setting zal de groep 'belanghebbenden' verschillend zijn; het kan gaan om leden, om burgers en soms is de groep beperkter. Het proces van probleemoplossing veronderstelt eerst een zekere analyse (eventueel via diepgaand onderzoek - zie verder), vervolgens het bepalen van doel en strategie, en de realisatie hiervan. Aangezien het gaat om collectieve problemen zal de benadering in sterke mate beleidsgericht zijn : er worden contacten gelegd met beleidsverantwoordelijken binnen overheid en andere maatschappelijke instanties, er wordt overlegd, er wordt onderhandeld. Soms dienen actiemiddelen (perscampagne, manifestatie, staking) ingeschakeld om de vooropgestelde doelen te bereiken. Het optreden van de beroepskrachten zal verschillen naargelang zij werken voor particuliere organisaties, dan wel voor de overheid. In het laatste geval zal de methodiek van sociale planning (bv. bij de opmaak van een gemeentelijk jeugdbeleidsplan) gemakkelijker gehanteerd worden dan de opbouwwerkmethode die in principe eerder binnen de particuliere sector zal gebruikt worden. Op een bepaald moment kan dit optreden zich vertalen in de geïnstitutionaliseerde vertegenwoordiging van een maatschappelijk belang. De medewerker sociaal beleid zetelt op vraag van de overheid en namens zijn organisatie in een participatieorgaan (bv. Minaraad). 5.3.1.2 Studie- en onderzoekswerk In functie van het beleidsgerichte optreden is de beroepskracht dikwijls bezig met studie- en onderzoekswerk. Op deze wijze worden collectieve problemen grondig bekeken en wordt systematisch denkwerk geleverd i.f.v. probleemoplossing. ♦ Taken binnen deze opdracht zijn − ontwikkelen van probleemstelling en onderzoeksmethode (evt. in overleg met interne opdrachtgevers) − verzamelen van gegevens via bronnenstudie (wetgeving, literatuur, kwantitatieve gegevens) en eigen onderzoek (observatie, enquête, interview, ...), waar mogelijk gebruikmakend van informaticatoepassingen − verwerking van gegevens − interpretatie van gegevens − schriftelijke en mondelinge tussentijdse - en eindrapportage aan interne opdrachtgever en belanghebbenden 5.3.1.3 Educatie Ten derde neemt de beroepskracht ook vormingsinitiatieven . ♦ − − − −
Mogelijke doelstellingen hiervan zijn het vergroten van de dossierkennis bij belanghebbenden sensibilisering van betrokkenen betrokkenen in staat stellen op te komen voor belangen (emancipatieaspect) de algemene ontplooiing van betrokkenen
B E R O E P S P R O F IE L M E D E W E R KE R S O C IAAL B E LE ID
9
♦ Concrete taken hierbij zijn − vaststellen van noden en behoeften via observatie, gesprek en evt. studie en onderzoek − ontwerpen van initiatieven gericht op bepaalde doelgroepen (persoonlijk bereikbare groepen, enkel via media te bereiken groepen, …) − bespreking met interne opdrachtgevers − organisatie en uitvoering van initiatieven (opmaak teksten, publicatie, aanmaak transparanten, desktoppublishing, lezingen geven, ...) 5.3.1.4 Sociale dienstverlening Verder is de werker actief op het domein van de sociale dienstverlening. Op deze wijze brengt de beroepskracht het resultaat van beleidsgericht werken, m.n. bepaalde voorzieningen, bij de burger. Hij blijft een zicht houden op de actuele wetgeving en bovendien krijgt de werker via deze dienstverlening een zicht op concrete noden. ♦ − − − − − − −
Concrete taken zijn voeren van intakegesprek informatie- en adviesverstrekking dossiervorming bemiddeling verwijzing nazorg en opvolging ...
5.3.1.5 Organisatie- en bewegingsuitbouw Daarnaast levert hij ook een bijdrage tot de uitbouw van de eigen organisatie m.b.t. volgende elementen : doelbepaling/interne beleidsopbouw/organisatiestructuur/financiering/werkorganisatie/programmatie/evaluatie van doel- en doelgroepbereik/Public Relations/relaties met andere organisaties en instanties. Binnen ledenorganisaties krijgt deze laatste opdracht een specifieke betekenis : de begeleiding van bestuursploegen, het animeren en motiveren van vrijwillige medewerkers, ... . Een aantal medewerkers sociaal beleid worden (evt. na verloop van tijd) belast met coördinerende en leidinggevende opdrachten t.a..v. andere personeelsleden. Zij nemen de positie van een middenkader in. 5.3.1.6 Besluit De combinatie van opdrachten op deze vijf domeinen kan heel verschillend zijn, afhankelijk van de organisatie waar de medewerker sociaal beleid tewerkgesteld is. Essentieel is dat de verschillende opdrachten in functie staan van de collectieve probleemaanpak.
5.3.2
Beroepscontext We herkennen dit beroep binnen − particuliere organisaties die opkomen voor de belangen van : •
werknemers
10
B E R O E P S P R O F IE L M E D E W E R KE R S O C IAAL B E LE ID
• • • • • • • • •
middenstanders landbouwers gezinnen migranten en politieke vluchtelingen maatschappelijk achtergestelde jongeren bejaarden vierdewereldburgers huurders ...
• • • • • • •
milieu mobiliteit noord-zuid problematiek vrede huisvesting ... particuliere opbouwwerkorganisaties en inspraakbegeleidingsdiensten
• • • • • •
milieu huisvesting jongeren migranten ontwikkelingssamenwerking ...
− particuliere organisaties actief m.b.t. een bepaald maatschappelijk thema :
− overheidsdiensten belast met de beleidsvoorbereiding en -uitvoering inzake :
Het betreft hier dus zowel particuliere organisaties in de non-profitsector als overheidsdiensten. De eerste worden in de literatuur vaak omschreven als de klassieke en de nieuwe sociale bewegingen. De werksituatie van de beroepskracht kan sterk verschillen. Soms werkt hij in teamverband, soms alleen. Ook de grootte van de organisaties is verschillend. Dit heeft tot gevolg dat de ene beroepskracht een groter pakket taken i.f.v. de organisatie moet opnemen dan de andere. In grote organisaties worden bepaalde opdrachten (bv. studie- en onderzoekswerk) toevertrouwd aan gespecialiseerde medewerkers, terwijl deze opdrachten in kleinere organisaties integraal deel uitmaken van de opdracht van de syndicaal werker.
5.4
Ondersteunende kennis We kunnen stellen dat de beroepskracht moet beschikken over een aantal basiscompetenties : − − − − −
inzicht in communicatieprocessen vaardigheid in lees-, schrijf-, spreek-, beeld- en mediatechnieken vaardigheid in individuele contacten en in het werken in en met groepen vaardigheid in schriftelijke en beeldcommunicatie vaardigheid in het gebruik van computerprogramma's m.b.t. voorgaande en volgende kwalificaties : tekstverwerking, gegevensbeheer, eenvoudige statistische programma's, berekeningsprogramma's inzake sociale wetgeving (bv. Prosoc), gegevensraadpleging (bv. Sokadata), ...
B E R O E P S P R O F IE L M E D E W E R KE R S O C IAAL B E LE ID
11
Ten tweede moet hij beschikken over methodische competentie op volgende domeinen: − − − − −
studie en onderzoek (verzamelen, verwerken en presenteren van gegevens) sociale dienstverlening vorming beleidsgericht optreden (cfr. opbouwwerk, sociale planning) werken binnen en met organisaties
Deze competentie sluit aan bij de opdrachten en taken zoals geformuleerd in punt 5.3.1. Voorgaande eerder methodische kwalificaties dienen samen te gaan met een aantal materiedeskundigheden. We denken hierbij aan volgende domeinen : − − − − − − − − −
arbeid en inkomen huisvesting milieu onderwijs burgerschap werknemers/werkgevers jeugd migranten en politieke vluchtelingen 4de wereld
Deze materiedeskundigheden behelzen : − − − − −
5.5
sociologische inzichten (situatie- en positieanalyse) inzicht in overheidsorganisatie inzicht in sociale bewegingen, belangengroepen, politieke partijen inzicht in overheidsbeleid juridische kennis
Beroepshoudingen Als een belangrijk element zien we de ingesteldheid om blijvend te werken aan de eigen deskundigheidshandhaving en -bevordering. Daarnaast en samenhangend met de voorgaande dienen een aantal houdingskwalificaties vermeld.
5.5.1
Houdingskwalificaties Democratische ingesteldheid De medewerker is gericht op de participatie van deelnemers, leden, bestuursleden, in de besluitvormingsprocessen binnen de organisatie waarvoor hij werkt. Dankzij deze ruime inbreng op de verschillende momenten van besluitvorming ontstaan beslissingen die door alle betrokkenen worden gedragen en uitgevoerd. Gerichtheid op emancipatie van maatschappelijke groepen
12
B E R O E P S P R O F IE L M E D E W E R KE R S O C IAAL B E LE ID
De medewerker streeft naar een volwaardige maatschappelijke participatie van de maatschappelijke groep waarvoor hij werkt. Dit betekent dat bv. werknemers, migranten, zich kunnen realiseren (kansen krijgen en benutten) op de verschillende maatschappelijke domeinen : arbeid, inkomen, cultuur, gezondheid, politiek, ... Initiatiefname De medewerker neemt initiatief om zijn algemene opdrachten te concretiseren in specifieke opdrachten en dagelijkse taken. Zelfstandigheid Binnen de krijtlijnen van de organisatie, het medewerkersteam en de afgesproken opdrachten werkt de medewerker zelfstandig taken af en rapporteert hierover waar nodig. Engagement De medewerker is persoonlijk gemotiveerd om zijn opdrachten uit te voeren in functie van de collectieve belangen die hij mee behartigt. In zijn contacten met deelnemers, leden, instanties, straalt hij deze gedrevenheid uit. Hij probeert zijn opdrachten uit te voeren met de hoogst mogelijke kwaliteit. Objectieve en kritische ingesteldheid De democratische ingesteldheid, de gerichtheid op emancipatie en het engagement weerhouden de medewerker niet personen en situaties op een objectieve en kritische wijze te benaderen. De medewerker analyseert op basis van zoveel mogelijk gegevens (objectieve en subjectieve) en communiceert zijn bevindingen t.a.v. bestuur, medewerkers, leden. Luisterbereidheid Aansluitend bij voorgaande houdingen luistert de medewerker actief naar de inbreng van anderen. Grondigheid De medewerker streeft in de uitvoering van zijn opdrachten grondigheid na, dit wil zeggen dat hij probeert binnen het voorziene tijdsbudget de verschillende aspecten van zijn opdrachten te behartigen. Openheid De medewerker communiceert zijn doelstellingen en zijn verwachtingen t.a.v. het bestuur en de medewerkers van zijn organisatie. Hij communiceert ook de informatie waarover hij beschikt t.a.v. alle belanghebbenden, de deontologische regels in acht nemend. Hij staat open voor personen, ideeën en kritische reacties. Stiptheid - nauwkeurigheid De medewerker voert zijn werkzaamheden stipt en nauwkeurig uit. Systematiek De medewerker tracht zijn werkzaamheden zo efficiënt en effectief mogelijk te organiseren.
B E R O E P S P R O F IE L M E D E W E R KE R S O C IAAL B E LE ID
5.5.2
13
Niveau van het beroep Het beroep Syndicaal Werker wordt gekwalificeerd als niveau 5. Van de beroepsuitoefenaar wordt in de regel verwacht dat hij zijn opdrachten zelfstandig uitvoert en hiervoor de volle verantwoordelijkheid draagt. De aanwijzingen die hij van hiërarchische oversten en bestuurders krijgt zijn meestal summier en in elk geval wordt van de beroepskracht verwacht dat hij de planning van zijn werkzaamheden ontwerpt. De uitvoering van opdrachten gebeurt zelfstandig. Wel wordt van de medewerker sociaal beleid verwacht dat hij zijn opdrachten uitvoert binnen de krijtlijnen gevormd door de doelstellingen en visie van de organisatie. Deze planning en uitvoering van activiteiten veronderstellen : − − − −
de synthese van waarnemingen over personen, organisaties en situaties de selectie van relevante kennis het hanteren van hypothesen inzake beïnvloeding sterke administratieve, organisatorische, communicatieve en agogische vaardigheden
De beroepskracht kan hierbij niet terugvallen op steeds geldende routines. De beroepskracht heeft een werknemersstatuut.
5.5.3
Controle interne consistentie en realistisch karakter Voorliggend beroepsprofiel werd ontwikkeld op basis van : − meer dan 20 jaar waarneming van de praktijk binnen voormelde organisaties door de medewerkers van de Sociale Hogeschool KVMW bij de begeleiding van stages − de ervaring van medewerkers van de Sociale Hogeschool KVMW als vrijwillige bestuursleden en medewerkers van voormelde organisaties − de voortdurende feedback vanwege medewerkers van deze organisaties betrokken bij de Sociale Hogeschool KVMW als organisator van stagemogelijkheden, als stageleider en als eindwerkondervrager − de feedback van studenten en oud-studenten De tekst van het beroepsprofiel werd voorgelegd aan een ruime groep vertegenwoordigers van de sector (zie verder).
14
B E R O E P S P R O F IE L M E D E W E R KE R S O C IAAL B E LE ID
6
BIBLIOGRAFIE
♦ BROECKMAN, H. Beroepsprofiel opbouwwerker. Den Haag, Dr. Gradus Hendrikstichting, 1990, 111 p. ♦ HINNEKINT, H. Functies, taken en taakvereisten van beroepskrachten in de sociaalculturele sector, het jeugdwerk, het opbouwwerk en de basiseducatie voor volwassenen. Mechelen, VCVO, 1992, 125 p. ♦ MESSIAEN, P., red. Leren en werken als maatschappelijk assistent. Leuven/Apeldoorn, Garant, 1996, 101 p. ♦ OOSTERLINCK, R. Over beroepsprofielen, opleidingsprofielen en basiscompetenties in het sociaal werk. In : Sociaal, 1996/9, p. 13-14. ♦ PAQUET, M. Programmastudie Sociaal beleid. Gent, Sociale Hogeschool KVMW, 1990, 8 p., Interne nota. ♦ PAQUET, M. Beroeps- en opleidingsprofiel van de opleiding Syndicaal werk en sociaal beleid binnen de opleiding tot maatschappelijk assistent. Gent, Sociale Hogeschool KVMW, 1996, 4 p., Interne nota. ♦ PROJECTGROEP BEROEPSVRAAGSTUKKEN MAATSCHAPPELIJK WERK, Beroepsprofiel van de maatschappelijk werker. Utrecht, Landelijke Vereniging van Maatschappelijk Werkers, 1992, 80 p. ♦ STANDAERT, R., red. Handleiding voor het schrijven van beroepsprofielen. Brussel, DVO, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Onderwijs, 1995, 70 p. ♦ TEMMERMAN, J. Nota praktijk 3de jaar Syndicaal werk en sociaal beleid. Gent, Sociale Hogeschool KVMW, 1996, Interne nota. ♦ VAN DER SYPT, M. Nota 'praktijk 2de jaar Syndicaal werk en sociaal beleid'. Gent, Sociale Hogeschool KVMW, 1996, Interne nota. ♦ VAN ENDE, A. Profiel van de opbouwwerker. Brussel, VIBOSO, 1995, Eindwerk. ♦ VAN POUCKE, A. Beroepsprofielen, opleidingsprofielen, eindtermen. Anderlecht, VVKHO, 1993, 5 p. ♦ VANSEVENANT, S. De opleiding tot syndicaal werker in het sociaal-agogisch studiegebied. Heverlee, KHL Departement Sociale Hogeschool Heverlee, 1996, Interne nota
B E R O E P S P R O F IE L M E D E W E R KE R S O C IAAL B E LE ID
7
15
MEDEWERKERS
Voorliggend document werd ontwikkeld door ♦ Pâquet Mark, directiemedewerker Sociale Hogeschool KVMW : ontwerpteksten en eindredactie ♦ Bogaert Dirk, medewerker Sociale Hogeschool KVMW : feedback ♦ Catthoor Nicole, medewerkster Sociale Hogeschool KVMW : feedback ♦ Spitaels Raf, optiecoördinator Syndicaal Werk en Sociaal Beleid Sociale Hogeschool KVMW : feedback ♦ Temmerman Johan, medewerker Sociale Hogeschool KVMW : feedback ♦ Van Der Sypt Marian, medewerkster Sociale Hogeschool KVMW : feedback De tekst werd door de medewerkers van de optie Syndicaal Werk en Sociaal Beleid voorgelegd aan een 50-tal bevoorrechte getuigen. Hieronder vindt u een lijst van de personen die reageerden op de ontwerptekst. De meeste bevoorrechte getuigen onderschreven expliciet de herkenbaarheid van het profiel. Zij vulden op verschillende punten de ontwerptekst aan, en wezen op het belang van de geformuleerde ondersteunende kennis en beroepshoudingen in functie van een kwalitatieve beroepsuitoefening. ♦ Dhr. Luc Baekeland, Medewerker van het Stedelijk Migrantencentrum te Gent ♦ Dhr. Jef Cattebeke, Secretaris van de Christelijke Centrale Voeding & Diensten (ACV) te Kortrijk ♦ Dhr Rudy De Belie, Directeur van het home voor demente bejaarden "De Wingerd" te Leuven ♦ Dhr. Patriek Delbaere, Adviseur Hoofd van Dienst bij het Onderwijssecretariaat van de Steden en Gemeenten van de Vlaamse Gemeenschap (OVSG) te Brussel ♦ Mevr. Karin De Roo, Medewerkster op het Centrum voor Milieurecht aan de RUG te Gent ♦ Mevr. Rein De Tremerie, Nationaal Secretaris van de Christelijke Centrale voor Textiel en Kleding (ACV) te Gent ♦ Dhr. Luc Desmedt, Voorzitter van de Bond voor Trein-, Tram-, en Busgebruikers te Gent ♦ Dhr. Bram Dousselare, Stafmedewerker van de BTTB te Gent ♦ Dhr. Luc Dries, Programmaverantwoordelijke van het WWF te Brussel ♦ Dhr. Roland Messiaen, Secretaris van de C.M. te Gent ♦ Dhr. Stijn Suys, Medewerker van "Uit de marge" ♦ Dhr. Jo Van Cauwenberghe, Projectcoördinator van het WWF te Brussel ♦ Dhr. Emmanuel Van Daele, Secretaris van het ACW te Gent
16
B E R O E P S P R O F IE L M E D E W E R KE R S O C IAAL B E LE ID
♦ Dhr. Gust Van Dongen, Secretaris-generaal van de Christelijke Onderwijscentrale (ACV) te Brussel ♦ Dhr. Alexander Vercamer, Bestendig Afgevaardigde bij de Provincie Oost-Vlaanderen te Gent. ♦ Dhr. Stefaan Vercamer, Secretaris ACW te Oudenaarde. ♦ Dhr. Jan Verheeke, Waarnemend Directeur van het MiNa-secretariaat te Brussel.
De nationale leiding van de Landelijke Bedienden Centrale (ACV) vertegenwoordigd door: ♦ Dhr. Ferre Wyckmans, Dhr. Michel Bemong en Mevr. Greet Overmeer