Dagboek
Vaslav Nijinski Dagboek Vertaald door A . M. H. Binkhuysen
Met een voorwoord van Romola Nijinski
Uitgeverij De Arbeiderspers Amsterdam · Antwerpen
De uitgever heeft getracht alle rechthebbenden te achterhalen. Aan hen die desondanks menen aanspraak te kunnen maken op enig recht, wordt verzocht contact op te nemen met de uitgever. Copyright Nederlandse vertaling © 1972 De Bezige Bij Amsterdam / 2011 bv Uitgeverij De Arbeiderspers, Amsterdam Oorspronkelijke titel: Diary of Vaslav Nijinsky Uitgave: Jonathan Cape, Londen 1963 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van bv Uitgeverij De Arbeiderspers, Herengracht 370-372, 1016 ch Amsterdam. No part of this book may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm or any other means, without written permission from bv Uitgeverij De Arbeiderspers, Herengracht 370-372, 1016 ch Amsterdam. Omslagontwerp: Sander Patelski Omslagillustratie: Vaslav Nijinski, danser van het Russisch Ballet, in 1910 gefotografeerd als zwarte slaaf in het ballet Sheherazade door E.O. Hoppe isbn 978 90 295 7522 5 / nur 320 www.arbeiderspers.nl
Inhoud
Voorwoord van Romola Nijinski 7 Eerste deel – Leven 15 Tweede deel – Dood 99 Derde deel – Gevoelens 153 Naschrift 179 Dankbetuiging 181
Voorwoord
Dit dagboek is Nijinski’s boodschap aan de mensheid. Aan zijn uitdrukkelijke wens om het al gepubliceerd te zien tijdens zijn leven werd door de eerste uitgave in 1936 gevolg gegeven. Het is een zeldzaam menselijk document; er zullen beslist maar zeer weinig kunstenaars van wereldformaat te vinden zijn die ons een even vrijmoedige beschrijving geven van hun ideeën over godsdienst, kunst, liefde en leven als mijn echtgenoot doet in deze ‘bekentenissen’. Het feit dat hij dit dagboek schreef in een periode van zware geestelijke beproeving, terwijl hij toch zo helder uitdrukking bleef geven aan zijn gevoelens, maakt het tot een diep ontroerend geschrift van werkelijk uniek gehalte. Het dagboek werd geschreven in de periode 1918-1919 in Sankt Moritz, waar we ons hadden teruggetrokken om het einde van de oorlog af te wachten. Geïsoleerd van de wereld, verstoken van alle mogelijkheden om zijn kunst uit te oefenen, probeerde mijn echtgenoot de massa te bereiken via andere artistieke media. Hij begon te tekenen en muziek te maken, bedacht choreografieën en schreef ten slotte zijn dagboek. Bij de uitgave van dit dagboek heb ik me aan de oorspronkelijke tekst gehouden en me zo veel mogelijk van dezelfde uitdrukkingswijze bediend als Nijinski zelf. Sommige van de gebeurtenissen die door mijn echtgenoot vermeld worden in 7
zijn ‘bekentenissen’ heb ik al eerder beschreven in mijn eerste boek. In hun huidige vorm geven ze zijn interpretatie van deze gebeurtenissen weer. Hij schreef in een soort trance, koortsachtig, uren achter elkaar, dag en nacht. Ik probeerde hem te laten ophouden, omdat ik bang was dat hij uitgeput zou raken. Ik voelde dat hij langzaam maar zeker weggetrokken werd van zijn kunst, van zijn leven en van mij, door een stille onzichtbare kracht. Doodsbang bond ik de strijd aan met deze spookmacht. Wat het precies was kon ik onmogelijk onder woorden brengen, omdat ik de verandering alleen maar voelde. Mijn echtgenoot was dezelfde vriendelijke, vrijgevige, lieve man die hij altijd al was geweest, maar tegelijkertijd een volkomen ander mens. Ik probeerde hem te begrijpen, maar hij ontweek mijn vragen. Vervolgens wilde ik het dagboek lezen, omdat ik daarin de oplossing hoopte te vinden, maar hij wilde me dat niet toestaan. Maandenlang hield hij zijn dagboek op een afgesloten plaats; op een dag beloofde hij het mij te geven. Toen de verschrikkelijke waarheid tot ons doordrong en we begrepen dat Nijinski ziek was, werden het dagboek en al het andere volkomen vergeten. Het grote gevecht om hem uit de klauwen van de waanzin te redden was begonnen. Het dagboek werd bij toeval opnieuw ontdekt in juni 1934; mijn eerste boek over Nijinski was inmiddels verschenen. Er werd toentertijd een tentoonstelling samengesteld, en men vroeg mij of ik mijn eigen verzameling ter beschikking wilde stellen. Toen ik naar een paar kostuums zocht, herinnerde ik me dat ik in 1919 nog een paar koffers had laten opslaan. In deze koffers nu werden tussen allerlei andere voorwerpen vier schoolschriften gevonden. Omdat men dacht dat ze het eigendom waren van mijn dochter, werden ze opzijgelegd. Maanden later keek ik ze nog eens in en zag toen dat er in
8
het handschrift van mijn echtgenoot in geschreven was. De inhoud werd vertaald uit het Russisch en Nijinski’s herinneringen kwamen tevoorschijn. Behalve Noverre heeft geen enkele danser zich ooit zo openlijk geuit. Nijinski was in de wereld bekend als een groot danser – de Dieu de la dance –, maar hij was meer dan dat alleen: hij was iemand die zich voortdurend op zijn menselijke conditie bezon, een waarheidzoeker, iemand voor wie het als hoogste levensdoel gold te helpen, te geven en lief te hebben. Zijn leven lang heeft hij met hart en ziel de mensheid gediend, ernaar gestreefd zijn publiek te veredelen en het te bezielen met een hoger wezen; zijn leven lang heeft hij de wereld kunst gebracht, schoonheid en vreugde. Hij werkte niet om zomaar te verstrooien of om succes en roem te oogsten voor zichzelf, maar om een goddelijke boodschap door te geven via zijn eigen medium, de dans. Hij moest met zijn onstoffelijke gevoelige natuur het droeve lot van alle grote geesten wel delen, en slachtoffer worden evenals zij. Ik ben ervan overtuigd dat als hij maar wat meer begrip, wat meer vriendelijkheid zou hebben ondervonden van de kant van zijn omgeving, mijzelf niet uitgezonderd, hem dan die verschrikkelijke geestelijke foltering wel bespaard zou zijn gebleven, waardoor hij ten slotte, uit de wereld van de werkelijkheid verdreven, zich terugtrok in een wereld van eigen maaksel. Op heel jonge leeftijd al maakte hij kennis met de harde kanten van het bestaan. Hij zag hoe arm en ongelukkig zijn moeder was; gedurende de acht jaar die hij doorbracht aan de Keizerlijke Balletschool doorstond hij geduldig de kleinzielige jaloezie van zijn klasgenoten; weer later, als jonge danser, de druk van bovenaf waaraan hij was blootgesteld. Zijn medekunstenaars, de leden van het Russisch Ballet, waren hem
9
vaak vijandig gezind en zelfs bij diegenen die dankzij zijn buitengewone talent, visionaire creaties en onvermoeibare werkkracht roem en succes verwierven vond hij geen weerklank. Ze probeerden hem van al zijn verdiensten te beroven. Maar hoe had men ook van hen kunnen verwachten dat zij Nijinski zouden begrijpen, zijn hart dat zo zuiver was, zijn nederigheid, zijn kinderlijk geloof in Kunst, Schoonheid en God? Dat waren zaken die hun bevattingsvermogen te boven gingen. De hele balletgeschiedenis kent maar één voorbeeld van een ander genie dat aan evenveel aanvallen heeft blootgestaan als Nijinski: Noverre, die evenals hij voortdurend bekritiseerd werd, ervan werd beschuldigd niet zelf de maker te zijn van zijn onsterfelijke balletten, en die evenals hij door zijn collega’s volkomen verkeerd begrepen werd. Nijinski en Noverre, de twee grote hervormers van de danskunst... Nijinski was zich wel bewust van al deze vijandschap, maar wilde toch in de menselijke goedheid blijven geloven. De grote klap kwam toen hij zijn geloof in de vriendschap al helemaal verloren had en stil en vergevingsgezind zijn eigen weg ging, totdat de massale slachting van de Eerste Wereldoorlog en zijn onvermogen om de mensheid te helpen zijn hart deden breken. Vanaf dat moment ‘trok hij zich zozeer in zichzelf terug dat geestelijk contact met anderen voortaan niet meer mogelijk was’. In de jaren die volgden op de eerste heftige manifestatie van de ziekte van mijn echtgenoot was ons lot buitengewoon zwaar en ongelukkig. Je zou zonder meer kunnen zeggen dat we vaak leefden als rondtrekkende zigeuners, vooral in de periode van de Tweede Wereldoorlog, toen we er geen dag zeker van konden zijn of we ’s nachts wel een dak boven ons hoofd zouden hebben.
10
Toen mijn echtgenoot voor de eerste keer ziek werd, leek het me afschuwelijk om hem in een inrichting te laten opnemen, hoewel de psychiaters me dat hadden aangeraden. Ik besloot hem thuis te houden in Sankt Moritz, waar ik zelf voor hem zou kunnen zorgen en waar hij naar het mij voorkwam gelukkiger zou zijn met zijn vrijheid en het leven in zijn gezin. Maar later besefte ik dat de doktoren gelijk hadden gehad, en Nijinski werd daarom overgebracht naar een sanatorium en ik bleef bij hem. Ik probeerde de beste medische hulp voor hem te vinden die maar mogelijk was en nadat ik de meest prominente specialisten geconsulteerd had, onder wie Freud en Jung, brachten we een aantal maanden in Wenen door, waar Nijinski in een kliniek voor verdere behandeling verpleegd werd. Vervolgens gingen we naar Parijs, in de hoop dat zijn vroegere artistieke omgeving zijn terugkeer naar de werkelijkheid zou bevorderen. Maar alles leek tevergeefs. Zijn toestand werd juist hoe langer hoe slechter. Hij gleed steeds verder van de realiteit af en ten slotte keerden we maar weer naar Zwitserland terug... Gedurende de afgelopen periode had ik veel tijd gehad om na te denken, en ik begreep dat het mijn plicht tegenover de kunstgeschiedenis en tegenover Nijinski zelf was om de wereld te laten weten dat hij meer was dan een groot danser alleen. Kort na ons huwelijk had mijn echtgenoot mij gevraagd zijn ideeën over de danskunst op schrift te stellen, omdat hij zo hoopte aankomende dansers behulpzaam te kunnen zijn. En ik begon aan wat later Nijinski’s biografie zou worden. Toen ik de biografie van mijn echtgenoot eenmaal geschreven had, vatte ik het verlangen op om zijn kunst voor toekomstige generaties veilig te stellen, om een reconstructie te geven van alles wat deel had uitgemaakt van zijn persoon. Ik probeerde op mijn eigen beperkte manier elk moment, elk
11
feit vast te leggen, en een waarheidsgetrouw portret te geven van Nijinski, zijn leven, zijn kunst en van al die mensen die met hem in contact waren geweest. Men heeft de openhartigheid en waarachtigheid die aan mijn boeken ten grondslag lagen herkend en ze zijn enthousiast ontvangen, waarvoor ik erg dankbaar ben. Bij een recent bezoek aan Rusland was ik in de gelegenheid allerlei mensen te ontmoeten en te spreken: kunstenaars, studenten en anderen. Overal waar ik kwam merkte ik dat de nagedachtenis van mijn echtgenoot zowel bij kunstenaars als bij leken met grote bewondering en respect in ere werd gehouden. Jonge balletstudenten die door hem geïnspireerd worden noemen zijn naam met eerbied. Zijn landgenoten weten dat hij geen deserteur was, zoals zovele anderen die Rusland waren afgevallen en hadden verlaten uit louter winstbejag. Het was alleen door de oorlog en door zijn ziekte dat Nijinski niet naar zijn vaderland heeft kunnen terugkeren, wat hij wel van plan was geweest. Daar had hij namelijk zijn dansacademie willen vestigen. Er is ontzettend veel geschreven over Nijinski’s begaafdheid als danser en als choreograaf. Voor zijn prestaties als vertolker heeft Nijinski meer recht op erkenning dan welke danser ook, maar zijn grootste verdienste zal wel altijd op het terrein van de choreografie liggen. Geleid door zijn zuivere smaak en onfeilbaar oordeel bracht hij een revolutie teweeg in de choreografie door de moderne stijl te vestigen – die van de twintigste eeuw – met zijn balletten L’après-midi d’un faune en Le sacre du printemps. Het dagboek van Nijinski is niet alleen maar een zeldzaam menselijk document; het is uniek. Het geeft ons een inzicht in het innerlijke leven van een scheppend kunstenaar – een genie. Zijn grote vriendelijkheid, zijn tolerantie ten opzichte
12
van anderen, zijn mystiek denken, zijn hartstochtelijke liefde voor de vrede en voor God krijgen gestalte in zijn dagboek. Het stelt ons in staat zijn gevoelens en gedachten tussen twee werelden te volgen: de rationele en de irrationele wereld. Grote mensen als Nietzsche en Van Gogh hebben eenzelfde lijdensweg afgelegd toen ze de grens van hun creatieve visio naire geestesgesteldheid overschreden en omkwamen in de wereld van de onwerkelijkheid. Nu, meer dan tien jaar na zijn dood, geef ik u dit dagboek en ik hoop dat het door velen met belangstelling gelezen zal worden en dat het als leerboek voor studenten in de psychiatrie behulpzaam zal zijn om enig inzicht te verschaffen in het prachtige mysterie van de geest en het hart van Nijinski. Er zijn veel mensen die over Nijinski kunnen spreken in zijn hoedanigheid van danskunstenaar – er zijn maar drie personen die het recht en de autoriteit hebben of hadden om een uitspraak te doen over zijn privéleven. Het waren Diaghilev en mijn echtgenoot, die beiden nu ongelukkig genoeg gestorven zijn, en ikzelf. Ik heb u in mijn boeken over mijn echtgenoot alles verteld wat ik te zeggen had. Ik geef nu het woord aan Nijinski zelf. Romola Nijinski San Francisco, april 1963
13
Eerste deel Leven
De mensen zullen zeggen dat Nijinski krankzinnigheid simuleert vanwege de misstappen die hij heeft begaan. Misstappen zijn afschuwelijk en ik verafschuw ze, en ik wil er nooit een begaan. Ik heb vroeger wel fouten gemaakt omdat ik God niet begreep. Ik voelde Hem wel maar ik begreep niet wat er met iedereen aan de hand was. Alle mensen hebben ‘gevoel’* maar ze begrijpen niet wat het eigenlijk is. Ik wil dit boek schrijven om uit te leggen wat gevoel is. Veel mensen zullen zeggen dat dit mijn persoonlijke opvattingen zijn, maar ik weet dat mijn visie juist is, omdat ze van God afkomstig is. God is in mij. Ik heb fouten gemaakt maar ik heb ze met mijn leven rechtgezet. Ik heb meer geleden dan welk mens ter wereld ook. Ik heb een paar van mijn vrienden uitgenodigd om een uitstapje naar Maloja te maken, een paar kilometer van Sankt Moritz. Het is een prachtige rit als het mooi weer is. Ik hou van de natuur, vooral van de Russische natuur, omdat ik in Rusland ben opgegroeid. Ik hou van Rusland. Mijn vrouw is bang voor Rusland. Het kan me niet schelen waar ik woon. Ik woon waar God wil dat ik woon. Ik zal mijn hele leven reizen als het Gods wil is. Ik heb een tekening van Christus gemaakt zonder snor en baard, met lang haar. Ik lijk op Hem, al* Wanneer Nijinski over ‘gevoel’ spreekt, bedoelt hij een instinctief aanvoelen – de werking van het onderbewuste.
17
leen heeft Hij een kalme uitdrukking, terwijl mijn ogen altijd rondkijken. Ik ben een man van beweging, niet iemand van onbeweeglijkheid. Ik heb andere gewoonten dan Christus, Hij hield van onbeweeglijkheid en ik hou juist van beweging en dansen. Gisteren was ik bij de kleine Kyra.* Ze kon bijna geen adem krijgen door de bronchitis. Ik begrijp niet waarom ze haar een instrument gegeven hebben om medicijn te inhaleren. Ik ben tegen alle medicijnen. Ik wil niet dat mensen ze innemen. Medicijnen zijn iets wat is uitgevonden. Ik ken mensen die er een gewoonte van maken om ze in te nemen. De mensen denken dat het iets noodzakelijks is. Medicijn heeft nut als hulpmiddel, maar de natuur alleen kan gezondheid geven en de gezondheid herstellen. Tolstoj had ook een hekel aan medicijnen. Ik heb er niets op tegen wanneer het nodig is. Ik heb gezegd dat het nutteloos is. Ik heb de waarheid gesproken omdat het zo is. Als jullie mij niet geloven – goed, dat is jullie zaak. Ik geloof in God en daarom schrijf ik alles op wat Hij me zegt. Mijn vrouw zei dat ik me toen we gisteravond bezoek hadden precies als een spiritist** gedragen had. Ik zei haar dat ik niet met mijn lichaam gezwaaid had zoals mediums doen op een spiritistische seance. Mensen die in een spiritistische trance zijn lijken op dronken mensen, en ik was niet dronken, omdat ik wist wat ik deed. Ik ben geen dronkaard, maar ik weet wel wat dronkenschap is omdat ik vroeger wel eens wijn gedronken heb en wel eens dronken ben geweest. Ik vind het niet goed dat mensen drinken en spiritistische seances houden. Het is slecht voor hun gezondheid. * Kyra, de dochter van Nijinski, verbleef in een huis in de buurt, vanwege Nijinski’s nerveuze gesteldheid. ** Nijinski doelt hier op spiritistische seances, die beschreven worden in Romola Nijinski’s boek Nijinski, hoofdstuk xix.
18
Ik wil nu over Nietzsche en Darwin spreken, omdat dit mensen van de wetenschap waren. Darwin geloofde dat de mensen afstamden van de apen. Hij dacht dat hij een nieuwe theorie ontdekt had. Vanochtend stelde ik mijn vrouw vragen over Darwin en Nietzsche, omdat ik medelijden met Nietz sche had. Ik hou van hem. Hij zou me begrepen hebben. Darwins Natuurtheorie is fout. Hij heeft de Natuur niet aangevoeld. Natuur is leven en leven is Natuur. Ik hou van haar, en ik begrijp wat ze is. Ik begrijp haar omdat ik haar aanvoel, en de Natuur voelt mij aan. De Natuur is God en ik ben de Natuur. Ik leef. De Natuur is iets prachtigs. Ik weet dat zij me zal helpen om haar te bestuderen. Maar ik bestudeer haar alleen met mijn gevoel. Gevoel is iets prachtigs en daarom weet ik wat de Natuur is. De apen maken deel uit van de Natuur, evenals de mens, maar een aap heeft niet dezelfde natuur als een mens. Ik voel beweging. Ik beweeg me op een eenvoudige manier, maar bewegingen van een aap zijn gecompliceerd. Een aap is dom. Ik ben ook dom, maar ik bezit verstand. Ik ben een wezen met verstand en een aap is een wezen zonder verstand. De mens is afkomstig van God. God is geen aap. De mens is God. Een mens heeft armen net als een aap. Ik weet dat een mens in lichamelijk opzicht wel op een aap lijkt, maar in geestelijk opzicht niet. De apen stammen af van de Apen, en de Apen werden op hun beurt weer geschapen door God. God komt uit God voort. En ik ben een mens die van God afstamt en niet van een aap. Ik ben God als ik Hem voel. Ik weet dat heel wat mensen mij zullen bewonderen, en dat maakt me gelukkig, omdat ik zo mijn doel bereikt zal hebben. Ik wil dansen om geld te verdienen. Ik wil mijn vrouw een huis geven dat van alle gemakken is voorzien. Zij verlangt naar een kind, een reïncarnatie van mij, omdat ze bang is dat
19
ik spoedig zal sterven. Ze denkt dat ik krankzinnig ben – zij heeft dit idee omdat ze te veel nadenkt. Ik denk niet zoveel en daarom begrijp ik alles wat ik voel. Ik ben gevoel bij gratie van het vlees en niet bij gratie van het intellect. Ik ben het vlees. Ik ben het gevoel. Ik ben God in vlees en gevoel. Ik ben een mens en geen God. Ik ben eenvoudig. Ik hoef niet te denken. Ik moet maken dat de mensen mij voelen en begrijpen door middel van het gevoel. Mensen van de wetenschap denken over mij na en breken hun hoofd over mij, maar al hun gepieker zal geen enkel resultaat opleveren. Ze zijn dom. Ik spreek eenvoudig, verberg me niet achter woorden. De wereld is door God gemaakt. De mens is door God gemaakt. Het is onmogelijk voor een mens om God te kunnen bevatten, maar God begrijpt God. De mens is een deel van God en daarom begrijpt hij God soms. Ik ben zowel God als mens. Ik ben goed en ik ben geen beest. Ik ben een wezen met een geest. Ik ben vlees en ik kom voort uit het vlees. God heeft het vlees gemaakt. Ik ben God. Ik ben God. Ik ben God... Ik ben gelukkig omdat ik liefde ben. Ik hou van God en daarom lach ik mezelf toe. De mensen denken dat ik krankzinnig zal worden en mijn verstand zal verliezen. Nietzsche heeft zijn verstand verloren omdat hij te veel nadacht. Ik denk niet veel en kan daarom ook niet krankzinnig worden. Mijn schedel is sterk en hard. Ik moest op mijn hoofd staan in het ballet Scheherazade, waarin ik een dodelijk gewonde neger voorstel. Ik verbeeldde hem goed en het publiek begreep daarom wat ik bedoelde. Nu wil ik uitdrukking geven aan het gevoel en het publiek zal me weer begrijpen. Ik ken het publiek, omdat ik het bestudeerd heb. Ze houden ervan om versteld te staan, maar ze weten heel weinig over kunst, zijn daarom makkelijk in verbazing te brengen. Ik weet hoe ik publiek in verbazing moet brengen en ben daarom zeker van mijn succes.
20
Ik zou graag miljoenen willen hebben om de effectenbeurs op zijn grondvesten te doen trillen. Ik wil de effectenbeurs ruïneren. Ik ben het leven en het leven is dat de mensen elkaar liefhebben. De effectenbeurs is de dood. Hij berooft arme mensen die hun laatste geld brengen in de hoop zo hun ambities te kunnen realiseren. Ik hou van de armen en ik zal daarom op de effectenbeurs spelen om de makelaars te ruïneren. De makelaars spelen met enorme hoeveelheden geld. Enorme hoeveelheden geld zijn van de dood en daarom niet van God afkomstig. Ik wil geld maken op de effectenbeurs en zal daarom naar Zürich gaan. Mijn vrouw wil dat ik naar Zürich ga om een neuroloog te bezoeken, die mijn zenuwgestel zal onderzoeken. Ik heb haar 100 000 franc beloofd als zij gelijk heeft dat mijn zenuwen in een slechte conditie verkeren. Ik zal het haar geven als de dokter zegt dat mijn zenuwen er slecht aan toe zijn. Als zij verliest zal ik haar niet betalen. Ik beschik op het ogenblik nog niet over dit geld, maar ik heb het haar beloofd. Ik zal op de beurs spelen, maar ik zal daarom een paar weken in Zürich moeten blijven. Ik ga er heel binnenkort heen. Ik heb helemaal geen geld en ik hoop dat mijn vrouw me wat zal geven. Ik ga samen met haar. Ze zal me er met haar eigen geld naartoe brengen. Ik heb een beetje op de bank staan, ongeveer 200 franc. Daarmee zal ik spelen. Ik wil mijn laatste geld op het spel zetten om wat meer te verdienen. God zal mij helpen om te winnen en ik ben niet bang. Het is Zijn wil dat ik de effectenbeurs laat springen. Zó zal ik geld verdienen en niet door te dansen. Ik zal in de kranten kijken en een paar effecten kopen. Ik versta geen Duits, maar ik zal het begrijpen voor zover ik het nodig heb. Vanmorgen voor het koffiedrinken ging ik naar Hanselmann. Ik nam een glas port en verloor mijn bewustzijn omdat
21
God het zo wilde. Ik hou er helemaal niet van om me dom te gedragen, omdat ik dat als dood-zijn beschouw. Ik kan mijn vrouw er niet toe dwingen vegetariër te worden.* Ze eet vlees omdat ze ervan houdt. Toen we koffie gingen drinken, brak ik plotseling een noot met de kracht van een reus. Ik ben erg sterk en heb veel kracht in mijn vuist. Ze werd bang en zei dat ik met opzet op de tafel geslagen had. Ze had gelijk, want ik hád met opzet geslagen. Ze voelt me nu beter aan. Ik had gedaan alsof ik misselijk was van de wijn die ik bij de lunch gedronken had – het was maar een klein glaasje, met een gebakje! Later voelde ik me licht in mijn hoofd. Ik ging op straat met A.** en deed een paar stappen. Ik was erg duizelig en zakte bijna door mijn knieën. Ik viel bijna en A. vond alles verschrikkelijk grappig. Ze vindt het leuk als mensen dronken zijn. Ik weet hoe ze is. Ze houdt van haar man – zij drinken samen. God wil dat ik begrip opbreng voor A. Gisteren kwam ze langs om met me te wandelen, omdat ze wilde dat ik een paar schoenen voor haar zou kopen. Ik gaf haar vandaag een paar schoenen omdat ze helemaal geen schoenen heeft. Ik heb wel schoenen en heb geen nieuwe schoenen nodig. Ik gaf haar een paar van mij omdat die haar pasten. Mijn voeten zijn maar een klein beetje groter dan de hare. Ze voelt mij niet aan wanneer ik met haar praat. Bij iedere gelegenheid wijs ik mijn vrouw erop: ‘Het is verkeerd om vlees te eten.’ Mijn vrouw begrijpt me maar ze wil niet alleen groenten eten, omdat ze denkt dat het maar een gril van me is. Ik heb altijd het beste met haar voor wanneer ik haar vraag om ’s avonds geen worst te eten, omdat ik weet wat er dan gebeurt. Ze zegt: ‘Wat goed voor jou is, is niet goed * De navolgende gebeurtenissen zijn beschreven in Nijinski, hoofdstuk xix. ** Een Russische vriendin.
22
voor mij.’ Ze begrijpt me niet als ik zeg dat je altijd moet doen wat je gevoel je ingeeft. Ze denkt te veel, en heeft daarom niet genoeg gevoel. Ik ben niet bang dat ze me zal verlaten, maar ik zal niet opnieuw trouwen. Ik hou erg veel van haar en zal haar daarom om vergiffenis vragen als God het tenminste wil. God wil het niet, omdat Hij niet wil hebben dat ze vlees eet. Ik heb al het geld altijd aan mijn vrouw gegeven, en ik heb vaak tegen haar gezegd dat we meer zouden kunnen sparen als we geen vlees zouden eten. Ze heeft wel naar me geluisterd maar ze heeft toch niet gedaan wat ik haar heb gevraagd. Ze houdt van mij en maakt zich daarom zorgen over mijn gezondheid. Ik heb tegen haar gezegd dat we kunnen scheiden als ze niet alles goedvindt wat ik doe, dat ik een goede echtgenoot voor haar zal zoeken die nog rijk is bovendien. Ik heb tegen haar gezegd dat ik op deze manier niet verder kan leven, hoewel ik erg veel geduld heb. Ik werd zenuwachtig omdat God mij dat gebood en daarom heb ik met mijn vuist op de noot geslagen. Mijn vrouw werd bang en was heel erg nerveus en daarom ben ik opgestaan om te gaan schrijven. Romola, zo heet mijn vrouw. Het is een Italiaanse naam. Haar vader, een heel intelligente man, die veel van het Italië van de Renaissance hield, heeft haar zo genoemd. Ik hou niet van eeuwen die voorbij zijn, omdat ik leef. Deze vulpen waarmee ik nu schrijf heeft mijn vrouw me met Kerstmis gegeven. Dit jaarlijkse feest wordt over de hele wereld waar christenen wonen Kerstmis genoemd. Vandaag droeg ik het kruisje dat Emma me gegeven heeft. Emma is de moeder van mijn vrouw. Ze houdt van mij en ook van Kyra, en ze denkt dat je je liefde toont door cadeautjes te geven. Zij denkt dat liefde iets is als cadeautjes geven. Ik geloof niet dat een cadeau een blijk van liefde is. Het is een gewoonte. Je moet cadeaus geven aan de armen en niet aan
23
degenen die al bezittingen hebben. Kyra heeft genoeg en ze heeft daarom geen cadeautjes nodig. Ik heb Kyra genoeg gegeven, doordat ik geld verdiend heb met dansen. Emma kent de waarde van het geld niet en daarom smijt ze ermee. Ze weet dat ik haar kan begrijpen en daarom houdt ze van me. Ik zou het veel beter vinden als ze cadeaus zou geven aan mensen die het werkelijk nodig hebben. Emilia* is een goede vrouw, ze houdt van de armen en geeft hun veel. Ik denk dat het niet voldoende is om veel weg te geven. De armen moeten voortdurend geholpen worden. Je moet er zelf op uitgaan om de armen te vinden en je moet niet aan charitatieve instellingen geven. Ik zal alleen voor instellingen dansen omdat ik zo in de gelegenheid gesteld word om uitdrukking te geven aan mijn persoonlijkheid. Ik wil alleen maar een persoonlijkheid zijn omdat ik zo mijn taak kan volbrengen. Mijn taak is een taak die mij door God is opgedragen en daarom wil ik alles doen om die tot een goed einde te brengen. Ik schrijf omdat God me dat beveelt. Ik wil dit boek niet schrijven om geld te verdienen. Ik wil niet rijk worden, maar God wil dat ik rijk word omdat Hij mijn doelstellingen kent. Ik hou niet van geld – ik hou van mensen. De mensen zullen me begrijpen nadat ik hun de middelen heb verschaft om in hun bestaan te voorzien. Arme mensen kunnen geen geld verdienen. De rijke mensen moeten hen daarbij helpen. Het is volkomen nutteloos om al mijn inkomsten aan de instanties voor hulp aan de armen te geven. Die instanties verrijken zichzelf en denken er niet eens over om hulp te bieden. Iemand die arm is gaat niet naar deze charitatieve instellingen, omdat hij zich schaamt om verkeerd begrepen te worden. Een arme stelt het op prijs als iets op een eenvoudige manier gegeven wordt. Ik geef altijd op een heel * Emma of Emilia wordt voor dezelfde persoon gebruikt.
24