PENSIOENREGLEMENT 2008 NN Prestatiepensioen excedent-regeling van Stichting Pensioenfonds TBI, voor de pensioenregeling van de aan TBI Holdings B.V. gelieerde ondernemingen zoals in de statuten omschreven.
PR14413.1
Toelichting bij pensioenbegrippen afkoop
arbeidsongeschiktheid
beleggingsverzekering
deelnemer
dispensatie
franchise
geregistreerd partnerschap
gewezen deelnemer gezamenlijke huishouding
indexcijfers (loonindex of prijsindex)
IVA jaarsalaris
PR14413.1
Een pensioenuitvoerder heeft de mogelijkheid om kleine pensioenen af te kopen. Het pensioenbedrag moet dan blijven beneden een wettelijk bepaalde grens (die ieder jaar wijzigt). De pensioenaanspraken vervallen dan, maar de pensioenuitvoerder keert in plaats daarvan een bedrag ineens, de afkoopwaarde, uit aan de pensioengerechtigde. Iemand is arbeidsongeschikt indien hij een uitkering krachtens de WIA (Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen) ontvangt. De voorliggende periode van ziekengeld wordt voor de arbeidsongeschiktheid niet meegeteld. De premies voor een verzekering kunnen in beleggingsfondsen belegd worden. De deelnemer draagt dan het risico van tegenvallende beleggingskoersen, maar omgekeerd is er ook kans op gunstige beleggingsresultaten. De werknemer die deelneemt in de pensioenregeling. De werkgever kan onderscheid maken wie voor de pensioenregeling in aanmerking komt. Bijvoorbeeld onderscheid naar verschillende categorieën personeel of een leeftijdsgrens van 21 jaar. In sommige bedrijfstakken is een pensioenfonds ingesteld waar in principe alle werknemers uit die bedrijfstak bij aangesloten zijn. Maar als de werkgever bij een verzekeraar een gunstiger pensioenregeling kan verzekeren, kan hij onder bepaalde voorwaarden vrijgesteld worden van aansluiting bij het pensioenfonds. Dat heet dispensatie. Dispensatie is ook mogelijk als de werkgever eerst zelf al een pensioenregeling had en daarna pas het fonds voor de bedrijfstak is ingesteld. De franchise is gelijk aan het maximum salaris waarover het bedrijfstakpensioenfonds in dat jaar pensioenaanspraken toekent. Voor de deelnemer die ook deelneemt in een door de werkgever getroffen pensioenregeling, is de franchise gelijk aan het maximumsalaris waarover ingevolge die pensioenregeling in dat jaar pensioenaanspraken worden toegekend. Het geregistreerd partnerschap komt net als het huwelijk tot stand via de ambtenaar van de burgerlijke stand. Het geregistreerd partnerschap komt in veel opzichten overeen met het huwelijk. De (ex-)werknemer van wie het deelnemerschap in de pensioenregeling is beëindigd, bijvoorbeeld door ontslag. Volgens een pensioenregeling kan er partnerpensioen voor nietwettelijke partnerrelaties bestaan. Hiervoor is onder andere een gezamenlijke huishouding op één adres vereist. Tevens is van belang dat de samenlevingsovereenkomst notarieel wordt vastgelegd. Dus LAT-relaties komen niet in aanmerking voor partnerpensioen. Soms worden bedragen aangepast aan de hand van de ontwikkeling van de lonen of de prijzen. Hulpmiddel zijn dan indexcijfers (loonindexcijfers of prijsindexcijfers) van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Door vergelijking van CBS-cijfers uit verschillende jaren, wordt de ontwikkeling over die periode vastgesteld. Inkomensvoorziening Volledig en duurzaam Arbeidsongeschikten In de pensioenberekening speelt het jaarsalaris een centrale rol. In het pensioenreglement is opgenomen welke salariscomponenten meetellen.
1
notariële samenlevingsovereenkomst
Als ongehuwd samenwonenden onderlinge (financiële) afspraken maken, kunnen ze die in een overeenkomst door een notaris laten vastleggen. Natuurlijk kunnen ze ook hun afspraken zelf op papier zetten zonder dat er een notaris aan te pas komt (of ze kunnen helemaal niets opschrijven), maar in die situaties voldoet de partnerrelatie niet aan de eisen van de pensioenregeling om partnerpensioen te kunnen krijgen. participatie Iemand kan rechtstreeks beleggen in aandelen, maar het kan ook in beleggingsfondsen. Bij belegging via een beleggingsfonds, wordt het recht van de belegger uitgedrukt in aantallen participaties in het beleggingsfonds. partner In de Pensioenwet wordt de term partner gebruikt voor degene die aanspraak kan maken op partnerpensioen. Onder partner wordt verstaan de gehuwde en de geregistreerde partner. In het pensioenreglement kan opgenomen zijn dat er ook partnerpensioen is voor de ongeregistreerde partner (samenwonend). In het pensioenreglement is een en ander uitgewerkt. pensioenclausule Als een kapitaal met pensioenclausule verzekerd is, komt er op de pensioendatum eerst een verzekerd kapitaal beschikbaar. De pensioenclausule verplicht ertoe om dat kapitaal direct aan te wenden voor de aankoop van pensioen. Daarbij zal vastgelegd zijn welke pensioenvorm(en) aangekocht moet(en) worden. pensioendatum De datum waarop het pensioen zal ingaan volgens de normale uitgangspunten uit het pensioenreglement, of de datum waarop het pensioen na een keuze tot verschuiving van de pensioendatum feitelijk in gaat. pensioengerechtigde kinderen De kinderen van de deelnemer komen in aanmerking voor wezenpensioen. Dat zijn niet alleen de biologische kinderen waarvoor de deelnemer als ouder wordt aangemerkt, maar ook de adoptiekinderen en pleegkinderen. Als de deelnemer een partner heeft met kinderen die niet kind van de deelnemer zijn, komen ook die kinderen voor wezenpensioen in aanmerking, mits zij maar behoren tot het gezin of de gezamenlijke huishouding van de deelnemer en de partner. pensioengrondslag Als in de pensioenberekening van het jaarsalaris de franchise is afgetrokken, wordt het resterend bedrag pensioengrondslag genoemd. pensioenjaren In de pensioenberekening zijn vaak pensioenjaren van belang. In het reglement staat vanaf wanneer ze geteld worden. Dat kan het moment van toetreding tot de pensioenregeling zijn, maar ook kunnen er voorliggende dienstjaren worden meegeteld. De jaren lopen door tot de pensioendatum. Als een deelnemer tijdens het dienstverband overlijdt, wordt het partner- en wezenpensioen bepaald mede aan de hand van de pensioenjaren die nog doorgebracht hadden kunnen worden tot de pensioendatum. Door waardeoverdracht kunnen er extra jaren zijn toegekend. pensioenoverzicht Een pensioenuitvoerder moet aan de deelnemers in de pensioenregeling een overzicht sturen van de actuele stand van hun pensioenen. Dit overzicht vermeldt ook de uitgangspunten waarop de pensioenen berekend zijn, zoals het jaarsalaris en een parttimepercentage. premieovereenkomst De premieovereenkomst is een pensioenafspraak waarbij de deelnemer recht heeft op pensioen waarvan de hoogte afhankelijk is van de premie die daarvoor beschikbaar wordt gesteld. Welke pensioenbedragen er uiteindelijk zullen komen, is niet omschreven.
PR14413.1
2
risico (pensioen op risicobasis; Als pensioenen op risicobasis verzekerd zijn, wordt jaar voor jaar pensioen met risicokarakter) uiterlijk tot ontslag of pensionering - een verzekering gesloten voor het geval het 'verzekerde risico' zich voor zal doen in dat jaar. Doet zich het risico niet voor, dan heeft de verzekering geen waarde. Het hier bedoelde risico kan zijn overlijden of intreden van arbeidsongeschiktheid. Bij pensioenen met een risicokarakter volgt er geen pensioenuitkering als de deelnemer eerst met ontslag gaat en daarna het risico zich voordoet. scheiding Uit elkaar gaan van partners heeft verschillende juridische varianten. Welke pensioenrechten de ex-partner houdt, is wettelijk apart geregeld voor ouderdoms- en voor partnerpensioen. Zie hiervoor het pensioenreglement. Bij scheiding blijven de kinderen van de deelnemer gewoon verzekerd voor wezenpensioen. sekseneutraal en sekseLevensverzekeraars zijn altijd gewend geweest om in hun tarieven afhankelijk onderscheid te maken naar mannen en vrouwen. Dit omdat vrouwen gemiddeld langer leven dan mannen. Dergelijke tarieven zijn dus sekse-afhankelijk. Om aan bepaalde wettelijke voorschriften te voldoen, hanteren verzekeraars tegenwoordig ook wel tarieven die geen onderscheid maken naar mannen en vrouwen. Die laatste zijn dus sekseneutraal. toeslagen Een werkgever kan beslissen om door middel van toeslagen te proberen de pensioenen waardevast of welvaartsvast te houden. uitkeringsovereenkomst Een uitkeringsovereenkomst is een pensioenafspraak waarbij het te verkrijgen pensioen wordt vastgesteld in concrete jaarlijkse pensioenbedragen. uitvoeringsovereenkomst Wettelijk is voorgeschreven dat een werkgever die een pensioenregeling heeft, die moet onderbrengen bij een pensioenfonds of een verzekeraar. Daarvoor moet een overeenkomst gesloten worden, de uitvoeringsovereenkomst. verevening Als één partner van een gehuwd stel ouderdomspensioen ontvangt, zullen in de praktijk beide echtgenoten daarvan genieten. De wetgever vindt het daarom logisch dat bij scheiding het ouderdomspensioen ook over beide partners verdeeld wordt. Dat heet verevening van het ouderdomspensioen. Bij scheiding kunnen de echtgenoten andere afspraken maken. WIA Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen WIA-grenssalaris Soms is in de pensioenregeling het WIA-grenssalaris van belang. Dat is de salarisgrens tot waar de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen uitkeringen geeft. De WIA is de opvolger van de WAO. Toelichting op de beleggingsconcepten De (gewezen) deelnemer kan binnen de pensioenregeling kiezen uit de volgende beleggingsconcepten: - LifeCycle Beleggen; - Beleggen met Gemak; - Zelf Beleggen. In artikel 12 worden deze beleggingsconcepten toegelicht.
PR14413.1
3
Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds TBI Inhoudsopgave Hoofdstuk I Artikel 1 Artikel 2 Artikel 3
Pensioenregeling en uitvoering Pensioenregeling en deelnemers Uitvoering van de pensioenregeling door het sluiten van verzekeringen Informatie voor de deelnemers
Hoofdstuk II Artikel 4 Artikel 5 Artikel 6
Berekeningsgrondslagen en (beleggings)kapitaal Berekeningsgrondslagen Beschikbare premie (Beleggings)kapitaal met pensioenclausule
Hoofdstuk III Artikel 7 Artikel 8 Artikel 9 Artikel 10 Artikel 11
Pensioenaanspraken Ouderdoms- en partnerpensioen (en eventueel wezenpensioen) na de pensioendatum Partnerpensioen bij overlijden vóór de pensioendatum Partnerbegrip Wezenpensioen bij overlijden vóór de pensioendatum Geen toeslagen
Hoofdstuk IV Artikel 12 Artikel 13 Artikel 14
Bepalingen over de beleggingen en de pensioenspaarverzekering Beleggingsconcepten en kosten Switchen, wijzigingen verdeelsleutel en veranderen beleggingsconcept Beleggingsvrijheid
Hoofdstuk V Artikel 15 Artikel 16 Artikel 17 Artikel 18
Keuzemogelijkheden Verschuiving van de pensioendatum Variatie in de hoogte van het ouderdomspensioen Ruil van partnerpensioen naar extra ouderdomspensioen of omgekeerd Algemene bepalingen over keuzemogelijkheden
Hoofdstuk VI Artikel 19 Artikel 20 Artikel 21 Artikel 22 Artikel 23 Artikel 24 Artikel 25 Artikel 26
Bijzondere gebeurtenissen en situaties; verplichtingen deelnemer Tussentijdse beëindiging van het deelnemerschap Waardeoverdracht Pensioenopbouw na arbeidsongeschiktheid Gevolgen van beëindiging partnerrelatie voor partnerpensioen Gevolgen van beëindiging partnerrelatie voor ouderdomspensioen Pensionering Afkoop van kleine pensioenen Verplichtingen van de deelnemer
Hoofdstuk VII Artikel 27 Artikel 28 Artikel 29
Financiële bepalingen Financiering van de pensioenregeling Deelnemersbijdrage Uitkering van de pensioenen
Hoofdstuk VIII Artikel 30 Artikel 31 Artikel 32 Artikel 33 Artikel 34
Overige bepalingen Fiscale maximering Beperkingen Wijzigingsvoorbehoud werkgever Onvoorziene gevallen Inwerkingtreding en overgangsbepalingen
Bijlagen
Partnerpensioen voor ongehuwd samenwonende deelnemers Beleggingsfondsen
PR14413.1
Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds TBI NNPP
HOOFDSTUK I Artikel 1
PENSIOENREGELING EN UITVOERING Pensioenregeling en deelnemers
1.
De aan TBI Holdings B.V. te Rotterdam gelieerde ondernemingen zoals in de statuten omschreven, hierna de werkgever genoemd, heeft voor zijn werknemers een pensioenregeling getroffen. Deze pensioenregeling is omschreven in dit pensioenreglement. De pensioenregeling wordt uitgevoerd door Stichting Pensioenfonds TBI, verder het pensioenfonds genoemd.
2.
Deelnemers in deze pensioenregeling zijn de werknemers: - die 21 jaar of ouder zijn; - van wie het voor de pensioenberekening vastgestelde jaarsalaris hoger is dan de voor de deelnemer geldende franchise en lager is dan € 84.477,Het hiervoor genoemde bedrag wordt jaarlijks per 1 januari door het bestuur van het pensioenfonds aangepast aan het percentage waarmee het indexcijfer CAO-lonen, zoals gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek voor de maand oktober, is gestegen ten opzichte van het indexcijfer een jaar eerder. Het deelnemerschap van een werknemer met een salaris dat hoger is dan de voor hem geldende franchise en lager is dan het in lid 2 genoemde bedrag, vangt aan op de 1e van de maand waarin de werknemer 21 jaar wordt of op de latere datum waarop hij in dienst treedt of waarop zijn werkgever de hoedanigheid van gelieerde onderneming verkrijgt. Het deelnemerschap van een werknemer met een salaris dat lager is dan de voor hem geldende franchise, zoals is vastgesteld in artikel 4 lid 6a en 6b, vangt aan op 1 januari samenvallend met of eerstvolgend op de datum wanneer het salaris voor het eerst hoger is dan de franchise.
3.
4.
Uitgesloten van deelname zijn de werknemers die vallen onder de werking van de verplichtstellingsbeschikking van het bedrijfstakpensioenfonds Metaal en Techniek en voor wie dispensatie is verleend (vanaf 1 januari 1999) inzake het salaris boven het fictieve maximum. . Ook andere werknemers kunnen als deelnemer opgenomen worden. Dit kan alleen als de werkgever en de werknemer dat uitdrukkelijk hebben afgesproken en het pensioenfonds de werknemer heeft geaccepteerd. Het deelnemerschap eindigt: a. door het overlijden van de deelnemer; b. op de pensioendatum; c. door beëindiging van het dienstverband met de werkgever vóór de pensioendatum (ontslag); d. zodra de onderneming bij welke de deelnemer in dienst is, ophoudt een gelieerde onderneming te zijn; e. zodra de deelnemer niet meer voldoet aan alle overige voor het deelnemerschap gestelde vereisten. Het deelnemerschap eindigt niet als bij het einde van het dienstverband de pensioenopbouw vanwege arbeidsongeschiktheid wordt voortgezet zoals genoemd in artikel 21. Het deelnemerschap in deze pensioenregeling wordt dan voortgezet in de mate waarin de voortgezette pensioenopbouw bestaat en duurt zolang dat recht bestaat. Als de deelnemer onbetaald verlof heeft, blijft de aanspraak op partner- en wezenpensioen gedurende maximaal 18 maanden ongewijzigd in stand. Wat de gevolgen van onbetaald verlof zijn voor de overige pensioenen, bepalen de werkgever en de werknemer in overleg.
Artikel 2 1.
Uitvoering van de pensioenregeling door het sluiten van verzekeringen
De werkgever heeft de uitvoering van de pensioenregeling ondergebracht bij het pensioenfonds. Het pensioenfonds is bereikbaar via Postbus 23134, 3001 KC, gevestigd te Rotterdam. Het pensioenfonds is de pensioenuitvoerder van de pensioenregeling. Tussen de werkgever en het pensioenfonds bestaat daarvoor een uitvoeringsovereenkomst.
PR14413.1
5
Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds TBI NNPP
2.
Het pensioenfonds heeft bij Nationale-Nederlanden pensioenverzekeringen gesloten voor de pensioenverplichtingen uit het pensioenreglement. Zolang de pensioenen bij Nationale-Nederlanden zijn verzekerd, zijn op de pensioenen ook de algemene en bijzondere verzekeringsvoorwaarden van Nationale-Nederlanden van toepassing. Deze voorwaarden zijn opgenomen in de pensioenverzekeringsovereenkomst die tussen het pensioenfonds en Nationale-Nederlanden voor deze pensioenregeling is gesloten.
3.
Het pensioenfonds heeft administratieve werkzaamheden van de pensioenregeling uitbesteed aan Nationale-Nederlanden. Deze werkzaamheden zijn beschreven in de pensioenverzekeringsovereenkomst.
Artikel 3
Informatie voor de deelnemers
1.
Het pensioenfonds geeft de deelnemers en andere belanghebbenden alle informatie waar zij volgens de Pensioenwet recht op hebben. Zo zal het pensioenfonds de deelnemers jaarlijks een pensioenoverzicht toesturen (met daarin een opgave van de waardeaangroei van de pensioenaanspraken). Degenen die met pensioen gaan krijgen bij ingang en vervolgens ieder jaar daarop een pensioenoverzicht. Gewezen deelnemers van wie het pensioen nog niet is ingegaan krijgen bij einde deelneming en vervolgens iedere vijf jaar een pensioenoverzicht. Gewezen partners ontvangen bij scheiding een overzicht van zijn of haar aanspraak op partnerpensioen en vervolgens iedere vijf jaar (zie artikel 22 over de gevolgen van scheiding voor partnerpensioen).
2.
Op verzoek stelt het pensioenfonds dit reglement beschikbaar voor de deelnemer.
3.
Op verzoek verstrekt de werkgever of het pensioenfonds de uitvoeringsovereenkomst ter inzage.
4.
Het pensioenfonds heeft een klachtenprocedure. Eventuele klachten kunnen worden toegezonden aan het adres dat in artikel 2 staat.
HOOFDSTUK II Artikel 4 1.
BEREKENINGSGRONDSLAGEN EN (BELEGGINGS)KAPITAAL
Berekeningsgrondslagen
Voor het ouderdomspensioen en het partnerpensioen (en eventueel wezenpensioen) bij overlijden ná de pensioendatum wordt een verzekering van een kapitaal op basis van beleggingen gesloten. Deze verzekering wordt opgebouwd met een beschikbare premie die is afgeleid van de pensioengrondslag van de deelnemer. Bij de beleggingsconcepten "Beleggen met Gemak" en "Zelf Beleggen" kan de deelnemer er ook voor kiezen om de beschikbare premie - tijdelijk - geheel of gedeeltelijk in te leggen in een pensioenspaarverzekering (zie artikel 12).
2.
Het partner- en wezenpensioen bij overlijden vóór de pensioendatum wordt berekend aan de hand van de pensioenjaren en de pensioengrondslag van de deelnemer.
3.
Pensioenjaren zijn de jaren die liggen tussen 1 januari 2008 of de latere datum van aanvang van het dienstverband c.q. de latere datum waarop de werkgever de hoedanigheid van gelieerde ondernemingen verkregen heeft, en de pensioendatum. Jaren gelegen vóór leeftijd 21 tellen hierbij niet mee. Het aantal pensioenjaren bedraagt ten hoogste 44 jaar. Ook tellen als pensioenjaren mee de extra jaren die zijn vastgesteld aan de hand van de waarde van de pensioenaanspraken die de deelnemer heeft opgebouwd bij een vorige werkgever. Deze waarde is dan bij de aanvang van het deelnemerschap overgedragen aan het pensioenfonds.
PR14413.1
6
Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds TBI NNPP
Het aantal jaren dat voor de pensioenberekening in aanmerking komt, wordt bepaald in jaren en volle maanden, waarbij 15 dagen of minder worden verwaarloosd en 16 dagen of meer voor een volle maand worden gerekend. 4.
De pensioengrondslag is gelijk aan het jaarsalaris, verminderd met een franchise. De pensioengrondslag wordt bij opname in de pensioenregeling vastgesteld. Vervolgens wordt de pensioengrondslag jaarlijks per 1 januari opnieuw vastgesteld. Wijzigingen op andere data worden niet in aanmerking genomen.
5.
Het jaarsalaris is gelijk aan 12 maal het vaste maandsalaris van de deelnemer, plus een bedrag ter grootte van maximaal 2 maal het vaste maandsalaris voor zover dat bedrag contractueel jaarlijks als vaste winstuitkering of gratificatie wordt uitbetaald, vermeerderd met de vakantietoeslag voor zover deze niet reeds is - of geacht wordt te zijn - inbegrepen in het vaste maandsalaris. Een eventuele bijdrage van de werkgever voor een levensloopregeling telt hierbij niet mee. Voor de berekening van de hoogte van het partner- en wezenpensioen bij overlijden vóór de pensioendatum komen salarisstijgingen in de laatste vijf jaren voorafgaande aan de pensioendatum, alleen in aanmerking tot maximaal 2 procentpunt boven de gemiddelde loonindex voor de CAO-lonen per maand (inclusief bijzondere beloningen, zoals berekend door het Centraal Bureau voor de Statistiek). Salarisstijgingen die het gevolg zijn van gangbare functiewijzigingen of gangbare leeftijdsperiodieken tellen wel volledig mee. Als het jaarsalaris van de deelnemer hoger is dan het WIA-grenssalaris of stijgt boven het WIAgrenssalaris, wordt het pensioen alleen verhoogd voor zover de verhoging van de pensioengrondslag niet meer bedraagt dan 30% van de pensioengrondslag in het voorgaande jaar. Wanneer het jaarsalaris stijgt boven het WIA-grenssalaris, komt bij de vaststelling van de pensioengrondslag echter minimaal de salarisstijging tot het WIA-grenssalaris in aanmerking.
6.
a. voor de deelnemer die verplicht deelnemer is in de pensioenregeling van de Stichting bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid, is de franchise gelijk aan het maximum-salaris waarover dat bedrijfstakpensioenfonds in dat jaar pensioenaanspraken toekent. Voor de deelnemer die verplicht deelnemer is in de pensioenregeling van een ander bedrijfstakpensioenfonds, is de franchise gelijk aan het maximum-salaris waarover dat bedrijfstakpensioenfonds in het betreffende jaar pensioenaanspraken toekent; b. voor de deelnemer die tevens deelnemer is in een door de werkgever getroffen – al dan niet wettelijk verplicht gestelde – pensioenregeling is de franchise gelijk aan het maximum-salaris waarover ingevolge die pensioenregeling in dat jaar pensioenaanspraken worden toegekend.
7.
Als een deelnemer parttime werkt, wordt daarmee als volgt rekening gehouden: a. voor het partner- en wezenpensioen bij overlijden vóór de pensioendatum: - wordt de pensioengrondslag op fulltimebasis bepaald; - wordt ieder pensioenjaar waarin parttime is gewerkt voor een evenredig deel in aanmerking genomen. Voor toekomstige pensioenjaren wordt in dit verband aangenomen dat het laatste parttimepercentage tot de pensioendatum gelijk blijft; b. voor de bepaling van de beschikbare premie wordt de pensioengrondslag op fulltimebasis voor een evenredig deel in aanmerking genomen. Een wijziging van het parttimepercentage in de loop van een jaar – waaronder begrepen wordt de aanvang of het einde van parttimewerk – heeft gevolg voor de pensioenberekening vanaf de wijzigingsdatum. De pensioenberekening blijft wel gebaseerd op het salaris op fulltimebasis.
Artikel 5 1.
Beschikbare premie
Voor de opbouw in de beleggingsverzekering en/of bijbehorende pensioenspaarverzekering stelt de werkgever gedurende het deelnemerschap maandelijks een premie beschikbaar.
PR14413.1
7
Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds TBI NNPP
2.
De beschikbare premie is afhankelijk van leeftijd en pensioengrondslag. Per 1 januari 2008 bedraagt de beschikbare premie: leeftijd van de deelnemer in hele jaren op de eerste dag van elke maand van 21 tot 25 jaar van 25 tot 30 jaar van 30 tot 35 jaar van 35 tot 40 jaar van 40 tot 45 jaar van 45 tot 50 jaar van 50 tot 55 jaar van 55 tot 60 jaar van 60 tot 65 jaar
beschikbare premie is gelijk aan het volgende percentage (gerekend over de pensioengrondslag) 6,90% 8,00% 8,90% 10,90% 13,30% 16,40% 20,10% 25,00% 31,60%
Per 1 januari 2009 bedraagt de beschikbare premie: leeftijd van de deelnemer in hele jaren op de eerste dag van elke maand van 21 tot 25 jaar van 25 tot 30 jaar van 30 tot 35 jaar van 35 tot 40 jaar van 40 tot 45 jaar van 45 tot 50 jaar van 50 tot 55 jaar van 55 tot 60 jaar van 60 tot 65 jaar 3.
Bij deelname gedurende een gedeelte van een maand stelt de werkgever een evenredig deel van de premie beschikbaar.
Artikel 6 1.
beschikbare premie is gelijk aan het volgende percentage (gerekend over de pensioengrondslag) 7,20% 8,00% 9,50% 11,60% 14,10% 17,30% 21,30% 26,40% 33,10%
(Beleggings)kapitaal met pensioenclausule
De beschikbare premie wordt gebruikt voor een beleggingsverzekering, waaruit op de pensioendatum een kapitaal tot uitkering komt als de (gewezen) deelnemer dan in leven is. Bij de beleggingsconcepten "Beleggen met Gemak" en "Zelf Beleggen" kan de deelnemer er ook voor kiezen om de beschikbare premie - tijdelijk - geheel of gedeeltelijk in te leggen in een pensioenspaarverzekering (zie artikel 12). Het pensioenfonds hanteert hierbij een sekseneutraal tarief.
2.
De belegde bedragen van de beleggingsverzekering bij leven drukt Nationale-Nederlanden uit in de eurowaarde van de participaties in de gekozen beleggingsfondsen (zie artikel 12). De participatiewaarde is de waarde van één participatie in euro's. Het (beleggings)kapitaal komt tot uitkering op de pensioendatum als de (gewezen) deelnemer dan in leven is.
3.
Het kapitaal moet op de pensioendatum worden gebruikt voor de aankoop van pensioen zoals bepaald in artikel 7 lid 2.
PR14413.1
8
Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds TBI NNPP
HOOFDSTUK III Artikel 7
PENSIOENAANSPRAKEN
Ouderdoms- en partnerpensioen (en eventueel wezenpensioen) na de pensioendatum
1.
De deelnemer heeft op grond van dit pensioenreglement aanspraak op een ouderdomspensioen en een partnerpensioen (en eventueel wezenpensioen), beide aan te kopen uit het (beleggings)kapitaal. Onder het (beleggings)kapitaal wordt ook de eventuele waarde van de pensioenspaarverzekering begrepen.
2.
Op de pensioendatum moet de (gewezen) deelnemer het (beleggings)kapitaal tegen het sekseneutrale tarief dat dan geldt, gebruiken voor de verzekering van een direct ingaand levenslang ouderdomspensioen voor hemzelf/haarzelf, in combinatie met een partnerpensioen (en eventueel wezenpensioen). De verhouding van het ouderdoms- en het partnerpensioen (en eventueel wezenpensioen) is daarbij 100:70 (:14).
3.
Deze aanspraken op ouderdoms- en partnerpensioen (en eventueel wezenpensioen) hebben het karakter van een premieovereenkomst in de zin van de Pensioenwet. Dat betekent dat de deelnemer recht heeft op pensioen waarvan de hoogte afhankelijk is van de premie die de werkgever daarvoor beschikbaar stelt.
4.
Het ouderdomspensioen gaat in op de 1e van de maand waarin de (gewezen) deelnemer 65 jaar wordt. Het loopt door tot het einde van de maand waarin de (gewezen) deelnemer overlijdt.
5.
Het partnerpensioen dat is aangekocht op de pensioendatum gaat in op de 1e van de maand waarin de gewezen deelnemer overlijdt. Het loopt door tot het einde van de maand waarin de partner overlijdt.
Artikel 8
Partnerpensioen bij overlijden vóór de pensioendatum
1.
Het partnerpensioen bij overlijden vóór de pensioendatum gaat in op de 1e van de maand volgend op de maand waarin de deelnemer overlijdt. Het loopt door tot het einde van de maand waarin de partner overlijdt.
2.
Het partnerpensioen bij overlijden vóór de pensioendatum bedraagt 1,225% van de laatst vastgestelde pensioengrondslag van de deelnemer, vermenigvuldigd met het aantal pensioenjaren.
3.
Dit partnerpensioen heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst in de zin van de Pensioenwet. Dat betekent dat het pensioen vooraf wordt vastgesteld in concrete pensioenbedragen. Dit pensioen kent een zuiver risicokarakter; het heeft geen opbouwwaarde. Bij overlijden na einde van de deelname in deze pensioenregeling volgt er geen uitkering.
PR14413.1
9
Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds TBI NNPP
Artikel 9 1.
Partnerbegrip
De partner in dit pensioenreglement is: a. de echtgenote/echtgenoot van de (gewezen) deelnemer; b. de geregistreerde partner van de (gewezen) deelnemer. Dit is de ongehuwde persoon met wie de ongehuwde (gewezen) deelnemer volgens de bepalingen in het Burgerlijk Wetboek een geregistreerd partnerschap is aangegaan. Het geregistreerd partnerschap wordt gelijkgesteld aan het huwelijk. Deze partner wordt hieronder 'geregistreerde partner' genoemd; c. de ongeregistreerde partner van de (gewezen) deelnemer. Dit is de ongehuwde persoon: - met wie noch de (gewezen) deelnemer, noch een andere persoon dan de (gewezen) deelnemer een geregistreerd partnerschap is aangegaan; en - met wie de (gewezen) deelnemer minimaal een half jaar een gezamenlijke huishouding voert; en - die niet in de rechte lijn of in de tweede graad aan de (gewezen) deelnemer verwant is; en - die met de (gewezen) deelnemer een notarieel samenlevingscontract heeft gesloten. Dit contract moet minimaal de volgende gegevens bevatten: de naam, de geboortedatum en de burgerlijke staat van de deelnemer en de partner, de aanvangsdatum van de gezamenlijke huishouding en enige vermogensrechtelijke bepalingen. Deze partner wordt 'ongeregistreerde partner' genoemd en deze partnerrelatie 'ongeregistreerd partnerschap'. De (gewezen) deelnemer met een ongeregistreerd partnerschap mag niet gelijktijdig gehuwd zijn of een geregistreerd partnerschap hebben. Een huwelijk, geregistreerd partnerschap of ongeregistreerd partnerschap dat tot stand komt na de pensioendatum geeft geen recht op partnerpensioen volgens deze pensioenregeling.
2.
Als de gehuwde deelnemer of de deelnemer die een geregistreerd partnerschap is aangegaan, ook een ongeregistreerde partner heeft, is er alleen aanspraak op partnerpensioen voor de echtgenote/echtgenoot of de geregistreerde partner. De ongehuwde deelnemer die geen geregistreerd partnerschap is aangegaan, maar die meer ongeregistreerde partners heeft, kan slechts één van hen aanwijzen als partner in de zin van deze pensioenregeling. Bij een later huwelijk, het later aangaan van een geregistreerd partnerschap of bij latere aanwijzing van een andere ongeregistreerde partner, beschouwt Nationale-Nederlanden voor de uitvoering van deze regeling de partnerrelatie met de eerder aangewezen ongeregistreerde partner als beëindigd.
Artikel 10 1.
Wezenpensioen bij overlijden vóór de pensioendatum
Het wezenpensioen bij overlijden vóór de pensioendatum gaat voor ieder pensioengerechtigd kind in op de 1e van de maand volgend op de maand waarin de deelnemer overlijdt. Uitkering van het wezenpensioen loopt door tot het einde van de maand waarin de 21e verjaardag van het kind valt. Als het kind studeert of invalide is, loopt de uitkering van het wezenpensioen door tot het einde van de maand waarin de 27e verjaardag van het kind valt. Als het kind eerder overlijdt, ophoudt met studeren of niet meer invalide is, loopt de uitkering door tot het einde van de betreffende maand. Een studerend kind is een kind dat recht heeft op studiefinanciering, of dat studerend is volgens de normen van de Algemene Kinderbijslagwet. De toets of een kind invalide is, gebeurt volgens de normen van de Algemene Kinderbijslagwet.
2.
Het wezenpensioen bedraagt per pensioengerechtigd kind 20% van het partnerpensioen bij overlijden vóór de pensioendatum (zie artikel 8), als de deelnemer daarvoor in aanmerking zou komen. Het wezenpensioen wordt verdubbeld als de deelnemer overlijdt zonder een partner na te laten of op de 1e van de maand volgend op de maand waarin de partner overlijdt.
PR14413.1
10
Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds TBI NNPP
3.
Pensioengerechtigd zijn: - kinderen die tot de deelnemer in familierechtelijke betrekking staan; - kinderen die tot de partner in familierechtelijke betrekking staan, die behoren tot de gezamenlijke huishouding en voor wie de deelnemer of de partner een uitkering ontvangt op grond van de Algemene Kinderbijslagwet of die studeren of invalide zijn; - pleegkinderen van de deelnemer (volgens de normen van de Algemene Kinderbijslagwet).
4.
Het wezenpensioen bij overlijden vóór de pensioendatum heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst in de zin van de Pensioenwet. Dat betekent dat het vooraf wordt vastgesteld in concrete pensioenbedragen. Dit pensioen kent een zuiver risicokarakter; het heeft geen opbouwwaarde. Bij overlijden na einde van de deelname in deze pensioenregeling volgt er geen uitkering.
Artikel 11
Geen toeslagen
1.
Het pensioenfonds verleent geen toeslagen op ingegane pensioenen en pensioenaanspraken op grond van deze pensioenregeling.
2.
Het bestuur van het pensioenfonds kan echter besluiten om in een jaar een incidentele toeslag te verlenen als het pensioenfonds een meevaller heeft, of als de financiële situatie van het pensioenfonds zodanig is dat toekenning van een toeslag niet ten koste gaat van de ingegane pensioenen en pensioenaanspraken en het pensioenfonds over vrij eigen vermogen beschikt.
HOOFDSTUK IV
Artikel 12 1.
BEPALINGEN OVER DE BELEGGINGEN EN DE PENSIOENSPAARVERZEKERING
Beleggingsconcepten en kosten
De (gewezen) deelnemer kan binnen de pensioenregeling kiezen uit de volgende beleggingsconcepten: - LifeCycle Beleggen; - Beleggen met Gemak; - Zelf Beleggen. De (gewezen) deelnemer dient het vragenformulier “risicoprofiel” in te vullen dat NationaleNederlanden onder andere bij aanvang van het deelnemerschap aan hem/haar verstrekt. De ingevulde vragenlijst moet aan Nationale-Nederlanden worden gestuurd. Aan de hand van de antwoorden wordt het persoonlijke risicoprofiel van de deelnemer bepaald. Het risicoprofiel is de basis voor de beleggingsaanpak: defensief, neutraal of offensief. LifeCycle Beleggen Bij "LifeCycle Beleggen" wordt het beheer en beleggen van het beleggingskapitaal volledig overgelaten aan beleggingsdeskundigen. Binnen dit beleggingsconcept heeft de (gewezen) deelnemer geen beleggingsvrijheid. Hierbij zal het beleggingsrisico kleiner worden naarmate de pensioendatum nadert. De beleggingsfondsen die worden gebruikt voor "LifeCycle Beleggen" zijn opgenomen in de Bijlage "Beleggingsfondsen". Bij aanvang van het deelnemerschap én als de deelnemer geen keuze maakt voor een bepaald beleggingsconcept of als de deelnemer zijn/haar risicoprofiel niet wijzigt, wordt de te investeren premie (zie lid 2) belegd volgens de defensieve variant van "LifeCycle Beleggen".
PR14413.1
11
Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds TBI NNPP
Beleggen met Gemak De (gewezen) deelnemer die zelf zijn beleggingsportefeuille niet kan of wil onderhouden, maar dit ook niet geheel wil overlaten aan beleggingsdeskundigen, kan kiezen voor het beleggingsconcept "Beleggen met Gemak". De beleggingsfondsen waaruit de (gewezen) deelnemer binnen dit beleggingsconcept de keuze heeft, zijn opgenomen in de Bijlage "Beleggingsfondsen". Elk beleggingsfonds heeft de exacte verhouding aandelen en obligaties die overeenkomt met één van de verschillende risicoprofielen: defensief, neutraal of offensief. Bij het beleggingsconcept “Beleggen met Gemak” kan de (gewezen) deelnemer een zelf te bepalen gedeelte van de te investeren premie (zie lid 2) – tijdelijk – inleggen in de pensioenspaarverzekering. De pensioenspaarverzekering is een verzekering met variabele rentevergoeding, waaruit op de pensioendatum een kapitaal tot uitkering komt als de (gewezen) deelnemer dan in leven is. Zelf Beleggen Met het beleggingsconcept “Zelf Beleggen” kan de (gewezen) deelnemer zelf actief zijn beleggingsportefeuille samenstellen en onderhouden. De (gewezen) deelnemer wordt op basis van zijn risicoprofiel gewezen op de risico's van zijn beleggingsportefeuille. De beleggingsfondsen waaruit de (gewezen) deelnemer binnen dit beleggingsconcept de keuze heeft, zijn opgenomen in de Bijlage "Beleggingsfondsen". Bij het beleggingsconcept “Zelf Beleggen” kan de (gewezen) deelnemer een zelf te bepalen gedeelte van de te investeren premie (zie lid 2) – tijdelijk – inleggen in de pensioenspaarverzekering. De pensioenspaarverzekering is een verzekering met variabele rentevergoeding, waaruit op de pensioendatum een kapitaal tot uitkering komt als de (gewezen) deelnemer dan in leven is. 2.
De beschikbare premie wordt niet geheel belegd c.q. ingelegd in de pensioenspaarverzekering. Voor het recht op voortgezette pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid (zie artikel 22), voor de administratie van aanspraken en overige werkzaamheden, worden kosten in rekening gebracht. Bij de beleggingsconcepten "Beleggen met Gemak" en "Zelf Beleggen" zijn daarnaast aan iedere aankoop van participaties in beleggingsfondsen aankoopkosten verbonden. Deze kosten zijn nader omschreven in de uitvoeringsovereenkomst (zie artikel 2 lid 1 en 3 lid 4). Nadat bovenstaande kosten in mindering zijn gebracht op de beschikbare premie blijft de te investeren premie over. De te investeren premie wordt vervolgens belegd volgens het beleggingsconcept en de verdeelsleutel van de deelnemer. Bij de beleggingsconcepten "Beleggen met Gemak" en "Zelf Beleggen" kan de deelnemer echter ook een zelf te bepalen gedeelte van de te investeren premie – tijdelijk – inleggen in de pensioenspaarverzekering. Bij het beleggingsconcept "LifeCycle Beleggen" zijn daarnaast kosten verschuldigd voor het beheren van de beleggingsfondsen. Deze worden voldaan door verkoop van participaties. Daardoor daalt het aantal participaties van een (gewezen) deelnemer.
Artikel 13 1.
Switchen, wijzigen verdeelsleutel en veranderen beleggingsconcept
De deelnemer kan bij de beleggingsconcepten “Beleggen met Gemak” en “Zelf Beleggen" de verdeelsleutel van toekomstige premies over de verschillende beleggingsfondsen en/of inleg in de pensioenspaarverzekering binnen hetzelfde beleggingsconcept wijzigingen. Bij een wijziging van de verdeelsleutel worden geen transactiekosten in rekening gebracht.
PR14413.1
12
Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds TBI NNPP
2.
De (gewezen) deelnemer kan bij de beleggingsconcepten “Beleggen met Gemak” en “Zelf Beleggen” switchen van geld dat al in een beleggingsfonds is belegd naar een of meer andere beleggingsfondsen binnen hetzelfde beleggingsconcept. Bij een switch worden geen transactiekosten in rekening gebracht. Wel zijn altijd aan- en verkoopkosten voor de aan- en verkoop van de participaties in beleggingsfondsen verschuldigd.
3.
De (gewezen) deelnemer heeft de mogelijkheid om te veranderen van beleggingsconcept. Bij het veranderen van beleggingsconcept worden geen transactiekosten in rekening gebracht. Bij de beleggingsconcepten “Beleggen met Gemak” en “Zelf Beleggen” zijn wel altijd aan- en verkoopkosten voor de aan- en verkoop van de participaties in beleggingsfondsen verschuldigd. Voor het veranderen van beleggingsconcept dient de (gewezen) deelnemer het vragenformulier “risicoprofiel” in te vullen en aan Nationale-Nederlanden te sturen. Aan de hand van de antwoorden wordt het persoonlijke risicoprofiel van de (gewezen) deelnemer bepaald. Het risicoprofiel is de basis voor de beleggingsaanpak: defensief, neutraal of offensief. Als er geen vragenformulier is ingestuurd of als het vragenformulier onvolledig of incorrect is ingevuld, zal Nationale-Nederlanden het risicoprofiel op “defensief” stellen.
Artikel 14
Beleggingsvrijheid
Nationale-Nederlanden is bij de beleggingsconcepten “Beleggen met Gemak” en “Zelf Beleggen” wettelijk verplicht om de (gewezen) deelnemer te adviseren over de spreiding van de beleggingen, waarbij het risico kleiner moet worden naarmate de pensioendatum nadert. Het pensioenfonds zal de spreiding van de beleggingen dan ook jaarlijks toetsen, en de (gewezen) deelnemer daarover informeren.
HOOFDSTUK V Artikel 15 1.
KEUZEMOGELIJKHEDEN
Verschuiving van de pensioendatum
De (gewezen) deelnemer kan op verzoek en onder goedkeuring van de Raad van Bestuur de pensioendatum vervroegen tot leeftijd 60. Dit verzoek moet minimaal zes maanden voor de beoogde pensioendatum bij het pensioenfonds zijn ingediend. Vervroeging is alleen mogelijk in hele maanden. De deelnemer moet bij vervroeging het dienstverband beëindigen. Als de deelnemer een deel van het pensioen vervroegt (deeltijdpensioen), moet hij/zij het dienstverband met hetzelfde percentage verminderen. Op de vervroegde ingangsdatum wordt volgens artikel 7 lid 2 het (beleggings)kapitaal dat dan aanwezig is (uitgedrukt in de eurowaarde van de participaties en/of de eventuele waarde van de pensioenspaarverzekering) gebruikt voor de aankoop van een uitgesteld levenslang ouderdomspensioen, in combinatie met een partnerpensioen (en eventueel wezenpensioen) in de verhouding 100:70 (:14). Met uitgesteld pensioen wordt bedoeld dat het pensioen nog niet direct ingaat, maar pas op de normale pensioendatum. Het uitgestelde levenslange ouderdomspensioen wordt vervolgens omgezet naar een direct ingaand pensioen. De herberekening van het pensioenbedrag vindt plaats op basis van de hieronder genoemde factoren: beoogde pensioenleeftijd 64 63 62 61 60
PR14413.1
resterend ouderdomspensioen in percentage van het berekende uitgestelde pensioen 91,9 84,6 78,0 72,0 66,7
13
Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds TBI NNPP
Het partnerpensioen dat op de vervroegde datum uit het (beleggings)kapitaal is aangekocht, komt in de plaats van het partnerpensioen bij overlijden vóór de pensioendatum. Bij de omrekening van het ouderdomspensioen volgens de voorgaande tabel wijzigt het aangekochte partnerpensioen (en eventueel wezenpensioen) niet. In geval van pensioenvervroeging heeft de (gewezen) deelnemer de mogelijkheid om een deel van het levenslange ouderdomspensioen om te zetten in een AOW-overbruggingspensioen. Dit laatste pensioen is bedoeld om de AOW te overbruggen in de periode van de vervroegde pensioendatum tot de 1e van de maand waarin de 65e verjaardag van de (gewezen) deelnemer valt. Het AOW-overbruggingspensioen dat de (gewezen) deelnemer door deze ruil krijgt, wordt bepaald volgens onderstaande tabel: vervroegde pensioenleeftijd 64 63 62 61 60 Artikel 16
in te ruilen levenslang ouderdomspensioen om € 100, - jaarlijks AOW-overbruggingspensioen te krijgen (op dezelfde vroege pensioenleeftijd) € 8,05 € 15,24 € 21,68 € 27,54 € 32,69
Variatie in de hoogte van het ouderdomspensioen
De (gewezen) deelnemer heeft de keuze om vanaf de pensioendatum eerst een aantal jaren maximaal 10 - een hoog pensioen te ontvangen en daarna een laag. Of juist eerst een aantal jaren - maximaal 10 - een laag pensioen te ontvangen en daarna een hoog. Hierbij gaat het om hele jaren. Het lage pensioen mag niet lager zijn dan 75% van het hoge pensioen. Als het lage pensioen 75% bedraagt van het hoge, dan is het hoge pensioen gelijk aan het hieronder genoemde percentage van het oorspronkelijke pensioen (dit bij een pensioenleeftijd van 65): duur hoog resp. laag 1 jaar 2 jaar 3 jaar 4 jaar 5 jaar 6 jaar 7 jaar 8 jaar 9 jaar 10 jaar Artikel 17 1.
eerst hoog 129,7 126,5 123,6 121,0 118,6 116,4 114,5 112,7 111,1 109,7
eerst laag 102,1 104,2 106,3 108,3 110,3 112,2 114,1 115,9 117,6 119,3
Ruil van partnerpensioen naar extra ouderdomspensioen of omgekeerd
Het partnerpensioen dat op de pensioendatum moet worden aangekocht uit het (beleggings)kapitaal, kan de (gewezen) deelnemer ruilen om het ouderdomspensioen te verhogen. De (gewezen) deelnemer met een partner heeft daarvoor de instemming nodig van de partner. Deze ruil is alleen mogelijk per de pensioendatum.
PR14413.1
14
Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds TBI NNPP
2.
Het percentage waarmee het ouderdomspensioen bij ruil van het partnerpensioen wordt verhoogd, bedraagt 17,5. Dit is het geval bij ruil op leeftijd 65 van een partnerpensioen dat 70% van het ouderdomspensioen bedraagt. De (gewezen) deelnemer kan - in plaats van het gehele partnerpensioen - 75, 50, 25% daarvan ruilen. Bij ruil van een kleiner partnerpensioen dan 70% is de verhoging van het ouderdomspensioen naar rato (€ 100,- partnerpensioen = € 25,- ouderdomspensioen).
3.
Er is geen ruil mogelijk van het partnerpensioen waarop een gewezen partner recht heeft behouden als gevolg van artikel 22.
4.
Zoals bepaald in artikel 19, zal bij tussentijdse beëindiging van het deelnemerschap de dekking van het partnerpensioen bij overlijden vóór de pensioendatum worden beëindigd. Daarom zal bij tussentijdse beëindiging een deel van het (beleggings)kapitaal gebruikt worden voor de aankoop van een partnerpensioen, welke zal ingaan bij overlijden vóór de pensioendatum. De hoogte van dit partner- en wezenpensioen wordt vastgesteld door te berekenen welk ouderdoms- en partnerpensioen (en eventueel wezenpensioen) op de pensioendatum aangekocht kunnen worden met het opgebouwde (beleggings)kapitaal (volgens artikel 7). Het partnerpensioen dat op deze manier berekend is, wordt als partner- en wezenpensioen bij overlijden vóór de pensioendatum aangekocht uit een deel van het (beleggings)kapitaal. De ruilfactor voor het verkrijgen van dit partnerpensioen bij overlijden vóór de pensioendatum is afhankelijk van de leeftijd. Om € 100,- partnerpensioen bij overlijden vóór de pensioendatum te krijgen moet onderstaand bedrag aan (beleggings)kapitaal worden ingeruild. leeftijd op het ruilmoment tot 25 25 tot 30 30 tot 35 35 tot 40 40 tot 45 45 tot 50 50 tot 55 55 tot 60 60 tot 65
in te ruilen (beleggings)kapitaal € 57,30 € 67, € 78,10 € 89,90 € 101,40 € 110, € 111,50 € 97,40 € 51, -
5.
Als gevolg van aanspraken die aan een of meer gewezen partners zijn toegekend, kan het partnerpensioen op de pensioendatum voor de dan aanwezige partner lager zijn dan 70% van het ouderdomspensioen. De (gewezen) deelnemer heeft dan de mogelijkheid om een zodanig deel van het ouderdomspensioen te ruilen voor extra partnerpensioen dat de verhouding tussen deze beide pensioenen 100:70 bedraagt. Bij ruil van € 100, - ouderdomspensioen op leeftijd 65 krijgt de (gewezen) deelnemer € 77, ouderdomspensioen in combinatie met € 53,90 partnerpensioen.
6.
Bij ruil van partnerpensioen naar extra ouderdomspensioen of omgekeerd wijzigt het wezenpensioen niet.
Artikel 18 1.
Algemene bepalingen over keuzemogelijkheden
Bij een combinatie van keuzemogelijkheden bepaalt het pensioenfonds zo nodig de volgorde van de verschillende keuzes.
PR14413.1
15
Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds TBI NNPP
2.
Bij de toepassing van keuzemogelijkheden mogen er geen pensioenaanspraken ontstaan of overblijven die lager zijn dan de grens voor afkoop van kleine pensioenen. Zie artikel 25. Dit betekent het volgende: - bij vervroeging van het ouderdomspensioen moet het nieuwe ouderdomspensioen boven de afkoopgrens blijven; - bij variatie in hoogte van het ouderdomspensioen moet het lage pensioen boven de afkoopgrens blijven; - bij ruil van een gedeelte van het partnerpensioen naar extra ouderdomspensioen moet het resterende deel van het partnerpensioen boven de afkoopgrens blijven; - bij ruil van een gedeelte van het (beleggings)kapitaal naar partnerpensioen bij overlijden vóór de pensioendatum, moet het nieuwe partnerpensioen boven de afkoopgrens blijven.
3.
Bij de toepassing van de ruilverhoudingen is de leeftijd van de (gewezen) deelnemer in jaren en maanden bepalend. Voor leeftijden die niet in de voorgaande artikelen zijn genoemd, stelt het pensioenfonds de ruilverhouding op een zelfde wijze vast.
4.
Als de uitvoeringsovereenkomst die de werkgever met het pensioenfonds heeft gesloten, eindigt en er al dan niet een nieuwe overeenkomst wordt gesloten - kan het pensioenfonds een andere ruilverhouding toepassen dan genoemd in de vorige artikelen. In dat geval brengt het pensioenfonds de deelnemers hiervan op de hoogte.
HOOFDSTUK VI
Artikel 19
BIJZONDERE GEBEURTENISSEN EN SITUATIES; VERPLICHTINGEN DEELNEMER
Tussentijdse beëindiging van het deelnemerschap
1.
Als het deelnemerschap - anders dan door overlijden - eindigt vóór de pensioendatum, geldt het volgende: - de verdere opbouw van het (beleggings)kapitaal stopt; - de aanspraken op partner- en wezenpensioen bij overlijden vóór de pensioendatum vervallen. Dit met inachtneming van het in artikel 17 bepaalde.
2.
De vooruit betaalde (beschikbare) premie die betrekking heeft op de periode na de datum van beëindiging van het deelnemerschap, betaalt Nationale-Nederlanden terug aan de werkgever. De (gewezen) deelnemer heeft hierdoor, met inachtneming van het bepaalde in artikel 12, slechts aanspraak op het tot aan de datum van beëindiging van het deelnemerschap opgebouwde (beleggings)kapitaal.
3.
Als een deelnemer aansluitend op het deelnemerschap recht heeft op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet, houdt de gewezen deelnemer gedurende die periode aanspraak op een partnerpensioen bij overlijden vóór de pensioendatum. De hoogte van dit partnerpensioen wordt vastgesteld aan de hand van het aantal pensioenjaren tot het einde van het deelnemerschap. Dit artikellid geldt alleen als recht op grond van de Werkloosheidswet ontstaat op of na 1 januari 2008.
Artikel 20 1.
Waardeoverdracht
Bij opname in de pensioenregeling heeft de deelnemer het recht de waarde van pensioenen die opgebouwd zijn in een of meer vorige dienstverbanden over te laten dragen naar het pensioenfonds. De beschikbare overdrachtswaarde wordt gebruikt voor aankoop van extra participaties in de beleggingsfondsen en/of voor inleg in de pensioenspaarverzekering volgens de geldende verdeelsleutel. Verder wordt een aantal extra jaren bepaald dat overeenkomt met de overdrachtswaarde. Deze extra jaren tellen vervolgens mee bij de berekening van het partner- en wezenpensioen bij overlijden vóór de pensioendatum.
PR14413.1
16
Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds TBI NNPP
Het recht op waardeoverdracht bestaat niet als de deelnemer de procedure later opstart dan zes maanden na opname in deze pensioenregeling, of als de pensioenopbouw in het desbetreffende vorige dienstverband is beëindigd vóór 8 juli 1994. Waardeoverdracht is in deze gevallen alleen mogelijk wanneer de betrokken werkgevers en de betrokken pensioenuitvoerders bereid zijn aan de waardeoverdracht mee te werken. 2.
Als de gewezen deelnemer gaat deelnemen in de pensioenregeling van een volgende werkgever, heeft hij/zij het recht de waarde van de opgebouwde pensioenaanspraken over te laten dragen naar de pensioenuitvoerder van die nieuwe werkgever. Door de overdracht vervallen de pensioenaanspraken die op grond van dit reglement zijn verkregen. Als de deelnemer de procedure tot waardeoverdracht later opstart dan zes maanden na opname in de nieuwe pensioenregeling, bestaat geen recht op waardeoverdracht. Waardeoverdracht is in dat geval alleen mogelijk wanneer de betrokken werkgevers en de betrokken pensioenuitvoerders bereid zijn aan de waardeoverdracht mee te werken.
Artikel 21
Pensioenopbouw na arbeidsongeschiktheid
Als de deelnemer tijdens het deelnemerschap voor 65% of meer arbeidsongeschikt wordt en recht heeft op een WIA-uitkering, dan heeft hij/zij ook recht op voortgezette opbouw van de pensioenaanspraken. De voortgezette opbouw loopt dan ook door na een eventuele beëindiging van het dienstverband Als de deelnemer volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is en recht heeft op een IVA-uitkering en voor deze uitkering de wachttijd is verkort, heeft hij/zij pas na afloop van de wettelijke periode van loondoorbetaling recht op voortgezette opbouw van de pensioenaanspraken. Als de deelnemer na (gedeeltelijke) beëindiging van het dienstverband volledig revalideert of revalideert tot minder dan 65% arbeidsongeschiktheid, stopt de voortgezette pensioenopbouw. Als de mate van arbeidsongeschiktheid daarna weer toeneemt tot 65% of meer, wordt de voortgezette pensioenopbouw niet meer hervat. Voortgezette pensioenopbouw vindt plaats op basis van het jaarsalaris en het leeftijdsafhankelijke percentage die van toepassing waren tot het moment waarop de deelnemer arbeidsongeschikt is geworden. Als dit jaarsalaris lager is dan het jaarsalaris van de deelnemer op de eerste ziektedag voorafgaand aan de arbeidsongeschiktheid, geldt het jaarsalaris van de deelnemer op de eerste ziektedag. Voortzetting van de pensioenopbouw in de zin van dit artikel kan alleen plaatsvinden voor aanspraken die al vóór de beëindiging van het deelnemerschap tot stand gekomen waren. Vóór dat tijdstip mogen hierop ook niet de bepalingen over tussentijdse beëindiging van het deelnemerschap zijn toegepast. Het aangaan van een partnerrelatie na het einde van het dienstverband geeft daarom geen recht op partnerpensioen bij overlijden vóór de pensioendatum. Op de voortzetting van pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid zijn de verzekeringsvoorwaarden van Nationale-Nederlanden van toepassing (zie artikel 2 lid 2). In deze voorwaarden is onder meer het volgende geregeld: - Er vindt geen voortzetting van de pensioenopbouw plaats als de deelnemer op het moment van het ontstaan van de pensioenaanspraken (of de verhoging daarvan) al recht heeft op een WIA- of WAO-uitkering. - De deelnemer heeft geen recht op voortzetting van de pensioenopbouw als hij/zij binnen drie jaar na het ontstaan van de pensioenaanspraken arbeidsongeschikt wordt door ziekte of gebreken die al bestonden en geconstateerd waren op de aanvangsdatum van de aanspraak. Dit geldt niet voor zwangerschap en bevalling. De bedoelde periode van drie jaar vindt geen toepassing als de verzekering (nagenoeg) aansluit op het deelnemerschap van de deelnemer in een andere soortgelijke pensioenvoorziening. Dit voorafgaande deelnemerschap moet dan wel minimaal één jaar hebben geduurd en op normale condities zijn verleend. De hoogte van de voorgaande pensioenvoorziening moet overeenstemmen met de hoogte van het pensioen waarop de deelnemer nu aanspraak krijgt.
PR14413.1
17
Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds TBI NNPP
-
Dit alles is ter beoordeling van Nationale-Nederlanden. De (gewezen) deelnemer is verplicht bij arbeidsongeschiktheid er aan mee te werken dat Nationale-Nederlanden kan bepalen of er nog sprake is van arbeidsongeschiktheid en, zo ja, in welke mate.
Als de deelnemer gebruik maakt van de mogelijkheid om de pensioendatum te vervroegen, vervalt de voortgezette opbouw op de vervroegde pensioendatum. Artikel 22 1.
Gevolgen van beëindiging partnerrelatie voor partnerpensioen
Onder beëindiging van de partnerrelatie wordt in dit pensioenreglement verstaan: - echtscheiding of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed; - beëindiging van het geregistreerd partnerschap met wederzijds goedvinden of door ontbinding op verzoek van één van de partners; - beëindiging van het ongeregistreerd partnerschap door beëindiging van de gezamenlijke huishouding. Onder beëindiging van de partnerrelatie in de zin van dit pensioenreglement valt niet de situatie dat de partners aansluitend aan de ene vorm van de relatie - huwelijk, geregistreerd partnerschap of ongeregistreerd partnerschap - met elkaar een andere van deze relatievormen aangaan.
2.
Bij beëindiging van de partnerrelatie vervalt het partnerpensioen bij overlijden vóór de pensioendatum.
3.
Bij beëindiging van de partnerrelatie behoudt de gewezen partner recht op het partnerpensioen dat voor haar/hem is opgebouwd. Dit betekent het volgende: Als het gaat om het einde van de partnerrelatie van een deelnemer houdt de gewezen partner aanspraak op het partner- en wezenpensioen dat kan worden aangekocht uit het (beleggings)kapitaal (volgens artikel 7) en dat is opgebouwd tot de datum van beëindiging van de partnerrelatie. Als het gaat om het einde van de partnerrelatie van een gewezen deelnemer van wie het ouderdomspensioen nog niet is ingegaan houdt de gewezen partner: - aanspraak op het partnerpensioen dat kan worden aangekocht uit het (volgens artikel 7) en waarop de gewezen deelnemer bij het einde van het deelnemerschap recht heeft behouden; en eventueel - als de gewezen deelnemer bij het einde van het deelnemerschap heeft gekozen voor partnerpensioen bij overlijden vóór de pensioendatum door toepassing van artikel 17 lid 4: aanspraak op dit partnerpensioen. Als het gaat om het einde van de partnerrelatie van een gepensioneerde voor wie op zijn/haar leven op de pensioendatum een partnerpensioen is aangekocht dat niet is geruild voor extra ouderdomspensioen, houdt de gewezen partner aanspraak op dit partnerpensioen. De gewezen partner ontvangt een bewijs van de pensioenaanspraken waarop hij/zij recht heeft.
4.
De bepalingen in lid 3 zijn niet van toepassing als: - de echtgenoten of de geregistreerde partners bij huwelijkse voorwaarden of bij voorwaarden van geregistreerd partnerschap of bij een schriftelijk gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding anders overeenkomen. Het pensioenfonds moet hiermee instemmen; - bij beëindiging van een ongeregistreerd partnerschap de partners schriftelijk anders overeenkomen. Het pensioenfonds moet hiermee instemmen.
5.
Bij de aankoop van pensioenen uit het kapitaal in de verhouding 100:70 (:14) (volgens artikel 7), wordt het partnerpensioen verminderd met het partnerpensioen waarop de gewezen partner op grond van dit artikel recht heeft.
6.
In geval van beëindiging van de partnerrelatie van een gewezen deelnemer wordt voor de verdubbeling van het wezenpensioen de gewezen partner die aanspraak heeft behouden op partnerpensioen, als partner beschouwd.
PR14413.1
18
Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds TBI NNPP
Artikel 23 1.
Gevolgen van beëindiging partnerrelatie voor ouderdomspensioen
In geval van echtscheiding, scheiding van tafel en bed of beëindiging van geregistreerd partnerschap, kan de (gewezen) echtgenote/echtgenoot of de gewezen geregistreerde partner recht hebben op verevening van het ouderdomspensioen volgens de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding (WVPS). (Pensioenverevening is niet aan de orde bij omzetting van een huwelijk in een geregistreerd partnerschap of omgekeerd en ook niet bij beëindiging van een ongeregistreerd partnerschap). Er is geen recht op verevening als het bedrag van de verevening lager is dan de wettelijke grens.
2.
De hoofdregel van de WVPS is dat het ouderdomspensioen dat tijdens het huwelijk of geregistreerde partnerschap is opgebouwd, voor de helft toekomt aan de gewezen partner. Partijen kunnen hierover afwijkende afspraken maken.
3.
Het recht op verevening kan alleen rechtstreeks bij Nationale-Nederlanden geldend gemaakt worden als het verzoek binnen twee jaar na de scheidingsdatum bij Nationale-Nederlanden is ingediend. Dit moet gebeuren met het formulier dat daarvoor wettelijk is voorgeschreven. Nationale-Nederlanden zal voor de verevening kosten in rekening brengen. Deze kosten zijn voor rekening van beide gewezen echtgenoten of geregistreerde partners. Per 1 januari 2008 zijn de kosten € 268,-. Dit bedrag wordt jaarlijks aangepast.
4.
Partijen kunnen op grond van artikel 5 van de WVPS er voor kiezen om het vereveningsrecht, samen met het partnerpensioen van de gewezen echtgenote, echtgenoot of geregistreerde partner om te zetten naar een eigen ouderdomspensioen voor de gewezen echtgenote/echtgenoot of geregistreerde partner. Het pensioenfonds stelt bij deze conversie de eis dat de pensioendatum wordt bepaald volgens de regels van dit reglement; ook de overige regels van dit reglement moeten zoveel mogelijk worden gevolgd.
Artikel 24
Pensionering
1.
De pensioendatum is de 1e van de maand waarin de (gewezen) deelnemer 65 jaar wordt. Dit is niet het geval als hij/zij gebruik maakt van de mogelijkheid om de pensioendatum te verschuiven.
2.
Als de (gewezen) deelnemer niet heeft laten weten dat hij/zij de pensioendatum wil verschuiven, zal het pensioenfonds hem/haar enkele maanden voor de pensioendatum hierover informeren.
Artikel 25 1.
Afkoop van kleine pensioenen
Per de datum van beëindiging van het deelnemerschap berekent het pensioenfonds aan de hand van het kapitaal dat tot dat moment is opgebouwd, welke bedragen aan ouderdoms- en partnerpensioen aangekocht kunnen worden op de pensioendatum. Als deze fictieve pensioenbedragen lager zijn dan de wettelijke grens die daarvoor dan geldt, heeft het pensioenfonds het recht om de pensioenaanspraken af te kopen. Dit recht bestaat vanaf twee jaar na de beëindiging van het deelnemerschap. Deze afkoop wordt opgeschort als de gewezen deelnemer een procedure tot waardeoverdracht is gestart. De afkoopwaarde wordt onder vermindering van de wettelijke inhoudingen uitgekeerd aan de gewezen deelnemer. Bij een eventuele afkoop past het pensioenfonds sekseneutrale afkoopfactoren toe. De afkoopfactoren worden aangepast als er wijzigingen optreden in de uitgangspunten van het tarief die het pensioenfonds en Nationale-Nederlanden hebben afgesproken.
2.
Bij beëindiging van de partnerrelatie heeft het pensioenfonds een vergelijkbaar recht tot afkoop van de aanspraken op partnerpensioen. De afkoopwaarde wordt dan uitgekeerd aan de gewezen partner.
PR14413.1
19
Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds TBI NNPP
Na afkoop van partnerpensioen voor een gewezen partner wordt artikel 22 lid 5 toegepast alsof er geen afkoop heeft plaatsgevonden. 3.
Als bij overlijden van een (gewezen) deelnemer het partnerpensioen lager blijkt te zijn dan de wettelijke grens, heeft het pensioenfonds een vergelijkbaar recht tot afkoop van dit pensioen.
Artikel 26
Verplichtingen van de deelnemer
1.
De deelnemer moet de werkgever direct informeren over de beëindiging van zijn/haar partnerrelatie (zie artikel 22) en over het overlijden van de partner.
2.
Als de deelnemer in aanmerking wil komen voor partnerpensioen voor de ongeregistreerde partner (met wie hij/zij minimaal een half jaar een gezamenlijke huishouding heeft gevoerd en nog voert), dan moet de deelnemer aan de werkgever een notariële samenlevingsovereenkomst overleggen. Deze samenlevingsovereenkomst moet in ieder geval de volgende gegevens bevatten: de naam en de geboortedatum en burgerlijke staat van de deelnemer en zijn/haar partner, de aanvangsdatum van de gezamenlijke huishouding en enige vermogensrechtelijke bepalingen (bijvoorbeeld een regeling over de verdeling van de kosten van de gezamenlijke huishouding). De deelnemer staat er voor in dat de gegevens in de akte juist zijn.
3.
Als het ongeregistreerde partnerschap eindigt, moet de deelnemer het pensioenfonds hierover direct schriftelijk informeren. In deze schriftelijke verklaring moeten in ieder geval de naam en geboortedatum van beide partners zijn opgenomen en de datum waarop de gezamenlijke huishouding is geëindigd. De deelnemer en zijn/haar partner moeten deze verklaring ondertekenen. Wanneer de deelnemer aannemelijk maakt dat hij/zij ondanks zijn/haar inspanningen, geen medeondertekening van de gewezen partner heeft gekregen, mag het pensioenfonds afgaan op een eenzijdige verklaring van de deelnemer.
4.
Na beëindiging van het deelnemerschap is de gewezen deelnemer verplicht het pensioenfonds direct te informeren over het einde van een partnerrelatie. Hierbij gaat het niet om het overlijden van de partner.
5.
Als het pensioenfonds op grond van de Wet op de medische keuringen medische waarborgen mag vragen, dan moet de werknemer aan het medisch onderzoek meewerken.
6.
De werkgever en het pensioenfonds zijn niet aansprakelijk als een pensioen niet of niet juist is zeker gesteld omdat de deelnemer niet, niet goed of niet tijdig aan zijn/haar verplichtingen heeft voldaan.
7.
Als de werknemer van mening is dat hij/zij rechten kan ontlenen aan dit pensioenreglement maar geen documenten heeft ontvangen van het pensioenfonds en/of de werkgever waaruit dit blijkt, moet hij/zij zowel de werkgever als het pensioenfonds hierover informeren. Als dit niet gebeurt, is het pensioenfonds niet verplicht om uit te keren wanneer een werknemer door de werkgever ten onrechte niet is aangemeld.
HOOFDSTUK VII FINANCIËLE BEPALINGEN Artikel 27
Financiering van de pensioenregeling
De werkgever betaalt het pensioenfonds een zodanige bijdrage dat het pensioenfonds in staat is de pensioenen te waarborgen. Dit is vastgelegd in de uitvoeringsovereenkomst (zie artikel 2 lid 1 en 3 lid 4).
PR14413.1
20
Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds TBI NNPP
Artikel 28
Deelnemersbijdrage
De deelnemer is verplicht jaarlijks 8% van zijn pensioengrondslag bij te dragen in de kosten van de pensioenregeling. Voor parttimers geldt de bijdrage naar evenredigheid. De deelnemer is geen bijdrage verschuldigd als sprake is van voortgezette pensioenopbouw na arbeidsongeschiktheid volgens artikel 21. Bij gedeeltelijke voortgezette opbouw is de bijdrage voor een evenredig deel verschuldigd. De werkgever houdt de bijdragen van de deelnemer in op zijn/haar salaris in dezelfde termijnen als waarin het salaris wordt uitbetaald. Artikel 29
Uitkering van de pensioenen
De pensioenen worden aan de pensioengerechtigden uitgekeerd in maandelijkse termijnen bij achterafbetaling.
HOOFDSTUK VIII OVERIGE BEPALINGEN Artikel 30
Fiscale maximering
1. Er geldt een fiscaal maximum voor de pensioenen uit deze pensioenregeling samen met de pensioenen van het bedrijfstakpensioenfonds. Het jaarlijkse ouderdomspensioen volgens deze pensioenregeling samen met het ouderdomspensioen van het bedrijfstakpensioenfonds is maximaal gelijk aan 100% van de laatst vastgestelde pensioengrondslag. Het jaarlijkse partnerpensioen volgens deze pensioenregeling samen met het partnerpensioen van het bedrijfstakpensioenfonds is maximaal gelijk aan 70% van de laatst vastgestelde pensioengrondslag. Het jaarlijkse wezenpensioen volgens deze pensioenregeling samen met het wezenpensioen van het bedrijfstakpensioenfonds is maximaal gelijk aan 14% (voor volle wezen 28%) van de laatst vastgestelde pensioengrondslag. Een AOW-overbruggingspensioen (zoals omschreven in artikel 15) is maximaal gelijk aan twee keer het AOW-bedrag voor een gehuwde zonder toeslag, inclusief vakantie-uitkering. 2.
Wanneer bij de besteding van het (beleggings)kapitaal op de pensioendatum een hoger ouderdoms- en/of partnerpensioen aangekocht kan worden dan de hiervoor omschreven maxima, zal het deel van het pensioen dat hoger is dan het maximum worden vervangen door uitkering van een bedrag ineens. Op dit bedrag zullen wettelijke inhoudingen in mindering worden gebracht.
3.
Overschrijding van deze maxima door oorzaken zoals omschreven in artikel 18d van de Wet op de loonbelasting 1964, blijven buiten beschouwing.
4.
Als een (gewezen) deelnemer gedurende het deelnemerschap parttime heeft gewerkt, wordt: - de laatste pensioengrondslag op fulltimebasis vastgesteld, - deze pensioengrondslag vermenigvuldigd met het parttimepercentage. Bij wisselende parttimepercentages gedurende het deelnemerschap wordt het gewogen gemiddelde parttimepercentage genomen.
PR14413.1
21
Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds TBI NNPP
Artikel 31
Beperkingen
1.
Alle mededelingen die de werkgever voor de pensioenregeling aan het pensioenfonds doet, mag het pensioenfonds als juist aanvaarden. Als de werkgever onjuiste of geen mededelingen heeft gedaan, spant het pensioenfonds zich in om alsnog eventuele daaruit voortvloeiende aanvullende financiering van de werkgever te krijgen.
2.
Het pensioenfonds vraagt in beginsel geen medische waarborgen voor het toekennen of verhogen van pensioenaanspraken. Als op grond van de Wet op de medische keuringen medische waarborgen gevraagd mogen worden, kan het pensioenfonds dit doen. Wanneer de deelnemer vervolgens naar het oordeel van het pensioenfonds geen normale levens- of validiteitskansen heeft, worden de pensioenaanspraken niet of niet volledig toegekend. In dat geval bezien de werkgever en het pensioenfonds of er een bijzondere regeling kan worden getroffen en, zo ja, welke. Een medisch onderzoek kan deel uit maken van de medische waarborgen die de deelnemer moet leveren. Bij te late aanmelding van een deelnemer door de werkgever kan het pensioenfonds beperkende voorwaarden stellen wat betreft de gevolgen van overlijden of arbeidsongeschiktheid in het begin van het deelnemerschap. De deelnemer wordt hierover dan geïnformeerd.
3.
De aanspraken uit deze pensioenregeling kunnen niet worden afgekocht, vervreemd of prijsgegeven, of formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid worden. In de Pensioenwet is bepaald in welke gevallen dit wel is toegestaan.
Artikel 32
Wijzigingsvoorbehoud
1.
De werkgever heeft zich het recht voorbehouden de pensioenregeling te wijzigen, te verlagen, te beperken of te beëindigen, als omstandigheden wijzigen die voor de werkgever van zodanig zwaarwegend belang zijn in relatie tot de belangen van de werknemers, dat de belangen van de werknemers daarvoor moeten wijken. Van een zwaarwegend belang is onder meer sprake als: a. de overheid de ouderdoms-, nabestaanden- en/of arbeidsongeschiktheidsuitkeringen zodanig ingrijpend wijzigt, dat een herziening of beëindiging van de pensioenregeling, gelet op de opzet daarvan, noodzakelijk is; b. de werkgever na een afwijzing op een dispensatieverzoek dat hij heeft ingediend, verplicht is om zich voor (een deel van) het personeel dat onder deze regeling valt, aan te sluiten bij een bedrijfstakpensioenfonds; c. de financiële positie van de werkgever de uitgaven voor de pensioenregeling niet meer toelaat.
2.
De werkgever heeft zich het recht voorbehouden zijn bijdrage aan de pensioenregeling te verlagen of te beëindigen in geval van ingrijpende wijziging van omstandigheden.
3.
Als de werkgever gebruik wil maken van het recht zoals omschreven in lid 1 of lid 2, zal hij hierover vooraf overleg plegen met het bestuur. Tevens zal hij de deelnemers hierover schriftelijk informeren en met hen overleggen over een eventuele herziening van de pensioenregeling. Behalve de kostenvergoeding die voor het instandhouden van de beleggingsverzekeringen is verschuldigd, worden de opgebouwde pensioenaanspraken niet aangetast.
Artikel 33
Onvoorziene gevallen
In gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist het pensioenfonds.
PR14413.1
22
Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds TBI NNPP
Artikel 34
Inwerkingtreding en overgangsbepalingen
1.
Dit pensioenreglement is in werking getreden op 1 januari 2008.
2.
Dit pensioenreglement vervangt het voorgaande pensioenreglement voor de pensioenregeling op basis van collectieve beleggingsverzekeringen met als ingangsdatum 1 januari 2005. De deelnemers aan de pensioenregeling volgens dit pensioenreglement kunnen geen rechten meer ontlenen aan het voorgaande pensioenreglement.
3.
Voor degenen die al deelnemer waren in de vorige pensioenregeling gelden de volgende bijzondere bepalingen: a. de deelneming aan de pensioenregeling volgens het voorafgaande pensioenreglement collectieve beleggingsverzekeringen wordt als één geheel beschouwd met de deelneming aan de regeling volgens het nieuwe reglement; b. de op grond van de het voorgaande pensioenreglement uitstaande participaties in de beleggingsfondsen worden verkocht en de tegenwaarde daarvan wordt aangewend voor belegging volgens de defensieve variant van het beleggingsconcept "LifeCycle Beleggen". Het feitelijke moment van deze omzetting zal nader tussen het pensioenfonds en NationaleNederlanden worden overeengekomen. Als de deelnemer vóór de feitelijke omzettingsdatum verandert van beleggingsconcept (zie artikel 12 lid 2), dan zal de tegenwaarde worden aangewend volgens de verdeelsleutel van het gekozen beleggingsconcept. Bij de omzetting worden geen verkoop- en aankoopkosten in rekening gebracht. In afwijking van de bepalingen van het voorgaande pensioenreglement zijn er ook geen switchkosten verschuldigd als de deelnemer in dat jaar al één keer de beleggingsfondsen waarin tot dat moment al is belegd, heeft gewijzigd; c. in afwijking van artikel 4 lid 3 geldt een maximum aantal dienstjaren van 40; d. het aantal pensioenjaren voor het partnerpensioen bij overlijden vóór de pensioendatum (artikel 8) is gelijk aan het aantal pensioenjaren volgens de vorige regeling; e. het aantal pensioenjaren voor het wezenpensioen bij overlijden vóór de pensioendatum (artikel 10) is gelijk aan het aantal pensioenjaren volgens de vorige regeling; f. indien een deelnemer bij het bereiken van de standaard vervroegde uittredingsleeftijd, zoals deze geldt binnen de van toepassing zijnde bedrijfstak, gebruik maakt van een regeling voor vervroegde uittreding dan wordt de pensioenopbouw voortgezet op basis van de laatst vastgestelde pensioengrondslag op het moment van vervroegde uittreding. De deelnemer is verplicht zijn deelnemersbijdrage gedurende de periode van vervroegd uittreden tot de pensioendatum te voldoen.
4.
Deelnemers van wie het dienstverband met de werkgever is geëindigd vóór de ingangsdatum van dit pensioenreglement en die aan de vorige regeling alleen nog deelnamen vanwege voortgezette pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid, worden geen deelnemer in deze pensioenregeling. Zij blijven deelnemer in de regeling volgens het vorige pensioenreglement.
PR14413.1
23
Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds TBI NNPP Partnerpensioen voor ongehuwd samenwonende deelnemers Bijlage bij het pensioenreglement dat op 1 januari 2008 in werking is getreden. Deze bijlage is bestemd voor ongehuwd samenwonende deelnemers. Als u ongehuwd samenwoont en uw partnerschap heeft laten registreren bij de burgerlijke stand, heeft u - volgens de bepalingen van het pensioenreglement - recht op partnerpensioen. Wanneer u ongehuwd samenwoont zonder met uw partner een geregistreerd partnerschap te zijn aangegaan, kunt u eveneens in aanmerking komen voor partnerpensioen. Hiervoor moet u voldoen aan de eisen die hieronder omschreven zijn. U moet eerst een notariële samenlevingsovereenkomst overleggen aan uw werkgever. Zonder deze overeenkomst heeft uw partner geen recht op partnerpensioen bij uw overlijden. Een partner is in dit verband de ongehuwde persoon van het eigen of het andere geslacht met wie u geen geregistreerd partnerschap bent aangegaan, maar met wie u minimaal gedurende een half jaar een gezamenlijke huishouding heeft gevoerd en nog voert. De partner mag niet met een andere persoon een geregistreerd partnerschap zijn aangegaan en mag bovendien niet in de rechte lijn of in de tweede graad aan u verwant zijn aan u verwant zijn. De notariële samenlevingsovereenkomst moet de volgende gegevens bevatten: 1. de naam, de geboortedatum en de burgerlijke staat van u en uw partner; 2. de aanvangsdatum van de gezamenlijke huishouding (eventueel met vermelding van het adres); 3. enige vermogensrechtelijke bepalingen (bijvoorbeeld een regeling over de verdeling van de kosten van de huishouding). Als u om privacy-redenen geen inzicht wilt geven in de samenlevingsovereenkomst, dan kunt u de notaris vragen om, naast de samenlevingsovereenkomst, een verklaring op te stellen waarin de gegevens onder 1 en 2 zijn vermeld en waarin staat dat in de samenlevingsovereenkomst enige vermogensrechtelijke bepalingen zijn opgenomen.
PR14413.1
24
Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds TBI NNPP Bijlage Beleggingsfondsen LifeCycle Beleggen De fondsen die worden gebruikt voor LifeCycle Beleggen, zijn: LifeCycle ING (L) Renta Fund Euro Long Duration ING (L) Invest Emerging Markets ING (L) Renta Fund Emerging Markets Debt HC (EUR) ING (L) Renta Fund Emerging Markets Debt LC (USD) ING (L) Renta Fund Euro Inflation Linked ING First Class Obligatie Fonds ING Global Fund ING Global Growth Fund ING High Yield Obligatie Fonds ING Hoog Dividend Aandelen Fonds ING Index Linked Fund Protected Mix 80 ING Int. CMF Euro DC ING Onroerend Goed Aandelen Fonds Beleggen met Gemak De fondsen waaruit de (gewezen) deelnemer binnen dit beleggingsconcept de keuze heeft, zijn: ING Dynamic Mix fondsen ING Dynamic Mix Fund I ING Dynamic Mix Fund II ING Dynamic Mix Fund III ING Dynamic Mix Fund IV ING Dynamic Mix Fund V De vijf ING Dynamic Mix Funds hebben elk een eigen beleggingsprofiel: ING Dynamic Mix Fund I: Het fonds voor de voorzichtige belegger. Het fonds heeft een verdeling van 90% obligaties en 10% aandelen. De (gewezen) deelnemer vindt een laag risico belangrijker dan een hoog rendement. En de (gewezen) deelnemer wil al binnen een paar jaar over het belegde vermogen beschikken. ING Dynamic Mix Fund II: Het fonds voor de beheerste belegger. Het fonds heeft een verdeling van 70% obligaties en 30% aandelen. De (gewezen) deelnemer vindt stabiliteit belangrijk, maar is best bereid om wat risico te nemen als de kans op rendement daarmee toeneemt. ING Dynamic Mix Fund III: Het fonds voor de evenwichtige belegger. Het fonds heeft een verdeling van 50% obligaties en 50% aandelen. De (gewezen) deelnemer weet dat beleggen rendement kan opleveren, maar ook risico’s met zich meebrengt. Hij/zij wil dat risico echter wel beheersbaar houden. ING Dynamic Mix Fund IV: Het fonds voor de ondernemende belegger. Het fonds heeft een verdeling van 30% obligaties en 70% aandelen. De (gewezen) deelnemer belegt om het rendement, maar wil ook wat zekerheid inbouwen. ING Dynamic Mix Fund V: Het fonds voor de offensieve belegger. Het fonds heeft een verdeling van 10% obligaties en 90% aandelen. De (gewezen) deelnemer wil kans maken op een zo hoog mogelijk rendement. Hij/zij kent de dynamiek van de beurs en aanvaardt de risico's die daarbij horen.
PR14413.1
Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds TBI NNPP Zelf Beleggen De fondsen waaruit de (gewezen) deelnemer binnen dit beleggingsconcept de keuze heeft, zijn: ING Aandelen Fondsen Regiofondsen: ING Global Fund ING Europe Fund ING North America Fund ING Verre Oosten Fonds ING Emerging Eastern Europe Fund ING Dutch Fund ING Japan Fund Stijlfondsen: ING Global Growth Fund ING Europe Growth Fund ING Premium Dividend Fonds ING Hoog Dividend Aandelen Fonds ING European Small Caps Fund Thema Duurzaam: ING Duurzaam Rendement Fonds ING Vastgoedfondsen ING Onroerend Goed Aandelen Fonds ING Obligatiefondsen ING First Class Obligatie Fonds ING Euro Obligatie Fonds ING High Yield Obligatie Fonds ING EuroCredit Fund ING Opportunity Obligatie Fonds Extern (niet-ING): Aandelenfondsen Fortis OBAM FutureVision Acc (Fortis) JPM Europe Equity A EUR Inc (JP Morgan) JPM Europe Strategic Value Fund (EUR) A Inc JPM Global Focus A (dist) – EUR MLIIF Emerging Europe A2 EUR Acc (Merrill Lynch) MLIIF US Flexible Equity A2 € Acc JPM Global Dynamic Fund A (inc) EUR Triodos Meerwaarde Aandelenfonds Extern (niet-ING): Obligatiefondsen Triodos Meerwaarde Obligatiefonds Het aanbod van deze fondsen kan met de tijd aangepast of uitgebreid worden.
PR14413.1