Van start met OAO BIJLAGE JURIDISCHE ASPECTEN
I. ORGANIEKE BELGISCHE REGELGEVING ¾ Decreet tot regeling van een aantal aangelegenheden van het volwassenenonderwijs van 2 maart 1999 (gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 21 augustus 1999): relevante artikelen: 24 and 25
Section II: Contact-, afstands- en gecombineerd onderwijs Art. 24 §1 3°: “Gecombineerd onderwijs is een combinatie van contactonderwijs en afstandsonderwijs, waarbij het aandeel van contactonderwijs minimaal 50% van het aantal lestijden van een module of van een vak van een leerjaar bedraagt. De Regering kan op projectbasis afwijkingen voor een periode van vijf jaar op dit percentage toestaan.. In afwijking van het eerste lid moet het aandeel contactonderwijs in het studiegebied algemene vorming minimaal 30% bedragen.”
II. WET OP DE PRIVACY Regelgeving ¾ Wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens; ¾ 15-tal Koninklijke Besluiten ter uitvoering van de Wet van 8 december 1992; ¾ Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming ban natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die 1
gegevens: harmonisering van regels betreffende de bescherming van persoonsgegevens op het gehele grondgebied van de Europese Unie
Artikel 28 van Hoofdstuk VI van de Europese Richtlijn bepaalt de instelling van een “Toezichthoudende autoriteit” voor de bescherming van personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens in elke lidstaat. De Belgische Wet voorziet in de instelling van een onafhankelijke commissie: “Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer” (Hoofdstuk VII Wet 1992) Andere Commissies voor gegevensbescherming: http:/www.privacy.fgov.be/links/andere_commissies.htm
¾ Omzetting in Belgisch recht van de Europese Richtlijn 95/46/EG van 24 oktober 1995 door de Wet van 11 december 1998 (B.S. 3 februari 1999): aanpassing van de Wet van 8 december 1992 Enkele aandachtspunten:
Uitbreiding van het toepassingsgebied van de wet, bijvoorbeeld uitbreiding van het begrip “verwerking”: “elke bewerking of elk geheel van bewerkingen met betrekking tot persoonsgegevens, al dan niet uitgevoerd met behulp van geautomatiseerde procédés”; Versterking van het recht op kennisgeving. Recht op verzet ten opzichte van de verantwoordelijke voor de verwerking van marketingdoeleinden
¾ Koninklijk Besluit van 13 februari 2001 ter uitvoering van de Wet van 8 december 1992: opheffing van vrijwel alle vorige Koninklijke Besluiten uitgevaardigd in uitvoering van de Wet van 8 december 1992
De Belgische Wet van 8 december 1992
Teneinde de rechtmatigheid van de verwerking van persoonsgegevens te garanderen, werd deze onderworpen aan talrijke voorwaarden (o.a. op een nauwkeurige manier, voor welomschreven doeleinden, in identificeerbare vorm, mits ondubbelzinnige toestemming van de betrokkene, enz …)
Er is voorzien in een uitgebreid gamma van rechten van de betrokkene (o.a. recht op kennisgeving, recht op toegang en op verbetering van zijn persoonsgegevens,…)
De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer verleent met redenen omklede adviezen, aanbevelingen, en onderzoekt klachten (onverminderd enige vordering voor de rechtbanken) omtrent aangelegenheden die betrekking hebben op de toepassingen van de grondbeginselen van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer (Hoofdstuk VII Wet 1992).
2
Bevoegde rechtbank: Voorzitter van de Rechtbank van Eerste Aanleg zetelend in kort geding.
Bij veroordeling wordt de verantwoordelijke voor de verwerking bestraft met een geldboete en bij herhaling ook met een gevangenisstraf. De rechtbank kan de verbeurdverklaring uitspreken van de dragers van persoonsgegevens waarop het misdrijf betrekking heeft en kan verbod uitspreken om gedurende een periode rechtstreeks of door een tussenpersoon, het beheer te hebben over enige verwerking van persoonsgegevens.
Relevante Conclusies: o Indien bijvoorbeeld via de website gegevens van personen worden opgevraagd, gelden de regels zoals recht op inzage en schrapping, verantwoording, duidelijkheid over wat men met de gegevens doet, … o De privacywetgeving geldt onverkort zowel op internet, intranet als in beschermde leeromgevingen; gegevens achter een wachtwoord plaatsen is dus geen excuus om aan de wetgeving te ontsnappen.
III.
WET OP DE AUTEURSRECHTEN Regelgeving: De nationale wetten op het auteursrecht verschillen van land tot land. Er bestaan echter ook verschillende internationale overeenkomsten m.b.t. het auteursrecht alsook een groot aantal Europese verdragen die specifieke onderdelen van het auteursrecht regelen. Overzicht: cf. bijlage:
Belangrijkste: ¾ Europese Richtlijn 91/250/EG van de Raad betreffende de rechtsbescherming van computerprogramma’s (“The Computer Programs Directive”). ¾ Wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten (gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 27 juli 1994) ¾ Wet van 30 juni 1994 houdende omzetting in Belgisch recht van de Europese richtlijn 91/250/EG van 14 mei 1991betreffende de rechtsbescherming van computerprogramma’s (gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 27 juli 1992)
3
¾ Wet van 3 april 1995 houdende de aanpassing van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten (gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 29 april 1995) ¾ Richtlijn 96/9/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 1996 betreffende de rechtsbescherming van databanken ¾ Koninklijk Besluit van 28 maart 1996 betreffende het recht op vergoeding voor het kopiëren voor eigen gebruik voor de auteurs, de uitvoerende kunstenaars en de producenten van fonogrammen en van audiovisuele werken (gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 6 april 1996) ¾ Verdragen van de WIPO (World Intellectual Property Organisation): Verdrag van de WIPO inzake het auteursrecht en het Verdrag van de WIPO inzake uitvoeringen en fonogrammen die resp. betrekking hebben op de bescherming van auteurs en de bescherming van uitvoerende kunstenaars en producenten van fonogrammen (“The WIPO Treaties”). ¾ Wet van 31 augustus 1998 houdende omzetting in Belgisch recht van de Europese richtlijn van 11 maart 1996 betreffende de rechtsbescherming van databanken ¾ Wet van 25 maart 1999 betreffende de toepassing op de Belgen van zekere bepalingen van de Berner Conventie voor de bescherming van de werken van letterkunde en kunst van 9 september 1886, aangevuld te Parijs op 4 mei 1896, herzien te Berlijn op 13 november 1908, aangevuld te Bern op 20 maart 1914, herzien te Rome op 2 juni 1928, te Brussel op 26 juni 1948, te Stockholm op 14 juli 1967 en te Parijs op 24 juli 1971, gedaan te Parijs op 24 juli 1971 en van het Internationaal Verdrag inzake de bescherming van uitvoerende kunstenaars, producenten van fonogrammen en omroeporganisaties, gedaan te Rome op 26 oktober 1961 (gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 10 november 1999) ¾ Europese Richtlijn 2001/29/EC van het Europees parlement en de Raad van 22 mei 2001 tot harmonisering van bepaalde aspecten van het auteursrecht en naburige rechten in de informatiemaatschappij (“The Copyright Directive”)
De Belgische Wet van 30 juni 1994
De wet verleent aan de auteur van een werk van letterkunde, wetenschap of kunst (cf. boeken, films, opgenomen muziek en beeldende kunstwerken) een tijdelijk exclusief recht toe om reproducties van zijn prestatie te maken, die te verkopen, of om van zijn werk andere, afgeleide producten te maken, deze publiekelijk ten toon te stellen, ofwel zijn toestemming daartoe te verlenen.
Er is sprake van een “beschermd” werk van zodra het werk origineel is, d.w.z. het werk getuigt van een zekere intellectuele inspanning en draagt de persoonlijke stempel van de auteur. Deze bescherming geldt tot 70 jaar na het overlijden van de auteur ten voordele van de persoon die hij daartoe 4
heeft aangewezen, of indien dat niet is gebeurd ten voordele van zijn erfgenamen.
Tevens verleent deze wet aan de auteur van een werk een recht op vergoeding (geen belasting doch een compensatie voor een verleende dienst) toe als tegenprestatie voor het feit dat onder bepaalde voorwaarden zijn werk toch mag worden gereproduceerd. De wetgever maakt hiervoor een gebruik van de juridische techniek van de wettelijke licentie.
Wanneer een auteur werken tot stand brengt, ter uitvoering van een arbeidsovereenkomst of een statuut of ter uitvoering van een bestelling, kunnen zijn vermogensrechten worden overdragen aan de werkgever resp. aan degene die de bestelling heeft geplaatst – mits in die overdracht van rechten uitdrukkelijk is voorzien (art. 3 §3 Wet 1994).
Elke auteursrechthebbende of houder van een naburig recht kan zelf instaan voor het beheer van zijn rechten of hij kan er voor kiezen om zich aan te sluiten bij een beheersvennootschap en het beheer van zijn rechten over te laten aan een vennootschap. De vennootschap zal dan de vergoedingen die door derden betaald moeten worden wegens het gebruik van beschermde werken en prestaties, innen en verdelen onder de rechthebbenden. Daarnaast verdedigen zij ook de belangen van de rechthebbenden, verlenen juridisch advies, … Voor een overzicht: http://www.just.fgov.be/justice/nl_htm/organisation/html_org_services/da_n 04.htm
Hoofdstuk Vbis van de Wet 1994 bespreekt de regelgeving m.b.t. de productie en/of mededeling van werken of prestaties ter illustratie bij onderwijs of voor wetenschappelijk onderzoek.
Wie kwaadwillig of op bedrieglijke wijze inbreuk pleegt op het auteursrecht en de naburige rechten maakt zich schuldig aan het misdrijf van namaking en kan worden bestraft met een geldboete of met een gevangenisstraf in geval van herhaling (Toepassing van de bepalingen van het strafwetboek) (Art. 80 e.v.).
Bevoegde rechtbank: - Voorzitter van de Rechtbank van Eerste Aanleg zetelend in kort geding (op burgerrechtelijk gebied)
Relevante Conclusies:
Het auteursrecht beschermt heel veel: van zodra er sprake is van een concrete en een originele vorm of uitdrukkingswijze, is het werk beschermd. Voorbeelden: wetenschappelijke en pedagogische werken, cursussen, boeken, verzamelwerken met commentaar, …
Wanneer bijvoorbeeld een CVO beroep doet op één van zijn personeelsleden/externe organisatie om een website te ontwikkelen, een 5
cursus/boek te schrijven voor het centrum, dan heeft die persoon/externe organisatie daar auteursrechten op. Om dergelijk euvel te vermijden kan het CVO in de arbeidsovereenkomst uitdrukkelijk stipuleren dat afstand wordt gedaan van auteursrechten.
Ook voor het auteursrecht wordt geen onderscheid gemaakt tussen internet, intranet, tussen vrij toegankelijke of achter een paswoord afgeschermde informatie. Wanneer bijvoorbeeld een CVO op het intranet of binnen een elektronische leeromgeving een les(senreeks) publiceert met foto’s van kunstwerken voor de lessen, dan is dit strafbaar.
Het is toegelaten om korte aanhalingen (zgn. “citaatrecht”) uit alle soorten werken gratis te gebruiken op voorwaarde dat de bron en de naam van de auteur wordt vermeld en het citaat wordt gebruikt voor kritiek, polemiek of onderwijs (art. 21 Wet 1994). M.a.w. een kort fragment uit een muziekstuk aanhalen, is toegelaten op voorwaarde dat dit voor onderwijsdoeleinden wordt gebruikt en bijvoorbeeld niet dient om de website op te vrolijken.
Het is toegelaten om in een lesmodule op het web een link te plaatsen naar een bijvoorbeeld een kunstwerk op een andere website; het is niet toegelaten het kunstwerk van de andere website in uw pagina binnen te trekken.
Conclusie is dat de huidige Belgische regelgeving m.b.t. auteursrechten weinig rekening houdt met de digitale omgeving. Het louter surfen op het internet is reeds strafbaar om de reden dat de computer een kopie van de auteursrechtelijk beschermde pagina in het RAM-geheugen - en ook ev. als tijdelijk bestand op de harde schijf - bewaart. Artikel 13 van de The Copyright Directive van mei 2001 (cf. supra) bepaalt dat de lidstaten hun nationale wetgeving tegen 22 december 2002 dienden te hebben aangepast. Tot op heden is dit voor België evenwel nog niet gebeurd. De aanpassing van de Belgische wetgeving inzake het auteursrecht wordt verwacht in het voorjaar van 2004.
Software Licenties:
Zoals de meeste creatieve werken, is ook computersoftware beschermd door het Europees auteursrecht. Al deze producten zijn de intellectuele eigendom van de makers.
Wanneer u software aankoopt, dan koopt u niet zozeer de software, als wel het recht – de licentie – tot het gebruik van de software onder bepaalde beperkingen die zijn opgelegd door de eigenaar van het auteursrecht, gewoonlijk de software-uitgever. Met andere woorden, de software zelf is niet uw eigendom; u heeft alleen beperkte rechten om het programma te gebruiken, te reproduceren en in gebruik te geven conform de voorwaarden die in de licentieovereenkomst worden gestipuleerd.
Er bestaan verschillende soorten softwarelicenties; softwarelicenties kunnen beperkt zijn in tijd, in plaats, in aantal gebruikers. 6
Meestal bestaan de licentievoorwaarden erin dat u het recht hebt de software op één computer te installeren of te gebruiken en een back-up te maken. Dit betekent dus dat indien u de software kopieert, verspreidt of installeert in strijd met de beperkingen die de licentie u oplegt (bijv. wanneer u een programma dat voor gebruik op één computer is bedoeld toch installeert op meerdere computers), u de wet op het auteursrecht overtreedt en u zich schuldig maakt aan het misdrijf “piraterij” of “het ongeoorloofd gebruik en/of ongeoorloofde verspreiding van materiaal waarop rechten van intellectuele eigendom van toepassing zijn”. In dat geval kan de eigenaar of de uitgever van de licentie tegen u of tegen uw organisatie gerechtelijke stappen ondernemen.
Er bestaan vijf frequent voorkomende vormen van softwarepiraterij: 1. Piraterij door de Eindgebruiker De eindgebruiker maakt zonder over de daarvoor vereiste toestemming te beschikken kopieën van een programma. Voorbeelden: het installeren van één exemplaar met de vereiste licentie op meerdere computers; het kopiëren van software diskettes voor verdere installatie en verspreiding; het ingaan op up-grade aanbiedingen zonder een legaal exemplaar van de te upgraden versie te hebben; het ruilen van diskettes of CD’s binnen of buiten het werk. 2. Overmatig gebruik van een client/serverconstructie Er is sprake van “overgebruik” wanneer meer gebruikers toegang hebben tot of gebruik maken van de op een server geïnstalleerde software dan volgens de licentievoorwaarden is toegestaan. 3. Internetpiraterij Het down- of uploaden van software van het internet zonder toestemming van de auteursrechthebbende. Het online verzenden van illegale kopieën.
4. Voor geïnstalleerde sofware Hiervan is sprake wanneer het bedrijf dat u nieuwe computers verkoopt illegale exemplaren van software op de harde schijf laadt met de bedoeling het verkopen van computers aantrekkelijker (en vaak goedkoper) te maken.
5. Vervalsing van software Het illegaal verveelvoudigen en verkopen van materiaal waarop auteursrecht rust met de intentie om dit materiaal rechtstreeks te imiteren en de vervalsing te verkopen als het officiële product. 7
IV.
Eén van de belangrijkste wereldwijde organisaties die zich inzet voor het bevorderen van een veilige en legale online wereld is de professionele vereniging van softwarefabrikanten Business Software Alliance (BSA). Deze organisatie informeert o.a. computergebruikers over de wetgeving inzake het auteursrecht op software en over internetveiligheid en bestrijdt softwarepiraterij. Op de website van BSA (http://global.bsa.org/) kan je uitgebreide informatie vinden over het omgaan met software, softwarebeleid, nieuwe initiatieven en auteursrecht gerelateerde onderwerpen.
Naast het auteursrecht zijn er ook octrooien van kracht die software beschermen tegen ongeoorloofd kopiëren, distribueren en doorverkopen.
Wie dus in strijd handelt met de wettelijke bepalingen terzake handelt dus onrechtmatig en kan bijgevolg civielrechtelijk worden aangesproken en mogelijks zelfs strafrechtelijk worden vervolgd. Dit geldt ook voor een bedrijf/organisatie dat geen actie neemt tegen personeelsleden die deze bepalingen overtreden (cf. infra). De gevolgen kunnen beperkt blijven tot negatieve publiciteit of publiekelijk beschuldigd worden van malversaties, maar het kan ook komen tot aanzienlijke schadeclaims, flinke boetes en zelfs gevangenisstraf!
AANSPRAKELIJKHEID De Belgische Regelgeving
¾
Algemeen geldende aansprakelijkheidsregels (Artikel 1382 e.v. Burgerlijk Wetboek: éénieder die door zijn fout (schuld, nalatigheid, onvoorzichtigheid) schade toebrengt aan een andere persoon, moet deze schade vergoeden, persoonlijk of via een verzekering. Het slachtoffer dient het bewijs te leveren van zijn geleden schade alsook van het oorzakelijk verband tussen de schade die hij heeft opgelopen, en de fout van de “dader”.
¾
Meer specifiek voor het onderwijs: --- Het Officieel Gesubsidieerd Onderwijs o Decreet 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding – Titel II – Hoofdstuk I (Art. 4) & Hoofdstuk IIIbis (Art. 17bis) – Aansprakelijkheid:
--- Het Gemeenschapsonderwijs: o Decreet 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs - Hoofdstuk I (Art. 2) & Hoofdstuk IIIbis 5Art. 12bis) – Aansprakelijkheid: 8
“Ingeval het personeelslid bij de uitvoering van zijn ambt de werkgever of derden schade berokkent, is hij enkel aansprakelijk voor zijn bedrog en zijn zware schuld. Voor lichte schuld is hij enkel aansprakelijk als die bij hem eerder gewoonlijk dan toevallig voorkomt.…”
Aansprakelijkheid m.b.t. software licenties Wat met de aansprakelijkheid van de directeur van een CVO m.b.t. illegale software op de schoolcomputer? In principe is de directeur niet hoofdelijk aansprakelijkheid tenzij wordt bewezen dat hij uitdrukkelijk opdracht heeft gegeven om software zonder licenties op de schoolcomputers te plaatsen. In theorie: - werkgever is persoonlijk aansprakelijk (meestal vertegenwoordigd door de directeur, maar die is ook een personeelslid) voor eigen fouten en misdrijven - werkgever is burgerrechtelijk aansprakelijk voor zijn personeelsleden In praktijk: - Inrichtende Macht (en niet de directeur) is burgerrechtelijk aansprakelijk; - Inrichtende Macht kan zich op haar beurt verhalen op het personeelslid, maar enkel in geval van bedrog of zware fout; - Het personeelslid is enkel aansprakelijk voor lichte fout indien dit bij hem/haar eerder gewoonlijk dan toevallig voorkomt. Dus personeelsleden zijn slechts in een beperkte mate aansprakelijk voor eigen fouten en misdrijven. November 2003 Karina De Smet Juridisch Stafmedewerker Provinciaal Onderwijs Vlaanderen vzw
9