Van ‘soixante-huitards’ tot 68-plussers Toespraak door Kris Merckx Reünie promotie artsen KUL 1969, Oostende, 2 juni 2012 Hieronder vindt u de commentaar die collega Kris Merckx, gewezen jaarpreses (1964-66) en Medicapreses (1966-67), gaf bij zijn diavoorstelling van foto’s uit onze gouden studentenjaren. Wij hopen u deze diashow binnenkort op DVD te kunnen bezorgen, aangevuld met het nog veel rijkere foto-archief dat collega Jan De Keersmaecker voor dezelfde gelegenheid inscande en non-stop liet afdraaien op onze reünie. In afwachting van deze DVD moet u zichzelf maar de taferelen inbeelden waarbij Kris commentaar geeft.
Beste vrienden jaargenoten, Ik heb niet lang moeten zoeken naar een titel voor mijn toespraak: Van ‘soixante-huitards’ tot 68-plussers. Ideologische ‘soixante-huitards’ zijn we zeker niet allemaal, afgestudeerd in het academiejaar 68-69 wél. En ondertussen zijn we allemaal 68-plussers, of toch bijna. Behalve onze vriend Fons Lemmens. Die is altijd al 3 jaar jonger geweest, en vaak ook 2 jaar slimmer. Hier onze fameuze promotiefoto. Sinds kort prijkt hij ook in het onlangs verschenen boek, The Sixties. Naast een paar echte BV’s zoals Eddy Merckx, Dirk Frimout, Guy Mortier, Jan Hoet, … mocht ik daarin mijn bescheiden en – uiteraard – ietwat gekleurde licht laten schijnen over de geneeskunde eind van de jaren 60. Bemerk op de kaft het promotiemedaillon: ‘Nu ook verkrijgbaar in… Bokrijk’. Ziedaar het soort musea waarin onze generatie haar plaats volop aan het veroveren is. Wat staat er als onderschrift bij onze foto? ‘Zoekplaatje: zoek de 7 vrouwen tussen de 162 artsen die in 1969 aan de KUL afstudeerden.’ De laatste jaren zien de foto’s van de promoverende artsen er heel anders uit.Gelukkig hebben wij op de staatsiefoto van onze vorige reünie de genderongelijkheid ook al wat rechtgezet, met Liliane, Kate en Myriam prominent en mooi vooraan. Maar nu terug naar onze sixties. Want wat kan ons beter verenigen, over verschillen in opinies heen, dan een brok gezonde nostalgie over onze gouden studentenjaren? Daarop ga ik u vergasten. 1
Maar eerst nog verder terug in de tijd, naar de fifties. Over het klimaat van toen, dat mee bepaalde hoe wij in Leuven arriveerden, dit fragment uit een liedje van Robert Long, Het leven is lijden. Fragment Robert Long ingekort.wmv Long zingt hier natuurlijk over het nog strengere Calvinistische Noorden. Toch herken ik er voor een deel de sfeer in waarin velen van ons ook in Vlaanderen opgroeiden. Vooral dan voor alles wat betrekking had op seks en seksualiteit. Ja, onze ouders zorgden voor ons zieleheil. We kunnen het hen niet eens kwalijk nemen. Iedereen is altijd in zekere mate kind van zijn tijd. En ze hebben ons ook goede zaken meegegeven. Vanuit hun bezorgdheid kwamen velen van ons in de eerste jaren wel terecht in peda’s. Geestelijken hielden daar toen nog een oogje in het zeil. Zoals hier op Pius X in Heverlee. We zaten er met verschillende uit ons jaar: Herman Blaton, Jan Van Waeyenberghe, onze inmiddels al lang overleden vriend Rik Deryckere. Ook Tony Baeke. Er werd daar aardig wat afgepaft. Maar ook ernstig gestudeerd, althans de eerste jaren. Dat gebeurde soms met behulp van lessenaartjes, waarvan ik er nog een honderdtal in ons jaar verkocht heb. Iemand zei me daarover later eens: ‘Jij had de IKEA kunnen uitvinden’. Maar als we rond 9 of 10 uur ’s avonds de Sobota’s op het lessenaartje dichtklapten, kropen we al eens in bed met boekjes die in die tijd vaak nog als verboden golden. Vanaf 1964 werd dat voor velen vooral het boek ‘Ik Jan Cremer’. De globale lifestyle van de jonge Cremer hoor je mij niet promoten. Maar zijn boek heeft voor onze generatie onmiskenbaar een rol gespeeld in het zich bevrijden van irrationele geboden en verboden. Nu, ook de Universitaire Parochie heeft haar steentje bijgedragen. Onder haar vleugels gingen we op weekend naar Anseremme. Samen met de progressieve Seppe Yperman en onze jaarproost - ja, die waren toen nog voorhanden. Er was plaats voor koorzang… Voor rotsklimmen, hier met de 2 Rikken, Verhulst en Vandenbussche. Tijdens bezinningsmomenten werden er al eens steelse of wulpse blikken heen en weer gewisseld. Rond de tafel schoven we wat dichter bij mekaar. Er was ruimte voor bilaterale knuffelmomenten. 2
Een van de meest sympathieke en duurzame koppeltjes van ons jaar kreeg vorm: Lieve en Joris. In ons tweede en derde jaar waren er de traditionele studentikoze activiteiten. Zoals daar zijn: het studentenkarnaval. Met een inval in de les van de man die ons in het eerste jaar met zijn vak de duvel had aangedaan: den Olie van fysica. Of met gepersonaliseerde reclame van Jan Clement voor de Kinsey Reports on Sexual Behavior. Voorwaar, ik beloof u: niets van ons studentenverleden zal na deze diashow nog verborgen blijven. En dan de kerstfeestjes. In het licht van de Afrikaanse carrière die Ben Van Herck, zowel medisch als muzikaal, achteraf heeft uitgebouwd had hij toen beter de zwarte koning Caspar gespeeld in plaats van José De Vlies. We luisterden in eerste instantie naar onze toen nog nauwelijks gecontesteerde proffen. Hier: de latere rector Piet De Somer. ‘Dé Gérard’ van anatomie. Ook presessen van Medica genoten voorrang, hier Paul Casaer met zijn vice Maurice Demedts en tussenin Josué Vandenbroucke. Als wij dan zelf ook eens iets mochten zeggen, probeerden we vooral onze proffen aan het lachen te krijgen. Wat hier aardig lukt bij Eyckmans, Gruwez en Desmedt. We excelleerden trouwens in het parodiëren van proffen. Vooral dan Kris Stockbroeckx met ‘de Putzeys’. Wie bootst hier wie na? Ene Marcel, denk ik, maar voor de rest is het een vraagteken voor mij. En wie speelt Joos Doornaert hier? Ja, beste vrienden, geheugentraining: het komt er aan, ook voor mij. Ons jaar had zijn look-alikes: Elvis Presley, compleet met vetkuif en guitaar… Het barstte er van artistiek talent. Erik Andries, met zijn meesterlijke imitaties van… Jos Geysen – ook hij wist toen nog niet wat die allemaal ‘te bed of niet te bed’ uitspookte. Ik vermoed dat Erik zich zijn hele leven afgevraagd heeft: ‘Was ik toch niet beter full-time-kleinkunstenaar geworden?’ Ja, Erik, ik begrijp je. In die tijd kreeg je het sportpaleis nog geen drie dagen lang gevuld voor een stand-upcomedian. Je had het misschien toch moeten riskeren. Er zijn er tenslotte ook in ons jaar geweest die als bijberoep kozen voor stand-up-communist. Veel was en is daar ook niet mee te verdienen, maar je kan je er ook mee redden.
3
We belanden nu bij de presesverkiezing van 1964. We zijn allemaal ouder, wijzer en milder geworden maar in die tijd namen de protagonisten het bloedernstig op. Jan Clement had zelfs een matrak meegebracht, allicht geleend van een rijkswachter-ex-medestudent op de militaire school. Maar, net als de meeste Amerikaanse presidentskandidaten, had ik toen ook al het belang ingezien van een running-mate met een onweerstaanbare smile, in casu deze van Jef Brouckaert. In het auditorium werd alles een stuk luchtiger opgenomen. Had u soms iets anders verwacht van bijvoorbeeld Guy Van Herck? Bemerk ook hoe de vrouwen vanuit de hoogte toekijken op de kemphaantjes daar vooraan. Bekijk deze mooie foto van het publiek: alleen maar lachende gezichten. Ook rechts onderaan heeft de latere professor en specialist van het Chronisch Vermoeidheidssyndroom, Boudewijn Van Houdenhove, er volop plezier in. Van CVS waren er bij ons toen gelukkig nog niet al te veel tekenen. Alvast niet bij Kris Stockbroeckx. Zijn stemvolume, zijn gesticulaties zouden ook vandaag nog menig parlementair jaloers maken. En het zou mij niet verwonderen dat de kleinkinderen van Kris hem aanspreken met de in Antwerpen sympathieke eretitel ‘Bompa Lawait’. Verkiezingen eindigen met een score. Ik heb de mijne er achteraf in stylo bijgeschreven. Allicht vanuit een vaag vermoeden dat ik in de decennia daarna niet zoveel verkiezingen meer zou winnen. Hoewel, misschien nu? Waarom niet? Met alles wat de bankencrisis de bevolking heeft aangedaan, met inbegrip van een deel van de meer welstellenden? Winnaars en verliezers horen, na afloop, elkaar de hand te drukken. Rik Verhulst deed dat een stuk sympathieker dan onlangs ene Nicolas Sarkozy. Later werd alles nog meer bijgelegd, zelfs bij-geaaid. Solidair verzorgden we ook samen het kerstfeest voor de patiënten van Sint Rafaël. Of ze vandaag de dag, met 20 of meer televisiekanalen op elke kamer, nog even talrijk zouden komen kijken: ik betwijfel het. Nochtans brachten wij, met ‘Waar de sterre bleef stille staan’, een acteerprestatie die die van de gemiddelde Vlaamse tv-soap op zijn minst evenaarde. Bij het partijtje schaduwboksen speelde Xavier Frenay de perfecte scheidsrechterfiguur. Over Joos Doornaert, daar links: in vergelijking met de 4
dames die tegenwoordig de gongslag en de volgende boksronde aankondigen was die jongen duidelijk overkleed. Herken je de bokser links? Juist, Jan Clement. In die tijd hoefde je nog geen opgepompte torso te hebben - à la Sylvester Stallone of Arnold Schwarzennegger – om in het leger volop aan de bak te komen. Januari 1966, half-time, met preses Vic Van Spauwen en een bezoek aan GANCIA. Look at that picture. Had je toen al, al die mannen rechts en links rechts kunnen wég photoshoppen en alleen Myriam Van Laere en Fons Verdonck en het logo overgehouden, je had op slag een onweerstaanbare reclameaffiche gehad. Gaston Roelants, Olympisch kampioen op de 3000 meter steeple, ontving ons. Normaal zou je verwachten dat zo’n atleet je stimuleert om zelf ook voor een Olympische discipline te gaan. Bijvoorbeeld gewichtheffen. Helaas ons bezoek spoorde eerder aan tot andere disciplines van ‘heffen’. Sommigen geraakten zo verslaafd dat ze met hun fles Vat 69 op de meest onmogelijke plaatsen toch maar aan drank probeerden te geraken. Hier betrappen we iemand, een toekomstige cardioloog nog wel, op een andere verslaving: dé sigaret, elegant, ja bijna provocatorisch, tussen zijn slanke vingers geklemd. Ik ga er van uit dat Erik Andries ondertussen al lang is afgekickt. Een carrière lang had hij deze foto kunnen gebruiken om zijn patiënten te overtuigen: Yes, we can! Orgelpunt van onze half-time was de reis naar Berlijn met bezoek aan Schering. Jawel, Schering, de producent van dé pil. Ik beken het: ook voor mij en mijn partner kwam ze maar net op tijd. Anovlar was de eerste, Lyndiol de tweede. Aan beide werkten Belgische artsen mee. In mei 68 hebben politieke discussies en acties beslist de geesten verruimd. Maar ook de pil heeft evenveel, en soms zelfs meer, geholpen om zich te bevrijden van achterhaalde taboes en conventies. Vanaf 1965 kleuren onze studentenjaren steeds meer politiek. Eerst met acties rond de eis ‘Sint Pietersziekenhuis Vlaams’. Hier met een toneel in het park. De Vlaamse patiënt Bob Maebe wordt er vruchteloos opgevrijd door een Nederlandsonkundige UCL-stagiair. Medica betoogde voor ‘St. Pieters Vlaams’ bijna voltallig op de Bond. Zoals wel meer gebeurt bij grote bewegingen, zie je dan soms plots stromingen van links tot rechts samen optrekken. Kijk, op de vierde rij: van links naar rechts – politiek moet je het wel omgekeerd lezen – Jan Clement, Carlo Vermeiren en 5
uw dienaar. Waar de anderen op de foto, die hier aanwezig zijn, zich toen en nu situeren, mogen ze zelf kiezen. Ik herkende alvast Willy Voet, Frans Van Camp, Eric Van Houwe, Klaas Bax, Frans Van Lint. Te zien aan de stokken die ik toen in mijn handen had, manifesteerde zich bij mij alvast enige radicalisering. Al het muzikale talent van ons jaar werd in de frontlinie ingezet. Op 13 mei 1966 werd het pas echt serieus. Het mandement om de universiteit niet te splitsen bracht ons spontaan op de Bondgenotenlaan. Jongens en meisjes, jarenlang in colleges en pensionaten opgevoed tot onderdanigheid aan de bisschoppen, gingen nu, getooid met papieren mijters, massaal de spot met hen drijven … En dat tot op de pui van het historische stadhuis. Na drie dagen beroering sloot de overheid het academiejaar vroegtijdig af. We gingen naar huis, blokken voor onze examens. De rust keerde terug. Het jaar daarop laaiden de politieke discussies alsmaar feller op. Hier met mijn voorganger Medica-praeses Francis Vandenbussche, Peter Schrooten en zijn lief uit ons jaar. Uren sleten we in de Medicabar. Met haar ietwat bijzondere barman Frans. Met op de achtergrond vaste gaste Marleen waarvoor Piet De Somer graag afzakte naar onze bar. Vooraan mijn lief, die dank zij de medische vooruitgang, na zo’n avondje niet meer naar haar kot hoefde maar risicoloos op Medica kon blijven slapen en genieten zoals jonge mensen dat kunnen. Niet dat wij dat niet meer kunnen, maar het is toch anders. De tijden veranderden maar vaste waarden bleven. We organiseerden in Alma II een optreden van het Golden Gate Quartet. Met De Somer, Joossens, Gyselen en vicerector Maertens op de eerste rij. De Medica-revue, ‘Lüttich, brennt es?’, in de stadsschouwburg stond er als een huis. Titel en script van Bob Maebe. Diverse jaargenoten schitterden opnieuw in de imitatie van allerhande proffen. Marleen mocht gewoon zichzelf spelen. Haar partner speelde… Piet De Somer. Als je het mij vraagt: dubbel en dik verdiend. Maar dé glansrol was voor Marc Roels, als Lowieke, de prof van godsdienst. En dan kwam de revolte van januari 1968. Ze zou geen drie dagen duren zoals in mei ‘66, maar drie weken. Elke dag volksvergadering in het auditorium De Valk. Paul Goossens als begenadigde volkstribuun, met in zijn schaduw uw dienaar, toen preses van het Fakulteitenkonvent.
6
De vele discussies in overvolle aula’s hebben bij duizenden studenten een min of meer blijvende stempel gedrukt op hun denken, soms meer en ruimer dan men zichzelf realiseert. Hier zie je op de voorste rij Ludo Martens met naast hem de latere advocate, vrouwenrechtenactiviste en schrijfster Liliane Versluys. Ach, wat kunnen jonge mensen mooi én idealistisch zijn. Het ging er bij tijden bijna echt revolutionair aan toe. Getuige deze foto in de HUMO-reeks over 40 jaar na mei 68. We hadden toen, na een korte bezetting van het rectoraat, meteen maar een deel van de inboedel naar buiten gesleept. Al gauw stond niet Lüttich in brand maar Leuven. Allez, een paar vierkante meter van de Oude Markt. Voor de goede zaak moet altijd wat meer kunnen. Dat vind ik nog altijd. Adieu studententijd nu. U hebt uw brok nostalgie wel gehad. Als slot sta ik nog even stil bij die andere, tweede, factor die ons, over verschillen heen, verbindt: onze Oma- und-Opa-Erlebnissen, tenminste voor al wie dat geluk heeft of het wenste. Ja, wij staan, na drie jaar pensioen, op het punt onze medische accreditering te verliezen. Maar inmiddels hebben wij, zonder nog stempels te zetten, ruimschoots onze nieuwe accreditering verdiend, als oma of opa. En dat met een overschot aan Credit Points in de vorm van digitaal geregistreerde bezoeken aan de Zoo, Planckendael, de kust, pretparken. Met bijeengespaarde DVD’s, computerspelletjes, gezelschapsspellen – oh ja, zelfs ik ontsnap niet aan Monopoly. Ja, wij vinden nu blindelings de programmanummers van alle kinderzenders: Ketnet (inmiddels Op 12!, dat weet u allemaal), KZoom, Studio100, CartoonsNetwork, Walt Disney Channel... We kennen ze beter van buiten dan de stofnamen van de geneesmiddelen die we voorheen voor onze patiënten voorschreven. Ik besluit met drie foto’s van onze zes kleinkinderen. Niet omdat we ze de schoonste en de slimste zouden vinden. Die van u zijn minstens even schoon en slim als die van ons, of ook al eens even grote ettertjes als ze het soms uithangen. Ik wil hiermee gewoon de sfeer opwekken van wat wij, zowat allemaal, met onze kleinkinderen meemaken. En veel zal dat wel niet verschillen. Neem nu dit trio van onze jongste dochter. De 4-jarige, in het midden, hanteert de I-Pod van zijn mama alsof hij geboren is met een aanleg voor icoontjes en touchscreens, vooral dan voor filmpjes van ‘You Tjube’. Jawel, mét Engels accent. Net zoals hij bijna zowat alles ‘cool’ vindt. Bij Antwerpse kleinkinderen is dat dan ‘keicool’. 7
Dat zijn grotere broer en zus zich nog kunnen uitleven in het bouwen van een ouderwetse boomhut: we zijn er niet ongelukkig om. Ook in deze 3 verhaaltjes van onze 3 andere kleinkinderen, herkent u ongetwijfeld gelijkaardige van uw eigen kleinkids. Neem nu Jaan (13). Hij woont in onze buurt en komt vaak langs. Dat gaat dan zo: ‘Hé, opa, heb jij die App nog niet op je gsm? Shazam. Kijk je houd dat voor de luidspreker. Als er een liedje speelt krijg je meteen de titel en de zanger op je scherm. Dan moet je wel een Androidbesturingssysteem hebben.’ Als opa leer je elke dag bij. Joren (4,5), zo’n twee maanden geleden: ‘Oma, Ik ga niet meer trouwen met Selma van mijn klas. Ik ga trouwen met een jongen. Een homo, ik weet dat al Ha ha ha’. Rosa (8). Als ze blijft slapen mag ze soms vanop de zetel eerst nog wat tv kijken. We proberen eerst met een van Ketnet opgenomen mooi sprookje van Grimm. Na 5 minuten is ze het beu. Dan maar de DVD van ‘Alice in Wonderland’. Idem dito. En dan komt het eruit: ‘Ik wil liever THUIS zien’. THUIS, daar spreken de vriendinnen over op de speelplaats. THUIS, dat is die soap die al te vaak eindigt met een diefstal, een hartinfarct na vreemdgaan, een brandstichting of zelfs moord. Waarop dan onveranderd de eindtune volgt: ‘Nergens beter dan thuis’… Ja, wij hebben na onze jeugd complexen moeten verwerken. Onze kleinkids zullen ook werk hebben. Maar ook zij zullen het oplossen. Ik blijf een aanhanger van het vooruitgangsdenken. Hebben wij, medische professionals, daar niet alle redenen voor? Hoevelen van ons en onze patiënten zouden nog zo fluks rondhuppelen zonder al die bypasses, stents, protheses? Hoeveel vooruitgang hebben we niet meegemaakt in de transplantaties, de oncologie, de farmacologie en alle andere niet vernoemde maar hier wel aanwezige disciplines? Denk nu niet dat ik vind dat het in onze wereld allemaal zo goed loopt. Allesbehalve. Armoede in het Zuiden en ook opnieuw meer en meer bij ons, internationale conflicten, ecologische dreigingen en financiële crisissen waar we nog lang niet mee rond zijn. Toch geloof ik in de komst van een betere wereld. Dat geloof in een nieuwe lente, wil ik uitdrukken met een streepje muziek uit Le temps des cerises, een liedje uit 1868 gezongen door Nana Mouskouri. Laat ons samen complexloos genieten van de mooie tekst en de zang van een vrouw 8
die, hoewel geboren met maar een stemband, al vlug de bijnaam verwierf van ‘het kleine zusje van Maria Callas’. Indien u een applausje in petto hebt voor mijn diashow, reserveer het dan voor als zij haar laatste noot gezongen heeft. Fragment uit Le temps des cerises door Nana Moskouri Beste jaargenoten, ik dank u. Mogen we nog een tijd zo gezond mogelijk blijven en nog reünies meemaken. En dat we ze nog lang meugen meugen: proost.
9