Vereniging Natuurmonumenten Bezoekerscentrum Schiermonnikoog
VAN SCHOOL NAAR
SCHIERMONNIKOOG Voorbereiding op een bezoek aan Schiermonnikoog Doelgroep: leerkrachten en leerlingen bovenbouw basisonderwijs en onderbouw voortgezet onderwijs
Gefeliciteerd
met jullie keus om Schiermonnikoog te gaan bezoeken!! Het is het eiland
waar je nog heel veel ongetemde natuur vindt en waar veel te beleven is. Om jullie nieuwsgierig te maken, lichten we hier en daar alvast een tipje van de sluier op. Maar echt beleven doe je het pas, wanneer je op het eiland bent aangekomen. Wormendrollen tellen, het verschil tussen mannetjes- en vrouwtjeskrabben ontdekken, moddergeulen oversteken, woestijnplanten in zee zoeken, steenkool uit wrakken van vergane stoomschepen vinden: het kan allemaal op Schiermonnikoog. Om jullie alvast een beetje te laten “proeven” aan Schiermonnikoog en om jullie behulpzaam te zijn bij jullie ontdekkingstochten hebben we alvast een hoeveelheid basisinformatie over het eiland en het waddengebied bijelkaar gezocht. Het bestaat uit:
A. INFORMATIE VOOR LEERKRACHTEN/BEGELEIDERS met achtergrondinformatie en informatie over de mogelijkheden ter plaatse B. INFORMATIE VOOR LEERLINGEN met materiaal dat kan worden gebruikt voor spreekbeurten en verslagen
1
Vereniging Natuurmonumenten Bezoekerscentrum Schiermonnikoog
A. INFORMATIE VOOR LEERKRACHTEN/BEGELEIDERS -
activiteiten-overzicht De volgende begeleide en niet-begeleide activiteiten zijn mogelijk. Begeleide activiteiten (duur: ca. anderhalf uur): wad-excursie Het wad lijkt op het eerste gezicht een stinkende moddervlakte. Maar wie even verder kijkt ziet dat de wadbodem boordevol leven zit: wormen, garnalen, schelpen en nog veel meer. Tijdens de wad-excursie gaan we met greep en schepnet op onderzoek uit. strand en duin-excursie Hoe ontstaan duinen; wat is het verschil tussen oude en jonge duinen; wat spoelt er allemaal aan op het strand? Dit zijn maar enkele van de vele vragen die aan de orde komen tijdens een excursie naar strand en duin. We wandelen door oude en jonge duinen en langs het strand. jutters-excursie Wanneer de storm over het eiland raast gaat het bloed van de jutter sneller stromen: wat zal er nu weer aanspoelen? Tijdens deze excursie hoor je iets over het jutten, vroeger en nu. We gaan naar het strand, op zoek naar aangespoelde schatten uit de zee. Schelpen, krabben en zeewier, maar wie weet ook wel resten van geheimzinnige wrakken.… wandelen “om de west” Vlak bij het dorp vinden we een heleboel verschillende landschappen: wad, kwelder, duin en zoetwaterplas liggen er binnen handbereik. In elk jaargetijde is daar wel iets te beleven wat de moeite waard is. De excursie voert door de verscheidenheid aan landschappen. broedvogel-excursie Van ongeveer half mei tot eind juni is het mogelijk om onder leiding van een gids van Natuurmonumenten op kraamvisite te gaan bij vogels die op de kwelder broeden. Het is een geweldige ervaring om te zien hoe een nieuwe generatie vogels van start gaat. kwelder-excursie Een tocht onder leiding van een gids van Natuurmonumenten, waarbij o.a. landschap en de begroeiing, die zich heeft aangepast aan het bijzondere milieu, aan de orde komen. Niet-begeleide activiteiten: veldwerk wad (bovenbouw basisonderwijs en onderbouw voortgezet onderwijs) Met de wadkar naar het wad en daar dan enkele onderzoekjes doen aan de hand van vragen en opdrachten. Werken op het wad betekent: vies worden. Doe dus oude kleren en laarzen of stevig zittende oude schoenen aan en maak goede afspraken met je kampeerboerderij over het schoonmaken na terugkeer. Lees de uitgebreide beschrijving voor meer informatie. veldwerk kwelder (onderbouw voortgezet onderwijs) Met de nodige materialen naar de kwelder om daar onderzoek te doen naar de begroeiing. Lees de uitgebreide beschrijving voor meer informatie. veldwerk duinen (onderbouw voortgezet onderwijs) Hoe zijn de duinen eigenlijk ontstaan? Gewapend met kompas, thermometer en windmeter ga je aan de slag: eerst op het strand, waar je een beginnend duin gaat onderzoeken. Dan naar de hogere duinen om te kijken of er verschil is tussen een noord- en een zuidhelling van een duin. veldwerk zee en strand (bovenbouw basisonderwijs en onderbouw voortgezet onderwijs) Komt het water nu op of wordt het juist laag water. En hoe snel gaat dat dan? Wat ligt er allemaal in de vloedlijn? En…….wat gaan we vangen met het schepnet???? Een altijd boeiende ochtend of middag aan het strand, waarbij niet alleen het aanspoelsel aandacht krijgt, maar ook de eb- en vloedbeweging en duinvorming aan de orde komen.
2
Vereniging Natuurmonumenten Bezoekerscentrum Schiermonnikoog
vissen met het kornet De spanning loopt op naarmate het net dichter bij het strand komt: wat hebben we gevangen?? Met het korren langs het strand komen we allerlei zeebeesten tegen, zoals garnalen en platvissen, maar misschien ook heremietkreeften. zwerfvuil-actie Om de natuur van Schiermonnikoog schoon te houden gebruiken we graag jullie hulp. Samen met je groep maak je een stuk strand van een kilometer schoon. Van ons krijgen jullie te horen om welk gedeelte het gaat. Ook krijgen jullie de nodige spullen mee. Wat is er mooier dan achterom te kijken en een kilometer puur strand te zien!!. Na afloop is er een traktatie. fietsroutes Speciaal voor jullie heeft het Bezoekerscentrum twee oriëntatie-tochten gemaakt: “ Fietsen om de oost” en “ Fietsen om de west”. In een dagdeel per tocht ontdek je het eiland aan de hand van vragen en opdrachten. Aan de balie zijn nog meer fiets- en wandeltochten verkrijgbaar. Niet speciaal gemaakt voor het onderwijs, maar vaak wel bruikbaar als je er creatief mee omgaat. -
fietskaart van Schiermonnikoog Door deze kaart in de klas op te hangen, wordt de nieuwsgierigheid van de leerlingen geprikkeld: waar slapen we, hoe ver is het naar het strand, waar komen we aan met de boot?
-
gedragsregels op Schiermonnikoog Poster met daarop de gedragsregels zoals die op Schiermonnikoog gelden op een ludieke wijze (met tekeningen) in beeld gebracht
-
overige educatieve informatie - achtergrondinformatie met tips voor het verwerken van de aangeboden stof, zowel voorafgaand aan het bezoek als na afloop - handleiding & veldwerkformulier wad (basis- en voortgezet onderwijs) - handleiding & veldwerkformulier kwelder (voortgezet onderwijs) - handleiding & veldwerkformulier duinen (voortgezet onderwijs) - handleiding & veldwerkformulier zee en strand (basisonderwijs) - handleiding & veldwerkformulier zee en strand (voortgezet onderwijs) - programmavoorstel: 3 dagen naar Schiermonnikoog - programmavoorstel: 1 dag naar Schiermonnikoog - evaluatieformulier
3
Vereniging Natuurmonumenten Bezoekerscentrum Schiermonnikoog
Prijzen (exclusief verzendkosten): - fietskaart: € 2,00 - poster met gedragsregels: gratis
- huur kar met materiaal voor veldwerk wad/kwelder/duin/zee en strand: € 20,00 per dagdeel - excursie: € 3,50 per leerling/begeleider
- bezoek Bezoekerscentrum: gratis voor leerlingen en begeleiders; van tevoren afspreken verplicht; per groepje van 5 leerlingen afname van 1 verkenningstocht (€ 0,75) verplicht.
4
Vereniging Natuurmonumenten Bezoekerscentrum Schiermonnikoog
Achtergrondinformatie De hierna volgende hoofdstukken geven informatie over Schiermonnikoog, te gebruiken bij het voorbereiden van een bezoek aan het eiland. De informatie is onderverdeeld in de volgende hoofdstukken: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
Een Nationaal Park: wat is dat? Geschiedenis van een eiland Wat doen de inwoners voor de kost? Wat is er te zien en te beleven Wad Kwelder Strand Duinen Bos
Aan het eind van een hoofdstuk vindt u steeds enkele suggesties voor het verwerken van de stof. Na het laatste hoofdstuk zijn tevens enkele tips opgenomen voor verwerking na afloop van de reis.
1. Een Nationaal Park: wat is dat? 1.1 Algemeen In 1872 werd het eerste Nationaal Park ter wereld opgericht. Dit was het Yellowstone Park in de Verenigde Staten. Daarna begonnen ook andere landen met het instellen van nationale parken. Vaak werden hiervoor enorme gebieden ongerepte natuur aangewezen, zoals fjorden, berggebieden en uitgestrekte bossen. Anders dan landen als bijvoorbeeld Verenigde Staten, Canada, Australië en Nieuw-Zeeland heeft Nederland al honderden jaren een behoorlijk hoge bevolkingsdichtheid. Veel ongerepte natuurgebieden werden al in de Middeleeuwen ontgonnen. Natuurgebieden waar de mens niet heeft ingegrepen, bestaan in Nederland niet. Dat wil niet zeggen dat er in Nederland geen waardevolle natuur te vinden is. Dankzij het voortdurende ingrijpen van de mens, is er in Nederland een grote afwisseling aan landschappen ontstaan. Heel veel verschillende dieren en planten voelen zich hierin thuis. Sommige gebieden in Nederland zijn zo waardevol dat ze de titel Nationaal Park gekregen hebben. Nationale Parken zijn ingesteld door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Beheerders, eigenaren en andere direct betrokken organisaties en instanties proberen de waardevolle natuur in het Nationaal Park te behouden en waar mogelijk nog te verbeteren. Nu kun je er vervolgens met het oog op natuurbehoud natuurlijk een groot hek omheen zetten en er nooit meer iemand binnenlaten, maar dat is bij een Nationaal Park juist niet de bedoeling. Nationale Parken zijn de krenten in de pap van de Nederlandse natuur. Door hun schoonheid en hun omvang (Nationale Parken zijn allemaal minimaal 1000 ha groot) zijn de parken zeer geschikt om mensen van de natuur te laten genieten. In de Nationale Parken zijn dan ook voldoende wandel- en fietsmogelijkheden en excursies onder leiding van deskundige gidsen. Verder wordt er ruimte geboden voor wetenschappelijk onderzoek. Nationale Parken zorgen er niet alleen voor dat natuur in grotere gebieden beschermd wordt, maar ook dat mensen de gelegenheid krijgen kennis met de natuur te maken. Er zijn in Nederland nu 20 Nationale Parken, waaronder Schiermonnikoog, Lauwersmeer, Duinen van Texel, Biesbosch, Hoge Veluwe en Groote Peel. De nationale parken vormen samen een stelsel, waarin alle belangrijke Nederlandse landschappen vertegenwoordigd zijn, zoals duinen, kwelder, heide, hoog- en laagveen, bos, stuifzand en moeras.
5
Vereniging Natuurmonumenten Bezoekerscentrum Schiermonnikoog
1.2 Nationaal Park Schiermonnikoog Ook Schiermonnikoog bezit enkele waardevolle landschapstypen. Waddengebieden zijn in internationaal opzicht behoorlijk zeldzaam. Hetzelfde kan worden gezegd over kwelders en duinen. En niet alleen de landschappen zijn bijzonder, ook de dieren en planten die zich in dat milieu thuis voelen zijn vaak erg zeldzaam. Het grootste gedeelte van Schiermonnikoog is Nationaal Park: het bos, de kwelders, de duinen, het strand. Het dorp en de polder vallen buiten het Nationaal Park. Ook het gedeelte met vakantiehuisjes ten noorden van het dorp, de omgeving van de Badweg, de IJsbaan en de Berkenplas vallen buiten het Nationaal Park. Een deel van de Waddenzee ten zuiden van het eiland behoort er wel toe. Vier doelstellingen Nationale Parken in Nederland hebben vier doelstellingen: natuurbehoud en –ontwikkeling voorlichting en educatie (wetenschappelijk) onderzoek natuurgerichte recreatie De doelstelling van het natuurbehoud en de natuurontwikkeling is de belangrijkste. De andere doelstellingen mogen nooit ten koste gaan van dit belangrijkste doel. In 1975 werd een aantal Nederlandse natuurgebieden aangewezen die het waard zouden zijn een Nationaal Park te worden. In 1984 ging het ministerie van LNV over tot het oprichten van het eerste park. Dit was Schiermonnikoog. Vijf jaar later, in 1989, werd Schiermonnikoog definitief het eerste Nationaal Park (nieuwe stijl) van Nederland. Inmiddels zijn er in Nederland 20 Nationale Parken. Overlegorgaan Bij een Nationaal Park hoort een Overlegorgaan. In dit Overlegorgaan zitten verschillende partijen die betrokken zijn bij het Nationaal Park. Ze proberen het eens te worden over het beheer van het natuurgebied, maar ook over zaken die gaan over recreatie, voorlichting en educatie en onderzoek. Op Schiermonnikoog komt het Overlegorgaan drie keer per jaar bij elkaar. Een belangrijke taak van het Overlegorgaan is het vaststellen van een Beheer- en Inrichtingplan (BIP). Zo’n BIP wordt iedere tien jaar opgesteld. In het plan staan verschillende doelstellingen die in de komende tien jaar in het Nationaal park gehaald zouden moeten worden. Ook staan er praktische zaken in, zoals waar welke vormen van recreatie zijn toegestaan. In 1999 is het huidige BIP voor Schiermonnikoog opgesteld. Het is tot en met 2008 geldig.
Lessuggesties: 1.
Een Nationaal Park is onder meer bedoeld om de natuur in dat gebied te beschermen tegen bedreigingen. - Beschrijf welk stuk(je) natuur in de buurt van jouw woonplaats volgens jou het mooiste is en waarom. - Vertel waardoor dat gebied(je) bedreigd wordt (of kan worden in de toekomst).
2. Geschiedenis Tijdens de laatste ijstijd stond de zeespiegel tientallen meters lager dan nu. Toen het klimaat warmer werd, begon het ijs te smelten en steeg de zeespiegel, ook in de Noordzee. Door wind en stroom werden, ongeveer op de plaats van de huidige waddeneilanden, langgerekte zandbanken gevormd. Toen het water nog verder steeg, sloegen daar op enkele plekken gaten in, en ontstonden de voorlopers van de huidige eilanden. Doordat het water in de waddenzee minder snel stroomt dan in de Noordzee, zakken hier ook de kleinste zanddeeltjes (klei, slib) neer. Dat zorgt weer voor ophoging van het waddengebied. Zo is een gebied ontstaan dat de ene keer land is en 6 uur later weer zee: het waddengebied. Dat het waddengebied niet totaal verlandt (het slibt immers aan) komt doordat de zeespiegel nog steeds iets stijgt. Opslibbing en zeespiegelstijging gaan ongeveer even snel.
6
Vereniging Natuurmonumenten Bezoekerscentrum Schiermonnikoog
Wie de eerste bewoners van Schiermonnikoog waren, is niet bekend. Wel weten we dat Cistercienzer monniken van het Friese klooster Klaarkamp (bij Rinsumageest) in de vijftiende eeuw al min of meer vaste bewoners van het eiland waren. Vandaar ook de naam van ons eiland: Schiermonnikoog (schier = grijs; monnik = monnik; oog = eiland). Lopend over het wad konden ze vanaf de Friese kust het eiland bereiken. Later lukte dat niet meer, omdat het eiland zich naar het oosten verplaatste en er zich een geul vormde tussen het eiland en de Friese kust. Het eiland is nu over het wad bereikbaar vanaf de noordkust van Groningen. Er zijn op het eiland geen tastbare herinneringen aan deze periode. ±1580 Het eiland wordt eigendom van de Staten van Friesland. ±1640 Vanwege geldnood verkopen de Staten van Friesland het eiland. Het komt uiteindelijk in handen van de adellijke familie Stachouwer. Uit hun tijd stamt o.a. de bouw van het huidige dorp, Rijsbergen (verblijfplaats van de eigenaren van het eiland) en Pathmos (boerderij van de Stachouwers). ±1700 Voor 1700 bestond het huidige dorp nog niet. Ter hoogte van het huidige Rif, op de westpunt van het eiland, lag toen het oude dorp. Door stormvloeden en voortdurende overstuiving (de buitenduinen waren toen nog veel minder begroeid dan nu), waarbij de zee steeds meer strand en duinen opslokte, waren de inwoners genoodzaakt hun huizen af te breken. Verder naar het oosten werd, vanaf ongeveer 1720, begonnen met de bouw van de eerste huizen van het huidige dorp. Nog steeds is dat te zien aan de jaartallen in de muur-ankers op veel eilander huizen. ±1860 De welgestelde Haagse planterszoon mr. Banck koopt het eiland van de Stachouwers. Hij legt de eerste echte zeedijk aan, waarvan nog een deel is te zien ten noorden van de Westerplas. Voordat hij die dijk aanlegde, stroomde het water bij hoge vloeden tot aan de rand van het dorp. Zijn naam leeft voort in de Banckspolder en de Bank van Banck (monument op de zeedijk). ±1890 Mr. Banck verkoopt Schiermonnikoog aan de Duitse graaf Von Bernstorff. De Duitse graaf legt de dennenbossen Eerste en Tweede Dennen aan, met als doel de stuivende duinen vast te leggen en het hout te verkopen, o.a. als stuthout voor de steenkoolmijnen. 1945 Schiermonnikoog ging als vijandig vermogen, krachtens een door de regering te Londen genomen besluit, over op de Nederlandse Staat. Het beheer werd uitgevoerd door de Dienst der Domeinen (= ministerie van Financiën). 1989 Schiermonnikoog wordt Nationaal Park. Het grootste gedeelte van het eiland, behalve de polder en het dorp, valt binnen het Nationaal Park. Natuurmonumenten gaat het beheren.
Lessuggesties: 1.
Wat betekent de naam: Schiermonnikoog
2.
Schiermonnikoog is een “wandelend” eiland: het groeit aan in het oosten. Dat komt door de zeestroming. Die gaat van west naar oost langs het eiland en verplaats ook het zand in die richting. Dat betekent dat van tijd tot tijd van de westkant van het eiland zand verdwijnt. Aan de oostkant wordt het eiland langer. Leg de volgende plaatjes in de goede volgorde, van vroeger tot nu.
7
Vereniging Natuurmonumenten Bezoekerscentrum Schiermonnikoog
Afbeelding 1: Schiermonnikoog: vormverandering 4 eeuwen
3. Wat doen de inwoners voor de kost? 3.1 Toen Toerisme Pas na 1950 is het toerisme een steeds belangrijker bron van bestaan geworden. Nu verdient de overgrote meerderheid van de beroepsbevolking haar geld in de toeristische sector; vroeger was dat een te verwaarlozen inkomstenbron. Zeevaart en visserij Voor 1950 was met name de zeevaart een belangrijke bron van inkomsten voor veel eilanders. Schiermonnikoog had van 1872 tot 1934 een eigen zeevaartschool. Veel Schiermonnikogers waren dan ook gezagvoerder of stuurman en zwierven over de wereldzeeen. Gedurende een aantal jaren na de Tweede Wereldoorlog gingen veel eilanders mee op de walvisvaart. Kapitein Klaas Visser van de Willem Barentsz was een Schiermonnikoger. Hij bracht de walviskaken mee die in het centrum van het dorp staan. Landbouw en veeteelt Voor de aanleg van de zeedijk in 1860 was het moeilijk om goede landbouw te bedrijven: regelmatig werd het gebied door zout zeewater overstroomd. Na de aanleg van de dijk werd de bodem zoet en kon er landbouw worden bedreven.
3.2 Nu Toerisme De meeste van de ca. 1000 inwoners van Schiermonnikoog verdienen hun brood in het toerisme. Hotels, restaurants en appartementen, de winkels, de jachthaven en het kampeerterrein: allemaal kunnen ze bestaan bij de gratie van de toeristen die het eiland bezoeken. Het overgrote deel van die toeristen bezoekt het eiland vanwege de rust en natuur. Schiermonnikoog beschikt in het hoogseizoen over zo’n 5000 slaapplaatsen. Daarnaast komen er op mooie dagen tot 3000 dagtoeristen naar het eiland. Jaarlijks bezoeken ongeveer 300.000 mensen het eiland. Landbouw/veeteelt Er zijn 7 agrarische bedrijven op het eiland, die uitsluitend veeteelt beoefenen. Al deze bedrijven bevinden zich in de Banckspolder. Gedurende een deel van het jaar weiden zij het gezamenlijke jongvee in de kwelder ten 8
Vereniging Natuurmonumenten Bezoekerscentrum Schiermonnikoog
oosten van de polder. Behalve voor grasland wordt de polder ook gebruikt voor de verbouw van mais. Veel van de boerderijen bieden plaats aan toeristen, vnl. groepen. Overige Naast bovenvermelde aktiviteiten hebben inwoners een taak in het beheer van het eiland en het leveren van diensten: zo maken o.a. gemeente- en politieambtenaren, medewerkers van Rijkswaterstaat en Natuurmonumenten, leraren, artsen en zorgverleners deel uit van de werkende eilandbevolking. Lessuggesties: 1.
De meeste bewoners van Schiermonnikoog verdienen geld aan de toeristen. Dat kan op allerlei manieren. Beschrijf 3 mogelijkheden. Geef aan wat jij het liefste zou doen en waarom.
4. Wat is er te zien en te beleven Resten van voor 1700 Het enige wat nog rest van het in zee verdwenen dorp zijn: - Een wapensteen van de familie Stachouwer (Hotel Van der Werff) - Een grafsteen (Got Tjark) De streken De eerste huizen in het “nieuwe” dorp werden omstreeks 1720 gebouwd. De toenmalige eigenaresse van het eiland was de familie Stachouwer en die verordonneerde dat de huizen volgens een vooraf bepaald patroon moesten worden gebouwd. Daaraan dankt het dorp het huidige patroon van “streken” (Langestreek, Voorstreek, Middenstreek). Iepen horen ook al vanaf het begin bij het dorp. Bij de bouw moesten voor ieder huis twee iepen worden geplant. De oudste iepen van nu zijn zo’n 100 jaar oud. De iepziekte heeft er vele geveld. De iepespintkever brengt de ziekte over. De enige oplossing is: kappen en iepen herplanten die resistent zijn tegen de ziekte. De eilander huizen Het dak begint laag en heeft een flauwe helling, waarna het in een steiler dak overgaat. Oorspronkelijk had ieder huis een hijsbalk voor het ophijsen van de turf. Veel huizen zijn nog in het bezit van een “lytj hús”, een aanbouw die in de zomer door het gezin werd bewoond wanneer de mannen en zonen op zee voeren. Hotel Van der Werff Het huidige hotel Van der Werff is in 1726 begonnen als Recht- en Raadhuis (zie ook de gevelsteen boven de deur van de gelagkamer). Bovendien waren er twee bedsteden. Wanneer er meer slapers waren werd stro op de vloer van de gelagkamer gelegd. In 1913 kocht Sake van der Werff het hotel en pakte de zaken meteen flink aan: hij adverteerde veel en de gasten stroomden toe. Schiermonnikoog werd wijd en zijd bekend en trok veel gasten, waaronder Prins Bernard. Pathmos In 1762 bouwde de familie Stachouwer een schuur op de plaats van het huidige Pathmos. In 1787 werd die vervangen door een boerderij. Tot 1954 bewoonden nazaten van de familie Stachouwer de boerderij Pathmos. Rijsbergen Gebouwd rond 1760 als domicilie van de familie Stachouwer. Daarna de residentie van de opeenvolgende eigenaren van Schiermonnikoog, met als laatste de familie Von Bernstorff. Na de tweede wereldoorlog werd Rijsbergen verbouwd tot Jeugdherberg. Tegenwoordig is Rijsbergen een verblijfsaccommodatie met kamers voor twee tot vier personen. Vanuit Rijsbergen loopt het Kerkelaantje in westelijke richting en komt uit op de Nieuwestreek; vroeger op de oostgevel van de kerk. Hierlangs liepen de eigenaren van het eiland met hun gevolg naar de kerk
9
Vereniging Natuurmonumenten Bezoekerscentrum Schiermonnikoog
De kerk In 1465 werd de toen aanwezige kapel verheven tot parochiekerk. Deze kerk lag op het huidige Westerstrand, zo’n kilometer naar het westen, het strand op. Door stormvloeden die de duinen wegsloegen kwam de kerk uiteindelijk op het strand te liggen en toen in 1717 het water een keer anderhalve meter hoog in de kerk stond werd besloten een nieuwe kerk te bouwen op een plek ca. 1 km naar het oosten (waar nu het Rif begint). Dat was niet zo,n goede keus, want ook hier vrat de zee in korte tijd zoveel land weg, dat in 1762 alweer een nieuwe plek werd gekozen: ditmaal midden in het (nieuwe) dorp op de plaats waar, ook nu nog, de Got Tjark (Grote kerk) staat. Witte toren en vuurtoren Voordat de witte en rode toren werden gebouwd stonden er op het eiland meerdere houten kapen. Deze dienden ter navigatie voor de scheepvaart. In 1853 werd een begin gemaakt met de bouw van twee vuurtorens: de noorder- (huidige vuurtoren) en zuider vuurtoren (de witte toren). Ze vormden een baken voor in- en uitgaande scheepvaart. De lampen in deze torens brandden op olie. Hiervoor werd een olieschuurtje gebouwd. Bij de torenwachterswoning (Duinoord) naast de witte toren staat dat schuurtje nog. Rond 1910 kreeg de rode toren een draaiend licht en werd het licht van de witte toren voorgoed gedoofd. De vuurtoren is bemand en beschikt over moderne communicatie-apparatuur. Hij laat in 10 seconden 4 schitteringen zien, waarna 10 seconden rust. De toren is niet toegankelijk voor bezoekers. Beide torens zijn ca. 40 meter hoog. Overige informatie: - scholen/vakanties Jonge Schiermonnikogers volgen basis-onderwijs op het eiland. Daarna kunnen ze naar de Inspecteur Boelensschool (VMBO). Hierna moeten de leerlingen naar de wal voor vervolg-onderwijs. Dat betekent voor de meeste van hen dat ze vanaf dat moment alleen in het weekend en tijdens vakanties op het eiland zijn.
-
gezondheidszorg Op het eiland is een Zorgcentrum met huisarts, apotheek, tandarts en fysiotherapeut. Indien noodzakelijk kan een patiënt met de reddingboot naar Lauwersoog worden vervoerd. In ernstiger gevallen wordt een patiënt per helikopter overgebracht naar een ziekenhuis.
-
gas-/elektriciteits-/watervoorziening Gas: vanaf het Friese vasteland loopt een aardgasleiding naar het eiland. Elektriciteit: vanaf het Friese vasteland loopt een elektriciteitsleiding naar het eiland. Watervoorziening: Schiermonnikoog voorziet in haar eigen drinkwaterbehoefte door middel van een pompstation in de duinen.
-
afvalverwerking/afvalwater Huisvuil en alle andere vaste afval wordt naar de vaste wal vervoerd. Afvalwater wordt in het riool opgevangen en in de waterzuiveringsinstallatie op het eiland gezuiverd. Het restwater wordt in de Waddenzee geloosd.
-
vervoer Dagelijks is er een veerverbinding met Lauwersoog. De eerste boot vertrekt om 07.30 uur van het eiland, de laatste om 19.30 uur. Zie ook: WWW.WPD.NL
-
taal Schiermonnikoog heeft een eigen dialect dat door nog slechts enkele tientallen, merendeels oudere eilanders wordt gesproken. De taal lijkt op Fries, maar kent een aantal andere klanken en veel afwijkende woorden, die voor een deel afkomstig zijn uit Scandinavische talen. De oorzaak daarvan ligt in de contacten die het eiland vroeger vanwege de zeevaart met de noordelijke landen had.
10
Vereniging Natuurmonumenten Bezoekerscentrum Schiermonnikoog
-
feesten Schiermonnikoog kent twee unieke feesten: klozum en kallemooi. Klozum is een feest waarbij op de avond van 3 en 4 december de schooljeugd en op 5 december de volwassenen zich onherkenbaar verkleden en met een masker voor een stukje opvoeren in huizen waarvan de voordeur openstaat en het licht in de gang brandt. De volwassen klozums voeren een stukje op over een actueel onderwerp of persoon. Om 24.00 uur verzamelen de klozums zich in het dorpshuis en worden de maskers afgedaan. Kallemooi wordt met pinksteren gevierd. Op zaterdagnacht wordt om middernacht de Kallemooimast midden in het dorp opgericht, met in de top een meitak en daaronder een haan in een rieten mand, voorzien van een in melk gedrenkt brood. De haan is de bewuste nacht gestolen uit een eilander kippenhok. Op derde pinksterdag wordt de mast gestreken en wordt de haan teruggebracht naar de eigenaar. Voor de jeugd zijn er kinderspelen en er is het pinksterrijden op een boerenkar door het dorp.
Lessuggestie:
Op dit kaartje zie je de hele Waddenzee met alle eilanden. In welke drie landen liggen de eilanden? Kleur de eilanden die bij een land horen in dezelfde kleur (gebruik je atlas).
Afbeelding 2: de Nederlandse, Deense en Duitse waddeneilanden 1.
Dit zijn de Nederlandse eilanden. Zet de goede naam bij elk eiland. Zoek op de atlas de naam op van de haven waarvandaan de boot naar Schiermonnikoog vertrekt.
Afbeelding 3: Nederlandse waddeneilanden
11
Vereniging Natuurmonumenten Bezoekerscentrum Schiermonnikoog
5. Het wad 5.1 Algemeen Het wad is enkele duizenden jaren geleden ontstaan. De eilanden bestonden toen nog niet, maar in plaats daarvan lag er een strandwal ten noorden van het vasteland. In het gebied dat ten zuiden van de strandwal lag ontstonden moeras- en veengebieden. Toen het Noordzee-water steeg brak dat op een gegeven moment door de strandwal heen. Het zeewater bedekte het achterliggende gebied in de loop der tijd met lagen zand en slib. Nog steeds wordt tijdens vloed door het zeewater veel zand en slib meegenomen, de Waddenzee in. Wanneer het eb is, neemt de zee minder zand en slib weer mee terug. Er is dus een netto ophoping van zand en slib in de Waddenzee. De zeespiegel stijgt echter ook en houdt gelijke tred met de ophoging door zand- en slibaanvoer. Met het water komen ook allerlei minuscule levende en dode dieren- en planten(resten) mee. Dit is ideaal voedsel voor wormen en schelpdieren. Ze verzamelen het voedsel elk op hun eigen manier. De wormen, krabben en schelpdieren vormen op hun beurt weer voedsel voor grotere dieren zoals vogels. De Waddenzee is dan ook een geweldig belangrijk gebied voor vogels. In de herfst strijken er duizenden vogels neer die onderweg zijn naar hun overwinteringsgebieden. In de bodem van de Waddenzee vinden ze dan voldoende voedsel om hun vetvoorraad aan te vullen, zodat ze genoeg energie hebben om de lange tocht naar Afrika te maken. In het voorjaar, wanneer ze terugkeren naar hun broedgebieden in het hoge noorden, gebruiken ze de Waddenzee weer als tussenstation om hun energievoorrad (vet) aan te vullen. Er zit ontzettend veel leven in de wadbodem (gemeten als hoeveelheid levend materiaal), meer dan in bossen, weiden en meren. Er kunnen echter maar een paar soorten standhouden, omdat de omstandigheden nogal zwaar zijn. Ten eerste is er de stroming en de wisseling van eb en vloed. Bij storm wordt de wadbodem omgewoeld. De bodem, waarin ze leven is zout en erg zuurstofloos (de dikke sliblaag voorkomt goede doorluchting van de bodem. Speciale bacteriën die geen zuurstof nodig hebben zorgen ervoor dat de modder zwart ziet en naar rotte eieren ruikt. Bovendien kan de zon tijdens eb gemeen branden op de wadbodem en in de winter wordt het erg koud. Het wad kenmerkt zich dus door twee opvallende milieu-omstandigheden: - Dynamiek: zout/zoet(regenbuien, spuisluizen), droog/nat(eb/vloed), zand/zuurstofloos slik(sterke/zwakke stroming; helder/troebel water), koud/warm(winter/zomer); storm/windstil (wel/geen stroming) - Voedselrijkdom: bij elke vloed stromen er grote hoeveelheden levende en dode voedingsstoffen de Waddenzee in Door de dynamiek kunnen er maar weinig soorten in de Waddenzee leven. Door de voedselrijkdom komen die soorten in enorme aantallen voor. Dieren en planten hebben zich daarom op allerlei manieren aangepast aan het leven op en in het wad.: - zout/zoet: ingraven (kokkel); zout uitscheiden (lamsoor); zoet water opslaan (zeekraal) - droog/nat: huisje afsluiten bij droogte (mossel, alikruik, zeepok) - zand/zuurstofloos slik: zuurstofrijk water door gang pompen (zeepier); lange sipho om boven zand/slik uit te komen (strandgaper); hemoglobine (zuurstofbindend) bloed (zeepier, rode draadworm) - koud/warm: dieper ingraven (nonnetje); wegtrekken naar warmere Noordzee (garnaal, krab) - storm/windstil: hechtdraden (mossel); diep ingraven (strandgaper); snel kunnen ingraven (kokkel) In de winter graven veel bodemdieren zich dieper in. Anderen, zoals garnalen, vissen en krabben, trekken in de winter naar het diepere (en dan warmere) water van de Noordzee. Al deze wormen en schelpdieren vormen het voedsel voor talloze wadvogels. De Waddenzee doet dienst als ‘wegrestaurant’ voor doortrekkende vogels (richting Spanje of Afrika of juist naar Scandinavië of Siberië), overwinterplaats of broedgebied. Vooral in de trektijd houden zich in het waddengebied tienduizenden vogels op.
12
Vereniging Natuurmonumenten Bezoekerscentrum Schiermonnikoog
5.2 Wat is er te zien? -
-
-
-
-
-
Wieren en algen: Op de wadbodem zie je vaak algengroei (dunne bruine en groene laag). Dit zijn bodemalgen (diatomeeen of kiezelwieren), die in een dun, netvormig laagje op de bodem van het wad groeien. Ook liggen er groene en witte vellen zeewier. Dat is zeesla: de groene vellen zijn vers, de witte oud en gebleekt door zon en regen. Wormen: Op het wad liggen duizenden “tandpasta”- hoopjes, afkomstig van de wadpier. Deze wormen leven in U-vormige buizen en filteren uit zand en water de dode plant- en dierresten. Als het water en zand gefilterd is, poepen ze het aan de andere kant van de buis weer uit, gemiddeld 1 keer per uur. Op zo’n moment is hij extra kwetsbaar voor predatie, maar met sterke borstelharen zet hij zich schrap in z’n buis, waardoor een vogel vaak alleen maar een klein stukje staart te pakken krijgt. De zeeduizendpoot (groenbruin, rode streep over lichaam) en zandzager (lichtroze, beweeglijker)zijn echte jagers en leven van wormen en garnalen die ze opeten met hun sterke kaken. Ze kunnen echter ook leven van algen en dode resten, die ze dan stofzuigerend van de bodem halen. De draadworm is een 1mm dunne worm die rood van kleur is en vaak als een dun draadje tussen twee stukken wadbodem is te zien wanneer je aan het graven bent. De schelpkokerworm leeft in een koker gemaakt van zand, schelpgruis en slijm met bovenop een soort boomkroon van zandkorrels. Dat dient als vangnet voor plankton. Slakken: Het wadslakje en de alikruik grazen alle dode resten en algen van de wadbodem af met hun tongetjes. Het wadslakje kan zich gemakkelijk ingraven of mee laten stromen op het wad. Alikruiken leven vooral op dijken, paalbeschoeiingen en mosselbanken. Tweekleppigen: Mossels leven op de wadbodem in grote mosselbanken. Kleine mossels hechten zich met behulp van byssusdraden al aan andere mosselen, schelpen of stenen om te voorkomen dat ze weggespoeld worden. Zo’n mosselbank vormt een goede hechtplek voor zeewier en ook een ideale schuilplaats voor krabben en andere beestjes. Al het water van de Waddenzee wordt in twee weken door de totale mosselpopulatie gefilterd. Strandgaper en kokkels zijn ook waterzevers en kunnen alleen maar voedsel zoeken als ze overstroomd zijn. Kokkels zitten ondiep ingegraven in het wad en gapers (die veel groter zijn) wat dieper. Op de schelp zie je duidelijke groeiringen. De slijkgaper graaft zich diep in, maar beschikt over twee sipho’s die tussen de licht geopende kleppen naar boven worden gestoken. Met de instroomsipho zuigt het schelpdier water en dode resten aan (als een soort stofzuiger over het wad), filtert hen binnen in zijn schelp en via de uitstroomopening komt het water weer naar buiten. Het nonnetje doet hetzelfde, alleen zit minder diep. Met de stofzuigermethode verzamel je veel meer voedsel dan met alleen filteren, maar de sipho steekt ook veel verder uit. Die wordt dan ook regelmatig opgegeten door vissen of krabben, maar de sipohobuis heeft het vermogen om te regenereren (weer aan te groeien). Geleedpotigen: Garnalen vind je vooral in geulen. Overdag zijn ze ingegraven in de bodem (met pigmentcellen zijn ze goed gecamoufleerd).’s Nachts gaan ze op zoek naar voedsel; het zijn alleseters. Er wordt op garnalen gevist. In de winter leven ze in de Noordzee, waar ze eitjes afzetten. De jonge garnalen, die hieruit ontstaan, trekken ’s zomers naar de Waddenzee. De strandkrab zie je in allerlei groottes; dat zijn dieren van verschillende leeftijd. De jonge dieren leven veel op het wad; ouderen alleen in de geulen. Een groeiende krab moet vaak vervellen, omdat zijn harde pantser niet meegroeit. Bij elke vervelling groeit hij een stukje. Tijdens zo’n vervelling is hij erg kwetsbaar. Een vrouwtjeskrab kan alleen paren tijdens de vervelling. Zeepokken zijn kreeftachtigen die vastzitten op stenen, hout of schelpen. Ze zijn beschermd door een huisje van kalk, waarvan de bovenste twee platen open en dicht kunnen. Met borstelige pootjes filteren ze plankton en dode resten uit het zeewater. Vissen: De ondiepe (en warmere), voedselrijke Waddenzee vormt de kraamkamer voor veel vissen uit de Noordzee, zoals schol, bot, haring en wadgrondel. Zeehonden en sterns profiteren hiervan. Vogels: Talloze vogelsoorten tref je aan op het wad, afhankelijk van het seizoen. De prooidieren van veel vogels zijn alleen te pakken als het laagwater is, omdat ze met hun snavel in de wadbodem prikken op zoek naar voedsel (tastjagers) of op het zicht jagen (oogjagers). De tastjagers hebben een gevoelige snavelpunt, waarmee ze de prooi waarnemen. Oogjagers hebben grote ogen en een sterke, korte snavel en eten prooien die direct zichtbaar zijn. De meeste vogels eten hun voedsel met schelp en al op en verpulveren de schelp met hun sterke maag. Hun poep bevat dan ook nog veel schelpresten. De scholekster wrikt de schelp open of hamert hem kapot. Tijdens hoog water verblijven de vogels op zogenaamde hoogwater-vluchtplaatsen (op Schiermonnikoog bij het Rif en op de Oosterkwelder). Het is belangrijk dat ze dan niet gestoord worden, omdat dit het enige tijdstip is dat ze even bij kunnen komen. Met alle prooidieren die ze eten, krijgen ze ook veel zout binnen. De meeste vogels hebben bij hun ogen klieren die goed in staat zijn het zout uit het bloed te halen en het daarna uit te scheiden. Vogels schudden met hun kop om deze zoute druppels kwijt te raken.
13
Vereniging Natuurmonumenten Bezoekerscentrum Schiermonnikoog
In de zomer en het najaar kun je langs de vloedlijn enorme hoeveelheden veren zien. Deze zijn afkomstig van vogels in de rui. Elk jaar vernieuwen vogels hun verenkleed.
5.3 Het wad ontdekken Het is verboden zonder begeleiding het wad op te gaan en bovendien ook niet verstandig, omdat er overal diepe moddergeulen zijn. Bovendien bestaat het gevaar te verdwalen; zeker wanneer het weer zodanig wordt dat je niet meer ver kunt zien. Verder moet je heel goed rekening houden met het eb en vloed. Het Bezoekerscentrum biedt zeer regelmatig wadexcursies aan, waarbij u met een ervaren gids het wad op gaat, op zoek naar alle leven dat in en op de wadbodem is te vinden. Meer informatie Braat, C.W. (red.), 1999. Beheer- en inrichtingsplan 1999-2008. Van der Kam, J., e.a., 1999. Ecologische atlas van de Nederlandse wadvogels. Abrahamse, J. e.a., 1976. Waddenzee. Van der Kam, J., 1990. De wadden – wereld tussen eb en vloed. Lohmann, M., 1993. Gids voor planten en dieren van de kust.
Lessuggesties: De Waddenzee in het klein: elke 6 uur stroomt de Waddenzee vol met miljoenen liters (zee)water en in de volgende 6 uur stroomt de Waddenzee weer leeg. De sterke stroming die hierdoor ontstaat woelt de zeebodem om. Het zeewater stroomt vanuit de Noordzee de Waddenzee in via diepe geulen tussen de eilanden. Hier is de stroming het sterkst en wordt het (zware) zand afgezet. Langs de waddenkust van de eilanden en langs de kust van het vasteland is weinig stroming en ook op het wad ten zuiden van het eiland, waar de vloedstromen elkaar tegenkomen stroomt het water nauwelijks. Op deze plekken zakt het (lichte) slib naar beneden.
1. Wat er op de wadbodem gebeurt als het water de Waddenzee is ingestroomd, gaan we (in het klein) nadoen: Neem een jampotje en vul dat voor een kwart met grof zand en voor een kwart met klei/modder. Vul het potje tot de rand met water. Doe het deksel erop en schudt het goed (stroming). Zet het jampotje neer en schrijf op wat je ziet wanneer het water tot rust komt (wanneer het niet meer stroomt; als de vloed haar hoogste punt heeft bereikt): na 1 minuut (water troebel(grijs) of helder; zand of klei op de bodem?) na 5 minuten (wat gaat het eerst naar de bodem, wat het laatst?) na 30 minuten (welke lagen zie je?)
2. Met vloed, als het water de Waddenzee instroomt, komt het water vanuit het westen en stroomt om het eiland heen de Waddenzee in. De vloedstroom bereikt dus eerst aan de westkant van het eiland en stroomt dan verder naar het oosten. Even later stroomt het ook om de oostpunt van het eiland heen. Op het wad ten zuiden van het eiland bereiken beide stromen elkaar (zie tekening). Het wad is hier het hoogst en er lopen geen diepe geulen. We noemen dit het wantij. Verklaar hoe het komt dat het wad hier het hoogst is. 14
Vereniging Natuurmonumenten Bezoekerscentrum Schiermonnikoog
Afbeelding 4: Vloedstromen en wantij
1.
Teken op dit kaartje wat volgens jou de beste route is om van de vaste wal (Pieterburen) naar Schiermonnikoog te wadlopen. Verklaar waarom je die route zou nemen.
Afbeelding 5: Wadlopen naar Schiermonnikoog
2.
De Waddenzee en de wadbodem is rijk aan voedsel. Toch komen er, vergeleken met de Noordzee, veel minder soorten dieren (schelpen, krabben, wormen) in de bodem voor. Die (enkele) soorten komen wel in hele grote aantallen voor. Hoe zou dat kunnen, denk je? Denk daarbij aan de invloed van: zout/zoet, droog/nat, zand/zuurstofloos slik, koud/warm, storm/windstil.
3.
Eten en gegeten worden. Daar draait het om bij alle dieren in de Waddenzee. Bekijk het plaatje van de wadbodem met de wadvogels. Teken rode lijnen van de snavels naar het voedsel dat elke vogel eet. Let goed op de lengte van de snavel. In werkelijkheid is ook de dikte van de snavel van belang voor de keuze van het voedsel: zo kan een scholekster met zijn dikke snavel bijvoorbeeld een mossel openbeitelen, maar dat kan een wulp met zijn dunne snavel niet! De vogels zijn: kanoetstrandloper, wulp en scholekster
Afbeelding 6: Schiermonnikoog: wie eet wie? 15
Vereniging Natuurmonumenten Bezoekerscentrum Schiermonnikoog
4.
Graankorrels worden gegeten door muizen. Muizen worden gegeten door uilen. We noemen dit een voedselketen: graankorrels – muis – uil. Ook in de Waddenzee kennen we dergelijke voedselketens. Leg de volgende plaatjes zo neer, dat ze twee voedselketens vormen (begin onderaan met het eerste onderdeel van de keten):
Afbeelding 7: Schiermonnikoog: voedselpiramiden op het wad
6. Kwelder 6.1 Ontstaan en algemene informatie Tijdens vloed wordt door het zeewater veel zand en slib meegenomen, de Waddenzee in. Wanneer het eb is, neemt de zee minder zand en slib weer mee terug. Er is dus een netto ophoping door zand en slib in de Waddenzee. De meeste ophoping vindt plaats, waar het water het minst hard stroomt; dit is vaak dicht bij het eiland. Daar vind je dus de overgang van land naar zee, die we kwelder noemen. Het ophogingproces wordt versterkt doordat verschillende wieren- en plantensoorten die daar groeien, slib vasthouden. Landinwaarts wordt het land hierdoor steeds hoger. Tijdens storm en/of hoog water wordt de kwelder soms overspoeld met zeewater; het laagste deel meer dan de hogere delen. Alle plantensoorten hebben dus in bepaalde mate te maken met een zoute omgeving, die landinwaarts afneemt. Planten kunnen niet leven van zout water en ze moeten zich aanpassen aan deze moeilijke omstandigheden. Dat doen ze op verschillende manieren, die hieronder beschreven staan. Naast verschillen in zoutgehalte verandert ook de hoeveelheid stikstof in de bodem; hoe dikker de kleilaag, hoe meer stikstof de planten tot hun beschikking hebben. Stikstofgehalte, hoogte van het land en zoutgehalte zorgen voor een grote variatie in het voorkomen van planten. In de kwelder liggen uitlopers van de Waddenzee, die slenken genoemd worden. In de buurt van slenken ziet u dan ook de planten die goed tegen zout kunnen. Het grootste kweldergebied op Schiermonnikoog ligt in het oosten, de Oosterkwelder (zie kaart). Noordelijk van de Oosterkwelder ligt, tussen paal 7 en 10, de stuifdijk. Na paal 10 zijn het nog slechts losse duinpartijen die de afscheiding vormen tussen kwelder en strand. Bij hoge springvloeden loopt het water hier, tussen de duinen door, dwars over het eiland van de Noordzee naar de Waddenzee en omgekeerd. Er is ook een klein stukje kwelder ten zuiden van de Bank van Banck. Dit wordt het Aanwas genoemd.
16
Vereniging Natuurmonumenten Bezoekerscentrum Schiermonnikoog
Tussen 15 april en 15 juli is de Oosterkwelder i.v.m. broedende vogels niet toegankelijk voor publiek; soms wat langer als de vogels na een overstroming nog een broedpoging ondernemen. Geïnteresseerden kunnen wel mee met een excursie van Natuurmonumenten. Op warme, drukkende dagen kunnen wandelaars nog wel eens gepest worden door dazen: stekende insecten die je niet hoort aankomen. Lange kleding dragen is de beste remedie.
6.2 Wat is er te zien? Planten Vanaf het wad is er een zonering in plantensoorten, bepaald door het zout- en stikstofgehalte. Naar de kust toe volgen de onderstaande soorten elkaar op: - wieren en algen: deze primitieve “planten” leven op de wadbodem.. - zeekraal: deze plant is een pionier en kan veel zout verdragen. Dit eenjarige plantje gebruikt daarvoor de vetplant-methode: het slaat zout op en zuigt hiermee zoet regenwater op. Daarnaast verbruikt het zo min mogelijk water, door verdamping tegen te gaan (geen blaadjes en een dikke huid). In de herfst zit er toch teveel zout in de planten en sterven ze af. Het plantje is eetbaar (smaakt uiteraard wat zoutig), wordt gekweekt langs de Friese kust en duur verkocht. - engels slijkgras: dit stugge gras kan ook veel zout verdragen. Het heeft zich aangepast door het opgenomen zout uit te scheiden met zoutkliertjes (goed zichtbaar!). Het is een plant die het slib goed vasthoudt. - schijnspurrie: een “vetplant”, die z’n meeldraden drooghoudt bij overstroming door de bloemblaadjes er omheen te vouwen. - zulte of zeeaster: een plant met prachtige paarse-gele bloemen in augustus. Hoe meer stikstof in de bodem, hoe groter de plant. In Zeeland en Noord-Friesland wordt deze plant gekweekt en verkocht onder de naam lamsoor. - lamsoor: deze plant heeft ook zoutklieren en is bovendien licht van kleur, waardoor de verdamping beperkt wordt. In augustus bloeit ze prachtig paars. - zeealsem: zeelalsem beperkt de verdamping door grijzige bladeren. Vroeger werd deze kruidige plant gebruikt om luizen te verdrijven uit hondenhokken of bedsteden. Dieren Tussen de planten leven vele insectensoorten. Hazen leven overal op de kwelder; konijnen blijven wat dichter bij de duinen. Af en toe wordt een verwilderde kat gesignaleerd. Brakke, natte binnenvalleien van de kwelders zijn begroeid met riet en vormen een geschikt leefgebied voor rietvogels, zoals bruine kiekendief, rietzanger en grauwe gans. De kwelder is een broedgebied voor kustvogels als eidereend, kluut, noordse stern en visdief. Ook broeden er sinds 1991 steeds meer lepelaars. In de begraasde delen broeden steltlopers, met name tureluur en wulp. De lage duintjes zijn erg geschikt als broedgebied voor zilvermeeuwen (7500 paar) en kleine mantelmeeuwen (4500 paar). Aan de noordkant van de kwelder zingen in het voorjaar veel leeuweriken en graspiepers. Kuifeenden, tafeleend, slobeenden en dodaars scharrelen hun kostje bij elkaar in de voedselrijke slenken. Blauwe en bruine kiekendieven zweven boven de kwelder en jagen er op konijnen en jonge vogels. In de herfst en winter leven er duizenden rot- en brandganzen op de kwelder, die zich vol eten om de tocht naar hun broedgebieden in Noord-Europa weer te kunnen ondernemen. Ze grazen “duurzaam”: na intensief grazen laten ze het stukje kwelder voor een paar dagen met rust, waardoor het kan herstellen en nieuwe blaadjes aanmaken. Vervolgens komen de ganzen weer terug. Bakens Bij Kobbeduinen en bij Willemsduin staan grote houten bouwwerken, die wel iets van een baken hebben (ook wel zeekaap genoemd). Zeekapen werden op het eiland vroeger, tot de bouw van de vuurtorens rond 1850, gebruikt als navigatiepunten voor de zeevaart (zo dankt het Kapeglop, oostelijk van de Badweg, haar naam aan de zeekaap die hier stond totdat de vuurtorens werden gebouwd; glop = duinvallei). De bakens van Kobbeduinen en Willemsduin zijn daar in een recenter verleden echter neergezet voor meetdoeleinden. Nu zijn het, naast markante herkenningspunten in het landschap, tevens waardevolle cultuurhistorische objecten geworden.
17
Vereniging Natuurmonumenten Bezoekerscentrum Schiermonnikoog
Van 15 april tot 15 juli is het gebied afgesloten vanwege de vele broedende vogels. Wel kunt u dan met één van de excursies meegaan die in deze tijd naar het gebied worden georganiseerd (informatie bij het Bezoekerscentrum). Om verder te lezen: Braat, C.W. (red.), 1999. Beheer- en inrichtingsplan 1999-2008. Looman, J. en Oosterbaan, A., 2000. Wieren en kwelderplanten. Abrahamse, J. en Koning, H., ± 1983. Schiermonnikoog.
Lessuggesties: 1. Vogels die op de kwelder van Schiermonnikoog broeden hebben niet veel natuurlijke vijanden. Zo komen er bijvoorbeeld geen vossen voor op het eiland. Toch is broeden op de kwelder niet zonder gevaar. Met name storm kan een gevaar zijn voor de broedende vogels. Waarom?.
7. Strand 7.1 Ontstaan en algemene informatie Gedurende de laatste ijstijd, toen de Noordzee grotendeels droog lag, werd het gebied ten noorden van de huidige waddeneilanden bedekt met zand dat vanuit het noorden hierheen woei. Het strand van Schiermonnikoog is opgebouwd uit dat zand. Met het stijgen van de zeespiegel ontstonden, door de branding en de wind, langgerekte strandwallen ter hoogte van de huidige Waddeneilanden. Achter de strandwallen ontstonden veengebieden. Zo’n 2000 jaar geleden brak de strandwal op verschillende plaatsen door en ontstonden eilanden. Door de eb- en vloedstroom wordt zand aan- en afgevoerd en door de wind wordt het zand over het strand verspreid en ontstaan duinen. Het strand is een zeer dynamisch gebied: het ene jaar is er een grote aanvoer van zand, een ander jaar verdwijnt er weer zand naar zee toe. In rustige jaren groeien de duintjes op het strand flink aan, terwijl na een flinke storm met hoog water weer hele stukken duin in zee verdwijnen en de strandduintjes weer helemaal verdwenen kunnen zijn. De laatste jaren is een zandbank aan de noordwestzijde van het eiland bezig om aan het strand vast te groeien. Tussen het “oude” strand en de zandbank ligt een geul. Hierdoor vindt geen overstuiving met zand meer plaats vanaf de bank, waardoor op het “oude” strand een wad-achtig milieu ontstaat en er algen en zoutminnende wadplanten gaan groeien. De zandbank is rustplaats voor zeehonden. De geul die de zandbank van het strand scheidt is gevaarlijk vanwege sterke stroming, drijfzand en slikvelden: niet oversteken dus!!
7.2 Beheer en gebruik Op mooie zomerdagen gaan veel mensen naar het strand om te zwemmen en te zonnen. De meeste mensen treft u dan aan op het strand bij de strandovergangen van de Badweg en de Prins Bernhardweg. Minder druk is het bij de andere overgangen. Het hele jaar door is het strand een geliefde plek om te wandelen en schelpen en andere aangespoelde zaken te zoeken. Of zandkastelen te bouwen, te vliegeren of te strandzeilen. Voor de laatste twee aktiviteiten en voor het rijden met een voertuig op het strand zijn regels opgesteld door de gemeente: - vliegers die met twee of meer lijnen worden bestuurd mogen alleen worden gebruikt tussen de strandovergangen Jacobspad (paal 5) en Westerhofpad (paal 4) - strandzeilen is alleen toegestaan op het strandgedeelte tussen de strandovergang Westerburenweg en de strandovergang bij de vuurtoren - voertuigen: van 1 mei t/m 15 september mag tussen 20.00 en 07.00 uur op het strand worden gereden; daarbuiten de gehele dag -
18
Vereniging Natuurmonumenten Bezoekerscentrum Schiermonnikoog
Het maken van een kampvuur is natuurlijk ook een erg leuke bezigheid. Daarvoor zijn speciale plaatsen op het strand aangewezen en er moet een vergunning voor worden aangevraagd op het gemeentehuis. Op het strand is, met name bij wind vanuit zee, van alles te vinden. Soms ook vaten of jerrycans met gevaarlijke stoffen. Het aanspoelen van gevaarlijke stoffen moet bij de gemeente worden gemeld. Ook wanneer je een dode of zieke zeehond vindt, moet je dat aan de gemeente doorgeven. Zij zorgt ervoor dat gevaarlijke stoffen en zeehonden worden opgehaald. Op Schiermonnikoog is het strand zo breed, dat tot nu toe geen beheersmaatregelen zoals het leggen van dammen of zandsuppleties noodzakelijk zijn. Rijkswaterstaat houdt de dynamiek van het strand en de zeebodem voor de kust in de gaten. Doelstelling is om de eblijn (tot waar het water zich tijdens eb terugtrekt) te handhaven op de huidige plaats. Tot nu toe gaat dat vanzelf. Achterliggende gedachte is, dat wanneer het strand de huidige breedte houdt, er weinig onderhoud aan de duinen nodig is.
7.3 Wat is er te zien Het strand van Schiermonnikoog is het breedste strand van Europa. Het is op dit moment te verdelen in vier stukken: - het Rif (westpunt van Schiermonnikoog) - het strand ten westen van paal 5 - het strand ten oosten van paal 5 - de Balg (oostpunt van Schiermonnikoog)
7.3.1 Het Rif Het Rif is het strand dat de westpunt van Schiermonnikoog vormt. Het begint ten zuiden van de Westerkwelder (Bank van Banck) en strekt zich haast twee kilometer in westelijke en zuidwestelijke richting uit. Het is een belangrijke hoogwatervluchtplaats: bij vloed verzamelen zich hier duizenden en in de trektijd tienduizenden vogels, met name steltlopers en meeuwen. Wanneer het water zich terugtrekt verspreiden de vogels zich weer over het droogvallende wad om daar voedsel te gaan zoeken. Het is van belang om de grote groepen vogels op hun hoogwatervluchtplaatsen niet te verstoren. Ze raken dan de energie kwijt die ze net hebben opgebouwd voor de lange reis naar hun overwinteringsgebied (herfst) of broedgebied (voorjaar).
7.3.2 Het strand ten westen van paal 5 Het strand ten westen van paal 5 wordt doorsneden door een geul. Deze geul scheidt het “oude” strand van de zandbank ten noorden ervan. Dit gedeelte van het strand is bereikbaar via de volgende strand-overgangen: - Westerpad aan het einde van de Westerburenweg (fiets) - Bergweg; afslag van het Westerduinenpad (wandelen) - Vuurtoren (fiets) - Afslag halverwege het Vuurtorenpad (wandelen) - Badweg; hier is in de zomer een strandpaviljoen (fiets) - Westerhofpad (wandelen) - Paal 5, Jacobspad (fiets) Het strand hier is in twee stukken gedeeld door een geul die van west naar oost loopt. Het eerste gedeelte van het strand, tussen de duinen en de geul, is deels begroeid met algen en zoutminnende planten zoals zeekraal en melkkruid. De bodem hier is vaak bedekt met een laagje slib. De geul oversteken die de zandbank van het strand scheidt, is zeer gevaarlijk. Behalve een sterke eben vloedstroom zitten er hier en daar diepe gaten in de geul. Bovendien zijn er enkele plekken met een dikke sliblaag en drijfzand. De randen van deze geul trekken veel vogels. Altijd zijn er meeuwen te zien, maar, afhankelijk van de tijd van het jaar, ook allerlei steltlopers en eenden. De bank achter de geul is het domein van vogels en zeehonden. Met name op de zandruggen langs de geul tegenover het einde van de Badweg liggen vaak zeehonden te rusten. Ze zijn dan goed te bekijken vanaf het strand aan het einde van de Badweg. Wanneer je daarbij aan de rand van het water blijft, verstoor je de zeehonden niet.
19
Vereniging Natuurmonumenten Bezoekerscentrum Schiermonnikoog
7.3.3. Het strand ten oosten van paal 5 Het strand ten oosten van paal 5 is momenteel grofweg in twee onderdelen te verdelen: het met duintjes begroeide strand over een breedte van enkele honderden meters (vanaf de duinrand richting zee) en het zandstrand ten noorden daarvan. Het is te bereiken via de volgende strandovergangen: - Badstrand; De Marlijn (einde Prins Bernhardweg) - Paal 7 (einde Reddingsweg) - Vanaf het Waterstaatspad aan de zuidzijde van de stuifdijk tussen paal 7 en 10 (diverse plaatsen) De duintjes die we hier zien zijn het resultaat van stuivend zand dat op dit deel van het strand is vastgelegd door biestarwegras. Dit gras kan, in tegenstelling tot helmgras, goed tegen zout grondwater. Het is een van de eerste planten die zich vanaf de zeekant op het strand vestigt. Het is de eerste belangrijke vastlegger van het stuivende zand. Het niet-begroeide strand is het meest onderhevig aan veranderingen: door de werking van eb- en vloedstromen en stormen wijzigen de geulen en banken zich in dit gebied het snelst. Bovendien vormt de wind hier heuvels en dalen van zand. Het is het meest dynamische gebied op het eiland. Hier zijn met noordelijke winden de vloedlijnen te vinden met daarin allerhande aangespoeld materiaal. Dit materiaal bestaat uit een natuurlijke component in de vorm van schelpen, wieren, krabben en vele andere zeedieren en –planten. Zo zijn er alleen al zo’n 150 verschillende soorten schelpen te vinden. Van de niet-natuurlijke component zijn de stukken hout van allerlei vorm, maar ook de lampen, flessen, viskisten en andere verpakkingsmaterialen van overal ter wereld het meest in het oog springend. Een ander niet-natuurlijk aanspoelsel vormen de vele stukken net en touw. Dit materiaal, meestal kunststof, heeft de nare eigenschap dat het niet vergaat. Het blijft daardoor zeer langdurig in zee drijven, waardoor vogels en soms zelfs bruinvissen (een kleine soort dolfijn) erin verstrikt raken en sterven. Stookolie van schepen spoelt gelukkig nog maar zelden aan. Een klein plekje is al dodelijk voor een vogel, omdat de veren aanelkaar gaan plakken en daardoor niet meer voldoende isoleren. Water dringt door tot de huid van de vogel, die dood gaat aan longontsteking. Wanneer de wind uit zuidelijke richtingen waait liggen er bij laagwater soms veldjes met aanspoelsel tegen de rand van de geulen. Wanneer deze veldjes zwart zijn, bestaan ze voor een groot gedeelte uit veenresten die uit de oude bodemlagen worden gespoeld. Hiertussen is soms barnsteen te vinden, een fossiele, goudgele tot oranjebruine hars, die tot fraaie sieraden is te verwerken. Zowel aan de eb- als vloedlijn zijn bij deze windrichting vaak de lege sliertjes te vinden van de schelpkokerworm: een beschermend omhulsel voor de worm, dat bestaat uit aanelkaar gelijmde zandkorrels en schelpstukjes.
7.3.4 De Balg De Balg is de meest oostelijke punt van Schiermonnikoog. In de afgelopen decennia is het eiland hier dermate aangegroeid, dat het meest oostelijke deel buiten de gemeentegrens op terrein van de provincie Groningen kwam te liggen. ligt! Inmiddels is een grenscorrectie uitgevoerd. De Balg is een enorm zandstrand met een breedte van ca. 2 kilometer. Het is een goede vindplaats van veel grote schelpen, die hier door de sterke stroming aanspoelen. Enkele soorten: strandgaper, oester, noordkromp en wulk. Op de Balg zijn vaak zeehonden te zie, evenals op de zandplaten aan de oostzijde van het eiland. Om verder te lezen: Ruijter, E. de, 1989. Zeeboek. Bruyne, R.H. de, 1994. Schelpen van de Nederlandse kust. Boer, Th.W. de & R.H. de Bruyne, 1991. Schelpen van de Friese Waddeneilanden.
Lessuggesties 1.
Op het strand kun je allerlei “spullen” vinden. Verdeel de aangespoelde spullen in twee groepen: natuurlijke en niet-natuurlijke spullen. Boomtak, emmer, vogelpoot, mossel, tube tandpasta, plank, krabbeschild, zeewier, fles, plastic zak, steenkool, stuk visnet.
20
Vereniging Natuurmonumenten Bezoekerscentrum Schiermonnikoog
natuurlijke spullen:
niet-natuurlijke spullen:
__________________
__________________
__________________
__________________
__________________
__________________
__________________
__________________
__________________
__________________
8. Duinen 8.1 Ontstaan en algemene informatie Ooit zijn de eerste duintjes ontstaan op strandwallen voor de kust (zie “Strand”), waarop op een gegeven moment biestarwegras (zoutminnend) ging groeien. Samen met vanaf het strand waaiend zand zorgde dat er voor dat de duintjes snel hoger werden. Wanneer een duin hoog genoeg is, houdt het regenwater vast en kunnen er meer planten op gaan groeien. Meestal is dat eerst helmgras, gevolgd door andere duinplanten. Vooral wanneer de wind bij droog weer stevig waait, kun je het zand laag over het strand zien stuiven. Zodra er een obstakel ligt (schelp, kist), valt het zand aan de lij-zijde neer en begint een duintje te vormen. Meestal verdwijnt dat duintje weer bij een hoge vloed of wanneer de wind vanuit een andere hoek gaat waaien. Maar soms gebeurt het ook dat het duintje steeds hoger wordt en zelfs zo hoog, dat er planten op kunnen gaan groeien. De planten die dat als eerste doen zijn biestarwegras en helmgras. Deze planten kunnen goed tegen de wind, de droogte, de hitte en de zoute lucht. Ze vormen bovendien een stevig en diep wortelstelsel, waardoor ze zich stevig verankeren in het nieuwe duintje. Door de graspol blijft er bij een volgende storm gemakkelijk weer zand liggen en zo groeit het duintje opeens veel sneller!! De oudste duinen op Schiermonnikoog zijn de duinen die direkt noordelijk van het dorp en de polder liggen. Zij zijn grofweg tussen 1000 en 1500 ontstaan. Noordelijk en oostelijk daarvan zijn in de loop der jaren steeds weer nieuwe duincomplexen ontstaan, waardoor de duinenrij op veel plaatsen bijna twee kilometer breed is. De buitenste duinen bevatten relatief de meeste kalk omdat hierin nog kalkresten van schelpen aanwezig is. Deze kalk wordt echter door de regen (en extra snel door de zure regen!) opgelost en spoelt naar diepere lagen. Een deel van de kalk lost op. Hoe ouder de duinen, hoe meer kalk er uit is geregend en hoe zuurder de bodem is. Dat heeft gevolgen voor de planten die er groeien: kalkminnende soorten vooral in de buitenduinen; kalkmijdende/zuurminnende soorten vooral in de oude binnenduinen.
8.2 Beheer en gebruik De duinen van Schiermonnikoog zijn, in tegenstelling tot duinen in veel andere gebieden, vrij toegankelijk, afgezien van het oostelijk van de Prins Bernhardweg gelegen gebied: dat is i.v.m. het broedseizoen van 15 april tot 15 juli alleen toegankelijk via de fietspaden. Op Schiermonnikoog zijn allerlei stadia van duinvorming dan ook van dichtbij te bekijken: van het ontstaan van prille stuifduintjes op het strand tot de begroeide duinen en duinvalleien in de oudere duinen. Ook het verschil in begroeiing tussen jonge, kalkrijke en oude, kalkarme duinen is goed te zien. Verder is er een groot verschil tussen de droge duinen en de natte valleien daartussen en de begroeiing van noordhellingen en zuidhellingen Zeewerende functie Een gedeelte van de duinen op Schiermonnikoog heeft een zeewerende functie. Het betreft een ring van duinen die aan de west- en oostkant aansluit op de Waddendijk. De buitenduinen tussen paal 5 en 7 worden onderhouden met als doel het tegengaan van verstuiving bij strandpaviljoen De Marlijn.
21
Vereniging Natuurmonumenten Bezoekerscentrum Schiermonnikoog
Het onderhoud van de buitenste duinen bestaat vooral uit het aanplanten van helmgras, met name aan de duinvoet. Dit om deze duinen zo stevig mogelijk vast te leggen. De duinen ten oosten van paal 7 hebben geen zeewerende functie en bij hoge waterstanden kan het zeewater vrijelijk van Noord- naar Waddenzee stromen en omgekeerd. Maaien/plaggen/begrazen Door de zure, voedselrijke regen komen er veel voedingsstoffen in de grond terecht waardoor in veel gebieden een versnelde groei van met name grassen ontstaat. Bovendien is de konijnenstand op het eiland de laatste jaren gedecimeerd door enerzijds myxomatose en anderzijds een nieuwe virusziekte, waardoor nu vrijwel geen natuurlijke begrazing meer plaatsvindt. Enkele duinvalleien worden af en toe gemaaid en worden berken en elzen weggestoken. Reden is dat zonder dit beheer een aantal plantensoorten zich niet kan handhaven. Het betreft vooral “Rode-lijst soorten”(*), zoals pionierplanten (planten die als eerste gaan groeien op de kale zandbodem van duinvalleiën) en bepaalde soorten orchideeën die in een (te) dichte grasbegroeiing niet meer gedijen. Ook gebieden die dichtgroeien met bos zijn niet meer aantrekkelijk voor deze planten. Een andere vorm van beheer vindt plaats in de vorm van plaggen. Hierbij wordt de bovenste laag van een duinvallei afgegraven en in zijn geheel afgevoerd. Doel is hier om de pionierplanten, die alleen gedijen op voedselarme grond, weer een kans te geven zich te ontwikkelen. Begrazing door vee is een beheersmaatregel met als doel verruiging te voorkomen en de diversiteit aan plantengroei te vergroten. Al deze beheersmaatregelen dragen bij aan het behoud van waardevolle duin-vegetaties met veel bijzondere soorten. (*) Rode-lijst soorten: planten die op steeds meer plaatsen verdwijnen. Het zijn planten die specifieke groei-omstandigheden nodig hebben.
8.3 Wat is er te zien Vredenhof Vroeger werden aangespoelde drenkelingen op het strand of in de duinen begraven. Door enkele eilanders werd een initiatief ontplooid om voor deze slachtoffers van de zee een plekje in de duinen te reserveren. In 1906 werd op Vredenhof de eerste drenkeling begraven. Later waren het vooral aangespoelde oorlogsslachtoffers die hier werden begraven. Vredenhof ligt aan de Reddingsweg, ten zuidoosten van de bunker Wassermann. Bunker Wassermann Op een van de hoogste duinen van het eiland ligt de bunker Wassermann. Vanaf dit restant van de Tweede Wereldoorlog heb je bij helder weer een prachtig uitzicht over het eiland en de omringende zee. Op en bij de bunker staan informatieborden met wat er is te zien. Ook is het mogelijk de bunker van binnen te bekijken. Berkenplas In het duingebied ten noorden van de splitsing Reddingsweg-Prins Bernardweg ligt de Berkenplas. Deze plas, gegraven voor zandwinning, wordt in de zomer drukbezocht door ouders met kinderen, die zich in het ondiepe water heerlijk kunnen vermaken. Planten De buitenste duinen met de meeste kalk zijn het domein van het helmgras, dat hier in optimale vorm is te zien. Bij vochtig weer is het blad van het helmgras vlak; bij droogte krullen de randen naar binnen toe om verdamping tegen te gaan. Direkt daarachter voelt de duindoorn zich prima thuis; vooral in de herfst schitterend vanwege de oranje, vitaminerijke bessen. In de relatief jonge duinvalleien zoals westelijk van de vuurtoren komen kalkminnende vegetaties voor met o.m. orchideeen en parnassia. Vooral op noordhellingen in de duinen vinden we rondbladig wintergroen en het eikvarentje. Op de wat oudere duinen komt overal de kruipwilg voor met zijn groengrijze ovale blaadjes. Gaan we verder van de kust af dan komen we in de meer verzuurde (= ontkalkte) duinvalleien. Kenmerkend voor echt ontkalkte, zure duinvalleien zijn veenmos, veenpluis, heide en zonnedauw.
22
Vereniging Natuurmonumenten Bezoekerscentrum Schiermonnikoog
In april zijn op veel plaatsen in het duin bloeiende appelbomen te zien: het resultaat van weggegooide klokhuizen. Iets later zijn het de meidoorns die uitbundig wit tot roze bloeien en weer even later staan de vlieren in volle bloei. In juni bloeien overal in het duin de roze hondsrozen. In de herfst kunnen we van veel struiken nog een keer genieten: nu van de vruchten van bijvoorbeeld meidoorn, lijsterbes en hondsroos. Andere kenmerkende planten in de duinen zijn: echt walstro (geel), glad walstro (wit), duinviooltje, schermhavikskruid en jacobskruiskruid. Deze laatste plant heeft op Schiermonnikoog geen straalbloempjes, in tegenstelling tot zijn soortgenoten in het binnenland. Dieren In het voorjaar zijn op veel plaatsen bergeenden te zien. Terwijl de mannetjes op een duintop in de buurt staan, broedt het vrouwtje in een verlaten konijnehol de eieren uit. Verder is dan ook vaak de kiekendief te zien, die met zijn vleugels in een v-vorm over de duintoppen scheert. Overal op het eiland en dus ook in de duinen broedt de scholekster. Waar struiken groeien broeden allerlei soorten zangvogels. De fazanten zijn in het verleden uitgezet voor de jacht, maar sinds 2000 wordt er niet meer gejaagd. Met name ’s ochtends vroeg en tegen de avond laten de konijnen zich zien. Hun aantal is de laatste jaren echter sterk gedaald vanwege ziekten. Door de teruggang van het aantal konijnen is de begrazing van de duinen sterk afgenomen. Ook hazen zijn af en toe in de duinen te zien, maar zij houden meer van open gebieden zoals polder, kwelder en strandvlakte. In tegenstelling tot bijvoorbeeld Ameland komen op Schiermonnikoog geen reeën voor. Vossen zijn ook niet aanwezig, zodat de vele op de grond broedende vogels hiervan geen gevaar hebben te duchten. Een opvallend insekt in het duin is de Sint Jacobsvlinder. Dit rood-met-zwarte vlindertje fladdert van april tot juni veel in de duinen rond. Vanaf juni zijn de oranje-zwart geringde rupsen van deze vlinder overal op het Jacobskruiskruid te vinden. De pop overwintert. In vooral duindoornstruiken zijn van herfst tot voorjaar de spinsels van de bastaardsatijnvlinder te vinden. De rupsen overwinteren hierin en in het voorjaar verpoppen ze, waarna in de zomer de vlinder uitvliegt. Landschap Op diverse plaatsen op het strand is te zien hoe de eerste duintjes zich vormen en uitbreiden. Vooral wanneer het biestarwegras er op gaat groeien worden ze snel groter. Mooi voorbeelden van grootschalige natuurlijke duinvorming (en afkalving bij hoge vloed) zijn te vinden ten oosten van paal 10. Het laatste grote duin is het Willemsduin, ter hoogte van paal 14. Op kleinere schaal is beginnende duinvorming ook goed te zien op het strand ten oosten van paal 5 en hier en daar langs de duinrand ten zuidwesten van de Westerplas. Westelijk van de vuurtoren liggen in de Westerduinen enkele prachtige stuifduinen: een opstaande rand als van een vulkaankegel, met binnenin een holte van alleen wit duinzand. Wanneer het stormt, waait het zand over de rand en wordt de kuil steeds dieper, tot het grondwater is bereikt: dan begint weer een duinvallei met een pioniervegetatie te ontstaan. Soortgelijke stuifduinen zijn ook te vinden ten oosten van het Bospad tussen Badweg en Westerhofpad. Het Hertenbos is een langgerekte duinvallei met een heel diverse begroeiing van allerlei duinplanten en – struiken, waaronder enkele zuurminnende soorten zoals dopheide en rondbladige zonnedauw, een vleesetend plantje dat insecten vangt met lijmdragende haren op haar blaadjes. In de duinen ten westen van de Westerplas is goed te zien welke invloed de zeewind heeft op struiken en bomen: sommige zijn geheel met de overheersende noordwestenwind meegegroeid: hun takken wijzen in zuidoostelijke richting. De buitenste duinen langs de zeereep en de Stuifdijk ten oosten van paal 7 zijn grotendeels begroeid met duindoorn, vanwege de relatief kalkrijke bodem.
Om verder te lezen: Westhoff, V. & M.F. van Oosten, 1991. De plantengroei van de Waddeneilanden. Borsje, H. e.a., 1996. Beleef het duin.
23
Vereniging Natuurmonumenten Bezoekerscentrum Schiermonnikoog
Lessuggesties 1. Hoe duinen ontstaan. Leg de volgende plaatjes in de goede volgorde.
Afbeelding 8: Schiermonnikoog: hoe duinen ontstaan
9. Bos 9.1 Ontstaan en algemene informatie Als je plantengemeenschappen ongestoord hun gang laat gaan, krijg je uiteindelijk op de meeste plaatsen bos. Dat zal ook op veel plaatsen op de Waddeneilanden gebeuren. Maar de groei-omstandigheden hier zijn wel erg zwaar. Het waait er bijna altijd en de wind voert een zoute ‘spray’ mee, die funest is voor veel jonge knoppen en blaadjes. Bovendien bevat de zandige bodem niet veel voedingsstoffen. De dennenbossen op Schiermonnikoog zijn tussen 1910 en 1920 aangelegd door de laatste particuliere eigenaar van Schiermonnikoog, graaf Von Bernstorff. Redenen voor de aanleg waren het vastleggen van de stuivende duinen en houtwinning (o.a. voor de mijnbouw). De bomen groeiden echter langzaam en de vervoerskosten waren zo hoog, dat kappen niet loonde. Bovendien waren, toen de bomen gekapt konden worden, de steenkoolmijnen inmiddels gesloten (o.a. als gevolg van de aardgasvondsten).
9.2 Beheer en gebruik Het bos is destijds in korte tijd aangeplant, waardoor alle bomen nu ongeveer even oud zijn. Het bos zal dus ook in een betrekkelijk korte periode vanzelf sterven. Om dat te voorkomen wordt reeds gewerkt aan pleksgewijze verjonging van het bos. Natuurmonumenten doet dit door jaarlijks een kleine open plek in het bos te kappen, die daarna vanzelf weer dicht gaat groeien met loofbomen. Om een zo natuurlijk mogelijk bos te krijgen blijft ca. 25% van het dode hout in het bos achter: een uitgelezen plek voor allerhande kleine beestjes en plantjes, die op hun beurt weer vogels en andere dieren aantrekken. Het bosbeheer op Schiermonnikoog is gericht op een meer gevarieerd bos. Uiteindelijk streeft Natuurmonumenten naar een gemengd bos met naald- en loofbomen. Hierdoor ontstaat meer variatie in structuur en samenstelling van het bos. Onder loofbomen staan bv. meer planten dan onder naaldbomen, waar de afgevallen naalden een haast ondoordringbare laag vormen op de bodem. Naaldbomen verdampen bovendien meer water dan loofbomen. Hierdoor verdroogt het duingebied dus meer. Ook om deze reden wordt het naaldhout omgezet in loofbos. Op den duur zal dit loofbos zich zelf in stand houden. Het bos heeft een belangrijke recreatieve functie. Je kunt er goed fietsen, wandelen, de schaduw opzoeken of even uit de wind zijn.
24
Vereniging Natuurmonumenten Bezoekerscentrum Schiermonnikoog
9.3 Wat is er te zien Met name aan de noordwestrand van de bossen zijn bomen te zien die zijn meegegroeid met de heersende westelijke winden. In veel berken groeien zogenaamde heksenbezems. De wildgroei van deze takken is veroorzaakt door een schimmel-infectie, die bomen gemakkelijker oplopen wanneer de groei-omstandigheden niet ideaal zijn. De schimmel verstoort de celgroei, waardoor op een plek tientallen takken gaan uitlopen. Een heksenbezem is iets anders dan de maretak: die komt hier niet voor. Mythische verklaringen voor de heksenbezem zijn er ook, uiteenlopend van dronken heksen die na de jaarlijkse bijeenkomst hun bezem zijn kwijtgeraakt tot jonge, onervaren heksen die nog niet goed kunnen vliegen en zo hun bezem kwijtraakten. De naaldbomen die in het bos voorkomen zijn de Sitka-spar, die snel groeit en scherpe, van onderen zilverkleurige naalden heeft en de Corsicaanse den, die ook snel groeit en bestand is tegen zoute lucht. Loofbomen zijn vooral berk, eik, els en lijsterbes. Onder de bomen groeien veel bramen en varens en de kamperfoelie slingert zich om verschillende bomen heen. Het bos is ook een plek waar bepaalde vogels zich erg goed thuis voelen: denk aan buizerd en specht. Ook de tjiftjaf, vink, zanglijster en nachtegaal zijn typische bosvogels. In de herfst vind je er veel paddenstoelen, zoals russula’s (vaak opvallend rood, geel of paars) en de vliegenzwam (vooral onder berken). Op dode berkenstammen zie je vaak de lichtbruine hoed van de berkenzwam zitten. Dode en zieke bomen blijven in het bos en vormen zo ideale groeiplekken voor mossen en paddenstoelen. Onder de schors en op de bodem onder deze stammen leven pissebedden en slakken. Om verder te lezen: Braat, C.W. (red.), 1999. Beheer- en inrichtingsplan 1999-2008. Kam, J. van der, 1995. De wadden – wereld tussen eb en vloed. Philips, R., 1981. Paddenstoelen en schimmels van West-Europa.
Lessuggesties na afloop van het bezoek: 1. 2. 3. 4.
Maak een tentoonstelling van allerlei zaken die de leerlingen hebben meegenomen van het eiland. Te denken valt aan strandvondsten, botjes, veren, allerlei “juttersgoed”, e.d. Maak een collage. Bovenstaande materialen kunnen daarin worden gebruikt, maar ook foto’s, ansichtkaarten etc. Schrijf een verhaal waarbij je je verplaatst in een dier dat in/op het wad leeft en daar in alle jaargetijden van alles meemaakt: koud/warm, eb/vloed, winter/zomer, storm/windstil, predatoren/excursiedeelnemers Maak een verhaal waarbij je vertelt welk plekje/welke gebeurtenis je het leukst vond tijdens je verblijf op Schiermonnikoog, en waarom.
25
Vereniging Natuurmonumenten Bezoekerscentrum Schiermonnikoog
Handleiding & veldwerkformulier wad (bovenbouw basisonderwijs & onderbouw voortgezet onderwijs) Via het Bezoekerscentrum kunnen scholen materiaal huren om op het wad van Schiermonnikoog veldwerk te gaan doen. Hiervoor is deze handleiding ontwikkeld. De bijbehorende materialen kunt u huren bij het Bezoekerscentrum (0519-531641)
Voorbereiding: -
benodigde tijd voor het uitvoeren van de opdrachten: ca. 2 uur zorg dat de leerlingen zich voldoende warm hebben gekleed zorg ervoor dat de kinderen kleding dragen die vies mag worden. Het is beslist nodig dat ze laarzen of gymschoenen dragen. Scherpe kapotte schelpen zorgen snel voor verwonding van blote voeten na afloop het materiaal en laarzen afspoelen in een wadplas of in de bermsloot achter de dijk. Dit kan ook bij het bezoekerscentrum. Je neemt dan zo weinig mogelijk slik mee naar je logeeradres neem de opdrachten van tevoren met de leerlingen door plan het veldwerk goed: vraag bij het bezoekerscentrum (0519-531641) de laagwatertijden voor de wadkant van het eiland. U kunt het wad op vanaf 2 uur vóór laagwater tot 2 uur ná laag water maak groepjes van 4 of 5 leerlingen en geef ze de benodigde materialen
Benodigde materialen (per groepje van 4 of 5 leerlingen): U heeft nodig: grepen, zeven, emmers, zoekkaarten, werkbladen, potloden, schrijfplankjes, jalons en garnalennetjes. Deze materialen krijgt u mee in een fietskar.
Plaats van het veldwerk: De plaats voor veldwerk op het wad is ten oosten van de oude veerdam (= jachthaven). Er is daar geen sprake van veel slik waar je ver in wegzakt en de verstoring blijft zo tot een één gebied beperkt. Het ideale startpunt (opdracht 1) bevindt zich op de dijk, ongeveer 300 meter oostwaarts vanaf de oude veerdam, waar de eerste verlaagde doorgang in de steenstort aan de voet van de dijk is. Er kan dan naar het zuidwesten gewerkt worden tot aan het geultje dat de toegang tot de jachthaven vormt (deze is gemerkt met houten staken aan weerszijden). In dit geultje kan opdracht 6 worden gedaan.
Doel van de opdrachten: De leerlingen hebben na afloop: - het wad gezien, gehoord, geroken en gevoeld - enige kennis van de voedselketens van het wad - een beeld van de rijkdom aan dierlijk en plantaardig leven in en op de wadbodem en in de geultjes - dieren en planten gedetermineerd met behulp van plaatjes
Samenvatting en verwerking: U kunt de opdrachten door de groepjes laten uitwerken op een aantal verschillende manieren: - verslag op grote vellen papier met tekeningen. - poster van het wad. - tentoonstelling. - opdracht in groepjes voor het ontwerpen van een zelf verzonnen wadbeest op een groot vel papier. Hoe ziet hij er uit/ hoe komt hij aan z'n voedsel/ hoe kan hij ademhalen als het vloed is/ hoe overleeft hij een storm enz. Een sfeervolle inleiding over het barre leven van een waddier is hierbij natuurlijk inspirerend. Informatie bij de opdrachten: Algemeen:
Het leven op het wad is zwaar: stroming, zout water/zoet regenwater, zomer/wintertemperatuur.
26
Vereniging Natuurmonumenten Bezoekerscentrum Schiermonnikoog
Alikruiken: Hebben een scherp rasptongetje, waarmee ze de droge wadbodem afzoeken naar algen. Tijdens laag water droogt hij niet uit, omdat hij veel water in zijn schelp meeneemt. Zeepokken: Kreeftachtige, leeft op schelpen of stenen. Vangt plankton met grijparmpjes. Wadslakjes: Worden maximaal 6 mm groot; per vierkante meter tot 50.000 dieren! Ze hebben een rasptong om voedsel te vergaren. Bij laag water kruipen ze 1 cm in het wad om te overtijen. Mosselen: Horen tot de tweekleppigen. Leeft vastgehecht aan een harde ondergrond met zelfgesponnen byssus-draden. Via een instroomopening wordt water met plankton naar binnen gezogen en verteerd in de darmen. Via een uitstroomopening gaat het weer naar buiten. Ze filteren elke 2 weken de totale hoeveelheid water in de Waddenzee. Wadpier: Leeft in U-vormige buis, met slijm verstevigd. Eet zand, zeeft zijn voedsel daaruit (trechters in de bodem). Aan het uiteinde van de buis poept hij zand uit (hoopjes op het wad). Rode draadworm: Dunne worm die plankton uit het water filtert. Zeeduizendpoot: Leeft in gangen in de bodem en verlaat deze als hij voedsel gaat zoeken; dat zijn andere waddiertjes. Hij pakt ze met zijn kaken en trekt de prooi dan naar binnen. Kokerworm: Verzamelnaam voor wormen die in zelfgemaakte buizen leven. De buizen zijn gemaakt van zand of schelpgruis. Maakt een netje van draden en vangt daarmee plankton. Kokkels: Dit tweekleppige dier leeft een paar cm diep ingegraven. Heeft 2 slurfjes (sipho’s) waar water in- en uitstroomt. Haalt zuurstof en voedsel uit het water. Kan zich ingraven met een voet. De scholekster eet 200-300 kokkels per dag. Nonnetjes: Leeft net als de kokkel, maar heeft langere sipho’s, omdat hij dieper in de bodem leeft. Hierdoor wordt hij ook gegeten door andere vogels (met een langere snavel). Strandgapers: Deze grote tweekleppige heeft zulke grote sipho’s ontwikkeld, dat de schelpen niet meer precies op elkaar passen (gapen dus). Ze leven over het algemeen diep in de bodem. Strandkrabben: Een krab is een schaaldier en moet vervellen als hij uit zijn harde jasje is gegroeid, ongeveer 5 keer per jaar. Vangt wormen e.d en eet aas; ademt door kieuwen.Op zijn kop zitten ogen en voelsprieten. Soms vind je een krab met 7 of minder poten.Hij is in staat om deze zelf af te snoeren bij gevaar. Er komt dan een hard korstje op. Bij een volgende vervelling groeien de poten en scharen weer aan (maar wel iets kleiner). Vogels eten krabben. Garnaal: Garnalen zijn kreeftachtigen en kunnen lopen, zwemmen en zich achteruit schieten. Overdag graven ze zich in. ’s Nachts gaan ze jagen op kleine planktondiertjes. Opdracht 1 Spreekt voor zich. Opdracht 2 Zie zoekkaart wad. Opdracht 3 In of op de wadbodem zitten: zeepieren, zeeduizendpoten, rode-draadwormen, nonnetjes, strandgapers, wadslakjes, kokkels, strandkrabben, kokerwormen. Let erop dat de kinderen de hele kleine dieren in de zeef niet over het hoofd zien. Van de dieren die in een plasje water worden gezet, graven zeeduizendpoot en wadpier zich ogenblikkelijk in. Voor schelpdieren is wat meer geduld nodig. Het is aan te raden om meerdere (liefst jonge) kokkels bij elkaar in het plasje te leggen. De kans dat er zich één na een paar minuten gaat ingraven is dan groter. Het ingraven van een schelp is een leuk gezicht. Door middel van een 'voetje' dat naar buiten komt zet de schelp zich rechtop en 'wrikt' zich daarna schoksgewijs de bodem in. Opdracht 4 De aanwijzingen op het opdrachtvel volstaan. Opdracht 5 Spreekt voor zich. Opdracht 6 Loop nu door tot het geultje (aangegeven met staken). Hier kunnen de leerlingen goed vissen met de schepnetten.
27
Vereniging Natuurmonumenten Bezoekerscentrum Schiermonnikoog
Veldwerk wad Werkblad bovenbouw basisonderwijs/onderbouw voortgezet onderwijs Wat een goed idee van jullie om naar Schiermonnikoog te gaan!! Het eiland waar je nu bent, is ontstaan uit de zee. Eerst was het een zandplaat. Later groeiden er lage duintjes. Aan de zuidkant van de eilanden ontstond de Waddenzee. Nou ja, zee…….. ? De helft van de tijd staat de Waddenzee gedeeltelijk droog. Voor schepen vervelend, maar voor jullie heel leuk! Nu kan je namelijk zelf gaan kijken wat er allemaal op en in de wadbodem leeft. En in de geultjes. Nieuwsgierig geworden? Ga dan maar aan de slag. Enne……….zorg dat je niet vies wordt (????)
1. In de buurt van het wad is altijd veel te zien. Maar ook te horen en te ruiken! Maak de volgende opdracht. Opdracht: Ga met je groepje op de dijk zitten. Wees muisstil. Kijk goed om je heen en schrijf iets op wat je opvalt. Ik zie: _____________________________________________________________________
Doe nu je ogen 1 minuut dicht en luister goed naar de natuurgeluiden die je om je heen hoort. Ik hoor:____________________________________________________________________
Ga naar beneden tot waar het wad begint. Gebruik nu je neus. Ik ruik: ____________________________________________________________________
28
Vereniging Natuurmonumenten Bezoekerscentrum Schiermonnikoog
2. Tussen de stenen, waar je nu staat, leven verschillende soorten dieren. Opdracht: Zoek 3 verschillende diersoorten op. Gebruik de zoekkaart voor hun namen. Wanneer het een dier is dat er niet op staat, mag je het beschrijven bij ‘Onbekend dier’.
1 ___________________________________________ 2 ___________________________________________ 3 ___________________________________________
Onbekend dier (beschrijving): _______________________________________________________________________ _______________________________________________________________________ _______________________________________________________________________ Heb je een krab gevonden? Kijk dan maar eens of het een ‘hij’ of een ‘zij’ is. Op de tekening hieronder zie je het verschil. Kruis aan wat je hebt gevonden. O
Ik heb een mannetjeskrab gevonden
O
mannetjeskrab
Ik heb een vrouwtjeskrab gevonden
vrouwtjeskrab
29
Vereniging Natuurmonumenten Bezoekerscentrum Schiermonnikoog
3. Niet alleen op en onder de stenen aan de rand van het wad kom je allerlei beestjes tegen. In de wadbodem zelf leven er nog veel meer. Welke? Dat ga je nu ontdekken! Opdracht: Loop vanaf de onderkant van de dijk 100 stappen het wad op. Steek met de greep een stuk wadbodem uit en doe dit in de zeef. Zoek een geultje of plas op en kijk wat er in de zeef achterblijft. Doe deze dieren in een laagje water in je emmer. Zoek nu een plasje op met schoon, helder water. Laat hierin steeds één diersoort vrij. Kijk goed wat het dier doet en schrijf dit op in het schema hieronder. Gebruik de zoekkaart. Soort dier
Wat doet het dier
4. Overal op de wadbodem zijn sporen: van wadpieren, van slakken, van vogels. Opdracht: Zoek een vogelspoor en teken het hier. Kijk goed of er zwemvliezen te zien zijn: dan is het van een eend of meeuw. Zo niet, dan is het van een steltloper (b.v. scholekster).
spoor Dit spoor is van een:
O steltloper
O
eend of meeuw (kruis de juiste aan)
30
Vereniging Natuurmonumenten Bezoekerscentrum Schiermonnikoog
5. Een dier dat veel in de wadbodem voorkomt is de wadpier. Deze wadpier kan wel 20 cm lang worden en leeft in een gang die de vorm heeft van de letter U. Ze eten wadbodem en filteren daar hun voedsel uit. Op de plek waar hun kop zit, zie je dan ook een trechtertje in de wadbodem. Het zand wordt weer uitgepoept en vormt de spagetti-hoopjes die je hier overal ziet. Daaronder zit dus hun achtereind. Opdracht: Zoek een plek op waar je veel pierenhoopjes ziet. Teken een stuk van 1 bij 2 meter af met de jalon (rood-wit gestreepte stok, die 1 meter lang is). De oppervlakte van de rechthoek is ____ vierkante meter. Tel het aantal pierenhoopjes in deze rechthoek (rechthoek 1) Loop 50 meter verder en doe hier hetzelfde (rechthoek 2). Loop weer 50 meter verder en doe hier nogmaals hetzelfde (rechthoek 3). Vul het schema hieronder in. ___________________________________ Wadpieren in rechthoek 1 __________________________________________ Wadpieren in rechthoek 2 __________________________________________ Wadpieren in rechthoek 3 __________________________________________ Gemiddeld per rechthoek
___________________________________ Graaf nu één wadpier uit, spoel hem schoon en teken hem na. Let op de borstelharen op zijn lichaam en op de slanke staart.
Wadpier
Klaar? Vul dan hieronder jullie namen in en lever dit formulier bij je begeleider in.
NAMEN: _______________________________________
_______________________________________
_______________________________________
_______________________________________
_______________________________________ _______________________________________ Zorg dat alle spullen die je hebt gebruikt schoon zijn wanneer je ze weer terugbrengt naar het Bezoekerscentrum 31
Vereniging Natuurmonumenten Bezoekerscentrum Schiermonnikoog
Handleiding & veldwerkformulier kwelder (onderbouw voortgezet onderwijs) Via het Bezoekerscentrum kunnen scholen materiaal huren om op de kwelder van Schiermonnikoog veldwerk te gaan doen. Hiervoor is deze handleiding ontwikkeld. De bijbehorende materialen kunt u huren bij het Bezoekerscentrum (0519-531641)
Voorbereiding: -
-
benodigde tijd voor het uitvoeren van de opdrachten: ca. 2 uur zorg dat de leerlingen zich voldoende warm hebben gekleed zorg dat de leerlingen kleding en schoeisel dragen dat vuil mag worden (modder) vertel de leerlingen voor vertrek wat de bedoeling is plan het veldwerk goed; vraag bij het bezoekerscentrum (0519-531641) de laagwatertijden voor de wadkant van het eiland voor de periode dat u op het eiland bent; u kunt op de kwelder zijn van 3 uur vóór laag water tot 3 uur na laag water maak groepjes van 4 of 5 leerlingen en geef ze de benodigde materialen
Benodigde materialen (per groepje van 4 of 5 leerlingen): -
touw (40 m) met om de 5 meter een knoop ring met een doorsnee van 50 cm zoekkaart kwelderplanten 5 zakjes met 18 kleurpotloden + puntenslijper kompas
Plaats van het veldwerk: De plaats voor het veldwerk op de kwelder ligt ten westen van de oude veerdam (jachthaven). Er ligt daar een stukje kwelder waar plantensoorten van verschillende successiestadia vlakbij elkaar voorkomen. De verstoring blijft zo tot één gebied beperkt. Startpunt is Banck’s monument (Bank van Banck).
Doel van de opdrachten: De leerlingen hebben na afloop: - de kwelder en het wad met oren, ogen en neus ervaren - geleerd hoe bepaalde planten zich aangepast hebben aan overstroming door zeewater, wind en zout - geleerd dat er een opeenvolging van plantensoorten is van de lage naar de hoge kwelder - de verscheidenheid in kleuren op de kwelder ervaren - planten gedetermineerd met behulp van plaatjes - één plant nader bekeken, getekend en “besnuffeld” - geleerd hoe een kompas werkt
Informatie bij de opdrachten: Algemeen: De waddeneilanden zijn enkele duizenden jaren geleden (pas) ontstaan. Na de laatste IJstijd (de Noordzee stond toen droog) begon de zeespiegel te stijgen. Er ontstonden zandbanken, waarop duinen gingen groeien en zo is ook Schiermonnikoog ontstaan. Aan de zuidzijde van de eilanden ontstonden kwelders, die door de kleideeltjes in het zeewater dat de kwelder af en toe overstroomde, werden opgehoogd. Het bijzondere is, dat je dat proces nog steeds ziet gebeuren. Omdat niet alleen het wad en de kwelder een natuurlijke dynamiek vertonen, maar ook andere gebieden op het eiland in een grotendeels natuurlijke staat verkeren, is het eiland in 1989 uitgeroepen tot het eerste Nationale Park (nieuwe stijl) van ons land. 32
Vereniging Natuurmonumenten Bezoekerscentrum Schiermonnikoog
Bij elke opdracht vindt u enige basis-informatie. Mocht u meer willen weten, dan kunt u terecht bij het Bezoekerscentrum Schiermonnikoog. Ook op internet ( www.np-schiermonnikoog.nl) vindt u veel informatie over het eiland. Opdracht 1: Vooral de eerste opdracht (a) moet in alle rust gebeuren, niet alleen vanwege de opdracht, maar ook om een rustpunt te creëren. Hierdoor kunnen de leerlingen geconcentreerd aan het werk gaan. Doel van de opdracht is om leerlingen verschillende zintuigen te laten gebruiken. Bij opdracht b moeten de leerlingen een kompas gebruiken om het noorden te bepalen. Bij deze opdracht leren ze goed te letten op verschillen in het terrein (overgang wad/kwelder) en in kleuren op de kwelder. Opdracht 2: Het is raadzaam om de leerlingen te begeleiden bij het uitleggen van het touw (juiste beginpunt). Bij deze opdracht gaan de leerlingen de verschillende planten onderscheiden en ervaren ze dat verschillende planten op verschillende groeiplaatsen voorkomen. Er is een zonering in plantensoorten van wad naar de dijk. Deze zonering is niet op elke plek even duidelijk, maar wanneer de resultaten van alle groepen samen genomen worden, wordt een goed beeld verkregen. De zonering wordt met name veroorzaakt door de hoeveelheid zout in de bodem (en dus de afstand tot de zee) en de hoogte van kwelder. De planten die het dichtst bij het wad staan (zeekraal, schorrezoutgras en Engels slijkgras) kunnen tegen overstroming met zout water. Deze soorten houden met hun wortels ook slib vast, waardoor er slibophoping (en dus landophoging) plaatsvindt. Dit hoger gelegen land wordt minder vaak overspoeld en er komt ruimte voor planten die minder goed tegen overstroming kunnen, zoals kweldergras, schorrekruid, zeeaster en zoutmelde. Deze planten sterven en stikstof uit het dode materiaal komt in de bodem. Ook doordat de kleilaag steeds dikker wordt, neemt de hoeveelheid voedingsstoffen toe. Andere plantensoorten die sneller kunnen groeien en nog minder goed tegen zout kunnen, hebben groot voordeel bij deze stikstofvoorraad en overgroeien de tweede zone. Dit zijn lamsoor, gerande schijnspurrie, zeeweegbree, zeealsem, melkkruid, Engels gras en rood zwenkgras. In het voorjaar zal het soms lastig zijn om de verschillende soorten van elkaar te onderscheiden, omdat de planten klein zijn en nog niet bloeien, maar met de zoekkaart zal het meestal wel lukken.
Opdracht 3: Alle planten op de kwelder hebben zich op de een of andere manier aangepast aan het extreme milieu (zout water, wind). Daarom hebben veel planten aanpassingen zoals geen blad (zeekraal) of juist dikke stevige bladen (lamsoor, Engels slijkgras). Bij deze opdracht bekijken de leerlingen enkele planten op hun (zichtbare en voelbare) aanpassingen aan het kweldermilieu.
Opdracht 4: Bij deze opdracht gaan de leerlingen elk een plant tekenen met alle onderdelen en kleuren.
Veel plezier!!!
33
Vereniging Natuurmonumenten Bezoekerscentrum Schiermonnikoog
Veldwerk Kwelder Werkblad onderbouw voortgezet onderwijs Wat een goed idee van jullie om naar Schiermonnikoog te gaan!! Het eiland waar je nu bent, is ontstaan uit de zee. Eerst was het een zandplaat. Later groeiden er lage duintjes. Aan de zuidkant ontstonden kwelders: gebieden waar klei wordt afgezet en die, afhankelijk van de hoogte, vaak of minder vaak door de zee worden overspoeld. Op de kwelders van Schiermonnikoog is altijd veel te beleven. Wat? Wanneer je de volgende opdrachten hebt gedaan, weet je dat. Succes!
De kwelder is een overgangsgebied; geen wad en soms ook geen vasteland. Met extra hoog water en/of storm zal het zeewater er overheen stromen. De planten die er groeien kunnen daar tegen en hebben op verschillende manieren een oplossing bedacht. Er leven ook dieren op de kwelder. Vooral vogels zie en hoor je er. De kwelder kent ook haar eigen geuren: van lekker tot vies!
1. Ga met je groepje op de dijk zitten. Probeer zo stil mogelijk te zijn en doe je ogen één minuut dicht. Opdracht a: Luister en ruik goed en schrijf op wát je hoort en ruikt. Ik hoor:
_____________________________________________________________
Ik ruik:
_____________________________________________________________
Vanaf deze plek kun je de kwelder goed zien. De kwelder is groen-bruin. Maar wanneer je goed kijkt, zie je een heleboel verschillende kleuren groen en bruin! Nodig: kompas, potlood, kleurpotloden Opdracht b: Teken op het lege vel een plattegrond van een stukje kwelder. Zoek met je kompas op waar het noorden is. Zo gebruik je het kompas op de juiste manier: Houd het kompas horizontaal. De kompasnaald wijst nu naar de (magnetische) noordpool. Zorg dat de punt van de naald naar de N van NOORD wijst. Je kunt nu precies aflezen waar het OOSTEN, WESTEN en ZUIDEN liggen.
Zet in de tekening een N bij noord, een Z bij zuid, een W bij west en een O bij oost. Teken ook de slenken (geulen vanuit het wad). Welke kleuren zie je allemaal? Teken de verschillende kleuren in je plattegrond. Bij normaal hoog water komt het zeewater tot aan de rand waar de planten groeien. We noemen dit de “hoogwaterlijn”. Teken ook de hoogwaterlijn erin en kleur het gebied dat met hoog water onder water loopt blauw.
34
Vereniging Natuurmonumenten Bezoekerscentrum Schiermonnikoog
2. Het deel van de kwelder dat tegen de dijk aanligt, is hoger dan het stuk kwelder dat aan het wad grenst. Het hoge deel wordt daardoor minder vaak met zeewater overspoeld dan het lage deel. We gaan kijken of op het hoge deel andere soorten planten groeien dan op het lage deel van de kwelder. Nodig: touw, plastic ring, zoekkaart kwelderplanten -
-
Opdracht: Loop vanaf de Bank van Banck in de richting van het uiteinde van de Oude steiger (Jachthaven). Leg het touw uit. Begin op het kale wad en leg het dan van hieruit in een rechte lijn in de richting van de kwelder.. Leg rond de eerste knoop op het wad (“0 meter”) de plastic ring, waarbij de knoop het middelpunt is. Pak de plantenzoekkaart erbij en schrijf op welke plantensoort het meest in de cirkel voorkomt. Zoek dan de plant die daarna het meest voorkomt en tenslotte de plant die als derde het meest voorkomt. De plant die het meest voorkomt, schrijf je op bij meest, de plantensoort die daarna het meest voorkomt bij minder en tenslotte de plantensoort die daarna het meest voorkomt bij nog minder. Als je maar één of twee soorten in de cirkel ziet, schrijf je alleen die op. Op de zoekkaart staan soms de bloemen van de planten er ook bij getekend. In het voorjaar bloeien bepaalde planten nog niet; kijk dan vooral naar de blaadjes. Dit herhaal je bij elke knoop van het touw (elke 5 meter) tot je bij de laatste knoop bent. Voorbeeld:
Afstand Plantensoort Plantensoort Plantensoort meest minder nog minder 20 m 11 12 10 Invullen:
Afstand Plantensoort Plantensoort Plantensoort meest minder nog minder 0m 5m 10 m 15 m 20 m 25 m 30 m 35 m 40 m 35
Vereniging Natuurmonumenten Bezoekerscentrum Schiermonnikoog
3. Als je kijkt naar het schema dat je ingevuld hebt, zie je dat planten die bij “0 meter” groeien, haast niet meer voorkomen bij “40 meter”. De “40 meter”- planten kunnen niet zo goed tegen zout water als de “0 meter”- planten. De “0 meter”- planten zijn goed aangepast aan zout water. De planten op de kwelder zijn zo gebouwd dat ze tegen de omstandigheden, zoals zeewater, storm en zout zijn opgewassen. Dat kun je vaak zien en voelen (stevig, sappig dik blad). Er zijn zelfs planten, die het overtollige zout “uitzweten” aan de onderkant van hun blad (lamsoor, Engels slijkgras). Lik maar eens aan de onderkant van dat blad! Nodig: zoekkaart kwelderplanten Opdracht: Zoek met de zoekkaart de volgende planten op en noteer in het onderstaande schema kenmerken van elke plant. Schrijf ook op hoe de plant ruikt (wrijf een blad fijn tussen je vingers). Zeekraal is eetbaar: proef maar eens.
Soort:
Wel blad of geen blad
Wel blad: dik/sappig of dun/droog
Stengel: hoog/stevig of laag/slap
Geur: geen/vies/ lekker
Zeekraal Engels slijkgras Lamsoor Zeealsem
36
Vereniging Natuurmonumenten Bezoekerscentrum Schiermonnikoog
4. Wanneer je goed naar een plant kijkt, zie je dat de bladen en bloemen vaak heel verschillend van vorm zijn. En groen is er ook in heel veel variaties! In de volgende opdracht ga je een plant nader bekijken. Nodig: zakje met kleurpotloden
-
Opdracht: Bespreek met je groepje welke planten je beter wilt gaan bestuderen en kies er ieder eentje uit (ieder neemt een andere soort!). Zoek je plant op en teken hem zo goed mogelijk na op de achterkant van je kwelder-plattegrond. Let bij het tekenen op de volgende dingen: zet je naam, klas en de datum rechts bovenaan zet de naam van de plant die je tekent links bovenaan vorm van de blaadjes (lang of kort, dik en vlezig of dun en plat) kleur van de blaadjes (groen of grijs) kleur van de bladnerf en steel bloem, als die er is (kleur bloemhart; kleur kroonblaadjes) zet linksboven, onder de naam van de plant, de vergroting (bijv. 1x vergroot (ware grootte); 4x vergroot; 6x vergroot)
Klaar? Vul dan hieronder jullie namen in en lever de formulieren in bij je begeleider.
Namen: ______________________________________________________ ______________________________________________________ ______________________________________________________ ______________________________________________________ ______________________________________________________
Zorg dat alle spullen die je hebt gebruikt schoon zijn wanneer je ze weer terugbrengt naar het Bezoekerscentrum
37
Vereniging Natuurmonumenten Bezoekerscentrum Schiermonnikoog
Teken op dit blad de plattegrond van de kwelder (zie opdracht b bij 1)
38
Vereniging Natuurmonumenten Bezoekerscentrum Schiermonnikoog
Teken op dit blad een plant (zie opdracht bij 4)
Naam plant:
Naam leerling: ____________________
________________________
Klas: ____________________________
Vergroting: __________ x
Datum: __________________________
39
Vereniging Natuurmonumenten Bezoekerscentrum Schiermonnikoog
Handleiding & veldwerkformulier duinen (onderbouw voortgezet onderwijs) Via het Bezoekerscentrum kunnen scholen materiaal huren om in de duinen van Schiermonnikoog veldwerk te gaan doen. Hiervoor is deze handleiding ontwikkeld. De bijbehorende materialen kunt u huren bij het Bezoekerscentrum (0519-531641)
Voorbereiding: -
benodigde tijd voor het uitvoeren van de opdrachten: ca. 2 uur zorg dat de leerlingen zich voldoende warm hebben gekleed vertel de leerlingen voor vertrek wat de bedoeling is
BELANGRIJK: Geef duidelijk aan dat de leerlingen NIET MOGEN ZWEMMEN. Dit vanwege mogelijke gevaarlijke stromingen.
Benodigde materialen (per groepje van 5 leerlingen): -
1 kompas 1 liniaal 1 windmeter
-
1 bodemthermometer 1 vergrootglas 1 schepje
Plaats van het veldwerk: Het veldwerkprogramma kan worden uitgevoerd bij de strandovergang Jacobspad (t.h.v. strandpaal 5). De eerste twee opdrachten moeten worden uitgevoerd in de eerste duintjes, vlak bij zee. Opdracht 3 moet worden uitgevoerd in de strandvlakte tussen de zee en de hoge duinen en opdracht 4 aan de voet van de hoge duinen. De opdrachten 5 t/m 8 kunnen worden uitgevoerd in het (binnen)duin aan de rand van het dennenbos (voor de juiste plek: zie opdracht 5).
Doel van de opdrachten De leerlingen hebben na afloop: - de processen die samenhangen met de vorming van primaire duinen en de rol van bepaalde planten daarin ervaren en gemeten - ervaring in het gebruiken van een kompas - ervaren dat er op bepaalde delen van het strand klei ligt en weten hoe dat komt - de verschillen gemeten tussen helmgras en biestarwegras - ervaren dat er verschil is tussen plantengroei op een noordhelling en op een zuidhelling en ze hebben één van de veroorzakende factoren gemeten - ervaring in het gebruiken van een windmeter - ervaren dat veel dieren die in de duinen leven klein zijn
Informatie bij de opdrachten Algemeen: De waddeneilanden zijn enkele duizenden jaren geleden (pas) ontstaan. Na de laatste IJstijd (de Noordzee stond toen droog) begon de zeespiegel te stijgen. Er ontstonden zandbanken, waarop duinen gingen groeien en zo is ook Schiermonnikoog ontstaan. Het bijzondere is, dat je op het strand dat proces nog steeds ziet gebeuren. Omdat niet alleen het strand een natuurlijke dynamiek vertoont, maar ook andere gebieden op het eiland in een grotendeels natuurlijke staat verkeren, is het eiland in 1989 uitgeroepen tot het eerste Nationale Park (nieuwe stijl) van ons land.
40
Vereniging Natuurmonumenten Bezoekerscentrum Schiermonnikoog
Bij elke opdracht vindt u enige basis-informatie. Mocht u meer willen weten, dan kunt u terecht bij het Bezoekerscentrum Schiermonnikoog. Ook op internet (www.np-schiermonnikoog) vindt u veel informatie over het eiland. Opdracht 1: De wind is een belangrijke factor bij duinvorming. Op het strand van Schiermonnikoog is dicht bij de zeereep goed te zien hoe de allereerste duintjes op een strand ontstaan. Factoren die van belang zijn bij dit proces zijn zon en wind. De zon droogt het zand. Bij voldoende wind wordt het zand over het strand geblazen. In de luwte van voorwerpen of begroeiing valt het zand neer en ontstaan de eerste duintjes. Wanneer die gaan begroeien, versterkt het proces zich en bovendien spoelen vastgelegde duintjes minder gemakkelijk weer weg. De enige grassoort die zich in dit zoute en gure milieu kan handhaven is het biestarwegras. Helmgras groeit alleen op plaatsen met voldoende zoet water in de bodem, dus vrijwel niet op het strand. Bij deze opdracht leren de leerlingen om de windrichting te bepalen met behulp van een kompas. Opdracht 2: Biestarwegras groeit als eerste plant (gezien vanuit zee) op het strand. Wanneer het gedeeltelijk onderstuift groeit het weer boven het zand uit. Zo kunnen de wortels van biestarwegras flink lang worden. Bij deze opdracht ervaren de leerlingen hoe biestarwegras wortelt en stevigheid geeft aan een duintje. Opdracht 3: Bij storm komt het vlakke gedeelte tussen zeereep en duinen soms onder water te staan. Omdat het water hier wordt afgeremd door de plantengroei en duintjes, bezinkt er klei. Hier kunnen de leerlingen dat zien, maar ook voelen. Opdrachten 4: Helmgras is een andere grassoort uit de duinen. Het groeit alleen op plaatsen waar de wortels het zoete water kunnen bereiken. Dat zoete water is regenwater dat in het duinzand zit. De leerlingen leren hier het verschil met biestarwegras door te meten (zie ook opdracht 2) en te kijken naar de groeiplaats. Opdracht 5: Hierbij leren de leerlingen dat het eikvarentje het liefst op noordelijk gelegen hellingen voorkomt. Opdracht 6: Als vervolg op de vorige opdracht gaan de leerlingen nu de bodem- en luchttemperatuur op een noordelijke en een zuidelijke helling meten en vergelijken. Doel is de leerlingen laten ervaren dat de omstandigheden in een duingebied van plaats tot plaats sterk kunnen verschillen. Daarom groeien er op noordhellingen vaak andere planten dan op zuidhellingen. Opdracht 7: De leerlingen ervaren hier dat het op een duintop harder waait dan aan de voet van een duin. Bij deze opdracht leren de leerlingen om met een windmeter de windsnelheid te meten. Opdracht 8: De leerlingen leren dat er naast grotere dieren zoals vogels en konijnen, vooral veel kleine beestjes leven in de duinen.
VEEL PLEZIER!!!
41
Vereniging Natuurmonumenten Bezoekerscentrum Schiermonnikoog
Veldwerk duinen Werkblad onderbouw voortgezet onderwijs Wat een goed idee van jullie om naar Schiermonnikoog te gaan!! Dit eiland is ontstaan uit de zee. Eerst was het een zandplaat.Later groeiden er lage duintjes. Die werden hoger en er gingen mensen wonen. Duinen beschermen het dorp tegen de zee. Er is veel te ontdekken. Wat? Ga maar aan de slag!!. Succes!
1. Fiets naar de strandovergang Jacobspad t.h.v. paal 5. Loop via de strandovergang naar de zee. Ga bij zee rechtsaf, stop na ca. 200 meter en loop dan naar het eerste kleine duintje dat je ziet. Nodig: kompas Opdracht: Wanneer de zon het natte zand heeft gedroogd is het lichter geworden. De wind blaast het zand nu over het kale strand. Achter een stuk hout dat op het strand ligt, waait het minder; we noemen dat luwte. Op plaatsen waar luwte is, blijven zandkorrels liggen: ze waaien niet verder. Zo komt er een mini-duin. Dat kan achter hout zijn, maar ook achter een schelpje of een polletje gras. Zoek een mini-duin en bepaal met behulp van het kompas uit welke richting de wind kwam toen dat duintje ontstond. Teken hieronder het duintje zoals het werkelijk ten opzichte van het noorden ligt. Geef met een pijl aan hoe de wind over het strand woei toen dit duintje werd gevormd. Zo gebruik je het kompas op de juiste manier: Houd het kompas horizontaal. De kompasnaald wijst nu naar de (magnetische) noordpool. Zorg dat de punt van de naald naar de N van NOORD wijst. Je kunt nu precies aflezen waar het OOSTEN, WESTEN en ZUIDEN liggen. Ook de tussenliggende windrichtingen (bv. NOORDWEST etc.) kun je nu bepalen. NOORD
WEST
OOST
ZUID
42
Vereniging Natuurmonumenten Bezoekerscentrum Schiermonnikoog
2. Hier, in het zoute zeezand, groeit gras. Zie je het staan? Het is biestarwegras. Nodig: liniaal, schepje Opdracht: Pluk een blad en meet de lengte van het blad vanaf waar het aan de stengel vastzit tot de top. De lengte van het blad is ….... cm. Graaf naast één plant een gat in het zand, zodat je de wortel kunt volgen. De wortel gaat ….... cm diep de grond in en heeft wel/geen (juiste antwoord omcirkelen) vertakkingen naar de zijkanten. Kijk of er aren aan zitten. Als dat zo is, teken dan hieronder een aar van deze grassoort.
Aar van biestarwegras
3. Loop nu terug in de richting van de hoge duinen. Je komt door een laag gebied met verschillende soorten planten. Dit gebied wordt maar enkele keren per jaar (storm) door het zeewater overstroomd. Door de planten stroomt het zeewater hier dan niet snel, waardoor behalve zand ook ander materiaal, zoals klei, op de bodem wordt afgezet. Voel maar eens. Opdracht: Is de bovenlaag van de bodem hier zandig of kleiïg? Antwoord: de bovenlaag is hier ________________________________________________
4. Loop nu verder tot aan de voet van de hoge duinen. In deze duinen groeit een andere, grotere grassoort. Dit is geen biestarwegras, maar helmgras. Helmgras wordt hier langs de duinvoet aangeplant om de duinen stevigheid te geven, zodat ze het eiland beschermen tegen de zee. Zorg er dus voor dat je hier voorzichtig te werk gaat en trap niet op de planten. Nodig: liniaal
43
Vereniging Natuurmonumenten Bezoekerscentrum Schiermonnikoog
Opdracht: Pluk een blad en meet de lengte van het blad vanaf waar het aan de stengel vastzit tot de top. De lengte van het blad is …... cm. Kijk of er aren aan zitten. Als dat zo is, teken dan hieronder een aar van deze grassoort.
Aar van helmgras Opdracht: Let goed op de groeiplaats van beide grassen en streep door wat fout is: Biestarwegras kan goed/slecht (juiste antwoord omcirkelen) tegen overspoeling door zeewater Helmgras kan goed/slecht (juiste antwoord omcirkelen) tegen overspoeling door zeewater
5. Loop nu weer terug naar je fiets bij de strandovergang Jacobspad. Steek het schelpenpad over en ga omhoog over het zandpad langs de rand van het bos. Wanneer je boven bent, kom je in een kleine duinpan met daarin een blauwe paal met een driehoekje. Dat betekent dat deze duinen deel uitmaken van de zeewering rond het dorp en de polder. Wees dus voorzichtig in deze duinen en verniel de bodem niet. Nodig: kompas Opdracht: Zoek langs de randen van deze duinpan naar het eikvarentje (zie afbeelding). Bepaal daarna met behulp van je kompas op welke hellingen het eikvarentje voorkomt: Het eikvarentje komt voornamelijk voor op noordhellingen/zuidhellingen (juiste antwoord omcirkelen)
Eikvaren
44
Vereniging Natuurmonumenten Bezoekerscentrum Schiermonnikoog
6. Op een noordelijke helling groeien dus andere planten dan op een zuidelijke helling. Na de volgende opdracht weet je waarom dat zo is. Nodig: bodemthermometer, kompas Opdracht: Zoek een duinhelling die op het zuiden ligt en een duinhelling die op het noorden ligt (gebruik je kompas). Doe daar de volgende opdrachten: Meet de temperatuur van de bodem op 5 cm diepte op beide hellingen en vul dit in de tabel in. Meet de luchttemperatuur op 10 cm hoogte op beide hellingen en vul dit in de tabel in. Meting:
Noordhelling
Zuidhelling
Bodemtemperatuur
___________°C
___________°C
Luchttemperatuur
___________°C
___________°C
Welk verschil is er tussen de noordhelling en de zuidhelling? __________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________
7. Bij deze opdracht ga je de windsnelheid meten. De windsnelheid wordt gemeten in kilometer per uur of in Beaufort. De schaal van Beaufort loopt van 1 tot 12. Nodig: windmeter Opdracht: Meet de windsnelheid aan de voet van het duin en op de top. Gebruik hiervoor de windsnelheidsmeter. Draai voorzichtig de beschermkap er af. Zorg dat er geen zand in de windmeter komt. Draai direct na gebruik de beschermkap er weer op. De windsnelheid op de top van het duin is:
................... km/uur = ................... Beaufort
De windsnelheid aan de voet van het duin is:
................... km/uur = ................... Beaufort
45
Vereniging Natuurmonumenten Bezoekerscentrum Schiermonnikoog
8. In de duinen leven allerlei dieren. Van hele kleine (insecten, spinnen, rupsen, wormpjes e.d.) tot wat grotere, zoals vogels, hazen en konijnen. Nodig: vergrootglas Opdracht: Zoek een klein diertje op (goede plaatsen zijn: onder dode bladen en takken (langs de bosrand), op bloemen) en bekijk het met je vergrootglas. Teken het hieronder en beschrijf wat voor dier het is.
Soort diertje: ___________________________________________________________________
Klaar? Vul dan hieronder jullie namen in en lever het formulier in bij je begeleider.
Namen: ______________________________________________________ ______________________________________________________ ______________________________________________________ ______________________________________________________ ______________________________________________________
Zorg dat alle spullen die je hebt gebruikt schoon zijn wanneer je ze weer terugbrengt naar het Bezoekerscentrum
46
Vereniging Natuurmonumenten Bezoekerscentrum Schiermonnikoog
Handleiding & veldwerkformulier zee en strand (bovenbouw basisonderwijs) Via het Bezoekerscentrum kunnen scholen materiaal huren om aan het strand en in zee op Schiermonnikoog veldwerk te gaan doen. Hiervoor is deze handleiding ontwikkeld. De bijbehorende materialen kunt u huren bij het Bezoekerscentrum (0519-531641)
Voorbereiding: -
benodigde tijd voor het uitvoeren van de opdrachten: ca. 2 uur zorg dat de leerlingen zich voldoende warm hebben gekleed vertel de leerlingen voor vertrek wat de bedoeling is
BELANGRIJK: Geef duidelijk aan dat de leerlingen NIET MOGEN ZWEMMEN. Dit vanwege mogelijke gevaarlijke stromingen.
Benodigde materialen (per groepje van 5 leerlingen): -
1 horloge (zelf meenemen) 2 rood-witte stokken 1 schepnet 1 emmer
-
1 zoekkaart vissen 1 zoekkaart schelpen en aanspoelsel 1 kompas 2 plastic tassen
Plaats van het veldwerk: Fiets naar de strandovergang Jacobspad (t.h.v. strandpaal 5). Loop naar de waterlijn. Ga hier 200 meter naar het oosten (naar rechts). Dit is een goede plek om de opdrachten uit te voeren.
Doel van de opdrachten: De leerlingen hebben na afloop: - het verschijnsel eb/vloed ervaren - geleerd de windrichting te bepalen m.b.v. een kompas - (resten van) dieren en planten die in zee leven gevangen en van een naam voorzien - de samenstelling van afval van menselijke oorsprong op het strand ervaren - ervaren dat op het strand ook kleine dieren kunnen leven - elementaire ervaring opgedaan in het determineren van dieren en planten - inzicht in de manier waarop de schelp van een weekdier groeit
Informatie bij de opdrachten: Algemeen: De waddeneilanden zijn enkele duizenden jaren geleden (pas) ontstaan. Na de laatste IJstijd (de Noordzee stond toen droog) begon de zeespiegel te stijgen. Er ontstonden zandbanken, waarop duinen gingen groeien en zo is ook Schiermonnikoog ontstaan. Het bijzondere is, dat je op het strand dat proces nog steeds ziet gebeuren. Omdat niet alleen het strand een natuurlijke dynamiek vertoont, maar ook andere gebieden op het eiland in een grotendeels natuurlijke staat verkeren, is het eiland in 1989 uitgeroepen tot het eerste Nationale Park (nieuwe stijl) van ons land. Bij elke opdracht vindt u enige basis-informatie. Mocht u meer willen weten, dan kunt u terecht bij het Bezoekerscentrum Schiermonnikoog. Ook op internet (www.np-schiermonnikoog.nl) vindt u veel informatie over het eiland. Opdracht 1: Door de aantrekkingkracht van de maan en (in mindere mate) de zon ontstaan de eb- en vloedbeweging. De tijdsperiode tussen hoogwater en laagwater is ongeveer 6,5 uur. Hierdoor schuiven de tijdstippen van hoog- en laagwater per etmaal ongeveer een uur op. Het verschil tussen 47
Vereniging Natuurmonumenten Bezoekerscentrum Schiermonnikoog
hoog- en laagwater varieert op Schiermonnikoog van ongeveer 2 meter met doodtij (de aantrekkingskrachten van de zon en de maan werken elkaar tegen, dus het verschil tussen eb en vloed is gering) tot ongeveer 3 meter met springtij (de aantrekkingskrachten van zon en maan versterken elkaar, dus het verschil tussen eb en vloed is groot). Aan de vloedlijn kun je zien tot waar het water met de laatste vloed is geweest. Alleen bij extreme weersomstandigheden komt de waterstand nog hoger, waarbij enkele keren per jaar het gehele strand onder het zeewater verdwijnt. Doelstelling is om de leerlingen te laten ervaren of het eb of vloed wordt en met welke snelheid het water afgaat of opkomt. De rood-witte stok is 1 meter lang. Opdracht 2: De zee zit vol leven. Vaak heel klein (plankton), maar ook leven er heel wat grotere dieren en planten in zee. Met een schepnet krijg je al een aardige indruk. Het betreft dan vooral dieren die zich in het ondiepe water thuis voelen. Hierbij ervaren de leerlingen welke dieren er vlak bij het strand in zee leven. Meestal kunnen de dieren aan de hand van de zoekkaarten worden gedetermineerd. Opdracht 3: In de vloedlijn spoelt van alles aan. Daaronder zoeken bepaalde diertjes bescherming tegen vijanden en tegen uitdroging door de zon en de wind. Meestal zijn hier springende strandvlooien te vinden. De diertjes zijn kleine kreeftachtigen en hebben niets met een vlo van doen. Doel van deze opdracht is om de leerlingen te laten ervaren dat ook hier, in een extreme omgeving (temperatuur, zout, wind) veel kleine dieren leven. Opdracht 4: Afhankelijk van de wind ligt er veel (noordelijke wind) of weinig (zuidelijke wind) drijvend materiaal in de vloedlijn. Het aanspoelsel kan verdeeld worden in aanspoelsel met een natuurlijke oorsprong en aanspoelsel dat door toedoen van de mens in zee en op het strand is terechtgekomen. Af en toe worden er strandschoonmaakacties georganiseerd. Gevaarlijk afval (bv. chemische producten) wordt door de brandweer van het strand gehaald. Door afval van menselijke oorsprong van het strand mee te nemen, leveren jullie nu een mooie bijdrage aan het schoonhouden van ons eiland! Bij deze opdracht komen de leerlingen in aanraking met aanspoelsel wat een natuurlijke oorsprong heeft en met afval van de mens. Doel is om te laten zien dat er heel veel afval van menselijke oorsprong ligt. De leerlingen gebruiken het materiaal voor het maken van een kunstwerk bij opdracht 7. Zorg dat er geen flessen en lampen kapot gaan!! Opdracht 5: Weekdieren beschermen hun lichaam met een schelp. Via de bloedvaten wordt kalk, die ze met hun voedsel binnenkrijgen, afgezet langs de mantel (te vergelijken met de huid). Hierdoor groeit de schelp mee met het dier. Aan de buitenkant van een schelp zie je lijnen op de plaatsen waar de groei even heeft stilgestaan. Dit zijn de groeilijnen. Bij deze opdracht zien de leerlingen hoe een schelp groeit. Door middel van de zoekkaart moeten ze uitzoeken van welk soort weekdier de schelp is. Opdracht 6: De wind is een belangrijke factor bij duinvorming. Op het strand van Schiermonnikoog is dicht bij de zeereep goed te zien hoe de allereerste duintjes op een strand ontstaan. Factoren die van belang zijn bij dit proces zijn zon en wind. De zon droogt het zand. Bij voldoende wind wordt het zand over het strand geblazen. In de luwte van voorwerpen of begroeiing valt het zand neer en ontstaan de eerste duintjes. Wanneer die gaan begroeien, versterkt het proces zich en bovendien spoelen vastgelegde duintjes minder gemakkelijk weer weg. De enige grassoort die zich in dit zoute en gure milieu kan handhaven is het biestarwegras. Helmgras groeit alleen op plaatsen met voldoende zoet water in de bodem, dus vrijwel niet op het strand. Bij deze opdracht leren de leerlingen om de windrichting te bepalen met behulp van een kompas. 48
Vereniging Natuurmonumenten Bezoekerscentrum Schiermonnikoog
Opdracht 7: Bij deze laatste opdracht kunnen de leerlingen hun creativiteit tonen.
Veldwerk zee en strand Werkblad bovenbouw basisonderwijs Wat een goed idee van jullie om naar Schiermonnikoog te gaan!! Het eiland waar je nu bent is ontstaan uit de zee. Eerst was het een zandplaat. Later groeiden er lage duintjes. Die werden hoger en er gingen mensen wonen. Langs het strand van Schiermonnikoog is altijd veel te beleven. Wat? Wanneer je de volgende opdrachten hebt gedaan, weet je dat. Succes!
1. De zee is altijd in beweging. Branding, golven en eb- en vloedstromen zorgen voor een constante beweging van de watermassa. Eb en vloed worden veroorzaakt doordat maan en zon de watermassa in de zeeën en oceanen aantrekken. Van laagwater naar hoogwater duurt ongeveer 6½ uur; omgekeerd ook. Het tijdstip van hoogwater en laagwater schuift dagelijks dus ongeveer een uur op. We kijken of het nu eb wordt (het water zakt) of vloed (het water stijgt). Nodig: 2 rood-witte stokken , horloge. Opdracht: Let op: bij deze opdracht moet je nu iets doen en over 30 minuten. In de tussentijd kun je aan de volgende opdrachten gaan werken.
Loop naar de waterlijn. De waterlijn is de lijn tot waar het water nu op het strand staat. Zet een rood-witte stok op die plaats. Zet de stok stevig in het zand!! Kijk na 30 minuten weer en zet de tweede rood-witte stok op de lijn waar nu het water staat. Kijk of de stand van het water hoger of lager is geworden. Het wordt nu laagwater/hoogwater (streep door wat niet juist is).
2. In de Noordzee leven heel veel verschillende soorten dieren. Denk maar aan de vissen, krabben, kwallen en weekdieren. Sommige soorten leven in diep water. Maar ook vlak langs het strand, in het ondiepe water, leven verschillende zeedieren. Nodig: schepnetten, emmer, zoekkaarten. Opdracht: Ga met het schepnet vissen. Beschrijf wat je hebt gevangen. Gebruik de zoekkaarten. 1. _________________________
4. ___________________________
2. _________________________
5. ___________________________
3. _________________________
6. ___________________________
Let op: Wanneer je deze opdracht hebt gedaan, zet je de vangst weer terug in zee.
49
Vereniging Natuurmonumenten Bezoekerscentrum Schiermonnikoog
3. Zoek een vloedlijn op waarin veel aanspoelsel ligt. Tot hier is de zee met hoogwater geweest. Vaak ligt er allerlei aanspoelsel, zoals zeewier, schelpen en ander materiaal. Vaak verschuilen zich daar beestjes onder. Zo verstoppen zich zo niet alleen voor hun vijanden, maar blijven ze ook vochtig en drogen niet uit door de zon! Kijk maar eens onder het aanspoelsel. Opdracht: Kijk wat voor beestjes je hier tegenkomt. Beschrijf twee verschillende beestjes. Soort beestje
Kleur
Vorm
Loopt/springt/vliegt
Beestje 1: ____________
__________
__________
_______________
Beestje 2: ____________
__________
__________
_______________
(bv. kever, vlieg, worm)
4. In de vloedlijn spoelen veel dieren en planten uit de zee aan, zoals schelpen, krabben, kwallen en zeewier. Maar er spoelen ook veel zaken aan die door de mens in zee terecht zijn gekomen. Bijvoorbeeld hout, flessen, touw. Nodig: 2 plastic zakken, zoekkaarten Opdracht: Ga in de vloedlijn op zoek naar 5 aangespoelde dingen uit de natuur en naar 5 aangespoelde dingen die door de mens in zee terecht zijn gekomen. Gebruik voor de dingen uit de natuur (schelpen, andere zeebeesten, wieren) de zoekkaarten. Vul hieronder in wat jullie hebben gevonden. Uit de natuur
Van de mens afkomstig
_______________________________
_______________________________
_______________________________
_______________________________
_______________________________
_______________________________
_______________________________
_______________________________
Let op: De dingen uit de natuur en de zaken die van de mens afkomstig zijn gaan jullie bij opdracht 7 gebruiken voor een kunstwerk. Wees voorzichtig met flessen en lampen; laat ze heel!!
50
Vereniging Natuurmonumenten Bezoekerscentrum Schiermonnikoog
5. Op het strand vind je altijd schelpen. Het zijn de overblijfselen van een dier: een weekdier. Weekdieren wonen meestal in een schelp. Sommige soorten, zoals de wulk, wonen in een slakkenhuis. Andere soorten, zoals de kokkel en de strandgaper, beschermen hun lichaam met twee schelpen. Weekdieren komen uit een eitje en hebben dan nog geen schelp. Zodra ze gaan eten krijgen ze met hun voedsel ook kalk binnen. Hiermee beginnen ze hun schelp te maken. Wanneer weekdieren groeien, groeit de schelp langs de rand met het dier mee. Soms staat de groei een poosje stil. Soms groeit de schelp langzaam, dan weer snel. Daardoor zie je “groeilijnen” op een schelp. Net zo iets als de groeiringen bij een boom! Nodig: zoekkaart Opdracht: Zoek een schelp waarop je de groeilijnen duidelijk kunt zien. Teken die schelp hieronder en geef met een pijl de groeilijnen aan. Schrijf eronder welke soort het is (gebruik de zoekkaart).
Naam van de schelp:__________________________________________________________
6. Wind is belangrijk voor duinvorming. Bij een krachtige wind begint het droge zand op het strand te stuiven. De wind zorgt er ook voor dat veel drijvende spullen op het strand aanspoelen. Op het strand voel je de wind altijd veel beter dan in het dorp of in het bos. Dat komt omdat de huizen en bomen daar de kracht van de wind afremmen. Nodig: kompas Opdracht: Bepaal uit welke richting de wind komt. Hoe? Maak je vinger nat. De kant waar je vinger het koudst wordt, daar komt de wind vandaan. Gebruik het kompas. Gebruik kompas: Houd het kompas horizontaal. De kompasnaald wijst nu naar de (magnetische) noordpool. Zorg dat de punt van de naald naar de N van NOORD wijst. Je kunt nu aflezen waar het OOSTEN, WESTEN en ZUIDEN liggen. Ook de tussenliggende windrichtingen (bv. NOORDWEST etc.) kun je nu bepalen.
De wind komt vandaag uit het: noorden / noordoosten / oosten / zuidoosten / zuiden / zuidwesten / westen / noordwesten (omcirkel het juiste antwoord)
51
Vereniging Natuurmonumenten Bezoekerscentrum Schiermonnikoog
7. Veel beroemde kunstenaars werden geïnspireerd door de zee en het strand. Bij deze laatste opdracht zijn jullie kunstenaars. Kunstenaars die werken met materialen uit de zee. Opdracht: Maak van de spullen die je hebt gevonden bij opdracht 3 een kunstwerk op het strand. Wanneer je niet genoeg hebt, mag je nog meer zoeken. Gebruik ook het zand bij je kunstwerk. Geef jullie kunstwerk een naam. Ons kunstwerk heet: ____________________________________________________________ Let op: De dingen uit de natuur mogen jullie op het strand achterlaten. De zaken die van de mens afkomstig zijn nemen jullie na afloop mee naar de strandovergang. Daar kunnen jullie het in de afvalbak doen. Wees voorzichtig met flessen en lampen; laat ze heel!!
Klaar? Vul dan hieronder jullie namen in en lever dit formulier bij je begeleider in.
NAMEN:
_________________________________
_________________________________
_________________________________
_________________________________
_________________________________
Let op: zorg dat alle spullen die je hebt gebruikt schoon zijn wanneer je ze weer terugbrengt naar het Bezoekerscentrum.
52
Vereniging Natuurmonumenten Bezoekerscentrum Schiermonnikoog
Handleiding & veldwerkformulier zee en strand (onderbouw voortgezet onderwijs) Voorbereiding: -
benodigde tijd voor het uitvoeren van de opdrachten: 2 tot 3 uur zorg dat de leerlingen zich voldoende warm hebben gekleed vertel de leerlingen voor vertrek wat de bedoeling is
BELANGRIJK: Geef duidelijk aan dat de leerlingen NIET MOGEN ZWEMMEN. Dit vanwege mogelijke gevaarlijke stromingen.
Benodigde materialen (per groepje van 5 leerlingen): -
1 horloge (zelf meenemen) 2 rood-witte stokken 1 schepnet 1 emmer 1 windmeter
-
1 zoekkaart vissen 1 zoekkaart schelpen en aanspoelsel 1 kompas 2 plastic tassen
Plaats van het veldwerk: Fiets naar de strandovergang Jacobspad (t.h.v. strandpaal 5). Loop naar de waterlijn. Ga hier 200 meter naar het oosten (naar rechts). Dit is een goede plek om de opdrachten uit te voeren. Zorg dat alle spullen weer schoon zijn wanneer u ze weer terugbrengt naar het Bezoekerscentrum.
Doel van de opdrachten: De leerlingen hebben na afloop: - het verschijnsel eb/vloed ervaren en gemeten - de processen die samenhangen met de vorming van primaire duinen en de rol van bepaalde planten daarin ervaren en gemeten - (resten van) dieren en planten die in zee leven gevangen en van een naam voorzien - de samenstelling van afval van menselijke oorsprong op het strand ervaren - elementaire ervaring opgedaan in het determineren van dieren en planten - inzicht in de manier waarop de schelp van een weekdier groeit
Informatie bij de opdrachten Algemeen: De waddeneilanden zijn enkele duizenden jaren geleden (pas) ontstaan. Na de laatste IJstijd (de Noordzee stond toen droog) begon de zeespiegel te stijgen. Er ontstonden zandbanken, waarop duinen gingen groeien en zo is ook Schiermonnikoog ontstaan. Het bijzondere is, dat je op het strand dat proces nog steeds ziet gebeuren. Omdat niet alleen het strand een natuurlijke dynamiek vertoont, maar ook andere gebieden op het eiland in een grotendeels natuurlijke staat verkeren, is het eiland in 1989 uitgeroepen tot het eerste Nationale Park (nieuwe stijl) van ons land. Bij elke opdracht vindt u enige basis-informatie. Mocht u meer willen weten, dan kunt u terecht bij het Bezoekerscentrum Schiermonnikoog. Ook op internet (www.np-schiermonnikoog.nl ) vindt u veel informatie over het eiland.
Opdracht 1:
53
Vereniging Natuurmonumenten Bezoekerscentrum Schiermonnikoog
Door de aantrekkingkracht van de maan en (in mindere mate) de zon ontstaan de eb- en vloedbeweging. De tijdsperiode tussen hoogwater en laagwater is ongeveer 6,5 uur. Hierdoor schuiven de tijdstippen van hoog- en laagwater per etmaal ongeveer een uur op. Het verschil tussen hoog- en laagwater varieert op Schiermonnikoog van ongeveer 2 meter met doodtij (de aantrekkingskrachten van de zon en de maan werken elkaar tegen, dus het verschil tussen eb en vloed is gering) tot ongeveer 3 meter met springtij (de aantrekkingskrachten van zon en maan versterken elkaar, dus het verschil tussen eb en vloed is groot). Aan de vloedlijn kun je zien tot waar het water met de laatste vloed is geweest. Alleen bij extreme weersomstandigheden komt de waterstand nog hoger, waarbij enkele keren per jaar het gehele strand onder het zeewater verdwijnt. Doelstelling is om de leerlingen te laten ervaren of het eb of vloed wordt en met welke snelheid het water afgaat of opkomt. De rood-witte stok is 1 meter lang. Opdracht 2: Afhankelijk van de wind ligt er veel (noordelijke wind) of weinig (zuidelijke wind) drijvend materiaal in de vloedlijn. Het aanspoelsel kan verdeeld worden in aanspoelsel met een natuurlijke oorsprong en aanspoelsel dat door toedoen van de mens in zee en op het strand is terechtgekomen. Af en toe worden er strandschoonmaakacties georganiseerd. Gevaarlijk afval (bv. chemische producten) wordt door de brandweer van het strand gehaald. Door afval van menselijke oorsprong van het strand mee te nemen, leveren jullie nu een mooie bijdrage aan het schoonhouden van ons eiland! Bij deze opdracht komen de leerlingen in aanraking met aanspoelsel wat een natuurlijke oorsprong heeft en met afval van de mens. Doel is om te laten zien dat er heel veel afval van menselijke oorsprong ligt. De leerlingen gebruiken het materiaal voor het maken van een kunstwerk bij opdracht 6. Zorg dat er geen flessen en lampen kapot gaan!! Opdracht 3: Weekdieren beschermen hun lichaam met een schelp. Via de bloedvaten wordt kalk, die ze met hun voedsel binnenkrijgen, afgezet langs de mantel (te vergelijken met de huid). Hierdoor groeit de schelp mee met het dier. Aan de buitenkant van een schelp zie je lijnen op de plaatsen waar de groei even heeft stilgestaan. Dit zijn de groeilijnen. Bij deze opdracht zien de leerlingen hoe een schelp groeit. Door middel van de zoekkaart moeten ze uitzoeken van welk soort weekdier de schelp is. Opdracht 4: De wind is een belangrijke factor bij duinvorming. Op het strand van Schiermonnikoog is dicht bij de zeereep goed te zien hoe de allereerste duintjes op een strand ontstaan. Factoren die van belang zijn bij dit proces zijn zon en wind. De zon droogt het zand. Bij voldoende wind wordt het zand over het strand geblazen. In de luwte van voorwerpen of begroeiing valt het zand neer en ontstaan de eerste duintjes. Wanneer die gaan begroeien, versterkt het proces zich en bovendien spoelen vastgelegde duintjes minder gemakkelijk weer weg. De enige grassoort die zich in dit zoute en gure milieu kan handhaven is het biestarwegras. Helmgras groeit alleen op plaatsen met voldoende zoet water in de bodem, dus vrijwel niet op het strand. Bij deze opdracht leren de leerlingen om de windrichting te bepalen met behulp van een kompas. Met behulp van een windmeter wordt de windsnelheid gemeten. Opdracht 5: De zee zit vol leven. Vaak heel klein (plankton), maar ook leven er heel wat grotere dieren en planten in zee. Met een schepnet krijg je al een aardige indruk. Het betreft dan vooral dieren die zich in het ondiepe water thuis voelen. Hierbij ervaren de leerlingen welke dieren er vlak bij het strand in zee leven. Meestal kunnen de dieren aan de hand van de zoekkaarten worden gedetermineerd. Opdracht 6: Bij deze laatste opdracht kunnen de leerlingen hun creativiteit tonen.
54
Vereniging Natuurmonumenten Bezoekerscentrum Schiermonnikoog
Veldwerk zee en strand Werkblad onderbouw voortgezet onderwijs Wat een goed idee van jullie om naar Schiermonnikoog te gaan!! Het eiland waar je nu bent is ontstaan uit de zee. Eerst was het een zandplaat. Later groeiden er lage duintjes. Die werden hoger en er gingen mensen wonen. Langs het strand van Schiermonnikoog is altijd veel te beleven. Wat? Wanneer je de volgende opdrachten hebt gedaan, weet je dat. Succes!
1. De zee is altijd in beweging. Branding, golven en eb- en vloedstromen zorgen voor een constante beweging van de watermassa. Eb en vloed worden veroorzaakt doordat maan en zon de watermassa in de zeeën en oceanen aantrekken. Van eb naar vloed duurt ongeveer 6½ uur; omgekeerd ook. We gaan kijken of het nu eb of vloed wordt. Nodig: 2 rood-witte stokken , horloge. Opdracht: Let op: bij deze opdracht moet je nu iets doen en over 30 minuten. In de tussentijd kun je aan de volgende opdrachten gaan werken .
Loop naar de waterlijn. De waterlijn is de lijn tot waar het water nu op het strand staat. Zet een rood-witte stok op die plaats. Kijk na 30 minuten weer en zet de tweede roodwitte stok op de lijn waar nu het water staat. Kijk of de stand van het water hoger of lager is geworden en meet de afstand tussen de stokken (de stok is 1 meter lang). Het wordt nu eb/vloed (streep door wat niet juist is). In 30 minuten is _______ cm strand drooggevallen/ondergelopen (streep door wat niet juist is).
2. In de vloedlijn spoelen veel dieren en planten uit de zee aan, zoals schelpen, krabben, kwallen en zeewier. Maar er spoelen ook veel zaken aan die door de mens in zee terecht zijn gekomen. Bijvoorbeeld hout, flessen, touw. Nodig: 2 plastic zakken, zoekkaarten Opdracht: Ga in de vloedlijn op zoek naar 5 aangespoelde dingen uit de natuur en naar 5 aangespoelde dingen die door de mens in zee terecht zijn gekomen. Gebruik voor de dingen uit de natuur (schelpen, andere zeebeesten, wieren) de zoekkaarten. Vul hieronder in wat jullie hebben gevonden. Uit de natuur _______________________________
Van de mens afkomstig _______________________________
_______________________________
_______________________________
_______________________________
_______________________________
_______________________________
_______________________________
_______________________________
_______________________________
Let op: De dingen uit de natuur en de zaken die van de mens afkomstig zijn gaan jullie bij opdracht 6 gebruiken voor een kunstwerk. Wees voorzichtig met flessen en lampen; laat ze heel!!
55
Vereniging Natuurmonumenten Bezoekerscentrum Schiermonnikoog
3. Weekdieren wonen meestal in een schelp. Wanneer een weekdier groeit, groeit de schelp langs de rand mee. Soms staat de groei een poosje stil. Er ontstaat dan een “groeilijn” op de schelp. Nodig: zoekkaart Opdracht: Zoek een schelp waarop je de groeilijnen duidelijk kunt zien. Teken die schelp hieronder en geef met een pijl de groeilijnen aan. Schrijf eronder welke soort het is.
Naam van de schelp: _______________________________________________________
4. Wind is belangrijk voor duinvorming. Bij een krachtige wind begint het droge zand op het strand te stuiven. Op het strand voel je de wind altijd veel beter dan in het dorp of in het bos. Dat komt omdat de huizen en bomen daar de kracht van de wind afremmen. Nodig: kompas, windmeter Opdracht: Bepaal uit welke richting de wind komt. Hoe? Maak je vinger nat. De kant waar je vinger het koudst wordt, daar komt de wind vandaan. Gebruik het kompas. Zo gebruik je het kompas op de juiste manier: Houd het kompas horizontaal. De kompasnaald wijst nu naar de (magnetische) noordpool. Zorg dat de punt van de naald naar de N van NOORD wijst. Je kunt nu precies aflezen waar het OOSTEN, WESTEN en ZUIDEN liggen. Ook de tussenliggende windrichtingen (bv. NOORDWEST etc.) kun je nu bepalen.
De wind komt vandaag uit het: noorden / noordoosten / oosten / zuidoosten / zuiden / zuidwesten / westen / noordwesten (omcirkel het juiste antwoord)
56
Vereniging Natuurmonumenten Bezoekerscentrum Schiermonnikoog
Opdracht: Bepaal de windsnelheid. Gebruik de windmeter. Zo gebruik je de windmeter op de juiste manier: Draai voorzichtig de beschermkap van plexiglas los. Houd de windmeter iets boven je hoofd. Lees op de schaal af hoeveel Beaufort de windsnelheid is. ZORG DAT ER GEEN ZAND OF WATER IN DE WINDMETER KOMT. Draai de beschermkap weer op de windmeter.
De windsnelheid is _________ Beaufort. Dat komt overeen met een snelheid tussen ________ en ________ kilometer per uur. Wanneer de zon het natte zand heeft gedroogd is het lichter geworden. De wind kan het zand nu over het kale strand blazen. Achter een stuk hout dat op het strand ligt, waait het minder. We noemen dat luwte. Op plaatsen waar luwte is, blijven de zandkorrels liggen: ze waaien niet verder. Zo ontstaat daar dus een mini-duintje. Dat kan achter een stuk hout zijn, maar ook achter een schelpje of een polletje gras. Opdracht: Zoek een mini-duintje en bepaal met behulp van het kompas uit welke richting de wind kwam toen dat duintje ontstond. Teken hieronder het duintje zoals het werkelijk ten opzichte van het noorden ligt. Geef met een pijl aan hoe de wind over het strand woei toen dit duintje werd gevormd. NOORD
WEST
OOST
ZUID
57
Vereniging Natuurmonumenten Bezoekerscentrum Schiermonnikoog
5. In de Noordzee leven heel veel verschillende soorten dieren. Denk maar aan de vissen, krabben, kwallen en weekdieren. Sommige soorten leven in diep water. Maar ook vlak langs het strand, in het ondiepe water, leven verschillende zeedieren. Eens kijken of jullie kunnen vissen!! Nodig: schepnetten, emmer, zoekkaarten. Opdracht: Ga met het schepnet vissen. Beschrijf wat je hebt gevangen. Gebruik de zoekkaarten. 1. ____________________________________________________ 2. ____________________________________________________ 3. ____________________________________________________ 4. ____________________________________________________ 5. ____________________________________________________ 6. ____________________________________________________ 7. ____________________________________________________ 8. ____________________________________________________ Maak hier een tekening van een van jullie vangsten:
Dit is een:____________________________________________________________________________
Let op: Wanneer je deze opdracht hebt gedaan, zet je de vangst weer terug in zee.
58
Vereniging Natuurmonumenten Bezoekerscentrum Schiermonnikoog
6. Veel beroemde kunstenaars werden geïnspireerd door de zee en het strand. Bij deze laatste opdracht zijn jullie ook kunstenaars. Kunstenaars die werken met materialen uit de zee. Opdracht: Maak van de spullen die je hebt gevonden bij opdracht 2 een kunstwerk op het strand. Wanneer je niet genoeg hebt, mag je nog meer zoeken. Gebruik ook het zand bij je kunstwerk. Geef jullie kunstwerk een naam. Maak tot slot een digitale foto van het kunstwerk. Ons kunstwerk heet: _____________________________________________________ Let op: De dingen uit de natuur mogen jullie op het strand achterlaten. De zaken die van de mens afkomstig zijn nemen jullie na afloop mee naar de strandovergang. Daar kunnen jullie het in de afvalbak doen. Wees voorzichtig met flessen en lampen; laat ze heel!!
Klaar? Vul dan hieronder jullie namen in en lever dit formulier bij je begeleider in.
NAMEN:
_______________________________________
_______________________________________
_______________________________________
_______________________________________
_______________________________________
_______________________________________
Zorg dat alle spullen die je hebt gebruikt schoon zijn wanneer je ze weer terugbrengt naar het Bezoekerscentrum.
59
Vereniging Natuurmonumenten Bezoekerscentrum Schiermonnikoog
Programmavoorstel: 3 dagen naar Schiermonnikoog Dag 1: De eerste dag staat in het teken van het verkennen van de nieuwe omgeving. Na het installeren op het logeeradres (ochtend) in de middag een bezoek aan het Bezoekerscentrum. Hier is informatie te vinden over allerlei aspecten en landschappen van het eiland. Ochtend: aankomst op het eiland en installeren op het logeeradres
N.B.:
Middag: bezoek aan het Bezoekerscentrum. Voor de leerlingen is een Verkenningstocht beschikbaar met vragen en opdrachten n.a.v. de tentoonstelling. Kosten: Euro 0,75 per stuk (de opdrachten kunnen in groepjes van 5 leerlingen worden gemaakt) . De toegang voor het Bezoekerscentrum is voor scholen gratis. Verplicht: - ruim van tevoren een afspraak maken voor een bezoek - afname Verkennningstocht (1 ex. per 5 leerlingen)
Dag 2: Deze dag gaan we het eiland wat gedetailleerder verkennen: we gaan een fietstocht over het eiland maken. Daarna gaan we in de middag de natuur echt voelen: een modderige geul oversteken tijdens de wad-excursie is heel bijzonder, of wat te denken van het vinden van steenkool op het strand, die afkomstig is uit een stoomschip dat hier meer dan 100 jaar geleden is vergaan tijdens een gierende storm! Ochtend: fietsen huren en een fietstocht over het eiland maken (kan met of zonder gids) Middag: wad-excursie (afhankelijk van het tij), strand & duin-excursie of broedvogelexcursie Alternatief: wanneer geen gids beschikbaar is voor de excursie kan het veldwerk wad worden uitgevoerd (zie hierboven) Dag 3: Ochtend:. Veldwerk kwelder (zie beschrijvingen hierboven) Middag: vertrek van het eiland
60
Vereniging Natuurmonumenten Bezoekerscentrum Schiermonnikoog
Programmavoorstel: 1 dag naar Schiermonnikoog Ochtend: ca. 10.30 uur: aankomst op het eiland ca. 11.00 uur tot 12.00 uur: bezoek Bezoekerscentrum Middag: ca. 12.00 tot 16.30 uur: fiets huren en tocht over het eiland maken (kan met of zonder gids). Bij een strandovergang kunt u met de leerlingen het strand opgaan en daar een uurtje blijven om te spelen. ca. 16.30 uur tot ca. 18.30 uur: verkennen dorp/kopen souvenirs/inleveren fietsen/vertrek naar de boot
61
Vereniging Natuurmonumenten Bezoekerscentrum Schiermonnikoog
Evaluatieformulier Wanneer u van (delen van) de bovenstaande informatie gebruik hebt gemaakt, willen wij graag weten of die informatie voldoende en juist was. Daarom aan u de vraag onderstaand formulier in te vullen en naar ons te mailen/sturen. Met uw opmerkingen kunnen wij onze dienstverlening dan verder verbeteren. Alvast bedankt! Naam school: ______________________________________________ Groep/klas: ________________________________________________ Tel. nr.: ___________________________________________________
Fietskaart van Schiermonnikoog: O niet gebruikt
O zeer goed
O goed
O matig
O slecht
O zeer slecht
O matig
O slecht
O zeer slecht
O slecht
O zeer slecht
Dit kan beter:
Gedragsregels op Schiermonnikoog: O niet gebruikt
O zeer goed
O goed
Dit kan beter:
Overig lesmateriaal; achtergrondinformatie: O niet gebruikt
O zeer goed
O goed
O matig
Dit kan beter:
62
Vereniging Natuurmonumenten Bezoekerscentrum Schiermonnikoog
Overig lesmateriaal; handleiding & veldwerkformulier wad: O niet gebruikt
O zeer goed
O goed
O matig
O slecht
O zeer slecht
Dit kan beter:
Overig lesmateriaal; handleiding & veldwerkformulier kwelder: O niet gebruikt
O zeer goed
O goed
O matig
O slecht
O zeer slecht
Dit kan beter:
Overig lesmateriaal; handleiding & veldwerkformulier duinen: O niet gebruikt
O zeer goed
O goed
O matig
O slecht
O zeer slecht
Dit kan beter:
Overig lesmateriaal; handleiding & veldwerkformulier zee en strand: O niet gebruikt
O zeer goed
O goed
O matig
Dit kan beter:
63
O slecht
O zeer slecht
Vereniging Natuurmonumenten Bezoekerscentrum Schiermonnikoog
Overig lesmateriaal; programmavoorstel 3 dagen naar Schiermonnikoog : O niet gebruikt
O zeer goed
O goed
O matig
O slecht
O zeer slecht
Dit kan beter:
Overig lesmateriaal; programmavoorstel 1 dag naar Schiermonnikoog : O niet gebruikt
O zeer goed
O goed
O matig
Dit kan beter:
64
O slecht
O zeer slecht
Vereniging Natuurmonumenten Bezoekerscentrum Schiermonnikoog
B. INFORMATIE VOOR LEERLINGEN De volgende informatie kun je gebruiken bij het voorbereiden van een spreekbeurt over Schiermonnikoog of voor het maken van een verslag.
Schiermonnikoog en Schiermonnikogers Schiermonnikoog: heeeeeeeeel lang geleden…………….. Duizenden jaren geleden, tijdens de laatste IJstijd, lag de Noordzee helemaal droog. Toen het ijs weer smolt, steeg de zeespiegel langzaam maar zeker. Dat stijgen van de zeespiegel gaat ook nu nog steeds door. Op een gegeven moment ontstond er een langgerekte zandbank ten noorden van het vasteland. Toen het water nog hoger kwam, brak die zandbank op verschillende plaatsen door en ontstond de Waddenzee en het begin van de Waddeneilanden. Eerst groeide er niets op zo’n zandbank, maar door de wind en de zon ging het zand stuiven. Het zand bleef achter een stuk hout of iets anders liggen. De eerste duintjes ontstonden. Biestarwegras, een grassoort die goed tegen zout water kan, ging als eerste op die kleine duintjes groeien. De duintjes konden daardoor snel hoger worden. En elke keer als de wind hard woei, groeiden ze verder aan tot: …………..de duinen van o.a. Schiermonnikoog! Schiermonnikoog: eiland van de grijze monniken Schiermonnikoog betekent: eiland van de grijze monniken Schier = grijs (de monniken droegen grijze kleren (pijen)) monnik = monnik oog = eiland Vlak bij Dokkum, in het noorden van Friesland, lag in de middeleeuwen een groot klooster. Het heette Klaarkamp. In het klooster woonden monniken. Die werkten op het land. Een aantal monniken werkte een deel van het jaar op Schiermonnikoog. In die tijd was er nog geen veerboot. De monniken liepen over het wad naar het eiland. Dat kon toen, omdat Schiermonnikoog in die tijd veel meer naar het westen lag dan nu..
Afbeelding 9: Schiermonnikoog: eiland van de grijze monniken Schiermonnikoog: wandelend eiland Nu kun je vanaf de Friese kust niet meer naar Schiermonnikoog lopen, omdat het eiland verder naar het oosten ligt dan vroeger. Vanaf de Groninger kust (Pieterburen) kun je nu met een wadgids wel naar Schiermonnikoog lopen. Net als de andere Waddeneilanden, “wandelt” Schiermonnikoog in oostelijke richting. Weet je hoe dat komt? Het zeewater in de Noordzee boven de Waddeneilanden stroomt van west naar oost. Ook waait de wind hoofdzakelijk van west naar oost. Daardoor verdwijnt soms zand van de westpunt van de eilanden en komt het er aan de oostkant weer bij. Aan de oostkant groeien de eilanden dus aan. Op Schiermonnikoog gebeurt dat ook: de laatste 20 jaar is er ongeveer 2 kilometer aangegroeid aan de oostpunt. Maar niet altijd gaat dat zo snel: soms 65
Vereniging Natuurmonumenten Bezoekerscentrum Schiermonnikoog
wordt het eiland jarenlang niet groter. Gelukkig wordt Schiermonnikoog de laatste jaren aan de westkant niet kleiner!!!!!
Schiermonnikoog: Nationaal Park Omdat Schiermonnikoog zoveel natuur heeft, heeft de regering in 1989 het grootste deel van het eiland een Nationaal Park gemaakt. Dat is gedaan omdat de natuur op het eiland zo goed mogelijk te beschermen. We hebben in Nederland niet zoveel “echte” natuur meer. Om de mensen uit de drukke steden toch te laten genieten van de weinige natuur die er nog is, heeft de regering besloten dat er door heel Nederland Nationale Parken moeten komen. Schiermonnikoog was in 1989 het eerste.
Schiermonnikoog: van wie was het eiland in de afgelopen eeuwen In de Middeleeuwen nam de regering van het land alle eigendommen van de kerk over. Schiermonnikoog was dus niet meer eigendom van het klooster bij Dokkum, maar van de Staten van Friesland (een voorloper van het provinciebestuur). Maar dat duurde niet lang! Hieronder een kort overzicht van de eigenaren van Schiermonnikoog: ca. 1640: de bestuurders van Friesland verkopen het eiland aan de rijke familie Stachouwer ca. 1860: de familie Stachouwer verkoopt het eiland aan iemand uit Den Haag: meneer Banck ca. 1890: meneer Banck verkoopt Schiermonnikoog aan graaf Von Bernstorff uit Duitsland 1945: de Nederlandse regering neemt Schiermonnikoog af van de Duitse graaf, als herstelbetaling voor de schade die Duitsland in ons land had aangericht in de Tweede Wereldoorlog
Schiermonnikoog: hoe het dorp is ontstaan Voor 1700 lag het dorp een stuk verder naar het westen dan nu. De eilanders woonden ongeveer waar nu het Westerstrand en het Rif liggen. Rond 1700 waren er enkele fikse stormen, waarbij hele stukken strand en duin verdwenen. De huizen kwamen gevaarlijk dicht bij zee te liggen. Besloten werd om een eind verderop een nieuw dorp te bouwen. Dat is het dorp dat nog steeds bestaat. Op enkele oude huizen zie je nog wanneer ze zijn gebouwd. Het dorp Schiermonnikoog bestaat uit enkele rechte straten, die hier “streken” heten: Middenstreek, Langestreek, Voorstreek, Nieuwestreek. Daaraan staan, keurig naast elkaar, de huizen. Dat komt, omdat de eigenaar van het eiland (toen de familie Stachouwer) dat zo wilde. De typische eilander huizen herken je direkt: laag beginnend dak dat halverwege steiler wordt; gevel van gele stenen met naast het bovenraam vaak een hijsbalk (om de zakken met turf op te takelen waar in de winter de haard mee werd gestookt).
Afbeelding 10: Het dorp met de Streken
66
Vereniging Natuurmonumenten Bezoekerscentrum Schiermonnikoog
Schiermonnikogers: wat deden en doen ze voor de kost Vroeger voeren veel Schiermonnikogers op zee. Niet op vissersschepen, maar op vracht- en passagiersschepen, over de hele wereld. Tot 1934 stond er op het eiland een zeevaartschool waar je werd opgeleid voor het werken op een schip. In de jaren vlak na de Tweede Wereldoorlog gingen veel eilander mannen mee op de walvisvaart. In de buurt van de Zuidpool vingen ze walvissen, die op een groot schip werden verwerkt tot allerhande produkten. Meestal waren ze meer dan een half jaar van huis. Nu leven de meeste eilanders op een of andere manier van het toerisme. Hotels, restaurants en winkels kunnen niet bestaan als er geen toeristen naar Schiermonnikoog komen. Er is op Schiermonnikoog geen industrie. Wel zijn er zeven boerderijen, waar melkvee wordt gehouden.
Schiermonnikoog: opvallende gebouwen Op Schiermonnikoog vind je, naast de typische eilander huisjes, nog een paar opvallende gebouwen: * Hotel Van der Werff: het oudste hotel op het eiland; was eerst het “Recht- en Raadhuis” waar ten tijde van de familie Stachouwer recht werd gesproken. Bestaat al vanaf 1726. * Herberg Rijsbergen: groot huis waar de eigenaren van het eiland altijd hebben gewoond. Nu appartementen voor toeristen. * Got Tjark: Schiermonnikoogs voor :Grote Kerk. Staat midden in het dorp. Vanaf Rijsbergen loopt het Kerkelaantje naar de Got Tjark. Hierlangs liepen ’s zondags de Stachouwers naar de kerk. * Witte toren: tegelijk met de rode vuurtoren gebouwd (rond 1850). In die tijd hadden de torens een vast licht (niet draaiend zoals nu). Rond 1900 kreeg de rode vuurtoren een draaiend licht en werd de witte toren niet meer gebruikt. Nu wordt de witte toren gebruikt om er antennes voor mobiel telefoneren aan op te hangen. * Vuurtoren: ook rond 1850 gebouwd en nog steeds in gebruik als vuurtoren. De vuurtoren van Schiermonnikoog is 24 uur per dag bemand.
Schiermonnikoog: naar school De jeugd van Schiermonnikoog gaat naar de basisschool. Net als jullie. Daarna is er een VMBO-school. Als je die ook hebt doorlopen, moet je naar de vaste wal, want hierna is er geen vervolg-onderwijs meer op het eiland. Dat betekent dat de jongeren van Schiermonnikoog vanaf dat moment alleen nog in de weekenden en vakanties op het eiland komen. Aan de wal wonen ze op kamers of in een gastgezin. De zomervakantie is op het eiland een week korter dan die van jullie. En herfstvakantie kennen ze niet. In plaats daarvan hebben de scholen op Schiermonnikoog eind september twee weken vakantie.
Schiermonnikoog: water en energie Al geproefd? Het drinkwater op Schiermonnikoog smaakt heerlijk. Het is grondwater dat uit de duinen en het gebied bij de Westerplas wordt opgepompt. Het afvalwater gaat via de riolering naar een zuiveringsinstallatie. Het gezuiverde water gaat de Waddenzee weer in. Door de bodem van de Waddenzee liggen leidingen waardoor gas en elektriciteit naar het eiland worden gebracht.
Schiermonnikoog: vervoer Dagelijks vaart er meerdere keren een boot van Lauwersoog naar Schiermonnikoog. De tocht duurt ongeveer drie kwartier. De boot komt ongeveer drie km buiten het dorp aan. Er rijden bussen van het dorp naar de boot. Het handigste vervoermiddel op Schiermonnikoog is…….de fiets!
Schiermonnikoog: oude gebruiken Al eeuwenlang kennen de Schiermonnikogers twee gebruiken, die nergens anders voorkomen: Klozum en Kallemooi. Klozum is het feest waarbij jeugd (op 3 en 4 december) en volwassenen (5 december) zich verkleden en een masker voor hun gezicht doen. Dan gaan ze in de huizen van eilanders een toneelstukje opvoeren over iets dat in het afgelopen jaar op het eiland is gebeurd. Als beloning krijgen ze iets te eten of te drinken. Kallemooi wordt met Pinksteren gevierd. Bij dit feest wordt zaterdagavond voor Pinksteren een mand met daarin een haan in een hoge mast gehangen. De haan is een nacht eerder gestolen uit een eilander kippenhok. Schiermonnikoog kent een derde Pinksterdag. Op die dinsdag zijn er spelletjes voor de kinderen en na afloop is er “ Pinksterrijden”. Op een boerenkar worden de kinderen door het dorp gereden, waarbij ze Pinksterliedjes 67
Vereniging Natuurmonumenten Bezoekerscentrum Schiermonnikoog
zingen. Aan het eind van de middag wordt de mast met de haan naar beneden gehaald en in optocht bij de eigenaar afgeleverd. Waar het feest precies vandaan komt is niet duidelijk. Men denkt dat het te maken heeft met het begin van de zomer.
68
Vereniging Natuurmonumenten Bezoekerscentrum Schiermonnikoog
Het wad. Het wad: zand en klei Schiermonnikoog is een Waddeneiland. De Waddenzee is een heel bijzondere zee. De helft van de tijd staat de Waddenzee droog; daarna loopt hij weer vol. Wanneer je over de wadbodem loopt, zak je hier en daar diep in het slik weg. Hoe de wadbodem zo slikkig wordt? Elke dag stroomt het water uit de Noordzee twee maal de Waddenzee binnen en er ook weer uit. Met dat water komt zand en klei het waddengebied in. De vloedstroom komt van twee kanten de Waddenzee in. In de Waddenzee ten zuiden van Schiermonnikoog komen de twee stromen elkaar tegen. Hier stroomt het water bijna niet meer. De grote zandkorrels en de klei stromen mee in de vloedstroom die uit de Noordzee komt. De zware zandkorrels (het witte zand) vallen als eerste naar beneden. Je vindt ze bijvoorbeeld op het strand en aan de uiteinden van het eiland. De kleine zandkorrels (de kleideeltjes) vallen naar beneden op plaatsen waar het water bijna niet meer stroomt, dus in de Waddenzee. Daarom ligt er veel klei op de bodem van de Waddenzee. Heeeeeerlijk om, soms tot aan je knieën, doorheen te lopen!!!
Afbeelding 11: De vloedstromen in de Waddenzee bij Schiermonnikoog
Het wad: dynamiek Dynamiek is een ander woord voor: beweging. Het wad is altijd in beweging. Eb en vloed: de helft van de tijd staat de wadbodem onder water; de rest van de tijd ligt een deel droog.. Warm en koud: in de zomer kan het (ondiepe) wadwater flink warm worden; in de winter kan diezelfde wadbodem helemaal onder het ijs verdwijnen. Zout en zoet: tijdens een flinke regenbui komt er een laagje zoet water op het wad te staan. Ook in de buurt van de spuisluizen (hierdoor stroomt zoet water uit het Lauwersmeer in de Waddenzee) is het water soms zoet. Storm en windstilte: af en toe kan het flink tekeer gaan op het wad.
Het wad: voedselrijkdom en voedselketens Bij elke vloed stromen er met het zeewater ook veel voedingsstoffen de Waddenzee in. Het zijn dode resten van planten en dieren en ook kleine, levende planten en dieren. Daarnaast groeien er op het wad allerlei soorten algen. De dieren op het wad profiteren van dat voedsel: wormen, weekdieren, garnalen, krabben en vissen smikkelen en smullen van al dat lekkers. Vogels en grote vissen eten op hun beurt weer de wormen, schelpen, garnalen en krabben. Zo’n reeks van planten en dieren die elkaar opeten en opgegeten worden noemen we een voedselketen of een voedselpyramide. Een voedselpyramide begint altijd met planten (of algen) en eindigt met een dier. Een voorbeeld: plankton (met algen) wordt gegeten door het nonnetje (een schelpdiertje dat in de wadbodem leeft); het nonnetje wordt gegeten door de kanoetstrandloper. Voedselpyramide: kanoetstrandloper-nonnetjeplankton.
69
Vereniging Natuurmonumenten Bezoekerscentrum Schiermonnikoog
Afbeelding 12: Voedselpyramide op het wad Het wad: planten Op het wad groeien verschillende soorten wieren. Opvallend is de zeesla. Deze plant bestaat uit grote groene vellen. Wanneer zeesla aanspoelt verbleekt het snel. Het lijkt dan of er wc-papier is aangespoeld. Op de stenen langs de steiger en de dijk groeit een bruin wier met blaasjes aan de toppen van het blad. Dit is blaaswier. Een andere opvallende plant die al op het kale wad groeit, is de zeekraal (zie ook: Kwelder: de planten).
Het wad: wormen Opvallend zijn de hoopjes van de wadpier. Deze worm leeft in een U-vormige buis en filtert voedsel (dode planten dierresten) uit het zand. Het gefilterde zand poept hij aan de achterkant van de buis weer uit: zo ontstaan de “ tandpasta-hoopjes”. De zeeduizendpoot is een andere worm. Deze beweeglijke worm jaagt op kleine wormpjes en garnaaltjes, die hij met zijn sterke kaken opeet. Wanneer je een kluit wadbodem doormidden breekt, kom je de Rode draadworm tegen. Deze worm kan zich als een stuk elastiek uitrekken. Vooral in stukken met veel slik en klei komen ze voor. Je ziet dat aan de kleine hoopjes uitwerpselen op de bodem.
Het wad: weekdieren Bekende weekdieren op het wad zijn mossels, kokkels, wadslakjes en alikruiken. Mossels leven, vastgehecht met draden, op harde voorwerpen zoals stenen, houten palen en schelpen. Met hoog water filteren ze het zeewater en halen er allerlei voedseldeeltjes uit. Vaak hechten mossels zich aan elkaar vast en zo ontstaan grote mosselbanken. Die mosselbanken begroeien in de zomer met zeewier en zijn dan een mooie schuilplaats voor krabben en visjes. Kokkels leven onder het zand en slik van de wadbodem. Ze zitten ongeveer twee centimeter diep in de wadbodem. Kokkels worden ook wel ‘hartschelpen’ genoemd. Bekijk een dubbele kokkel maar eens van opzij, dan zie je waarom. Scholeksters zijn gek op kokkels. Wadslakjes grazen op de wadbodem naar dode plant- en dierresten en algjes. Ze zijn heeeeeel klein: ongeveer 3 millimeter. Ze kruipen soms in hele grote aantallen over de wadbodem. Kleine wadvogels zoals strandlopers en plevieren vinden wadslakjes erg lekker. Op de basaltkeien langs de dijk kruipen kleine donkere slakken rond. Het zijn alikruiken. Ze grazen met een lange tong met scherpe puntjes de algen van de stenen af. Alikruiken kunnen goed tegen droogvallen. Ze kunnen hun huisje namelijk afsluiten met een deurtje, zodat ze niet uitdrogen. Ook kunnen er zo geen vijanden binnenkomen.
70
Vereniging Natuurmonumenten Bezoekerscentrum Schiermonnikoog
Het wad: krabben, garnalen en zeepokken In de zomer kom je op het wad heel veel krabben tegen. Het zijn strandkrabben. Vooral de jonge dieren zie je op de wadbodem lopen. De volwassen dieren kom je vooral in de geultjes tegen. Krabben leven van allerlei dode resten van vooral dieren. Bij krabben kun je aan het staartstuk zien of het een mannetje of vrouwtje is (zie afbeelding). Wanneer je in een wadgeultje gaat vissen met een schepnet, vang je altijd wel garnalen. Garnalen zijn ook opruimers van de zeebodem: ze eten allerlei plant- en dierresten die op de zeebodem liggen. Garnalen trekken in de winter weg uit de Waddenzee. Ze leven dan in de diepere geulen en in de Noordzee. In het voorjaar keren ze weer terug naar de Waddenzee. Garnalenvissers vangen in de Waddenzee garnalen. Zeepokken leven in een huisje van kalkplaten. Je ziet ze veel op schelpen en stenen. Ze hebben bovenin twee deurtjes. Met hoog water gaan de deurtjes open en komen hun vang-armpjes naar buiten. Daarmee vangen ze plankton en kleine, in het zeewater zwevende deeltjes van dode planten en dieren.
Het wad: vissen In de Waddenzee worden veel jonge vissen geboren. Ze profiteren van de voedselrijkdom in de Waddenzee. Platvisjes zoals bot en schol kom je veel tegen en ook grondeltjes zwemmen bij honderden in de geultjes.
Het wad: vogels De meest opvallende dieren van het wad zijn de vogels. Overal zie je meeuwen, eenden en steltlopers voedsel zoeken. Dat is wel te begrijpen: de wadbodem zit immers vol met lekkere hapjes. Wormen, schelpdieren en garnalen zijn een lekkernij voor veel vogels. Vooral in de trektijd in herfst en voorjaar zijn er veel vogels op het wad te vinden. Die eten dan daar hun buikjes rond, omdat ze daarna nog een heel eind moeten vliegen. In de herfst naar het zuiden om te overwinteren in een warm land. En in de herfst naar het noorden naar hun broedgebied.
Afbeelding 13: Dieren van het wad
Afbeelding 14: Vogels en planten van het wad
71
Vereniging Natuurmonumenten Bezoekerscentrum Schiermonnikoog
Kwelder Kwelder: ontstaan De kwelder is het gebied op het eiland dat aan de Waddenzee grenst. Het laagste deel loopt bij vloed nog juist onder water. Daar groeien de eerste wadplanten, zoals zeekraal en slijkgras. De kwelder stroomt bij stormvloeden onder. De planten die er groeien moeten dus tegen het zeewater bestand zijn. In het zeewater zweven veel zand- en kleideeltjes. Bij de kwelders stroomt het water niet hard meer en daar vallen al die deeltjes naar de bodem. Daardoor wordt het wad op die plekken snel hoger en ontstaat weer een nieuw stukje kwelder. Het grootste kweldergebied vind je aan de oostkant van Schiermonnikoog: de Oosterkwelder. Aan de zuidwestkant van het eiland, bij de Bank van Banck, ligt ook een stukje kwelder: de Westerkwelder. Kwelder: planten Zeekraal. Deze plant groeit al op de kale wadbodem. Hier staat hij bij elke vloed in het water. Je vindt hem ook op de wat hogere delen van de kwelder. Het bijzondere is dat zeekraal geen blaadjes heeft. Hij doet alsof hij een vetplant is, die in de woestijn groeit! Waarom hij zo zuinig op water is? Omdat hij zoet regenwater nodig heeft om van te leven! Als het hoog water is staat hij met zijn wortels in het zoute water en als het dan regent heeft hij daar niets aan. Alleen als het eb is en het regent flink, zodat er een laagje zoet water op en in de wadbodem komt, kan hij dat gebruiken. Het zout dat de plant binnenkomt, slaat hij op in speciale delen van de stengels. Lamsoor. Deze plant geeft de kwelder in de zomer een prachtige paarse kleur. De blaadjes lijken op het oor van een lammetje, vandaar de naam. Ook deze plant krijgt af en toe wat zout binnen. Weet je hoe hij dat weer kwijtraakt? Hij zweet het uit door kleine openingen aan de onderkant van de blaadjes. Soms zie je de zoutkristallen daar glinsteren! Kwelder: dieren Op de kwelder leven hazen en konijnen. Maar wat je er het meeste ziet zijn vogels. In het voorjaar broeden er duizenden meeuwen op de kwelder. Maar ook ander soorten zoals lepelaars, wulpen, tureluurs, eidereenden en visdiefjes brengen er hun jongen groot. Daarom mag je in het broedseizoen niet op de kwelder komen. In de winter zijn het vooral de ganzen die opvallen. Vele duizenden brandganzen en rotganzen grazen er dan.
Afbeelding 15: Planten en vogels van de kwelder
72
Vereniging Natuurmonumenten Bezoekerscentrum Schiermonnikoog
Strand Strand: ontstaan Lang geleden, in de IJstijd, stond de Noordzee droog. Toen het warmer werd smolt het ijs en steeg de zeespiegel. De branding zorgde dat er een langgerekte zandbank ontstond op de plek waar nu de Waddeneilanden liggen. Toen de zeespiegel nog meer steeg, brak die zandbank op verschillende plekken door. Zo zijn de Waddeneilanden ontstaan. Op het strand zie je dus eigenlijk het allereerste begin van het eiland. Af en toe komt er vanuit de zee weer een nieuwe zandbank opduiken, die dan na jaren aan het eiland vastgroeit. Maar ook verdwijnt er soms een stuk strand; vooral na een storm. Het strand van Schiermonnikoog is heel breed en op veel plaatsen begroeid met allerlei planten. Strand: nieuwe duintjes Op het strand van Schiermonnikoog kun je heel mooi zien hoe de duinen op het eiland zijn ontstaan. Wanneer de zon schijnt, droogt het zand op. Wanneer het hard genoeg waait, gaat het zand stuiven. Achter elk schelpje of stuk hout ontstaat dan een klein zandheuveltje. Wanneer dat lang genoeg doorgaat, kan het gebeuren dat er een plant op gaat groeien. Op Schiermonnikoog is dat een soort gras: Biestarwegras. Dit gras kan tegen zout water! Als er eenmaal gras op een duintje groeit, vangt dat het stuivende zand op. En zo ontstaat er een heus duin. Als er een flinke storm komt met hoog water, kan dat duin trouwens ook zo maar weer verdwijnen. Strand: wat kun je er doen Behalve zwemmen en zonnen kun je bij het strand nog veel meer leuke dingen doen. Wat dacht je van vliegeren? Of zandkastelen bouwen. En niet te vergeten: schelpen en krabben zoeken! Soms is er veel op het strand te vinden, soms weinig. Wanneer de wind uit noordelijke richting komt, spoelt er veel drijvend materiaal aan. Wanneer de wind uit zuidelijke richting komt, ontstaat er een stroming over de zeebodem, naar het strand toe. Hierin worden wieren, krabben en andere zeebeesten en planten meegevoerd. Strand: aanspoelsel Op het strand spoelen allerhande verschillende dingen aan. Grofweg kun je die scheiden in: natuurlijke materialen (resten van dieren en planten) en niet-natuurlijke materialen (wat de mens heeft gemaakt). Natuurlijke materialen: schelpen, krabben, kwallen, wieren. Niet-natuurlijke materialen: flessen (soms met een brief!!), plastic voorwerpen, hout, touw, stukken net. Hier zie je enkele zaken die je aan het strand kunt tegenkomen: (plaatjes inscannen)
Strand: let op!! Langs het noordwestelijk deel van het strand, tussen paal 2 en paal 5, loopt een geul. Daarachter ligt een zandbank. Het is HEEL GEVAARLIJK om door die geul naar de zandbank te gaan. Met vloed loopt die geul namelijk weer vol en wordt heel diep. Het water stroomt dan snel en bovendien zit op sommige plekken in die geul drijfzand, waar je zo ver in weg kunt zakken, dat je er niet meer uit kunt komen. GA DUS NIET
DOOR DE GEUL NAAR DE ZANDBANK!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!
Afbeelding 16: Dieren op het strand 73
Vereniging Natuurmonumenten Bezoekerscentrum Schiermonnikoog
Duinen Duinen: ontstaan Bij “ Strand: nieuwe duintjes” heb je gelezen hoe de allereerste duintjes ontstaan. Wanneer zo’n duintje doorgroeit, gaat er na een poosje een andere grassoort op groeien: helmgras. In alle duinen langs de zee kom je dit helmgras tegen, maar het groeit niet op het vlakke strand. De oudste duinen van Schiermonnikoog zijn de duinen die vlak achter het dorp liggen. Later zijn de duinen aan de noordkant daarvan ontstaan. Langs het strand vinden we de jongste duinen, die het laatst zijn ontstaan. Duinen: de zee tegenhouden De duinen op Schiermonnikoog zijn niet alleen om door te wandelen of te fietsen. Ze hebben nog een heel belangrijke functie: ze houden de zee tegen. Net als de dijk langs de Waddenzee, houden de duinen het zeewater tegen. Duinen: stuifduinen Duinen die niet als zeewering dienst doen, kunnen soms gaan verstuiven. Er ontstaat dan een grote kuil in het duin, waar het zand bij storm uitwaait. Dat zand uit het binnenste van het duin is kalkrijk. Kalkminnende planten groeien dus graag in de buurt van zo’n duin. Op het westelijk deel van Schiermonnikoog vind je enkele grote stuifduinen Duinen: planten In de duinen van Schiermonnikoog groeien heel veel soorten planten. Ook hele zeldzame soorten, die in de rest van ons land haast zijn verdwenen. Maar ook op Schiermonnikoog moeten we goed opletten. Want veel planten en struiken in de duinen groeien de laatste jaren erg snel. Dat komt door de vervuilde lucht, die vanuit andere delen van de wereld hierheen waait. In die lucht zitten stoffen die bepaalde planten (vooral grassen) sneller doen groeien. En waar het gras te hoog wordt, verdwijnen die zeldzame planten. Dat is zonde. Daarom worden sommige stukken duin op Schiermonnikoog soms gemaaid. Ook lopen in sommige delen van de duinen schapen en paarden die het gras kort houden. Zodat er in het volgend voorjaar weer orchideeën kunnen bloeien. In de duinen die het dichtst bij zee liggen groeit veel helmgras. Dit lange, harde gras heeft bij vochtig weer vlakke bladen. Wanneer het droog weer is, vouwen de bladen zich naar binnen en worden ze rond: zo verdampen ze minder water. Een andere plant die van kalk houdt, is de duindoorn met haar grijsgroene blaadjes. In de herfst is de duindoorn het mooist: veel struiken dragen dan knal-oranje besjes! Duinen: dieren De fazant is een echte duinvogel. Maar in het voorjaar zie je in de duinen ook veel bergeenden. De vrouwtjes broeden in konijneholen, omdat ze geen schutkleur hebben, zoals bv. de wilde eenden. Er is ook een roofvogel die je vaak boven de duinen in actie ziet: dat is de kiekendief. Konijnen horen ook bij de duinen. Op Schiermonnikoog zie je ze regelmatig. Vooral ’s ochtends vroeg en tegen de avond komen ze tevoorschijn. In de zomer zie je ook veel insekten in de duinen. Opvallend zijn de Sint Jacobsvlinders. Deze rood-zwarte vlindertjes fladderen van april tot juli door de duinen. Ze leggen hun eitjes op het Jacobskruiskruid. In de zomer zie je dan ook overal in de duinen hun oranje-zwart gestreepte rupsen wandelen! De vos, die in de duinen op het vasteland veel voorkomt, zul je op Schiermonnikoog niet tegenkomen. Duinen: Wassermann en Vredenhof In de duinen aan de oostkant van het dorp vind je een bunker: de Wassermann. Het is een overblijfsel uit de Tweede Wereldoorlog. Je hebt vanaf de bunker een prachtig uitzicht over een groot deel van het eiland. Je kunt ook ín de bunker! Vlak bij de bunker Wassermann ligt Vredenhof. Dit is een kerkhof waar sinds begin 1900 drenkelingen werden begraven. Er liggen vooral veel slachtoffers van de Eerste en Tweede Wereldoorlog. Duinen: Berkenplas In de duinen ten oosten van het dorp ligt de Berkenplas. Dit duinmeertje is ontstaan door zand-afgraving. Je kunt er in de zomer heerlijk spelen en zwemmen.
74
Vereniging Natuurmonumenten Bezoekerscentrum Schiermonnikoog
Afbeelding 17: Dieren en planten van het duin
75
Vereniging Natuurmonumenten Bezoekerscentrum Schiermonnikoog
Bos Bos: nu: loof- en naaldbos Er zijn twee soorten bos op Schiermonnikoog: loofbos en naaldbos. Loofbos: in veel duinvalleien gaan vanzelf berken en andere bomen groeien. Op veel plaatsen op Schiermonnikoog vind je dan ook berkenbos. Ertussen staan andere loofbomen, zoals els, meidoorn en vlier. Naaldbos: het naaldbos (dennenbos) op Schiermonnikoog is aangeplant. Dat is gebeurd rond 1920, door de Duitse graaf Von Bernstorff, die toen eigenaar was van Schiermonnikoog. Hij plantte het bos om twee redenen: a. vastleggen van de stuivende, kale duinen (die waren toen nog veel minder begroeid dan nu en vaak stoof het zand erg) b. de dennenbomen kappen als ze groot zijn en het hout verkopen
Bos: in de toekomst De dennenbossen op Schiermonnikoog zijn daar geplant door de mens. Omdat we op Schiermonnikoog de natuur zoveel mogelijk haar eigen gang willen laten gaan, worden de dennenbossen langzaam maar zeker vervangen door loofbos. Af en toe helpt de beheerder daarbij een handje, door elk jaar een klein stukje van het bos (1%) te kappen. Zo verandert een aangeplant bos (dennenbos) langzaam in een natuurlijk bos (loofbos, met enkele dennen).
Bos: heksen???? In veel berken op Schiermonnikoog kom je heksenbezems tegen. De heksen die nog niet zo goed kunnen vliegen zijn hier met hun bezems tussen de takken blijven hangen. Of is het iets anders……………………? Ja, de “heksenbezems” die je in de berken ziet zijn in werkelijkheid ontstaan door een zwam (paddestoel). Die zorgt er voor dat de zijtakjes allemaal op één plek uit de tak groeien. Zo ontstaat een hele kluwen van takjes op één plek.
Bos: dieren en planten De bomen die je in de naaldbossen op Schiermonnikoog tegenkomt zijn voornamelijk dennen. Daarbuiten zie je vooral veel berken, elzen en meidoorns. In de herfst zie je in dennenbos en loofbos veel paddenstoelen. Het hele jaar door zie je op dode stammen van de berk de berkenzwam. In de bossen komen veel zangvogels voor. In het winterhalfjaar komen er veel zangvogels op de bessen van de verschillende struiken af.
Afbeelding 18: Dieren en planten in het bos
76