Postmodernisme (deel 1)
Van modern naar postmodern 1. Het verlies van de onschuldige blik Zelfportret van de schilder Zelfportret als een ander Spoor en dwaalspoor
2. Pomo-terminologie
Het tijdperk van Cindy Sherman: postmodernisme Postmodern en postmodernistisch
3. Wat, wanneer en hoe?
Een stroming in de kunst? Wanneer begint het postmodernisme? Wat is er zo post aan postmodernisme? Postmoderne filosofie: kaartenmaken Een voorbeeld: Submission 1
4. Grote Verhalen
Lyotard en La Condition Postmonderne Christendom, marxisme, modernisme Het einde van het modernisme
5. Kenmerken geschematiseerd
Modernisme versus postmodernisme in het algemeen Modernisme versus postmodernisme in de kunst De bron: Franse intellectuelen Slotopmerking
6. Samenvatting 7. Verder lezen
1
1. Het verlies van de onschuldige blik Zelfportret als schilder
Ernsest de Saisset, zelfportret, 1893
In 1893 schilderde de Frans-Amerikaanse kunstenaar Ernest de Saisset het hiernaast afgebeelde zelfportret. Het is een zelfportret zoals er de afgelopen eeuwen talloze zijn gemaakt: de kunstenaar portretteert zichzelf met de kentekens van de schilder: een palet en een bundel penselen. Wij begrijpen zo’n schilderij in het algemeen als een beeld, waarop de schilder zijn identiteit op een heel rechtstreekse manier benadrukt. Wij kunnen dat opvatten als een geloofwaardig beeld, omdat een schilder nou eenmaal schildert. Wanneer hij zichzelf portretteert met een palet en penselen, dan is het daarom net alsof we als beschouwer zelf bij het schilderen van het schilderij aanwezig zijn, in het atelier.
Zelfportret als een ander Maar wat als een kunstenaar zichzelf afbeeldt als iemand anders? Cindy Sherman heeft zichzelf talloze keren afgebeeld op foto’s waarin ze telkens een andere gedaante aanneemt, gebaseerd op stereotypen uit speelfilms: een huisvrouw, een hoer, een lijk, een schuchter meisje – het repertoire aan zelfbeelden van Sherman dijt almaar uit. Door die variëteit wordt duidelijk dat Cindy Sherman zichzelf niet afbeeldt zoals we haar in haar atelier kunnen aantreffen, zoals Ernest de Saisset. Haar foto’s mystificeren de identiteit van de maakster. De identiteit van de fotograaf gaat schuil achter een doorlopend rollenspel. Cindy Sherman, Untitled Filmstill #35, 1979
Spoor en dwaalspoor Het rollenspel van Sherman is kunsthistorisch belangwekkend, omdat het een oude, vertrouwde manier van kijken naar zelfportretten voorgoed heeft veranderd. Cindy Sherman maakt duidelijk dat ook een zelfportret van een schilder met palet en kwasten een fictieve enscenering kan zijn. Cindy Shermans zelfbeelden markeren als het ware het moment waarop we onze onschuld in het kijken verliezen. Haar foto’s zetten ons op een spoor, maar we beseffen dat dit een dwaalspoor kan zijn. Dat wij onze ongecompliceerde, naïeve blik hebben verloren, heeft consequenties. Een zelfportret valt in onze perceptie niet langer samen met de kunstenaar die het zelfportret heeft gemaakt. Meer in het algemeen impliceert dit, dat tekens voor ons niet langer samen hoeven te vallen met een vaste betekenis. Tekens zijn in het tijdperk
2
van Cindy Sherman alleen nog maar instrumenten om iets van een mogelijke werkelijkheid op het spoor te komen, maar ze representeren die werkelijkheid allerminst. Cindy Sherman vertelt ons wel iets over zichzelf, maar ze toont eigenlijk niets van de ‘echte’ Cindy Sherman – misschien vanuit het besef dat dit ook helemaal niet kan: alsof ze wil duidelijk maken dat identiteit – een onveranderlijke persoonlijkheid - een fictie is. Een mens kan naar believen identiteiten aannemen, en de maatschappij kan je in een bepaalde identiteit drukken.
2. Pomo-terminologie Het tijdperk van Cindy Sherman: ‘postmodernisme’ Het tijdperk van Cindy Sherman kenmerkt zich door een groeiend besef van de onmogelijkheid ‘de waarheid’ of ‘de werkelijkheid’ te kennen of te kunnen begrijpen. Dat tijdperk wordt vaak aangeduid als het tijdvak van het ‘postmoderne’, of ook wel als het ‘postmodernisme’. De postmoderne periode kenmerkt zich juist door het hierboven gesignaleerde besef van betrekkelijkheid als het gaat om grote uitspraken over Waarheid of Werkelijkheid: als er al een Waarheid of Werkelijkheid bestaat (wat zeer de vraag is), dan is het waarschijnlijk toch onmogelijk om er menselijkerwijs veel over te weten te komen. In dit eerste hoofdstuk over postmodernisme gaan we in op een aantal aspecten van het begrip. We zullen eerst de reikwijdte van het begrip bekijken, en iets van het ontstaan ervan proberen te begrijpen. In volgende delen volgt dan een bespreking van enkele prominente denkers die als ‘postmodern’ of ‘postmodernistisch’ kunnen worden gekenschetst, en de wijze waarop hun filosofie invloed heeft uitgeoefend op de kunst, of daarvan een analyse biedt. Postmodern en postmodernistisch Postmodernisme is zo’n term die te pas en te onpas wordt gebruikt. Je komt ‘m in de meest uiteenlopende contexten tegen. Bovendien duikt het begrip in verschillende spellingen op (post-modernisme, Postmodernisme), en is er sprake van het bijvoeglijk naamwoord ‘postmodern’ naast ‘postmodernistisch’. Als lezer is het altijd zaak op je hoede te zijn wanneer een van deze pomo-varianten wordt gehanteerd, want er kunnen verschillende dingen mee worden bedoeld. Met het begrip postmodern wordt in het algemeen verwezen naar een periode in de tijd, de ‘postmoderne periode’. Over de juiste data wordt getwist, maar zeker is dat wij haar moeten plaatsen na de periode van het modernisme - de letterlijke betekenis van de term. De term postmodern verwijst dan vooral naar de specifieke hoedanigheid van de bedoelde periode na het modernisme: zo kun je spreken van een ‘postmoderne mentaliteit’ die ‘postmoderne architectuur’ en ‘postmoderne kunst’ heeft voortgebracht, naast ‘postmodern denken’ of ‘postmodern geloven’. Het adjectief postmodern kun je stellen tegenover ‘postmodernistisch’. Dit begrip veronderstelt een weloverwogen, zelfbewuste grondhouding of overtuiging. Een romanschrijver in de postmoderne periode kan een ‘postmodern schrijver’ worden genoemd, maar een schrijver die probeert vanuit de denkbeelden van de postmoderne filosofie te schrijven, en die het postmoderne als fundament voor heel zijn auteurschap beschouwt, die kun je ‘postmodernistisch’, of een ‘postmodernist’ noemen. Postmodernisten zie je bijvoorbeeld veel onder architecten: in de bouwkunst is een hele
3
stroming gebaseerd op specifiek filosofische opvattingen, die aan het ontwerpproces vooraf gaan.
3. Wat, wanneer, hoe? Een stroming in de kunst? Postmodernisme is een term die vaak als stijlaanduiding in de kunst wordt gebruikt, maar het begrip heeft betrekking op veel meer dan dat. Het schijnt dat het woord postmodernisme voor het eerst is gebruikt in de literatuurwetenschap; het heeft vervolgens wortel geschoten in de filosofie en tenslotte is het een vruchtbare term gebleken voor wat zich in de tweede helft van de 20ste eeuw in de kunsten ging afspelen. Wanneer begint het postmodernisme? Over de datering van het postmodernisme wordt getwist. Volgens sommigen gaat het om de laatste drie decennia van de 20ste eeuw, anderen noemen de periode tussen de val van de Berlijnse Muur in 1989 en de aanslagen op het World Trade Center op 11 september 2001. Weer anderen beweren dat de postmoderne mentaliteit eigenlijk al zichtbaar is in het Dadaïsme ten tijde van de Eerste Wereldoorlog. Wat is er zo post aan postmodernisme? De term postmodernisme betekent: na het modernisme. Het gaat dus om iets dat na de periode van het modernisme begint, of beter gezegd: een mentaliteit die alleen maar kan volgen op de mentaliteit van het modernisme. Zonder het modernisme is er geen postmodernisme. Postmodernisme kan worden gezien als een antithese, een reactie op het modernisme, een zich ertegen afzetten. Maar het kan ook worden gezien als een synthese van het modernisme en wat daaraan vooraf ging (de 19e-eeuwse romantiek). En tenslotte zou je het postmodernisme kunsthistorisch kunnen opvatten als de laatste fase van het modernisme – een overgangstijd, zoals het maniërisme de laatste fase van de Italiaanse renaissance was, en een overgangstijd naar de barok. Postmoderne filosofie: kaarten maken Jim Powel definieert in het uitstekende boekje Postmodernism for beginners (1998) het postmodernisme als een verzamelnaam voor het werk van denkers, kunstenaars en cultuurdragers, die proberen de sterk veranderde en nog steeds veranderende wereld na het einde van de Koude Oorlog te begrijpen. Postmoderne en postmodernistische filosofen worden omschreven als een soort kaartenmakers, die proberen de huidige stand van zaken in de wereld in kaart te brengen, te begrijpen en bovenal: te doordenken op haar consequenties. Een belangrijk kenmerk van die hedendaagse wereld is het verdwijnen van grenzen tussen culturen die voorheen strikt gescheiden waren, niet alleen door geografische of technische beperkingen, maar ook door ideologische of religieuze factoren. Culturen versmelten maar kunnen ook tegenover elkaar komen te staan, op manieren die voorheen simpelweg niet mogelijk waren.
4
Een voorbeeld: Submission 1
Een recent voorbeeld is Submission 1 van Ayaan Hirsi Ali. Toen zij de film maakte, putte zij uit de Nederlandse, geseculariseerde filmtraditie, om aandacht te geven aan een conflict dat afkomstig is uit de Arabische wereld, maar dat de Nederlandse samenleving is binnengedrongen. Waar Nederlandse kijkers voornamelijk hun schouders ophaalden over Submission 1 en er een matig gelukt kunstwerk in zagen, werd regisseur Theo van Gogh vermoord vanwege het verondersteld beledigen van de profeet Mohammed.
Ayaan geeft aanwijzing voor Submission 1
4. Grote Verhalen Lyotard en La Condition Postmoderne In de 19e eeuw verkondigde Friedrich Nietzsche al dat er geen waarheid bestaat, dat er alleen maar verhalen bestaan over de waarheid, en dat het er op aankomt die verhalen zo mooi en vitaal mogelijk te vertellen. In de hedendaagse wereld, waar zoveel waarheden tegenover elkaar zijn komen te staan, is het geloof in een universeel geldige waarheid ernstig aan slijtage onderhevig geraakt. De toestand van de hedendaagse mens is er één van vertwijfeling over de waarde van wat de Franse filosoof Jean-François Lyotard Grandes Narratives, oftewel ‘Grote Verhalen’ noemt. Grote Verhalen zijn volgens Lyotard die filosofieën, theorieën, ideologieën of visies, die pretenderen een universele verklaring te verstrekken voor de wijze waarop de wereld en haar geschiedenis in elkaar zit, en hoe men dientengevolge dient te leven. Lyotard publiceerde in 1979 zijn boek La Condition Postmoderne’ (de postmoderne toestand) waarin hij juist dit ‘Einde van het Grote Verhaal’ als belangrijkste wezenskenmerk van de huidige periode aanwijst. In onze samenleving blijken eeuwenlang zulke grote verhalen te hebben gecirculeerd, die de vorm van die samenleving en ons gedrag daarbinnen hebben gestuurd.
Lucas van Leyden, Het Laatste Oordeel, 1527
5
Christendom, marxisme, modernisme Het christelijk geloof is bijvoorbeeld gebaseerd op een mooi, Groot Verhaal: de wereld is door God geschapen, uit het paradijs verdreven en met erfzonde belast geraakt. Door het geloof in Jezus Christus kan de mens gered worden van de erfzonde, zodat hij bij aan het einde der tijden, bij het Laatste Oordeel, opgenomen kan worden in de hemelse heerscharen. Maar ook het antichristelijke marxisme bevat een Groot Verhaal, het verhaal van de klassenstrijd: die zal uiteindelijk leiden tot een wereldrevolutie, die op haar beurt het begin zal zijn van de socialistische staat, waarin iedereen gelijk is en waar rechtvaardigheid heerst. Naast het christendom en het marxisme moet ook het modernisme genoemd worden als Groot Verhaal. Ten tijde van de Verlichting, in de 18e eeuw, ontstond in Europa een onverwoestbaar vooruitgangsgeloof, dat culmineerde in een onbegrensd vertrouwen in alles wat modern, eigentijds is. Het moderne is de bevrijding uit een irrationele staat van zijn, en modernisme is het systematisch streven naar het vervolmaken van een wereldwijde menselijke beschaving, die ons moet verlossen van primitieve barbarij. Juist in de kunsten is het modernisme in de 20ste eeuw allesbepalend geweest. Moderne kunst werd bijna een synoniem voor het begrip vooruitgang. De kunstgeschiedenis werd geschreven als de geschiedenis van een opgaande lijn, van een ‘steeds mooier’ worden. Omdat elk kunstwerk een stap voorwaarts kon zijn, dienden kunstenaars zich ook actief in te spannen om die stappen voorwaarts te zetten. Zoals we in de hoofdstukken over Hegel en neomarxisme hebben gezien, kon de avantgardegedachte daarom zo belangrijk worden: het was zaak om voorop te lopen in het historische proces. Het einde van het modernisme Aan het begin van de 20ste eeuw bezongen de futuristen de zegeningen van de gemechaniseerde wereld, en in hun kielzog ontstonden samenlevingen waarin modernisering, mechanisering wetenschappelijkheid en rationalisering tot de hoogste waarden werden verklaard. Maar de keerzijden van die houding werden in de loop van de eeuw steeds pijnlijker zichtbaar: de rationele technologie leidde niet alleen tot positieve zaken, maar ook tot Auschwitz en de atoombom. Na de Tweede Wereldoorlog taande het vooruitgangsgeloof zienderogen. Bovendien werd de universele, wereldwijde waarde van modernisering geleidelijk aan ongeloofwaardiger. Was het modernisme in wezen geen verkapte vorm van westers imperialisme, een voortzetting van het kolonialisme van voorbije eeuwen, waarmee de westerse wereld aan andere culturen haar eigen waarden probeerde op te leggen?
6
5. Kenmerken geschematiseerd Modernisme versus postmodernisme in het algemeen Als we postmodernisme als reactie op het modernisme beschouwen, komen we tot een volgende opsomming van kenmerken: •
•
• •
• • • •
•
De modernist ziet alles vanuit een opgaand historisch perspectief, en veronderstelt een einddoel in de toekomst – het is zoals dat heet ‘teleologisch’ (doelgericht). De postmodernist gelooft niet in een doel in de toekomst of vooruitgang, en richt zich derhalve op het hier en nu. Alles wat riekt naar iets universeels – een collectief, internationaal ideaal bijvoorbeeld – wordt vervangen voor een voorkeur voor de emancipatie van het individuele en het lokale. Utopieën maken plaats voor scepsis en cynisme. In plaats van christelijke of juist anti-christelijke opvattingen ontstaat een vorm van religieuze onverschilligheid, of een naar eigen believen putten uit uiteenlopende spirituele bronnen. De Verlichting wordt ten grave gedragen: het irrationele krijgt minstens zoveel waarde toegekend als het rationele. Loodzware ernst maakt plaats voor ironie, dubbelzinnigheid en camp. Een algeheel wantrouwen jegens hiërarchische systemen wordt ingelost door een vrolijk anarchisme. Er ontstaat cultuurrelativisme, omdat dat er geen geloof meer is in een universele cultuur. De aandacht verschuift vanuit het centrum (een hiërarchisch begrip!) naar de context. Het gaat er niet langer om de waarheid te ontsluieren, maar om de leugens te ontmaskeren die voor waarheid doorgaan. Er wordt niet langer gestreefd naar unficatie, maar juist naar pluraliteit, verscheidenheid.
In een schema:
modernisme historiserend , teleologisch socialistisch, collectief gericht internationaal idealistisch, utopisch, ideologisch (anti-)christelijk rationeel streng, ernstig hiërarchisch op zoek naar het universele centrumgericht op zoek naar de waarheid gericht op eenheid
postmodernisme gericht op het nu individualistisch, emancipatoir lokaal cynisch agnostisch, gericht op ‘spiritualiteit’ sceptisch ironisch, dubbelzinnig, campy anarchistisch relativistisch contextgericht, rhizomatisch op zoek naar de leugen pluralistisch
7
Modernisme versus postmodernisme in de kunst Voor wat betreft de kunsten kunnen we de volgende kenmerken tegenover elkaar zetten: •
•
•
•
• • • •
•
De modernist is een avant-gardist, die voor zichzelf een heroïsche rol ziet weggelegd als voorganger in de historische gang naar een hoger soort kunst. De postmodernist wantrouwt het onderscheid tussen high art en low art. De postmodernist gelooft daarom ook niet in het bestaan van een algemene hoofdstroom in de kunst, waar je je bij zou moeten aansluiten. Hij zoekt juist de uitzondering, de hybride, de freak. Het modernisme probeert alle vormgeving te ontdoen van franje en overbodigheden, en ziet decoratie en ornamentiek als verwerpelijk. De postmodernist kan het allemaal niet bont genoeg zijn. Het modernisme verwerpt mimesis als oneigenlijk aan de kunst, zoekt abstractie en is formalistisch. Het postmodernisme verwelkomt mimesis als een alleszins bruikbaar middel om betekenissen mee te genereren. Minimalisme wordt vervangen door maximalisme, ernstig streven naar stijl maakt plaats voor een (ironische) lof van de Kitsch. Het modernistische adagium Less is more (architect Ludwig Mies van der Rohe) wordt ingeruild voor Less is a bore (architect Robert Venturi). De gedachte dat elke vorm moet volgen uit zijn functie, wordt ingeruild voor de gedachte dat functies juist ontstaan uit vorm. De waarden authenticiteit en echtheid die in de kunst al sinds de Renaissance op een hoog voetstuk staan, worden overboord gezet. De postmodernist maakt net zo makkelijk gebruik van reproducties en samples . Het onderscheid tussen voltooide kunstwerken en voorstudie, dat ook voor de modernist nog een vast gegeven was, maakt plaats voor een opvatting die kunstwerken als een proces opvatten, waarin het er weinig toe doet of men naar een voorstudie kijkt of een afgerond werkstuk.
In een schema:
modernisme avant-gardistisch, heroïsch oriëntatie op mainstream tegen decoratie en ornamentiek formalistisch, abstract minimalistisch stijlvol
less is more form follows function
zoeken naar authenticiteit voltooide kunstwerken
postmodernisme geen onderscheid high art – low art oriëntatie op freaks bont en decoratief mimetisch, figuratief maximalistisch kitscherig
less is a bore function follows form
werken met reproducties, samples, imitaties kunstwerken als voortdurend proces
8
De bron: Franse intellectuelen De filosofie heeft sinds de jaren ‘70 een enorme ontwikkeling doorgemaakt. Dat is in hoge mate te danken aan het werk van een los-vaste groep Franse intellectuelen, die als kaartenmakers van de postmoderne periode kunnen worden beschouwd. Onder hen treffen we inmiddels zeer beroemde (en soms beruchte) namen aan, zoals de al eerder genoemde Jean-François Lyotard, Jacques Derrida, Jean Baudrillard, Gilles Deleuze, Félix Guattari en Michel Foucault. Met uitzondering van het werk van Michel Foucault zijn hun boeken voor de gemiddelde leek zeer ontoegankelijk. We bespraken hiervoor al Lyotards gedachten over Het Einde van het Grote Verhaal. In volgende delen van dit hoofdstuk over Postmodernisme zullen we nader stil staan bij Baudrillards opvatting van het ‘simulacre’, Foucaults ideeën over de relatie tussen kennis en macht, het ‘deconstructivisme’ van Jacques Derrida en het ‘rhizomatisch denken’ van Deleuze en Guattari.
Slotopmerking Bovenstaande tekst is een poging om het Postmodernisme, de postmoderne tijd en de betekenis daarvan voor kunst en kunstenaars inzichtelijk te maken. Dat is geen eenvoudige opgave, omdat het onderwerp complex is en omdat we nog weinig afstand in de tijd hebben kunnen nemen. Wie zich in korte tijd een vrij gedegen beeld wil vormen van het Postmodernisme, kan het beste het eerder genoemde boekje Postmodernism for Beginners van Jim Powell lezen. Wie meer wil weten over het karakter van de postmodernistische kunst en kunst uit de postmoderne periode, raad ik aan het vierde hoofdstuk van De Tweede Helft door Ad de Visser te lezen (zie paragraaf 8).
7. Samenvatting Aan het eind van de twintigste eeuw manifesteert zich een steeds nadrukkelijker bewustzijn van de onmogelijkheid om ‘de waarheid’ te kennen. Een kunstenaar als Cindy Sherman markeert deze neiging om de instabiliteit van voorheen rotsvaste waarden tot uitdrukking te brengen door er een spel met mogelijke waarheden voor in de plaats te stellen. De tijd waarin Sherman werkt wordt wel de ‘postmoderne periode’ genoemd, of het postmodernisme. Het begrip postmodernisme wordt te pas en te onpas gebruikt, net als de bijbehorende bijvoeglijke naamwoorden postmodern en postmodernistisch. Definiëren is lastig, maar in het algemeen wordt met ‘postmodern’ de hoedanigheid van het tijdperk aangeduid, terwijl ‘postmodernistisch’ wijst op een welbewust aanhangen van postmodern gedachtengoed. ‘postmodernisme’ geldt wel als een kunststroming, maar kan ook op een veel breder gebied betrekking hebben. Over de juiste datering lopen de meningen uiteen (2e helft twintigste eeuw, tussen 1989 en 2001, sinds Dada). Postmodernisme kan zowel worden gezien als antithese van het modernisme, als als synthese van modernisme en romantiek. Postmodernistische denkers zou je kunnen omschrijven als een soort kaartenmakers, die proberen wegen te zoeken in de nieuwe tijd, die gekenmerkt wordt door wereldwijde veranderingen: voorheen gescheiden culturen komen tegenover elkaar te staan, vermengen zich of raken in conflict, waardoor oude waarden dringend aan herziening toe lijken. Tot die oude waarden behoren in het
9
bijzonder dat wat Lyotard aanduidt als ‘Grote Verhalen’: de universele verklaringen hoe de wereld in elkaar zit, en hoe mensen dientengevolge dienen te handelen. In de postmoderne periode zijn christendom, marxisme en modernisme als Grote Verhalen ongeloofwaardig geworden. Voor de kunst is vooral het verschil tussen modernisme en postmodernisme van belang. Postmodernisme doet zich zowel in algemene als in artistieke zin voor, zo niet als het tegenovergestelde, dan toch in elk geval als overduidelijke reactie op het modernisme. Daarbij valt vooral op dat het modernisme streng, hiërarchisch en universeel gericht was, waar het postmodernisme humoristisch, anarchistisch en relativistisch is. De bron voor deze omslag in denken en kunst ligt in de activiteit van een groep Franse filosofen sinds de jaren ’60 en ’70, onder wie Lyotard, Derrida, Deleuze/Guattari, Foucault en Baudrillard. In het tweede deel van dit hoofdstuk komt hun denken aan de orde.
8. Verder lezen A. van den Braembussche, Denken over kunst, (Coutinho) Bussum 2000 Hoofstuk 11, Het poststructuralistisch perspectief. Jim Powell, Postmodernism for Beginners, (Writers and Readers) New York 1998 Chris Rodrigues / Chris Garratt, Introducing Modernism (Icon Books) Cambridge 2001 Goed overzicht van alle aspecten van het begrip modernisme, in stripvorm. Ad de Visser, De Tweede Helft; beeldende kunst na 1945, (SUN) Nijmegen 1998 Hoofdstuk IV: de jaren tachtig en negentig. Handzaam overzicht van recente tendensen in de beeldende kunst.
10