VAN KEULEMAN TOT GUVELINGER
Reeks geschreven door J. Lambrechts in de Wijnkrant V.A.W In het VAW-magazine heeft Jacques Lambrechts een reeks artikelen gepubliceerd die gaan over het distilleren van vruchtenwijn tot een eau-de-vie of alcohol. De teksten zijn te vinden in de “VAW-Wijnkrant” onder de titel “Van Keuleman tot Guvelinger” op de volgende plaatsen: bijdrage 1 : Jaargang 1993 nr 6 blz. 193 bijdrage 2 : Jaargang 1994 nr 3 blz. 98 bijdrage 3 : Jaargang 1994 nr 4 blz. 11 5 bijdrage 4 : Jaargang 1994 nr 6 blz. 191 bijdrage 5 : Jaargang 1995 nr 2 blz. 39 bijdrage 6 : Jaargang 1995 nr 3 blz. 85 bijdrage 7 : Jaargang 1995 nr 5 blz. 182
1/20
Wellicht zijn er velen die nog weet hebben van de Keuleman. Het is een appel uit het rijke hoogstamverleden van deze contreien. Een appel met uitstekende eigenschappen: eetappel. bewaarappel, siroopappel, ciderappel... een verdwenen of toch een bijna verdwenen appel uit ons fruitassortiment. Guvelingen zo noemt men bepaalde landerijen aan de rand van de stad St. Truiden. Vanuit het kleine Romaanse kerkje daar wordt elk jaar in de lente de bloesemweelde van het Haspengouws fruit gezegend. Wat is nu de relatie tussen Keuleman en Guvelingen… dat is al een verhaal. Het is zowat 40 jaar geleden. In een klein dorpje midden in de Limburgse fruitstreek, verloren in een oude brouwerij, stond er een fonkelnieuwe roodkoperen stookinstallatie. Ze stond er startklaar om uit vele gistingsbakken cider te distilleren tot een "brandewijn". Fruit was er toen ook al in overvloed en de fruitverwerkingsindustrie stond in de streek nog in haar kinderschoenen, die ze nooit ontgroeid is. Nu is ze zo dood als een pier. Als jong ingenieur werd ik aangezocht als wetenschappelijk en technisch raadgever om het bedrijf op te starten. Bij de voorbereiding hiervan kwamen twee aspecten aan bod: enerzijds de gisting en anderzijds de distillatie. Ik leerde er de stiel in een gezellige kleine ruimte, annexe aan de mouterij: dikke muren wit gekalkt, een laag gestoken gewelf, een kleine houtkachel, eiken vaten van alle maten en een behoorlijke grote handpers. Ik vergeleek er wilde gisting en geleide gisting, het temperatuursverloop van de gisting en de invloed van de temperatuur van de omgeving op het verloop ervan. Ik bleef hiervoor ook al wat nachten waken om het vuur in de kachel brandend te houden. Ik bracht zuurheidsgraad, pH, suiker en densiteit in praktijk onder het motto "meten is weten". Het is me toen ook enkele malen gelukt alcoholpercentages van 20 vol % alcohol te bereiken. Anderzijds was er de distillatie. Men kan moeilijk kleinschalige proeven uitvoeren in een torenhoge distillatiekolom. Ik vroeg en verkreeg dan ook van de Dienst van de Accijnzen de toelating om op laboratoriumschaal cider en andere fruitdranken te mogen distilleren. Dat gebeurde in het toenmalig laboratorium van de Rijks Land- en Tuinbouwschool van Ter Biest, Melveren St. Truiden. Ik was er benoemd als leraar scheikunde en landbouwindustrie. Ik kreeg er de gelegenheid een kleine proefkelder voor gegiste fruitdranken te installeren, mede een minimelkerij voor de aanmaak van boter, yoghurt, kaas en andere zuivelproducten. Ik mocht er voor die tijd een goed uitgerust laboratorium inrichten om de fabrikaties wetenschap-pelijk te volgen en de kennis er van aan studenten over te dragen. Er was een paard en een tractor, er was een kleine veestapel om aan hygiënische melkwinning te doen. Er werd fruit gewonnen, hoog- en laagstam, zacht en hard fruit. Er was nog het heerlijke en eerlijke landleven, een kasteel, een hoeve, een kraaiende haan, voor de studenten het ouderwetse en toch vrije internaatsleven. Een mooie tijd toen de boeren nog boeren waren. Op school de theorie en in de oude brouwerij de praktijk ... en daartussen ook wat studeren. Kan men zich een betere leerschool voorstellen. Daar ook werd ergens de wetenschappelijke kennis opgedaan die het latere VAW ten grondslag dienden. Sommigen begrijpen wellicht nu al de aanhef van deze reeks bijdragen. In Frankrijk stookt men cider tot Calvados. En Calvados is de naam van een Frans departement waar men Calvados stookt. En van Keuleman tot Calvados was en is dus volkomen fout. 2/20
Dus schreef ik destijds boven mijn verslagschrift "Van Keuleman tot Guvelinger". Het opzet was de mogelijkheid te onderzoeken uit het teveel aan fruit in deze streek een behoorlijke brandewijn te distilleren. Met de regelmaat van een klok deed ik gedurende twee jaar allerhande proeven in verband met gisten en stoken: appelcider, perencider, gemengde cider, wijn van de Williamspeer, enz. Van al de gewonnen eau de vie's zijn er weinig langs de afvoergoot weggespoeld. Ik kreeg wel regelmatig bezoek van de dienst van de accijnzen, niet voor controle, maar wel voor de gezelligheid. Er waren werkelijk hoopvolle resultaten. Trouwens, theoretisch kon dit niet mislukken. De appels en de peren in Haspengouw en Vlaanderen zijn niet beter of slechter dan deze in de streek van Calvados. Een distillatie blijft een distillatie waar ter wereld ook. En de vaten uit Limburgs bronsgroen eikenhout, waarom zouden die zoveel minder kwaliteit hebben dan deze van Franse eik. Maar toen puntje bij paaltje kwam was er geen kapitaal om de productie te starten. Wellicht was het onwil uit een welbekende hoek. Alles geraakte vlug in de vergeethoek en de enig mooie stookinstallatie werd verkocht als oud koper. De prachtige oude brouwerij met statig brouwershuis werd in vier afzonderlijke kavels van de hand gedaan. En dat op de drempel van de gouden zestiger jaren. Mijn verslagboek na zoveel jaren is zoek geraakt. Wat zou ik er nu deugd aan beleven het nog eens te mogen herlezen. Mijn geheugen goddank, functioneert nog behoorlijk. En hoe het allemaal verliep zal ik je nog wel vertellen. Nu nog een duik dieper in het verleden. Men kan zich afvragen in hoeverre de regels waarop wij het verhaal van ons leven schrijven door ons zelf worden getrokken. Een lijn onderwijs en een lijn kruiden en een lijn alcohol loopt er als een rode draad doorheen zonder dat ik er ooit bewust voor gekozen heb. Ik schrijf 1921. Met de dichter zou ik kunnen zeggen: "Mijn wieg stond tussen dorre bladeren en afgevallen rozen in". Mooi zo, maar mijn wieg stond ook letterlijk boven een heuse wijnkelder. Denk nu maar niet dat ik van grote komaf ben. Het huis van mijn vader stond in het verlengde van grootvaders boerenbedoening. Bij ons in huis woonde en leefde de oudste broer van mijn vader. Hij was priesterheeroom, ooit retoricaleraar, en toen diocesaan inspecteur voor het onderwijs. Langs de voordeur kwam en ging het beter volk naar binnen, pastoors en kasteelvolk zo van "parler français". Zij dronken wijn. Langs de achterdeur kwam dan het gewone volk, want mijn vader was na zijn werkuren secretaris van de plaatselijke afdeling van "La Ligue des Familles Nombreuses". Voor de vele werkmensen en kleine boerkens moest hij brieven schrijven... in het Frans om kindergeld te regelen of andere moeilijkheden op te lossen. Met zijn tien bengels zal hij wel geweten hebben wat kinderzegen betekende. En in de woonkamer waar hij al die problemen trachtte op te lossen, daar werd niet gedronken, zelfs geen water.
3/20
Wanneer hij echter het antwoord op die brieven brengen ging, dan konden er wel een paar "druppels" van af; ofwel was het elixir de Campine, of kruidenjenever. Maar meestal was het zwarte bessenjenever. De bessen die in het piepkleine glaasje achterbleven daar mochten de kinderen van proeven. Wanneer heeroom echter bezoek kreeg, was het uitkijken geblazen. Ik was dan, samen met mijn jongere broer, de bereidheid zelf om moeder te helpen bij het wegruimen van flessen en glazen. En een mum van tijd was voldoende om met de restjes in glazen en flessen ons in te wijden in de eerste beginselen van het wijnproeven. Ik heb het nog meegemaakt hoe flessen wijn bij een walmend petroleumlampje verkurkt en verzegeld werden en huis en kelder enkele uren geurden naar zware wijnaromen. En boven die wijnkelder van heeroom stond mijn wieg ... en droomde ik mijn eerste zuigelingdromen. Vlak langs het boerenerf van mijn grootvader, maar gescheiden door een vliersteeg, was er ondergronds een kleine dorpsbrouwerij. Ze werd ooit nog een depot van de brouwerij van Alken. Het was een uitstekend speelterrein voor de jeugd uit de buurt. Wij mochten flessen helpen leeggieten, de beugelsluiting vernieuwen, flessen in kratten zetten ... en noem maar op. Soms was dat ook paarden voederen of een eindje mee dokkeren op de zware bierwagens of ook al eens aan het flessenspoelmachine staan. Van proeven en drinken kwam er natuurlijk niets in huis. Maar stiekem beloonden wij ons zelf wel voor de "gepresteerde arbeid". Na de moedermelk was er dus al vlug een eerste kennismaking met bier en wijn, zij het dan met mondjesmaat. En kleuter of kinderervaringen blijven voor goed in het geheugen gegrift. Daarna verdween de rode draad van de alcohol, maar de groene draad van de kruiden bleef ik volgen. Er kwamen jaren van ingetogenheid in het internaat waar onder geen enkel beding en onder geen enkele vorm alcohol aan te pas kwam. En toen kwam de oorlog van '40-'45. In oktober van dat jaar deed ik mijn eerste stappen aan de unief. Toen werd de draad van de alcohol terug opgenomen, niet zozeer aan de unief, maar wel in mijn geboortedorp. Alle producten die destijds schaars en duur waren, werden daar op een of andere manier kleinschalig gewonnen: olie slaan uit koolzaad, zeep zieden, zuurkool maken, stroop stoken, kaas maken, vlees roken, hanengevechten, alles kon er, alles wat moeilijk verkrijgbaar was zonder bonnetjes kon men er kopen. mits betalen natuurlijk. De bron van deze relatieve welvaart, je raad het al, was de alcohol. Daar leerde ik het proces te velde, zonder veel theorie. Men moest er zelfs niet school voor lopen. Luister maar.
4/20
Appel- of bietensiroop verdunnen met water, gist toevoegen, warm wegzetten en het einde van de gisting afwachten. Daarna een waterketel vullen met de bekomen vloeistof en het deksel klemmen. Aan het vergiet een gummidarm bevestigen en afleiden naar een bak met koud water. En dan vuurtje maken op de Leuvense stoof of op een andere manier ... en drup, drup, drup opvangen en wachten. Ik heb het zo mogen beleven dat in een grote boerenkeuken vijf van deze kostbare "installaties" van in de vroege vooravond tot laat na middernacht op volle toeren drupten.
En ondertussen werd er gegeten, gerookt en gedronken, alles van eigen gewin. En er werd ook gezongen, liedjes met vele coupletjes. Eentje daarvan wil ik jullie niet onthouden: "Na vijf en twintig jaren gaat alles machinaal. Het stoken van jenever wordt dan ook kolossaal. Men giet het graan van boven In eenen groten tuit. En duizend stoopkens "ouwe" komen er van onderen uit." Ik vertelde jullie alles wat ik wist over wijn maken en bier brouwen, waarom dan ook niet over "Van Keuleman tot Guvelinger" en alles daaromtrent. Ik ben er aan begonnen en ik doe verder. Biidrage 2 In de bijdrage nr. 1 liet ik de lezers achter in de oorlogsjaren '40-'44. Het was in een boerenwoonkamer waar in gezellige omstandigheden aan alcoholproductie werd gedaan. Ik studeerde toen al aan de Landbouwfactulteit KULv. Daar was toen echter weinig te rapen betreffende distillatietechnieken. Oorlog is oorlog. De meeste labo's waren leeg. Aan praktische oefeningen gebeurde alleen het hoogstnodige. In het kleine dorpje waar ik geboren was bloeide in die jaren een enorme creativiteit voor een kleinschalige zelfvoorziening. Jong of oud, man of vrouw, iedereen kon zonder moeite vertrouwd geraken met de praktijk van de alcoholfabricatie met allerhande toestellen en uitgaande van allerhande grondstoffen. Koeien, varkens en ander groot of klein vee konden mij helemaal niet boeien. Biochemie, microbiologie met toepassingen betreffende allerhande fermentaties was destijds een jonge wetenschap. Na de bevrijding in 1944 kon men onder invloed van de Amerikaanse literatuur vrij vlug inzicht krijgen in deze disciplines.
5/20
Tot 1950 bleef ik aan de unief deels als student en deels als werkleider. Zo kreeg ik ruimschoots de gelegenheid mij voldoende theoretisch en labo-praktisch te vervolmaken in de vakken die aan de basis liggen van de vorming van de huidige bio-ingenieurs. Van de unief raakte ik, na een zeer korte onderbreking in de zuivelindustrie, in het Landbouwonderwijs, vervolgens in het Koloniaal Onderwijs en tenslotte in het Hoger Onderwijs buiten de Universiteit. Dezelfde leervakken werden en bleven altijd mijn doel: biochemie, microbiologie en chemie van de eetwaren. Maar het was dan telkens weer van uit andere invalshoeken. Het was niet alleen kennis doorgeven aan jonge mensen, maar het was eveneens aan permanente vorming en zelfstudie doen om de snelle evolutie in die takken van de wetenschap bij te houden en te volgen. Zo bleef de draad van het onderwijs en blijft nog altijd in mijn dagelijkse doening. Ook de draad van de kruiden bleef, maar werd af en toe wel heel dunnetjes. De draad van de alcohol verdween ten slotte, maar dan amper voor een vijftal jaren. Ik was namelijk wetenschappelijk raadgever in menig bedrijf dat op een of andere manier met alcohol bezig was. En in vele, nu welvarende bedrijven, groeide deze medewerking uit tot de oprichting van een bedrijfslaboratorium waar menig afgestudeerde werk vond. En toch, het kan wel eens te veel worden. En toen kwam het VAW en het blijft VAW. En van het ene komt het andere, zo beweert de volksmond. En dat werd Bovy, het Vormingscentrum van Hasselt ... en ook het Nationaal Jenevermuseum. Na bier brouwen, wijn maken en kruiden, kreeg ik zo meer dan mijn part aan theoretische en praktijkervaring in het distilleren van eau de vie's en andere. En waarom zou ik al die ervaringen daaromtrent niet aan het VAW - Magazine toevertrouwen. En daar beginnen wij dan mee in het volgend nummer onder bijdrage 3.
6/20
“Verklarende woordenlijst voor stokerijtechniek” Biidrage 3 Ik zou ook als titel kunnen schrijven: “Van appel tot calvados” Maar dat mag niet. Calvados is geen streeknaam in Vlaanderen, maar wel in Frankrijk. Van de appeloogst maakt men er cider en uit die cider stookt men calvados. Ik zou eveneens kunnen schrijven: “Over het stoken van Eau-de-vie”. ledere lezer weet immers dat ik het hier heb over het distilleren tot ethanol. Ik kan mij goed voorstellen dat sommige VAW-leden na het verwerven van al die kennis over de vinificatie van wijn en het brouwen van bier, ook wat meer willen weten over de fabricatie van zuivere alcohol. Uit voorgaande bijdragen kan blijken dat de techniek en de fabricatie van alcohol onder welke vorm dan ook, een niet onbelangrijke plaats in mijn leven heeft ingenomen. Het zal zeker voldoende zijn om deze bijdrage naar wetenschappelijke en technische degelijkheid te verantwoorden. Met deze bijdrage wat meer uitleg over woorden en termen die bij bet winnen van zuivere alcohol gangbaar zijn. Of dat nu gebeurt uit wijn of vruchten of een graanbeslag of zuivere suiker dat speelt geen rol. Deze woorden en termen gaan in de volgende bijdragen weerkeren. Een verklaring hiervoor hoeft dan niet telkens herhaald te worden. Daarom dan ook de ondertitel van deze bijdrage. De grondstoffen bij het winnen van zuivere alcohol zijn hoofdzakelijk tweeërlei. Suikerhoudende vruchten. Er zijn de suikerhoudende grondstoffen. Dit kunnen allerhande vruchten zijn. De aanwezige suiker wordt door vergisting omgezet in alcohol. Het bekomen product na de gisting noemt men wijn of vruchtenwijn. De samenstelling van deze wijnen is erg ingewikkeld. Het door stoken bekomen product van deze wijnen noemt men eau-de-vie. Zo is Cognac een eau-de-vie van druivenwijn, gewonnen in een bepaalde landstreek van Frankrijk. Calvados is een eau-de-vie van cider, gewonnen uit de appeloogst in Normandië. Zetmeelhoudende granen. Anderzijds zijn er de zetmeelhoudende grondstoffen, zoals graangewassen, aardappels en andere. Het omzetten van zetmeel tot suiker noemt men maïschen. Deze suiker wordt door gisten omgezet tot alcohol. De producten die men alzo bekomt noemt men graandistillaten of aardappeldistillaat. De graandistillaten worden verhandeld onder de naam moutwijn met een alcoholgehalte van 50 vol %. Het vergisten en stoken van suikerriet tot rum hoort niet thuis in deze indeling. Melasse. Men kan ook geraffineerde of zuivere suiker vergisten tot alcohol en deze oplossing distilleren. Financieel gezien is dat een dwaze bedoening. Afvalproducten van de suikerbieten- of de rietsuikerindustrie worden wel na gisting verwerkt tot hooggradige alcohol. Ethylalcohol. Dit is de verbinding die in alcoholische dranken aanwezig is. Suikers worden door de gisten hoofdzakelijk omgezet tot ethylalcohol en koolzuurgas. Het is een natuurlijke omzetting die de mens kent en toepast onder diverse vormen lang voor onze tijdrekening. Het kookpunt van ethylalcohol is 78,5°C. Het bepalen van de alcoholsterkte berust meestal op het principe van het soortelijk gewicht dat 0,798 bedraagt. Ethylalcohol is dus soortelijk lichter dan water. Andere namen zijn kortweg alcohol, spiritus of meer wetenschappelijk ethanol. 7/20
Methylalcohol. De organische chemie kent vele alcoholen. De meest bekende voor de leek is methylalcohol. Industrieel wordt deze gewonnen door de droge distillatie van hout. Hij vindt vele industriële toepassingen. In de alcohol gewonnen uit pectinerijke grondstoffen kan hij in zeer kleine hoeveelheden voorkomen. Omdat methylalcohol bij inname gevaarlijk giftig is, heeft de wetgeving ter zake nauwkeurig omschreven normen vastgelegd. Het kookpunt van methylalcohol bedraagt 64,7°C. Andere namen zijn methanol, brandspiritus of houtalcohol. Amylalcohol. In technische termen wordt dit een van de hogere alcoholen genoemd omdat hij een kookpunt heeft hoger dan 100°C. Bij de gisting wordt er een reeks van erg verwante hogere alcoholen gevormd waarvan de kookpunten varieren van 120°C tot 131°C. Het zijn n-propylalcohol, isobuthylalcohol, amylalcohol, isobutyleenglycol en nog enkele andere. In technische termen wordt deze verzameling aangeduid als foezelolie. Amylalcohol is het hoofdbestanddeel van de foezelolie. In deze bijdragereeks zullen wij de hogere alcoholen aanduiden met de term foezel. Acetaldehyde. Dit is een verbinding die bij het gistingsproces gevormd wordt. Het speelt in de omzetting van suiker naar alcohol een belangrijke rol zowel in gunstige als in ongunstige zin. Bij het winnen van alcohol komt zij eveneens ter sprake omdat zij uit de basisvloeistof bij het opwarmen als een der eersten vrijkomt. Het kookpunt van het acetaldehyde bedraagt 21°C. Distilleren. Dit is een scheidingstechniek voor een mengsel vloeistofcomponenten met onderlinge verschillende kookpunten. Het distillatieproces berust op zuivere natuurkundige principes. Een mengsel van verschillende componenten in vloeibare toestand wordt onderworpen aan een stijgende temperatuur. De vloeistofcomponenten gaan achtereenvolgens verdampen. De opgevangen dampen worden bij middel van afkoelen gecondenseerd tot vloeistof en deze vloeistof apart opgevangen. Het distilleren gebeurt in distillatietoestellen. Er zijn er van alle afmetingen en in alle uitvoeringen. Het principe blijft echter steeds onveranderd. Als men componenten in een alcoholische oplossing, zoals wijn, bier of gemaïschte oplossing, in een distillatietoestel aan een geleidelijke verwarming onderwerpt en telkens de gecondenseerde dampen na afkoeling afzonderlijk opvangt, komt men tot het meest eenvoudige schema van elke hooggradige alcoholproductie. Kookpunten 1. acetaldehyde 2. methylalcohol 3. ethylalcohol 4. amylalcohol
21°C 65°C 78,5°C 120-130°C
acetaldehyde-oplossing oplossing brandspiritus alcoholische oplossing foezel
1 en 2 worden samen opgevangen en noemt men de kop of de voorloop. 3 noemt men “corps” of lichaam of middenloop. 4 noemt men naloop en bevat foezel; een gedeelte foezel blijft in de ketel achter. Daar de onderlinge scheiding niet zo eenvoudig en zo scherp gebeurt, wordt het stookproces aangevuld door een rectificatie.
8/20
Rectificeren. Dit is een reeks van opeenvolgende distillaties, waarbij het eerste distillatieproduct verder gezuiverd wordt en ontdaan van nog meer voorloop, naloop en water. Hierdoor bekomt men dan een hoger alcoholgehalte.
DE ALAMBIEK Bijdrage 4 Bijdrage 1 en 2 waren zowat een algemene inleiding tot, laten wij het maar eenvoudig noemen, het stoken van een “eau-de-vie”. Bijdrage 3 werd “een verklarende woordenlijst voor stokerijtechniek” genoemd. In bijdrage 4 wordt die verklarende woordenlijst nu toegepast op toestellen waarmede de alcohol gewonnen wordt. En of het nu grootschalig of kleinschalig is, het winnen van alcohol gebeurt al 700 jaren naar een zelfde principe namelijk de distillatie.
Fig. 1 Tekening van een alambiek van het jaar 1550
Naargelang de omstandigheden van tijd, ruimte en afmetingen noemt men de toestellen distillatietoestel, distillatiekolom, stooktoestel of ook nog alambiek. Een alambiek werd en wordt nog altijd vervaardigd van het zuiverste koper en meestal is dat rood koper. Dat is het enige metaal dat hiervoor geschikt is. Het bezit een goede geleiding voor warmte, het is corrosiebestendig en geeft geen smaak af. Het neutraliseert eveneens bepaalde vetzuren uit de gisten door deze om te zetten in onoplosbare verbindingen. Glas komt ook nog in aanmerking, maar is beperkt in zijn toepassingen wegens zijn breekbaarheid. Distilleren is een techniek om een mengsel van enkele componenten met verschillende kookpunten onderling te scheiden. Hiervoor wordt het mengsel achtereenvolgens verwarmd. De ontstane dampen worden dan afgekoeld en de alzo bekomen vloeistof in afzonderlijke fracties opgevangen. Uit de vorige bijdrage weten wij dan nog dat een alcoholische oplossing wijn of bier of wat dan ook, in werkelijkheid een oplossing is van aldehyden. De aldehyden en de alcoholen kunnen gescheiden worden in drie fracties: de voorloop aldehyden, ethers en methylalcohol, de middenloop hoofdzakelijk ethylalcohol en de naloop alcoholen met een hoger kookpunt. Eerst nog even stellen dat het maximum alcoholgehalte bekomen door de distillatiemethode maximum 96 vol % bedraagt. Het mengsel bestaat dan uit 96 delen alcohol en 4 delen water. Men noemt dat een azeotroop of een eutektisch mengsel. Deze mengsels kunnen niet verder meer gescheiden worden door natuurkundige principes in water en alcohol om alcohol van 100 vol % te bekomen. Nochtans bestaat deze, men noemt het absolute alcohol. Men trekt er het resterende water uit met behulp van chemische producten zoals ongebluste kalk en andere. Figuren 1, 2 en 3 stellen telkens een kleine alambiek voor. Aan de hand hiervan kan men de principes van de distillatietechniek van ethylalcohol bespreken. In het metselwerk wordt een vuur aangelegd onder een ketel gevuld met een alcoholische vloeistof. De ketel wordt afgesloten met een conische kegel. Deze moet dienst als deflegmator of helm. Flegma is het woord voor de verzameling van onzuiverheden in de zuivere ethylalcoholoplossing gewonnen bij middel van het distillatieproces. De deflegmator is dus een voorziening om de onzuiverheden weg te nemen.
9/20
De conische hoed wordt luchtgekoeld. Aldehyden en zelfs methylalcohol blijven bij die luchtkoeling nog voldoende vluchtig en worden in de koelslang gecondenseerd tot vloeistof en eventueel afzonderlijk opgevangen. Bij ongeveer 80°C bestaat de opstijgende damp grotendeels uit water en ethylalcohol. Deze kunnen eveneens als damp voorbij de deflegmator, in de koeler condenseren tot vloeistof en afzonderlijk worden opgevangen. Alcoholen met een hoger kookpunt worden als naloop opgevangen. Wat in de stookketel achterblijft noemt men de foezelolie. Gedurende de duur van het proces worden bij stijgende temperatuur de hogere alcoholen door de luchtkoeling gecondenseerd en vallen in de vorm van vloeistofdruppels terug in de ketel met de te distilleren vloeistof. De onderdelen van een distillatietoestel, groot of klein, zijn dus de volgende. Zo was het vroeger en zo is het nu ook nog. De onderdelen zijn verwarmingsbron, stookketel, deflegmator of helm, verbindingsslang, koelslang of koeler, opvangrecipiënt. Met behulp van toestel in fig. 1 zal men waarschijnlijk met de vloeistof tweemaal aan de distillatie te onderwerpen een alcoholgehalte van ±50 vol % behaald hebben. Een vloeistof distilleren noemt men soms ook overhalen.
Dit toestel diende niet zozeer voor proefdistillaties, maar meer om de totale hoeveelheid alcohol te bepalen. Het toestel was in stokerijen beschikbaar voor de diensten van de Accijnzen. Het was helemaal vervaardigd uit rood koper. Bemerk vooral de kleine afmetingen van de deflegmator. Bemerk eveneens de verbindingsbuis naar de koeler. Zij helt af naar het kleine keteltje en fungeert op die wijze eveneens als deflegmator. De maatcilinder met de alcoholmeter dient om het volume procent alcohol te bepalen. Fig. 2. Distillatietoestel van de accijnzen.
Dit toestel, uitvoering in glaswerk, is waarschijnlijk in elk labo aanwezig. En velen hebben daarmede een poging ondernomen om zowat amateurstokertje te spelen. De geur en de smaak van het bekomen product viel echter niet altijd mee. Nochtans het moet kunnen en het kan, maar dan mits een kleine aanpassing. Het apparaat zo opgesteld als hier weergegeven dient voor het bepalen van het alcoholgehalte of voor het distilleren van water. En dat is toch nog wat anders dan een “eau-de-vie” stoken. Iedereen bemerkt waarschijnlijk de warmtebron, de kookkolf, de verbindingsbuis, de koeler en de opvangkolf. Fig. 3. Labo-distillatietoestel 10/20
Wat moet er nu veranderd worden: Er moet een thermometer voorzien worden. Deze moet zodanig geplaatst zijn dat de kwik of het alcoholreservoirtje de temperatuur van de opstijgende dampen kan meten. Zo heeft men visuele mogelijkheden om voorloop, middenloop en naloop te scheiden. Er is geen deflegmator voorzien, alhoewel die onder vorm van een spatbol normaal in het labo beschikbaar is. Door de verbindingsbuis niet te laten hellen naar de koeler maar omgekeerd met een klein verval terug naar de kookkolf. Met twee overhalen zijn wij dan al aardig op weg naar een drinkbaar product. “Op weg” schrijven wij wel, maar helemaal zijn wij er nog niet. Men spreekt en schrijft nog altijd over een distilleerkolom, juister is een rectificatiekolom. En daar hebben wij het een volgende maal over. Bijdrage 5 De herhaling is de beste leermeester. Daarom nog even blijven stilstaan bij onderstaand schema.
Figuur 1. Een schematische weergave van een ethylalcoholdistillatie. Verwarmingsbron (niet aanwezig) 1. Stookketel of distillatiekolf 2. Spathelm 3. Stijgende verbindingsbuis 4. Spiraalvormige afvoerbuis met koeler 5. Opvangrecipiënt. Aan een distillatietoestel voor het winnen van eau-de-vie's van vruchten moeten al deze onderdelen aanwezig zijn. Dit geldt zowel voor industriële installaties als voor kleinere toestellen en ook voor laboratorium distillatietoestellen. Daarom zal ik in deze bijdrage de verschillende onderdelen ietwat uitvoeriger behandelen; Verwarmingsbron Bij de industriële bereiding van eau-de-vie's en andere alcoholische producten wordt meestal stoom als verwarmingsbron toegepast. De stoom wordt dan meestal rechtstreeks in de te distilleren vloeistof of maïsch geïnjecteerd. Wie met een kleinere installatie werkt, verwarmt de stookketel meestal met een gasbrander ofwel met een ingebouwde elektrische warmteontwikkelaar. De distillatiekolf in labotoestellen wordt meestal verwarmd met een bunsenbrander (kleine gasbrander) of met een elektrische verwarmingsmantel. Welke ook de verwarmingsbron moge zijn, hoe nauwkeuriger zij regelbaar is wat aanvoer van warmte betreft, hoe beter men het distillatieproces kan sturen. In geval van stoomkranen kan men door het min of meer openzetten van de kraan de temperatuur exact regelen. Bij de elektrische warmteontwikkelaars gebeurt de instelling van de temperatuur nauwkeurig met behulp van schakelaars of weerstanden. 11/20
Verwarming met gasbranders of stoken van de ketel met hout of met steenkool laten een nauwkeurige temperatuursregeling minder gemakkelijk toe. Dit zal zeker het geval zijn bij de enkelwandige ketels. De numerieke waarden van de temperatuur moeten voortdurend gevolgd worden. Een thermometer moet ingebouwd zijn en de temperatuur moet men meten waar de opstijgende dampen de ketel verlaten. Werk maar liefst niet met een kwikthermometer. Bij eventuele breuk komt er kwik vrij en deze zal sublimeren. Dit wil zeggen van vaste toestand rechtstreeks naar gas overgaan. Kwikdampen en vaste kwikdruppels in leefruimten zijn schadelijk voor de mens. Stookketel
Figuur 2. Enkelwandige en dubbelwandige stookketel.
Men kan zich ook nog de volgende vraag stellen. Moet de stookketel ja dan neen verwarmd worden met waterbad of met andere woorden moet men over een dubbelwandige stookketel beschikken of moet de distillatiekolf in een warmwaterbad geplaatst worden. De vraag is niet zo gemakkelijk te beantwoorden. Ik wil het echter eenvoudig houden. Bij het uitstoken van alcoholhoudende vloeistoffen heeft men geen dubbelwandige stookketel nodig. Wanneer men echter een brei-achtige massa of pulp afstookt heeft men in bepaalde omstandigheden wel een dubbelwandige ketel nodig. Dit laatste geldt onder meer bij het winnen van vele vruchtendistillaten. Vruchten, zoals kersen, pruimen, aardbeien, sleedoorn, zelfs appelen en peren ondergaan een pulpgisting. Wanneer al de suiker in alcohol is omgezet, wordt de pulp overgeladen naar de stookketel al dan niet met een kleine hoeveelheid water verdund. De wijnmaker kan zich gemakkelijk voorstellen wat er zal gebeuren wanneer men pulp of een dik vloeibare massa geleidelijk aan opwarmt in een enkelwandige ketel. Aanbranden natuurlijk met al de gevolgen van dien. Slechte kwaliteit van het bekomen product en een zeer moeilijke reiniging van apparatuur en toestellen. Wanneer deze werkwijze gevolgd wordt moet er gedistilleerd worden in dubbelwandige ketels. Het water aanwezig in de gesloten dubbele wand zal bij verwarmen gedeeltelijk verdampen. Deze damp zal druk veroorzaken. Deze mag 0,5 atm., wat overeenkomt met 110°C, niet overschrijden. Wanneer het opwarmen voorzichtig gebeurt en dat moet, zal de pulp weinig of niet aanbranden. In de Elzas, het Zwarte Woud en Oostenrijk zijn er nog kleine bedrijfjes die naar oude ambachtelijke methode deze vruchtendistillaten produceren. Bekende namen zijn: mirabelle, kirsch, quetch, poire, prunelle en nog andere. De overvloedige oogst van eigen tuin kleinschalig verwerken tot deze heerlijke distillaten zou nog een aangename bezigheid voor de wakkere wijnmaker kunnen betekenen. Kleinschalige of toestellen op laboratoriumschaal met een dubbelwandige stookketel, zijn mij tot hiertoe niet bekend. Wie bouwt er het eerste toestel? 12/20
Helm
Figuur 3. Verschillende helmvormen. In labotermen noemt men het spathelm, in de stokerij is er nog altijd sprake van deflegmator en in de techniek van de distillatieapparatuur wordt het kortweg helm. In onze gewesten bij de eeuwwisseling had de helm moestal de vorm van een zwanenhals. Deze draagt nu nog steeds de naam van deflegmator (betekent wegnemer van onzuiverheden). Enkele zeer bekwame koperslagers konden uit een koperplaat een zwanenhals vervaardigen. Omdat die ambachtslui nog moeilijk te vinden zijn, worden de helmen wat eenvoudiger van vorm, maar daarom niet minder efficiënt. De rol van de helm is dubbel: Overschuimen voorkomen. Helm houdt schuim en spatten op en voorkomt alzo dat deze terecht komen via de stijgende verbindingsbuis in de koeler. Hierbij zou het distillaat erg verontreinigd worden. Wie al ooit het nationaal jenevermuseum bezocht, zal bemerkt hebben dat de helm aan de ketel voldoende ruim was. Stookoplossingen kunnen soms hevig schuimen en spatten. Dit kan men ietwat milderen door toevoegen van een weinig siliconenvet aan de te distilleren oplossing. Rol als luchtkoeler. De helm heeft het effect van een luchtkoeler. Hierbij worden de opstijgende dampen plus minus gescheiden in verschillende fracties, zodat een opvang in voorloop, middenloop of naloop mogelijk is. Bij zacht opwarmen gaan de meest vluchtige stoffen zoals ethers, aldehyden en methylalcohol als damp voorbij de helm en kunnen na afkoelen als eerste fractie opgevangen worden. De niet zo vluchtige verbindingen zullen in de helm afkoelen en als druppels terug in de kookkolf vallen. Dit geldt voor ethylalcohol, water en hogere alcoholen. Wanneer de temperatuur stijgt tot ±80°C gaat ethylalcohol als damp over. Na condensatie in koeler en opvang wordt dat de middenloop. Hogere alcoholen en water worden in de helm terug afgekoeld en druppelen als vloeistof naar beneden. Bij verdere stijging van de temperatuur kunnen uiteindelijk ook de hogere alcoholen en water in dampvorm langs de helm in de koker terecht komen en als naloop opgevangen worden. Bij een goed bestudeerde constructie, aangepast aan ketel en koeler, kan vorm en grootte van de helm mede bepalend zijn voor een scherpe scheiding van de fracties. Men moet echter nu al weten dat die scheiding niet absoluut is. Maar daarover later meer. Nu echter moet men al weten dat de scheiding in de alambiek niet absoluut is. De stoker speelt hierbij een belangrijke rol.
13/20
Verbindingsbuis
stijgende destillatie dalende destillatie Een buis die de verbinding realiseert tussen helm en koeler, kan dat ook van belang zijn? Jawel en heel zeker. Onlangs heeft men in een bepaald bedrijf dat nog kunnen ervaren. Bij de aanvang van deze bijdrage hadden wij het al over een stijgende verbindingsbuis. In de meeste laboratoria staat er wel een klein distillatietoestel met van spathelm naar koeler een dalende verbindingsbuis. Dit dient voor het distilleren van water. Zou men in een dergelijk apparaat, zelfs met de stookkolf in een waterbad, gegiste pulp voor het bekomen van een eau-de-vie, uitstoken, dan zou men toch een minder fraai resultaat bekomen. De verbindingsbuis van de helm naar de koeler fungeert als een verlengstuk van de helm. Enerzijds is het een luchtkoeler, maar anderzijds als stijgende verbindingsbuis, naar gelijke principes als bij de helm, laat zo een betere scheiding toe tussen voorloop, middenloop en naloop. Over numerieke gegevens van lengte, diameter en verval, kan ik jullie weinig vertellen. Deze waarden zijn in functie van wat, hoeveel en in welk toestel er zal gestookt worden. Koeler In de koeler zal de dampvorm overgaan naar vloeibare vorm. Deze overgang noemt men condensatie. Aanleiding tot bijzondere moeilijkheden is hierbij niet te verwachten. Het eenvoudig principe dat toegepast wordt is het volgende. De dampen worden afgevoerd via een spiraal welke omgeven is door stromend koud water. Dit geldt zowel voor laboratoriumapparaten, als voor industriele installaties. Enkele koelers die voor een laboratoriumdistillatie in aanmerking komen zijn de volgende: Figuur 5. Liebig koeler
Kogelkoeler
De eenvoudigste koeler is een Liebigkoeler. De dampen worden opgevangen langs de opstijgende verbindingsbuis in een lange buis. Deze wordt afgekoeld door stromend water in de omgevende cilindermantel. Meestal volstaat dit type koeler. Nadeel is dat bij een of andere onoplettendheid, zoals geen of onvoldoende watertoevoer, de dampen langs een rechte afvoerweg zonder enige condensatie in de vrije lucht kunnen ontsnappen. Dit kan eventueel een groot verlies aan opbrengst betekenen. In de laboratoriumkoelers wordt het koud water nooit aangevoerd waar de damp de koeler binnenkomt, maar wel waar de damp reeds in vloeistof is overgegaan.
Dimroth koeler
14/20
Dit om breuk, door te grote verschillen in temperatuur tussen damp en koelwater te voorkomen. In de bolkoeler wordt het koeloppervlak al heel wat groter. In de dimrothkoeler wordt het koeleffect van het water optimaal benut. Het koelwater wordt hier aangevoerd langs een rechte buis tot op de bodem van de koeler vanwaar het dan via een spiraal naar boven weerkeert. De dampen worden nu afgekoeld door de spiraal enerzijds en door de lucht aan de buitenzijde van de koelermantel. Bij de industriële aanmaak van alcoholische producten gebeurt de koeling naar hetzelfde stramien. Met de beschikbaarheid en de kostprijs van het water samen met het recupereren van de uitgewisselde warmte door overdracht naar een andere vloeistof wordt meestal bij de bouw en de opstelling van de koeler rekening gehouden. Opvangrecipiënt Alcohol van meer dan 25 vol % en bestemd voor consumptie wordt nooit bewaard in kunststofrecipiënten. Voor het opvangen van alcohol na de distillatie komt in aanmerking: roestvrij staal, glas of aardewerk zoals kruiken en grote vaten zoals die nog in menige jeneverstokerij te vinden zijn. Bijdrage 6 In de periode 40-45 had ik de gelegenheid heel wat zelf gemaakte stooktoestellen te zien werken. De alcohol niet van zo een bijster goede kwaliteit, werd waarschijnlijk langs tussenpersonen opgekocht door de bezetter. Want het gebeurde zelden of nooit dat er iemand “gepakt” werd. Het hele dorp waar ik woonde, stookte bij dag en nacht en dat kon onmogelijk voor eigen consumptie zijn. In de cursus “landbouwindustrieën” aan de universiteit werd me toen niet de gelegenheid geboden zulke praktische ervaring op te doen. Andere praktische ervaring opgedaan in diverse laboratoria, de industrie en het nationaal jenevermuseum bevestigen me alleen maar dat er bij het winnen van “eau-de-vie's” wat de principiële techniek betreft sinds 1300 nog altijd niets is veranderd. De techniek is natuurlijk aangepast aan de huidige kennis zoals het verwerken van grote hoeveelheden, rationele warmte-uitwisseling, computergestuurde bewerkingen, continue aanvoer en andere. Een nieuw begrip moeten wij er echter nog aan toevoegen, namelijk rectificeren, rectificatiekolom, meestal stookkolom genoemd. In een distillatietoestel, zoals het tot hiertoe werd beschreven, moet men om de basis te bekomen van een kwaliteit eau-de-vie, minstens tweemaal overhalen. Vertrekkende van een vloeistof van plus minus 7 vol % alcohol bekomt men een ruw stooksel van ongeveer 30 vol %. In een tweede beurt met verwijdering van voorloop en naloop bekomt men een eau-de-vie, naargelang de aard van het te distilleren product, van plus minus 55-65 vol % alcohol. De vooruitgang van de wetenschap heeft ook hier toegeslagen, want tijd is geld. Niet zozeer in het winnen van vruchtendistillaten, maar veeleer in het winnen van hoogwaardige alcohol van 96 vol %. Dit proces verloopt nu continu en computergestuurd met een onvoorstelbaar rendement zowel aan alcoholgraden als aan hoeveelheden. Dit is enkel mogelijk geworden dank zij de ontwikkeling van een rectificatiekolom in de jaren 1820-1850. Rectificeren is onzuiverheden wegnemen. Bij het distilleren van alcohol is dat water, en voorloop- en naloopbestanddelen. Het rectificeren van alcohol berust op bepaalde natuurkundige principes. Hierop dieper ingaan is voor ons niet zinvol.
15/20
( figuur 1). Het gebeurt in cellen of eenheden die door stapeling op elkaar onderling in verbinding staan. Zij vormen samen de rectificatiekolom of de distillatiekolom. In elke eenheid gebeurt er een distillatie. De damp kan naar boven ontwijken uit een kleine hoeveelheid vloeistof die telkens weer als condensaat naar beneden terugvloeit. De damp die zo over al de eenheden naar boven stijgt wordt steeds rijker en rijker aan alcohol. De vloeistof die naar beneden terugvalt wordt daarbij steeds rijker aan foezelbestanddelen. Zie ook tekening van enkele rectificatie-eenheden zoals zij toegepast worden in de industrie. Figuur 1 V.A.W.-leden die scheikunde gestudeerd hebben en in een labo werken kennen wellicht de rectificatiekolom. Er zijn er heel wat. De uitvoering ervan kan verschillend zijn, het principe echter blijft altijd gelijk. Bepaalde bestanddelen uit de opstijgende dampen zullen voortdurend afkoelen en in het voorraadrecipiënt terugvloeien. De opstijgende dampen worden alzo rijker en rijker aan alcohol. Na afkoelen kan dan de damp als middenloop opgevangen worden.
Figuur 2a
Figuur 2b
Figuur 3
Twee verschillende labo uitvoeringen kunnen jullie zien in figuur 2. Figuur 2a is zowat de beste benadering van de industriële rectificatiekolom. Figuur 2b wordt in het labo gevuld met glazen knikkers of parels of nog veel beter met Rascher-ringen in porselein. 16/20
En nu figuur 3 eens nauwkeurig bestuderen. Wie ooit het Nationaal Jenevermuseum te Hasselt bezocht, zal bij het zien van deze tekening zich een onderdeel van de stookinstallatie herinneren. De tekening kan in de praktijk uitgewerkt worden tot een kleinschalig toestel waarmede moeiteloos een “poire-williams”, een “framboise”, een “fraise” of een “guvelinger” kan gewonnen worden. Zoals ik al eerder schreef het concept berust op vroegere jeugdherinneringen, theoretische principes en recente praktische ervaringen. Ik zou er heel wat tijd willen aan besteden om het toestel proefondervindelijk uit te testen en te verbeteren. Wellicht zullen anderen dat ook willen doen. Energiebron De veiligste energiebron is elektrische warmte. Meestal kan hierbij de temperatuur moeiteloos geregeld worden. Daarenboven blijft “voorzichtigheid de moeder van de porseleinwinkel”. Alcohol blijft brandbaar. Men kan ook werken met een oliebad dat elektrisch verwarmd wordt. Hierbij kan de temperatuur eveneens nauwkeurig geregeld worden. Wie de ketel of het stookvat op de een of andere wijze voorziet van een mantel of een dubbele wand gevuld met water, kan een eau-de-vie winnen naar de meest authentieke wijze: de vergiste vruchtenpulp afstoken in warmwaterbad zonder gevaar van aanbranden. Ketel De ketel zal iedereen op figuur 3 wel herkennen. De wetenschap en de industrie geven nog altijd de voorkeur aan koper. Dit is niet enkel voor een goede warmtegeleiding. Koper neutraliseert eveneens de zwavelverbindingen in de pulp en de most aanwezig. Dat roestvrij staal en glas eveneens voor de uitvoering in aanmerking komen is evident. De inhoud van zo een “huisvlijt” -ketel zou maximum 30 liter mogen bedragen. De werkinhoud wordt dan 60 % of 20 liter. Ongeveer 30 % van de inhoud blijft vrij om opspatten naar de kolom tot een minimum te beperken. Het deksel van de ketel kan eveneens tot deflegmator worden uitgebouwd zoals in voorgaande bijdrage in VAW-Magazine nr. 2/1995 werd aangegeven. Een eerste maal overhalen en de voorloop apart opvangen. De geur van ether en methylalcohol zijn voldoende specifiek om dit te realiseren. De kolom hoeft hierbij niet gevuld te worden en kan gewoon als luchtkoeler en deflegmator fungeren. Het resultaat zou 30-35 % moeten bedragen. Men zou dit kunnen vergelijken met wat men in industriële termen het ruw stoken noemt. Wordt de 35 vol % niet gehaald, dan moet de kolom gevuld worden, zoals hieronder voorgesteld. Een tweede beurt wordt dan een nabootsen van het fijn stoken. De kolom moet nu gevuld worden met “iets”. Het beste zou zijn, porseleinen bollen of andere vormen in porselein. Porseleinen potjes zoals die vroeger op de elektriciteitspalen stonden, komen hiervoor in aanmerking. Waar kan men ze nog vinden? Tijdens de oorlogsjaren was dit gedroomd materiaal om de rectificeerkolom te vullen. Men kan de rectificeerkolom ook vullen met propere witte keien zoals die in siertuinen gebezigd worden. Deze geven wellicht iets minder goede rectificeerresultaten omdat de warmte-uitwisseling anders is. Men heeft geen aandachtige waarnemer te zijn om op te merken dat de kolom langs de onderkant dient afgesloten te worden met een geperforeerde plaat. Er zijn dus drie mogelijke manieren van afstoken. De keuze hiervoor dient gemaakt naargelang de bekomen resultaten. Kolom Kolom Kolom Ruw stoken leeg gevuld gevuld Fijn stoken gevuld gevuld leeg
17/20
Thermometer Deze moet zich bevinden boven aan de kolom waar de dampen naar de koeler gaan. Geen kwikthermometer plaatsen. Er voor zorgen dat alles goed dicht afgesloten blijft zodat er geen dampen kunnen ontwijken. Brug Brug naar koeler, wat nu? Moet ze juist waterpas, moet ze hellen naar de kolom of moet ze hellen naar de koeler? Ook dit is afhankelijk van de omstandigheden. Is de rectificatie voldoende in de kolom, dan mag het waterpas of licht hellend naar de koeler toe. Maar zie dan ook naar figuur 4 voor de aansluiting van de brug in de koeler. Is de opening in het midden van de brug dan ontstaat er een klein plasje van gecondenseerde vloeistof, dat eventueel de kwaliteit van het distillaat kan beïnvloeden.
Figuur 4
Is de brug licht afhellend naar de kolom gemonteerd, dan is er geen enkel probleem. Dit laatste verdient mijn persoonlijke voorkeur. Het blijft een laatste rectificatie.
Koeler Op figuur 3 is er in de koeler een stippellijn getekend. Dat mag een rechte buis zijn, maar toch liefst spiraalvormig. Nauwlettend toezien dat er geen dampen ontsnappen. En bij het fijn stoken moet natuurlijk voorloop en naloop gescheiden opgevangen worden. Wat de technische uitvoering van dit concept betreft, in het VAW zijn er voldoende knappe koppen om hieraan te voldoen. En wanneer wij “accijnsvrij” mogen stoken, dan publiceren wij wel zo een toestel met al de numerieke waarden tot op de millimeter. Bijdrage 7
Cijns betalen: Vraagteken Wij schreven zes korte bijdragen over deze boeiende materie. Voor sommige lezers was het niet altijd even duidelijk. Anderen hadden er dan ook weer helemaal geen moeite mee. Een verhaal is een verhaal, een kennismaking is een kennismaking. Ik had liever klaar en duidelijk lessen uitgeschreven met als titel “Het winnen van vruchtenbrandewijn”. Bij leven en welzijn komt het er nog ooit van. Zo het winnen van parelwijn champagne naar oude artisanale methode en het winnen van hoogwaardige parelwijn en kaamgistwijn een sluitstuk betekenen voor het vakmanschap van de amateur, zo is ook het winnen van vruchtenbrandewijn een sluitstuk van vakmanschap voor de amateur wijnmaker en de kleine bierbrouwer. Er is echter een maar. Wat met de overheid? Moet er cijns betaald worden ja of neen? Wij gaan hiermede een poging ondernemen een antwoord te formuleren op deze vragen. Wie mag alcoholische dranken fabriceren? In principe zij die hiervoor toelating hebben van het Ministerie van Financiën en van Economische Zaken. Buiten dat komt er nog veel rompslomp bij te pas, zoals het berekenen en betalen van de alcoholgraden en noem maar op. Dit is natuurlijk het antwoord dat jullie niet verwachten.
18/20
Wie mag een distillatieapparaat in zijn bezit hebben? Als ik goed ben ingelicht bestaat hierover geen wetgeving en zeker geen Europese wetgeving. In München heb ik er gezien als mooi koperwerk in een uitstalraam. Ik heb er gezien, uit Portugal meegebracht, met “smakelijke” afmetingen. Dat wordt ginder verkocht in de afdeling “huishoudartikelen”. Ook in Parijs zijn ze te koop. In elke laboratoriumcataloog staan er distillatieapparaten afgebeeld die de handel ter beschikking stelt en wel tot en met een 10 liter distillatiekolf. Een toestel dat zo vrij en zonder enige beperking mag verkocht worden, daarvan kan het bezit toch niet verboden zijn, al was het dan maar om het salon of de slaapkamer te versieren. Mag men het distillatietoestel dan gebruiken zonder moeilijkheden te krijgen met de wet? Ratafia Dat kan wis en zeker, maar dan wel onder bepaalde voorwaarden. De alcoholische producten op basis van vruchten zijn erg duur. Er is dus wel reden voor om dranken op basis van fruit van eigen gewin te maken. Hierbij zijn er twee mogelijkheden: onder vorm van een vruchtenratafia ofwel onder vorm van een vruchtenextract op basis van alcohol. Bij het maken van een vruchtenratafia wordt hetzelfde principe gevolgd als bij de bereiding van een fruittob. Men bewaart eenvoudig de vruchten onder een alcoholisch oplossing met of zonder toevoegen van suiker. De ratafia gaat echter snel in smaak achteruit omwille van de biochemische omzettingen van de vruchten in de alcohol. Ja maar in dit verhaal is er toch geen sprake van een distilleertoestel. Vruchtenalcoholaat of vruchtenextract. Ook voor deze distillatie heeft men geen toelating nodig, op voorwaarde dat men alcohol uit de handel betrekt, en het briefje of de factuur bewaart. Daarmede is dan reeds aan bet betalen van cijns voldaan. Men laat de vruchten een tijd lang macereren of weken in een alcoholische oplossing. Daarna wordt deze oplossing afgedistilleerd. Er moet rekening gehouden worden met kop en staart. Waardevolle dranken op die manier te distilleren zijn: vruchtenalcoholaten van aardbei, braambes, bosbes, framboos en andere. Dit zijn geen commerciële dranken. Ze zijn immers maar voor een zeer klein publiek betaalbaar. De verschillende numerieke waarden zoals: vol. percent van de alcohol bij de distillatie, percent vruchten in de alcohol, duur van de maceratie, duur van het narijpen, zal experimenteel moeten vastgelegd worden. Er is dus nog werk aan de winkel. Wat nog niet mag. Het VAW is altijd bezorgd geweest dat de wettelijkheid betreffende haar activiteiten gerespecteerd werd. Regelmatig werd er bij de overheid aangedrongen op vrijstellingen en/of op vereenvoudiging van de reglementering ter zake. Van bij de aanvang al werd de reglementering voor het maken van vruchtenwijnen sterk vereenvoudigd en tot bepaalde alcoholpercentage vrijgemaakt. Later volgde dan een eenvoudige reglementering voor het maken van druivenwijn. Bij de eenmaking van Europa werd het voor de amateur nog eenvoudiger: er was vrijstelling van accijnzen voor alle alcoholische dranken gemaakt door de amateur: bier, wijn, druivenwijn, altijd op voorwaarde dat de productie diende voor eigen gebruik. Mochten wij nu nog vrijstelling bekomen voor de distillatie van eau-de-vie van vruchten, dan zou dat een bekroning betekenen voor de zoveel jaren activiteit in het VAW. Zo ik het niet meer mocht beleven, dat doet er niet toe. De verantwoordelijken in het VAW moeten volhouden. De tijd is er rijp voor. Discussies hierover zijn gaande in de EG commissies. Eau-de-vie of brandewijn of nog juister visueel uitgedrukt is gebrande wijn van appel, peren, kersen, pruimen, aardbeien, frambozen, bosbessen, braambessen, vogelkers, e.a. 19/20
In Baden-Würtemberg (Duitsland) zijn heden ten dage zegge en schrijve 24.000 of vierentwintigduizend kleinschalige stokerijtjes die onder een speciale reglementering vruchten van eigen gewin mogen branden en verkopen. En wie over geen stokerij beschikt mag er vruchten brengen om 50 liter gebrande wijn mee naar huis te nemen, accijnsvrij natuurlijk. Toe nou: wie helpt er een beetje stoten aan de kar?
20/20