Zoon van God 6 april 2014
Gezang 576b: 1/5/7 LB Votum en groet Psalm 142: 1/2/3/4 OB Geloofsbelijdenis Psalm 142: 5/6/7 OB Schriftlezing
Johannes 10: 22-39/ Zondag 13
Psalm 80: 1/4/5/6/7 NB Preek Gezang 534:1/2/3/4 LB Gebed Collecte Gezang 248: 1/2/3/4 LB Zegen
Preek Gemeente van Christus
Intro Van Jezus belijden we met de geloofsbelijdenis dat hij zoon van God is. Ik wil vanavond met u nadenken over de vraag hoe wij daar nu eigenlijk bij komen. Wat is het niet heel erg vreemd om dat te zeggen van een mens? Ik bedoel, Jezus is ook de zoon van de timmerman, als hij in onze tijd geleefd had zou hij naar school zijn gegaan, en als hij uit school kwam moest hij houtkrullen vegen voor zijn vader. Hij had onze buurman kunnen zijn. Is het niet heel erg vreemd om zo iemand zoon van God te noemen. En het wordt nog vreemder als we hem naakt aan het kruis zien hangen. Een bebloed lichaam, op zijn hoofd een doornenkroon, lijden en pijn. Een aan flarden gescheurd mens, als een dier in doodsnood, zo heeft hij geleden. Is het niet heel erg vreemd juist hem zoon van God te noemen. Hoe komen we daar
eigenlijk bij en nog belangrijker is de vraag wat we daarmee zeggen. Wat zeggen we als we deze man uit Nazareth zoon van God te noemen?
Godslastering Om een antwoord te geven op die vraag zullen we net als in de vorige avonddienst terug moeten grijpen op het Oude Testament. Jezus zelf gaat ons daarin voor in het gedeelte dat we met elkaar hebben gelezen. In Jeruzalem wordt het Chanoekafeest gevierd. Het feest waarin de herbouw van de tempel na de ballingschap wordt herdacht. Jezus wandelt door de zuilengang van Salomo en raakt in gesprek met mede joden. Ze vragen het hem recht op de man af. Bent u de Messias of niet? Ze willen geen geheimzinnige woorden maar klare taal. Er moet een einde komen aan de onzekerheid. Bent u de Messias of niet? Dat heb ik heb jullie al gezegd, zegt Jezus, maar jullie geloven mij niet. Mijn schapen hebben er wel oren voor. Ze luisteren naar mijn stem en herkennen hem. Jullie horen dezelfde stem maar horen het niet omdat jullie mijn schapen niet zijn. Maar als jullie het nog een keer willen horen ik het nog wel een keer zeggen. Ik en de vader zijn een. Als Jezus dat zegt dreigt hij gestenigd te worden. Zijn volksgenoten rapen de stenen al op. Waarom willen jullie me stenigen vraagt Jezus ? Voor een goede daad zullen wij u niet stenigen antwoorden ze. Dat wij u willen stenigen heeft te maken met godslastering. U bent een gewoon mens maar beweert dat u God bent. Wie zichzelf voor God uitmaakt heeft het recht op verder leven verspeeld. Dat is godslastering en dat verdiend de zwaarste straf.
De rechter Het antwoord dat Jezus hen dan geeft is afkomstig uit het Oude Testament. Staat er in de wet niet geschreven? Ik heb gezegd: u bent goden, u bent allen zonen van de Allerhoogste. Jezus citeert Psalm 82. In die psalm vergaderen de goden. Voorzitter van de vergadering is de God van Israël. Hij staat in de kring van de goden. Hij wijst ze op hun heilige roeping. Rechtvaardig oordelen, geen partij kiezen voor wie kwaad doen. Weerlozen en wezen recht doen. Opkomen voor verdrukten en zwakken. Dat is de taak die deze goden gegeven is. Als ze dat niet doen komen ze ten val. Dan zullen ze niet meer blijken te zijn dan aardse vorsten. Dan zullen ze sterven als mensen. Vanwege hun door God gegeven functie zijn er mensen die worden aangesproken als goden. In het geval van de psalm gaat het om rechters die worden aangesproken als zonen van de allerhoogste. Als zij recht spreken dan spreken zij het woord
van God. Als zij opkomen voor de armen en de verdrukten dan doen zij het werk van de Allerhoogste. Ik heb gezegd: u bent goden, u bent allen zonen van de Allerhoogste. Waar Jezus zijn gesprekspartners en ons op wijst is dus dit dat er in het Oude Testament ook al mensen zijn die worden aangesproken als goden.
De koning In Psalm 2 zien we hetzelfde gebeuren. Degene die daar wordt aangesproken is een koning. Jij bent mijn zoon, vandaag heb ik jou verwekt. Laten de koningen der aarde gewaarschuwd zijn en zich onderwerpen aan hem. Bewijs eer aan zijn zoon anders ontvlamt zijn woede en loopt uw weg dood. De koning wordt Gods zoon genoemd. Die uitdrukking was in de wereld van toen niet ongewoon. In Egypte werd de farao aangesproken als zoon van de zonnegod. Koningen stamden rechtstreeks van de goden af. Er stroomde goddelijk bloed door hun aderen. Ze werden verwekt door de godheid. Er liep een rechtstreekse lijn van de goden naar de troon. Nu staat in psalm 2 ook het woord verwekken. De dichter maakt gebruik van dezelfde taal, en dat gebeurt vaker in de schrift, dat men zich bediend van taal uit de wereld van de volken. Maar dat wil niet zeggen dat er ook hetzelfde wordt bedoeld. Het gaat in psalm 2 niet om goddelijke afstamming of goddelijk bloed dat door de aderen stroomt. Het gaat in psalm 2 om adoptie. De koning is van huis uit niet goddelijk. Hij is een mens als ieder ander. Maar wordt door God aangenomen als zijn zoon. Met alle voorrechten die daarbij horen. In psalm 89 horen we een vergelijkbaar geluid. In David vond ik een dienaar, ik zalfde hem met heilige olie. Hij zal daarom tot mij roepen: u bent mijn vader, mijn god, de rots die mij redt. Ik maak hem tot mijn eerstgeborene, tot de hoogste van de koningen der aarde.
Jezus Niet alleen rechters en koningen werden aangesproken als zonen van God. Ook Israël als geheel wordt in de bijbel wel Gods zoon genoemd. Toen Israël een kind was, had ik hem lief, uit Egypte heb ik mijn zoon geroepen (Hosea 11:1). Jezus vraagt daar aandacht voor als hij in gesprek is met zijn volksgenoten. In het Oude Testament waren er al mensen die werden aangesproken als goden omdat de allerhoogste zelf zijn naam aan hen verbond. Staat er in de wet niet geschreven? Ik heb gezegd: u bent goden, u bent allen zonen van de Allerhoogste. Als mensen toen al goden werden genoemd, hoe kunt u mij dan beschuldigen van godslastering als ik zeg dat ik nu zoon van God ben? Jezus past de uitdrukking die in het Oude
Testament werd gebruikt voor rechters en koningen toe op zichzelf. Alles wat van hen werd verwacht vervult hij door zijn leven en zijn sterven. Als hij net geboren is moet hij uitwijken naar Egypte omdat Herodes het op hem voorzien heeft. Opdat vervult zou worden wat geschreven is: uit Egypte heb ik mijn zoon geroepen. En als hij zich laat dopen met de zondaars, in het water van de Jordaan, dan gaat de hemel open en wordt psalm 2 geciteerd. Jij bent mijn zoon. Jij bent de geliefde. In jou heb ik een welbehagen. Jezus als de vervulling van al die mensen die in het Oude Testament zoon van God worden genoemd. Hij zal hun roeping helemaal waar gaan maken en is gehoorzaam tot het einde.
Meer En toch is daarmee nog niet alles gezegd. Het geheim rond de persoon van Jezus Christus gaat nog dieper. Jezus bedoeld niet alleen te zeggen dat hij in een lange lijn van mensen staat die zoon van God worden genoemd. Hij bedoeld ook te zeggen: als die titel al toekwam aan koningen en rechters, hoeveel te meer komt die titel niet toe aan mij. Bij falende koningen en falende rechters scheen er nogal eens licht tussen de opdracht en de uitvoering. Bij mij hoef je daar niet bang voor te zijn want ik en de Vader zijn een. De Vader is in mij en ik ben in hem en dat is niet pas het geval vanaf mijn doop in de Jordaan. Met deze opdracht ben ik in de wereld gezonden. Ik ben niet op een bepaald moment in mijn leven zoon van God geworden, zoals de koningen van Israël toen zij de troon bestegen. Het gaat bij mij veel verder want ik ben dat altijd al geweest. Dat laatste staat hier niet met zoveel woorden maar het is wel te lezen aan het begin van het evangelie van Johannes. In het begin was het woord, het woord was bij God en het woord zelf was ook God. Alles is erdoor ontstaan en zonder dit woord is niets ontstaan wat bestaat. Dat woord is mens geworden en heeft bij ons gewoond. Vol van goedheid en waarheid en wij hebben zijn grootheid gezien. De grootheid van de eniggeboren zoon van de Vader.
Eniggeboren Vanaf het begin van het evangelie van Johannes is al duidelijk dat we in Jezus te maken hebben met iets unieks. Jezus wordt de eniggeboren zoon van de vader genoemd. Eniggeboren, dat woord zet hem apart van al die andere zonen. Die andere zonen van God zijn van huis uit zijn kinderen niet. Ook wij zijn van huis uit geen kinderen van God. Dat lijkt me toch belangrijk om even te onderstrepen ook met het oog op wat we onze kinderen
meegeven. Kind van God zijn is nooit vanzelfsprekend en als het wel vanzelfsprekend is dan is dat de dood in de pot. Van huis uit zijn wij geen kinderen van God maar kinderen des toorns zegt het oude doopformulier. En Jezus zegt tegen godsdienstige brave mensen dat ze kinderen van de duivel zijn. In kerkklanken heb ik pas een paar regels gezet van een Poolse dichter. Ik zie in mijzelf zoveel ononthuld kwaad dat ik een hellevaart niet uitgesloten acht (Milosz).
Dat is geen ongeloof maar realisme. Dit moet je niet snel wegpoetsen. Dit moet je juist voluit laten staan. Want alleen dan ontstaat het verlangen naar hem die anders is dan wij. Jezus wordt de eniggeboren zoon van God genoemd. Eniggeboren, dat betekent niet dat hij er dus ook een moment was dat hij er niet was. Dat de vader er wel was en dat op een gegeven moment de zoon uit de vader ontstond. Het woord eniggeboren is wat dat betreft geen gelukkig vertaling. We kunnen het beter vertaling met uniek, anders dan wij. De catechismus zegt het eigenlijk heel mooi. Christus alleen is de eeuwige natuurlijke zoon van God. Eeuwig en natuurlijk zoon van God, dat kan je van ons niet zeggen maar wel van hem.
Geloof De volksgenoten van Jezus gaat dit te ver. Als hij zegt dat hij en de vader een zijn proberen ze hem te grijpen. Vraag aan ons is hoe wij hier tegenover staan. Gelooft u dat Jezus de eeuwige en unieke zoon van God is? Misschien is het wel een vanzelfsprekendheid voor ons. Je hebt van jongs af aan gehoord dat Jezus de zoon van God is. Je weet niet beter en denkt er maar niet teveel over na. Het zal wel zo wezen. Het kan ook zijn dat je twijfelt want is dat niet vreemd te geloven dat iemand die op aarde rondliep de zoon van God zou zijn. Hij had bij wijze van spreken je buurman kunnen wezen. Geloven dat Jezus de zoon van God is, is bepaald niet vanzelfsprekend. Zijn volksgenoten hadden er de grootste moeite mee en ook voor de leerlingen van Jezus sprak het niet vanzelf in hun meester de zoon van God te herkennen. Hoe zij ertoe kwamen te geloven is niet helemaal met woorden te zeggen. Als Petrus zegt dat Jezus de Messias, de zoon van God is, dan zegt Jezus dat vlees en bloed hem dat niet hebben geopenbaard maar zijn Vader in de hemel. En de Vader in de hemel wekt het geloof in mensen wakker door het optreden van zijn zoon. Dat hij de zoon van God is blijkt
vooral uit wat hij doet. Als er een verlamde op een draagbed bij hem wordt gebracht zegt hij: zoon, uw zonden zijn u vergeven. Hoe durft hij dat te zeggen denken de mensen dan. Wie kan de zonden vergeven dan God alleen? Als hij met zijn leerlingen het meer oversteekt en er een storm opsteekt spreekt hij de wind bestraffend toe en de wind en de golven gaan liggen. Wie is toch deze dat zelfs de wind en het meer hem gehoorzamen? En als Jezus de laatste adem uitblaast is er een centurio die het gaat dagen. Waarlijk, zegt hij, deze mens was Gods zoon. Dat bij het kruis belijden is de meesten niet gegeven. De leerlingen verliezen er eerder hun geloof door dan dat het erdoor wordt versterkt. Thomas gelooft het pas als hij de wonden van de spijkers in de handen van de opgestane ziet. Mijn Here zegt hij dan, en mijn God.
Afsluiting Door al die verhalen heen wordt er ook aan ons getrokken. Door middel van die verhalen wordt de zoon van God aan ons geopenbaard. Dat hij de zoon is kan je zien aan hoe hij leeft en hoe hij lijdt. Hij is gehoorzaam geweest zoals nog nooit iemand gehoorzaam is geweest. Hij struikelt niet. Hij weerstaat de verzoeking tot het einde. Wij worden het gehoorzaam zijn soms zat. Dan gaan we helemaal voor onszelf. Bij Jezus is dat anders. Hij kiest niet voor het gemak want hij is de eeuwige zoon. Hij geeft zichzelf helemaal voor de volle honderd procent om kinderen van de toorn tot kinderen van God te maken. Hij doet dat niet als mens die door God is aangenomen als zijn zoon. Hij doet dat als de eeuwige zoon van de Vader die zelf ook God is. Het kruis wordt niet gedragen door een afgezand maar door God zelf. En dat maakt dat wij aan het kruis kunnen zien wat voor God wij hebben. Wie gelooft in Jezus als de eniggeboren Zoon van God kan niet meer geloven in een onbewogen opperwezen. Wij gelooft in Jezus weet dat God zelf is gekomen en steeds weer komt om het verlorene te zoeken. God schuilt niet weg in een verre uithoek van een onmetelijk heelal. Hij is mens geworden om zelf door de diepten van het oordeel heen te trekken. Jezus laat ons zien wie God is. Hij laat ons zien wie hij is van eeuwigheid tot eeuwigheid. Hij was niet voor een periode van dertig jaar bewogen met ons lot. Jezus is de eeuwige zoon en maakt ons als de eeuwige zoon eeuwige liefde zichtbaar. Buiten de eniggeboren zoon van God kunnen wij niet. Buiten hem is er geen weg, geen waarheid en geen leven. Alleen boven hem is de hemel open. Alleen door hem is God met ons. Kus dan de zoon want buiten hem lopen alle wegen dood. Gelukkig zijn zij die schuilen aan zijn hart.
Amen