Van harmonieorkest tot danceparty: Cultuurparticipatie in Noord-Brabant Nulmeting (november 2007) - Provinciaal rapport
Van harmonieorkest tot danceparty:
Cultuurparticipatie in Noord-Brabant Nulmeting (november 2007) - Provinciaal rapport
mevrouw drs. H. van de Berg drs. E. Edelmann
PON Instituut voor advies, onderzoek en ontwikkeling in Noord-Brabant maart 2008
Het PON heeft dit onderzoek verricht in opdracht van de provincie Noord-Brabant
en in samenwerking met het UITmarketingburo
ISBN 978-90-5049-435-9 © 2008 PON Instituut voor advies, onderzoek en ontwikkeling in Noord-Brabant. Het auteursrecht van deze publicatie berust bij het PON. Gehele of gedeeltelijke overname van teksten is toegestaan, mits daarbij de bron wordt vermeld. Vermenigvuldiging en publicatie in een andere vorm dan dit rapport is slechts toegestaan na schriftelijke toestemming van het PON. Deze publicatie is te bestellen onder vermelding van PON-publicatie 08-09. PON Postbus 90123 5000 LA Tilburg Telefoon: (013) 535 15 35 Fax: (013) 535 81 69 E-mail:
[email protected] Internet: www.ponbrabant.nl
Inhoud Samenvatting
1 1.1 1.2 1.3 1.3.1 1.3.2 1.3.3 1.3.4 1.3.5 1.4
2 2.1 2.2 2.2.1 2.2.2 2.2.3 2.3 2.3.1 2.3.2 2.3.3 2.4 2.4.1 2.5 2.5.1 2.6 2.6.1 2.7 2.7.1 2.8 2.8.1 2.9 2.9.1
3 3.1 3.2 3.2.1 3.3 3.3.1 3.3.2 3.3.3 3.4 3.5 3.5.1 3.5.2 3.5.3 3.5.4 3.5.5
5
Inleiding Cultuurdeelname in Nederland Cultuurdeelname in Brabant De Brabantse Cultuurmonitor Onderzoeksopzet voor een monitor Vragenlijst Steekproef Veldwerk Weging en representativiteit Leeswijzer
11 11 13 15 15 17 17 18 18 19
Cultuurconsumptie door Brabanders Inleiding Voorstellingen en bijeenkomsten Bezoekers Verschillen tussen groepen binnen de Brabantse bevolking Gemiddeld aantal bezoeken Voorzieningen Bezoekers Verschillen tussen groepen binnen de Brabantse bevolking Gemiddeld aantal bezoeken Musea Verschillen tussen groepen binnen de Brabantse bevolking Bibliotheken Verschillen tussen groepen binnen de Brabantse bevolking Filmtheaters en bioscopen Verschillen tussen groepen binnen de Brabantse bevolking Theater, concertzaal of muziekcentrum Verschillen tussen groepen binnen de Brabantse bevolking Beeldvorming over het cultuuraanbod in Brabant Verschillen tussen groepen binnen de Brabantse bevolking Kunst in de openbare ruimte Verschillen tussen groepen binnen de Brabantse bevolking
20 20 20 20 23 24 26 26 27 28 29 30 31 32 33 34 36 37 38 39 41 41
Actieve participatie Inleiding Actieve cultuurparticipatie in Noord-Brabant Verschillen tussen groepen binnen de Brabantse bevolking Muziek en dans Het bespelen van een instrument De muziekgenres Verschillende dansstijlen Optredens Lidmaatschappen Instellingen voor kunstzinnige vorming Verenigingen, clubs of gezelschappen Historische verenigingen en heemkundekringen Besturen Vrijwilligerswerk
43 43 43 45 46 46 48 49 50 52 52 52 52 53 53
4 4.1 4.2 4.2.1 4.2.2 4.2.3 4.3 4.4 4.5
Cultuur en media Inleiding Cultuurconsumptie via verschillende media Tijdbesteding voorstellingen en concerten De gebruikte mediakanalen bij indirecte cultuurconsumptie Waar schaffen gebruikers van de verschillende media deze aan? Leesgedrag Informatie zoekgedrag met betrekking tot cultuur Kortingskaarten
55 55 55 56 58 60 62 63 65
Bijlage 1: Uitnodigingsbrief + rappelbrief
67
Bijlage 2: Vragenlijst
69
Bijlage 3: Responsverantwoording
83
Bijlage 4: Weging van de data
84
Bijlage 5: Literatuur
85
Samenvatting Passieve cultuurparticipatie Bijna alle Brabanders hebben het afgelopen jaar wel eens een cultureel evenement of voorstelling in de provincie Noord-Brabant bezocht. Filmbezoek en het bezoek aan festivals scoort hierbij het hoogst. Circa de helft van alle Brabanders heeft dit in het afgelopen jaar gedaan. Een op de drie Brabanders heeft in het afgelopen jaar minimaal één expositie bezocht en een kwart is naar een popconcert (wereldmuziek), naar een toneel- of cabaretvoorstelling, een uitvoering van een koor of een concert van harmonie, fanfare of Brassband geweest. De mate waarin deze voorstellingen en evenementen worden bezocht laten eenzelfde beeld zien. De Brabander gaat vaak naar de film, festivals en exposities en weinig naar opera of operette en literaire bijeenkomsten. Naast bezoek aan de bioscoop (47%) heeft de helft van de Brabanders in de afgelopen 12 maanden een bezienswaardig gebouw in Brabant bezocht (49%). Een op de drie Brabanders bezocht een Brabants museum en een kwart bezocht een galerie of atelier in Brabant. De bibliotheek is de best bezochte voorziening (met meer dan 5 bezoeken per Brabander per jaar). Deze bezoeken vinden in grote meerderheid plaats in de eigen gemeente. Van de bibliotheekbezoekers is meer dan een derde lid van de bibliotheek (36%). De bibliotheek trekt dus niet alleen burgers om een boek of CD te lenen, maar ook mensen die op zoek zijn naar specifieke informatie of gewoon een krantje of tijdschrift willen lezen. De bibliotheek is daarmee een uitermate geschikte plaats om burgers over lokale en regionale activiteiten te informeren. Gelet op het informatiezoekgedrag van de Brabantse burgers noemt dan ook 15% de bibliotheek en/of het UITpunt (dat in de bibliotheek is gehuisvest). De meeste voorstellingen worden even veel in de eigen gemeente als in een andere Brabantse gemeenten bezocht. Uitzondering hierop zijn toneelvoorstellingen, uitvoeringen van een koor en concerten van harmonie of brassband, cabaretvoorstellingen en bijeenkomsten heemkunde die relatief vaak in de eigen gemeenten worden bezocht. Musicals en popconcerten daarentegen worden bovengemiddeld bezocht in andere Brabantse gemeenten. Ook bezienswaardige gebouwen en musea worden relatief vaak in ander Brabantse gemeenten dan de eigen gemeente bezocht. Brabanders consumeren ook cultuur buiten Brabant. Bij voorstellingen en evenementen gaat het dan met name om festivals, exposities en popconcerten (meer dan 10% van de Brabanders doet dit (ook) buiten Brabant). Gelet op de mate waarin dit gebeurt valt op dat Brabanders vooral voor exposities, voor popconcerten (inclusief wereldmuziek) en voor musicals de provincie verlaten. Ook voor het zien van bezienswaardige gebouwen en musea verlaten relatief veel Brabanders de eigen provincie (respectievelijk 21% en 18%).
PON-rapportage: VAN HARMONIEORKEST TOT DANCEPARTY: CULTUURPARTICIPATIE IN NOORD-BRABANT
5
Meer dan tweederde van de Brabanders staat wel eens stil bij kunst in de openbare ruimte. Beperken we ons tot de afgelopen maand dan zegt 4 van de 10 Brabanders stil te hebben gestaan bij een beeld of schilderwerk, 3 van de 10 Brabanders bij een muziekoptreden, 2 van de 10 Brabanders bij toneel of stand-up comedian en dergelijke en 1 van de 10 Brabanders heeft stil gestaan bij een dansvoorstelling in de openbare ruimte. Dit alles is natuurlijk niet los te zien van de mate waarin deze culturele aangelegenheden in de openbare ruimte worden aangeboden.
Actieve cultuurparticipatie Op wat voor manieren zijn Brabanders zelf kunstzinnig of cultureel bezig? De Brabander blijkt anno 2007 vooral te zingen (14%), grafisch bezig te zijn (tekenen, schilderen en grafisch werk - 13%) en/of een muziekinstrument te bespelen (12%). Ook serieuze fotografie (10%), dansen (10% ) en het schrijven van verhalen, gedichten, columns en recensies (9%) scoren redelijk hoog. Slechts weinigen spelen cabaret (0,9%), maken radio/tv-programma’s (0,9%) en/of het houden zich bezig met poppenspel (0,4%). Gelet op de mate waarin Brabanders deze activiteiten ontplooien zijn de muzikanten het meest met hun activiteit bezig (gemiddeld 4,7 uur per week), gevolgd door de zangers (gemiddeld 3,3 uur per week) en de grafici (gemiddeld 3,2 uur per week). De groep mensen die zich bezighouden met textiel werkvormen is qua omvang weliswaar niet zo groot (6%), maar zij stoppen hier wel relatief veel tijd in (gemiddeld 3,6 uur per week). Dit geldt ook voor het spelen van toneel (respectievelijk 2% en gemiddeld 3 uur per week). De meeste Brabanders die in hun vrije tijd kunstzinnige activiteiten ondernemen treden daar niet mee op. Het betreft hier 57% van de beoefenaren. De rest treedt wel op, meestal met regelmaat en in verenigingsverband (24%), soms incidenteel (15%) of regelmatig buiten verenigingsverband (3%). Eén op de tien Brabanders die in hun vrije tijd kunstzinnige activiteiten ondernemen was in 2007 ingeschreven bij een instelling voor kunstzinnige vorming. En meer dan een kwart van de Brabantse creatievellingen (28%) was in verband met deze activiteiten in 2007 lid van een vereniging, club of gezelschap.
Indirecte cultuurparticipatie Naast het consumeren van cultuur door naar voorstellingen en optredens te gaan, specifieke culturele voorzieningen te bezoeken of in de openbare ruimte met kunst en cultuur in aanraking te komen kunnen mensen vandaag de dag ook op ander, meer indirecte wijze, cultuur tot zich nemen. Bij deze indirecte cultuurconsumptie gaat het dan om consumptie via zowel de oude (radio en TV) als nieuwe media (DVD’s, internet en dergelijke). Driekwart van de Brabanders (74%) kijkt of luistert één keer of vaker per maand via radio of televisie, gekochte of gehuurde CD’s/DVD’s of via het internet naar kunst en cultuur. Zestig procent van de Brabanders heeft in de afgelopen maand minimaal 1 keer een film bekeken. En dan met name via de TV (87%) en de DVD (59%).
6
PON-rapportage: VAN HARMONIEORKEST TOT DANCEPARTY: CULTUURPARTICIPATIE IN NOORD-BRABANT
Hiermee is niets gezegd over het kunstzinnige of culturele gehalte van de films waarnaar men heeft gekeken. Ongeveer een kwart van de Brabanders heeft de afgelopen maand gekeken of geluisterd naar een popconcert, naar een cabaretvoorstelling of naar een programma over kunst, geschiedenis of literatuur. En 1 op de 7 Brabanders heeft de afgelopen maand naar een klassiek muziekconcert gekeken of geluisterd. Kijken we naar de mate waarin Brabanders indirect cultuur consumeren dan kijkt men gemiddeld 5,4 uur per maand naar film en 2,5 uur per maand naar pop- en wereldmuziek. Ook klassieke muziekconcerten en programma’s over kunst, geschiedenis en literatuur scoren nog redelijk hoog met gemiddeld 1,6 uur per maand). De liefhebber van klassieke muziek luistert of kijkt gemiddeld 8,7 uur per maand en de in kunst geïnteresseerde Brabander die naar kunstprogramma’s kijkt doet dit gemiddeld 5,4 uur per maand
Informatiezoekgedrag Gevraagd naar de meest geraadpleegde bron als men zich over culturele activiteiten wil informeren blijkt mond-tot-mondreclame de meest genoemde bron is. Meer dan de helft van de Brabanders krijgt informatie via vrienden, vrienden en kennissen (56%). Ook huis-aan-huisbladen wordt door veel Brabanders gebruikt (54%) gevolgd door lokale/regionale dagbladen en brochures, folders programmaboekjes en dergelijke (beiden (48%). Omroep Brabant neemt bij de informatievoorziening naar Brabanders een belangrijke plaats in. Een derde van de Brabanders zegt culturele informatie te ontvangen via Omroep Brabant TV (35%) en een kwart via Omroep Brabant Radio (27%).
Oordeel over Brabants cultuuraanbod Het culturele aanbod in de provincie Brabant wordt positief beoordeeld. Vrijwel iedereen is van mening dat Brabant veel karakteristieke dorpen en steden kent en acht op de tien Brabanders vindt de Brabantse cultuur levendig. Bijna tweederde van de Brabanders (62%) is het (helemaal) eens met de bewering dat Brabant een zeer divers cultuuraanbod kent. Driekwart van de Brabanders vindt dat er een ruime keuze is aan theatervoorstellingen en dat de provincie rijk is aan historische gebouwen. Meer dan de helft (57%) zegt dat er veel keuze is uit verschillende muziekvoorstellingen.
Verschillende groepen Brabanders en cultuurparticpatie Geslacht Wat zijn de meest opvallende verschillen in cultuurparticipatie als we kijken naar het onderscheid man-vrouw. Over de hele linie beschouwt participeren vrouwen meer dan mannen, maar dit geldt niet voor alle verschillende soorten activiteiten.
PON-rapportage: VAN HARMONIEORKEST TOT DANCEPARTY: CULTUURPARTICIPATIE IN NOORD-BRABANT
7
Musicals en balletvoorstellingen zijn meer in trek bij vrouwen dan bij mannen. Vrouwen bezoeken ook in grotere getale de bibliotheek en zijn hier ook vaker lid van dan mannen. Ook worden filmhuizen vaker door vrouwen dan door mannen bezocht. Bij de actieve participatie scoren vrouwen over de hele linie hoger dan mannen met uitzondering van de meer serieuze fotografie dat meer door mannen dan door vrouwen wordt beoefend. Maar ondanks dat vrouwen meer kunstzinnig actief zijn, zijn het de mannen die vaker optreden met de activiteiten die ze ondernemen. De voorkeur van vrouwen voor ballet en musicals zien we ook terug bij de indirecte cultuurconsumptie. Vrouwen kijken meer naar balletvoorstellingen en musicals, terwijl mannen verhoudingsgewijs iets vaker naar cabaret en popconcerten kijken of luisteren. Leeftijd Wat zijn de meest opvallende verschillen in cultuurparticipatie tussen Brabanders jonger dan 35 jaar, in de leeftijd van 35 tot 55 jaar en Brabanders ouder dan 55 jaar. Jonge Brabanders bezoeken verhoudingsgewijs vaker festivals, popconcerten, de film en dance- en houseconcerten. Bij bioscoopbezoek is het aandeel jongeren aanzienlijk groter dan onder de 35 t/m 54-jarigen en 55-plussers. Echter bij het bezoek aan filmhuizen vinden we geen verschil tussen het aandeel jongeren en ouderen. De Brabantse jongeren t/m 34 zijn meer dan gemiddeld actief als het gaat om tekenen, een muziekinstrument bespelen, dansen, schrijven, fotograferen en film maken dan de oudere leeftijdsgroepen. Bij de indirecte cultuurparticipatie via verschillende media blijken jongeren bovengemiddeld te kijken of luisteren naar cabaret, popconcerten en films (zowel voor wat betreft het percentage jongeren als de mate waarin wordt gekeken). Oudere Brabanders (55+) bezoeken bovengemiddeld toneel, een klassiek concert, de opera, een uitvoering van een harmonieorkest, literaire bijeenkomst, lezing of expositie of een kooruitvoering. Ook bij het bezoek aan culturele voorzieningen zien we dat ouderen dit vaker doen dan jongeren (met uitzondering van het filmtheater). Ouderen bezoeken vaker een museum. Dit geldt voor alle typen musea, met uitzondering van musea voor wetenschap en techniek en archeologische musea. Zij bezoeken ook vaker een galerie, archief of gebouw dan jongeren. Oudere Brabanders kijken of luisteren bovengemiddeld naar kunst en cultuuruitingen via de media, met uitzondering van cabaret, popconcerten en films wat vaker door jongeren wordt bekeken. Voor de middengroep in de leeftijd van 35 tot 55 jaar vinden we alleen met betrekking tot bibliotheekbezoek dat zij dit vaker doen dan de jongeren en de ouderen. Opleiding Hoewel we ook in Brabant zien dat naarmate het opleidingsniveau hoger is er ook meer wordt deelgenomen aan het culturele leven, blijkt de mate waarin voorstellingen worden bezocht niet bij alle soorten cultuuruitingen evenredig toe te nemen met het toenemen van het opleidingsniveau.
8
PON-rapportage: VAN HARMONIEORKEST TOT DANCEPARTY: CULTUURPARTICIPATIE IN NOORD-BRABANT
Zo bezoeken Brabanders met een gemiddeld opleidingsniveau even vaak een festival of een popconcert dan hoger opgeleiden. Daarnaast wordt er binnen de groep met een gemiddeld opleidingsniveau vaker een popconcert in een andere Brabantse gemeente bezocht dan door de beide andere opleidingsgroepen. In een aantal opzichten valt de participatie van deze middengroep juist lager uit dan dat van de laagst en hoogst opgeleiden. Dit geldt voor het bezoeken van klassieke concerten, opera’s en operettes, literaire bijeenkomsten en lezingen over lokale geschiedenis. Brabanders met een hogere opleiding bezoeken vaker festivals binnen Nederland, cabaret, een concert van klassieke muziek, literaire bijeenkomsten, een film in bioscoop of filmhuis en exposities. Naarmate het opleidingsniveau hoger is worden ook vaker de verschillende culturele voorzieningen bezocht. De hoger opgeleiden bezoeken vaker een museum voor beeldende kunst, een natuurhistorisch museum en een cultuurhistorisch museum. Voor deze hoogopgeleiden is het ook vaker wat korter geleden dat zij stilstonden bij beeld of schilderwerk en toneel in de openbare ruimte. Wat betreft actieve deelname aan cultuur bespelen relatief veel hoger opgeleiden een muziekinstrument en houden zij zich vaker bezig met serieuze fotografie. Brabanders met een laag opleidingsniveau bezoeken verhoudingsgewijs vaak een uitvoering van een koor, een harmonieconcert en opera’s of operettes binnen de eigen gemeente. Van de culturele voorzieningen wordt het archief door laag opgeleiden significant vaker bezocht. Het thuis bekijken van films wordt als indirecte participatie veel gedaan door de laag en middelbaar opgeleide Brabanders. Regio De Brabantse regio’s vertonen veel overeenkomst als het gaat om het consumeren van cultuur. Slechts in een enkel geval zijn er significante verschillen: In Noordoost-Brabant bezoekt men verhoudingsgewijs vaker het toneel in de eigen gemeente, lezingen, bezienswaardige gebouwen en musea. Men bezoekt bovengemiddeld archeologische en cultuurhistorische musea. In Midden-Brabant gaan er relatief veel mensen naar popconcerten in de eigen gemeente. Met betrekking tot museumbezoek gaat men in MiddenBrabant bovengemiddeld naar natuurhistorische musea. In Zuidoost-Brabant is het bezoek aan opera en operette relatief laag, evenals het bezoek in de eigen gemeente aan musicals en ballet. Maar men gaat in Zuidoost bovengemiddeld naar musea voor beeldende kunst. In West-Brabant gaan significant minder bewoners naar cabaretvoorstellingen, de film, exposities en musea in een andere gemeente van Brabant. Maar men bezoekt in West-Brabant bovengemiddeld jazzconcerten en filmhuizen in de eigen gemeente. Gelet op de actieve participatie en de indirecte participatie via verschillende mediakanalen zien we nauwelijks tot geen verschil tussen de vier Brabantse regio’s.
PON-rapportage: VAN HARMONIEORKEST TOT DANCEPARTY: CULTUURPARTICIPATIE IN NOORD-BRABANT
9
Stad versus platteland Zijn er verschillen in cultuurparticipatie tussen stedelingen en plattelanders? Stadsbewoners bezoeken vaker een voorstelling en voorzieningen in de eigen gemeente dan bewoners van het platteland. Deze voor de hand liggende constatering kent één uitzondering, te weten het bezoek aan harmonieorkesten, dat door plattelandsbewoners meer in eigen gemeente wordt bezocht dan door stedelingen. Exemplarisch is het bioscoop bezoek dat door 39% van de stedelingen binnen de eigen gemeente plaatsvindt tegenover 6% bij de plattelandsbewoners. Bij indirecte participatie blijken stedelingen vaker naar jazzconcerten, ballet en programma’s over kunst en geschiedenis te kijken en/of te luisteren. Daarnaast besteden stedelingen gemiddeld aanzienlijk meer tijd aan het luisteren naar klassieke muziek en het kijken naar films dan plattelanders. De bewoners van het platteland geven vaker aan dat zij voor voorstellingen naar een andere gemeente gaan. Aannemelijk is dat dit vaak de grotere gemeenten in de regio zal zijn waar verhoudingsgewijs meer culturele evenementen zijn. Bij de actieve cultuurparticipatie vinden we geen verschillen tussen stedelingen en plattelanders.
10
PON-rapportage: VAN HARMONIEORKEST TOT DANCEPARTY: CULTUURPARTICIPATIE IN NOORD-BRABANT
1
Inleiding In het Bestuursakkoord 2007-2011; Vertrouwen in Brabant spreekt de provincie Noord-Brabant zich uit voor het versterken van de culturele infrastructuur in Brabant. Niet alleen binnen de programmalijn ‘Perspectiefrijk Brabant’ wordt cultuur belangrijk geacht, ook binnen de andere programmalijnen als ‘Verbindend Brabant’ en ‘Dynamisch Brabant’, maar ook bij ‘Schoon Brabant’ en ‘Mooi Brabant’ spelen culturele componenten een belangrijke rol. Een bloeiende cultuur draagt bij aan het creatief en innovatief vermogen van de samenleving, de ondernemingszin, en heeft ook een samenbindend vermogen. Daarom is het kennis kunnen maken met en deel kunnen nemen aan cultuur door zo veel mogelijk mensen van wezenlijk belang. Het Rijk, de provincies en de gemeenten zorgen gezamenlijk dat de culturele factor in de verschillende sectoren van het maatschappelijk leven worden versterkt. Samenwerkingsverbanden tussen professionele culturele organisaties en bijvoorbeeld scholen of welzijnsinstellingen kunnen daar een bijdrage aan leveren.
1.1 Cultuurdeelname in Nederland In het SCP rapport Het bereik van de kunsten werd in 2000 geconcludeerd dat slechts voor een minderheid van de bevolking, met name ouderen, autochtonen, hoger opgeleiden en stedelingen, kunst een belangrijke rol in het leven speelt. Ondanks pogingen om het bereik te vergroten, lijkt het er niet op dat hier snel verandering in zal komen. Er wordt zelfs voor gewaarschuwd dat de dalende interesse onder jongeren op termijn het culturele draagvlak kan aantasten (de Haan, 2000). Als antwoord op dit rapport hebben begin deze eeuw het Rijk (ministerie van OCenW), provincies (IPO) en gemeenten (VNG) de handen ineen geslagen in een poging de ‘vergrijzing’ van het cultuurpubliek tegen te gaan en de ‘verkleuring’ te bevorderen. Dit heeft geresulteerd in het Actieplan Cultuurbereik 2001-2004. Doel van het Actieplan was een groter en anders samengesteld - jonger en gekleurder - publiek voor diverse cultuuruitingen te realiseren. Alle twaalf provincies en 30 gemeenten met meer dan 90.000 inwoners stelden ieder een eigen actieprogramma op dat ruimte moest bieden aan een meer divers samengesteld cultuuraanbod, het leggen van dwarsverbanden tussen cultuursectoren en het actiever aanspreken van het (potentiële) publiek. Om te kijken of dit Actieplan Cultuurbereik de gewenste resultaten oplevert heeft het SCP de gegevens van het Aanvullend Voorzieningengebruik Onderzoek (AVO) uit 1999 en 2003 tussentijds geheranalyseerd.1
1
SCP merkt hier zelf bij op dat voor een degelijke evaluatie van het Actieplan Cultuurbereik 2001-2004 de periode 1999 tot 2003 eigenlijk te beperkt is en dat pas na de volgende meting van het AVO in 2007 effecten echt inzichtelijk gemaakt kunnen worden.
PON-rapportage: VAN HARMONIEORKEST TOT DANCEPARTY: CULTUURPARTICIPATIE IN NOORD-BRABANT
11
Er is op landelijk niveau gekeken of het Actieplan Cultuurbereik heeft geleid tot een groter en gevarieerder cultuurpubliek.2 Er blijkt sprake te zijn van een statistisch significante toename in ongeveer de helft van de vormen van het bijwonen van voorstellingen en evenementen, in de meeste gevallen van receptieve deelname via de media, in iets minder dan de helft van de vormen van bezoek aan cultureel erfgoed en in slechts een enkel geval bij de actieve deelname. Gehergroepeerd naar een aantal hoofdcategorieën toont deze studie aan dat met uitzondering van de traditionele podiumkunsten alle andere kunstvormen, te weten populaire podiumkunsten (popconcerten, musicals en dance), beeldende kunst, cinema en erfgoed (musea, monumenten) populairder zijn geworden sinds 1999. Over de gehele linie is er sprake van een stijging in de cultuurdeelname. Initiatieven om scholieren meer bij cultuur te betrekken lijken enig effect te sorteren. Ze zijn anno 2003 in grotere getale in musea aan te treffen dan vier jaar eerder. De groep jong volwassenen (van 20 tot 35 jaar) laat over de gehele linie tussen 1999 en 2003 geen grotere culturele belangstelling zien. Ten aanzien van de Nederlanders met een Turkse, Marokkaanse, Surinaamse of Antilliaanse achtergrond zijn er op onderdelen enige tekenen van een beginnende groei in culturele belangstelling waarneembaar (Van den Broek et.al., 2005). De positieve signalen die veroorzaakt leken te worden door het Actieplan Cultuurbereik 2001-2004 in combinatie met de constatering dat er meer tijd nodig is om het in gang gezette proces te laten uitkristalliseren, zorgden ervoor dat een nieuw actieplan voor de periode 2005-2008 is opgesteld. Er is meer tijd nodig om vraaggestuurd cultuurbeleid te ontwikkelen en implementeren, om een attitudewijziging bij culturele instellingen te bewerkstelligen en om nieuwe netwerken en samenwerkingsverbanden te laten ontstaan en zich te ontwikkelen. Het besluit om het actieplan nog eens vier jaar voort te zetten heeft geleid tot het Actieplan Cultuurbereik 2005-2008 waarin meer aandacht wordt gevraagd voor een integrale aanpak (allianties tussen verschillende beleidsterreinen), waarbij gemeenten en provincies afhankelijk van lokale of regionale situatie keuzes moeten maken (zelf richting geven), aan de hand van een beperkt aantal (meetbare) doelstellingen (geformuleerd op basis van sterkte/zwakte analyses). Belangrijk hierbij is dat er meer in cultuureducatie wordt geïnvesteerd, dat de bereikbaarheid van cultuur voor kleine gemeenten wordt verbeterd en dat er minder en eenvoudigere procedures komen, zowel bij het rijk als bij gemeenten en provincies.
2
12
Het Aanvullend Voorzieningengebruik Onderzoek (AVO) wordt sinds 1979 elke vier jaar door het SCP gehouden onder een steekproef van rond de 6000 huishoudens. Gegevens van dit AVO boden de mogelijkheid om de ontwikkelingen in cultuurparticipatie na te gaan, ook al waren ze niet voor dit doel verzameld. De ‘nameting’ in de herfst van 2003 was niettemin aan de vroege kant om effecten van een Actieplan (2001-2004) dat nog maar net in de steigers stond te kunnen ontwaren. Aangezien zowel het Actieplan (2005-2008) als het AVO-onderzoek (in 2007) worden gecontinueerd, ligt een herhaling van deze evaluatie over enkele jaren voor de hand.
PON-rapportage: VAN HARMONIEORKEST TOT DANCEPARTY: CULTUURPARTICIPATIE IN NOORD-BRABANT
Binnen het nationale Actieplan Cultuurbereik 2005-2008 krijgen de deelnemende gemeenten en provincies de ruimte om zelf te bepalen hoe zij de centrale (outcome)doelstelling (‘Het cultureel bewustzijn van burgers versterken door het vergroten van zowel het publieksbereik als de actieve participatie in kunst en cultuur.’) willen bereiken. Wel dienen provincie en gemeenten deze algemene outcome-doelstelling te vertalen naar toetsbaar (in kwalitatieve of kwantitatieve zin) omschreven outputdoelstelling(-en), die gerelateerd is/zijn aan de lokale of provinciale context. Sinds de jaren 80 van de vorige eeuw zijn er verschillende verschuivingen in de Nederlandse cultuurconsumptie waarneembaar. Het bezoek aan populaire muziekevenementen steeg van 18% in 1983 tot 31% in 2003. In diezelfde periode steeg dit aandeel bij cabaret van 11% naar 14% en bij film van 48% naar 57%. Op het terrein van de traditionele cultuur steeg het deel van de bevolking dat minstens eens per jaar een klassiek concert bijwoont van 13% in 1983 tot 17% in 1995, om vervolgens weer te dalen tot 14% in 2003. Bezoeken aan andere instellingen en evenementen wisten zich - na eveneens een lichte stijging in de jaren ’90 - in 2003 ongeveer op het niveau van 1983 te handhaven (ballet 5%, beroepstoneel 14%, musea 38%, monumenten 45%). Ook het volgen van programma’s over cultuur op radio en tv lag in 2003 op een vergelijkbaar niveau als in 1983 (10% van de bevolking kijkt of luistert één keer per week of vaker naar een dergelijk programma). Daar staat een daling bij het lezen tegenover: in 1980 gaf nog 48% van de bevolking aan eens per week een boek ter hand te nemen, in 2000 was dit gedaald tot 31%. De actieve beoefening van kunstvormen in de vrije tijd steeg in Nederland van 48% in 1983 tot 51% in 1991, daalde naar 38% in 1995, om vervolgens weer te stijgen tot 44% in 2003. Een derde van deze beoefenaren houdt zich bezig met de beeldende kunsten, 21% met muziek en 5% met toneel (van den Broek, 2005).
1.2 Cultuurdeelname in Brabant Uit het Actieplan Cultuurbereik kwamen vele lokale en provinciale projecten voort. Ook in de provincie Noord-Brabant zijn door zowel gemeenten als de provincie in het kader van dit Actieplan een groot aantal activiteiten uitgevoerd. De provincie heeft onder andere veel geïnvesteerd in de website UITinBrabant.nl voor het promoten van culturele activiteiten. In het kielzog is het project UITpunten geïnitieerd om samen met bibliotheken de culturele en uitgaansinformatie op regionaal niveau dichter bij zowel de consumenten als de producenten te brengen. De provincie riep het UITmarketingburo in het leven om de culturele deelname van ouderen, jongeren en allochtonen te verbeteren en het culturele veld te ondersteunen bij het verkrijgen van bruikbare marketinginformatie. Met project Schatten van Brabant heeft de provincie de rijke culturele geschiedenis van Brabant opnieuw onder de aandacht van de burgers gebracht en met het in het leven roepen van de Cultuurhistorische Waardenkaart levert de provincie een waardevolle bijdrage aan zowel provinciale als gemeentelijke beleidsmakers op het terrein van cultuur en erfgoed.
PON-rapportage: VAN HARMONIEORKEST TOT DANCEPARTY: CULTUURPARTICIPATIE IN NOORD-BRABANT
13
In de nota Cultuur in Uitvoering 2005-2008 geeft de provincie Noord-Brabant haar visie op de ontwikkeling in het culturele veld in Brabant. Cultuur maakt een mensenleven rijker en brengt daarmee de kwaliteit van leven in de samenleving op een hoger plan. Om dit te bereiken wil de provincie NoordBrabant een zo breed en actief mogelijke deelname aan een divers en kwalitatief goed cultureel leven bevorderen. Deze nota is richtinggevend voor het provinciale cultuurbeleid en dwingt tot het maken van keuzes. Tegelijkertijd laat zij royaal ruimte voor de zelfstandige uitgangspunten en doelstellingen van de bestuurlijke en uitvoerende partners in het culturele veld. In het provinciale Actieplan Cultuurbereik 2005-2008 staan in Noord-Brabant twee deelprogramma’s centraal: Cultuureducatie en Cultuurmarketing. Het deelprogramma Cultuureducatie wil bevorderen dat cultuureducatie duurzaam verankerd wordt binnen met name het primaire en voortgezette onderwijs. Het deelprogramma Cultuurmarketing richt zich vooral op het versterken van de kennis en kunde van (collectieve) marketing, vraaggericht werken en innovatieve productontwikkeling binnen de bestaande culturele sector. Het incidentele subsidiebeleid kent slechts een beperkte sturende kracht en daarom wordt er door de provincie ingezet op duurzame innovatie van de culturele sector in nauwe samenwerking met gemeenten en provinciale steunfuncties. Daarom wil de provincie er voor zorgen dat de positieve effecten van beleid duurzaam verankerd raken in de lokale/regionale infrastructuur. Voor het bevorderen van nieuwe allianties ten behoeve van cultuureducatie zet de provincie in op de oprichting van lokale of regionale opererende marktplaatsen. Kortom er zijn vele (provinciale) initiatieven in de afgelopen jaren ontplooid. Echter het effect van al deze initiatieven op de cultuurparticipatie van de Brabantse burgers is slechts in zeer beperkte mate onderzocht. Op provinciaal niveau concludeert het SCP dat Noord-Brabant het op meerdere vlakken relatief goed doet als het gaat om cultuurparticipatie. NoordBrabant scoort zichtbaar beter als het gaat om de stijging in cultuurparticipatie bij populaire podiumkunsten (van 26% naar 32%) en deelname aan amateurkunst (van 39% naar 42%) en dan met name het verzorgen van beeldende kunst (van 25% naar 30%) (Huysmans, 2005). In het kader van de website UitinBrabant.nl is jaarlijks, sinds 2002 een provinciaal onderzoek naar naamsbekendheid en gebruik uitgevoerd.3 Bij dit onderzoek is ook naar cultuurparticipatie van de Brabanders burgers gekeken. Hieruit blijkt dat in de periode 2003 tot en met 2007 het bezoek aan theatervoorstellingen door Brabantse burgers is gestegen van 46% naar 62% (met een dip van 34% in 2005). Ook het bezoek aan popconcerten laat sinds 2003 een stijgende lijn zien van 27% naar 40% in 2007. Na vier jaar lang geschommeld te hebben rond de 28% laat het bezoek aan klassieke concerten, musicals, opera’s en operettes in 2007 een daling zien naar 23%.
3
14
De herhalingsonderzoeken naar naamsbekendheid en gebruik van de website UitinBrabant is elk jaar in februari/maart telefonisch uitgevoerd onder 400 Brabantse burgers in de leeftijd van 12 jaar en ouder.
PON-rapportage: VAN HARMONIEORKEST TOT DANCEPARTY: CULTUURPARTICIPATIE IN NOORD-BRABANT
Het bezoek aan tentoonstellingen schommelt sinds 2004 tussen de 33% en 41% (Edelmann, 2007).
1.3 De Brabantse Cultuurmonitor In het Actieplan Cultuurbereik 2005-2008 wordt als eis voor landelijke financiering gesteld dat de geformuleerde outcomedoelstelling op provinciaal of lokaal niveau wordt geherformuleerd tot meetbare outputdoelstellingen. Gemeenten en provincies zijn verantwoordelijk voor de beoordeling van de resultaten van het eigen beleid aan de hand van vooraf geformuleerde outputindicatoren. Het rijk gaat er vanuit dat de mate waarin gemeenten en provincies hun outputdoelstellingen behalen dit een indicatie geeft voor het bereiken van de centrale doelstelling van het Actieplan Cultuurbereik 20052008. (de outcomedoelstelling: ‘het cultureel bewustzijn van burgers versterken door het vergroten van zowel het publieksbereik als de actieve participatie in kunst en cultuur’). Om hierin (gedeeltelijk) te kunnen voorzien heeft de provincie Noord-Brabant aan het PON en het UITmarketingburo te Tilburg opdracht gegeven om in samenspraak met de Brabantse culturele steunfunctie-instellingen een Brabantse Cultuurmonitor (BCM) te ontwikkelen. Het uiteindelijke doel van deze monitor is het in kaart brengen van trends en ontwikkelingen in zowel de passieve als de actieve cultuurparticipatie van de Brabantse bevolking van 15 jaar en ouder. Dit doel kan pas bereikt worden als de Brabantse Cultuurmonitor (BCM) meerdere malen is uitgevoerd. In het najaar 2007 is de basis gelegd met de uitvoering van de eerste meting met dit monitorinstrument (nulmeting). Deze eerste meting geeft zicht op de culturele activiteiten waaraan de Brabander anno 2007 behoefte heeft en wat voor cultuur in 2007 zoal bezocht is door de Brabantse burgers.4
1.3.1 Onderzoeksopzet voor een monitor Als men trends en ontwikkelingen wil monitoren dan is standaardisering het sleutelwoord. Alleen als vraagstellingen door de tijd heen hetzelfde blijven is een monitorinstrument in staat om veranderingen in de tijd waar te nemen. Daarnaast heeft standaardisering ook het voordeel dat verschillende gebieden of verschillende groepen makkelijk met elkaar vergeleken kunnen worden. De in 2001 door het COS Rotterdam, SCP en de Universiteit van Tilburg opgestelde RCO geven een eerste aanzet tot het standaardiseren van lokale vraagstellingen over cultuurparticipatie (Rijpma et.al., 2001). De praktijk leert dat deze RCO slechts ten dele geslaagd is in het realiseren van vergelijkbaar cultuurparticipatie gegevens op lokaal niveau. Dit komt onder andere doordat: 1 De vragen in de verschillende lokale monitoren niet identiek zijn en op details soms afwijken van de richtlijn.5 2 De volgorde van vragen en vraagblokken binnen vragenlijsten anders is. 3 De dataverzameling niet op een en dezelfde uniforme wijze geschied. 4
5
De BCM en is gebaseerd op de bestaande Richtlijn Cultuurparticipatie Onderzoek (RCO) voor het uitvoeren van lokaal cultuurparticipatie onderzoek. Vaak zijn het lokale situaties die er voor zorgen dat een voorgestelde standaard vraagstelling net iets anders gesteld wordt in een bepaalde gemeenten dan RCO voorschrijft.
PON-rapportage: VAN HARMONIEORKEST TOT DANCEPARTY: CULTUURPARTICIPATIE IN NOORD-BRABANT
15
4 De periode waarin het veldwerk wordt uitgevoerd verschillend is. Om in deze situatie verbetering aan te brengen is het PON in 2007 gestart met het ontwikkelen en uitvoeren van een gestandaardiseerde Brabantse Cultuurmonitor. Deze monitor die beleidsinformatie levert tot regionaal niveau kan in de toekomst dienst doen om ook beleidsinformatie te leveren op gemeentelijk niveau. Daarvoor is het belangrijk dat er in 2008 gewerkt wordt aan lokaal draagvlak voor deze monitor. Om van een onderzoek een monitor te maken is het een eerste vereiste dat het onderzoek periodiek herhaald gaat worden. Voor een Brabantse CultuurMonitor is het wenselijk dat deze minimaal eens in de vier jaar herhaald gaat worden. Met de BCM bieden we zowel gemeenten als de provincie een instrument dat relevante beleidsinformatie over cultuur deelname en beleving oplevert. De verschillende overheden hebben voor het ontwikkelen van lokaal en provinciaal beleid baat bij periodieke up-to-date informatie. De Brabantse Cultuurmonitor is in 2007 uitgevoerd via een hybride onderzoeksopzet6 waarbij zowel schriftelijke als online dataverzameling is gecombineerd met zowel survey- als panelonderzoek. Het onderzoek is uitgevoerd onder alle Brabanders, dat wil zeggen de Brabantse bevolking van 15 jaar en ouder. Het mixed mode onderzoeksontwerp bestond uit de combinatie van een empirisch onderzoek dat is uitgevoerd met een aselecte steekproef uit de totale populatie Brabantse huishoudens, waarbij is gevraagd om de eerstjarige uit het huishouden via het internet, dan wel schriftelijk de vragen te laten beantwoorden. Dit survey-onderzoek is aangevuld met data verkregen uit panelonderzoek via het PON Brabantpanel. De panelleden van het PON Brabantpanel zijn uitgenodigd via een e-mailbericht om deel te nemen aan het onderzoek. In het survery-onderzoek zijn de huishoudens via een door de gedeputeerde mevrouw Van Haaften ondertekende brief van de provincie NoordBrabant uitgenodigd deel te nemen aan het onderzoek. Men kon op twee manieren deelnemen aan het onderzoek, namelijk door: a) (Indien men niet in de gelegenheid is om via het internet te responderen) de meegezonden schriftelijke vragenlijst in te vullen en in een portvrije antwoordenvelop te retourneren aan het veldwerkbureau. b) Via het internet de vragenlijst online in te vullen. In de uitnodigingsbrief is expliciet gevraagd om via het Internet te responderen door te surfen naar het in de brief genoemde Internetadres en de in de brief genoemde toegangscode in te voeren.7
6
7
16
Hybride onderzoek oftewel mixed mode onderzoek betekent dat er verschillende vormen van dataverzameling en/of steekproeftrekking in een onderzoek zijn gebruikt. Het is de laatste tijd steeds meer gebruikelijk om een combinatie van dataverzamelingstechnieken toe te passen omdat iedere afzonderlijke techniek zijn voor- en nadelen heeft. Door een goede combinatie van technieken kan het onderzoeksproces worden geoptimaliseerd. Iedere respondent heeft een unieke toegangscode gekregen. Hiermee wordt voorkomen dat iemand de vragenlijst meerdere keren in kan vullen.
PON-rapportage: VAN HARMONIEORKEST TOT DANCEPARTY: CULTUURPARTICIPATIE IN NOORD-BRABANT
1.3.2 Vragenlijst Omdat lange vragenlijsten negatief doorwerken op de uiteindelijke respons en tevens vaak, met name aan het eind van de vragenlijst minder valide antwoorden opleveren, is er voor gekozen om voor dit onderzoek een vragenlijst te ontwikkelen die een gemiddelde respondent in circa 20 minuten kan invullen. De basis voor de vragenlijst Brabantse Cultuurmonitor is gelegen in de Richtlijnen Cultuurparticipatie Onderzoek (RCO). Deze RCO vragen zijn zodanig aangepast dat ze niet alleen inzicht geven in de cultuurparticipatie op lokaal niveau, maar ook op provinciaal en regionaal niveau. Daarnaast zijn in overleg met de meeste provinciale culturele steunfunctie instellingen extra vragen toegevoegd om in de in het culturele veld levende informatiebehoeften te kunnen voorzien. De vraagstellingen uit Richtlijnen Cultuurparticipatie Onderzoek zijn echter zo veel mogelijk gehandhaafd. Alleen door ons te conformeren aan bestaande standaarden kunnen we in de toekomst cijfers uit het Brabantse correct vergelijken met andere provincies of gebieden in Nederland.
1.3.3 Steekproef Om met de Brabantse Cultuurmonitor uitspraken mogelijk te maken over bijvoorbeeld de verschillende culturele subsectoren (podiumkunst, musea en dergelijke), over verschillende doelgroepen (bijvoorbeeld cultuurminnaars, amateurkunstbeoefenaren, en dergelijke) of over verschillende regio’s is een steekproef van voldoende omvang vereist. Daarom is er in de hybride onderzoeksopzet gestreefd naar voldoende waarnemingen bij Brabantse burgers die een goede afspiegeling vormen van de totale Brabantse bevolking. De steekproef voor het mixed mode survey onderzoek is getrokken uit het post-afgiftepuntenbestand. In iedere Brabantse regio zijn 2.500 adressen getrokken uit dit afgiftepunten bestand waarmee de totale steekproef bestond uit 10.000 adressen. Om de uitnodigingsbrieven meer persoonlijk te kunnen versturen is deze adressensteekproef (daar waar mogelijk) verrijkt met naamgegevens uit het telefoonboek. Voor die adressen waarvoor geen naam gevonden kon worden zijn de uitnodigingsbrieven geadresseerd aan ‘de bewoners van ….’.8 In de brief is het belang van het onderzoek voor de Brabantse burger duidelijk gemaakt en door deel te nemen aan het onderzoek maakt men kans op één van de tien waardebonnen van € 50,--.9
8
9
Voor toekomstige metingen is het te prefereren dat de deelnemende gemeenten aselect getrokken steekproeven uit de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA’s) gaan aanleveren. In dat geval is ook verrijking van de gegevens vanuit een telefoonboek niet meer nodig. Empirisch onderzoek heeft aangetoond dat zowel een persoonlijke benadering van respondenten als ook het laten deelnemen aan een loterij waarbij enkele geldprijzen ter beschikking worden gesteld de meest kostenefficiënte manier van belonen is. (Deutskens, E.C. et.al., (2003) Conversie van gestandaardiseerd vragenlijstonderzoek naar internet: kritische succesfactoren, in: jaarboek 2003 MOA, Haarlem).
PON-rapportage: VAN HARMONIEORKEST TOT DANCEPARTY: CULTUURPARTICIPATIE IN NOORD-BRABANT
17
Al met al zijn er 10.000 brieven (op briefpapier en in enveloppen van de Provincie Noord-Brabant) en 10.000 schriftelijke vragenlijsten verstuurd naar een aselecte steekproef van Brabantse huishoudens. We hebben de ontvanger van de brief min of meer vrij gelaten om te bepalen wie binnen het huishouden de vragenlijst wil invullen, mits deze persoon 15 jaar of ouder is. Wel hebben we in de begeleidende brief onze voorkeur uitgesproken om de eerst jarige binnen het huishouden aan het onderzoek te laten deelnemen.
1.3.4 Veldwerk Het veldwerk is gestart op 15 oktober 2007. Twee weken na het versturen van de uitnodigingsbrief met schriftelijke vragenlijst is op 29 oktober een herinneringsbrief gestuurd, waarbij de mensen in de gelegenheid werden gesteld om nog deel te nemen aan het onderzoek tot en met 13 november. Het veldwerk in het Brabantpanel heeft plaatsgevonden in de periode van 22 oktober tot en met 5 november 2007. Deze panelleden zijn uitgenodigd per email. Aan het eind van de veldwerkperiode bleken in totaal 2533 respondenten een geheel ingevulde vragenlijst te hebben ‘ingestuurd’. Deze respons was naar verwachting en heden ten dage normaal voor dit soort schriftelijke en/of mixed-mode onderzoek. Van de totale respons zijn er 1598 vragenlijsten via het internet binnen gekomen (63% van de respons). Vijfenzestig procent van de respons is verkregen via het mixed mode survey onderzoek en 35% via panelonderzoek. De schriftelijke vragenlijsten zijn verwerkt tot een elektronisch analysebestand dat gekoppeld is met het survey- en het panelbestand van de online interviews. Op dit gekoppelde bestand zijn de eerste analyses uitgevoerd die aantoonden dat, ondanks het gebruik van verschillende dataverzamelingstechnieken, toch een herweging van de data noodzakelijk was (zie bijlage 4: weging van de data).
1.3.5 Weging en representativiteit Om met de Brabantse Cultuurmonitor voldoende betrouwbare uitspraken te kunnen doen op regioniveau is er voor gekozen om voor iedere regio te streven naar een gelijk aantal waarnemingen. Hierdoor is er een kunstmatige scheefheid aangebracht in het netto analysebestand als het gaat om de resultaten op provincieniveau. Immers alle regio’s hebben in dat geval een even grote stem in de provinciale resultaten. Hiervoor is dan ook een correctie aangebracht waarbij de resultaten uit een kleine regio met een klein gewicht in de analyses zijn meegenomen terwijl de ondervraagden uit grote regio’s meer gewicht in het provinciale cijfer hebben gekregen. De kunstmatig aangebrachte scheefheid naar regio is achteraf met een herweging gecorrigeerd. Verder bleek cultuurparticipatie samenhang te vertonen met leeftijd, geslacht en opleiding. De netto steekproef is dan ook naar deze achtergrondkenmerken herwogen en is daarmee voor deze kenmerken representatief voor de Brabantse bevolking.
18
PON-rapportage: VAN HARMONIEORKEST TOT DANCEPARTY: CULTUURPARTICIPATIE IN NOORD-BRABANT
1.4 Leeswijzer In de nu volgende hoofdstukken beschrijven we de mate waarin Brabanders deelnemen aan cultuur. De resultaten worden niet alleen voor Brabant als geheel beschreven. Voor specifieke subgroepen is bekeken of er significante afwijkingen zijn tussen de groepen. Hierbij onderscheiden we: - geslacht - drie leeftijdsgroepen - stad versus platteland - vier regio’s - drie opleidingsniveaus - mensen met en zonder thuiswonende kinderen - alleenstaanden versus samenwonenden De resultaten voor deze groepen worden in iedere paragraaf in deze specifieke volgorde besproken, zodat de lezer de informatie eenvoudig kan terugvinden. Alleen als er sprake is van significante verschillen worden deze vermeld. In het geval er niets voor een specifieke subgroep wordt vermeld wijkt de groep niet significant af van de provinciale uitkomst. Soms zullen we echter niet nalaten om te benadrukken dat er tussen groepen Brabanders juist geen verschillen aangetoond konden worden. In dat geval is hierover dus wel een opmerking in de bespreking opgenomen. Hoofdstuk 2, Cultuurconsumptie, behandelt de passieve cultuurparticipatie. Hierin wordt beschreven hoeveel procent van de Brabanders verschillende soorten cultuuruitingen bezoeken en hoe vaak dit door de gemiddelde Brabander gebeurd. Daarnaast wordt ingezoomd op de redenen waarom men bepaalde culturele uitingen of voorzieningen bezoekt en geven we een beschrijving over hoe de gemiddelde Brabander het cultuuraanbod in de provincie Noord-Brabant ervaart. Hoofdstuk 3 behandelt de actieve cultuurparticipatie. Wat voor kunstzinnige en culturele activiteiten ondernemen de Brabanders zoal in hun vrije tijd, welke genres zijn hierbij in trek en treedt men hier ook weleens mee op? Daarnaast wordt ook ingegaan op het gebruik van kunstzinnige vorming, lidmaatschap van verenigingen, clubs of gezelschappen en lidmaatschap van historische verenigingen of heemkundekringen. Hoofdstuk 4, Cultuur en media, behandelt de indirecte cultuurparticipatie. Hoeveel procent van de Brabantse bevolking komt in aanraking met kunst en cultuur via verschillende media, in welke mate wordt cultuur indirect geconsumeerd en welke media worden daar voor gebruikt. Tevens wordt in dit hoofdstuk aandacht besteed aan het leesgedrag en het informatiezoekgedrag met betrekking tot culturele activiteiten van de Brabanders.
PON-rapportage: VAN HARMONIEORKEST TOT DANCEPARTY: CULTUURPARTICIPATIE IN NOORD-BRABANT
19
2
Cultuurconsumptie door Brabanders
2.1 Inleiding In het SCP-rapport Cultuurminnaars en Cultuurmijders (van de Broek, 2005) wordt geconcludeerd dat de gemiddelde stijging van het opleidingspeil in Nederland niet heeft geleid tot een stijging van de cultuurdeelname. Oudere generaties bleven trouw aan de populaire cultuuruitingen waarmee ze in hun jeugd vertrouwd raakten: de belangstelling voor bioscoop en popconcerten onder mensen van middelbare leeftijd groeide; hun interesse in de traditionelere vormen van cultuur stagneerde. Daar staat tegenover dat de klassieke cultuur zich wist te handhaven in een vrijetijdsdomein waar het met steeds meer andere activiteiten moet concurreren. Ouderen hebben meer belangstelling voor erfgoed, uitvoeringen van klassieke muziek, kunstprogramma’s op radio en tv, en literair lezen dan jongeren. Daar staat tegenover dat jongeren, kinderen vooral, oververtegenwoordigd zijn bij de bezoekers van musea, toneel, bioscopen en voorts bij de actieve kunstbeoefening. Onder jongeren van 12-19 jaar steeg het aandeel dat jaarlijks een museum bezoekt van 39% in 1999 tot 45% in 2003, maar deze groei bleef uit bij de (traditionele) podiumkunsten. Ballet, cabaret en populaire muziek zijn het meest geliefd bij mensen in de leeftijd van 20-64 jaar. Over het algemeen zijn meer vrouwen dan mannen in cultuur geïnteresseerd. Er zijn echter twee uitzonderingen: bij film liggen de verhoudingen gelijk, terwijl meer mannen dan vrouwen belangstelling hebben voor archieven en archeologie. Hoger opgeleiden zijn oververtegenwoordigd op vrijwel alle terreinen van cultuurdeelname, zowel bij het bezoek van traditionele en populaire kunstuitingen als bij de actieve kunstbeoefening. Het sterkst is deze oververtegenwoordiging bij ballet, klassieke concerten, literair lezen en het bezoeken van archieven. Hoe ziet dit beeld eruit als we alleen naar de Brabantse bevolking kijken? Achtereenvolgens gaan we hier in op het percentage Brabanders dat bepaalde voorstelling of uitvoering bijwoont en op het gemiddeld aantal keer dat zij deze voorstellingen en uitvoeringen bezoekt. Hierbij maken we het onderscheid of men de voorstelling in de eigen gemeente, in een andere Brabantse gemeente of buiten Brabant heeft bezocht.
2.2 Voorstellingen en bijeenkomsten 2.2.1 Bezoekers Van alle Brabanders heeft circa de helft in het afgelopen jaar minimaal één film in Brabant bezocht (49%). Dit geldt ook voor het bezoek aan festivals (48%).
20
PON-rapportage: VAN HARMONIEORKEST TOT DANCEPARTY: CULTUURPARTICIPATIE IN NOORD-BRABANT
Een op de drie Brabanders heeft minimaal één expositie in het afgelopen jaar in Brabant bezocht (35%) en een kwart van de Brabanders is minimaal één keer naar een van de volgende voorstellingen geweest: - popconcert (wereldmuziek) - cabaret of kleinkunst - toneelvoorstelling - uitvoering van een koor - concert van een harmonie, fanfare of brassband Het percentage Brabanders dat films of festivals in de eigen gemeente bezoekt is ongeveer even groot als het percentage dat deze activiteiten in een andere Brabantse gemeenten bezoekt. Iets minder dan een derde van alle inwoners geeft aan in het afgelopen jaar eens of vaker naar de film of een festival in de eigen gemeente te zijn geweest. Veel minder vaak bezoekt men een festival (12%) of film (8%) buiten de provinciegrenzen. Een kwart van de Brabanders heeft in de eigen gemeente en één op de vijf in een andere Brabantse gemeente één of meerdere exposities (waaronder ook museumbezoek valt) bezocht. Wat betreft de activiteiten die binnen de gemeentegrenzen plaatsvinden, zien we dat harmonieconcerten, kooruitvoeringen en toneel- en cabaretvoorstellingen eveneens een redelijk omvangrijke groep mensen trekken. Ongeveer één op de vijf inwoners heeft deze voorstellingen en uitvoeringen binnen de eigen gemeente bezocht. Ongeveer één op de tien bezoekt ze (ook of uitsluitend) in een andere gemeente binnen Brabant. Slechts 3% gaat ervoor naar een plaats buiten Brabant. Musicals en popconcerten onderscheiden zich van de andere voorstellingen. Een bezoek hieraan vindt verhoudingsgewijs vaak plaats buiten de grenzen van de eigen gemeente (15% tot 18%) en ook buiten de provinciegrenzen (10%). Binnen de eigen gemeente bezocht 12% een popconcert en 8% een musical. De overige uitvoeringen/voorstellingen trekken kleinere groepen mensen, die iets vaker in de eigen gemeente dan in een andere Brabantse gemeente hier naar toe gaan (5% tot 10%).
PON-rapportage: VAN HARMONIEORKEST TOT DANCEPARTY: CULTUURPARTICIPATIE IN NOORD-BRABANT
21
Figuur 2.1:
Buiten Brabant
Cultuurconsumptie van optredens, voorstellingen en bijeenkomsten naar plaats van consumptie (% Brabanders) In een andere Brabantse gemeente
Binnen de eigen gemeente
8% Festival (muziek, theater, film, poëzie) Expositie (bv schilderijen, foto's, beelden e.d.) inclusief musea en galerie
12%
Concert pop-/wereldmuziek
12% 10%
Cabaret of kleinkunst
Uitvoering van een koor
19%
10% Concert klassieke muziek 3% Ballet-/dansvoorstelling 2%
2%
Literaire bijeenkomst (auteursvoordrachten, literaire cafés)
10% 8%
6% 4%
9%
8%
6% 4% 2% 1% 5% 3% 3% 2%
Dance-/houseparty
0%
22
10%
6% 5%
5% 3% 1%
Opera of operette
15%
13%
8% 6%
3% 1%
Jazz-/bluesconcert
24%
22%
8%
Musical
25%
23% 19%
7%
2%
26%
19%
9%
3% Concert harmonie, fanfare, brassband
26% 18%
10%
3%
48%
33% 35%
24% 22%
17%
12%
3%
Lezing over lokale of regionale geschiedenis, heemkunde
29%
12%
Toneelvoorstelling
49%
26% 28%
Film in bioscoop of filmhuis
Binnen Brabant
10%
20%
30%
40%
50%
60%
PON-rapportage: VAN HARMONIEORKEST TOT DANCEPARTY: CULTUURPARTICIPATIE IN NOORD-BRABANT
2.2.2 Verschillen tussen groepen binnen de Brabantse bevolking - Significant meer vrouwen (36%) bezoeken musicals dan mannen (26%). Hetzelfde geldt voor balletvoorstellingen (19% van de vrouwen tegenover 9% van de mannen). - Oudere Brabanders (55+) bezoeken minder vaak festivals dan de jongere Brabanders, maar gaan weer significant vaker naar toneel, een klassiek concert, de opera, een harmonieorkest, literaire bijeenkomst, lezing of expositie. Wat betreft de kooruitvoeringen zijn de verschillen erg groot. Binnen de jongste groep bezoekt 11% hiervan een uitvoering, in de groep 35 t/m 54 jaar is dit 22% en in de groep 55+ 42%. Het omgekeerde beeld doet zich voor ten aanzien van popconcerten, waar het percentage jonge bezoekers onder de 35 jaar juist groter is (49%) dan onder de 35 t/m 54-jarigen (40%) en 55+-ers (12%). Dit geldt ook voor filmbezoek. Jongeren doen dit vaker (77%) dan 35 t/m 54-jarigen (61%) en het bezoek van 55+-ers wijkt hier in beide gevallen erg vanaf (29%). De jongste groep bezoekt ook veel vaker dance- en houseconcerten (17% tegenover 2% à 4%). - De stadsbewoners bezoeken vaker een voorstelling in de eigen gemeente dan bewoners van het platteland. Deze voor de hand liggende constatering kent één uitzondering, te weten het bezoek aan harmonieorkesten, dat door plattelandsbewoners meer in eigen gemeente wordt bezocht (27%) dan door stedelingen (14%). De bewoners van platteland geven vaker aan dat zij voor voorstellingen naar een andere gemeente gaan. Stedelingen gaan in de eigen gemeente verhoudingsgewijs vaak naar bioscoop of filmhuis (49%), festivals (38%), exposities (28%), cabaret (21%), popconcerten (16%), musicals (11%), klassieke muziekconcerten (11%), ballet (8%) en opera of operette (7%). Daarentegen gaan plattelanders voor dit soort voorstellingen verhoudingsgewijs vaak naar andere gemeenten: bioscoop of filmhuis (41%), festivals (35%), exposities (26%), cabaret (19%), popconcerten (21%), musicals (20%), klassieke muziekconcerten (9%), ballet (8%) en opera of operette (5%). - De Brabantse regio’s vertonen veel overeenkomst als het gaat om het consumeren van cultuur. Slechts in een enkel geval vinden we significante verschillen: In Noordoost-Brabant bezoeken verhoudingsgewijs meer mensen het toneel in de eigen gemeente (23%) en is de groep die (binnen Nederland) naar een lezing gaat relatief groot (15%). In Midden-Brabant gaan er relatief veel mensen naar een popconcert in de eigen gemeente (18% tegenover 11% elders in Brabant). In ZuidoostBrabant is het bezoek aan opera en operette relatief laag (6%), evenals het bezoek in de eigen gemeente aan musicals (6%) en ballet (4%). In West-Brabant gaan significant minder bewoners naar cabaret in een andere gemeente van Brabant (7%) en dit geldt ook voor filmbezoek (21%) en exposities (17%). Maar er zijn relatief veel inwoners die een jazzconcert in de eigen gemeente bezoeken (8%). - Tussen Brabanders doen zich meerdere verschillen voor, afhankelijk van het opleidingsniveau. Sommige voorstellingen worden vooral door Brabanders met een hogere opleiding bezocht. Dit geldt voor festivals binnen Nederland (56%), cabaret (38%), een concert van klassieke muziek (23%), literaire bijeenkomsten (10%), een film in bioscoop of filmhuis (67%) en exposities (53%).
PON-rapportage: VAN HARMONIEORKEST TOT DANCEPARTY: CULTUURPARTICIPATIE IN NOORD-BRABANT
23
-
-
-
Maar het is lang niet altijd zo dat de mate waarin voorstellingen worden bezocht evenredig toeneemt met het toenemen van het opleidingsniveau. Zo bezoeken Brabanders met een gemiddeld opleidingsniveau nauwelijks minder vaak een festival (55%) of een popconcert (38%) dan hoger opgeleiden (respectievelijk 56% en 38%). Daarnaast wordt er binnen de groep met een gemiddeld opleidingsniveau vaker een popconcert in een andere Brabantse gemeente bezocht dan door de beide andere opleidingsgroepen. In een aantal opzichten zien we dat de participatie van deze middengroep juist lager uitvalt dan dat van de laagst en hoogst opgeleiden. Dit geldt voor het bezoeken van een klassiek concert (13%), opera en operette (6%), literaire bijeenkomsten (5%) en lezingen over lokale geschiedenis (7%). Voor de laagst opgeleide Brabanders trekken we de conclusie dat zij in een paar opzichten vaker een voorstelling bezoeken dan de hoger opgeleide groepen. Dit is het geval bij operabezoek (10%), vooral binnen de eigen gemeente (7%), de uitvoering van een koor (31%) en een harmonieconcert (26%). Mensen zonder kinderen consumeren overwegend meer cultuur dan mensen met kinderen. Mensen zonder kinderen zien we significant vaker bij een klassiek concert (20%), opera (12%), een kooruitvoering (29%), een jazzconcert (13%), danceparty (7%), literaire bijeenkomsten (8%), lezingen (13%) of exposities (44%). Er zijn echter ook voorstellingen waar we mensen met kinderen vaker tegenkomen en voor een deel is dit te verklaren uit het gegeven dat deze groep gemiddeld genomen jonger is dan die zonder kinderen. Het gaat hier om popconcerten (39%), musicals (34%) en films (63%). Tussen alleenstaanden en samenwonenden zijn de verschillen gering. Er gaan relatief meer alleenstaanden naar een jazzconcert (15%) of danceparty (8%). Binnen de eigen gemeente zien we daarnaast dat van hen een groter aantal naar de film (32%), een klassiek muziekconcert (13%), opera (8%) of popconcert (6%) gaat.
2.2.3 Gemiddeld aantal bezoeken De mate waarin de Brabantse burgers voorstellingen, uitvoeringen dan wel bijeenkomsten bijwonen varieert sterk, afhankelijk van het type voorstelling, uitvoering of bijeenkomst. In figuur 2.2 hebben we weergegeven hoe vaak een Brabander gemiddeld deze voorstellingen en bijeenkomsten bijwoont.10 Het gemiddeld aantal bezoeken in dat in Brabant heeft plaatsgevonden is in deze figuur de optelsom van ‘binnen de eigen gemeente’ en ‘in een andere Brabantse gemeente’. Vooral films in bioscoop of filmtheater laten over de afgelopen 12 maanden de hoogste bezoekersaantallen zien. Gemiddeld gaan Brabanders 2,2 keer per jaar naar de film, waarvan één keer binnen de eigen gemeente en één keer in een andere gemeente binnen Brabant. Naast het filmbezoek is het bezoek aan festivals (1,7 keer per jaar) en exposities (1,4 keer per jaar) populair.
10
24
Hierbij is het totaal aantal Brabanders als percenteerbasis gebruikt, dus inclusief de Brabanders die niets hebben bezocht. Op deze wijze wordt inzichtelijk hoe vaak bepaalde type voorstellingen in Brabant worden bezocht. Wat we hiermee niet laten zien is of bezoekers van een bepaald event dit juist met grote regelmaat dan wel sporadisch bezoeken.
PON-rapportage: VAN HARMONIEORKEST TOT DANCEPARTY: CULTUURPARTICIPATIE IN NOORD-BRABANT
We leiden uit de bezoekersaantallen af dat de Brabantse burgers gemiddeld eens per twee jaar een cabaretuitvoering, popconcert, kooruitvoering harmonieconcert of toneelvoorstelling bijwonen. Het gemiddeld aantal bezoeken voor deze voorstellingen en uitvoeringen binnen Brabant bedraagt 0,5 tot 0,6 keer per jaar. Nog iets lager ligt het gemiddeld aantal bezoeken binnen Brabant aan musicals en klassieke muziek concerten (0,3 keer per jaar, ofwel eens in de drie jaar). Figuur 2.2: Mate van cultuurconsumptie: optredens, voorstellingen en bijeenkomsten naar plaats van consumptie (Gemiddeld aantal bezoeken per Brabander) Binnen de eigen gemeente
In een andere Brabantse gemeente
Buiten Brabant
Film in bioscoop of filmhuis Festival (muziek, theater, film, poëzie) Expositie (bv schilderijen, foto's, beelden e.d.) Cabaret of kleinkunst Concert pop-/wereldmuziek Uitvoering van een koor Concert harmonie, fanfare, brassband Toneelvoorstelling Concert klassieke muziek Musical Lezing over lokale of regionale geschiedenis, heemkunde Jazz-/bluesconcert Dance-/houseparty Ballet-/dansvoorstelling Literaire bijeenkomst (auteursvoordrachten, literaire cafés) Opera of operette 0,0
0,2
0,4
0,6
0,8
1,0
1,2
1,4
1,6
1,8
2,0
De bezoekfrequenties laten zien dat Brabanders voor popconcerten en musicals relatief vaak ‘uitwijken’ naar plekken buiten Brabant. Gemiddeld genomen bezoekt de Brabander deze voorstellingen buiten de provincie respectievelijk eens in de vijf jaar en eens in de tien jaar. We zagen eerder dat er enkele uitvoeringen en bijeenkomsten zijn die een geringere groep bezoekers trekken en we voegen hier nu aan toe dat deze uitvoeringen en bijeenkomsten gemiddeld genomen ook minder vaak door de Brabanders wordt bezocht. Het gaat hier om lezingen, dance- en houseparty’s, jazzconcerten, balletvoorstellingen, literaire bijeenkomsten en opera- of operettebezoek. Binnen Brabant gaan inwoners gemiddeld eens in de vijf tot tien jaar naar deze voorstellingen en bijeenkomsten.
PON-rapportage: VAN HARMONIEORKEST TOT DANCEPARTY: CULTUURPARTICIPATIE IN NOORD-BRABANT
25
2,2
2.3 Voorzieningen Consumeren van cultuur is niet alleen het bezoeken van voorstellingen, uitvoeringen en/of culturele bijeenkomsten, maar bestaat ook uit het bezoeken van musea en andere bezienswaardigheden. In 2007 kent Brabant 139 musea, 44 theaters, 17 bioscopen en 14 filmhuizen.11 In deze paragraaf gaan we achtereenvolgens in op het percentage Brabanders dat een bepaalde plek, gebouw of instelling bezoekt en op het gemiddeld aantal keer dat zij deze bezoeken. 2.3.1 Bezoekers In figuur 2.3 is de omvang weergegeven van de groepen die verscheidene plekken en gebouwen bezoeken in de eigen gemeente en daarbuiten. Het bibliotheekbezoek is een ander soort bezoek dan het bezoek aan de overige plekken. Brabanders bezoeken de bibliotheek voornamelijk binnen de eigen gemeente (42%) en zeer zelden in een andere Brabantse gemeente (5%) of daarbuiten (2%). Binnen de eigen gemeente bezoekt ook een redelijk grote groep de bioscoop (25%), bijzondere gebouwen (25%) en musea (19%). De groep die deze plekken bezoekt bij een andere Brabantse gemeente is in deze gevallen echter groter (respectievelijk 28%, 41% en 25%). Ruim één op zeven Brabanders (14%) bezocht het afgelopen jaar eens of vaker een galerie of atelier binnen de eigen gemeente. Daarnaast bezocht een vrijwel even grote groep (15%) deze plekken in een andere Brabantse gemeente en ging 6% van de Brabanders ervoor de provinciegrens over. Geringer zijn de aantallen bezoekers van het filmtheater en het archief. Acht procent van de Brabanders bezocht het filmtheater binnen de eigen gemeente en 6% deed dit in een andere Brabantse gemeente. Voor het archief bedragen deze percentages 3% en 2%. Bioscopen worden beduidend beter bezocht (47%) dan filmtheaters (14%), maar dit is een artefact van het aanbod: Brabant kent 66 bioscoopzalen en 19 filmhuiszalen (Sociale Atlas Brabant, Bron: NFC 2007).
11
26
Bron: Sociale Atlas Brabant.
PON-rapportage: VAN HARMONIEORKEST TOT DANCEPARTY: CULTUURPARTICIPATIE IN NOORD-BRABANT
Figuur 2.3: Cultuurconsumptie bij musea en andere voorzieningen naar plaats van consumptie (% Brabanders) 49%
25%
Bezienswaardige gebouwen
41%
21% 25%
Bioscoop 7%
Bibliotheek 2%
42%
5%
19%
Museum
18%
6%
Filmhuis / filmtheater
6%
1% 3% 2% 1% 0%
45%
35% 25% 23%
14% 15%
Galerie of atelier
Archief
47% 28%
Binnen Brabant 8%
14%
In eigen gemeente In andere Brabantse gemeente Buiten Brabant
5%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
2.3.2 Verschillen tussen groepen binnen de Brabantse bevolking - Tussen mannen en vrouwen zijn er weinig verschillen wat betreft het bezoek aan deze plekken en voor zover ze bestaan zijn de verschillen klein. Meer mannen (53%) dan vrouwen (46%) bezoeken binnen Brabant bezienswaardige gebouwen. De groep vrouwen die een bibliotheek of filmhuis bezoekt is daarentegen groter (50% en 16%) dan de groep mannen (42% en 13%). - Tussen de leeftijdsgroepen bestaan veel verschillen. Daarop vormt uitsluitend het filmhuisbezoek een uitzondering. Voor het overige zien we dat het aantal bezoekenden toeneemt naarmate de leeftijdsgroep ouder is. Vijfenvijftigplussers bezoeken vaker een museum, galerie, archief of gebouw dan jongeren en 35 t/m 54-jarigen doen dit weer vaker dan jongeren t/m 34 jaar. Voor bioscopen geldt het omgekeerde: hier is juist het aandeel onder jongeren groter (78%) dan onder de 35 t/m 54-jarigen (60%) en 55+-ers (25%). Binnen de groep 35 t/m 54-jarigen worden bibliotheken door een groter aantal bezocht (51%) dan binnen de groep t/m 34 jaar (41%) en 55+ (44%). - De stad en plattelandsverschillen zijn niet verrassend. In alle gevallen wordt er door een groter deel van de plattelandsbewoners bezoeken buiten de eigen gemeente afgelegd dan binnen de groep stadsbewoners. In de meeste gevallen uit dit verschil zich er ook in dat juist de stedelingen vaker een bezoek binnen de eigen gemeente afleggen. Exemplarisch is het bioscoop bezoek. Twee op de vijf stedelingen (38%) legt dit af binnen de eigen gemeente, tegenover 4% van de plattelandsbewoners. Terwijl twee op de vijf plattelanders (41%) de bioscoop bezoeken in een andere Brabantse gemeente. Slechts één op de vijf stedelingen (19%) doet dit in een andere gemeente. - Qua regionale verschillen zijn er weinig conclusies te trekken.
PON-rapportage: VAN HARMONIEORKEST TOT DANCEPARTY: CULTUURPARTICIPATIE IN NOORD-BRABANT
27
-
-
-
In Noordoost-Brabant bezoekt een grotere groep musea (49%) en bezienswaardige gebouwen (65%) en hier is de groep iets groter die een bibliotheek bij een andere gemeente bezoekt (8%). In zowel Noordoost-Brabant als West-Brabant heeft een wat grotere groep (5% à 7%) een archief in de eigen gemeente bezocht. Ook bezoekt een wat grotere groep West-Brabanders het filmhuis in de eigen gemeente (12%). De groep die een museum in een andere gemeente bezoekt valt voor deze regio juist wat lager uit (19%). Zuidoost Brabant onderscheidt zich alleen wat betreft het bezoek aan het filmhuis. Hier is de groep die bezoeken aflegt relatief klein (12%). Op een enkele uitzondering na zijn alle verschillen tussen de opleidingscategorieën met betrekking tot de gegevens uit voorgaande figuur statistisch significant. Het aandeel bezoekers aan instellingen en plekken neemt toe naarmate het opleidingsniveau toeneemt. We beschrijven daarom de uitzonderingen. Op de eerste plaats is dit het archief: de laagst opgeleiden bezoeken dit binnen de eigen gemeente het meest (4%), hoogst opgeleiden iets minder (3%) en gemiddeld opgeleiden het minst (2%). Het bezoek aan een bibliotheek of filmhuis in een andere Brabantse gemeente dan de eigen gemeente, is voor alle drie de opleidingsgroepen gelijk. Het bezoek aan een bioscoop in een andere Brabantse gemeente is wat groter onder Brabanders met een gemiddelde opleiding (35%) dan onder hoger opgeleiden (32%) en lager opgeleiden (18%). Tussen mensen met en zonder (thuiswonende) kinderen zien we opnieuw enkele verschillen die in de lijn van de verwachting liggen. De groep die een galerie bezoekt is onder mensen zonder kinderen groter (31%) dan onder hen met kinderen (23%). Ditzelfde geldt voor archiefbezoek bij deze groep (6%) en filmhuisbezoek in de eigen gemeente (10%). Onder de mensen met kinderen zien we juist dat een grotere groep de bibliotheek (54%) en de bioscoop bezoekt (63%). Alleenstaanden (18%) bezoeken vaker dan samenwonenden (14%) het filmhuis. Samenwonenden bezoeken vaker het archief (7%), bezienswaardige gebouwen in andere gemeenten (44%) en de bibliotheek (49%).
2.3.3 Gemiddeld aantal bezoeken Een doorsnee Brabander gaat gemiddeld ruim vijf keer per jaar naar de bibliotheek. Dit is 4,8 keer de bibliotheek binnen de eigen gemeente, 0,3 keer in een ander gemeente in Brabant en 0,2 keer per jaar buiten Brabant.12 Ongeveer 1,7 keer per jaar bezoeken Brabanders de bioscoop of bezienswaardige gebouwen binnen Brabant. Bezienswaardige gebouwen worden daarnaast buiten de provincie relatief vaak (gemiddeld 0,7 keer per jaar) en in de eigen gemeente weinig (gemiddeld 0,4 keer per jaar) bezocht.
12
28
Hierbij is het totaal aantal Brabanders als percenteerbasis gebruikt, dus inclusief de Brabanders die niets hebben bezocht. Op deze wijze wordt inzichtelijk hoe vaak bepaalde type voorstellingen in Brabant worden bezocht. Wat we hiermee niet laten zien is of bezoekers van een bepaald event dit juist met grote regelmaat dan wel sporadisch bezoeken.
PON-rapportage: VAN HARMONIEORKEST TOT DANCEPARTY: CULTUURPARTICIPATIE IN NOORD-BRABANT
Dit is ook het geval bij museumbezoek dat verhoudingsgewijs vaak buiten de provincie (gemiddeld 0,5 keer per jaar) en weinig in de eigen gemeente (gemiddeld 0,3 keer per jaar) plaatsvindt. Gemiddeld gaat de Brabander eens per jaar naar een museum in de eigen provincie. Het gaat dan wat vaker om een museum in een andere gemeente (0,6 keer) dan in de eigen gemeente (0,3). Figuur 2.4: Mate van cultuurconsumptie bij musea en andere voorzieningen naar plaats van consumptie (Gemiddeld aantal bezoeken per Brabander) In de eigen gemeente
In een andere Brabantse gemeente
Buiten Brabant
Bibliotheek
Bezienswaardige gebouwen
Bioscoop
Museum
Galerie, atelier
Filmhuis / filmtheater
Archief
0,0
0,5
1,0
1,5
2,0
2,5
3,0
3,5
4,0
4,5
5,0
5,5
6,0
Een doorsnee Brabander bezoekt vaker een bioscoop (gemiddeld 1,9 keer per jaar), dan een filmtheater (0,5 keer per jaar), hetgeen niet geheel verwonderlijk is gelet op het aantal filmtheaters versus het aantal bioscopen in Brabant. De verhouding tussen het bezoek in de eigen gemeente of in een andere gemeente is bij bioscoopbezoek en filmtheaterbezoek ongeveer gelijk. Het bezoek aan filmhuis, galerie en archief ligt duidelijk lager dan dat aan de overige voorzieningen. Brabanders bezoeken het filmtheater gemiddeld eens in de twee jaar en gaan nauwelijks vaker naar een galerie of atelier. In een archief komen Brabanders gemiddeld genomen slechts bij uitzondering, te weten eens in de zeven jaar (0,14 keer per jaar).
2.4 Musea Twee op de vijf Brabanders (44%) heeft het afgelopen jaar een museum bezocht in dan wel buiten Brabant. Circa één op de drie Brabanders (35%) heeft minimaal één keer een museum in Brabant bezocht. Aan hen is de vraag voorgelegd wat voor type museum zij het afgelopen jaar in Brabant hebben
PON-rapportage: VAN HARMONIEORKEST TOT DANCEPARTY: CULTUURPARTICIPATIE IN NOORD-BRABANT
29
bezocht. De grootste groep bezocht een museum voor beeldende kunst (18%) en een iets kleinere groep een cultuurhistorisch museum (16%). Het minst omvangrijk is de groep die een bezoek aan een museum voor wetenschap en techniek aflegde (4%). Overigens merken we hierbij op dat de percentages geen informatie geven over het (gemiddeld) aantal bezoeken per museum. Figuur 2.5 Museumbezoek naar typen musea (% Brabanders)
Museum voor beeldende kunst
18,1%
Cultuurhistorisch museum
15,5%
Natuurhistorisch museum
12,0%
Ander soort museum
8,2%
Archeologisch museum
6,3%
Volkenkundig museum
5,6%
Museum wetenschap en techniek
4,1%
0%
2%
4%
6%
8%
10%
12%
14%
16%
18%
2.4.1 Verschillen tussen groepen binnen de Brabantse bevolking - Mannen bezoeken vaker een museum over archeologie (8%), cultuurhistorie (18%) en wetenschap&techniek (6%) dan vrouwen (respectievelijk 5%, 14% en 3%). Vrouwen daarentegen bezoeken vaker een natuurhistorisch museum (14%) dan mannen (10%). - Oudere Brabanders (55+) bezoeken vaker de verschillende typen musea, met uitzondering van musea voor wetenschap&techniek en archeologische musea. - In de verschillende regio’s treffen we enkele verschillen aan. Zo gingen bovengemiddeld veel mensen uit Midden-Brabant naar het natuurhistorisch museum (17%), uit Noordoost-Brabant naar het archeologisch museum (9%) en het cultuurhistorisch museum (20%) en uit ZuidoostBrabant naar een museum voor beeldende kunst (22%). West-Brabant onderscheidt zich in dit opzicht niet van het gemiddelde. - Tussen de opleidingsgroepen doen zich enkele verschillen voor. De hoger opgeleiden bezoeken vaker een museum voor beeldende kunst (31%), een natuurhistorisch museum (15%) en een cultuurhistorisch museum (22%) dan de groep met een gemiddelde opleiding (respectievelijk 16%, 10% en 15%) en lager opgeleiden (respectievelijk 13%, 13% en 13%). - Op zich is het aandeel museumbezoekers onder mensen zonder kinderen niet groter of kleiner dan onder mensen met kinderen, maar dat is wel het geval als we specifiek kijken naar het bezoek aan een museum voor beeldende kunst (22% tegenover 13%) en een volkenkundig museum (7% tegenover 4%).
30
PON-rapportage: VAN HARMONIEORKEST TOT DANCEPARTY: CULTUURPARTICIPATIE IN NOORD-BRABANT
20%
Museumbezoek ligt onder samenwonenden wat hoger dan onder alleenstaanden, vooral waar het gaat om het bezoek aan cultuurhistorische musea (17% tegenover 12%) en musea voor wetenschap&techniek (5% tegenover 3%).
-
2.5 Bibliotheken De provincie Noord-Brabant kent circa 144 openbare bibliotheken (cijfer 2006).13 Ongeveer de helft van alle Brabanders heeft het afgelopen jaar geen bezoek aan de bibliotheek gebracht of is daar zelfs nog nooit geweest. De andere helft daarentegen deed dit wel en ook redelijk recentelijk nog. Eén op de vijf Brabanders bezocht de bibliotheek in de afgelopen week, ruim één op de zes in de afgelopen maand. Tellen we deze aantallen op dan is een derde van de Brabanders de afgelopen maand in de bibliotheek geweest. Bibliotheekbezoekers onderscheiden we in leden (36%) en niet-leden (64%). Bijna de helft van de leden (45%) bezocht de bibliotheek de afgelopen week en voor nog eens een derde vond dit bezoek minder dan een maand geleden plaats. Er zijn maar weinig leden die het afgelopen jaar geen bezoek aan de bibliotheek brachten (7%). Voor de niet-leden geldt het omgekeerde. Van deze groep is driekwart het afgelopen jaar niet in de bibliotheek geweest. Voor 10% vond het meest recente bezoek aan de bibliotheek in de afgelopen week tot maand plaats. Figuur 2.6: Hoe lang is het geleden dat u voor het laatst een bibliotheek bezocht heeft? (% Brabanders) afgelopen week afgelopen maand een maand of twee, drie geleden 6 tot 12 maanden gelden laatste bezoek > 12 mndn geleden of nooit plaatsgevonden
niet-leden
5%
5%
7%
7%
76%
45%
leden
19%
totaal
0%
10%
13
33%
16%
20%
30%
9%
40%
11%
6%
3%
7%
51%
50%
60%
70%
80%
90%
Bron: Sociale Atlas Brabant
PON-rapportage: VAN HARMONIEORKEST TOT DANCEPARTY: CULTUURPARTICIPATIE IN NOORD-BRABANT
31
100%
Aan de Brabanders die geen lid zijn van de bibliotheek is gevraagd of zij lidmaatschap zouden overwegen als de bibliotheek specifieke diensten aanbiedt die zij nu niet aanbiedt. De helft van deze Brabanders zou dit waarschijnlijk niet of zeker niet overwegen en die conclusie trekken we, ongeacht het nieuwe aanbod dat aan hen wordt voorgelegd. Het gaat hier om een vaste groep van 49% van de niet-leden die ten aanzien van ieder onderdeel ontkennend antwoord. Het voorgelegde aanbod zet hen er niet toe aan te overwegen om alsnog lid te worden. Tegenover deze groep staat een kleine groep van niet-leden (8%) die op ieder onderdeel bevestigend antwoordt; zij overwegen waarschijnlijk of zeer zeker om lid te worden indien één of meer van de veranderingen in het bibliotheekaanbod gemaakt zouden worden. Vooral mogelijkheden voor toegang vanuit huis via het internet hebben de belangstelling van de niet-leden. In het bijzonder heeft men interesse in het downloaden van films en muziek en toegang tot databanken. Figuur 2.7:
Zou u overwegen om lid te worden van de bibliotheek als u… (% Brabanders dat geen lid is) Ja, zeker
Ja, waarschijnlijk wel
Nee, waarschijnlijk niet
Nee, zeker niet
... met uw lidmaatschapskaart vanuit huis tegen een geringe vergoeding muziek en films zou kunnen downloaden via internet
6%
23%
... met uw lidmaatschapskaart vanuit huis toegang krijgt tot databanken via internet (bijvoorbeeld krantenbank.nl)
5%
25%
... ook via internet materialen kunt bestellen die op een door u gewenst tijdstip thuis bezorgd kunnen worden
6%
21%
46%
26%
... ook een abonnement krijgt speciaal gericht op het goedkoop lenen van films, DVD's en/of CD's
6%
22%
46%
26%
... gegarandeerd de meest recente boeken kunt lenen
5%
0%
26%
44%
26%
51%
17%
10%
27%
44%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
2.5.1 Verschillen tussen groepen binnen de Brabantse bevolking - Vrouwen zijn vaker lid van een bibliotheek (45%) dan mannen (32%). In het algemeen staan mannen meer instemmend tegenover de vraag of verschillende nieuwe diensten hen ertoe zouden kunnen overhalen om alsnog lid van de bibliotheek te worden.
32
PON-rapportage: VAN HARMONIEORKEST TOT DANCEPARTY: CULTUURPARTICIPATIE IN NOORD-BRABANT
100%
-
-
-
-
De jongste groep (tot en met 35 jaar) is minder vaak lid (27%) dan de oudere groepen (43% à 44%). Gemiddeld genomen stemmen zij ook vaker in met de vraag of eventuele nieuwe diensten hen ertoe kunnen overhalen om alsnog lid van de bibliotheek te worden. Tussen de opleidingscategorieën treffen we geen verschillen aan wat betreft het lidmaatschap, maar wel als het gaat om de vraag of de nietleden een lidmaatschap zouden overwegen bij de nieuw aangeboden diensten. We concluderen dat de laagst opgeleide groep veel vaker aangeeft (33% tot 39%) een lidmaatschap zeker niet te overwegen dan de midden en hoogst opgeleiden (waarvan 20% deze mening heeft). Mensen met kinderen zijn vaker lid van de bibliotheek (49%) dan mensen zonder kinderen (34%). Gemiddeld genomen zijn mensen met kinderen die tot op heden geen lid zijn, positiever over het idee om lid te worden als zij daarvoor de nieuwe bibliotheekdiensten aangeboden krijgen. Samenwonenden zijn vaker lid van de bibliotheek (43%) dan alleenstaanden (28%). Tevens staan samenwonenden die nog geen lid zijn iets positiever tegenover het idee om lid te worden als zij de nieuwe bibliotheekdiensten aangeboden krijgen.
2.6 Filmtheaters en bioscopen Van alle Brabanders heeft 53% in het afgelopen jaar een bioscoop bezocht en 17% bezocht een filmhuis of filmtheater. Als het gaat om bezoek binnen de provincie Brabant dan heeft respectievelijk 47% een Brabantse bioscoop en 14% een Brabants filmtheater bezocht. Dit heeft natuurlijk ook te maken met het aanbod. Volgens de Nederlandse Vereniging van Cinematografie kent Brabant 14 filmhuizen met 19 doeken en 17 bioscopen met 66 doeken.14 De redenen waarom zij dit doen verschillen in een paar opzichten, maar er zijn ook sterke overeenkomsten. Drie belangrijke redenen worden in gelijke mate als reden opgegeven voor elk van beide filmvoorzieningen: de goede kwaliteit van het aanbod, de sfeer in het theater en iemands voorkeur voor het soort film dat wordt vertoond. Zo’n 17% van de bezoekers geeft deze redenen op als één van de drie belangrijkste redenen. Het gevarieerde aanbod is voor bioscoopbezoekers vaker een reden om er naartoe te gaan (21%) dan voor filmhuisbezoekers (11%). Filmhuisbezoekers noemen juist het ontbreken van een pauze tijdens de film (10% tegenover 4%) en aansprekend publiek dat er komt (5% tegenover 1%) vaker als één van de drie belangrijkste redenen voor bezoek.
14
Bron: Sociale Atlas Brabant.
PON-rapportage: VAN HARMONIEORKEST TOT DANCEPARTY: CULTUURPARTICIPATIE IN NOORD-BRABANT
33
Figuur 2.8: Redenen om een bioscoop of filmtheater te bezoeken15 (% bezoekers) Bioscoop
Filmtheater 11%
Gevarieerd aanbod (veel verschillende films)
21% 17% 17%
Sfeer in theater / bioscoop
17% 17%
Ik hou van het soort films dat wordt vertoond
Goede kwaliteit van het aanbod
16% 11% 12%
Gezellige combinatie met cafébezoek
6% 6%
Geen specifieke reden
3%
Andere reden
Wel/geen pauze tijdens film
Extra activiteiten als lezingen en dergelijke
Publiek dat er komt spreekt mij aan
18%
6% 10%
4%
1%
1%
0%
3%
5%
5%
10%
15%
20%
2.6.1 Verschillen tussen groepen binnen de Brabantse bevolking
Bioscoopbezoek -
-
-
15
34
Er zijn weinig aantoonbare verschillen tussen de verschillende groepen. Mannen (29%), bewoners van West en Midden-Brabant (32%), mensen zonder kinderen (30%) en alleenstaanden (33%) noemen bovengemiddeld vaak als reden voor bioscoopbezoek de gezellige combinatie met cafébezoek. Voor een groot deel van de 55+-ers (74%) geldt dat zij in het geheel geen bioscoop bezoeken. Voor 35 t/m 54-jarigen is dit percentage veel lager (37%) en nog lager voor de jongste groep t/m 34 jaar (20%). Jongeren tussen 15 en 34 jaar noemen wat vaker het gevarieerde aanbod als reden (55%), dan de groep 35 t/m 54 jarigen (41%) en 55+-ers (35%). Voor 55+ers is het hebben van een pauze tijdens de film een belangrijke reden (13%), voor 35 t/m 54-jarigen minder vaak (6%). Ook de extra activiteiten als lezingen worden door de groep 55+ vaker gewaardeerd (5%) dan door de beide andere groepen (1%). Hoger opgeleiden onderscheiden zich van beide andere groepen doordat zij vaker een andere dan genoemde reden opgeven als afweging voor bezoek (16%). De middelste opleidingsgroep geeft vaker aan van het soort films te houden dat wordt vertoond (40%). De laagst opgeleide groep waardeert wat vaker de pauze tijdens de film (15%) en deze groep bestaat Aan de respondenten is gevraagd om de drie belangrijkste redenen te geven waarom zij een bioscoop dan wel filmtheater bezoeken.
PON-rapportage: VAN HARMONIEORKEST TOT DANCEPARTY: CULTUURPARTICIPATIE IN NOORD-BRABANT
25%
-
ook uit een groter aantal mensen dat überhaupt geen bioscoop bezoekt (61% tegenover 37% voor de midden en 35% voor de hoger opgeleiden). De extra activiteiten zoals lezingen worden meer dan gemiddeld als bezoekreden genoemd door de mensen zonder kinderen (3% tegenover 1%). Deze groep bezoekt overigens ook minder vaak een bioscoop (45%) dan mensen met kinderen (66%). Mogelijk speelt hier de invloed van leeftijd een rol, aangezien de jongere leeftijdsgroepen zijn oververtegenwoordigd in de groep met kinderen.
Bezoek aan filmtheater -
-
-
-
-
-
Tussen mannen en vrouwen zien we hetzelfde verschil terug als bij bioscoopbezoek: mannen waarderen de combinatie met cafébezoek meer (34%) dan vrouwen (20%). Zij gaan overigens minder vaak naar het filmtheater dan vrouwen (23% tegenover 29%). De groep vanaf 55 jaar onderscheidt zich van de beide andere leeftijdsgroepen. Binnen deze groep bezoekt een kleiner deel het filmtheater (20% tegenover 29 à 30%) en deze selecte groep waardeert vaker de extra activiteiten als lezingen die er gegeven worden (11%). Deze activiteiten worden door een kleinere groep 35 t/m 54-jarigen gewaardeerd (7%) en door nog een kleinere groep in de leeftijd t/m 34 jaar (2%). De beide jongere groepen noemen wat vaker de sfeer in het theater als bezoekreden (41% à 43% tegenover 26%) en de gezellige combinatie met cafébezoek is vooral voor de jongste leeftijdsgroep tot en met 34 jaar een reden om het filmtheater te bezoeken (33% tegenover 26% en een geringe 18% voor de 55+-ers). Bewoners die in de stad wonen bezoeken vaker een filmtheater (28%) dan bewoners van het platteland (23%). De redenen om dit te doen variëren nauwelijks van elkaar, alleen blijken plattelandsbewoners minder vaak te gaan omdat zij minder houden van het soort films dat wordt vertoond dan de stedelingen (31% tegenover 41%). Tussen regio’s zijn er weinig verschillen. In West-Brabant gaan wat minder mensen naar het filmtheater (69%) dan in Noordoost-Brabant (74%), in Midden-Brabant (76%) en Zuidoost-Brabant (77%). Het ontbreken van een pauze in de film wordt door de bewoners van Midden-Brabant vaker genoemd (35%) dan door bewoners van Noordoost-Brabant (14%), terwijl de bewoners van Zuidoost en West-Brabant hier het midden houden (respectievelijk 23% en 25%). Hoger opgeleiden noemen vaker de kwaliteit van het aanbod (53%) dan Brabanders met een gemiddelde opleiding (47%) en lagere opleiding (21%). We zien het zelfde beeld terug voor de reden dat men van het type films houdt dat wordt aangeboden. Deze wordt door 52% van de hoger opgeleiden genoemd, door 39% van de middelste opleidingsgroep en 24% van de laagste opleidingsgroep. Deze laagste opleidingsgroep noemt veel vaker dan de andere groepen dat zij geen specifieke reden voor het bezoek hebben (22%) of in het geheel niet bezoeken (79%). Tussen mensen met en zonder kinderen bestaat er geen verschil in redenen om het filmtheater te bezoeken.
PON-rapportage: VAN HARMONIEORKEST TOT DANCEPARTY: CULTUURPARTICIPATIE IN NOORD-BRABANT
35
-
Tussen alleenstaanden en samenwonende treffen we het verschil aan dat samenwonenden vaker aangeven geen specifieke reden te hebben voor het bezoek aan het filmtheater (15% tegenover 7% van de alleenstaanden). Alleenstaanden waarderen daarentegen vaker het ontbreken van een pauze tijdens de film (30%) en de gezellige combinatie met cafébezoek (35%).
2.7 Theater, concertzaal of muziekcentrum Volgens het Theater Instituut Nederland kent Noord-Brabant 44 theaters (in 2007).16 Hoe zouden deze theaters het bezoek aan hun voorstellingen kunnen verhogen? Om hier zicht op te krijgen is aan de respondenten de vraag voorgelegd wat voor hen de drie belangrijkste redenen zijn voor een bezoek aan een theater, concertzaal of muziekcentrum. Hierbij worden de prijs van het kaartje (32%), de geluidskwaliteit/ akoestiek (31%) en de gezelligheid, c.q. de mensen die er komen (28%) het meest genoemd. Ook zitcomfort en de sfeer in het gebouw behoren voor één op de vijf bezoekers tot de belangrijkste redenen.17 Wat betreft de kwaliteit en omstandigheden tijdens de voorstelling noemt 16% het zicht op het podium als één van de drie belangrijkste redenen voor bezoek. In veel mindere mate noemen de bezoekers de aankleding van de lounge (4%), de zaalgrootte (3%), de behulpzaamheid van het personeel (2%) en het hebben van een pauze tijdens de voorstelling (1%). Figuur 2.9: Aspecten van dienstverlening bij bezoek aan theater, concertzaal of muziekcentrum (% bezoekers) 32,1%
De prijs van het kaartje
31,4%
De geluidskwaliteit (akoestiek)
27,6%
Gezelligheid, de mensen die er komen
22,3%
Zitcomfort / beenruimte
21,6%
Andere reden
18,6%
De sfeer van het gebouw
17,0%
De bereikbaarheid met de auto
16,8%
Korte afstand van huis naar gebouw
15,9%
De parkeergelegenheid
15,8%
De podiumgrootte (zicht)
15,5%
De tijden waarop de voorstelling te zien is
7,8%
Aanwezigheid van een café/restaurant in de nabijheid
6,4%
De horeca faciliteiten ter plaatse
6,0%
De bereikbaarheid met openbaar vervoer
5,1%
De veiligheid rond en op de locatie
3,8%
De aankleding van de lounge en zalen
3,3%
De zaalgrootte Behulpzaamheid van het personeel Pauze tijdens de voorstelling
0%
16 17
36
1,6% 1,4% 5%
10%
15%
20%
25%
30%
Bron: Sociale Atlas Brabant Een op de 5 bezoekers geeft ook aan dat een andere reden voor hen tot de drie belangrijkste behoren. Wat deze andere redenen dan zijn hebben we met de vragenlijst niet vastgelegd.
PON-rapportage: VAN HARMONIEORKEST TOT DANCEPARTY: CULTUURPARTICIPATIE IN NOORD-BRABANT
35%
Naast deze voor theaters beïnvloedbare aspecten, zijn er ook niet beïnvloedbare aspecten die mogelijk niet voor iedereen van toepassing zijn en daarom misschien ook minder vaak worden genoemd. Het gaat dan om een korte afstand tot huis (17%), bereikbaarheid met de auto (17%) en parkeergelegenheid (16%). Voor een wat kleinere groep is van belang dat er een caférestaurant in de nabijheid is (8%), de locatie bereikbaar is met openbaar vervoer (6%), er een horecagelegenheid ter plaatse is (6%) en de locatie als veilig wordt ervaren (5%). 2.7.1 Verschillen tussen groepen binnen de Brabantse bevolking - Vrouwen waarderen vaker dan mannen de korte afstand tot huis (20% tegenover 14%) en de bereikbaarheid met het openbaar vervoer (9% tegenover 3%). Voor mannen is vaker het zitcomfort/de beenruimte van belang (25% tegenover 20%) en de geluidskwaliteit (38% tegenover 26%). Overigens noemen vrouwen ook wat vaker andere redenen dan de genoemde (25% tegenover 18%). - Brabanders in de leeftijd vanaf 55 jaar onderscheiden zich op verschillende punten van de jongere Brabanders. Ze waarderen de bereikbaarheid met het openbaar vervoer (12% tegenover 3 à 4%) en de auto (21%) vaker, evenals de parkeergelegenheid (23%) en de veiligheid rond de locatie (8% tegenover 4%). De bereikbaarheid met de auto wordt door de jongste groep veel minder genoemd (11%), maar door de groep 35 t/m 54 jaar wel wat meer (18%). Dit zelfde geldt voor parkeergelegenheid (10% en 14%). Of er een café of restaurant in de buurt is, is voor 55+-ers meestal geen reden (5% tegenover 8 à 10%) en evenmin omdat het er gezellig is met de mensen die er komen (18%). Deze laatste gezelligheid is voor 35 t/m 54jarigen veel vaker een reden voor bezoek (29%) en in het bijzonder is dat het geval voor de jongste groep t/m 34 jaar (36%). Deze jongste groep noemt aanmerkelijk vaker dan de overige bezoekers dat de prijs van het kaartje een punt van afweging is (dit geldt voor 40% tegenover 28 à 30% van de anderen). - Tussen stad en plattelandsbewoners bestaan er in twee opzichten een verschil. Plattelandsbewoners vinden vaker de bereikbaarheid met de auto belangrijk (20% tegenover 15%), terwijl stedelingen de kwaliteit van het geluid vaker belangrijk vinden (34% tegenover 28%). - De regio Midden-Brabant onderscheidt zich in enkele opzichten van de overige regio’s. Deze bewoners geven vaker als reden de bereikbaarheid met het openbaar vervoer (10% tegenover 5%) en de zaalgrootte (7% tegenover 2%), terwijl voor hen minder vaak de bereikbaarheid met de auto een reden is (10%). - In Zuidoost-Brabant wordt de pauze tijdens de voorstelling vaker als reden voor bezoek genoemd (3% tegenover 1%) en men geeft hier ook vaker een andere reden dan de genoemden (27% tegenover 20%). Voor zowel Zuidoost-Brabant (34%) als voor Midden-Brabant (36%) geldt dat ze vaker de geluidskwaliteit als reden noemen dan de beide andere regio’s (28%). - Lager opgeleiden vinden vaker de bereikbaarheid met de auto (9%) en de veiligheid rond de locatie (8%) een reden. Hoger opgeleiden geven vaker een andere dan de genoemde redenen op (30%) dan Brabanders met een gemiddeld (20%) en laag opleidingsniveau (10%).
PON-rapportage: VAN HARMONIEORKEST TOT DANCEPARTY: CULTUURPARTICIPATIE IN NOORD-BRABANT
37
-
-
Mensen zonder kinderen geven de bereikbaarheid met het openbaar vervoer vaker als reden op (8% tegenover 3%), maar ook hier kan de invloed van leeftijd een rol spelen. Mensen met kinderen zien vaker een reden om te gaan indien er een café/restaurant in de omgeving is (10% tegenover 7%), de tijden van de voorstelling gunstig voor ze zijn (18% tegenover 14%) en de zaalgrootte hen naar de zin is (5% tegenover 2%). Alleenstaanden vinden vaker de bereikbaarheid met het openbaar vervoer een reden (11% tegenover 4%), maar ook hier kan leeftijd weer van invloed zijn. Samenwonenden geven vaker als reden op dat de plek bereikbaar moet zijn met de auto (19% tegenover 14%) en er voldoende zitcomfort/beenruimte is (25% tegenover 16%).
2.8 Beeldvorming over het cultuuraanbod in Brabant Het aanbod aan cultuur in de provincie Brabant wordt overwegend positief gewaardeerd door de inwoners. Vrijwel iedereen is van mening dat Brabant veel karakteristieke dorpen en steden kent en vier op de vijf Brabanders vindt de Brabantse cultuur levendig. Beide beweringen worden zelden tegengesproken: slechts 2% van de inwoners kan zich er niet in vinden. In algemene zin is 62% van de Brabanders het (helemaal) eens met de bewering dat Brabant een zeer divers cultuuraanbod kent. Figuur 2.10: Oordeel over het Brabantse cultuuraanbod (% Brabanders) geheel mee eens Het culturele leven in Noord-Brabant is te typeren als vernieuwend en vooruitstrevend Het culturele leven in Noord-Brabant is te typeren als traditioneel
4%
mee eens
neutraal
27%
6%
mee oneens 56%
39%
In de Noord-Brabantse theaters is er veel keuze uit verschillende muziekvoorstellingen
10%
Noord-Brabant kent een zeer divers cultuuraanbod
9%
geheel mee oneens
43%
47%
12%
1%
12%
1%
37%
53%
5%0%
34%
4%0%
In Noord-Brabant zijn veel verschillende soorten musea
17%
55%
25%
3%
Noord-Brabant is rijk aan monumenten en historische gebouwen
16%
58%
21%
5%0%
Er is in Noord-Brabant een ruime keuze aan theatervoorstellingen
17%
Noord-Brabant kent een levendige cultuur
19%
Noord-Brabant kent veel karakteristieke dorpen en steden
22%
60%
32% 0%
38
57%
10%
20%
4%0%
19%
57% 30%
40%
50%
60%
2% 0%
9% 70%
80%
90%
PON-rapportage: VAN HARMONIEORKEST TOT DANCEPARTY: CULTUURPARTICIPATIE IN NOORD-BRABANT
2% 0% 100%
Kijken we naar meer concrete uitspraken over het Brabantse cultuuraanbod, dan zien we dat ook hierover overwegend instemming bestaat en we de beeldvorming van het Brabantse cultuuraanbod positief kunnen noemen. Brabanders vinden dat er een ruime keuze is aan theatervoorstellingen (74%), dat de provincie rijk is aan historische gebouwen (74%) en er veel keuze is uit verschillende muziekvoorstellingen (57%). Over de typering van het aanbod bestaat bij de Brabanders lang niet altijd een helder beeld. Ruim de helft van de inwoners heeft geen mening ten aanzien van de stelling of het culturele leven in Brabant als vernieuwend en vooruitstrevend getypeerd kan worden. Tegelijkertijd is 43% neutraal over de vraag of dit culturele leven als traditioneel getypeerd kan worden. Met deze laatst bewering wordt wel door een wat grotere groep (helemaal) ingestemd (45%) dan met de bewering dat het culturele leven in Brabant vernieuwend en vooruitstreven is (31%). Oftewel: het traditionele beeld van de Brabantse cultuur domineert in lichte mate het beeld van een vernieuwende en vooruitstrevende cultuur. 2.8.1 Verschillen tussen groepen binnen de Brabantse bevolking - Mannen vinden de Noord-Brabantse cultuur wat vaker traditioneel dan vrouwen, maar typeren die ook vaker als levendig en zijn van mening dat Brabant veel verschillende musea kent. Vrouwen zijn iets positiever over de keuze aan theatervoorstellingen in de provincie. - Tussen leeftijdsgroepen zien we in vrijwel alle aspecten van de beeldvorming verschillen, waarbij de beeldvorming positiever is naarmate men in een hogere leeftijdsgroep zit. Overigens geldt voor alle leeftijdsgroepen dat zij gemiddeld genomen een positief beeld hebben van de Brabantse cultuur. Op het punt van de keuze uit verschillende muziekvoorstellen zien we dat de leeftijdsgroepen zich niet van elkaar onderscheiden. Hierover zijn zij in gelijke mate positief. - Stedelingen hebben een iets positiever beeld van het cultuuraanbod dan plattelanders, maar de verschillen zijn erg klein. Binnen de plattelandsbevolking wordt het aanbod wel vaker getypeerd als traditioneel. - Tussen regio’s treffen we op een paar punten verschillen aan (zie figuur 2.11). - Over de keuzeruimte in theatervoorstellingen wordt in de regio ZuidoostBrabant iets minder positief geoordeeld dan elders in Brabant. Deze bewoners vinden daarnaast ook in mindere mate dat Noord-Brabant rijk is aan historische gebouwen en typeren Brabant vaker als traditioneel. In Noordoost en West-Brabant vinden relatief veel bewoners dat de provincie rijk is aan historische gebouwen. Maar de West-Brabanders vinden in mindere mate dat het cultuuraanbod divers is en er veel verschillende soorten musea zijn. Noordoost en Midden-Brabant vallen op doordat zij vrijwel ten aanzien van alle onderwerpen gemiddeld een positievere beeldvorming van het cultuuraanbod hebben dan de bewoners van de beide andere regio’s.
PON-rapportage: VAN HARMONIEORKEST TOT DANCEPARTY: CULTUURPARTICIPATIE IN NOORD-BRABANT
39
Figuur 2.11: Beeldvorming naar regio18 Het culturele leven in Noord-Brabant is te typeren als vernieuwend en vooruitstrevend
3,2 3,2 3,2 3,3
Het culturele leven in Noord-Brabant is te typeren als traditioneel
3,3
West-Brabant Zuidoost-Brabant Noordoost-Brabant
3,4
3,3
3,5
Midden-Brabant 3,6 3,6 3,7 3,6
In de Noord-Brabantse theaters is er veel keuze uit verschillende muziekvoorstellingen Noord-Brabant kent een zeer divers cultuuraanbod
3,6 3,7 3,7 3,7
Noord-Brabant is rijk aan monumenten en historische gebouwen
3,7
3,9
3,8
4,0
In Noord-Brabant zijn veel verschillende soorten musea
3,8 3,9 3,9 3,9
Er is in Noord-Brabant een ruime keuze aan theatervoorstellingen
3,9 3,8 3,9 3,9 3,9 3,9 4,0 4,0
Noord-Brabant kent een levendige cultuur
4,2 4,1 4,3 4,2
Noord-Brabant kent veel karakteristieke dorpen en steden
geheel oneens/ negatief
-
-
-
18
40
neutraal
geheel eens/ positief
De beeldvorming over de Brabantse cultuur is gemiddeld genomen enigszins positiever onder lager opgeleiden dan onder de hoogst opgeleiden. De verschillen zijn echter erg klein. Ze zijn echter aantoonbaar als het gaat om de stelling dat er in Noord Brabant veel verschillende musea zijn en er veel keuze is uit verschillende muziekvoorstellingen. Het lijkt vooral een kwestie te zijn van het wel of niet hebben van een mening over het onderwerp. Zo treffen we onder de hoogst opgeleiden veel vaker mensen aan die het oneens zijn met de stellingen dat het Brabantse culturele leven te typeren is als traditioneel (22%) dan wel juist als vooruitstrevend (19%). Gemiddeld genomen is de beeldvorming van mensen zonder kinderen positiever dan die van mensen met kinderen. Mensen zonder kinderen vinden vaker dat Brabant een divers cultuuraanbod heeft, er meer ruime keuze is aan theatervoorstellingen en de provincie rijk is aan historische gebouwen. Maar tegelijkertijd typeert deze groep Brabant ook wat vaker als traditioneel. Alleenstaanden vinden de Brabantse cultuur vaker traditioneel dan samenwonenden, maar toch wordt door deze groep diezelfde cultuur ook vaker als vernieuwend en vooruitstrevend gezien. We concluderen dat er binnen de groep alleenstaanden een meer uitgesproken mening bestaat. Dit zien we ook terug in de grotere omvang van de groep samenwonenden (58% tegenover 51%) met een neutraal oordeel over laatstgenoemd item.
De gemiddelde scores lopen van 1 (helemaal mee oneens) tot en 5 (helemaal mee eens); de waarden tussen 2,7 en 3,2 beschouwen we als een neutraal oordeel.
PON-rapportage: VAN HARMONIEORKEST TOT DANCEPARTY: CULTUURPARTICIPATIE IN NOORD-BRABANT
2.9 Kunst in de openbare ruimte Ook op straat, in parken, in een winkelgebied of ergens anders in de openbare ruimte kunnen we kunst tegenkomen. In de Brabantse Cultuurmonitor is aan de Brabantse burgers gevraagd of men daar weleens bij stil staat? Het antwoord op deze vraag is ‘ja’. Tweederde tot 90% van de Brabanders staat weleens stil bij kunst in de openbare ruimte. In de afgelopen maand stond 32% van de Brabanders stil bij een beeld of schilderwerk en 28% bij een muziekoptreden. In mindere mate hebben zij de afgelopen maand stilgestaan bij toneel/cabaret (13%) of een dansvoorstelling (8%).19 Kijken we niet alleen naar de afgelopen maand, maar naar het afgelopen half jaar dan zien we dat muziekoptredens in de openbare ruimten iets meer belangstelling trekt dan de beeldende kunst. Figuur 2.12: Hoe lang is het geleden dat u stilgestaan heeft bij één of meer van de volgende kunstwerken? (Percentage van alle Brabanders) korter dan 1 maand geleden
1 tot 6 maanden geleden
6 maanden of langer geleden
Stilgestaan bij:
32%
Beeld, schilderwerk
23%
28%
Muziekoptreden
36%
13%
Toneel, cabaret of stand-up comedian
8%
Dansvoorstelling
0%
25%
24%
39%
18%
10%
27%
20%
42%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
2.9.1 Verschillen tussen groepen binnen de Brabantse bevolking Binnen de groep die aangeeft weleens stil te staan bij kunst in de openbare ruimte, constateren we meerdere verschillen tussen de bevolkingsgroepen. - Voor mannen was het vaker wat korter geleden (32%) dat zij bij een muziekoptreden stilstonden dan voor vrouwen (24%).
19
Deze cijfers zijn uiteraard beïnvloed door de mate waarin deze kunstvormen worden aangeboden en de plaatsen waar dit gebeurt. Het zegt dus niet alleen iets over het gedrag van de toeschouwers en luisteraars.
PON-rapportage: VAN HARMONIEORKEST TOT DANCEPARTY: CULTUURPARTICIPATIE IN NOORD-BRABANT
41
100%
-
-
-
-
42
Brabanders in de leeftijd 35 t/m 54 jaar stonden meer recentelijk stil bij een dansvoorstelling (11%). De oudere leeftijdsgroep, vanaf 55 jaar, stond meer recentelijk stil bij een schilderwerk of beeld (35%) dan de 35 t/m 54-jarigen (32%) en de 15 t/m 34-jarigen (27%). De bewoners van Noordoost en Zuidoost-Brabant stonden de afgelopen maand vaker stil bij cabaret , toneel en stand-up comedians (17%) dan bewoners in Midden-Brabant (12%) en West-Brabant (7%). Dit zelfde beeld zien we voor het stilstaan bij muziekoptredens: in Zuidoost-Brabant deed 32% dit afgelopen maand en in Noordoost-Brabant 30%, in MiddenBrabant 27% en in West-Brabant niet meer dan 22%. Voor alle vier soorten kunst is de openbare ruimte zien we dat laagopgeleiden relatief vaak in het geheel geen aandacht hieraan besteden: 39% heeft nog nooit stilgestaan bij een dansoptreden, 33% niet bij toneel, cabaret of stand-up comedian, 24% niet bij een beeld of schilderwerk en 17% niet bij een muziekoptreden. Voor de hoogst opgeleiden is het vaker wat korter geleden dat zij stilstonden bij beeld of schilderwerk (45% tegenover 25% voor de laagst en 33% voor de midden-opgeleiden). Dit geldt ook voor toneel, maar hierin ligt het er vooral aan dat de laagst opgeleide groep langer geleden (langer dan 6 maanden) hierbij stilstond (58%) dan de midden-opgeleiden (50%) en hoogst opgeleiden (45%). Het hebben van kinderen is goed voor het genieten van kunst in de openbare ruimte, met name als het gaat om muziek, dans en toneel/cabaret. Mensen zonder kinderen staan wat vaker stil bij een beeld of schilderwerk en wat minder bij een dansvoorstelling dan mensen met kinderen.
PON-rapportage: VAN HARMONIEORKEST TOT DANCEPARTY: CULTUURPARTICIPATIE IN NOORD-BRABANT
3
Actieve participatie
3.1 Inleiding Naast het passief consumeren van kunst en cultuur doen de Brabantse burgers in hun vrije tijd ook nog allerlei kunstzinnige en culturele activiteiten. In dit hoofdstuk kijken we naar verschillende vormen van actieve cultuurparticipatie; naar de kunstzinnige activiteiten die de Brabanders in hun vrije tijd individueel dan wel in georganiseerd verband ondernemen. Volgens het SCP beoefent circa een derde van de Nederlandse bevolking enigerlei vorm van beeldende kunst (schilderen, tekenen, et cetera). Musiceren (21%) en vooral acteren en andere vormen van theater (5%) blijven daar bij achter. De actieve deelname aan beeldende kunstactiviteiten kende begin jaren negentig met 40% een hoogtepunt, maar over de gehele linie van vier decennia laat het AVO zien dat een derde van de Nederlandse bevolking zelf kunstzinnig beeldend actief is (32% in 2003). Gelet op de muzikale activiteiten is al decennia lang circa een vijfde van de bevolking actief (21% in 2003). Alleen de actieve deelname aan toneel, mime, volksdansen of ballet laat de laatste jaren een kentering zien. Tot het eind van de vorige eeuw was circa 8% van de Nederlandse bevolking actief in een of ander vorm van theaterkunst, in 2003 is dit gedaald naar 5% (Van den Broek et.al., 2005). Gelet op de afzonderlijke vormen van actieve cultuurparticipatie laat het Algemeen Voorzieningen Onderzoek (AVO) van het SCP voor Nederland als geheel het volgende beeld zien:
Tekenen, schilderen en grafisch werk Grafisch ontwerpen op de PC
AVO 1999
AVO 2003
21%
15%
-
7%
Beeldhouwen, boetseren, pottenbakken, sierraden maken
7%
5%
Werken met textiel, weven, wandkleden maken
10%
12%
Serieus fotograferen, filmen (ook video)
10%
10%
Zingen
18%
12%
Muziekinstrument bespelen
16%
13%
Toneel, mime, volksdansen, ballet
8%
5%
3.2 Actieve cultuurparticipatie in Noord-Brabant In figuur 3.1 is weergegeven hoeveel procent van de Brabanders verschillende soorten kunstzinnige activiteiten ondernemen. Als het gaat om actieve cultuurparticipatie blijken Brabanders anno 2007 vooral veel zangers te kennen (14%). Daarnaast besteedt een aanzienlijk deel van de Brabanders zijn tijd aan tekenen, schilderen en grafisch werk (13%) en/of bespeelt een muziekinstrument (12%). Slechts weinigen wijden zich aan cabaret (0,9%), radio/tv-programma’s maken (0,9%) en/of het poppenspel (0,4%). Over de gehele linie komen deze cijfers redelijk overeen met de landelijke cijfers uit het AVO onderzoek uit 2003 van het SCP.
PON-rapportage: VAN HARMONIEORKEST TOT DANCEPARTY: CULTUURPARTICIPATIE IN NOORD-BRABANT
43
Figuur 3.1: Actieve deelname aan cultuur (% Brabanders)
poppenspel
0,4%
radio- of TV-programma’s maken
0,9%
cabaret, stand-up comedian
0,9% 2,4%
toneel spelen, mime film/ video/ animatie (geen vakantie- of familiefilmpjes)
4,4%
beeldhouwen, boetseren, pottenbakken, sieraden maken
4,7%
werken met textiel (textiele werkvormen), wandkleden maken, weven
5,5%
schrijven van verhalen, gedichten, columns recensies
8,7% 9,9%
dansen
10,2%
fotografie (geen vakantie- of familiekiekjes)
12,0%
muziekinstrument bespelen
13,1%
tekenen, schilderen, grafisch werk
14,1%
zingen
0%
2%
4%
6%
8%
10%
12%
14%
Nemen we daarnaast in beschouwing het aantal uur per week dat men met de activiteit bezig is, dan zien we dat dit enigszins uiteenloopt van 1,1 uur voor het poppenspel tot 6,3 uur voor het maken van radio/tv-programma’s. Deze laatste activiteit vraagt veruit de meeste tijd van de liefhebbers. Maar ook het bespelen van een muziekinstrument vraagt verhoudingsgewijs veel tijd, te weten 4,7 uur per week gemiddeld. Ten aanzien van het poppenspel, cabaret en radio/TV-maken merken we op dat het gemiddelde gebaseerd is op de tijdbesteding van respectievelijk 10, 19 en 23 ondervraagden. Harde uitspraken over deze drie groepen kunnen daarom niet gedaan worden. Voor de overige groepen is dat wel mogelijk.
44
PON-rapportage: VAN HARMONIEORKEST TOT DANCEPARTY: CULTUURPARTICIPATIE IN NOORD-BRABANT
16%
Figuur 3.2: Mate van actieve deelname aan cultuur (Gemiddeld aantal uren per week door beoefenaren van die kunstzinnige activiteiten)20
1,1
poppenspel
n=10 1,3
cabaret, stand-up comedian
n=19 1,8
dansen
n=245 2,5
fotografie beeldhouwen, boetseren, pottenbakken, sieraden maken
n=247
2,6
n=111
film/ video/ animatie
2,8
n=105
schrijven van verhalen, gedichten, columns recensies
2,8
n=214 3,0
toneel spelen, mime
n=59 3,2
tekenen, schilderen, grafisch werk
n=313
3,3
zingen werken met textiel (textiele werkvormen), wandkleden maken, weven
n=348 n=135
3,6
n=294
4,7
muziekinstrument bespelen
6,3
radio- of TV-programma’s maken
0,0
1,0
2,0
3,0
4,0
5,0
n=23
6,0
7,0
Gemiddeld aantal uur per week
3.2.1 Verschillen tussen groepen binnen de Brabantse bevolking - Tussen mannen en vrouwen zien we duidelijke verschillen in de activiteiten die zij in hun vrije tijd ondernemen. Mannen geven vaker aan dat zij geen van genoemde activiteiten in hun vrije tijd ondernemen. Alleen voor wat betreft fotografie zien we dat mannen vaker deze vrijetijdsbesteding hebben dan vrouwen. Voor het overige ondernemen vrouwen de activiteiten vaker dan mannen. Dit geldt concreet voor zingen, tekenen, dansen, schrijven, met textiel werken en beeldhouwen. - Jongeren t/m 34 jaar ondernemen vaker genoemde activiteiten dan de oudere leeftijdsgroepen. Het gaat hier om tekenen, een muziekinstrument bespelen en dansen, schrijven, fotograferen en film maken. - Stedelingen ondernemen in hun vrije tijd dezelfde activiteiten (voor zover in dit overzicht opgenomen) als de plattelanders. - Cabaret zien we meer terug bij bewoners van de regio’s Noordoost-Brabant (1,6%) en Zuidoost-Brabant (1,2%) dan bij de bewoners van MiddenBrabant (0,3%). In West-Brabant is deze vrijetijdsbesteding vrijwel niet beoefend. - Hoger opgeleiden bespelen vaker een muziekinstrument (17%) dan midden-opgeleiden (12%) en lager opgeleiden (9%). De lager opgeleiden doen daarnaast minder vaak iets aan fotografie (7%) dan de midden en hoger opgeleiden (respectievelijk 12 en 13%).
20
De in de figuur genoemde n-waarde is het aantal respondenten in de steekproef, dat de betreffende activiteit doet en waarop het gemiddelde is berekend.
PON-rapportage: VAN HARMONIEORKEST TOT DANCEPARTY: CULTUURPARTICIPATIE IN NOORD-BRABANT
45
-
Brabanders zonder kinderen doen in hun vrije tijd overwegend dezelfde (van de genoemde) activiteiten als Brabanders met kinderen. Er zijn twee kleine verschillen. Degenen met kinderen schrijven vaker (9% tegenover 5%) en doen vaker aan fotografie (11% tegenover 8%).
Figuur 3.3: Actieve deelname aan cultuur, naar geslacht (% Brabanders)
7%
beeldhouwen, boetseren, pottenbakken, sieraden maken
3%
9%
fotografie (geen vakantie- of familiekiekjes)
12%
werken met textiel (textiele werkvormen), wandkleden maken, weven
Man
10% 1%
11%
schrijven van verhalen, gedichten, columns recensies
7%
14%
dansen
5%
15%
tekenen, schilderen, grafisch werk
11%
18%
zingen
10% 0%
2%
4%
6%
8%
10%
12%
14%
16%
18%
3.3 Muziek en dans Achtereenvolgens gaan we in deze paragraaf in op het bespelen van een instrument, de gespeelde muziekgenres en dansstijlen.
3.3.1 Het bespelen van een instrument Eén op de acht Brabanders bespeelt een muziekinstrument. De meest bespeelde instrumenten behoren tot de toetsinstrumenten (6,4%), blaasinstrumenten (5%) en snaarinstrumenten (3,7%). Het minst bespeeld worden de strijkinstrumenten (0,5%).
46
Vrouw
PON-rapportage: VAN HARMONIEORKEST TOT DANCEPARTY: CULTUURPARTICIPATIE IN NOORD-BRABANT
20%
Figuur 3.4: Bespeelt u een muziekinstrument en zo ja, welk instrument bespeelt u? (% Brabanders)
14,2%
Totaal aantal dat een instrument bespeelt
Toetsinstrument (piano, klavecimbel, spinet, keyboards e.d.)
6,4%
Blaasinstrument (trompet, saxofoon, doedelzak, fluit e.d.)
5,0%
3,7%
Snaarinstrument (gitaar, basgitaar, banjo e.d.)
2,0%
Slaginstrument (drums, djembee e.d.)
Ik maak muziek op de computer (PC)
Strijkinstrument (viool, cello, contrabas e.d.)
0%
1,1%
0,5%
2%
4%
6%
8%
10%
12%
14%
16%
Verschillen tussen groepen binnen de Brabantse bevolking -
-
-
-
-
Vrouwen spelen wat vaker een toetseninstrument (8% tegenover 5%), terwijl mannen wat vaker een snaarinstrument bespelen (5% tegenover 3%). De jongere leeftijdsgroep t/m 34 jaar bespeelt iets vaker blaasinstrumenten (8% tegenover 4%) en snaarinstrumenten (7% tegenover 2 à 4%). Door Brabanders in de leeftijd 35 t/m 54 jaar wordt in mindere mate een toetseninstrument bespeeld (4% tegenover 8%). Op het platteland treffen we wat vaker blazers aan (7%) dan in de stad (4%). Binnen de regio Noordoost-Brabant is het aandeel van bewoners dat een snaarinstrument bespeelt groter (7%) dan in de regio’s Midden (4%), Zuidoost (3%) en West-Brabant (1%). Hoger opgeleiden bespelen vaker een muziekinstrument (19%) dan midden of lager opgeleiden (respectievelijk 15% en 10%). In het bijzonder komt dit tot uiting in het percentage van de hoogst opgeleiden dat een toetseninstrument bespeelt (11% tegenover 7% en 3% voor respectievelijk de middelste en de laagste opleidingscategorie). Het aandeel van mensen dat een toetseninstrument bespeelt is groter onder mensen zonder kinderen (7%) dan met (4%), maar deze laatste groep speelt weer vaker een snaarinstrument (5%) dan de eerstgenoemde (3%).
PON-rapportage: VAN HARMONIEORKEST TOT DANCEPARTY: CULTUURPARTICIPATIE IN NOORD-BRABANT
47
3.3.2 De muziekgenres Van alle Brabanders (inclusief degenen die geen instrument bespelen of zingen) houdt 8% zich bezig met het maken van popmuziek. 7% speelt of zingt zelf klassieke muziek en eveneens 7% voert koormuziek uit. De overige genres zijn meer exclusief, worden in mindere mate beoefend. Vooral dance en vernieuwende jazz zijn voorbehouden aan een kleine groep van beoefenaars (minder dan 1%). Figuur 3.5: Welk van de volgende genres speelt of zingt u? (% Brabanders)
8,5%
popmuziek
7,2%
klassieke muziek / eigentijds klassiek
6,8%
kooruitvoering (inclusief kerkmuziek)
5,1%
ander genre
3,4%
wereld-/folkmuziek / crossovers
harmonie / fanfare / brassband
2,8%
traditionele jazz / blues
2,8%
alternatieve pop en elektronische muziek
1,7%
opera of operette
1,7%
vernieuwende jazz & geïmproviseerde muziek
dance-/house
0%
0,8% 0,7% 1%
2%
3%
4%
5%
6%
7%
8%
Verschillen tussen groepen binnen de Brabantse bevolking Vrouwen spelen wat andere muziekgenres dan mannen. Vaker dan mannen maken zij klassieke muziek (9% tegenover 6%), doen zij mee aan kooruitvoeringen (9% tegenover 5%) en maken zij popmuziek (10% tegenover 7%), maar zij nemen minder vaak deel aan de harmonie, fanfare of brassband (2% tegenover 4%). - In de leeftijdsgroep 35 t/m 54 jaar bevinden zich wat minder mensen die klassieke muziek beoefenen (5% tegenover 8 à 9%). 55+-ers nemen vaker deel aan een opera of operette (4% tegenover minder dan 1% bij de andere groepen). Ook is de deelname van deze oudere leeftijdsgroep aan kooruitvoeringen hoger (11%) dan de deelname van 35 t/m 54-jarigen (6%) en jongeren t/m 34 jaar (2%). De jongste groep t/m 34 jaar maakt vaker dancemuziek dan de oudere groepen (1,7% tegenover minder dan 0,5%). Wereld- en folkmuziek wordt juist minder beoefend door de jongere groep t/m 34 jaar (2% tegenover 4%). - Er zijn geringe verschillen tussen bewoners van platteland en stad. De plattelanders maken vaker dance (2% tegenover 0%) en harmoniemuziek (4% tegenover 2%). -
48
PON-rapportage: VAN HARMONIEORKEST TOT DANCEPARTY: CULTUURPARTICIPATIE IN NOORD-BRABANT
9%
-
-
-
Regio’s verschillen van elkaar slechts in één enkel opzicht op dit punt. Er wordt in de regio Noordoost-Brabant door een groter deel van de bewoners popmuziek gemaakt (11%) dan in Zuidoost (9%), Midden (6%) en West-Brabant (6%). De middelste opleidingsgroep onderscheidt zich op dit punt van de laagste en hoogste opleidingsgroep. Deze middengroep speelt niet of nauwelijks jazz en geïmproviseerde muziek terwijl dit bij beide andere groepen wel sporadisch voorkomt. Daarnaast wordt er binnen de middengroep ook minder wereld- en folkmuziek gespeeld (2%) dan binnen de andere twee groepen (3%). De hoger opgeleiden maken naar verhouding wat vaker popmuziek (10%) dan de middelste en laagst opgeleide groep (respectievelijk 6% en 8%). Door mensen zonder kinderen wordt vaker klassieke muziek gemaakt (8% tegenover 5%) en door mensen met kinderen vaker popmuziek (10% tegenover 7%).
3.3.3 Verschillende dansstijlen Bij de verscheidenheid aan dansstijlen zien we eigenlijk op dezelfde wijze een onderscheidt tussen enerzijds het meest voorkomende stijldansen (8,1%) en de andere stijlen die veel minder worden gedaan. We merken hierbij op dat met het begrip ‘stijldansen’ een veelheid aan danssoorten begrepen kan worden. Figuur 3.6: Danst u en zo ja, welke stijl of stijlen danst u? (% Brabanders)
16,4%
Totaal van de mensen dat danst
8,1%
Stijldansen
4,2%
Anders, namelijk
3,0%
Streetdance, hiphop, breakdance e.d.
1,3%
Jazzballet (moderne dans)
Lijndansen, country
Volksdansen
Klassiek ballet
0%
1,0%
0,9%
0,3%
2%
4%
6%
8%
10%
PON-rapportage: VAN HARMONIEORKEST TOT DANCEPARTY: CULTUURPARTICIPATIE IN NOORD-BRABANT
12%
14%
16%
49
18%
Verschillen tussen groepen binnen de Brabantse bevolking -
-
-
-
Eerder in deze paragraaf zagen we al dat vrouwen vaker dansen dan mannen. Maar dit uit zich niet in alle dansen. Stijldansen is daar bij uitstek het voorbeeld van; hier nemen mannen en vrouwen in gelijke mate aan deel. Verder doen vrouwen meer aan iedere andere vorm van dansen. Ook jongeren dansen duidelijk meer dan de oudere groepen, vandaar dat we ook voor deze groep constateren dat ze de afzonderlijke dansstijlen ook vaker dansen. Maar hierop vinden we ook uitzonderingen. Het lijndansen wordt juist door de groep van 55 jaar en ouder gedaan (2% tegenover 0,5%) en het stijl- en volksdansen wordt door alle leeftijdsgroepen in gelijke mate beoefend. Op het platteland wordt in dezelfde mate aan de verschillende dansstijlen deelgenomen als in de stad. Hierin zijn ook geen verschillen tussen de Brabantse regio’s. De laagst opgeleide groep doet vaker aan stijldansen (11%) en lijndansen (2%) dan de middelste opleidingsgroep (7% en 1%) en de hoogste groep (5% en 0%). De middelste opleidingsgroep doet vaker aan streetdance (4%) dan de hoogst opgeleiden (3%) en de laagst opgeleiden (2%). De streetdance wordt iets vaker beoefend door mensen met kinderen (4%) dan door mensen zonder (2%).
3.4 Optredens De meeste Brabanders die in hun vrije tijd kunstzinnige activiteiten ondernemen treden daar niet mee op. Het betreft hier 57% van de beoefenaren. De rest treedt wel op, meestal met regelmaat en in verenigingsverband (24%), soms incidenteel (15%) of regelmatig buiten verenigingsverband (3%). Figuur 3.7: Optreden (% beoefenaren van kunstzinnige activiteiten)
Ja, regelmatig maar niet in verenigingsverband
3%
Ja, incidenteel
15%
Ja, regelmatig in verenigingsverband
24%
Nee, ik treed nooit op
57%
0%
50
10%
20%
30%
40%
50%
PON-rapportage: VAN HARMONIEORKEST TOT DANCEPARTY: CULTUURPARTICIPATIE IN NOORD-BRABANT
60%
Verschillen tussen groepen binnen de Brabantse bevolking -
-
-
Mannen treden vaker op dan vrouwen (37% tegenover 27%). Zij doen dit tevens vaker in verenigingsverband (4% tegenover <1%) en op incidentele basis (14% tegenover 8%). In de leeftijdsgroep vanaf 55 jaar wordt naar verhouding vaak regelmatig in verenigingsverband opgetreden (21% tegenover 13 à 14%), terwijl jongeren t/m 34 jaar juist eerder optreden buiten een verenigingsverband (4% tegenover 1%). Tussen regio’s zien we een verschil in de mate waarin er wordt opgetreden. We hebben dit geïllustreerd in figuur 3.8. In de regio Midden-Brabant treedt men minder op in verenigingsverband dan in de andere regio’s. In Noordoost-Brabant wordt relatief veel incidenteel opgetreden.
Figuur 3.8: Optredens naar regio (% beoefenaren van kunstzinnige activiteiten) Ja, regelmatig in verenigingsverband
Ja, incidenteel
Ja, regelmatig maar niet in verenigingsverband
30 27
26
25
24
24
21 20
15
15
15 14
15
11 10
5
4 3
3
3
2
0 Midden-Brabant
Noordoost-Brabant
Zuidoost-Brabant
West-Brabant
Totaal
Verschillen tussen groepen binnen de Brabantse bevolking -
De mate waarin wordt opgetreden verschilt niet tussen de opleidingsniveaus. Samenwonenden treden iets vaker op in verenigingsverband (18%) dan alleenstaanden (12%). In zijn algemeenheid wordt er door alleenstaanden minder vaak opgetreden (22%) dan door samenwonenden (35%).
PON-rapportage: VAN HARMONIEORKEST TOT DANCEPARTY: CULTUURPARTICIPATIE IN NOORD-BRABANT
51
3.5 Lidmaatschappen 3.5.1 Instellingen voor kunstzinnige vorming Van alle Brabanders die zelf in hun vrije tijd in 2007 kunstzinnige activiteiten ondernemen was 9,2% hiervoor ingeschreven bij een instelling voor kunstzinnige vorming, zoals een muziekschool of creativiteitscentrum.
Verschillen tussen groepen binnen de Brabantse bevolking -
Vrouwen staan voor hun activiteiten vaker ingeschreven bij een instelling voor kunstzinnige vorming dan mannen (11% tegenover 7%). Ditzelfde geldt voor 55+-ers (12% tegenover 7%). Hoger opgeleiden staan eveneens wat vaker ingeschreven voor hun activiteiten (12%). Zij verschillen daarin niet veel van de laagst opgeleide groep (11%), maar wel van de midden-opgeleide groep (6%).
3.5.2 Verenigingen, clubs of gezelschappen Van alle Brabanders die zelf in hun vrije tijd in 2007 kunstzinnige activiteiten ondernemen was 28% voor deze activiteit(en) ingeschreven als lid van een vereniging, club of gezelschap. Circa 6% van de cultureel actieve Brabanders was zowel ingeschreven bij een instelling voor kunstzinnige vorming als lid van een vereniging.
Verschillen tussen groepen binnen de Brabantse bevolking -
Vijfenvijftig-plussers staan vaker ingeschreven als lid van een vereniging dan de jongere Brabanders (33% tegenover 24 à 26%). Bewoners van het platteland zijn vaker lid van een vereniging (32% tegenover 26%). Binnen de regio Noordoost-Brabant is het percentage leden van een vereniging hoger (35%) dan binnen Zuidoost (27%), West (28%) en Midden-Brabant (23%).
3.5.3 Historische verenigingen en heemkundekringen Los van het wel of niet hebben van een kunstzinnige tijdbesteding kan men lid zijn van een heemkundekring of historische vereniging. Vanuit het belang voor conservering van en interesse voor het culturele erfgoed is deze categorie ook meegenomen in het onderzoek. Circa 8% van alle Brabanders is lid van een historische vereniging of heemkundekring.
Verschillen tussen groepen binnen de Brabantse bevolking -
-
52
Voor 55+-ers geldt dat ze aanzienlijke vaker lid zijn van een historische vereniging of heemkundekring dan jongere Brabanders (16% tegenover respectievelijk 4% voor de 35 tot 54 jarigen en 1% voor de 15 t/m 34-jarigen). Bewoners van het platteland zijn vaker lid van een historische vereniging of heemkundekring dan stedelingen (10% tegenover 6%). Lidmaatschap van een heemkundekring ligt hoger in de regio’s West (11%) en Noordoost-Brabant (9%) dan in de regio’s Zuidoost (5%) en MiddenBrabant (4%).
PON-rapportage: VAN HARMONIEORKEST TOT DANCEPARTY: CULTUURPARTICIPATIE IN NOORD-BRABANT
-
Tevens ligt het lidmaatschap van een heemkundekring hoger onder mensen zonder kinderen (10%) dan met (5%).
3.5.4 Besturen Kunstzinnige actievelingen die stonden ingeschreven bij een vereniging, club of gezelschap voor activiteiten die zij in hun vrije tijd ondernemen, vervullen hierbinnen vaak ook bestuurlijke of organisatorische functies (37%). Gemiddeld genomen besteedt deze groep hier per maand drie uur en driekwartier aan.
Verschillen tussen groepen binnen de Brabantse bevolking -
-
Deze functies worden over het algemeen vaker vervuld door mannen (32% tegenover 21%) en door mensen die op het platteland wonen (33% tegenover 22%). Gemiddeld besteden deze mannen hier 5,3 uur aan en vrouwen 2,6 uur. Bewoners van het platteland besteden hier gemiddeld meer tijd aan (4,5 uur) dan stedelingen (3,1 uur).
3.5.5 Vrijwilligerswerk Door 7,9% van de Brabanders werd het afgelopen jaar onbetaald werk verricht voor een culturele instelling zoals een museum, schouwburg, filmtheater, bibliotheek of festival. Gemiddeld is deze groep hier per maand 14 uur mee bezig. Berekenen we deze tijdsinspanning over alle Brabanders, dan concluderen we dat gemiddeld genomen de Brabander 0,9 uur per maand onbetaald werk voor deze instellingen en voorzieningen levert. Figuur 3.9: Tijd per maand besteed aan onbetaald werk
Gemiddeld aantal uur per maand dat per inwoner aan onbetaald werk wordt besteed
0,9
Gemiddeld aantal uur per maand dat vrijwilligers onbetaald werk verrichten
14,1
0,0
2,0
4,0
6,0
8,0
10,0
PON-rapportage: VAN HARMONIEORKEST TOT DANCEPARTY: CULTUURPARTICIPATIE IN NOORD-BRABANT
12,0
14,0
16,0
53
Verschillen tussen groepen binnen de Brabantse bevolking Voor de bevolkingsgroepen waarnaar in dit onderzoek gekeken wordt constateren we geen verschillen in de mate waarin binnen de groepen vrijwilligerswerk wordt verricht voor een culturele instelling.
54
PON-rapportage: VAN HARMONIEORKEST TOT DANCEPARTY: CULTUURPARTICIPATIE IN NOORD-BRABANT
4
Cultuur en media
4.1 Inleiding Met de komst van CD’s, DVD’s, commerciële televisie- en radiozenders, het internet en andere nieuwe mediavormen is de hoeveelheid en beschikbaarheid van informatie voor mensen enorm gegroeid. En daarmee ook de mogelijkheden om culturele evenementen en activiteiten te consumeren. Nederland loopt in Europa voorop als het gaat om digitalisering van de samenleving (Van Dijk, 2002, De Haan, 2006). Hoe werkt deze digitalisering door op het consumeren van culturele activiteiten. Deze indirecte manier van consumeren geeft immers weer hoe mensen de verschillende vormen van kunst en cultuur waarderen. Het geeft in zekere zin extra informatie over wat de bevolking bezighoudt. Marketingtechnisch gesproken geeft het zicht op het potentieel aan bezoekers voor bepaalde evenementen en voorstellingen. In hoofdstuk 2 hebben we de directe consumptie van cultuur, het bezoek aan culturele voorstellingen en evenementen door de Brabantse bevolking besproken. In dit hoofdstuk gaan we in op de indirecte cultuurconsumptie, via zowel de oudere (radio en TV) als nieuwe media (DVD’s, internet en dergelijke).
4.2 Cultuurconsumptie via verschillende media Driekwart van de Brabanders (74%) kijkt of luistert één keer of vaker per maand via radio of televisie, gekochte of gehuurde CD’s/DVD’s of via het internet naar kunst en cultuur. En bijna alle andere Brabanders kijken of luisteren weleens naar één van de genoemde culturele uitingen. Slechts 2% van de Brabanders doet dit in het geheel niet. Circa 60% van de Brabanders kijkt minstens maandelijks thuis naar een film. De film onderscheidt zich sterk van de overige voorstellingen, die door een veel kleinere groep frequent worden bekeken. Zo kijkt ongeveer een kwart thuis minstens maandelijks naar cabaret, een popconcert of een programma over kunst, geschiedenis of literatuur. Naar musicals wordt ook in redelijke ruime mate gekeken en geluisterd, maar dit is meestal niet maandelijks (34%). Ondanks de populariteit van musicals bij de directe consumptie van cultuur scoort het maandelijks bekijken van musicals via de media relatief laag (8%). Aannemelijk is dat dit mede verband houdt met het aanbod van dergelijke voorstellingen via de media. Zo lang een voorstelling nog draait wordt deze niet via TV of andere media verspreid. Een concert van klassieke muziek wordt door 15% maandelijks of vaker en 15% minder vaak dan maandelijks bekeken of beluisterd. De overige voorstellingen zijn meer exclusief en worden overwegend minder dan maandelijks bekeken. Toch zien we dat ook deze voorstellingen (toneel, jazzconcert, opera en dans) door zo’n 20% van de Brabanders in meer of mindere mate bekeken en beluisterd worden.
PON-rapportage: VAN HARMONIEORKEST TOT DANCEPARTY: CULTUURPARTICIPATIE IN NOORD-BRABANT
55
Figuur 4.1: Cultuurconsumptie, indirect via media (% Brabanders) 1 keer per maand of vaker Luistert u thuis naar de volgende uitvoeringen en/of vertoningen?
60%
film
22%
23%
cabaret / kleinkunst
35%
24%
concert pop-wereldmuziek programma over kunst / geschiedenis / literatuur
33%
23%
22%
8%
musical
34%
15%
concert klassieke muziek
toneelvoorstelling
5%
jazz-/blues concert
6%
opera of operette
7%
ballet- / dansvoorstelling
Minder dan 1 keer per maand
4% 0%
16%
23%
16%
14%
15% 10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
4.2.1 Tijdbesteding voorstellingen en concerten Indien mensen naar een voorstelling of concert kijken of luisteren, besteden zij de meeste tijd aan het luisteren naar een concert van klassieke muziek. Hieraan besteden de luisteraars dan 8,7 uur per maand. Ook aan popconcerten en film wordt redelijk wat tijd besteed, te weten aan beide 7 uur per maand. De overige activiteiten kosten de kijkers/luisteraars gemiddeld minder tijd, variërend tussen 2 en 5,4 uur. Houden we bij het berekenen van deze tijdbesteding rekening met de gehele Brabantse bevolking, dan blijkt dat de gemiddelde Brabander geen 8,7 uur maar nog slechts 1,6 uur per maand naar een klassiek muziekconcert luistert. Aan popmuziek besteden zij nog 2,5 uur, aan film 5,4 uur.
56
PON-rapportage: VAN HARMONIEORKEST TOT DANCEPARTY: CULTUURPARTICIPATIE IN NOORD-BRABANT
90%
Figuur 4.2: Cultuurconsumptie, indirect via media (Gemiddeld aantal uren per maand dat de activiteit bekeken of beluisterd wordt voor de betreffende groep kijkers/luisteraars enerzijds en alle inwoners van Brabant anderzijds) Gemiddelde voor de betreffende groep
ballet- / dansvoorstelling
musical
0,1
2,0 0,3
2,8 1,1
cabaret / kleinkunst
toneelvoorstelling
jazz-/blues concert
3,3
0,3
3,7
0,3
4,0 1,6
programma over kunst / geschiedenis / literatuur
opera of operette
Gemiddelde over alle inwoners
5,4
0,4
5,4 5,4
film
2,5
concert pop-wereldmuziek
7,0
1,6
concert klassieke muziek
0,0
7,0
1,0
8,7 2,0
3,0
4,0
5,0
6,0
7,0
8,0
9,0
10,0
Uren per maand
Verschillen tussen groepen binnen de Brabantse bevolking -
-
-
-
Mannen kijken thuis wat vaker naar cabaret (61% tegenover 56%) en popconcerten (59% tegenover 55%), vrouwen iets meer naar balletvoorstellingen (23% tegenover 14%) en musicals (47% tegenover 36%). Dit blijkt ook uit het gemiddeld aantal uren, dat voor mannen hoger ligt (1,3 uur) dan voor vrouwen (1 uur). Leeftijdsgroepen onderscheiden zich in kijk- en luistergedrag in alle opzichten van elkaar. Meestal is de groep kijkers/luisteraars kleiner naarmate de groep waarover we het hebben jonger is. Uitzonderingen hierop zijn het kijken en luisteren naar cabaret, popconcerten en films, die juist onder jongeren populairder zijn. Dit zelfde beeld ontstaat als we hierbij de tijdbesteding in uren in beschouwing nemen. Door bewoners van steden wordt vaker naar jazzconcerten, ballet en programma’s over kunst en geschiedenis gekeken/geluisterd dan door bewoners van het platteland. Nemen we daarbij het gemiddeld aantal uren in beschouwing, dan ontstaat een iets ander beeld. Stedelingen besteden gemiddeld aanzienlijk meer tijd aan klassieke muziek (1,9 uur) en film (5,8 uur) dan plattelanders (respectievelijk één en 4,8 uur) Het kijk- en luistergedrag van Brabanders verschilt niet tussen de regio’s en dit verandert niet als we de tijdbesteding mee in beschouwing nemen. Bijna in alle opzichten zien we aantoonbare verschillen tussen de opleidingsniveaus als het gaat om het aandeel binnen de groepen dat iets bekijkt of luistert, maar zodra we daarbij de duur van het kijk- en luister-
PON-rapportage: VAN HARMONIEORKEST TOT DANCEPARTY: CULTUURPARTICIPATIE IN NOORD-BRABANT
57
-
-
gedrag in beschouwing nemen, verdwijnen deze verschillen. In één opzicht blijft er een verschil bestaan: aan het thuis bekijken van een film besteden de hoogst opgeleiden gemiddeld 5,8 uur per maand, de middelste opleidingsgroep 7,2 uur en de laagst opgeleide groep 7,5 uur). Mensen met kinderen besteden meer tijd aan popconcerten, musicals en film. Mensen zonder kinderen besteden meer tijd aan klassieke muziek, opera en jazz. Er zijn meer samenwonenden die aangeven naar cabaret te kijken, maar gemiddeld genomen besteden alleenstaanden hieraan meer tijd. Verder wordt er door alleenstaanden ook meer tijd besteed aan het luisteren naar klassieke muziek.
4.2.2 De gebruikte mediakanalen bij indirecte cultuurconsumptie Voor het kijken of luisteren naar culturele voorstellingen e.d. gebruiken de meeste Brabanders de TV. Vijfentachtig procent van de Brabanders gebruikt dit medium weleens om wat van cultuur te proeven. Ook de DVD scoort redelijk hoog. Circa 58% van de Brabanders gebruikt de DVD om naar cultuur te kijken en te luisteren. De CD en de radio worden door twee op de vijf Brabanders gebruikt en het internet door een kwart. Ondanks de hoge digitaliseringgraad in Nederland en Brabant wordt het medium internet nog relatief weinig gebruikt om naar culturele of kunstzinnige optredens of uitvoeringen te kijken of te luisteren. In figuur 4.3 is te zien dat de TV voor bijna alle genoemde voorstellingen of uitvoeringen het meest gebruikte medium is. Alleen voor het beluisteren van een klassiek muziekconcert wordt door de Brabander even vaak van de radio, de CD of de TV gebruik gemaakt. Voor programma’s over kunst, geschiedenis en literatuur gebruikt 91% van de kijkers de TV. Voor toneel is dit percentage nauwelijks lager (88%). Net als voor cabaret en film (elk 87%). Voor ballet en toneel trekken we tevens de conclusie dat er naast de TV weinig gebruik wordt gemaakt van andere media, behalve misschien dan het beperkte gebruik van DVD’s in 11% à 12% van de gevallen. DVD’s worden daarentegen relatief veel gebruikt als het gaat om het kijken naar films (59%), concerten pop- en wereldmuziek (37%), musicals (19%) en cabaret (28%). Het internet wordt naast popconcerten (19%) relatief ook vaak gebruikt voor het kijken naar cabaret (17%). Voor de overige uitvoeringen blijft het gebruik van internet “achter”. Popconcerten, uitvoeringen van klassieke muziek, opera en jazz, worden vaker beluisterd via radio en CD dan de andere uitvoeringen. Dit is op zich niet verrassend, aangezien hier het beeld een minder grote rol speelt dan bij bijvoorbeeld een musical. Een derde tot de helft van de luisteraars maken uiteindelijk van deze twee media gebruik.
58
PON-rapportage: VAN HARMONIEORKEST TOT DANCEPARTY: CULTUURPARTICIPATIE IN NOORD-BRABANT
Figuur 4.3: Media die door de kijkers/luisteraars worden gebruikt (% kijkers of luisteraars naar betreffende voorstelling) Internet 11% jazz-/blues concert
37%
14%
36%
6% concert klassieke muziek
14%
32%
19% 37% 38%
ballet- / dansvoorstelling
film
2%
53% 45% 65%
29% 74%
12%
11% 59%
1%
87% 17%
8%
13% 6% 2%
toneelvoorstelling
2%
1%
0%
TV
82%
2%
cabaret / kleinkunst
programma over kunst / geschiedenis / literatuur
12%
6% 5% 1%
Radio
33%
concert popwereldmuziek
musical
DVD
50% 49%
5%
7%
45% 45%
13%
opera of operette
CD
28% 87%
11% 88% 12%
5%
10%
16%
20%
91% 30%
40%
50%
60%
70%
80%
90% 100%
Het medium TV om indirect cultuur te consumeren laat geen verschillen in gebruik zien naar leeftijd, maar alle andere media blijken bovengemiddeld te worden gebruikt binnen specifieke leeftijdsgroepen. Zo wordt de radio bovengemiddeld gebruikt door 55-plussers, de CD door 35 tot en met 54 jarigen en jongeren onder de 35 jaar gebruiken bovengemiddeld DVD en internet
PON-rapportage: VAN HARMONIEORKEST TOT DANCEPARTY: CULTUURPARTICIPATIE IN NOORD-BRABANT
59
Figuur 4.4 Mediagebruik voor cultuurconsumptie naar leeftijd (gemiddeld aantal uren gebruik per week) 3,12 3,07
TV 2,91
0,92 0,66
Radio 0,53
0,60 DVD
1,40 1,65
55 jaar en ouder
0,69 CD
0,73
35 t/m 54 jaar
0,60
15 t/m 34 jaar 0,19 internet
0,48 0,87
0,0
0,5
1,0
1,5
2,0
2,5
3,0
4.2.3 Waar schaffen gebruikers van de verschillende media deze aan? Voor games, films, muziek en boeken geven we in figuur 4.4 weer hoe vaak inwoners deze gemiddeld aanschaffen en of zij daarbij het internet gebruiken of een traditionele winkel. Films, muziek en boeken worden minder aangeschaft via internet dan via een winkel. 16% van de Brabanders downloadt jaarlijks een of meerdere films, 25% koopt via internet een cd, 33% koopt er een boek en 41% downloadt weleens muziek. Deze percentages liggen voor de winkelverkoop hoger. Jaarlijks koopt 60% één of meer DVD’s/video’s, 67% minstens één CD en 73% één of meer boeken in een winkel. Deze vergelijking mogen we niet maken voor games: de vraag hoe vaak er via internet gespeeld wordt is een andere dan de vraag hoe vaak men een game in een winkel koopt. Een redelijk grote groep (16%) speelt minimaal zes keer per jaar een game op internet. In het totaal speelt 27% minstens jaarlijks op internet een game. Dit is meer dan het percentage mensen dat jaarlijks een game zegt aan te schaffen (22%), maar we weten hierbij niet hoe vaak de gekochte games door de gebruikers gespeeld worden. In het gebruik van internet is vooral het muziek downloaden populair. Drie op de tien Brabanders doet dit minstens drie keer per jaar en 21% doet dit zelfs zes keer per jaar of vaker.
60
PON-rapportage: VAN HARMONIEORKEST TOT DANCEPARTY: CULTUURPARTICIPATIE IN NOORD-BRABANT
3,5
Figuur 4.5: Mate waarin Brabanders verschillende activiteiten ondernemen (% Brabanders) 6 keer of vaker per jaar 16%
Games spelen via internet
Een game kopen in de winkel 2% 5%
Films downloaden via internet
7%
Een dvd of video kopen in de winkel
8%
4%
7%
84%
15%
37%
12%
59% 75%
19%
8% 11%
0%
9%
40%
17%
6%
Een boek kopen in de winkel
73%
3% 6%
Een cd kopen via internet 3% 5%
42%
33%
22%
67%
21% 10%
Nooit
78%
21%
Een boek kopen via internet 4%
1- 2 keer per jaar
15%
Muziek downloaden van internet
Een cd kopen in de winkel
3 - 5 keer per jaar
20%
42% 30%
40%
50%
27% 60%
70%
80%
90%
100%
Verschillen tussen groepen binnen de Brabantse bevolking -
-
In vrijwel alle opzichten verschilt dit gedrag tussen mannen en vrouwen, naar gezinssamenstelling, naar leeftijd en naar opleidingsniveau. Vrouwen kopen vaker een boek in een winkel, maar minder vaak een DVD en ze downloaden minder vaak muziek en games. Qua leeftijdsverschillen zijn het vooral de 55+-ers die minder aanschaffen, zowel via winkels als via het internet, met inbegrip van het downloaden. Bewoners van het platteland kopen wat minder vaak een boek of game in een winkel. In Midden-Brabant worden er meer games via internet gespeeld dan elders in Brabant. De laagst opgeleide groep schaft in alle opzichten minder aan dan de overige opleidingsgroepen. Hierbij is het denkbaar dat gerelateerde kenmerken als een gemiddeld hogere leeftijd en een lager inkomen van belang zijn. Wat betreft het spelen van games op internet is het beeld iets anders. Hier blijkt dat dit wat vaker gebeurt bij Brabanders met een gemiddelde opleiding (32%) dan bij de lager opgeleiden (25%) en de hoger opgeleiden (22%). Mensen met kinderen ondernemen meer van de voorgestelde activiteiten dan mensen zonder, met uitzondering van het aanschaffen van een CD of boek in een winkel.
PON-rapportage: VAN HARMONIEORKEST TOT DANCEPARTY: CULTUURPARTICIPATIE IN NOORD-BRABANT
61
4.3 Leesgedrag Om het leesgedrag van Brabanders in kaart te brengen hebben we gekeken naar de genres waarin het boek zich onderscheidt. Buiten beschouwing blijven daarmee de kranten, tijdschriften en internetsites. Zesentachtig procent van de Brabanders leest jaarlijks minstens één boek. Het lezen van een boek is daarbij ruim opgevat, door onderscheid te maken tussen uiteenlopende genres, van informatief tot dichtbundel. Tweederde van de Brabanders (64%) leest jaarlijks een informatief boek en 59% leest een spannend boek. Maar letten we op de frequentie waarin boeken worden gelezen dan winnen de spannende boeken het van de informatieve boeken (respectievelijk 18% versus 13%). Informatieve en spannende boeken kunnen rekenen op de belangstelling van meer dan de helft van alle Brabanders. Voor de overige genres ligt de belangstelling duidelijk lager. Vooral de kinder- en jeugdboeken en de dichtbundel worden door een selectieve groep gelezen (respectievelijk 14% en 18% leest per jaar één of meer boeken binnen dit genre). Figuur 4.6: Mate waarin Brabanders een boek lezen naar genres (% Brabanders) 6 of meer per jaar
3 - 5 per jaar
1 - 2 per jaar
Geen
1% Gedichtenbundel (poëzie)
Een kinder- of jeugdboek (zelf lezen, niet voorlezen aan kinderen)
3% 3%
Een streekroman
5%
Een romantisch boek (bijvoorbeeld Bouquetreeks, chicklit)
5%
Een literair boek (bijvoorbeeld Harry Mulisch, Connie Palmen)
Een informatief boek (bijvoorbeeld over geschiedenis, gezondheid, kunst of een studieboek)
86%
9%
7%
5%
8%
79%
10%
10%
10%
63%
20%
16%
18%
0%
69%
19%
13%
Een spannend boek (bijvoorbeeld detective of thriller)
82%
15%
2%
16%
20%
36%
35%
41%
25%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
Verschillen tussen groepen binnen de Brabantse bevolking -
-
62
Vrouwen lezen meer boeken dan mannen, behalve als het gaat om informatieve boeken. Deze laatste worden door vrouwen en mannen in gelijke mate gelezen. Onder jongeren t/m 34 jaar worden er meer romantische en kinderboeken gelezen dan onder ouderen. De 55+-er lezen juist vaker een literair boek, gedichtenbundel of streekroman.
PON-rapportage: VAN HARMONIEORKEST TOT DANCEPARTY: CULTUURPARTICIPATIE IN NOORD-BRABANT
100%
-
-
-
-
Over het algemeen lezen de bewoners van het platteland wat minder van de genoemde genres dan de stedelingen, maar de streekroman vormt hierop een uitzondering. Vooral het literaire, spannende en informatieve boek kan op wat meer lezerspubliek in de stad rekenen. Hoger opgeleiden lezen over het algemeen wat vaker een boek dan de lager opgeleiden. Deze conclusie wordt ook bevestigd in dit onderzoek, maar niet helemaal voor alle genres. We zien dat Brabanders met een lage opleiding vaker een romantisch boek (24%) of een streekroman (38%) dan middelbaar opgeleiden (22% en 30%) en hoger opgeleiden (14% en 22%). Door mensen zonder kinderen worden meer gedichtenbundels gelezen dan door mensen met kinderen. Het is niet zo dat deze groep sowieso meer leest. Niet geheel verrassend is dat mensen met kinderen vaker een kinderboek lezen voor zichzelf dan mensen zonder kinderen. Samenwonenden lezen vaker een spannend boek of streekroman dan alleenstaanden.
4.4 Informatie zoekgedrag met betrekking tot cultuur Vrienden, familie, kennissen en collega’s zijn voor de meeste Brabanders (57%) de belangrijkste bron waardoor zij geïnformeerd raken over culturele activiteiten. Andere belangrijke informatiebronnen zijn de huis-aan-huisbladen (54%), lokale/regionale bladen (48%) en brochures, folders, flyers en programmaboekjes (48%). Meer dan een derde van de Brabanders gebruikt Omroep Brabant TV (35%) en een kwart krijgt informatie via Omroep Brabant Radio (27%). Opvallend is de relatief lage score voor media als ‘Via zoekmachines op het internet’, ‘via specifieke internetsites’ en ‘via emailnieuwsbrieven’. Echter, combineren we de drie internet gerelateerde media-items met elkaar dan blijkt 35% van de Brabanders het internet te gebruiken voor het verkrijgen van informatie over culturele activiteiten.21
21
In het onderzoek dat PON in maart 2007 voor Uit in Brabant heeft uitgevoerd blijkt dat in 2007 77% van de Brabanders het internet heeft gebruikt voor het verkrijgen van uitgaansinformatie. Dit zijn de spontane en geholpen antwoorden gecombineerd. Kijken we alleen naar de spontane antwoorden dan antwoordt 36% van de Brabanders ‘via het internet’ (Edelmann, 2007). Dit komt goed overeen met de 35% die we vinden in de schriftelijk uitgevoerde Brabantse Cultuur Monitor, waar bovendien niet is gevraagd naar uitgaansinformatie, maar naar informatie over culturele activiteiten.
PON-rapportage: VAN HARMONIEORKEST TOT DANCEPARTY: CULTUURPARTICIPATIE IN NOORD-BRABANT
63
Figuur 4.7: Wijze waarop Brabanders zich informeren over culturele activiteiten (% Brabanders) Via vrienden, familie, kennissen of collega's
57%
54%
Via huis aan huis bladen
Via lokale / regionale bladen
48%
Via brochures, folders, flyers, programmaboekjes
48%
39%
Via affiches, uithangborden, posters
35%
Via Omroep Brabant Televisie
33%
Via landelijke televisie
27%
Via Omroep Brabant Radio
25%
Via weekbladen / tijdschriften
23%
Via landelijke dagbladen
23%
Via lokale / regionale radio
21%
Via landelijke radio
20%
Via zoekmachines op het internet
18%
Via lokale / regionale televisie
Via emailnieuwsbrieven
16%
Via via specifieke internetsites
16%
Via Bibliotheek / Uitpunt
15%
11%
Via kabelkrant
Via Teletekst van Omroep Brabant TV Via Teletekst van landelijke TV zender
Via VVV-kantoor
Via bladen over heemkunde / erfgoed
0%
64
10%
7%
6%
5% 10%
20%
30%
40%
50%
60%
PON-rapportage: VAN HARMONIEORKEST TOT DANCEPARTY: CULTUURPARTICIPATIE IN NOORD-BRABANT
Verschillen tussen groepen binnen de Brabantse bevolking -
Mannen en vrouwen laten zich in sommige opzichten via andere kanalen informeren. In onderstaand overzicht staan de verschillende media die bovengemiddeld worden gebruikt door mannen en vrouwen weergegeven: Vrouwen Vrienden, familie en kennissen Huis aan huis bladen Brochures Weekbladen Bibliotheek
-
-
-
-
-
-
Mannen Omroep Brabant TV en radio Landelijke en regionale radio Een landelijke teletekst Bladen over heemkunde
Jongeren t/m 34 jaar onderscheiden zich van de andere groepen. Zij gebruiken minder kabelkrant, huis-aan-huis en lokale bladen, landelijke dagbladen en bladen over heemkunde. Bewoners van de stad kijken vaker naar brochures en affiches en bezoeken ook vaker de bibliotheek in hun zoektocht naar informatie dan plattelandsbewoners. Tussen de regio’s bestaan er weinig verschillen. In Noordoost-Brabant worden de bewoners wat beter bereikt via de kabelkrant. In MiddenBrabant worden bewoners wat minder goed bereikt door de lokale bladen, in West-Brabant worden ze minder goed bereikt via specifieke internetsites. In Zuidoost-Brabant geeft een bovengemiddeld hoog percentage (8%) aan niet in dergelijke informatie geïnteresseerd te zijn. Tussen de opleidingsniveaus zijn de verschillen in informatiezoekgedrag overwegend significant. Over de vier voornaamste informatiebronnen zijn de opleidingsgroepen eensgezind. Dit zijn vrienden, familie, kennissen of collega's, brochures, folders, flyers, programmaboekjes, lokale / regionale bladen en huis aan huis bladen. Ongeveer de helft tot 60% van de Brabanders blijft hierlangs op de hoogte. Daarnaast zijn voor de hoger opgeleiden vooral affiches, landelijke televisie, dagbladen en tijdschriften van belang. Voor de midden en lager opgeleiden zijn deze informatiebronnen op zichzelf ook belangrijk, maar bij deze groep zien we dat de Omroep Brabant Televisie en radio ook van belang zijn. Mensen zonder kinderen laten zich wat meer informeren via Omroep Brabant Radio en bladen over Heemkunde. Zij zijn overigens ook minder vaak in deze informatie geïnteresseerd. Mensen met kinderen juist meer via huis-aan-huis bladen en lokale bladen. Alleenstaanden laten zich meer informeren via teletekst van Omroep Brabant TV en een groter deel van hen is niet geïnteresseerd in deze informatie. Samenwonenden daarentegen meer via huis-aan-huis bladen, lokale bladen, e-mailnieuwsbrieven en de bibliotheek.
4.5 Kortingskaarten Ruim één op de tien Brabanders is in het bezit van een museumjaarkaart. Voor de overige culturele kortingspassen liggen deze aantallen lager. Een kortingspas van een filmtheater heeft 3,6% van de Brabanders in bezit, de CKV-pas 1,2%, de CJP ook 1,2% en de stadspas van de gemeente 0,9%. Voor deze laatste drie geldt dat ze bedoeld zijn voor een specifieke doelgroepen.
PON-rapportage: VAN HARMONIEORKEST TOT DANCEPARTY: CULTUURPARTICIPATIE IN NOORD-BRABANT
65
Figuur 4.8: Mate waarin Brabanders gebruik maken van kortingskaarten voor culturele activiteiten (% Brabanders)
3,6%
Kortingspas van een filmtheater
Cultureel Kunstzinnige Vorming (CKVbonnen of CKV-pas)
Stadspas van de gemeente
Cultureel Jongeren Paspoort
1,2%
0,9%
1,2%
10,7%
Museumkaart
0%
2%
4%
6%
8%
10%
Verschillen tussen groepen binnen de Brabantse bevolking -
-
-
-
66
Meer vrouwen dan mannen zijn in het bezit van een CJP en CKV-bonnen of pas (2%). Brabanders in de leeftijd vanaf 55 jaar zijn relatief vaak in bezit van een museumjaarkaart (18%) of Stadspas van de gemeente (2%). Jongeren t/m 34 jaar bezitten naar verhouding vaker een CJP (4%) of CKV-bonnen/pas (3%). Stadsbewoners bezitten vaker een stadspas van de gemeente (1,3%) en een kortingspas voor het filmtheater (5%). In de regio Midden-Brabant wonen meer bewoners met een museumjaarkaart dan elders in Brabant (16%). In Noordoost-Brabant is het percentage bewoners met CKV-bonnen of pas juist relatief hoog (3%). Hoger opgeleiden zijn vaker in het bezit van een museum jaarkaart (16%) en kortingspas van het filmtheater (8%), dan lager opgeleiden (9% en 2%) en middelste opleidingsgroep (10% en 3%). De laagst opgeleiden hebben wat vaker een CKV-pas of bonnen in bezit (2%). Bij de andere opleidingsgroepen komt dit vrijwel niet voor. Mensen zonder kinderen hebben vaker een Museumjaarkaart (13%) en Stadspas van de gemeente (1,3%).
PON-rapportage: VAN HARMONIEORKEST TOT DANCEPARTY: CULTUURPARTICIPATIE IN NOORD-BRABANT
12%
Bijlage 1: Uitnodigingsbrief + rappelbrief Geachte heer, mevrouw, Cultuur maakt een leven rijker, het biedt perspectief en verbindt mensen. De Provincie bevordert dan ook een zo breed en actief mogelijke deelname van de inwoners van Noord-Brabant aan een divers en kwalitatief goed cultureel leven. Daarom wil de Provincie graag weten in welke mate Brabantse burgers deelnemen aan cultuur. Naast bezoek aan musea en theaters gaat het ook om het zelf muziek maken, zingen in een koor of actief zijn in verenigingen voor amateurkunst, heemkunde of archeologie. Vandaar dat de Provincie NoordBrabant aan het PON, Instituut voor advies, onderzoek en ontwikkeling in Noord-Brabant, opdracht heeft gegeven om hier onderzoek naar te doen. PON voert dit onderzoek uit in samenwerking met het Brabantse UITmarketingburo uit Tilburg en Intomart GfK uit Hilversum.
Graag nodigen wij iemand uit uw huishouden uit om aan dit onderzoek deel te nemen. Wij zouden graag zien dat de persoon die de vragenlijst invult 15 jaar of ouder is én vanaf dit moment het eerst jarig is. U kunt op twee manieren aan dit onderzoek meewerken. 1. Allereerst door op het internet te surfen naar: www.ponbrabant.nl/cultuur U krijgt toegang tot de vragenlijst door op het eerste scherm onderstaande gebruikersnaam en wachtwoord in te vullen. Uw gebruikersnaam is : Uw wachtwoord is : 2. Mocht u niet in de gelegenheid zijn de vragenlijst via het internet in te vullen, dan kunt u aan dit onderzoek meewerken door de schriftelijke vragenlijst in te vullen en in de meegeleverde retourenvelop te sturen naar: Intomart GfK Antwoordnummer 1170 1200 VB Hilversum U kunt de vragenlijst invullen tot en met 31 oktober 2007. Wij garanderen u dat de ingevulde vragenlijsten vertrouwelijk verwerkt worden. Onder de deelnemers worden 10 waardebonnen van € 50,- verloot. Het bestuur van de provincie Noord-Brabant nodigt u van harte uit om aan dit onderzoek deel te nemen. Met de resultaten kan de provinciale overheid haar middelen nog gerichter in te zetten. Om voor u een divers en kwalitatief goed cultureel leven mogelijk te maken. Met vriendelijke groet, drs. S.C. van Haaften-Harkema, Gedeputeerde Jeugd, Cultuur en Samenleving
PON-rapportage: VAN HARMONIEORKEST TOT DANCEPARTY: CULTUURPARTICIPATIE IN NOORD-BRABANT
67
Herinneringsbrief Geachte heer, mevrouw, Twee weken geleden bent u door het bestuur van de provincie Noord-Brabant uitgenodigd deel te nemen aan een onderzoek naar cultuurparticipatie in Brabant. Tot op dit moment hebben we van u helaas nog geen reactie mogen ontvangen. Het kan zijn dat dit schrijven en de retourzending van uw vragenlijst elkaar hebben gekruist. In dat geval kunt u deze brief als niet verzonden beschouwen en danken wij u alvast hartelijk voor uw medewerking. Heeft u de vragenlijst nog niet retour gezonden of via het internet ingevuld dan verzoeken wij u vriendelijk dit alsnog te doen. Door deel te nemen aan dit onderzoek maakt u kans op één van de 10 waardebonnen van € 50,-. 1 Via het internet kunt u deelnemen door te surfen naar: www.ponbrabant.nl/cultuur U krijgt toegang tot de vragenlijst door op het eerste scherm onderstaande gebruikersnaam en wachtwoord in te vullen. Uw gebruikersnaam is : Uw wachtwoord is : 2 Als u niet over internet beschikt, of om wat voor reden dan ook niet via internet de vragen wilt of kunt beantwoorden, verzoeken we u vriendelijk om gebruik te maken van de schriftelijke vragenlijst die u twee weken geleden heeft ontvangen. Voor het retour zenden kunt u de meegeleverde portvrije antwoordenvelop gebruiken. Mocht u deze antwoordenvelop kwijt zijn dan kunt u de ingevulde vragenlijst zonder porti sturen aan: Intomart GfK Antwoordnummer 1170 1200 VB Hilversum In tegenstelling tot de datum die genoemd is in de uitnodigingsbrief, kunt u de vragenlijst invullen tot en met 11 november 2007. Wij garanderen u dat de ingevulde vragenlijsten vertrouwelijk verwerkt worden. Het bestuur van de provincie Noord-Brabant nodigt u van harte uit om aan dit onderzoek deel te nemen. Met de resultaten kan de provinciale overheid haar middelen nog gerichter in te zetten. Om voor u een divers en kwalitatief goed cultureel leven mogelijk te maken. Met vriendelijke groet, Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant, namens deze, H.A.M. Bergmans, bureauhoofd Cultuur en Onderwijs
68
PON-rapportage: VAN HARMONIEORKEST TOT DANCEPARTY: CULTUURPARTICIPATIE IN NOORD-BRABANT
Bijlage 2: Vragenlijst Brabantse Cultuur Monitor Introductie Graag nodigen we u uit om deze vragenlijst, over allerlei activiteiten die u in uw vrije tijd kunt ondernemen, in te vullen. Het is belangrijk dat u bij alle vragen uw antwoord geeft, ook al vindt u dat soms moeilijk. Weet u iets niet meer exact, maak dan een schatting of kruis het antwoord aan dat het meest op u van toepassing is. Er zijn geen ‘goede’ of ‘foute’ antwoorden. Het gaat om uw antwoorden en uw belevingen. Enkele aanwijzingen bij het invullen Bij elke vraag moet u een keuze maken uit een aantal antwoordmogelijkheden. Uw keuze kunt u aangeven door het aankruisen van het vakje voor het antwoord dat u wilt geven. VOORBEELD Bent u man of vrouw?
1 7 man
2
vrouw
Wanneer u bijvoorbeeld een man bent, kruist u het vakje ‘man’ aan. Wij verzoeken u het vakje van uw keuze steeds duidelijk MET EEN KRUISJE aan te geven, bij voorkeur met een zwarte of blauwe pen. Mocht u per abuis een verkeerd hokje aankruisen dan kunt u uw antwoord verbeteren door het hele hokje helemaal zwart (of blauw) te maken en het kruisje te zetten bij het juiste antwoord. Had u man aangekruist, maar moest het vrouw zijn, dan verbetert u dat als volgt: Bent u man of vrouw?
1 man
2 7 vrouw
Wanneer u bij een vraag meer dan één antwoord mag kiezen, wordt dit vermeld. Sommige vragen zijn niet op u van toepassing. In dat geval kunt u dat kwijt bij één van de antwoordmogelijkheden. Ook kan het voorkomen dat er achter bepaalde antwoordmogelijkheden staat aangeven met welke vraag u verder dient te gaan. De tussenliggende vragen kunt u in dat geval overslaan. Inleverdatum Wij verzoeken u om de vragenlijst in te vullen en vóór 31 oktober 2007 op te sturen in de meegeleverde antwoordenenvelop naar Intomart GfK, Antwoordnummer 1170, 1200 VB Hilversum. Een postzegel plakken is niet nodig. Kans op € 50,Door deel te nemen aan dit onderzoek maakt u kans op één van de 10 waardebonnen van € 50,-. Om de winnaars de prijs te kunnen doen toekomen hebben we uw naam en adres nodig. Deze kunt u op het laatste blad van de enquête invullen. Vertrouwelijke verwerking van de gegevens De vragenlijst wordt vertrouwelijk verwerkt. Uw naam wordt op geen enkele wijze in verband gebracht met de antwoorden die u geeft.
PON-rapportage: VAN HARMONIEORKEST TOT DANCEPARTY: CULTUURPARTICIPATIE IN NOORD-BRABANT
69
DEEL 1: BEZOEK
1.
We starten met enkele stellingen. Wilt u bij iedere stelling hieronder aangeven in welke mate u het ermee eens dan wel oneens bent? geheel mee mee eens mee eens neutraal oneens
geheel mee oneens
A In Noord-Brabant zijn veel verschillende soorten musea
1
2
3
4
5
11
B Noord-Brabant kent een levendige cultuur
1
2
3
4
5
12
C Er is in Noord-Brabant een ruime keuze aan theatervoorstellingen
1
2
3
4
5
13
D Noord-Brabant kent veel karakteristieke dorpen en steden
1
2
3
4
5
14
E In de Noord-Brabantse theaters is er veel keus uit verschillende muziekvoorstellingen
1
2
3
4
5
15
F Het culturele leven in Noord-Brabant is te typeren als traditioneel
1
2
3
4
5
16
G Noord-Brabant is rijk aan monumenten en historische gebouwen
1
2
3
4
5
17
H Noord-Brabant kent een zeer divers cultuuraanbod
1
2
3
4
5
18
1
2
3
4
5
19
I
Het culturele leven in Noord-Brabant is te typeren als vernieuwend en vooruitstrevend
70
PON-rapportage: VAN HARMONIEORKEST TOT DANCEPARTY: CULTUURPARTICIPATIE IN NOORD-BRABANT
2.
De volgende vragen gaan over voorstellingen en voorzieningen die u in de afgelopen 12 maanden in Nederland heeft bezocht. Dit kan zowel binnen als buiten uw eigen gemeente zijn geweest. a. Hoe vaak bent u in de afgelopen 12 maanden naar de volgende voorstellingen geweest in Nederland? (inclusief voorstellingen die u met kinderen of die u in de openlucht
heeft bezocht) b. Hoe vaak was dat in uw eigen gemeente? c. En hoe vaak was dat in een andere gemeente in de provincie Noord-Brabant?
INDIEN U HET AANTAL KEER NIET MEER EXACT WEET, DAN SVP EEN SCHATTING MAKEN Vraag 2a totaal aantal keer in Nederland niet
aantal keer
Vraag 2b
Vraag 2c
aantal keer in uw eigen gemeente
aantal keer in een andere gemeente in Noord-Brabant
A
festival (muziek, theater, film, poëzie)
…
keer
Î
…
keer
Î
…
keer
20:6
B
toneelvoorstelling
…
keer
Î
…
keer
Î
…
keer
26:6
C
cabaret of kleinkunst
…
keer
Î
…
keer
Î
…
keer
32:6
D
concert klassieke muziek
…
keer
Î
…
keer
Î
…
keer
38:6
E
opera of operette
…
keer
Î
…
keer
Î
…
keer
44:6
F
uitvoering van een koor
…
keer
Î
…
keer
Î
…
keer
50:6
G
concert harmonie, fanfare, brassband
…
keer
Î
…
keer
Î
…
keer
56:6
H
concert pop-/wereldmuziek
…
keer
Î
…
keer
Î
…
keer
62:6
I
jazz-/bluesconcert
…
keer
Î
…
keer
Î
…
keer
68:6
J
dance-/houseparty
…
keer
Î
…
keer
Î
…
keer
74:6
K
musical
…
keer
Î
…
keer
Î
…
keer
80:6
L
ballet-/dansvoorstelling
…
keer
Î
…
keer
Î
…
keer
86:6
M
literaire bijeenkomst (auteursvoordrachten, literaire cafés)
…
keer
Î
…
keer
Î
…
keer
92:6
N
film in bioscoop of filmhuis
…
keer
Î
…
keer
Î
…
keer
98:6
O
lezing over lokale of regionale geschiedenis, heemkunde
…
keer
Î
…
keer
Î
…
keer
104:6
P
expositie (bv. schilderijen, foto’s, beelden e.d.) – inclusief musea en galerieën
…
keer
Î
…
keer
Î
…
keer
110:6
PON-rapportage: VAN HARMONIEORKEST TOT DANCEPARTY: CULTUURPARTICIPATIE IN NOORD-BRABANT
71
3.
a. Hoe vaak bent u in de afgelopen 12 maanden naar de volgende instellingen/ plekken in Nederland geweest? b. Hoe vaak was dat in uw eigen gemeente? c. En hoe vaak was dat in een andere gemeente in de provincie Noord-Brabant?
INDIEN U HET AANTAL KEER NIET MEER EXACT WEET, DAN SVP EEN SCHATTING MAKEN Vraag 3a totaal aantal keer in Nederland niet Q
aantal keer
Vraag 3b
Vraag 3c
aantal keer in uw eigen gemeente
aantal keer in een andere gemeente in Noord-Brabant
museum
…
keer
Î
…
keer
Î
…
keer
116:6
…
keer
Î
…
keer
Î
…
keer
122:6
…
keer
Î
…
keer
Î
…
keer
128:6
bezienswaardige gebouwen (zoals kastelen, kerken, monumenten), dorpen of stadsdelen
…
keer
Î
…
keer
Î
…
keer
134:6
U
bibliotheek (niet een school- of universiteitsbibliotheek)
…
keer
Î
…
keer
Î
…
keer
140:6
V
bioscoop
…
keer
Î
…
keer
Î
…
keer
146:6
W
filmhuis / filmtheater
…
keer
Î
…
keer
Î
…
keer
152:6
(zowel bezoeken aan vaste collecties als aan speciale tentoonstellingen) R
galerie, atelier (een plaats waar men
kunstvoorwerpen kan bekijken en kopen) S
archief (bijvoorbeeld voor stamboom-
onderzoek of streekgeschiedenis) T
4.
Wat voor soort museum/musea heeft in de afgelopen 12 maanden in de provincie NoordBrabant bezocht?
U MAG MEER DAN 1 ANTWOORD GEVEN
72
158
Museum voor Beeldende Kunst
159
Archeologisch museum
160
Natuurhistorisch museum
161
Cultuurhistorisch museum
162
Volkenkundig museum
163
Museum Wetenschap en Techniek
164
ander soort museum, namelijk:
165
geen, ik heb geen museum bezocht in de afgelopen 12 maanden
PON-rapportage: VAN HARMONIEORKEST TOT DANCEPARTY: CULTUURPARTICIPATIE IN NOORD-BRABANT
5.
Wanneer heeft u voor het laatst een openbare bibliotheek bezocht?
166
1 2 3 4 5
afgelopen week afgelopen maand een maand of twee, drie geleden langer dan zes maanden geleden ik ben nog nooit in een openbare bibliotheek geweest
6.
Bent u lid van een openbare bibliotheek?
167
1 2
7.
Æ GA NAAR VRAAG 7
ja Æ GA NAAR VRAAG 8 nee
Zou u lid worden van een openbare bibliotheek
als u daarbij …. ja, zeker
ja, waarschijnlijk
nee, zeker niet
nee, waarschijnlijk niet
A
… gegarandeerd de meest recente boeken kunt lenen
1
2
3
4
168
B
… ook een abonnement krijgt speciaal gericht op het goedkoop lenen van films, DVD’s en/of CD’s
1
2
3
4
169
C
… ook via internet materialen kunt bestellen die op een door u gewenst tijdstip thuis bezorgd worden
1
2
3
4
170
D
… met uw lidmaatschapskaart vanuit huis toegang krijgt tot databanken via internet (bijvoorbeeld krantenbank.nl)
1
2
3
4
171
E
… met uw lidmaatschapskaart vanuit huis tegen een geringe vergoeding muziek en films zou kunnen downloaden via internet
1
2
3
4
172
PON-rapportage: VAN HARMONIEORKEST TOT DANCEPARTY: CULTUURPARTICIPATIE IN NOORD-BRABANT
73
8.
Als u weleens een filmtheater of een (commerciële) bioscoop bezoekt, kunt u dan in onderstaand schema aangeven wat hiervoor de belangrijkste redenen zijn. a. Wat zijn voor u de drie belangrijkste redenen om een filmtheater te bezoeken? b. En wat zijn de drie belangrijkste redenen om een (commerciële) bioscoop te bezoeken?
U MAG IN IEDERE KOLOM MAXIMAAL 3 ANTWOORDEN AANKRUISEN
Vraag 8a
Vraag 8b
3 redenen om filmtheater te bezoeken
3 redenen om (commerciële) bioscoop te bezoeken
A
Gevarieerd aanbod (veel verschillende films)
1
1
B
Goede kwaliteit van het aanbod
2
2
C
Ik hou van het soort films dat wordt vertoond
3
3
D
Sfeer in theater / bioscoop
4
4
E1
Geen pauze tijdens film
5
E2
Pauze tijdens film
5
F
Extra activiteiten als lezingen en dergelijke
6
6
G
Publiek dat er komt spreekt mij aan
7
7
H
Gezellige combinatie met cafébezoek
8
8
I
anders, namelijk: …… 9
9
10
10
11
11
J
geen specifieke reden
K
niet van toepassing (ik (commerciële) bioscoop)
bezoek
geen
filmtheater
/
173:6
9
a) Wat zijn voor u de drie belangrijkste redenen om een voorstelling in een theater, concertzaal of muziekcentrum te bezoeken? b. En kunt u deze drie redenen rangordenen van meest belangrijk (=1), op 1 na meest belangrijk (=2) en op 2 na meest belangrijk (=3)? Vraag 9a
Vraag 9b
kies de 3 belangrijkste redenen
mate van belangrijkheid (1, 2 of 3)
A
Korte afstand van huis naar gebouw
1
Î
B
De bereikbaarheid met openbaar vervoer
2
Î
C
De bereikbaarheid met de auto
3
Î
D
De parkeergelegenheid
4
Î
E
De horeca-faciliteiten ter plaatse
5
Î
F
Aanwezigheid van een café/restaurant in de nabijheid
6
Î
G
De veiligheid rond en op de locatie
7
Î
H
Behulpzaamheid van het personeel
8
Î
I
De sfeer van het gebouw
9
Î
J
Gezelligheid, de mensen die er komen
10
Î
74
179:6
PON-rapportage: VAN HARMONIEORKEST TOT DANCEPARTY: CULTUURPARTICIPATIE IN NOORD-BRABANT
K
De tijden waarop de voorstelling te zien is
11
Î
L
Pauze tijdens de voorstelling
12
Î
M
Zitcomfort/beenruimte
13
Î
N
De zaalgrootte
14
Î
O
De podiumgrootte (zicht)
15
Î
P
De geluidskwaliteit (akoestiek)
16
Î
Q
De prijs van het kaartje
17
Î
R
De aankleding van de lounge en zalen
18
Î
S
andere reden
19
Î
185:6
10.
1=191L2, 2=193L2, 3=195L2
Hoe lang is het geleden dat u heeft stilgestaan bij een kunstwerk (beeld, schilderwerk) of kunstvoorstelling (toneel, dans of muziek) op straat, in een park, in een winkelgebied of ergens anders in de openbare ruimte ? 1 tot 6 maanden geleden
6 maanden of langer geleden
korter dan 1 maand geleden
A
Beeld, schilderwerk
1
2
3
197
B
Toneel, cabaret of stand-up comedian
1
2
3
198
C
Dansvoorstelling
1
2
3
199
D
Muziekoptreden
1
2
3
200
DEEL 2: ACTIEVE PARTICIPATIE 11.
In uw vrije tijd (dus buiten werk- of schooltijd) kunt u allerlei kunstzinnige activiteiten ondernemen. Doet u weleens de volgende kunstzinnige activiteiten en zo ja, hoe vaak doet u deze activiteit(en) dan gemiddeld per week? Doet weleens de activiteit niet
gemiddeld aantal uur per week
A
tekenen, schilderen, grafisch werk
…
uur/week
201L2
B
beeldhouwen, boetseren, pottenbakken, sieraden maken
…
uur/week
203L2
C
werken met textiel (textiele werkvormen), wandkleden maken, weven
…
uur/week
205L2
D
zingen
…
uur/week
207L2
E
muziekinstrument bespelen
…
uur/week
209L2
F
dansen
…
uur/week
211L2
G
toneelspelen, mime
…
uur/week
213L2
H
cabaret, stand-up comedian
…
uur/week
215L2
I
poppenspel
…
uur/week
217L2
J
schrijven van verhalen, gedichten, columns, recensies
…
uur/week
219L2
K
fotografie (géén vakantie- of familiekiekjes)
…
uur/week
221L2
L
film/ video/ animatie (géén vakantie- of familiefilmpjes)
…
uur/week
223L2
M
radio- of TV-programma’s maken
…
uur/week
225L2
PON-rapportage: VAN HARMONIEORKEST TOT DANCEPARTY: CULTUURPARTICIPATIE IN NOORD-BRABANT
75
12.
Was u in de afgelopen 12 maanden voor één of meer van deze activiteiten ingeschreven bij een instelling voor kunstzinnige vorming (muziekschool, creativiteitscentrum e.d.)?
227
1
ja
2
nee
13. 228
Was u in de afgelopen 12 maanden voor één of meer van deze activiteiten ingeschreven als lid van een vereniging, club, gezelschap? 1 ja nee
2
14. 229
Was u in de afgelopen 12 maanden lid van een heemkundekring of historische vereniging? 1 2
ja nee
ALS U BIJ VRAAG 13 EN/OF 14 HEEFT AANGEGEVEN DAT U LID BENT VAN EEN VERENIGING, CLUB OF GEZELSCHAP:
15
Vervult u een bestuurlijke of organisatorische functie binnen de vereniging, club of gezelschap? Zo ja, om hoeveel uur gaat het dan gemiddeld per maand?
230L2 00
16.
nee ja, namelijk:
uur gemiddeld per maand
Als u een muziekinstrument bespeelt, wat voor instrument bespeelt u dan?
U MAG MEER DAN 1 ANTWOORD GEVEN 232 233 234 235 236 237 238
blaasinstrument (trompet, saxophone, doedelzak, fluit e.d.) slaginstrument (drums, djembee e.d.) strijkinstrument (viool, cello, contrabas e.d.) toetsinstrument (piano. klavecimbel, spinet, keyboards e.d.) snaarinstrument (gitaar, basgitaar, banjo e.d.) ik maak muziek op de computer (PC) geen, ik bespeel geen muziekinstrument (IN DAT GEVAL GEEN ANDERE
ANTWOORDEN MOGELIJK)
76
PON-rapportage: VAN HARMONIEORKEST TOT DANCEPARTY: CULTUURPARTICIPATIE IN NOORD-BRABANT
17.
Als u een muziekinstrument bespeelt of zelf zingt, kunt u dan hieronder aangeven welk(e) genre(s) u speelt of zingt?
U MAG MEER DAN 1 ANTWOORD GEVEN klassieke muziek/ eigentijds klassiek opera of operette kooruitvoering (inclusief kerkmuziek) traditionele jazz/ blues vernieuwende jazz & geïmproviseerde muziek popmuziek dance-/ house wereld-/folkmuziek / crossovers alternatieve pop en elektronische muziek harmonie/ fanfare/ brassband anders, namelijk:
249
250
geen, ik bespeel geen instrument en zing niet (IN DAT GEVAL GEEN ANDERE
39 240 241 242 243 244 245 246 247 248
ANTWOORDEN MOGELIJK)
18.
Als u weleens danst, wat voor genre(s) danst u dan doorgaans?
U MAG MEER DAN 1 ANTWOORD GEVEN
257 258
geen, ik dans niet (IN DAT GEVAL GEEN ANDERE ANTWOORDEN MOGELIJK)
252 253 254 255 256
19.
klassiek ballet jazzballet (moderne dans) volksdansen streetdance/ hiphop/ breakdance e.d. stijldansen lijndansen/ country anders, namelijk:
251
Treedt u weleens op? En zo ja, treedt u regelmatig op of hoofdzakelijk incidenteel?
U MAG MEER DAN 1 ANTWOORD GEVEN 259 260 261 262
20.
263L2 00
ja, regelmatig in verenigingsverband ja, regelmatig maar niet in verenigingsverband ja, incidenteel nee
Heeft u in de afgelopen 12 maanden onbetaald werk verricht voor een culturele instelling (bijvoorbeeld museum, schouwburg, filmtheater, bibliotheek of cultureel festival)? Zo ja, om hoeveel uur gaat het dan gemiddeld per maand? nee ja, namelijk:
uur gemiddeld per maand
PON-rapportage: VAN HARMONIEORKEST TOT DANCEPARTY: CULTUURPARTICIPATIE IN NOORD-BRABANT
77
DEEL 3: CULTUURCONSUMPTIE EN MEDIA 21.
a. Hoe vaak kijkt of luistert u thuis via radio/televisie, via gekochte dan wel gehuurde DVD’s/CD’s of via internet (inclusief downloaden) naar de volgende culturele uitvoeringen of vertoningen? b. Indien u kijkt of luistert, welke mediakanalen gebruikt u hier dan voor?
U MAG MEER DAN 1 ANTWOORD GEVEN Vraag 21a
Vraag 21b
gemiddeld minder dan 1 keer per aantal keer per niet maand maand
TV
radio DVD
internet
CD
A
toneelvoorstelling
1
2
…
keer/maand Î
265:8
B
cabaret/ kleinkunst
1
2
…
keer/maand Î
273:8
C
concert klassieke muziek
1
2
…
keer/maand Î
281:8
D
opera of operette
1
2
…
keer/maand Î
289:8
E
concert pop-/ wereldmuziek
1
2
…
keer/maand
Î
297:8
F
jazz-/bluesconcert
1
2
…
keer/maand Î
305:8
G
ballet-/dansvoorstelling
1
2
…
keer/maand Î
313:8
H
musical
1
2
…
keer/maand Î
321:8
I
film
1
2
…
keer/maand Î
329:8
J
programma over kunst/ geschiedenis/literatuur
1
2
…
keer/maand Î
337:8
22.
Hoeveel boeken leest u gemiddeld per jaar
V van de onderstaande genres? geen
1 – 2 per jaar
3 – 5 per jaar
6 of meer per jaar
A
een spannend boek (detective of thriller)
1
2
3
4
345
B
een literair boek (bijv. Harry Mulisch, Connie Palmen)
1
2
3
4
346
C
een romantisch boek (bijv. Bouquetreeks, chicklit)
1
2
3
4
347
D
een informatief boek (bijv. over geschiedenis, gezondheid, kunst of een studieboek)
1
2
3
4
348
E
gedichtenbundel (poëzie)
1
2
3
4
349
1
2
3
4
350
1
2
3
4
351
F G
een kinder- of jeugdboek (zelf lezen, niet
voorlezen aan kinderen) een streekroman
78
PON-rapportage: VAN HARMONIEORKEST TOT DANCEPARTY: CULTUURPARTICIPATIE IN NOORD-BRABANT
23.
Hoe vaak onderneemt u één van onderstaande
activiteiten? nooit
1–2 keer per jaar
3–5 keer per jaar
6 of meer keer per jaar
A
een boek kopen in de winkel
1
2
3
4
352
B
een boek kopen via internet
1
2
3
4
353
C
een cd kopen in de winkel
1
2
3
4
354
D
een cd kopen via internet
1
2
3
4
355
E
muziek downloaden van internet
1
2
3
4
356
F
een dvd of video kopen in de winkel
1
2
3
4
357
G
films downloaden via internet
1
2
3
4
358
H
een game kopen in de winkel
1
2
3
4
359
I
games spelen via internet
1
2
3
4
360
24.
Hoe krijgt u doorgaans uw informatie over het waar en wanneer van culturele activiteiten? (Films, tentoonstellingen, theatervoorstellingen, concerten e.d.) U MAG MEER DAN 1 ANTWOORD GEVEN lokale/ regionale radio Omroep Brabant Radio landelijke radio lokale/ regionale televisie Omroep Brabant TV landelijke televisie Teletekst van Omroep Brabant TV Teletekst van landelijke TV-zender kabelkrant huis-aan-huisbladen, namelijk:
370
371
lokale/regionale dagbladen, namelijk:
361 362 363 364 365 366 367 368 369
landelijke dagbladen 373 weekbladen / tijdschriften 372 374 375
bladen over heemkunde / erfgoed brochures, folders, flyers, programmaboekjes
376
affiches, uithangborden, posters via specifieke internetsites, namelijk:
377
via zoekmachines op het internet (bijv. Google, Yahoo e.d.) via emailnieuwsbrieven Bibliotheek / UITpunt VVV-kantoor via vrienden, familie, kennissen of collega's nog anders, namelijk:
383
384
niet, ik ben daar niet in geïnteresseerd (IN DAT GEVAL GEEN ANDERE
378 379 380 381 382
ANTWOORDEN MOGELIJK)
PON-rapportage: VAN HARMONIEORKEST TOT DANCEPARTY: CULTUURPARTICIPATIE IN NOORD-BRABANT
79
25. Bezit u één of meer van de volgende kortingskaarten? ja
nee
A
Museumkaart
1
2
385
B
Cultureel Jongeren Paspoort (CJP)
1
2
386
C
Stadspas van de gemeente
1
2
387
D
Cultureel Kunstzinnige Vorming (CKV-bonnen of CKV-pas)
1
2
388
E
Kortingspas van een filmtheater
1
2
389
DEEL 4: ACHTERGRONDKENMERKEN Tot slot nog enkele vragen over uzelf. 26.
Bent u een man of een vrouw ?
401
1 2
27.
Wat is uw geboortejaar ?
19 ……
402L2
28.
man vrouw
In welk land bent u geboren en in welk(e) land(en) zijn uw biologische vader en moeder geboren? uzelf uw vader uw moeder
1
Nederland
2
Turkije
3
ander Europees land
4
Marokko
5
Nederlandse Antillen/Aruba
6
Suriname
7
Indonesië (incl. Molukse eilanden)
8
een ander westers land (Noord-Amerika, Australië,
Nieuw Zeeland, Japan) 9
een ander niet-westers land (Afrika, Azië, Midden-
en Zuid-Amerika) 10
anders
11
onbekend 404L2
29. 410
Welke huishoudenssituatie is het meest op u van toepassing? 1 2 3 4 5 6 7
80
406L2
alleenstaand alleenstaand met thuiswonend(e) kind(eren) alleenstaand met uitwonend(e) kind(eren) samenwonend of gehuwd zonder kinderen samenwonend of gehuwd met thuiswonend(e) kind(eren) samenwonend of gehuwd met uitwonend(e) kind(eren) inwonend bij ouders
PON-rapportage: VAN HARMONIEORKEST TOT DANCEPARTY: CULTUURPARTICIPATIE IN NOORD-BRABANT
408L2
30.
Wat zijn de vier cijfers van de postcode van uw woonadres?
31.
Wat is uw beroepssituatie?
415
1 2 3 4 5 6 7
32. 416
1 3 4 5 6 7 8
417
werkend huisman / -vrouw (met parttime baan) huisman / -vrouw (zonder parttime baan) werkzoekend pensioen of VUT schoolgaand / studerend anders
Wat is uw hoogst voltooide opleiding (afgerond met een diploma)? 2
33.
geen onderwijs/basisonderwijs LBO, VMBO (kader- en beroepsgerichte leerweg), VBO, leerlingwezen MAVO, VMBO (theoretische en gemengde leerweg), MULO, ULO, eerste drie jaar HAVO/VWO MBO, lagere politieschool, verpleegsteropleiding HAVO/VWO (gymnasium, HBS, MMS), WO-propedeuse HBO (Sociale Academie, Politieacademie), WO-bachelor/kandidaats WO-doctoraal/master, KMA, 1e graads leraaropleiding weet niet/wil niet zeggen
Hoeveel bedraagt het netto maandinkomen van uw huishouden inclusief vakantiegeld en exclusief kinderslag) ? 1 2 3 4 5 6
minder dan € 950 € 950 tot € 1.300 € 1.300 tot € 1.900 € 1.900 tot € 3.150 € 3.150 of meer weet ik niet / wil ik niet zeggen
34.
Door deel te nemen aan dit onderzoek maakt u kans om 1 van de 10 waardebonnen van € 50,-- te winnen. Wilt u meedingen naar één van deze waardebonnen?
418
1 2
Naam:
nee ja (vul dan hieronder uw naam, postcode en huisnummer in)
Postcode:
PON-rapportage: VAN HARMONIEORKEST TOT DANCEPARTY: CULTUURPARTICIPATIE IN NOORD-BRABANT
Huisnummer:
81
35.
Tot slot willen wij u vragen of u interesse hebt voor deelname aan het PON-Brabantpanel. Via dit internetpanel kunt u uw mening geven over allerlei actuele sociaalmaatschappelijke onderwerpen. Iedere keer dat u meewerkt aan een onderzoek maakt u kans op een VVV Irischeque van € 25,--. Meer informatie over het Brabantpanel vindt u op www.brabantpanel.nl. Hebt u interesse om lid te worden van het Brabantpanel?
419
1
ja, mijn e-mailadres is:
(U krijgt een uitnodiging tot inschrijving per e-mail toegestuurd. Op dat moment kunt u altijd nog beslissen of u zich wilt aanmelden of niet.) 2 3 4
nee, geen interesse nee, ik heb niet de beschikking over internet nee, ik ben al lid van het Brabantpanel
Dit waren onze vragen. Hartelijk dank voor uw medewerking !
82
PON-rapportage: VAN HARMONIEORKEST TOT DANCEPARTY: CULTUURPARTICIPATIE IN NOORD-BRABANT
Bijlage 3: Responsverantwoording Het veldwerk voor de Brabantse Cultuurmonitor is uitgevoerd in de periode van 15 oktober 2007 tot 13 november 2007. Op 15 oktober 2007 is er namens de provincie een door gedeputeerde Van Haaften ondertekende brief naar 10.000 Brabantse huishoudens gestuurd met het vriendelijke verzoek deel te nemen aan dit onderzoek. Deelnemen kon zowel via het internet door een online vragenlijst in te vullen als via de traditionele schriftelijke manier. Voor dit laatste was een schriftelijke vragenlijst en een portvrije antwoordenvelop meegezonden. Op 29 oktober is er een herinneringsbrief gestuurd aan die mensen die tot op dat moment nog niet gereageerd hadden. Daarnaast zijn ook de deelnemers aan het PON Brabantpanel gevraagd om aan dit onderzoek deel te nemen. Het Brabantpanel is een groep Brabantse burgers die met enige regelmaat door het PON wordt ondervraagd over maatschappelijk relevante issues. Het merendeel van de deelnemers is geworven via eerder door PON uitgevoerd steekproefonderzoek onder Brabantse burgers. Voor het onderzoek “Brabantse Cultuurmonitor konden we circa 1600 panelleden aanschrijven. Op 22 oktober 2007 zijn de Brabantpanel via email uitgenodigd om aan de Brabantse Cultuur Monitor mee te werken. Zij hebben tot 5 november 2007 de tijd gehad om de online vragenlijst in te vullen. De bruto steekproef voor het mixed mode survey onderzoek is aselect gestratificeerd getrokken uit alle Brabantse adressen (afgiftepunten bestand). Dit wil zoveel zeggen als dat er voor iedere Brabantse regio 2.500 adressen aselect zijn getrokken.22 De hiermee kunstmatig aangebrachte scheefheid in de verdeling naar regio is achteraf via een herweging van de data gecorrigeerd. In onderstaand schema staat de respons verantwoord. mixed mode Bruto steekproef Dubbel met Brabant Panel Onbestelbaar retour
%
Brabantpanel % 1.654
10.000 17 171
95
9.812
1.559
respons online
819
964
respons schriftelijk
962
Bruikbare steekproef
TOTAAL
1.781
Niet bruikbaar (incomplete records) BRUIKBARE RESPONS
TOTAAL
18,2%
964
16,8%
880
128 1.653
61,8%
2.746
56,4%
2.533
84
In totaal hebben 2533 respondenten een geheel ingevulde vragenlijst geretourneerd. Van de totale respons zijn er 1598 vragenlijsten via het internet binnen gekomen (63% van de respons). Vijfenzestig procent van de respons is verkregen via het mixed mode survey onderzoek (NN=1653) en 35% via panelonderzoek (NN=880). 22
Op deze wijze is er voor gezorgd dat er voor iedere regio voldoende waarnemingen worden gerealiseerd om betrouwbare uitspraken te kunnen doen.
PON-rapportage: VAN HARMONIEORKEST TOT DANCEPARTY: CULTUURPARTICIPATIE IN NOORD-BRABANT
83
Bijlage 4: Weging van de data De bruto steekproef die we voor dit onderzoek hebben gebruikt is gestratificeerd naar regio. Uit iedere regio hebben we een gelijk aantal adressen geselecteerd zodat we uiteindelijk per regio minmaal zouden beschikken over circa 500 waarnemingen. Dit terwijl niet alle regio’s van Brabant even veel inwoners heeft. Om de uiteindelijke netto steekproef te kunnen gebruiken voor uitspraken over de gehele provincie Noord-Brabant is het noodzakelijk deze te herwegen op het kenmerk regio. Hierdoor krijgen respondenten uit een kleine regio minder gewicht mee in de uiteindelijke resultaten, terwijl respondenten uit een grote regio meer gewicht meekrijgen. Deze bewust aangebrachte scheefheid in de steekproef, noodzakelijk om betrouwbare uitspraken op regio niveau te kunnen doen, maakt een herweging naar regio noodzakelijk. Daarnaast is de netto steekproef op een aantal achtergrondkenmerken gecontroleerd of de Brabantse bevolking door de steekproef goed is gerepresenteerd. Voor de kenmerken leeftijd en geslacht bleek dit binnen de regio’s niet het geval te zijn. En ook op het kenmerken opleiding bleek sprake van enige scheefheid. Omdat algemeen bekend is dat zowel leeftijd, geslacht als opleiding kenmerken zijn die samenhangen met de mate waarin mensen deelnemen aan culturele activiteiten is het wenselijk om voor deze factoren te corrigeren. Daarom is het analyse bestand op regioniveau herwogen naar leeftijd en geslacht en op provincieniveau naar regio en opleiding. Op deze wijze is ervoor gezorgd dat het analysebestand om de genoemde kenmerken een goede afspiegeling is van de Brabantse populatie van 15 jaar en ouder.
84
PON-rapportage: VAN HARMONIEORKEST TOT DANCEPARTY: CULTUURPARTICIPATIE IN NOORD-BRABANT
Bijlage 5: Literatuur Bestuursakkoord 2007-2011; Vertrouwen in Brabant, Provincie Noord-Brabant, ’s-Hertogenbosch, 13 april 2007. Breedveld, K., A. van den Broek, J. de Haan, L. Harms, F. Huysmans, E. van Ingen, De tijd als spiegel; Hoe Nederlanders hun tijd besteden, SCP, Den Haag, 2006. Broek, A v.d., F. Huysmans, J. de Haan, Cultuurminnaars en cultuurmijders. Trends in de belangstelling voor kunsten en cultureel erfgoed, 1983-2003, SCP, Den Haag, 2005. Broekhuijzen, J en F. Huysmans, Cultuur op het web; Het informatieaanbod op websites van musea en theaters, werkdocument 84, SCP, Den Haag, 2002. Deutskens, E.C., P.M. Willems, S.S.M. van den Berg, P. Oosterveld, J.C. de Ruyter en M.G.M. Wetzels, "Conversie van gestandaardiseerd vragenlijstonderzoek naar internet: kritische succesfactoren", in: Bronner et al. (eds.) Jaarboek 2003 MarktOnderzoekAssociatie: Ontwikkelingen in het Marktonderzoek, Haarlem, 2003. Dijk, L.v., J. de Haan, S. Rijken en Antonia Verweij, Digitalisering van de leefwereld, SCP, Den Haag, 2002. Edelmann, E., Uit in Brabant; Ontwikkeling van naamsbekendheid en gebruik van de website tot 2007, PON, Tilburg, 2007 Haan, J. de en W. Knulst, Het bereik van de kunsten; Een onderzoek naar veranderingen in de belangstelling voor beeldende en podiumkunsten sinds de jaren zeventig, SCP, Den Haag, 2000. Haan, J., R. Mast, M. Varekamp en S. Janssen, Bezoek onze site; Over de digitalisering van het culturele aanbod, SCP, Den Haag, 2006. Huysmans, F., O. van der Vet en K. van Eijck, Het Actieplan Cultuurbereik en cultuurdeelname, 1999-2003; Een empirische evaluatie op landelijk niveau, SCP, Den Haag, 2005. Huysmans, F., O. en J. de Haan, SCP-publicatie 2007/29 Het culturele draagvlak deel 7, SCP, Den Haag, 2007. Rijpma, S.C., C. Roques, H. Mommaas, A van den Broek, Richtlijn Cultuurparticipatie Onderzoek (RCO), Centrum voor Onderzoek en Statistiek (COS), Rotterdam, 2001. Sociale Atlas Brabant, PON, Tilburg.
PON-rapportage: VAN HARMONIEORKEST TOT DANCEPARTY: CULTUURPARTICIPATIE IN NOORD-BRABANT
85