rotterdam.nl/onderzoek
Cultuurparticipatie van Rotterdammers, 2013 Onderzoek en Business Intelligence
Cultuurparticipatie van Rotterdammers, 2013
drs. C. de Vries Dienstencentrum Onderzoek en Business Intelligence (OBI) November 2014 In opdracht van gemeente Rotterdam, cluster Maatschappelijke Ontwikkeling, directie Sport en Cultuur
© Dienstencentrum Onderzoek en Business Intelligence (OBI) Auteur: drs. C. de Vries
Adres:
Blaak 34, 3011 TA Rotterdam Postbus 21323, 3001 AH Rotterdam Telefoon: (010) 267 15 00 Telefax: (010) 267 15 01 E-mail:
[email protected] Website: www.rotterdam.nl/onderzoek
2
Cultuurparticipatie van Rotterdammers, 2013
INHOUD
Samenvatting
5
1
Inleiding
7
1.1 1.2
7 7
2
Bezoek aan culturele voorstellingen 2.1 2.2
3
4
5
6
7
8
Het onderzoek Leeswijzer
Algemeen Naar achtergrondkenmerken
8 8 12
Bezoek aan cultureel erfgoed
15
3.1 3.2
15 16
Algemeen Naar achtergrondkenmerken
Bezoek aan festivals en evenementen
18
4.1 4.2 4.3 4.4
18 19 19 21
Bezoek aan festivals Bezoek aan festivals naar achtergrondkenmerken Het bezoek aan sportevenementen Het bezoek aan overige evenementen
Zelf beoefenen van culturele activiteiten
25
5.1 5.2
25 27
Beoefenen van kunstzinnige activiteiten Naar achtergrondkenmerken
De Bibliotheek Rotterdam
30
6.1 6.2 6.3
30 31 31
Gebruik van de Bibliotheek Rotterdam Lidmaatschap van de Bibliotheek Rotterdam Gebruik en lidmaatschap naar achtergrondkenmerken
Lokale cultuurcentra en cultuurdeelname per gebied
33
7.1 7.2
33 35
Bezoek aan Lokale Cultuurcentra Verschillende vormen van cultuurparticipatie per gebied
Gebruik van informatie over cultuur
37
8.1 8.2
37 38
Algemeen Naar achtergrondkenmerken
Cultuurparticipatie van Rotterdammers, 2013
3
9
10
Mediagebruik
41
9.1 9.2 9.3 9.4
41 42 42 44
Televisie en radio Radio luisteren Het gebruik van internet Mediagebruik naar achtergrondkenmerken
Cultuurparticipatie van Rotterdammers in breder perspectief
45
10.1 Korte scan van literatuur over cultuurdeelname en mediagebruik 10.2 De Nationale Cultuurindex 10.3 Cultuur in andere Nederlandse gemeenten
45 46 47
Bijlage Geraadpleegde bronnen
4
50
Cultuurparticipatie van Rotterdammers, 2013
Samenvatting Bezoek aan culturele voorstellingen en cultureel erfgoed Zestig procent van de Rotterdammers gaat wel eens naar de film. 67 procent bezoekt wel eens een culturele voorstelling (film niet meegeteld). De bezoekfrequentie ligt bij film hoger dan bij de meeste andere culturele voorstellingen: Filmbezoekers doen dat gemiddeld een kleine acht maal per jaar. De gemiddelde Rotterdammer bezoekt vijf culturele voorstellingen per jaar plus vierenhalve filmvoorstelling per jaar. Na film zijn toneel, cabaret, popconcerten en musical de populairste genres. Voor veel genres geldt dat het aandeel bezoekers in 2013 iets lager ligt dan in 2011 maar het filmbezoek blijft stabiel. Ongeveer hetzelfde wordt in landelijk onderzoek geconstateerd. 55% van de Rotterdammers bezoekt wel eens cultureel erfgoed. Vaak is dat een museum of een bezienswaardig gebouw, dorp of stadsdeel. Het aandeel erfgoedbezoekers bleef de afgelopen jaren stabiel. Festivals en evenementen 61% van de Rotterdammers bezoekt wel eens een (cultureel) festival. Dat cijfer ligt iets lager dan in voorgaande jaren. 40% bezoekt wel eens een sportevenement of sportwedstrijd in of rond Rotterdam, een aandeel dat al een aantal jaren stabiel is en even hoog is als het bezoek aan sportevenementen landelijk. Bijna driekwart bezoekt wel eens een van de “overige evenementen” (braderieën, festivals in de eigen buurt, Koninginnedag in de binnenstad, kermis, circus of de zondagsmarkt). Dit aandeel is de laatste jaren behoorlijk gegroeid. Overige cultuurdeelname 35% van de Rotterdammers maakt wel eens gebruik van de Bibliotheek Rotterdam en 18 procent is zelf lid. Het gebruik lijkt iets te dalen, wat in lijn is met uitkomsten van landelijk onderzoek. Veertig procent beoefent wel eens zelf een kunstzinnige activiteit. Afgezien van een uitschieter in 2009 lijkt dit deelnamecijfer vrij stabiel in de afgelopen jaren. Het meest beoefend worden de beeldende genres tekenen/schilderen/grafisch werk en fotografie/film/video, gevolgd door de uitvoerende genres muziekinstrument bespelen, zang en dans. Een kwart van de Rotterdammers bezoekt wel eens een Lokaal Cultuurcentrum (LCC), grotendeels gebeurt dat in het gebied (voorheen deelgemeente genoemd) waar men zelf woont. Hoewel het lijstje met LCC’s in de laatste vragenlijst wat langer was dan in eerdere metingen, is het totale gemeten bezoek niet toegenomen. Het bezoek aan LCC’s bleef de afgelopen jaren redelijk stabiel. Informatiebronnen, mediagebruik Onder Rotterdammers ligt zowel het aandeel dat tv kijkt als het aandeel dat internet gebruikt ruim boven de negentig procent. Radio luisteren doet ongeveer zeventig procent wel eens. Het internetgebruik groeide een aantal jaren geleden fors, maar neemt nu nog slechts licht toe tot 93% van de Rotterdammers. Ook in een Amsterdams bevolkingsonderzoek wordt geconstateerd dat de duidelijke groei van de afgelopen tijd ten einde lijkt. Als bron van informatie omtrent culturele activiteiten in Rotterdam zijn sociale media sterk in opkomst. Toch is en blijft de belangrijkste informatiebron het eigen netwerk van vrienden, familie, et cetera (wellicht wel steeds meer via sociale media). Verder worden de televisie en huis-aan-huisbladen veel genoemd als informatiebron.
Cultuurparticipatie van Rotterdammers, 2013
5
De ene Rotterdammer is de andere niet Ten slotte wordt in de onderstaande tabel kernachtig weergegeven in welke mate Rotterdammers aan de genoemde zaken deelnemen en welke deelgroepen dat meer dan gemiddeld doen. Een leesvoorbeeld: 60% van de Rotterdammers bezoekt wel eens een film; dit wordt meer dan gemiddeld gedaan door hoog opgeleide Rotterdammers, Rotterdammers met een hoog inkomen en jongere Rotterdammers. Een tweede leesvoorbeeld: Rotterdammers kijken gemiddeld 2,6 uur per dag televisie. Dit wordt meer gedaan door laag opgeleide Rotterdammers, Rotterdammers met een laag inkomen en oudere Rotterdammers.
bezoek culturele voorstellingen (excl. film)
78%
Dit wordt relatief veel gedaan door: hoog opgeleiden, hoge inkomens, jongeren, westerse herkomst
bezoek film
60%
hoog opgeleiden, hoge inkomens, jongeren
bezoek cultureel erfgoed
55%
hoog opgeleiden, hoge inkomens, westerse herkomst
bezoek festivals
61%
hoog opgeleiden, hoge inkomens, westerse herkomst
bezoek sportevenementen
40%
hoog opgeleiden, hoge inkomens, jongeren, westerse herkomst, mannen
bezoek overige evenementen
74%
laag opgeleiden, lage inkomens, jongeren, niet-westerse herkomst, vrouwen
gebruik Bibliotheek Rotterdam
35%
hoog opgeleiden, sociale minima, jongeren, niet-westerse herkomst, vrouwen
beoefenen kunstzinnige activiteiten
41%
hoog opgeleiden, jongeren, vrouwen
bezoek lokale cultuurcentra (LCC's)
25%
laag opgeleiden, sociale minima, 65-plussers, niet-westerse herkomst
uren per dag TV kijken
2,6
laag opgeleiden, lage inkomens, ouderen
uren per dag radio luisteren
2,4
laag opgeleiden, ouderen, westerse herkomst
uren per dag internetgebruik (privé)
2,1
sociale minima, jongeren, niet-westerse herkomst
6
Cultuurparticipatie van Rotterdammers, 2013
1 Inleiding
1.1
Het onderzoek
In het najaar van 2013 is het Vrijetijdsonderzoek (VTO) 2013 afgenomen onder Rotterdammers in de leeftijd van 13 tot en met 75 jaar. Net als in eerdere edities (alle oneven jaren van 1995 tot en met 2011) zijn hierin vragen opgenomen over de cultuurdeelname van Rotterdammers. In opdracht van de directie Sport en Cultuur van het Cluster Maatschappelijke Ontwikkeling worden in dit onderzoeksrapport de resultaten over cultuurdeelname en mediagebruik gerepresenteerd. Sinds 2001 wordt in het VTO gebruik 1 gemaakt van de Richtlijn Cultuurdeelname Onderzoek (RCO) . In opdracht van de afdeling Kunst en Cultuur van de gemeente Rotterdam is de basismodule van de RCO ook in het VTO 2011 toegepast. Overigens is bewust op een aantal punten afgeweken van de basismodule, bijvoorbeeld door antwoordcategorieën te verruimen en aan te passen aan de eisen van de tijd. Afzonderlijk is of wordt tevens gerapporteerd over andere onderwerpen uit dit Vrijetijdsonderzoek 2013, zoals sportdeelname en bewegen, stadsbezoek, vrijwilligerswerk en het gebruik van groenvoorzieningen. Ook verschijnt er een rapportage met speciale aandacht voor hoger opgeleiden, waarin de diverse thema’s samen worden gerapporteerd. Door de omvang van de steekproef in 2013 zijn uitspraken op het niveau van afzonderlijke gebieden (voorheen deelgemeenten) verantwoord. Helaas bleek ook bij dit onderzoek weer dat de trend van een dalende responsbereidheid zich doorzet. De respons van ongeveer een kwart is niet hoog, maar wel acceptabel. Belangrijker is dat de representativiteit van de onderzoeksdata ten opzichte van de onderzochte populatie ronduit goed is te noemen, mede als gevolg van de stratificatie in de steekproef en een weging van de onderzoeksdata. Een uitgebreide onderzoeksverantwoording en de gebruikte vragenlijst zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie contactgegevens in de colofon van dit rapport). Daarin wordt verder ingegaan op de organisatie van het veldwerk en zaken als de betrouwbaarheid en representativiteit van de in dit rapport beschreven onderzoeksuitkomsten. Een belangrijke conclusie daaruit is wel van belang bij het lezen van dit rapport: de betrouwbaarheid van gepresenteerde cijfers is vrij hoog: de onzekerheidsmarge als gevolg van het toeval bedraagt meestal maar een of enkele procentpunten.
1.2
Leeswijzer
Het VTO doet vanouds uitspraken over Rotterdammers in de leeftijd van 13 tot en met 75 jaar. Als dit rapport bijvoorbeeld vermeldt dat twintig procent van de Rotterdammers aan een bepaalde sport doet, betekent dat dus: twintig procent van de 13 tot en met 75 jarige Rotterdammers. Dit geldt steeds, tenzij in de tekst anders wordt vermeld. In totaal wonen er bijna 500.000 personen in Rotterdam in deze leeftijdgroep. Bij sommige uitkomsten in dit onderzoeksrapport is het interessant om te bedenken dat 1 procent daarom gelijk staat aan bijna 5.000 Rotterdammers. Bij de interpretatie van de resultaten van dit onderzoek is het nuttig om rekening te houden met het feit dat Rotterdammers van niet-westerse afkomst gemiddeld jonger zijn dan Rotterdammers met een westerse achtergrond. En andersom geldt: jongeren hebben wat vaker een niet-westerse achtergrond.
1
Deze richtlijn is in opdracht van het ministerie van OC&W in het kader van de uitvoering van het Actieplan Cultuurbereik ontwikkeld door het Centrum voor Onderzoek en Statistiek (gemeente Rotterdam), in samenwerking met het Sociaal en Cultureel Planbureau en de Universiteit van Tilburg. De RCO heeft tot doel, het onderzoek naar cultuurparticipatie in verschillende gemeenten en in verschillende jaren beter vergelijkbaar te maken.
Cultuurparticipatie van Rotterdammers, 2013
7
2 Bezoek aan culturele voorstellingen
2.1
Algemeen
In 2013 bezocht 78 procent van de Rotterdammers een culturele voorstelling genoemd in de volgende tabel. De genres met het grootste aandeel bezoekers zijn film, culturele festivals, toneelvoorstellingen, cabaret/stand-up comedy/kleinkunst, pop-/rockconcerten en musicals. Voor veel genres geldt dat het aandeel bezoekers in 2013 iets lager ligt dan in 2011. Vaak is dat verschil zo klein dat het statistisch gezien niet als significant kan worden beschouwd, maar het feit dat dit bij veel verschillende genres te zien is, maakt de lichte daling in veel genres toch wel aannemelijk. Onderin de tabel zijn vier verschillende totaaltellingen weergegeven. Omdat film een erg groot aandeel van dit voorstellingenbezoek beslaat, wordt een optellinggemaakt tot het bezoek aan minstens één van al deze genres” en een optelling van minstens één, exclusief film. Omdat sinds de meting van 2007 in de vragenlijst het bezoek aan debatten en aan festivals is toegevoegd, wordt ten slotte het totaal weergegeven van alle genoemde genres exclusief debat en festival en tevens het totaal van alle genoemde genres exclusief debat, festival en film. Die laatste twee, die op de onderste regels in de tabel staan, zijn dus het best te gebruiken om een langetermijntrend uit af te leiden omdat die totalen over alle jaren het best vergelijkbaar zijn. Tabel 2.1
Percentage Rotterdammers dat culturele voorstellingen heeft bezocht 2001
2003
2005
2007
2009
2011
Toneelvoorstelling
19
18
17
20
25
22
2013 19
Cabaret, stand up comedy, kleinkunst*
18
16
17
19
22
21
18
Opera of operette
5
5
4
5
6
5
3
Concert klassieke muziek
13
15
12
13
14
13
11
Concert pop-/wereldmuziek
25
23
24
27
-
-
-
Concert pop/rock
-
-
-
-
22
20
19
Concert wereldmuziek
-
-
-
-
11
10
9
Concert Urban**
-
-
-
-
10
12
8
Jazz-/bluesconcert
5
6
6
9
10
10
10
Concert, harmonie, fanfare, brassband
3
3
4
6
6
7
6
Musical
19
19
21
23
23
18
16
Dance-/houseparty
13
12
10
13
11
13
14
Ballet-/dansvoorstelling
7
9
8
9
9
10
10
Film in bioscoop of filmhuis
56
57
57
61
58
65
60
Uitvoering van een koor
9
11
8
10
11
8
8
Literaire bijeenkomst
3
4
4
4
5
5
4
Lezing over kunst/kunstgeschiedenis
3
3
4
4
5
6
4
Debat
-
-
-
6
6
7
4
Cultureel festival
-
-
-
35
32
33
33
Minstens een van bovenstaande
75
75
75
81
80
82
78
Minstens een exclusief film
62
60
60
71
72
70
67
Minstens een excl. debat en festival
75
75
75
78
78
80
76
Minstens een excl. film, debat en festival
62
60
60
64
67
64
61
*Tot en met 2007 excl. stand up comedy. **Hiphop, soul, r&b, funk, reggae, dancehall, reggaeton.
8
Cultuurparticipatie van Rotterdammers, 2013
In het laatste meetjaar is de tot voor kort stijgende trend omgebogen tot een lichte daling. Het bezoek aan voorstellingen inclusief film steeg de afgelopen jaren, tot aan 2011 en is nu voor het eerst wat lager. Het bezoek aan voorstellingen exclusief film steeg tot aan 2009 en is nu voor het tweede jaar op rij weer iets lager. De volgende figuur laat zien dat ongeveer de helft van de Rotterdammers in 2013 zowel films als andere voorstellingen heeft bezocht. Ruim een op de vijf Rotterdammers heeft geen enkele voorstelling bezocht, 11 procent heeft alleen films bezocht en de overige 18 procent heeft alleen voorstellingen anders dan films bezocht. Deze verdeling is ook in de voorgaande metingen ongeveer vergelijkbaar.
Figuur 2.1 Bezoek van Rotterdammers aan film en andere genres, 2013 Wel culturele voorstellingen bezocht maar geen film
18%
Zow el film als andere culturele voorstellingen bezocht
49%
11%
Wel film bezocht maar geen andere culturele voorstellingen
22% Geen van beide bezocht
Tabel 2.2 geeft voor elk genre het gemiddeld aantal bezoeken per Rotterdammer en per Rotterdamse bezoeker weer. In 2013 bezochten Rotterdammers gemiddeld 9,9 voorstellingen (hierin zijn dus ook de niet-bezoekers meegeteld). Rotterdamse bezoekers van voorstellingen legden gemiddeld 12,7 bezoeken af. De bezoekfrequentie verschilt sterk per genre. Deze ligt bijvoorbeeld bij films veel hoger dan bij concerten van harmonie, fanfare of brassband. Bijna de helft van alle bezoeken aan voorstellingen was een filmbezoek (4,6 filmbezoeken per Rotterdammer als aandeel van de 9,9 bezoeken in totaal per Rotterdammer). Vergeleken met 2011 zijn er in 2013 meer voorstellingen bezocht per Rotterdammer, maar tellen we filmbezoek niet mee, dan is het aantal bezoeken in 2013 juist minder dan in 2011. Dit is te zien op de onderste regels van de volgende tabel. Ook binnen de afzonderlijke genres wisselt de bezoekfrequentie per jaar. Bijvoorbeeld: bezoekers aan dance- of houseparty’s deden dat in 2013 frequenter dan in 2011.
Cultuurparticipatie van Rotterdammers, 2013
9
Tabel 2.2 Gemiddeld aantal bezoeken aan culturele voorstellingen op jaarbasis, per bezoeker en per Rotterdammer per bezoeker
per Rotterdammer
2003
2009
2011
2013
2003
2009
2011
Toneelvoorstelling
2,9
2,7
2,5
2,5
0,5
0,7
0,6
2013 0,5
Cabaret, stand up comedy, kleinkunst*
2,3
2,1
2,0
2,1
0,4
0,5
0,4
0,4
Opera of operette
2,1
2,4
1,9
1,6
0,1
0,1
0,1
0,1
Concert klassieke muziek
3,7
3,6
3,3
3,3
0,6
0,5
0,4
0,4
Concert pop-/wereldmuziek
3,2
-
-
-
0,7
-
-
-
Concert pop/rock
-
2,9
3,4
3,0
-
0,7
0,7
0,6
Concert wereldmuziek
-
2,0
1,6
1,6
-
0,2
0,2
0,1 0,2
Concert Urban
-
2,9
3,1
2,7
-
0,3
0,4
Jazz-/bluesconcert
3,1
2,2
2,5
2,1
0,2
0,2
0,3
0,2
Concert, harmonie, fanfare, brassband
2,4
2,3
1,5
1,9
0,1
0,1
0,1
0,1
Musical
1,6
1,8
1,7
1,5
0,3
0,4
0,3
0,3
Dance-/houseparty
8,8
5,3
5,7
7,7
1,2
0,6
0,7
1,0
Ballet-/dansvoorstelling
2,7
2,4
2,0
2,4
0,2
0,2
0,2
0,2
Film in bioscoop of filmhuis
8,0
6,6
6,0
7,7
4,8
3,8
3,9
4,6
Uitvoering van een koor
2,9
2,1
2,0
2,3
0,3
0,2
0,2
0,2
Literaire bijeenkomst
2,7
2,3
2,0
2,3
0,1
0,1
0,1
0,1
Lezing over kunst/kunstgeschiedenis
3,8
3,0
2,6
2,9
0,1
0,2
0,2
0,1
-
2,7
3,3
2,3
-
0,2
0,2
0,1 0,7
Debat Cultureel festival Alle bovenstaande samen Alle exclusief film
-
2,1
2,2
2,3
-
0,7
0,7
12,4x
11,7x
11,6x
12,7x
9,7
9,4
9,5
9,9
7,9
7,8
8,0
7,9
4,9
5,6
5,6
5,2
De ontwikkeling van de totale bezoekfrequentie (weergegeven in de onderste rijen van tabel 2.2) schommelt door de jaren heen en is daardoor lastig te interpreteren. De volgende figuur maakt de ontwikkeling inzichtelijker. Debatten en festivals zijn hierin buiten beschouwing gelaten, omdat hier pas vanaf 2007 naar is gevraagd en een vergelijking met eerdere jaren daardoor niet goed te maken is. De Rotterdammers van 13 tot en met 75 jaar zijn in deze figuur verdeeld in drie groepen: niet-bezoekers, incidentele bezoekers en frequente bezoekers van culturele voorstellingen. Frequente bezoekers zijn gedefinieerd als personen die in het jaar 5 of meer voorstellingen hebben bezocht. Incidentele bezoekers hebben minder dan 5 voorstellingen bezocht. Omwille van de vergelijkbaarheid over de jaren is de volgende figuur gebaseerd op het totaal van de bezoeken aan alle eerder genoemde genres, exclusief film, debat en festival. Bekijken we de figuur van een afstandje, dan is de conclusie: in grote lijnen verandert er niet erg veel over de jaren. Zoomen we iets meer in op de laatste drie jaren, dan blijkt er sinds 2009 toch wel een afname van het aantal bezoeken aan voorstellingen: het aandeel niet-bezoekers neemt toe en het aandeel frequente bezoekers neemt af.
10
Cultuurparticipatie van Rotterdammers, 2013
Figuur 2.2
Frequentie van bezoek aan voorstellingen, 2001-2013
2001
38%
2003
40%
2005
40%
36% 31%
2009
32%
34%
39% niet bezoeker
30%
35%
36%
2013
26%
34%
33%
2011
29%
35%
36%
2007
27%
30%
35%
26%
incidenteel (< 5x per jaar)
frequent (5+ x per jaar)
Uit tabel 2.3 blijkt dat 76 procent van de bezoeken aan culturele voorstellingen plaatsvindt binnen de gemeentegrenzen van Rotterdam. Van de bezoeken aan pop-/rockconcerten vindt slechts de helft plaats in Rotterdam. Sinds 2003 is het aandeel bezoeken aan voorstellingen dat in Rotterdam plaatsvindt redelijk constant gebleven. Het feit dat filmbezoek relatief vaak in Rotterdam plaatsvindt, zorgt ervoor dat het aandeel van Rotterdam in het totale voorstellingenbezoek nog redelijk constant blijft. Het lijkt er dan ook op dat het bezoek aan voorstellingen anders dan film iets meer buiten de gemeente Rotterdam plaatsvindt (zie onderste regel van de tabel). Het Rotterdamse gehalte van bezoek aan concerten in het genre pop/rock scoort in verhouding niet erg hoog. Tabel 2.3
Percentage bezoeken aan voorstellingen dat in Rotterdam heeft plaatsgevonden 2003
2009
2011
2013
Toneelvoorstelling
63
75
75
73
Cabaret, stand up comedy, kleinkunst*
68
65
63
69
Opera of operette
61
64
59
63
Concert klassieke muziek
82
76
74
74
Concert pop-/wereldmuziek
66
-
-
-
-
50
50
43
Concert pop/rock Concert wereldmuziek
-
67
81
72
Concert Urban
-
66
65
63
Jazz-/bluesconcert
76
78
67
73
Concert, harmonie, fanfare, brassband
76
77
91
69
Musical
61
58
56
56
Dance-/houseparty
64
72
65
67
Ballet-/dansvoorstelling
65
73
67
65
Film in bioscoop of filmhuis
80
86
88
85
Uitvoering van een koor
72
66
72
60
Literaire bijeenkomst
86
61
72
83
Lezing over kunst/kunstgeschiedenis
74
79
72
69
Debat
-
79
86
73
Cultureel festival
-
83
75
79
Alle bovenstaande genres
74
77
77
76
Alle bovenstaande genres exclusief film
68
70
69
67
Cultuurparticipatie van Rotterdammers, 2013
11
2.2
Naar achtergrondkenmerken
Figuur 2.3 toont het aandeel bezoekers aan voorstellingen anders dan film in samenhang met geslacht, etnische achtergrond, leeftijd, opleiding en inkomen. Ter vergelijking is als lijn in de gehele figuur het over all gemiddelde weergegeven: 67% van alle Rotterdammers bezoekt wel eens een culturele voorstelling (anders dan film). De verschillen tussen de groepen zijn vaak duidelijk: Rotterdammers met een westerse achtergrond zijn meer geneigd tot voorstellingenbezoek dan Rotterdammers met een nietwesterse achtergrond. Met het stijgen van opleiding en inkomen neemt ook de kans toe dat men wel eens een culturele voorstelling bezoekt. Figuur 2.3
Totaal aandeel bezoekers van voorstellingen (film niet meegeteld), in samenhang met geslacht, etniciteit, leeftijd, opleiding en inkomen, 2013
90% Naar kenmerken Over all gemiddelde 80%
70%
60%
50%
40%
La ag M id op d H e g lb oo aa el ei g d ro op pg ge el le id ei d (h bo ,w o) so ci m al in e im m in um m im od t a ot aa m lt o ot da m 2x al ee rd m od an aa 2x l m od aa l
ja ar
ja ar t/m 65
45
t/m
64
75
ja ar
ja ar
44
24 t/m
t/m 25
13
w es te ni rs et -w es te rs
Vr o
M
an ne n uw en
30%
De volgende figuur toont de bezoekfrequentie naar achtergrondkenmerken. Bezoekers aan voorstellingen anders dan film zijn verdeeld in incidentele, regelmatige en frequente bezoekers. Zo is bijvoorbeeld te zien dat bij de hoog opgeleide Rotterdammers niet alleen een groter aandeel überhaupt voorstellingen bezoekt, maar ook dat een groter deel binnen die groep bezoekers tot de regelmatige of de frequente bezoekers mag worden gerekend. Voor lager opgeleiden geldt het tegenovergestelde: minder van hen bezoeken überhaupt een voorstelling en van degenen die dat wel doen kunnen we een relatief groot deel tot de incidentele bezoekers rekenen.
12
Cultuurparticipatie van Rotterdammers, 2013
Figuur 2.4
Aandeel bezoekers van voorstellingen (film niet meegeteld), naar frequentie, in samenhang met geslacht, leeftijd, etniciteit, opleiding en inkomen, 2013
90% frequent (meer dan 8 keer per jaar)
80% 70% 60%
regelmatig (5 - 8 keer per jaar)
50% 40% 30%
incidenteel (1 - 4 keer per jaar)
20% 10%
45
w ni este et -w rs es te rs L aa M H idd g o oo el pg b g o p aa el e r id ge o le pg el id (h eid bo ,w o) so m ci al in e i m m mu in m od a a to i m t m a m l to ee t 2 od aa rd x an mo l d 2x a m al od aa l
ja ar t/m ja a 65 64 r t/m ja a 75 r ja ar 44
24
t/m
t/m
25
13
M an Vr n en ou w en
0%
Ook de leeftijd en het opleidingsniveau van de Rotterdammers zijn bepalend voor het wel of niet bezoeken van culturele voorstellingen, zo was al te zien in figuur 2.1. Het ligt voor de hand dat dit per genre verschilt. Figuur 2.5 illustreert dat. De maat van de bolletjes illustreert het aandeel Rotterdammers dat een bepaalde voorstelling bezoekt. Dit is afgezet tegen het gemiddelde opleidingsniveau en de gemiddelde leeftijd van die bezoekers. De exacte leeftijden en opleidingsniveaus zijn niet in de figuur weergegeven. Dat zou een soort schijnnauwkeurigheid opleveren, vooral als het gaat om het opleidingsniveau, waarvan sowieso moeilijk een gemiddelde weer te geven is. Voor het opleidingsniveau geldt dat de hoogst genoten opleiding wordt meegenomen, tenzij de respondent op dit moment een opleiding volgt van een hoger niveau. Omdat er is ingezoomd op het opleidingsniveau en leeftijd, is de figuur vooral nuttig om de voorstellingen onderling te vergelijken. Zo blijken de film, musical en voorstellingen van brassband/harmonie/ fanfare gemiddeld een wat lager opgeleid publiek trekken. Het publiek van uitvoeringen van een koor is gemiddeld genomen het oudst. De tegenhanger is wat dat betreft dance-/houseparty’s. Het publiek van ballet-/dansvoorstellingen is gemiddeld het hoogst opgeleid. Bij een aantal typen voorstellingen geldt dat er soms wat weinig respondenten als bezoeker meetellen, waardoor de plek van dat type voorstelling in de figuur enigszins indicatief is. Hoe groter het bolletje, des te betrouwbaarder is de plek in de figuur.
Cultuurparticipatie van Rotterdammers, 2013
13
Figuur 2.5
Gemiddelde leeftijd en opleidingsniveau van bezoekers aan voorstellingen en de relatieve grootte van het Rotterdamse publiek aan voorstellingen
1,0
Gemiddeld opleidingsniveau van bezoekers
ballet-/dansvo o rstelling cultureel festival
0,5
0,0
po p/ ro ck
jazz/ blues
klassieke muziek
wereldmuziek cabaret/stand up co medy/ kleinkunst
urban ko o ruitvo ering dance-/ ho useparty
film musical
to neelvo o rstelling
brassband, harmo nie, fanfare
-0,5
-1,0 -1,0
14
Gemiddelde leeftijd 0,0 van bezoekers
1,0
Cultuurparticipatie van Rotterdammers, 2013
3 Bezoek aan cultureel erfgoed
3.1
Algemeen
In 2013 heeft 55 procent van de Rotterdammers een bezoek gebracht aan een vorm van cultureel erfgoed zoals genoemd in de volgende tabel. Zowel musea als bezienswaardige gebouwen, dorpen of stadsdelen zijn door ruim veertig procent bezocht. 18 procent bezocht galeries of ateliers en 3 procent (al jaren constant) bezocht een archief. De veranderingen met een of twee metingen geleden zijn dusdanig klein dat er geen conclusies aan mogen worden verbonden. Het gaat bij al dit erfgoedbezoek niet om digitale bezoeken, terwijl het digitale aanbod van bijvoorbeeld het Gemeentearchief een steeds grotere rol gaat spelen. Tabel 3.1
Percentage Rotterdammers dat cultureel erfgoed heeft bezocht 2001
2003
2005
2007
2009
2011
2013
Museum
38
37
38
40
40
40
41
galerie, atelier
17
20
19
20
21
20
18
4
4
3
3
3
3
3
39
39
36
42
44
40
42
54
52
53
55
56
56
55
Archief bezienswaardige gebouwen, dorpen, stadsdelen een of meer van bovenstaande
Rotterdamse bezoekers van musea hebben in 2013 gemiddeld 3,8 musea bezocht, even veel als in 2011, maar minder dan in de jaren daarvoor. De gemiddelde bezoekfrequentie is bij de andere vormen van cultureel erfgoed wel iets hoger dan in 2011 en daarmee weer ongeveer terug op het niveau van de jaren daarvoor. Al met al blijft die ontwikkeling voor het museumbezoek iets achter bij de andere vormen van bezoek aan cultureel erfgoed. Tabel 3.2
Gemiddeld aantal bezoeken per bezoeker van cultureel erfgoed 2001
2003
2005
2007
2009
2011
2013
museum
3,7
4,6
4,0
4,0
4,3
3,8
3,8
galerie, atelier
4,2
4,3
3,8
3,6
3,7
3,4
3,7
archief bezienswaardige gebouwen, dorpen, stadsdelen
2,4
3,3
3,6
2,9
2,3
1,8
2,6
6,2
7,7
6,0
6,1
6,4
5,0
5,8
Het aandeel bezoeken aan cultureel erfgoed dat binnen de Rotterdamse gemeentegrenzen plaatsvond, verschilt per genre. Voor museumbezoek ligt dit aandeel iets boven de helft van alle bezoeken. Over wat meer jaren bezien lijkt dit een dalende trend. Rotterdammers gaan kennelijk steeds vaker naar musea buiten de eigen stad. Voor galeries of ateliers ligt dit aandeel iets hoger en blijft het ook vrij stabiel de afgelopen jaren, maar een jaar of tien geleden lag het wel hoger. Het aandeel archiefbezoek binnen de gemeentegrenzen schommelt door de jaren heen rond de zestig procent. Het valt op dat in de laatste twee metingen het aandeel bezoeken aan bezienswaardige gebouwen, dorpen of stadsdelen dat binnen Rotterdam plaatsvindt wat hoger ligt dan daarvoor. Wellicht vinden Rotterdammers dat er steeds meer bezienswaardigs is in hun stad. Hoewel de insteek hier onder het kopje “erfgoed” vooral doet denken aan historisch interessante plekken, kan dit, zeker in Rotterdam, ook bijvoorbeeld bezienswaardige nieuwbouw betreffen.
Cultuurparticipatie van Rotterdammers, 2013
15
Tabel 3.3 Percentage bezoeken aan cultureel erfgoed dat in Rotterdam heeft plaatsgevonden 2003
2005
2007
2009
2011
2013
museum
69
67
61
55
62
54
galerie, atelier
64
65
57
57
56
57
archief bezienswaardige gebouwen, dorpen, stadsdelen
57
61
57
59
65
63
40
26
25
25
34
32
3.2
Naar achtergrondkenmerken
Onderstaande figuur laat het aandeel bezoekers van cultureel erfgoed zien in samenhang met geslacht, leeftijd, etniciteit, opleiding en inkomen. De lijn ‘over all gemiddelde’ laat zien welk deel van alle 13 tot en met 75 jarige Rotterdammers cultureel erfgoed heeft bezocht (55 procent). Figuur 3.1 Percentage Rotterdammers dat cultureel erfgoed heeft bezocht, in samenhang met geslacht, leeftijd, etniciteit, opleiding en inkomen, 2013 80% naar kenmerken
over all gemiddelde
70% 60% 50% 40% 30%
La ag M id op de H oo g lb g aa el e op id ro ge pg le e id l (h eid bo ,w o) so c m i n i ale im m u m in im od m a a a tot m lt od ot m a ee 2 r d x m al od an aa 2x l m od aa l
w es te ni r et -w s es te rs
ja ar
ja ar t/m
75
ja ar
64 65
44
t/m 45
t/m 25
13
t/m
24
M an Vr ou w
ja ar
20%
Onder Rotterdammers van westerse komaf is het aandeel bezoekers van cultureel erfgoed veel groter dan onder Rotterdammers van niet-westerse komaf (63 procent versus 42 procent). Er is geen sterke samenhang tussen leeftijd en het wel of niet bezoeken van cultureel erfgoed. Wel is het aandeel bezoekers van cultureel erfgoed duidelijk groter onder hoger opgeleiden dan onder lager opgeleiden. Onder Rotterdammers neemt het aandeel bezoekers van cultureel erfgoed geleidelijk toe met het inkomen. De volgende figuur toont de bezoekfrequentie naar achtergrondkenmerken. Bezoekers aan cultureel erfgoed zijn verdeeld in incidentele, regelmatige en frequente bezoekers. Zo is bijvoorbeeld te zien dat bij de hoog opgeleide Rotterdammers niet alleen een groter aandeel überhaupt erfgoed bezoekt, maar ook dat een groter deel binnen die groep bezoekers tot de regelmatige of de frequente bezoekers mag worden gerekend. Voor lager opgeleiden geldt het tegenovergestelde: minder van hen bezoeken een voorstelling en van degenen die dat wel doen kunnen we een relatief groot deel tot de incidentele bezoekers rekenen. Het inkomen heeft ongeveer dezelfde invloed, zij het iets minder sterk. 16
Cultuurparticipatie van Rotterdammers, 2013
Figuur 3.2
Bezoeken aan cultureel erfgoed naar frequentie, in samenhang met geslacht, leeftijd, etniciteit, opleiding en inkomen, 2013
80% frequent (meer dan 8 keer per jaar)
70% 60% 50%
regelmatig (4 - 8 keer per jaar)
40% 30% 20%
incidenteel (1 - 3 keer per jaar)
10%
w es ni et ters -w es te rs L aa M H i dd g o oo el pg b g o p aar el e id ge o le pge id l ( h eid bo ,w o) so c m i n i ale i m m mu in od m a a to i ma tm l to m ee t 2 od r d x m aa l an o 2x daa l m od aa l
ja ar t/m ja a r 65 64 t/m ja a 75 r ja ar 44
45
t/m
25
13
t/m
24
M a Vr n ou w
0%
Dat leeftijd en opleidingsniveau van de Rotterdammers bepalend zijn voor het wel of niet bezoeken van het culturele erfgoed, was al te zien in de voorgaande figuren. Het ligt voor de hand dat dit ook per type erfgoed verschilt. Aan het einde van het vorige hoofdstuk (over bezoek aan voorstellingen) werd een figuur gepresenteerd met bolletjes. Daarmee werd weergegeven hoe het gemiddelde opleidingsniveau en de gemiddelde leeftijd is van de bezoekers aan culturele voorstellingen. Het heeft weinig zin om een zelfde figuur te maken met betrekking tot bezoekers aan cultureel erfgoed. De bolletje zouden bijna allemaal boven op elkaar liggen. Erfgoedbezoekers zijn relatief hoog opgeleid, maar hun leeftijd is vrijwel de gemiddelde leeftijd van alle Rotterdammers. Dat blijkt ook uit de voorgaande figuren, waar wel veel verschil is te zien tussen opleidingsniveaus maar niet tussen leeftijdsgroepen. Overigens geldt het voorgaande voor bezoek aan museum, galerie/atelier en bezienswaardige gebouwen, dorpen of stadsdelen, maar kan dit niet worden gezegd over archiefbezoek. Voor betrouwbare uitkomsten is het aantal respondenten dat archieven bezoekt te klein.
Cultuurparticipatie van Rotterdammers, 2013
17
4 Bezoek aan festivals en evenementen
4.1
Bezoek aan festivals
In 2013 bezocht 61 procent van de Rotterdammers een of meerdere festivals in Rotterdam. Dat is iets minder dan in de jaren daarvoor. Deze cijfers over het totale festivalbezoek staan op de onderste regel van de volgende tabel. Het lijkt erop dat er al enkele jaren een licht dalende trend zichtbaar is, maar we mogen zeker niet concluderen dat Rotterdammers steeds minder geneigd zijn tot festivalbezoek. Het verschil tussen 2009 en 2011 is in statistisch opzicht verwaarloosbaar en het verschil tussen 2011 en 2013 verdient wat toelichting. Er is dan wel sprake van een lager totaalcijfer in 2013, maar kijken we naar de afzonderlijke festivals, dan blijken de bezoekpercentages meestal gelijk gebleven of zelfs licht gestegen (Wereldhavendagen, Pleinbioscoop). Het grootste verschil tussen 2011 en 2013 zit hem in het feit dat voorheen sprake was van het Zomercarnaval én van het Dunya Festival, waar voor in de plaats in 2013 nog maar één festival was: Rotterdam Unlimited. Overigens kan niet ontkend worden dat het bezoek aan de twee afzonderlijke festivals sinds 2007 wel achteruitging. Tabel 4.1
Percentage Rotterdammers dat Rotterdamse festivals heeft bezocht 2001 34
2003 40
2005 35
2007 37
2009 31
2011 31
2013 34
-
-
-
-
-
-
24
Dunyafestival (in tabel t/m 2011)
22
20
21
25
24
20
-
Zomercarnaval (in tabel t/m 2011)
29
34
32
32
28
26
-
De Parade De Wereld van het Witte de Withkwartier (voorheen Festival de Wereld van Witte de With) Internationaal Film Festival Rotterdam
11
20
19
19
18
14
16
-
5
5
9
11
13
13
Wereldhavendagen Rotterdam Unlimited (voorheen Zomercarnaval en Dunya Festival)
12
13
11
13
14
14
13
Pleinbioscoop
-
-
7
8
8
9
13
ZomerZondagen
-
-
-
-
7
9
10
Museumnacht
-
-
5
6
6
7
8
North Sea Jazz Festival
-
-
-
7
7
9
8
24 uur cultuur
-
-
-
-
-
4
7
Dag van de Romantische Muziek
5
6
7
8
8
8
7
Metropolis Festival
5
4
4
5
5
6
7
North Sea Round Town
-
-
-
-
4
4
5
Art Rotterdam (Week)
-
-
-
-
-
-
5
Poetry International Festival
-
-
-
3
3
3
4
Boothstock
-
-
-
-
-
-
4
Cameretten Festival
-
-
-
-
-
1
3
Circusstad Festival
-
-
-
-
-
2
3
Festival De Keuze (voorheen De Internationale Keuze van de Rotterdamse Schouwburg)
-
3
2
3
3
2
3
Gergiev Festival
2
4
3
3
4
4
3
Motel Mozaïque
-
-
-
-
-
2
3
Musica Republica
-
-
-
-
2
1
3
Operadagen Rotterdam
-
-
-
2
2
3
3
Buma Rotterdam Beats Een of meer festivals bezocht
18
-
-
-
-
-
-
2
69
68
65
69
66
65
61
Cultuurparticipatie van Rotterdammers, 2013
Het percentage van 61 procent festivalbezoekers in bovenstaande tabel is veel hoger dan het percentage van 33 procent bezoekers aan “culturele festivals” genoemd in tabel 2.1, waarschijnlijk omdat voor tabel 2.1 niet naar specifieke festivals is gevraagd. Wellicht bedachten de respondenten die bijvoorbeeld de Wereldhavendagen of het Rotterdam Unlimited hebben bezocht dit pas toen ze de namen van de festivals in de vragenlijst zagen, of beschouwden ze deze evenementen niet als “cultureel festival”. Rotterdammers die in 2013 festivals hebben bezocht, brachten in dat jaar gemiddeld drie bezoeken aan festivals. Voor alle Rotterdammers ligt het gemiddelde op twee bezochte festivals per jaar.
4.2
Bezoek aan festivals naar achtergrondkenmerken
De volgende figuur laat het aandeel bezoekers van festivals zien in samenhang met geslacht, leeftijd, etniciteit, inkomen en opleiding. De lijn ‘over all gemiddelde’ toont het aandeel festivalbezoekers onder alle Rotterdammers van 13 tot en met 75 jaar (61 procent). Het festivalbezoek is groter onder mannen dan onder vrouwen, is groter onder niet-westerse dan onder westerse Rotterdammers en neemt toe met opleiding en inkomen. Figuur 4.1 Percentage Rotterdammers dat Rotterdamse festivals heeft bezocht, in samenhang met geslacht, leeftijd, etniciteit, inkomen en opleiding, 2013 75% naar kenmerken
over all gemiddelde
70% 65% 60% 55% 50% 45%
4.3
La M ag id op de H oo g lb aa el e g op id ro ge pg le e id le id (h bo ,w o) so c m i n i ale im m u m in im od m t ot a aa m lt od ot m a ee 2 r d x m al o an da 2x al m od aa l
w es ni te et r -w s es te rs
65
t/m
75
ja ar
ja ar
64
ja ar 45
t/m
44 t/m
25
13
t/m
24
M an Vr ou w
ja ar
40%
Het bezoek aan sportevenementen
Vier op de tien Rotterdammers heeft tussen het najaar van 2012 tot het najaar van 2013 een sportevenement in of rond Rotterdam bezocht. Dat is ongeveer even veel als in de twee voorgaande metingen. De In de vragenlijsten die in 2007 en eerder werden gebruikt, was de vraagstelling nogal anders, waar een veel hoger totaalbezoek uit rolde. Dat het bezoek aan afzonderlijke sportevenementen wel van jaar op jaar verandert, kan te maken hebben met externe factoren zoals het weer en biedt dus geen direct bewijs voor toe- of afnemende populaCultuurparticipatie van Rotterdammers, 2013
19
riteit van een sport(evenement) als zodanig. Het betreft hier alleen de Rotterdammers. Sportevenementen trekken uiteraard ook veel bezoekers van buiten de gemeentegrenzen. De Marathon trok relatief gezien in 2011 wat minder kijkers en in 2013 weer wat meer, waardoor dit verreweg het bestbezochte sportevenement van 2013 was. In vergelijking met 2009 is de Bavaria City Racing in 2011 door meer Rotterdammers bezocht, maar in 2013 weer iets minder. Wedstrijden van het betaald voetbal (waarin Feyenoord uiteraard een groot aandeel heeft) worden langzaamaan weer wat meer bezocht, wat wellicht samenhangt met de klassering in de eredivisie in de respectievelijke onderzoeksjaren. Dat de score voor “andere sportwedstrijden of sporttoernooien” bij de laatste meting een stuk lager dan 2 in eerdere jaren, wordt verklaard door een verandering in de vraagstelling. Wat positief opvalt, is dat het totale bezoek aan sportevenementen daardoor niet duidelijk lager is dan in voorgaande jaren. Tabel 4.2
Percentage Rotterdammers dat Rotterdamse sportevenementen heeft bezocht 1997
1999
2001
2003
2005
2007
2009
2011
2013
Marathon van Rotterdam
37
39
44
43
39
42
18
14
20
Wedstrijden betaald voetbal
14
14
17
18
13
17
11
13
15 14
Bavaria City Racing
-
-
-
-
20
17
12
16
ABN-AMRO tennistoernooi
5
4
6
6
5
6
5
5
5
CHIO
3
4
5
7
4
6
3
4
4
Rotterdamse Wieler 6 daagse
-
-
-
-
4
6
3
3
2
World Port Classic
-
-
-
-
-
-
-
2
2
Andere sportwedstrijden/-toernooien
12
8
23
23
24
39
21
29
11
Minstens een van bovenstaande
52
51
57
56
63
58
38
41
40
In de volgende figuur is het aandeel bezoekers aan Rotterdamse sportevenementen uitgesplitst naar geslacht, leeftijd, etniciteit, inkomen en opleiding. De lijn ‘over all gemiddelde’ toont het aandeel sportevenementenbezoekers onder alle Rotterdammers van 13 tot en met 75 jaar (40 procent). Er is een heel sterke samenhang tussen sportevenementenbezoek en geslacht: het aandeel bezoekers aan sportevenementen is onder mannen veel groter dan onder vrouwen. Onder ouderen, personen van nietwesterse afkomst, mensen met een laag inkomen en lager opgeleiden is het aandeel bezoekers van sportevenementen kleiner dan onder andere groepen.
2
In eerdere meetjaren was sprake van een fors langere lijst van sportevenementen. De niet bij naam genoemde sportevenementen uit voorgaande jaren zijn nu samen geteld onder de verzamelterm “andere”. Bij de vragenlijst van 2013, daarentegen, werden alleen de zeven sportevenementen genoemd die in deze tabel zijn genoemd en ten slotte de antwoordoptie “andere sportwedstrijden of sporttoernooien in of rond Rotterdam”.
20
Cultuurparticipatie van Rotterdammers, 2013
Figuur 4.2 Percentage Rotterdammers dat Rotterdamse sportevenementen heeft bezocht, in samenhang met geslacht, leeftijd, etniciteit, inkomen en opleiding, 2013 55% naar kenmerken
over all gemiddelde
50%
45%
40%
35%
4.4
La M ag id op de H oo g lb aa el e g op id ro ge pg le e id le id (h bo ,w o) so c m i n i ale im m u m in im od m t ot a aa m lt od ot m a ee 2 r d x m al o an da 2x al m od aa l
65
w es ni te et r -w s es te rs
t/m
75
ja ar
ja ar
64
ja ar 45
t/m
44 t/m
25
13
t/m
24
M an Vr ou w
ja ar
30%
Het bezoek aan overige evenementen
Onder de ‘overige evenementen’ (genoemd in de volgende tabel) is de categorie “braderieën, festivals, evenementen in de buurt” al jarenlang de meest bezochte. Het bezoek hieraan is ten opzichte van de afgelopen jaren gestegen: 54 procent van de Rotterdammers bezocht in 2013 een dergelijk evenement in de eigen buurt, waarmee dit bezoek blijft stijgen. Maar liefst 44 procent van de Rotterdammers bezocht in 2013 op Koninginnedag de festiviteiten in de Rotterdamse binnenstad. Dit aandeel is nooit eerder hoger gemeten. In 2013 was Koninginnedag dan ook een bijzondere, vanwege de troonswisseling die op die dag plaatsvond. Ook de andere in de onderstaande tabel genoemde zaken trokken in 2013 meer Rotterdammers dan in 2011. Tabel 4.3
Percentage Rotterdammers dat Rotterdamse ‘overige evenementen’ heeft 3 bezocht
Braderieën, festivals, evenementen in de buurt Koninginnedag in de binnenstad Kermis
1997
1999
2001
2003
2005
2007
2009
2011
2013
54
52
51
52
48
45
43
50
54
36
33
36
36
32
33
23
32
44
22
19
22
25
21
20
20
20
24
Zondagsmarkt Binnenrotteplein
-
-
-
-
21
20
12
21
29
Circus
4
3
8
8
7
6
5
4
6
Minstens een van bovenstaande
76
70
71
69
67
65
57
66
74
3
In 2007 is tevens gevraagd of men Jeugdvakantieland had bezocht. 3 procent van de Rotterdammers bezocht dit evenement, dat is in het totaal voor 2007 verwerkt.
Cultuurparticipatie van Rotterdammers, 2013
21
In de volgende figuur is het aandeel bezoekers aan ‘overige evenementen’ uitgesplitst naar geslacht, leeftijd, etniciteit, inkomen en opleiding. De lijn ‘over all gemiddelde’ toont het aandeel bezoekers van ‘overige evenementen’ onder alle Rotterdammers van 13 tot en met 75 jaar (74 procent). Het aandeel bezoekers is het grootst onder Rotterdammers van niet-westerse afkomst en het met het stijgen van opleiding en inkomen daalt het aandeel bezoekers. In iets mindere mate geldt ook dat het stijgen van de leeftijd samengaat met een kleiner aandeel bezoekers. Vrouwen bezoeken deze “overige evenementen” meer dan mannen. Figuur 4.3 Percentage Rotterdammers dat Rotterdamse ‘overige evenementen’ heeft bezocht, In samenhang met geslacht, leeftijd, etniciteit, inkomen en opleiding, 2013 85% naar kenmerken
over all gemiddelde
80%
75%
70%
La M ag id op de H oo g lb aa el e g op id ro ge pg le el id ei d (h bo ,w o) so c m i n i ale im m u m in im od m a a a tot m lt od ot m a ee 2 r d x m al od an aa 2x l m od aa l
w es ni te et r -w s es te rs
ja ar
ja ar 65
t/m
75
64
ja ar 45
t/m
44 t/m
25
13
t/m
24
M an Vr ou w
ja ar
65%
Leeftijd en opleidingsniveau zijn behoorlijk bepalend voor het wel of niet bezoeken van festivals, sportevenementen en overige evenementen, zo was in dit hoofdstuk al te zien. Het ligt voor de hand dat dit per festival of evenement verschilt. De volgende figuur illustreert dat. De maat van de bolletjes illustreert de omvang van het festivalpubliek, waarbij moet worden opgemerkt dat dit alleen de Rotterdammers betreft (dit geldt voor de weergave van zowel de samenstelling als de omvang van het publiek). Uiteraard komen er ook veel bezoekers naar de diverse festivals die niet in Rotterdam wonen. Toch zal de figuur ook wel een behoorlijke indicatie geven van het totale bezoek. De exacte leeftijden en opleidingsniveaus zijn niet in de figuur weergegeven. Dat zou een soort schijnnauwkeurigheid opleveren. Voor het opleidingsniveau geldt dat de hoogst genoten opleiding wordt gebruikt, tenzij de respondent op dit moment een opleiding volgt van een hoger niveau.
22
Cultuurparticipatie van Rotterdammers, 2013
Figuur 4.4
Leeftijd en opleidingsniveau van Rotterdamse bezoekers aan festivals, sportevenementen en overige evenementen
1,0
Int ernation aal Film Festi va l Rotterdam
M useu mnacht D e Wereld v/h Witte de Withkwartier Pleinbio scoo p
Gemiddeld opleidingsniveau van bezoekers
0,5
0,0
Art R otterdam (Week ) No rth Sea R ound To wn Motel Mozaïque
D e Parade N orth Sea Jazz Festival Gergiev Festival
Bo othstock
1
Dag van d e Ro mantisch e Muziek
2 Operadag en Ro tterdam
24 uur cultuur
3 Zo m erZon dag en
Cam eretten F estival
4
Metropolis Festival
5 B um a Rotte rdam Beats
Circusstad F estival
M usica R epu blica
Circus
Poetry Inte rn atio nal Festival
6
Wereldhavend agen
7 Fes tival De K euze (Rdam se Schouwb urg)
8 R otterda m Un lim ited
K oning inned ag in de binnenstad
B raderieën etc. in buurt
Zo nda gsm arkt
Kerm is
-0,5 Legenda sportevenementen 1 2 3 4 5 6 7 8
-1,0 -1,0
ABN AMRO World Tennis Tournament CHIO Rotterdam (hippische sport) ABN AMRO Marathon Rotterdam World Port Classic Andere sportwedstrijden/-toernooien Wedstrijden betaald voetbal Rabobank zesdaagse Rotterdam City Racing vh Bavaria City Racing)
Gemiddelde leeftijd van bezoekers
0,0
1,0
De figuur laat zien dat bijvoorbeeld culturele festivals (blauwe bolletjes) bijna allemaal een relatief hoog opgeleid publiek trekken terwijl de “overige evenementen” (paarsrode bolletjes) juist een lager opgeleid publiek trekken. Sportevenementen trekken relatief jonge toeschouwers. De figuur is nuttig om de festivals en evenementen onderling te vergelijken. Zo blijken de twee grootste festivals gemiddeld een wat lager opgeleid publiek te trekken. Ook is te zien dat bij de Wereldhavendagen de gemiddelde leeftijd wat hoger is dan bij Rotterdam Unlimited. Het publiek van de Dag van de Romantische Muziek is gemiddeld het oudst en dat van het Internationale Filmfestival gemiddeld genomen het hoogst opgeleid. De tegenhanger van die beide is de kermis, waar het publiek Cultuurparticipatie van Rotterdammers, 2013
23
gemiddeld genomen het jongst en het laagst opgeleid is. Uit de figuur is ook op te maken dat de gemiddelde bezoeker van het ABN AMRO World Tennis Tournament qua leeftijd en opleidingsniveau bijna hetzelfde is als de gemiddelde bezoeker van 24 uur cultuur of De Parade. Hetzelfde kan gezegd worden over enerzijds het hippische evenement CHIO Rotterdam en het North Sea Jazz Festival. De bezoekers aan het evenement City Racing hebben wat leeftijd en opleidingsniveau betreft veel gemeen met de bezoekers aan Koninginnedag in de Binnenstad. Hoe groter het bolletje, des te groter is het aandeel bezoekers onder de Rotterdamse bevolking. En hoe groter het bolletje, des te betrouwbaarder is de plek in de figuur. Voor de kleinere festivals en evenementen tellen soms niet veel respondenten als bezoeker mee, waardoor de plek van dat festival in de figuur enigszins indicatief is.
24
Cultuurparticipatie van Rotterdammers, 2013
5 Zelf beoefenen van culturele activiteiten In de voorgaande hoofdstukken zijn vormen van zogeheten receptieve cultuurdeelname besproken: bezoek aan voorstellingen, cultureel erfgoed, festivals en evenementen. Dit zijn vormen van cultuurdeelname waarbij men cultuuruitingen van anderen bezoekt, bekijkt, beluistert, et cetera. Dit hoofdstuk gaat over het zelf beoefenen van culturele activiteiten. Er wordt ingegaan op de beoefening van kunstzinnige activiteiten als tekenen en musiceren. Hiervoor zijn de vragen van de Richtlijn Cultuurdeelname Onderzoek aangepast door een aantal antwoordcategorieën te veranderen en toe te voegen.
5.1
Beoefenen van kunstzinnige activiteiten
In 2013 heeft 41 procent van de Rotterdammers kunstzinnige activiteiten beoefend. De activiteiten met de meeste beoefenaars zijn tekenen/schilderen/grafisch werk en fotografie/film/video. Bekijken we de cijfers in een tijdreeks, dan blijkt de hoge deelname in 2009 een eenmalige uitschieter waar geen duidelijke verklaring voor is. Na 2009 ligt de totale deelname (onderste regel van de tabel) wel blijvend hoger dan in 2007 en eerder, maar dat kan (mede) verklaard worden door de uitgebreidere vraagstelling sindsdien. Het totale aandeel beoefenaars van kunstzinnige activiteiten was in 2013 vrijwel hetzelfde als in 2011. Ook per afzonderlijk genre is er nauwelijks verschil zichtbaar tussen deze beide jaren. Tabel 5.1
Percentage Rotterdammers dat kunstzinnige activiteiten heeft beoefend
Tekenen, schilderen, grafisch werk
2001
2003
2005
2007
2009
2011
2013
11
11
13
14
18
17
15
Graffiti
-
-
-
-
1
1
1
Websites ontwerpen Nieuwe toepassingen (o.a. animaties/ muziek op computer)* Muziek maken op de computer
4
6
5
6
7
7
6
-
-
-
-
-
6
5
4
5
5
4
5
-
-
Dj'en Beeldhouwen, boetseren, pottenbakken, sieraden Fotografie/film/video Werken m.textiel, wandkleden/kleding maken, weven** Verhalen/gedichten schrijven, poetry slam***
-
-
-
-
2
3
3
3
4
5
5
7
5
6
6
5
8
8
18
12
13
4
5
4
5
8
7
7
6
6
6
6
8
7
7
Zang totaal****
10
9
10
10
12
10
10
Rap
-
-
-
-
2
3
2
R&B zang
-
-
-
-
3
1
2
Pop
-
-
-
-
4
3
4
Klassiek
-
-
-
-
2
3
2
Overige zang
-
-
-
-
7
6
6
Muziekinstrument bespelen
9
9
9
10
13
10
11
Toneel, mime, cabaret kleinkunst*****
4
4
4
4
3
3
2
Dans totaal
-
-
-
-
12
11
11
Ballet (klassiek, modern, jazzballet)
-
-
-
-
1
1
1
Streetdance/breakdance/krumping
-
-
-
-
3
4
3
Ander soort dans Minstens een van deze activiteiten
-
-
-
-
9
8
8
34
33
34
37
48
42
41
* T/m 2007 zonder kleding maken. ** T/m 2007 zonder poetry slam. *** T/m 2007 zang alleen als totaal gevraagd, daarna alleen naar afzonderlijke zangvormen gevraagd en achteraf totaal berekend. **** T/m 2007 zonder cabaret kleinkunst en met (volks)dans en ballet.
Cultuurparticipatie van Rotterdammers, 2013
25
In totaal doet dus bijna zestig procent van de Rotterdammers aan geen enkele kunstzinnige activiteit. 18% procent doet aan één kunstzinnige activiteit, 14% beoefent er twee en 9% doet zelfs drie of meer verschillende kunstzinnige activiteiten. Het totale aantal keer op jaarbasis dat beoefenaars een bepaalde kunstzinnige activiteit doen, staat in de onderstaande tabel. Gezien de aantallen respondenten per activiteit geldt voor veel activiteiten dat deze resultaten als indicatief moeten worden beschouwd. Van jaar tot jaar zijn in deze cijfers behoorlijke fluctuaties zichtbaar. Sommige kunstzinnige activiteiten worden vaker beoefend dan andere. Bespelers van muziekinstrumenten bespeelden hun instrument in 2013 gemiddeld 59 keer (iets meer dan eens per week). Bijna eens per week beoefenen amateurzangers en -zangeressen hun kunstdiscipline (totaal van verschillende soorten zang). Tabel 5.2
Gemiddeld aantal keer per jaar dat beoefenaars deze activiteiten doen* 2001
2003
2005
2007
2011
2013
24
35
31
25
21
24
25
-
-
-
-
10
5
7
Websites ontwerpen Nieuwe toepassingen (oa animaties/muziek op computer)* Muziek maken op de computer
10
14
16
19
6
7
6
-
-
-
-
-
15
19
32
29
37
25
15
-
-
Dj'en Beeldhouwen, boetseren, pottenbakken, sieraden Fotografie/film/video Werken m.textiel, wandkleden/kleding maken, weven* Verhalen/gedichten schrijven, poetry slam*
-
-
-
-
13
6
23
11
12
9
16
11
8
11
15
29
18
25
16
15
19
26
26
21
15
14
13
17
28
16
19
18
17
18
17
Zang totaal*
66
58
67
60
41
39
51
Tekenen, schilderen, grafisch werk Graffiti
2009
Rap
-
-
-
-
15
10
11
R&B zang
-
-
-
-
20
14
40
Pop
-
-
-
-
26
24
53
Klassiek
-
-
-
-
21
21
26
Overige zang
-
-
-
-
28
31
42
Muziekinstrument bespelen
58
71
61
63
37
57
59
Toneel, mime, cabaret kleinkunst*
16
17
34
24
15
26
16
-
-
-
-
29
28
28
Dans totaal Ballet (klassiek, modern, jazzballet)
-
-
-
-
30
12
24
Streetdance/breakdance/krumping
-
-
-
-
25
16
14
Ander soort dans
-
-
-
-
21
23
27
* Zie de noten bij tabel 5.1 voor meer toelichting
Voor de frequentie van deze activiteiten zal ook de organisatiegraad een rol spelen. Wie in een band of orkest speelt, zal dat waarschijnlijk frequenter doen dan wie alleen thuis speelt. De volgende tabel laat zien dat de ene kunstzinnige activiteit vaker dan de andere wordt beoefend in georganiseerd verband. Onder meer activiteiten als muziek, zang, dans en ook “toneel, mime, cabaret, kleinkunst” worden relatief veel in georganiseerd verband beoefend. Hierbij zal veelal ook sprake zijn van uitvoeringen of repetities, iets wat bij beeldende kunsten minder een rol speelt. Wel kan natuurlijk in alle disciplines sprake zijn van les- of cursusverband.
26
Cultuurparticipatie van Rotterdammers, 2013
Tabel 5.3
Aandeel beoefenaars dat activiteiten (vooral) in georganiseerd verband doet*
Tekenen, schilderen, grafisch werk
2001
2003
2005
2007
2009
2011
2013
29
24
21
26
24
25
21
-
-
-
-
37
64
65
21
14
25
18
19
18
19
-
-
-
-
-
23
18
10
6
16
35
10
-
-
-
-
-
-
35
37
27
45
25
35
41
32
41
38
29
28
26
23
13
20
21
21
23
21
25
20
24
17
15
15
22
18
19
18
17 48
Graffiti Websites ontwerpen Nieuwe toepassingen (oa animaties/muziek op computer)* Muziek maken op de computer Dj'en Beeldhouwen, boetseren, pottenbakken, sieraden Fotografie/film/video Werken met textiel, wandkleden/kleding maken, weven* Verhalen/gedichten schrijven, poetry slam* Zang totaal*
61
60
53
57
-
46
Rap
-
-
-
-
40
49
23
R&B zang
-
-
-
-
31
34
30
Pop
-
-
-
-
33
29
33
Klassiek
-
-
-
-
61
49
53
-
-
-
-
47
57
51
Muziekinstrument bespelen
Overige zang
31
28
32
35
27
32
32
Toneel, mime, cabaret kleinkunst*
70
73
77
77
62
70
73
-
-
-
-
-
56
58
Ballet (klassiek, modern, jazzballet)
-
-
-
-
62
45
71
Streetdance/breakdance/krumping
-
-
-
-
49
72
65
Ander soort dans
-
-
-
-
55
52
52
Dans totaal
* Zie de noten bij tabel 5.1 voor meer toelichting
5.2
Naar achtergrondkenmerken
Het aandeel beoefenaars van kunstzinnige activiteiten is onder Rotterdammers van niet-westerse afkomst iets kleiner dan onder Rotterdammers van westerse afkomst, maar bij de vorige meting bleek het tegendeel. Al met al is dit verschil klein en niet of nauwelijks betekenisvol. Wel van betekenis zijn de duidelijke verschillen in de figuur tussen leeftijdsgroepen en opleidingsniveaus. De figuur toont dat met toename van de leeftijd het aandeel kunstbeoefenaars afneemt. Het aandeel kunstbeoefenaars neemt duidelijk toe met de opleiding. Een dergelijke samenhang is niet zichtbaar bij de verdeling naar inkomensgroepen.
Cultuurparticipatie van Rotterdammers, 2013
27
Figuur 5.1
Beoefening van kunstzinnige activiteiten naar geslacht, leeftijd, etniciteit, opleiding en inkomen, in procenten, 2013
60% naar kenmerken
totaalgemiddelde
55% 50% 45% 40% 35% 30%
meer dan 2x modaal
modaal tot 2x modaal
sociale minima
Hoog opgeleid
Middelbaar opgeleid
Laag opgeleid
niet-westers
westers
65 t/m 75 jaar
45 t/m 64 jaar
25 t/m 44 jaar
13 t/m 24 jaar
Vrouw
Man
20%
minimum tot modaal
25%
Ook voor de verschillende kunstzinnige activiteiten kan een figuur met bolletjes worden gemaakt zoals in eerdere hoofdstukken werd gedaan voor de bezoekers aan voorstellingen en festivals of evenementen. De maat van de bolletjes illustreert het aandeel Rotterdammers dat een bepaalde kunstzinnige activiteit beoefent, afgezet tegen het gemiddelde opleidingsniveau en de gemiddelde leeftijd van de bezoekers. De exacte leeftijden en opleidingsniveaus zijn niet in de figuur weergegeven. Dat zou een soort schijnnauwkeurigheid opleveren. Voor het opleidingsniveau geldt dat de hoogst genoten opleiding wordt meegenomen, tenzij de respondent op dit moment een opleiding volgt van een hoger niveau. Het eerste dat uit de figuur blijkt (met name uit de inzet links bovenin) is dat vrijwel alle kunstzinnige activiteiten worden beoefend door gemiddeld genomen jonge en hoog opgeleide Rotterdammers. In de inzet zijn opleidingsniveau en leeftijd op schaal weergegeven, waarbij het kruis van de twee dikke lijnen staat voor het gemiddelde opleidingsniveau en de gemiddelde leeftijd van alle Rotterdammers. Daar is te zien dat bijna alle kunstzinnige activiteiten links boven in dit kleine assenstelsel liggen. In de grotere figuur is ingezoomd op dat gedeelte van het assenstelsel waar de bolletjes liggen. In de grotere figuur zijn dezelfde dikke lijnen (gemiddelden voor alle Rotterdammers) te zien. De reden voor dat inzoomen is op zichzelf al een belangrijke onderzoeksuitkomst: de meeste bolletjes liggen nogal dicht bij elkaar. Dat betekent dat de beoefenaars van veel van deze activiteiten gemiddeld genomen ongeveer van dezelfde leeftijd en hetzelfde opleidingsniveau zijn. Toch zijn er wel verschillen. Zo is te zien dat alleen graffiti en rap worden beoefend door Rotterdammers die iets lager dan gemiddeld zijn opgeleid en die tevens nog behoorlijk jong zijn. Ook de andere kunstzinnige activiteiten kunnen zo onderling worden vergeleken. Zo geldt ook voor streetdance/breakdance/krumping dat de beoefenaars nogal jong zijn, terwijl het tegendeel geldt voor degenen die doen aan klassieke zang of “overige zang”. Een muziekinstrument bespelen en vooral ballet zijn activiteiten waarbij de beoefenaars nog hoger opgeleid zijn dan bij de andere activiteiten. Bij een aantal kunstzinnige activiteiten geldt dat er soms wat weinig respondenten als beoefenaar meetellen, waardoor de plek van dat van die activiteit in de figuur enigszins indicatief is. Hoe groter het bolletje, des te betrouwbaarder is de plek in de figuur. 28
Cultuurparticipatie van Rotterdammers, 2013
Figuur 5.2
Gemiddelde leeftijd en opleidingsniveau van Rotterdamse beoefenaars van diverse kunstzinnige activiteiten, 2013
ballet (klassiek, modern, jazzballet)
dj-en
Gemiddeld opleidingsniveau van beoefenaars
pop zang
nieuwe toepassingen (animaties, muziek op computer)
muziekinstrument bespelen
tekenen, schilderen, grafisch werk
ander soort dans r&b zang
streetdance/ breakdance/krumping
rap
fotografie/ film/ video
toneel, mime, cabaret, kleinkunst
beeldhouwen, boetseren, pottenbakken, sieraden maken overige zang
textiel, wandkleden maken, weven, kleding maken
klassieke zang
graffiti
Cultuurparticipatie van Rotterdammers, 2013
Gemiddelde leeftijd van beoefenaars
29
6 De Bibliotheek Rotterdam
6.1
Gebruik van de Bibliotheek Rotterdam
Naar het gebruik van de bibliotheek is in het laatste VTO op een andere manier gevraagd dan in de voorgaande edities van het VTO. Deze vraagstelling is wel eerder in hetzelfde kalenderjaar (2013) gehanteerd in de omnibusenquête. De leeftijd van de onderzoekspopulatie van beide vragenlijsten is niet geheel dezelfde. Het VTO gaat doorgaans over de leeftijdsgroep 13 tot en met 75 jaar, de omnibusenquête over 16 tot en met 85 jaar. De volgende tabel laat de omnibusenquête zien met daarnaast de VTO-uitkomsten, voor exact dezelfde leeftijdsgroep en voor de gebruikelijke leeftijdsgroep (13 tot en met 75 jaar). De voornaamste conclusie bij deze tabbel is dat er weinig verschillen zijn: (ruim) een vijfde van de Rotterdammers bezoekt wel eens de grote Bibliotheek aan de Hoogstraat en (ruim) een derde maakt op een of meerdere manieren gebruik van de Bibliotheek Rotterdam. Tabel 6.1 Gebruik van de Bibliotheek Rotterdam volgens omnibusenquête 2013 en VTO 2013 Omnibus voorjaar 2013
VTO najaar 2013
VTO najaar 2013
16 t/m 85 jaar
16 t/m 85 jaar
13 t/m 75 jaar
ja, centrale bibliotheek (aan de Hoogstraat) bezocht
20
22
22
ja, andere vestiging bezocht
16
14
14
ja, website http://www.bibliotheek.rotterdam.nl bezocht
8
7
8
ja, Bibliobus bezocht
1
1
1
ja, ‘Bibliotheek op school’ bezocht
3
2
3
ja, ‘Bibliotheek aan huis’ bezocht
1
1
1
subtotaal minstens een van bovenstaande:
33
33
35
nee
67
67
65
In voorgaande edities van het VTO werd op een andere manier gevraagd naar het gebruik van leenvoorzieningen, waarvan de bibliotheek er een was. Daarbij ging het om bibliotheken in het algemeen, dus ook andere dan de Bibliotheek Rotterdam. Volgens die meting maakte in 2011 35 procent van de Rotterdammers gebruik van een bibliotheek. Dit aandeel bibliotheekgebruikers volgens de voorgaande methode gemeten, was dalende. Omdat de vraagstelling in 2013 grondig is aangepast, is die trend niet door te trekken naar 2013, maar een voorzichtige hypothese is wel mogelijk. Doordat de vraag naar het gebruik van de bibliotheek tegenwoordig een stuk uitgebreider is dan voorheen pakt de uitkomst, “het bibliotheekgebruik” dus, waarschijnlijk hoger uit dan volgens de vorige meetmethode. Hadden we de vraagstelling uit eerdere metingen gehandhaafd, dan zou de uitkomst voor 2013 waarschijnlijk lager zijn geweest dan de 35% die er nu uitrolt. Dit laatste blijft wat speculatief. Toekomstig onderzoek moet uitwijzen hoe de trend zich vanaf nu verder ontwikkelt. De waarschijnlijke daling van bibliotheekgebruik zal ongetwijfeld samenhangen met een veranderend gebruik van het fenomeen bibliotheek. Zo blijkt uit landelijk onderzoek en bijvoorbeeld lokaal onderzoek 4 in Amsterdam dat enerzijds de uitleningen in aantal afnemen , maar anderzijds: bibliotheken gaan naast de fysieke uitleningen steeds meer diensten leveren op het gebied van ontsluiten en verwijzen. 4
Berg, H. O. van den. (2013). Culturele sector. In: NRIT Media. Trendrapport toerisme, recreatie en vrije tijd 2013. Nieuwegein: Arko Sports Media. / “Amsterdam in cijfers 2014” op www.os.amsterdam.nl/feiten-en-cijfers/amsterdam/cultuur-enmonumenten
30
Cultuurparticipatie van Rotterdammers, 2013
6.2
Lidmaatschap van de Bibliotheek Rotterdam
In het verleden vroeg het VTO niet naar lidmaatschap van de Bibliotheek Rotterdam. Dat is in de laatste meting wel gedaan, evenals in de eerder genoemde omnibusenquête. Ook hier geldt weer dat de leeftijdsgroepen waar beide enquêtes doorgaans uitspraken over doen, niet geheel overeenstemmen. De volgende tabel toont een tijdreeks op basis van de omnibusenquête, aangevuld met uitkomsten van het VTO. Die laatste worden eerst weergegeven voor de “omnibus-leeftijdsgroep” 16 tot en met 85 jaar en ten slotte ook voor de groep waarover het VTO doorgaans gaat: de 13 tot en met 75-jarigen. Tabel 6.2
Lidmaatschap van de Bibliotheek Rotterdam, omnibusenquête 2007-2013 en VTO 2013, in procenten Omnibusenquête, 16-85 jaar
Momenteel zelf lid van de bibliotheek Vroeger wel eens lid geweest Nooit lid geweest
VTO, 16-85 jaar VTO, 13-75 jaar
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2013
2013
24
24
23
21
23
20
16
16
18
43
41
41
44
44
45
45
45
44
33
35
36
35
33
35
39
39
38
Hoewel we bij het gebruik van de Bibliotheek dus nog twijfelden over de tijdreeks vanwege een gewijzigde vraagstelling, blijkt bij de vraag naar lidmaatschap (die al jaren niet gewijzigd is) dat er sprake is van een dalende trend. Bij de laatste meting van de omnibusenquête had de gedachte nog kunnen zijn dat de uitslag wellicht door het toeval wat laag uitviel, maar het VTO bevestigt deze uitkomst met exact dezelfde cijfers. Althans, wanneer dezelfde leeftijdsgroep wordt beschouwd. Kijken we naar de iets jongere leeftijdsgroep die in de rest van deze rapportage steeds wordt beschouwd, dan blijkt de uitkomst niet veel te veranderen, maar zijn er iets meer mensen “momenteel zelf lid” van de bibliotheek: 18 procent.
6.3
Gebruik en lidmaatschap naar achtergrondkenmerken
Om gebruik te maken van de Bibliotheek Rotterdam hoeft men niet per sé lid te zijn. Om boeken of andere materialen te lenen is dat wel noodzakelijk. Maar iets in de bibliotheek opzoeken, er gaan lezen, studeren, et cetera en zeker ook de website gebruiken kan ook zonder lid te zijn. De volgende figuur laat zien dat er verschillen zijn tussen groepen Rotterdammers als het gaat om het gebruik van de Bibliotheek Rotterdam, en als het gaat om het lidmaatschap.
Cultuurparticipatie van Rotterdammers, 2013
31
Figuur 6.1
gebruik en lidmaatschap van de Bibliotheek Rotterdam, in procenten, naar geslacht, leeftijd, etniciteit, opleiding en inkomen, 2013 gebruik naar kenmerken
lidmaatschap naar kenmerken
gebruik totaalgemiddelde
lidmaatschap totaalgemiddelde
50% 40% 30% 20%
meer dan 2x modaal
modaal tot 2x modaal
sociale minima
Hoog opgeleid
Middelbaar opgeleid
Laag opgeleid
niet-westers
westers
65 t/m 75 jaar
45 t/m 64 jaar
25 t/m 44 jaar
13 t/m 24 jaar
Vrouw
Man
0%
minimum tot modaal
10%
Vrouwen maken meer gebruik en zijn meer lid dan mannen. Dat jongeren veel gebruikmaken van de Bibliotheek Rotterdam zal samenhangen met school of studie en dat zij vaak lid zijn is deels te verklaren door het gratis lidmaatschap voor de jeugd. Rotterdammers met een niet-westerse achtergrond maken duidelijk meer gebruik, maar hun percentage lidmaatschap is nauwelijks bovengemiddeld. Dat geldt ook voor de hoger opgeleiden én voor de sociale minima. Lager opgeleiden laten het tegenovergestelde beeld zien: hun lidmaatschap is bovengemiddeld maar hun gebruik is benedengemiddeld. Wat al met al blijkt, is dat de verhouding tussen lidmaatschap en gebruik voor de ene groep anders ligt dan voor de andere. Ook blijken de verschillen tussen de groepen niet groot wanneer het gaat om het lidmaatschap maar zijn die iets groter wanneer het gaat om het gebruik.
32
Cultuurparticipatie van Rotterdammers, 2013
7 Lokale cultuurcentra en cultuurdeelname per gebied
7.1
Bezoek aan Lokale Cultuurcentra
In 2013 bezocht een kwart van de Rotterdammers (25%) minstens één van de in onderstaande tabel genoemde Lokale Cultuurcentra (LCC’s). In 2011 was dit percentage nagenoeg hetzelfde en in 2009 was dit met 23 procent iets lager. De daling tussen 2011 en 2013 is wellicht verwaarloosbaar, maar ook een gelijkblijvend bezoekerspercentage is niet erg positief: in 2013 zijn drie LCC’s aan het rijtje van 2011 toegevoegd, maar het gemeten LCC-bezoek is niet toegenomen. ’t Klooster in Feijenoord is door iets minder Rotterdammers bezocht dan in het “topjaar” 2011, maar is toch ook in 2013 het best bezochte LCC. Ook De Larenkamp scoort in 2013 weer goed, vergeleken met de andere LCC’s. De andere LCC’s zijn elk door 2 tot 4 procent van de Rotterdammers bezocht. In de vraag werden de officiële LCC’s van Rotterdam genoemd, maar bij de laatste antwoordmogelijkheid kon men zelf andere locaties invullen. Tellen we die allemaal mee (ook al zijn het geen echte LCC’s), dan blijkt in totaal een derde van de Rotterdammers minstens één LCC of andere gebouw te hebben bezocht voor een culturele activiteit. Tabel 7.1
Percentage Rotterdammers dat Lokale Cultuurcentra heeft bezocht, 2009 - 2013
Naam van LCC
Ligging
2009
2011
2013
Gebouw 't Klooster Gebouw De Larenkamp
Feijenoord
5
8
6
Charlois
5
6
5
Gebouw De Romeijnshof Gebouw Zevenkamp
Prins Alexander
-
4
4
Prins Alexander
4
4
4
Wijktheater 't Kapelletje
Noord
4
6
4
Gebouw Het Klooster
Noord
-
-
3
Cultuurhuis
Delfshaven
4
5
3
Gebouw de Castagnet
Hillegersberg-Schiebroek
3
4
3
Gebouw de Hoekstee
Hoek van Holland
2
4
3
LCC Lombardijen
IJsselmonde
3
5
2
Gebouw Musica
Overschie
-
-
2
Gebouw De Zevensprong
Hoogvliet
3
4
2
Gebouw De Ontmoeting
Rozenburg
-
-
2
23
26
25
Minstens één van bovenstaande LCC’s bezocht
LCC’s zijn niet bedoeld om de gehele stad als verzorgingsgebied te bedienen. Daarom is het interessant om per gebied te kijken hoe groot het bezoek is aan het “eigen” LCC binnen dat gebied. Met gebieden worden hier de vroegere deelgemeenten bedoeld. Het aandeel Rotterdammers dat in 2013 een LCC in het eigen gebied bezocht, verschilt sterk per gebied, zo is in de volgende figuur te zien. Bij deze figuur is het goed om te bedenken dat in de gebieden Noord en Prins Alexander twee LCC’s zijn en dat Pernis, Kralingen-Crooswijk en Rotterdam Centrum geen “eigen” LCC hebben. De donkerblauwe staafjes in de figuur staan voor het aandeel inwoners dat wel eens een LCC bezoekt, in het eigen gebied of in de rest van de stad. De lichtblauwe staafjes betreffen het LCC-bezoek uitsluitend binnen het gebied waar men zelf woont. Binnen elk gebied is dus het donkerblauwe staafje bijna per definitie hoger dan het lichtblauwe. Alleen voor Hoek van Holland (en dat is ook weer niet ze verwonderlijk) is Cultuurparticipatie van Rotterdammers, 2013
33
het hoge aandeel bezoekers aan de “eigen” LCC gelijk is aan het totale LCC-bezoek. Voor IJsselmonde geldt dat men meer een LCC buiten het eigen gebied bezoekt dan dat men het “eigen” LCC bezoekt. Figuur 7.1
Bezoek aan LCC’s in het eigen gebied en in de hele stad, 2013
80% 70%
In eigen gebied, score per gebied
In gehele stad, score per gebied
In eigen gebied, over all gemiddelde
In gehele stad, over all gemiddelde
60% 50% 40% 30% x 20%
KralingenCrooswijk
Pernis
IJsselmonde
Delfshaven
Noord
Hoogvliet
HillegersbergSchiebroek
Feijenoord
Charlois
Overschie
Prins Alexander
Rozenburg
Hoek van Holland
0%
Rotterdam Centrum
10%
In de volgende figuur is te zien dat het aandeel bezoekers van Lokale Cultuurcentra onder Rotterdamse mannen en vrouwen vergelijkbaar is. LCC’s worden relatief het meest bezocht door ouderen (65-75 jaar), personen van niet-westerse afkomst, mensen met een laag of middelbaar opleidingsniveau en mensen met een laag inkomen. Figuur 7.2
Bezoek aan LCC’s naar achtergrondkenmerken, 2013
34% naar kenmerken
over all gemiddelde
32% 30% 28%
26% 24%
34
Cultuurparticipatie van Rotterdammers, 2013
meer dan 2x modaal
modaal tot 2x modaal
sociale minima
Hoog opgeleid
Middelbaar opgeleid
Laag opgeleid
niet-westers
westers
65 t/m 75 jaar
45 t/m 64 jaar
25 t/m 44 jaar
13 t/m 24 jaar
Vrouw
Man
20%
minimum tot modaal
22%
7.2
Verschillende vormen van cultuurparticipatie per gebied
De volgende tabel toont per gebied de indexcijfers voor een aantal belangrijke vormen van cultuurdeelname. Het totaal van heel Rotterdam is steeds het cijfer 100. Een leesvoorbeeld: het cijfer 123 linksboven in de tabel betekent dat het aandeel inwoners dat wel eens aan filmbezoek doet in Rotterdam Centrum 23% hoger ligt dan in heel Rotterdam. In dezelfde kolom, onder in de tabel is voor Pernis het cijfer 80 te zien, wat inhoudt dat het aandeel filmbezoekers onder de Pernissers 20% lager ligt dan in heel Rotterdam. Overigens zijn de verschillen tussen de scores per gebied vaak nog groter wanneer we meer in detail kijken. Als we bijvoorbeeld niet naar het totaal van culturele voorstellingen kijken, maar specifiek naar voorstellingen op het gebied van ballet of andere soorten dans, dan scoort Rotterdam Centrum ongeveer zes maal zo hoog als Charlois. Het samen tellen van meerdere genres maakt de indexcijfers wat minder grillig. In de laatste kolom van de tabel is nog eens een optelling van alle voorgaande kolommen per gebied met elkaar vergeleken. Op basis van deze cijfers is de tabel gesorteerd van hoog naar laag. Volgens deze methode is de over all cultuurdeelname het hoogst in Rotterdam Centrum en het laagst in Pernis. Overigens geldt voor de kleinere gebieden Pernis, Rozenburg en Hoek van Holland dat de aantallen respondenten niet zo groot zijn, waardoor deze uitkomsten iets minder zeker zijn.
kunstzinnige activiteiten beoefenen
alles bij elkaar opgeteld 113
131
109
114
55
120
109
113
83
101
102
gebruik van Bibliotheek Rotterdam
107
91
overige evenementen
114
sportevenementen
121
festivals
118
cultureel erfgoed
70
culturele voorstellingen (excl. film)
LCC-bezoek (in hele stad)
Indexcijfers voor cultuurdeelname in verschillende genres per gebied (deelgemeente) filmbezoek
Tabel 7.2
123
121
130
139
134
108
125
Hillegersberg-Schiebroek
119
116
126
103
121
105
102
Noord
112
117
111
111
96
102
101
Kralingen-Crooswijk
113
103
119
116
126
96
Delfshaven
104
102
109
105
76
108
Overschie
Rotterdam Centrum
107
96
83
97
94
106
85
119
101
98
Prins Alexander
98
103
100
91
109
84
102
119
87
97
Feijenoord
98
82
83
97
89
106
101
109
97
95
Hoogvliet
84
96
89
86
93
102
94
93
91
92
Hoek van Holland
74
95
86
56
89
89
59
279
93
92
IJsselmonde
89
90
91
85
107
99
94
82
83
92
Rozenburg
89
93
87
62
75
102
62
167
98
89
Charlois
79
87
74
102
86
100
82
112
85
89
Pernis
80
102
78
78
83
84
66
80
96
84
100
100
100
100
100
100
100
100
100
100
Rotterdam totaal
Bij een snelle blik op de voorgaande tabel gaat de aandacht al snel naar de kolom met betrekking tot het bezoek aan LCC’s, de lokale cultuurcentra. In de bovenste regels valt op dat de bewoners van Rotterdam Centrum en van Kralingen-Crooswijk bovengemiddeld doen aan vrij veel vormen van cultuurdeelname, maar dat geldt niet voor het bezoek aan LCC’s. de verklaring is eenvoudig: deze gebieden hebben geen eigen LCC. Meer naar onderen in de tabel geldt het tegenovergestelde voor de gebieden Hoek van Holland en Rozenburg, wat zeer waarschijnlijk wordt verklaard door hun ligging. Cultuurparticipatie van Rotterdammers, 2013
35
De onderlinge vergelijking tussen gebieden is makkelijker op grond van indexcijfers, die in de voorgaande tabel zijn weergegeven. Desondanks zijn natuurlijk ook de “echte” deelnamepercentages per gebied interessant. Die zijn te zien in de volgende tabel. Hier worden dus in feite dezelfde onderzoeksuitkomsten getoond, maar nu met de daadwerkelijke percentages per gebied. Een leesvoorbeeld: linksboven in de tabel is te zien dat 74% van de inwoners van Rotterdam Centrum wel eens een filmvoorstelling bezoekt. Onderaan in dezelfde kolom is te zien dat we hetzelfde kunnen zeggen over slechts 48% van de inwoners van Pernis. Voor heel Rotterdam geldt dat 60% wel eens een filmvoorstelling bezoekt. Net als bij de vorige tabel geldt ook nu: voor de kleinere gebieden Pernis, Rozenburg en Hoek van Holland zijn de aantallen respondenten niet zo groot, waardoor deze uitkomsten iets minder zeker zijn.
culturele voorstellingen (excl. film)
cultureel erfgoed
festivals
sportevenementen
overige evenementen
gebruik van Bibliotheek Rotterdam
LCC-bezoek (in hele stad)
kunstzinnige activiteiten beoefenen
Cultuurdeelname in verschillende genres in procenten per gebied (deelgemeente) filmbezoek
Tabel 7.3
Rotterdam Centrum
74
81
72
84
54
81
44
18
48
Hillegersberg-Schiebroek
71
78
70
63
49
78
36
29
44
Noord
67
78
61
67
39
76
35
23
54
Kralingen-Crooswijk
67
69
66
70
51
72
40
14
49
Delfshaven
62
68
61
63
31
80
39
21
42
Overschie
64
64
46
59
38
79
30
30
41
Prins Alexander
58
69
55
55
44
63
36
30
36
Feijenoord
58
55
46
59
36
79
35
27
40
Hoogvliet
50
64
50
52
38
76
33
23
37
Hoek van Holland
44
63
48
34
36
66
21
70
38
IJsselmonde
53
60
51
51
43
74
33
21
34
Rozenburg
53
62
48
37
30
76
22
42
40
Charlois
47
58
41
61
35
75
29
28
35
Pernis
48
68
43
47
33
62
23
20
40
Rotterdam totaal
60
67
55
61
40
74
35
25
41
36
Cultuurparticipatie van Rotterdammers, 2013
8 Gebruik van informatie over cultuur
8.1
Algemeen
In 2013 heeft 88 procent van de Rotterdammers zich via één of meer informatiebronnen geïnformeerd over “het wat, waar en wanneer van culturele activiteiten in Rotterdam”. Dat is iets minder dan in voorgaande jaren. Een kwart maakte gebruik van een van de kanalen van Rotterdam Festivals en/of het Rotterdams Uitburo. 44% maakte gebruik van minstens één digitale informatiebron. Dit aandeel is sinds 2011 niet gestegen. Wel stijgend is het aandeel dat gebruik maakt van wat in de tabel genoemd wordt “sociale netwerken”, zoals Facebook et cetera. Nu meer dan een kwart van de Rotterdammers gebruikt dit als informatiebron. Huis-aan-huisbladen blijven in belang afnemen maar zijn nog steeds de op een na belangrijkste bron van informatie. Verreweg het belangrijkst zijn en blijven de eigen familie, vrienden, et cetera. Tabel 8.1
Percentage Rotterdammers dat gebruik heeft gemaakt van informatiebronnen om zich te informeren over culturele activiteiten in Rotterdam, 2007-2013
vrienden, familie, kennissen of collega's (mond tot mond reclame)
2007 47
2009 47
2011 46
2013 50
huis aan huisbladen zoals Havenloods en Echo
47
44
36
30
televisie
44
34
29
30
Metro of Spits brochures, folders, flyers, programmaboekjes van culturele organisaties / activiteiten / festivals affiches, uithangborden, posters van culturele organisaties / activiteiten / festivals sociale netwerken (Facebook, Twitter, LinkedIn, Google+, Hyves, instagram, YouTube, Pinterest etc.) de websites of sociale media van culturele organisaties / activiteiten /festivals het AD / Rotterdams Dagblad
39
33
28
29
37
30
34
28
34
35
27
28
-
11
21
27
13
15
14
24 19
27
24
20
radio
27
23
19
19
Uitagenda Rotterdam de website www.rotterdamfestivals.nl of sociale media van Rotterdam Festivals (Facebook, Twitter) de website www.rotterdamsuitburo.nl of sociale media van het Rotterdams Uitburo (Facebook, Twitter kabelkrant, teletekst de website www.rotterdam.info of sociale media van Rotterdam.info (Facebook, Twitter) een landelijk dagblad een digitale nieuwsbrief van het Rotterdams Uitburo (Uitmail, MuseumUitmail, KidsUitmail) een bezoek aan de vestiging van Rotterdam.info (VVV) op de Coolsingel anders
21
21
17
19
-
-
8
7
5
7
5
7
16
10
8
6
8
7
7
6
13
8
6
6
2
3
2
2
1
2
1
1
1
5
1
1
Minstens één van de digitale informatiebronnen Minstens één van de informatiebronnen van Rotterdam Festivals/ Uitburo Minstens één informatiebron
31
34
44
44
25
25
20
25
91
95
92
88
Cultuurparticipatie van Rotterdammers, 2013
37
In 2013 gebruikten Rotterdammers die zich over culturele activiteiten informeerden gemiddeld 3,8 bronnen. Dat is vergelijkbaar met eerdere jaren, maar er lijkt een dalende trend zichtbaar: in 2007 gebruikten degenen die wel eens dit soort informatie zochten gemiddeld nog 4,6 verschillende bronnen, in 2009 was dit 4,0, in 2011 3,9 en in 2013 was dit 3,8.
8.2
Naar achtergrondkenmerken
De volgende tabel toont voor verschillende groepen Rotterdammers in hoeverre zij de eerder genoemde informatiebronnen gebruiken om zich te informeren over culturele activiteiten in Rotterdam. De informatiebronnen met de meeste gebruikers zijn afzonderlijk genoemd.
huis aan huisbladen zoals Havenloods en Echo
televisie
Metro of Spits
broch., folders, flyers, progr.boekjes van cult. org./activ./festivals
affiches, uithangborden, posters van cult. org./activ./festivals
sociale netwerken
de websites / sociale media van cult. org./activ./festivals
het AD / Rotterdams Dagblad
radio
Uitagenda Rotterdam
Minstens één van de digitale informatiebronnen
Minstens één van de bronnen van Rotterdam Festivals/Uitburo
Minstens één informatiebron
Gebruik van informatiebronnen om zich te informeren over culturele activiteiten, in procenten naar achtergrondkenmerken, 2013
vrienden, familie, kennissen of collega's
Tabel 8.2
alle Rotterdammers
50
30
30
29
28
28
27
24
19
19
19
44
25
88
mannen
47
28
31
28
25
25
23
24
21
21
16
41
21
87
vrouwen
53
32
29
29
30
30
31
24
18
18
22
47
28
89
13 t/m 24 jaar
55
10
38
33
27
29
48
27
20
18
14
57
17
86
25 t/m 44 jaar
55
27
26
27
32
34
33
31
13
18
21
54
30
92
45 t/m 64 jaar
45
41
29
29
25
22
14
18
21
20
19
31
24
85
65 t/m 75 jaar
39
49
30
28
20
14
8
11
34
21
23
18
26
85
westers
53
34
24
26
30
32
28
29
23
18
23
49
29
90
niet-westers
46
24
39
33
23
20
26
16
13
20
13
35
18
84
laag opgeleid
43
28
38
29
16
18
22
11
20
22
9
29
12
82
middelbaar opgeleid
49
30
33
32
26
25
29
24
21
21
16
43
21
87
hoog opgeleid
60
33
18
24
40
40
31
36
16
14
33
59
41
95
sociale minima
43
21
34
32
23
21
28
19
15
20
13
38
17
83
minimum tot modaal
50
35
35
34
25
24
26
19
19
22
21
38
25
88
modaal tot 2x modaal
55
36
24
27
29
31
26
27
22
17
22
47
29
90
meer dan 2x modaal
57
37
20
19
36
39
28
34
23
15
27
56
35
97
38
Cultuurparticipatie van Rotterdammers, 2013
Tussen mannen en vrouwen zijn de verschillen klein. Jongeren maken meer gebruik van sociale netwerken en televisie. Zij scoren ook hoog op de totaaltelling van digitale informatiebronnen. Ouderen gebruiken meer de huis aan huisbladen, het AD/Rotterdams Dagblad en de Uitagenda Rotterdam. In de vragenlijst werd achter de woorden “sociale netwerken” tussen haakjes toegelicht: Facebook, Twitter, LinkedIn, Google+, Hyves, Instagram, YouTube, Pinterest etc. In de kolom met betrekking tot deze informatiebron(nen) is leeftijd het enige persoonskenmerk dat een echt onderscheid maakt, maar dat is dan ook een behoorlijk duidelijk onderscheid. Jongere Rotterdammers gebruiken dit duidelijk meer dan hun oudere stadsgenoten. Rotterdammers met een niet-westerse achtergrond maken relatief veel gebruik van televisie en Metro/Spits en gebruiken de meeste andere genoemde informatiebronnen juist relatief weinig. Veel informatiebronnen worden meer door hoger dan door lager opgeleiden gebruikt en meer door mensen met een hoog dan met een laag inkomen. Dit geldt echter niet voor televisie en radio. Ook bij het inkomensniveau blijkt het verschil het duidelijkst tussen de hoogste en de laagst categorie. De hoogste inkomensgroep gebruikt bijna alle informatiebronnen relatief veel, maar dat geldt niet voor tv, radio en de gratis kranten Metro en Spits. In de voorgaande tabel is rechts bovenin te zien dat 88% van de Rotterdammers minstens überhaupt een of meer informatiebronnen raadpleegt. Dat cijfer betekent dat de overige twaalf procent van de Rotterdammers juist geen informatiebronnen te raadplegen omdat men geen interesse heeft in culturele activiteiten in Rotterdam. Dit aandeel dat minstens een informatiebron gebruikt ligt duidelijk lager onder ouderen, lager opgeleiden en Rotterdammers met een lager inkomen. Onder de hoogste inkomens en de hoogst opgeleide Rotterdammers gebruikt bijna honderd procent wel een of meer van deze informatiebronnen en is dus bijna niemand die geen interesse heeft in culturele activiteiten in Rotterdam.
De volgende figuur is een “bolletjesfiguur” zoals die ook in eerdere hoofdstukken al werd gepresenteerd. De gebruikers van de diverse informatiebronnen zijn weergegeven op twee assen, met betrekking tot leeftijd en opleidingsniveau. De maat van de bolletjes illustreert het aandeel Rotterdammers dat een bepaalde informatiebron gebruikt. Bij een aantal informatiebronnen geldt dat er soms wat weinig respondenten als gebruiker meetellen, waardoor de plek van dat van die activiteit in de figuur enigszins indicatief is. Hoe groter het bolletje, des te betrouwbaarder is de plek in de figuur. De plek van een bolletje representeert het gemiddelde opleidingsniveau en de gemiddelde leeftijd van de gebruikers van die informatiebron. Voor het opleidingsniveau geldt dat de hoogst genoten opleiding wordt meegenomen, tenzij de respondent op dit moment een opleiding volgt van een hoger niveau. In de figuur is te zien dat de meeste digitale informatiebronnen linksboven liggen: gebruikers daarvan zijn relatief jong en hoog opgeleid. De jongste gebruikersgroep is er voor de sociale netwerken, een groep gebruikers die wel bovengemiddeld maar niet extreem hoog is opgeleid. (Dit bolletje ligt het verst naar links maar niet extreem hoog in de figuur.) De website en sociale media van het Rotterdams Uitburo hebben juist de hoogst opgeleide gebruikersgroep, die qua leeftijd maar iets jonger dan gemiddeld is. het laagst opgeleid is de groep die het antwoord aankruiste “niets, ik ben daarin niet geïnteresseerd”. Het oudst is de groep die gebruik maakt van de diverse thuisbezorgde kranten: huis-aan-huisbladen, een landelijk dagblad en het AD/Rotterdams Dagblad.
Cultuurparticipatie van Rotterdammers, 2013
39
Gemiddeld opleidingsniveau van gebruikers
Figuur 8.1
Gemiddelde leeftijd en opleidingsniveau van Rotterdamse gebruikers van diverse informatiebronnen over culturele activiteiten in Rotterdam, 2013
1: w ebsites/ sociale media van cult. organisaties 2: w ebsite of sociale media van R'dam Festivals
w ebsite of sociale media van het R'dams Uitburo
digitale nieuw sbr. v. R'dams Uitburo
3: w ebsite of sociale media van Rotterdam.info
1
2 Uitagenda Rotterdam
3
sociale netw erken (social media)
een landelijk dagblad
brochures, folders, flyers, progr.boekjes v. cult. organ.
affiches, uithangborden, posters v. cult. organ.
bezoek aan vestiging Rotterdam.info (VVV) op Coolsingel
vrienden, familie, kennissen, collega's
huis aan huisbladen
Metro of Spits
radio
televisie
het AD/ Rotterdams Dagblad
kabelkrant, teletekst
niet, ik ben daar niet in geïnteresseerd
Gemiddelde leeftijd van gebruikers
40
Cultuurparticipatie van Rotterdammers, 2013
9 Mediagebruik
9.1
Televisie en radio
Bijna alle Rotterdammers kijken wel eens televisie. Toch is dit aandeel is 2013 duidelijk iets kleiner dan in voorgaande jaren. Zes procent kijkt niet, en bovendien zijn er nu wat meer Rotterdammers dan voorheen die gemiddeld minder dan een half uur per dag kijken, ook zes procent. In voorgaande jaren was er weinig verandering te bespeuren in deze cijfers, maar nu lijken dus meer Rotterdammers niet of slechts weinig tv te kijken. Van al degenen die wel kijken, is de gemiddelde kijktijd wel een paar minuten per dag hoger dan in de meting van twee jaar eerder, maar het gemiddelde aantal tv-kijkuren blijft nog altijd vrij stabiel rond de (bijna) drie uur per dag. Tabel 9.1
Percentage Rotterdammers dat televisie kijkt 1997
minder dan ½ uur per dag
1
1999 1
2001 0
2003 1
2005
2007
1
1
2009 1
2011
2013
1
6
½ tot en met 1 uur per dag
16
17
15
16
19
19
21
21
20
1 t/m 2 uur per dag
29
27
29
29
29
30
28
29
27
2 t/m 3 uur per dag
18
19
23
20
20
20
19
21
18
3 t/m 4 uur per dag
17
16
16
15
14
13
13
11
10
meer dan 4 uur per dag
15
16
15
15
14
14
14
13
13
kijkt wel eens
97
97
99
98
98
97
97
97
94
kijkt helemaal niet totaal
aantal uren per dag (alleen de kijkers)
3
3
1
2
2
3
3
3
6
100
100
100
100
100
100
100
100
100
3,0
3,0
3,1
2,9
2,8
2,9
2,9
2,7
2,8
Het aandeel Rotterdammers dat wel eens naar de regionale zender TV Rijnmond kijkt, was al langer aan verandering onderhevig: tussen 2001 en 2009 daalde het fors. In 2011 leek het aandeel zich te stabiliseren, maar in 2013 blijkt het weer verder gedaald. Drie op elke tien Rotterdammers kijkt tegenwoordig wel eens naar TV Rijnmond. Niettemin is er ook een procentje van de Rotterdamse bevolking dat meer dan twee uur per dag naar deze zender kijkt. De tijd die kijkers naar TV Rijnmond hieraan besteden, ligt gemiddeld genomen al jaren rond een uur per dag. Tabel 9.2
Percentage Rotterdammers dat naar TV Rijnmond kijkt 1997
1999
2001
2003
2005
2007
minder dan ½ uur per dag
13
13
14
13
12
10
2009 6
2011 8
2013 14
½ tot en met 1 uur per dag
12
31
37
40
35
35
28
24
23
1 t/m 2 uur per dag
2
2
3
3
3
2
2
2
2
Meer dan 2 uur per dag
1
1
1
1
1
1
1
1
1
kijkt wel eens
48
54
58
53
52
42
34
35
30
kijkt helemaal niet
52
46
42
47
48
57
66
66
70
100
100
100
100
100
100
100
100
100
0,8
0,7
0,8
0,8
0,9
1,0
1,1
0,9
1,0
totaal aantal uren per dag (alleen de kijkers)
Cultuurparticipatie van Rotterdammers, 2013
41
In 2011 is voor het eerst aan de Rotterdammers gevraagd hoeveel uur zij per week naar Rotterdamse zenders zoals DNMAC/ETV en Rotterdam TV kijken. In 2013 is de vraag herhaald, maar ging het om 5 “Rotterdamse zenders zoals Megastad FM, buurtzenders of migrantenomroep”. 17% van de Rotterdammers kijkt wel eens naar een van deze zenders. De Rotterdammers die naar deze zenders kijken, doen dat gemiddeld bijna een half uur per week. Sinds de vorige meting is daarin nauwelijks verandering gekomen. Tabel 9.3
Percentage Rotterdammers dat Rotterdamse zenders kijkt 2011
2013
16
15
minder dan ½ uur per week ½ tot en met 1 uur per week
2
2
1 t/m 2 uur per week
1
1
Meer dan 2 uur per week kijkt wel eens kijkt helemaal niet
1
0
19
17
81
83
totaal
100
100
aantal uren per week (alleen de kijkers)
0,4
0,4
9.2
Radio luisteren
Zeven op de tien Rotterdammers luistert wel eens naar de radio. Twee op de tien luister wel eens naar Radio Rijnmond en ongeveer een op de tien beluistert wel eens een lokale Rotterdamse radiozender. Tabel 9.4
Percentage Rotterdammers dat naar de radio luistert, 2011 Radio in totaal
Radio Rijnmond
Rotterdamse zenders
2011
2013
2011
2013
hooguit 1 uur per dag
28
29
13
13
6
6
1 t/m 2 uur per dag
13
11
3
3
2
1
2 t/m 5 uur per dag
15
15
3
3
1
1
meer dan 5 uur per dag
18
15
2
2
2
1
luistert wel eens
74
69
21
20
11
9
luistert niet totaal
Aantal uren per dag (alleen luisteraars)
9.3
2011
2013
26
31
79
80
89
91
100
100
100
100
100
100
3,5
3,4
2,0
2,0
2,9
2,2
Het gebruik van internet
Ruim negen op de tien Rotterdammers (93%) geeft aan thuis wel eens iets te doen op internet. De groei van het internetgebruik zet ook in 2013 nog wel door, maar lijkt zo langzamerhand wel te stagneren. Dat wordt geïllustreerd door de volgende figuur.
5
De lokale omroep OPEN Rotterdam werd dus in deze vraagstelling niet genoemd.
42
Cultuurparticipatie van Rotterdammers, 2013
Figuur 9.1
Internetgebruik door Rotterdammers, 2007-2013*
100% 90% 80% 70% 60% 2007
2009
2011
2013
*Sinds 2011 is de opbouw van de vragen iets anders dan voordien. Hierdoor zal het aandeel internetgebruikers hooguit 2 procentpunten hoger uitvallen dan wanneer dit niet was gedaan.
In de volgende tabel is te zien wat Rotterdammers zoal doen op internet. De internetactiviteiten zijn gesorteerd van meest naar minst beoefend in 2013. Deze volgorde is nagenoeg het zelfde als in 2011 (alleen de laatste twee opties waren toen andersom gesorteerd). Niettemin is er wel bij sommige activiteiten een kleine verandering te zien. De groei van het telebankieren en webwinkelen lijkt wat gestokt. Tabel 9.5
Wat Rotterdammers thuis wel eens doen op internet (in procenten), 2009-2013* 2009
2011
2013
Ik doe nooit iets met internet
15
9
7
e-mail
75
81
80
gericht informatie zoeken op internet
74
81
77
bankieren via internet
63
71
73
bijhouden of bekijken van netwerksites
40
57
58
lezen/volgen van nieuwsberichten of nieuwsgroepen
37
52
50
teleshoppen (aankopen via internet)
35
49
44
funsurfen / surfen voor het plezier
35
43
34
downloaden van muziek of film
23
29
25
online gaming / spelletjes
18
22
20
downloaden van software
17
20
14
hobby’s beoefenen (ontwerpen, films maken, muziek maken etc.)
-
17
12
lezen of bijhouden van een internetforum
-
16
11
bijhouden van een weblog
3
5
4
reageren op weblog van anderen of op nieuwsgroep etc. 4 7 4 * In 2009 werd gevraagd welke dingen de respondenten thuis wel eens op internet doen. In 2011 is gevraagd welke dingen ze wel eens privé op internet doen.
Wellicht dat de hele vraagstelling omtrent het gebruik van internet wat te veel uitgaat van internetgebruik op een computer, terwijl veel mensen tegenwoordig een “mobile device” zoals een smartphone of tablet gebruiken en dan bovendien veel gebruik maken van apps, zonder dat duidelijk is dat dit in feite internetgebruik is. Voor een volgende meting van het VTO is dit een aandachtspunt.
Cultuurparticipatie van Rotterdammers, 2013
43
9.4
Mediagebruik naar achtergrondkenmerken
In de volgende tabel wordt het gebruik van tv, radio en internet in uren per dag naast elkaar gezet, uitgesplitst naar achtergrondkenmerken. In deze gemiddelden zijn ook de niet-gebruikers (nul uren per dag) meegeteld. In de rechter helft van de tabel zijn dezelfde uitkomsten als verhoudingsgetallen weergegeven, waarbij het totale tijdbesteding aan deze drie mediavormen als 100% is weergegeven. Een leesvoorbeeld kan het verschil tussen deze twee weergaven verduidelijken: Op de regel met betrekking tot laag opgeleide Rotterdammers is in de linker helft van de tabel te zien dat zij gemiddeld 2,8 uur per dag naar de radio luisteren. Dat is duidelijk meer dan de gemiddelde Rotterdammer en dit cijfer is dan ook groen gearceerd. Ook is te zien dat zij in totaal 8,5 uur per dag aan deze drie mediakanalen tezamen besteden, wat ook meer is dan het Rotterdamse gemiddelde. Rechts in de tabel is te zien dat de laag opgeleide Rotterdammers 33% van de “totale mediatijd” naar de radio luisteren. Dat is precies hetzelfde percentage als voor alle Rotterdammers geldt (deze 33% is dan ook niet met een kleur gearceerd). Tabel 9.6
Tijdsbesteding aan media door Rotterdammers, absoluut en relatief, 2013 Uren per dag
Idem, relatief
TV
Radio
Internet
Totaal
TV
Radio
Internet
Totaal
alle Rotterdammers
2,6
2,4
2,1
7,1
37%
33%
30%
100%
mannen
2,8
2,4
2,2
7,4
37%
32%
30%
100%
vrouwen
2,5
2,3
2,1
6,8
36%
33%
30%
100%
13 t/m 24 jaar
2,1
1,4
3,4
6,9
30%
20%
50%
100%
25 t/m 44 jaar
2,1
2,2
2,0
6,3
34%
35%
31%
100%
45 t/m 64 jaar
3,2
2,8
1,7
7,8
41%
37%
22%
100%
65 t/m 75 jaar
3,9
3,4
1,6
8,8
44%
38%
18%
100%
westers
2,5
2,7
1,9
7,2
36%
38%
26%
100%
niet-westers
2,8
1,7
2,6
7,0
39%
24%
37%
100%
laag opgeleid
3,5
2,8
2,2
8,5
41%
33%
26%
100%
middelbaar opgeleid
2,6
2,5
2,3
7,4
35%
34%
31%
100%
hoog opgeleid
1,9
1,9
1,8
5,5
34%
34%
33%
100%
sociale minima
3,0
2,1
2,5
7,6
39%
27%
33%
100%
minimum tot modaal
3,0
2,6
2,0
7,6
39%
35%
26%
100%
modaal tot 2x modaal
2,4
2,7
1,9
7,0
34%
39%
27%
100%
meer dan 2x modaal
1,9
2,1
1,6
5,7
34%
37%
29%
100%
Een beetje kort door de bocht geformuleerd lijkt het erop dat jonge hoog opgeleide Rotterdammers met een goed inkomen relatief weinig tijd besteden aan deze vormen van mediagebruik. Overigens telt bij het internetgebruik in dit geval alleen het privégebruik mee, dus niet het internetgebruik in het kader van werk of studie. Ouderen en laag opgeleiden (voor een deel dezelfde personen) besteden hier juist veel tijd aan, vooral aan de televisie en de radio. Overigens moet worden bedacht dat de woorden “tijd besteden” misschien wat te zwaar zijn aangezet. Zeker bij de radio, maar ook bij de tv kan het best zijn dat men ook nog iets anders doet, terwijl deze aan staat. 44
Cultuurparticipatie van Rotterdammers, 2013
10
10.1
Cultuurparticipatie van Rotterdammers in breder perspectief
Korte scan van literatuur over cultuurdeelname en mediagebruik
In deze paragraaf wordt een korte beschouwing gegeven van onderzoeksrapporten en literatuur op het gebied van cultuurdeelname en mediagebruik in Nederland, die wellicht interessant zijn in het kader van deze rapportage. De onderstaande tekst bestaat deels uit passages die ook zijn opgenomen in het onderzoeksrapport “Vrijetijdsbesteding van hoogopgeleiden in Rotterdam” (OBI, gemeente Rotterdam, publicatie naar verwachting begin 2015). In de culturele sector spelen diverse ontwikkelingen gelijktijdig, waaronder teruglopende overheidsfinanciering en zeker ook digitalisering. Dat laatste uit zich onder andere bij erfgoed, het aanbod van muziek en film en kunstzinnig bezig zijn (zie o.a. De Haan, 2013). In de relatief grote cultuurdeelname door hoogopgeleiden ligt een kans, want het opleidingsniveau (ook van Rotterdam) is langzaam maar zeker stijgende. En dat leidt op zichzelf tot meer deelname, zo schrijft ook Van den Broek (2013). Hij wijst er daarbij wel op dat het onderwijsniveau op een zeker moment aan zijn plafond zal zitten, maar dat plafond lijkt voor Rotterdam verder weg dan voor de rest van Nederland. Verder blikt hij samenvattend vooruit: “Om kort te gaan moet het kunstenveld met minder overheidssteun in de slag om de hevig beconcurreerde interesse van individuen, die het kompas van hun eigen preferenties volgen. Het is aan het veld om daarop te reageren. In de sfeer van de klassieke muziek zijn voor orkesten de handelingsperspectieven van erfgoedbeheerder en innovatiebedrijf geschetst (Van Drie 2012). In het museale veld voorziet men, naast de groei en bloei van enkele ‘flagship’-musea, een krimp van het museale aanbod, met binnen de Collectie Nederland kansen voor samenwerkende en voor authentieke musea (NMV, 2010).” De door hem aangehaalde Nederlandse Museumvereniging (2010) schetst een toekomstperspectief aan de hand van zes ontwikkelingen die hier slechts kort worden opgesomd: “Babyboom met pensioen, groei internationaal cultuurtoerisme, minder subsidie, ontwikkeling van de Randstadmetropool, gedigitaliseerde samenleving, meer Europese invloed”. Van den Berg (2013) vermoedt met betrekking tot bezuinigingen in de culturele sector dat deze nog niet voorbij zijn, maar “het dieptepunt lijkt bereikt. Op veel plekken herneemt de sector zich door nieuwe bedrijfs- en verdienmodellen.” Dat heeft bijvoorbeeld voor musea vaak consequenties voor het collectiebeleid, waarbij soms sprake is van ‘ontzamelen’. Bij bibliotheken is enerzijds soms sprake van prachtige nieuwbouw, maar anderzijds is niet te ontkennen dat de uitleningen in aantal afnemen. Bibliotheken gaan naast de fysieke uitleningen steeds meer diensten leveren op het gebied van ontsluiten en verwijzen. De bioscopensector lijkt niet gedeerd te worden door economische malaise. De Raad voor Cultuur (2014) schetst een aantal trends in de culturele sector. Een van de door hen geformuleerde uitdagingen voor de komende tijd sluit aan op de lokale beleidsscope: “Verstedelijking en globalisering zetten door. Voor culturele instellingen is de stad de thuisbasis en de wereld het speelveld. Steden profileren zich met cultuur op basis van eigen uitdagingen en ambities. Ons cultuurbeleid anticipeert daar nog amper op. Het is nationaal georiënteerd en redeneert vooral vanuit de landsgrenzen.” Ook plaatst de Raad een waarschuwing bij de op zichzelf goede nadruk op talentontwikkeling: “De focus op verdieping en ontwikkeling van topcreatie neemt af. Het nieuwe kan daardoor de vijand worden van het betere. De informele en kleinschalige initiatieven voor talentontwikkeling zijn bemoedigend, maar missen een duurzaam karakter. De aandacht ligt vooral bij korte trajecten, terwijl er voor verdieping en verdere ontwikkeling minder ruimte is.” Ook benoemt de Raad voor Cultuur de “eigenheid” van de culCultuurparticipatie van Rotterdammers, 2013
45
tuur van steden of streken. “Als reactie op de internationalisering ontdekken en koesteren steden en regio’s hun eigen culturele karakter. In de eigen regio kunnen identiteit en geborgenheid gemakkelijker gevonden worden dan in abstracte mondiale verbanden. Dat leidt tot een herwaardering van de streekeigen cultuur, volkscultuur of geschiedenis.” Een nationale inventarisatie (NRIT et al., 2013) wijst uit dat bijna een vijfde van de evenementen in Nederland de gemeentelijke steun is kwijtgeraakt. Sommige verdwenen, anderen gingen fors besparen of samenwerken. Voor de nabije toekomst zien de verwachtingen er net zo uit. Wel wordt verwacht dat de als hoog ervaren regeldruk zal afnemen. Rooijakkers et al. (2013) beschrijven aan de hand van een Rotterdamse casus dat zij ook voor de toekomst een verdergaande samenwerking tussen overheid en ondernemers in de evenementensector voorzien. Een meer vraaggerichte in plaats van aanbodgerichte opzet is dan het devies, waarbij de “beleving” van het publiek het uitgangspunt is. Wat op zichzelf al op een trend wijst is het feit dat mediagebruik en sociale contacten door het SCP in één samenhangend hoofdstuk worden besproken in hun meest recente rapportage op basis van het landelijke Tijdsbestedingsonderzoek (Cloïn et al., 2013). “De convergentie van massamedia, telecommunicatie en datacommunicatie had aanvankelijk vooral betrekking op apparatuur. Zo is de smartphone inmiddels een foto- en videocamera, radio-ontvanger, muziekspeler, nieuwsdienst en je kan er nog mee bellen ook. De laatste jaren gaat convergentie echter steeds vaker over content die via verschillende platforms verspreid raakt, waardoor het medialandschap uitgebreider en gevarieerder is dan ooit te voren.” De auteurs signaleren dat de trend van minder lezen en minder radio luisteren aanhoudt en vermoeden wel enig causaal verband met het nog steeds groeiende internetgebruik, al is dat moeilijk te bewijzen. De Haan (2013) beschrijft een trend van minder muziekdragers en meer “streaming”, waarbij kennelijk toegang tot muziek en film belangrijker wordt dan het bezit ervan. Al met al is het dan opvallend dat Cloïn et al. (2013) concluderen: de televisie blijft dominant aanwezig: “De opmars van internet heeft de dominantie van de televisie in de mediatijdsbesteding nog niet kunnen verstoren. De revival van het televisiekijken is zowel bij mannen als bij vrouwen waar te nemen en het meest onder personen met een lage of middelbare opleiding. Daardoor is de ongelijkheid in de kijktijd tussen opleidingsgroepen alleen maar groter geworden.” De tijd, besteed aan sociale contacten wordt langzaamaan minder, zelfs als de gestegen tijdsbesteding aan online contacten worden meegeteld.
10.2
De Nationale Cultuurindex
Op de website cultuurindex.nl schrijven de samenstellers (geraadpleegd eind november 2014): “Cultuurparticipatie is in de afgelopen jaren gedaald. Dat komt door het teruglopend aantal cultuurbeoefenaars en de dalende verkoop van cultuurproducten zoals boeken en cd’s. Maar betekent dit dat er minder mensen aan cultuur doen? Niet per se, het lijkt er vooral op dat cultuurparticipatie een andere vorm is gaan aannemen. Denk aan het leren bespelen van een instrument via instructiefilmpjes op youtube in plaats van op een muziekschool of het streamen van muziek in plaats van het aanschaffen van een cd. Ontwikkelingen die vooralsnog moeilijk in cijfers te vangen zijn.” Zij onderscheiden drie belangrijke trends. Als eerste noemen zij de economische crisis, waarover ze opmerken dat sommige onderdelen van de cultuursector er opvallend genoeg van hebben geprofiteerd. “Veel Nederlanders ruilden bijvoorbeeld een buitenlandse vakantie in voor dagjes uit in eigen land; een ontwikkeling waar vooral de musea en de bioscopen, als relatief goedkope uitstapjes, van profiteerden. Duurdere activiteiten, zoals musicals en theatervoorstellingen, leken meer last te hebben van de crisis.” De tweede ontwikkeling die zij zien heeft betrekking op amateurkunst en dan met name de georganiseerde deelname daaraan. “Er wordt minder aan amateurkunst gedaan, want het kost relatief veel vrije 46
Cultuurparticipatie van Rotterdammers, 2013
tijd om zowel lessen bij muziekscholen of centra voor de kunsten te volgen, als in de avonduren thuis te oefenen. Youtube tutorials van bijvoorbeeld gitaarspelen bieden veel jongeren een tijdbesparend alternatief.” Als derde ontwikkeling benoemen zij digitalisering. “Digitalisering heeft vergaande invloed op alle vormen van cultuurparticipatie. Veel traditionele vormen van cultuurdeelname maken plaats voor nieuwe vormen van digitale participatie. (…) Het internet is een grote speler geworden in de concurrentie om de vrije tijd van de Nederlander, en bijna de belangrijkste leverancier van muziek, films en TV-series. Digitale cultuurparticipatie is in sommige gevallen moeilijker te meten dan fysieke cultuurparticipatie.” Enkele zaken uit de bovenstaande bespiegelingen zijn te vergelijken met uitkomsten van het meest recente VTO, die in de voorgaande hoofdstukken van dit rapport zijn gepresenteerd. Is het bijvoorbeeld zo dat in Rotterdam het bioscoopbezoek en museumbezoek is gestegen terwijl andere soorten cultuurbezoek daalden? Wat betreft het bioscoopbezoek klopt dat wel. Zo werd in hoofdstuk twee van dit rapport geconstateerd: “Vergeleken met 2011 zijn er in 2013 meer voorstellingen bezocht per Rotterdammer, maar tellen we filmbezoek niet mee, dan is het aantal bezoeken in 2013 juist minder dan in 2011.” Wat betreft het museumbezoek werd in hoofdstuk drie van dit rapport juist geconstateerd dat dit ongeveer gelijk blijft (qua frequentie) terwijl bij andere vormen van cultureel erfgoed de bezoekfrequentie juist wat stijgt. Juist dat laatste kan wel verklaard worden vanuit het idee dat men noodgedwongen zoekt naar goedkopere uitstapjes. Het fysieke bezoek aan musea zou volgens de hierboven aangehaalde website te lijden hebben onder het toegenomen “virtuele bezoek”. In hoeverre dat onder Rotterdammers zo is, kunnen we op grond van het VTO niet vaststellen. De mogelijkheid bestaat, want de frequentie van museumbezoek is niet gestegen en het internetgebruik is nog wel licht toegenomen tot meer dan negen op de tien Rotterdammers. Een andere constatering is dat de amateurkunstbeoefening (met name de georganiseerde beoefening) zou dalen, wat men wijt aan een groter wordende concurrentie van andere tijdsbesteding. Voor Rotterdammers biedt het VTO geen bewijs voor die uitspraken. Overigens is de georganiseerde beoefening waar het VTO naar vraagt een breder begrip dan de muziekscholen of centra voor de kunsten waarover de landelijke uitspraken gaan, maar het VTO biedt geen enkele aanwijzing dat dit voor Rotterdammers het geval zou zijn. Ook wat meer in detail kunnen de landelijke cultuurindex en het Rotterdamse VTO naast elkaar worden gezet. Dan blijkt: zowel landelijk als in Rotterdam stijgt het filmbezoek, daalt het overige voorstellingenbezoek en daalt het gebruik en het lidmaatschap van de openbare bibliotheek. Landelijk was 2011 (het tot nog toe laatst bekende meetjaar) een topjaar wat betreft museumbezoek, maar wat betreft museumbezoek door Rotterdammers is 2011 een jaar als alle andere in de laatste metingen van het VTO. De landelijke cultuurindex doet verder nog veel uitspraken over zaken die niet in het VTO worden onderzocht, zoals het luisteren naar muziek, het bezoeken van specifieke websites of het kopen van boeken en ook zaken over de aanbodkant van de culturele sector, zoals het aantal bioscoopstoelen of filmdoeken, theatervoorstellingen, bibliotheekvestigingen, et cetera.
10.3
Cultuur in andere Nederlandse gemeenten
Het ministerie van OCW bracht in december 2014 de publicatie “Cultuur in Beeld 2014” uit. Over het gemeentelijke beleid in diverse steden in Nederland schrijft men: “Uit de recente collegeakkoorden van gemeenten blijkt dat de nieuwe colleges cultuur belangrijk vinden, met name voor hun profilering. Een aantal grote gemeenten voert de voorgenomen bezuinigingen niet door of investeert extra middelen.” En verder is er kennelijk in veel gemeenten het besef dat cultuur een wezenlijke bijdrage levert aan het Cultuurparticipatie van Rotterdammers, 2013
47
“leefklimaat” van de stad. “Vrijwel alle collegeakkoorden gaan in op het belang van cultuur. (…) Het is voor steden steeds belangrijker om te werken aan een aantrekkelijk aanbod voor consumenten en bewoners. De stad wordt steeds minder gezien als overwegend een plek waar bedrijven produceren, maar steeds meer als een plek waar toeristen, bezoekers en inwoners consumeren. Cultuur maakt de stad aantrekkelijk voor internationale kenniswerkers. Dat is belangrijk nu de wereld in hoog tempo globaliseert en kenniswerkers wereldwijd terecht kunnen. Cultuur zorgt ervoor dat mensen zich aangetrokken voelen tot een stad. De stad wordt steeds meer een katalysator voor de economie en het sociaal en individueel welbevinden. Investeringen in cultuur bevorderen het leefklimaat en leveren indirect een bijdrage aan de economie.” In het rapport wordt verder nog een analyse aangehaald die eerder werd gemaakt door de Raad voor Cultuur: “Ook de Raad voor Cultuur schetst het belang van culturele voorzieningen bij het bepalen van de identiteit en eigenheid van de stad. Het profiel van een stad kan hierdoor sterk variëren: de Randstadmetropool heeft een ander cultureel leven dan een stad als Groningen of de steden in NoordBrabant. De Raad verwacht dat deze profilering verder doorzet. De wijze waarop is afhankelijk van de samenstelling van de bevolking, de identiteit en de ambities van de gemeenten.” Den Haag en Amsterdam Ook in andere steden wordt lokaal bevolkingsonderzoek verricht, vergelijkbaar met het Vrijetijdsonderzoek in Rotterdam. Een vergelijking van de uitkomsten, voor zover dat zinvol is gezien de onderzoeksmethode, vraagstelling et cetera, volgt hieronder. In Den Haag wordt in een vragenlijstonderzoek onder Hagenaars nagegaan of zij bepaalde culturele voorzieningen en/of festivals hebben bezocht. Het voorstellingenbezoek zoals daarnaar wordt gevraagd in het Rotterdamse VTO is dus niet op vergelijkbare wijze bekend voor Den Haag. Wel blijkt dat achtergrondkenmerken zoals leeftijd of opleidingsniveau een zelfde invloed hebben als in Rotterdam. Het bezoek aan festivals wordt al jaren op een vergelijkbare manier gevraagd aan Rotterdammers en aan Hagenaars. De volgende figuur toont een vergelijking van het aandeel festivalbezoekers in Den Haag en in Rotterdam. Bij de figuur kunnen diverse speculaties worden gemaakt omtrent de verschillen tussen beide steden, maar aannemelijk is dat het lokale aanbod van festivals een grote rol speelt. De indruk is dat in Rotterdam het aanbod wat groter is dan in Den Haag. De recente daling van het totale aandeel festivalbezoekers is weliswaar in beide steden terug te zien, maar op de langere termijn lijkt er weinig samenhang tussen de ontwikkelingen in beide steden. Figuur 10.1
Aandeel bezoekers aan festivals in Den Haag en in Rotterdam, 2005-2013
80% Den Haag
Rotterdam
70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 2005 48
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
Cultuurparticipatie van Rotterdammers, 2013
In Amsterdams bevolkingsonderzoek is onder andere gevraagd naar de toegang tot internet. In Rotterdam werd gevraagd naar het (privé) gebruik van internet. Hoewel die twee begrippen niet helemaal hetzelfde zijn, hangen ze natuurlijk wel sterk samen. De uitkomsten in beide steden zijn vergelijkbaar. In het hoofdstuk over mediagebruik in dit rapport werd geconstateerd: “Ruim negen op de tien Rotterdammers (93%) geeft aan thuis wel eens iets te doen op internet. De groei van het internetgebruik zet ook in 2013 nog wel door, maar lijkt zo langzamerhand wel te stagneren.“ In Amsterdam wordt een vergelijkbare uitkomst gerapporteerd: “Inmiddels hebben bijna alle Amsterdammers toegang tot internet. Het aandeel Amsterdammers met toegang tot internet is tussen 2004 en 2011 continu gestegen, van 79% naar 93%. Tussen 2011 en 2013 is het stabiel gebleven.” De Amsterdamse zender AT5 is wat betreft populariteit en bereik niet helemaal vergelijkbaar met TV Rijnmond, maar voor beide geldt dat de populariteit afneemt: een steeds lager aandeel van de Amsterdammers, respectievelijk Rotterdammers, kijkt naar deze zenders. Amsterdams onderzoek naar het bezoek aan culturele voorstellingen is niet erg recent op een goed met Rotterdam vergelijkbare manier gedaan. Wel is bekend dat het aantal leden van de Amsterdamse gemeentelijke Bibliotheek (de OBA) licht daalt, wat vergelijkbaar is met de in dit rapport gemelde daling van het aandeel Rotterdammers dat lid is van de Bibliotheek Rotterdam en tevens in lijn is met de eerder aangehaalde landelijke cijfers hieromtrent op de website Cultuurindex.nl.
Cultuurparticipatie van Rotterdammers, 2013
49
BIJLAGE
-
-
-
-
-
50
Geraadpleegde bronnen
Berg, H.O. van den. (2013). Culturele sector. In: NRIT Media. Trendrapport toerisme, recreatie en vrije tijd 2013. Nieuwegein: Arko Sports Media. Cloïn, M, Broek, A. van den, Dool, R. van den, … Spit, J. (2013). Met het oog op de tijd. Een blik op de tijdsbesteding van Nederlanders. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau. Cultuurindex.nl, website geraadpleegd op 27 november 2014. Dimensus Beleidsonderzoek. Bewonersonderzoek Den Haag 2013, Factsheets. Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek (2013). De Staat van de Stad Amsterdam VII, Ontwikkelingen in participatie en leefsituatie. Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek (2014). Amsterdamse Burgermonitor 2013. Gemeente Rotterdam, dienstencentrum Onderzoek en Business Intelligence (verwacht in 2015). Vrijetijdsbesteding van hoogopgeleiden in Rotterdam. Haan, J. de (2013). Streamingdiensten veroveren de consument. Boekman, 97, 163-165. Broek, A. van den (2013). Kunstminnend Nederland? Interesse en bezoek, drempels en ervaringen. Het culturele draagvlak, deel 12. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau. NRIT Media (2013). Trendrapport toerisme, recreatie en vrije tijd 2013. Nieuwegein: Arko Sports Media. Raad voor Cultuur (2014). De Cultuurverkenning. Ontwikkelingen en trends in het culturele leven in Nederland. Den Haag: Raad voor Cultuur. Rooijakkers, M., G.-J. Remmers & R. Weers (2013). Rotterdam Festivals: focus op festivalbeleving. In: NRIT Media. Trendrapport toerisme, recreatie en vrije tijd 2013. Nieuwegein: Arko Sports Media.
Cultuurparticipatie van Rotterdammers, 2013