Van handschrift tot boek Papyrus, perkament en papier Om mededelingen over te brengen over grotere afstand of gedachten vast te leggen voor langere tijd dan door het gesproken woord mogelijk is, zette men vanaf circa 3000 voor Christus spraak om in grafische tekens, beitelde die in steen, graveerde ze in klei, hout of metaal, of schreef ze op bamboe, leer of papyrus. 1
Chester Beatty Papyrus, fragment van het evangelie volgens Marcus, derde eeuw.
De oorsprong van het boek (Grieks: biblion, Latijn: liber) ligt in het schrijven op papyrus. Papyrus is een nogal vergankelijk materiaal. Het werd vervaardigd door de bast van de stengel van de papyrusplant (die groeide langs de oever van de Nijl en tot vier meter hoog kon worden) weg te nemen en de binnenste natte vezels op elkaar te plakken (één laag horizontaal en één verticaal), plat te persen en te polijsten. Met een houten stift of een ‘pen’ van dun riet en een zwarte kleurstof (houtskool vermengd met olie en hars) schreef men op de horizontale laag. Een aantal papyrusvellen, aan elkaar geplakt en om een stok gerold, vormden een boekrol. Vanaf de zesde eeuw voor Christus drong de papyrusrol door in Griekenland, vervolgens in Rome en het overige beschavingsgebied rondom de Middellandse Zee. Tot in de derde eeuw na Christus was papyrus het schrijfmateriaal bij uitstek. Een papyrusrol omvatte gewoonlijk tien à twintig aan elkaar geplakte bladen, waarop aan de binnenzijde, waar de vezels parallel liepen, in kolommen (paginae) werd geschreven. De buitenzijde bleef meestal onbeschreven. De rol kon door de schrijver verlengd worden. Er waren rollen van wel 30 meter. Een boekrol werd tijdens het lezen met de linkerhand vastgehouden en met de rechterhand langzaam afgerold. Van belang waren daarbij de stokken aan het begin en einde van de rol. In de bibliotheken in de hellenistische wereld werden de boekrollen bewaard in smalle
Papyrusfragment (Romeinen 8:15-25) uit de derde eeuw, gevonden in 1930.
nissen die in de wanden waren aangebracht. Voor een complete Bijbel was een groot aantal boekrollen nodig. Wie een gedeelte uit Exodus wilde vergelijken met een gedeelte uit Jesaja moest nogal wat af- en oprollen. Dat moest heel voorzichtig gebeuren, want de rollen waren aan snelle slijtage onderhevig. In de tweede eeuw na Christus verscheen naast de rol ook de codex. Hierbij werden de bladen niet opgerold, maar gevouwen en verzameld in katernen (Latijn: quaternio = vier maal gevouwen). Deze katernen konden in een boekband worden bijeengebracht. Teksten konden voortaan veel gemakkelijker opgezocht worden dan bij boekrollen het geval was. Een ander voordeel was dat de codex een besparing opleverde, want de bladen konden voortaan aan twee zijden beschreven worden. De nieuwe vinding bevorderde de overdracht van allerlei soorten kennis en ideeën. Vanaf de tweede eeuw kwam perkament steeds meer in gebruik als materiaal om op te schrijven, waarschijnlijk eerst vooral in de stad Pergamum in Klein-Azië. Perkament was een op speciale manier bewerkte huid van een schaap, geit of kalf. Door middel van kalk werden haren en vet verwijderd; na glad gestreken en met krijt bewerkt te zijn, leverden de huiden een duurzaam schrijfmateriaal op, waarop (in tegenstelling tot gelooid leer) inkt aan beide zijden goed houdt. In de vierde eeuw hebben het perkament en de codex vrijwel overal het papyrus en de rol verdrongen. Belangwekkende geschriften werden van papyrus overgeschreven op perkament. De grote Bijbelcodices uit de vierde eeuw, Vaticanus en Sinaïticus, zijn de oudste volledig bewaarde perkamentcodices. In de late Middeleeuwen werden verscheidene codices afgewassen, afgeschaafd en opnieuw beschreven (zgn. palimpsesten of codices rescripti). In de negentiende eeuw probeerden wetenschappers met zuren het onderste schrift, dat voor hen van meer belang was, weer leesbaar te maken. Hierbij vernielden ze veel handschriften. In onze tijd kunnen we de onderste teksten zichtbaar maken zonder de handschriften te beschadigen. Het grootste deel van de klassieke literatuur is uitsluitend bewaard gebleven via de perkamenthandschriften uit de Middeleeuwen. Ook de veelheid van Bijbelmanuscripten (van het Nieuwe Testament al zo’n 5000) hebben we grotendeels te danken aan de duurzaamheid van het perkament. Perkament moest in de dertiende tot vijftiende eeuw meer en meer plaats maken voor papier. Grondstoffen voor papier waren vlas en hennep. Omstreeks het begin van onze jaartelling werd in China al handgeschept papier gemaakt: oud touw, lompen en andere weefsels werden nat gemaakt, tot een vezelbrij geklopt, tot vellen geplet en in de zon gedroogd. Via de Arabieren werd papier als schrijfmateriaal in de elfde eeuw ook in West-Europa bekend.
2
Kostbare handschriften
Miniatuur, MS. Lat. 16746, fol. 28 v., Paris: Bibliothèque Nationale. De initiaal I. In het letterlichaam zijn drie beeldmedaillons ingevoegd: de doop van Jezus, de verzoeking in de woestijn en de roeping van de eerste leerlingen.
Voor de uitvinding van de boekdrukkunst was het samenstellen en vermenigvuldigen van een boek een veel tijd en geld kostende aangelegenheid. Het werd met de hand geschreven (vandaar de naam: handschrift of manuscript – Latijn: manus scriptum = met de hand geschreven). Het originele of authentieke handschrift werd meermalen overgeschreven (gekopieerd). Van deze kopieën werden ook weer afschriften gemaakt. Dit alles gebeurde van de zesde tot de twaalfde eeuw hoofdzakelijk in het schrijfatelier (scriptorium) van een kapittel of klooster. Het ‘afschrijven’
(kopiëren) werd beschouwd als een vorm van ascese (streven naar christelijke volmaaktheid).1
3
In de dertiende eeuw was het afschrijven niet langer het monopolie van hen die Latijn kenden. Aan de vorsten- en herenhoven kwamen gelegenheidskopiisten die literaire teksten afschreven. En in de schaduw van de (nog jonge) universiteiten van Bologna en Parijs ontstonden ateliers van beroepsschrijvers die Bijbels, gebedenboeken (brevieren) en studieboeken vermenigvuldigden. De Psalmen schreven ze vaak afzonderlijk af (Psalterium) en de vier evangeliën in hun geheel achter elkaar of alleen die evangeliegedeelten die op zon- en feestdagen onder de mis gelezen werden (Evangeliarium).2 Sommige handschriften golden als statussymbool: gouden letters bedekten de perkamenten bladzijden, de hoofdletter aan het begin van een hoofdstuk was een toonbeeld van versierkunst, de beginletter van een boek besloeg soms een hele bladzijde. Ook aan de band werd soms veel zorg besteed. Bij sommige handschriften was de band versierd met edelstenen, platten van ivoor of fraai geciseleerd metaal. Ook al werd een boek niet luxe uitgevoerd en prachtig versierd, dan nog was het kopiëren van een Winchesterbijbel, 1150-1160. Miniatuur op perkament, Winchester: Cathedral Library. boek een kostbare aangelegenheid. De initiaal H aan het beging van het boek Exodus vult het lettervlak Een beroepsschrijver had vaak wel bovenaan op met een Egyptenaar die een jood neerslaat en onderaan vier of vijf maanden nodig om een Mozes die dit vergeldt. tekst van tweehonderd pagina’s af te schrijven. Het materiaal waarop geschreven werd was bovendien erg duur. Er waren bijvoorbeeld meer dan vijfentwintig lamsvellen nodig om een boek van een dergelijke omvang te vervaardigen en 1
De overschrijvers van de Bijbelboeken hebben een belangrijke rol gespeeld bij de overlevering van de tekst. Letter voor letter, woord voor woord werd overgeschreven. In het Jodendom speelden Talmoedisten een belangrijke rol bij de nauwgezette overlevering van de heilige boekrollen. De Talmoed (naast de Bijbel het belangrijkste joodse wetboek) gaf een aantal regels: 1. Een boekrol moet worden geschreven op de huiden van cultisch reine dieren, die samengevoegd moeten worden met de pezen van reine dieren; 2. De lengte van elke kolom moet liggen tussen de 48 en 60 regels en de breedte moet bestaan uit dertig letters; 3. Het hele manuscript moet eerst gelinieerd worden, en als drie woorden geschreven worden zonder een lijn, is het waardeloos; 4. De inkt mag alleen zwart zijn en moet volgens een speciaal recept worden bereid; 5. Als voorbeeld moet een authentiek manuscript worden gebruikt; de overschrijver mag er niet van afwijken; 6. Geen woorden en letters mogen uit het geheugen worden opgeschreven, dus zonder dat de overschrijver eerst naar het voorbeeld kijkt; 7. Tussen de letters moet een ruimte uitgespaard worden zo breed als een haar of een draad; tussen de paragrafen een ruimte van negen letters; tussen de boeken een ruimte van drie regels; 8. De overschrijver moet een jood zijn, gekleed in een volledig joods gewaad, zijn lichaam geheel gewassen; 9. De overschrijver mag niet beginnen de naam van God te schrijven met een opnieuw in de inkt gedoopte pen; 10. Als de koning hem aanspreekt terwijl hij de heilige naam schrijft, moet hij geen aandacht aan hem schenken. Boekrollen die niet aan al deze voorwaarden voldoen, moeten in de grond begraven of verbrand worden of naar de scholen verbannen worden om daar te dienen als leesboeken. 2 Complete Bijbels waren te duur en te onhandig voor het gebruik tijdens de eucharistieviering. De Bijbel werd daarom opgesplitst in aparte boeken, waaronder de evangelieën en psalters (waaruit de Psalemen tijdens de eucharistie of de breviergebeden werden gezongen of voorgelezen) en fragmenten uit andere Bijbelboeken die tijdens de dienst werden gebruikt. Later werden alle Bijbelse fragmenten die tijdens de dienst werden gebruikt, verzameld in het een lectionarium. Gebeden die tijds de eucharistieviering werden gebruikt, werden verzameld in een sanctionarium. In de tiende eeuw werden al deze boeken verzameld in één boek: een missaal.
voor een Bijbel twee- tot driehonderd vellen. Toen via de Arabieren in Spanje de Chinese ontdekking van papier vanaf de twaalfde eeuw in het Westen bekend werd, werd het mogelijk minder kostbare boeken te vervaardigen: papier was weliswaar minder sterk dan perkament, maar het was lichter en zes maal goedkoper. Van xylografie naar wiegendruk
4
Goedkoper dan afschrijven was ook het maken van blokboeken. Deze oudste vorm van boekdrukkunst (eigenlijk een stempeltechniek) werd al in de achtste eeuw in Japan en in de negende eeuw in China beoefend. Illustraties en eventueel ook de begeleidende tekst werden in spiegelbeeld op een houtblok aangebracht. Dan werden met behulp van een holgeslepen beitel (de guts) al die delen in het hout weggesneden die bij het afdrukken wit moesten blijven. Vervolgens werd met een tampon op de onbewerkte delen drukinkt aangebracht, een vel papier erop gelegd en in de pers een afdruk gemaakt. Omdat de woorden nog wel eens slecht en ongelijk op papier kwamen, werd de begeleidende tekst ook wel met de hand bij de prent geschreven. De blokdruk (xylografie) was alleen geschikt voor tamelijk grote of niet veranderende oplagen. Vooral speelkaarten, heiligenprentjes en platenbijbels (Armenbijbels of Biblia pauperum) werden zo vermenigvuldigd. Veruit de meeste blokboeken zijn ontstaan in Duitsland en in de Nederlanden tussen 1430 en 1475. Johannes Gutenberg (circa 1397–1468) loste het technische probleem op om teksten sneller en goedkoper dan tot nog toe mogelijk was te reproduceren. Hij maakte van gegraveerde letterstempels matrijzen, goot hiervan in een gietvorm metalen letters, zette deze letters in vormen, sloot deze vormen in een raam, inktte ze en drukte ze met behulp van een drukpers af op natgemaakt papier. In 1455 kon hij na drie jaar ploeteren te Mainz het eerste gedrukte boek, de Vulgatabijbel in twee foliodelen, tonen. Naar het aantal regels dat deze Gutenbergbijbel per bladzijde telt, wordt ze wel de 42-regelige Bijbel genoemd. Lettervorm, rangschikking van de tekst en versiering met een aantal geschilderde hoofdletters en ornamenten toonden nog een sterke gelijkenis met de luxe codices uit de schrijfateliers van de Middeleeuwse kloosters. Toch was er sprake van een heel persoonlijk vakmanschap, omdat zetter, drukker, typograaf en uitgever in één figuur verenigd waren. Niet alleen deze wiegendruk of incunabel (de benaming van de tot circa 1500 in boekdruk met losse metalen letters – 26 ‘loden soldaten’ – uitgevoerd drukwerk), maar alle eerste voortbrengselen van de boekdrukkunst waren een voortzetting van de oude handschriftelijke
Joost Amman (1531-1591), De vervaardiging van papier, zestiende eeuw, Bibliothèque Nationale, Paris.
Joost Amman (1531-1591), Interieur van een drukkerij, gravure, zestiende eeuw, Bibliothèque des Arts décoratifs, Paris.
5
Getijdenboek uit omstreeks 1440. Niet alleen de ouderdom, het bladgoud of de rijke decoraties maken middeleeuwse boeken kostbaar. In de tijd waarin monniken vol geduld aan de manuscripten werkten, vormde het materiaal misschien wel de grootste kostenpost. Voor het maken van perkament was algauw een hele kudde schapen nodig. Het bewerken van huiden tot perkament kostte een vermogen. Herman Droem, diaken van het Mariakapittel in Utrecht, bestelde in 1464 een monumentale Bijbel bij de Broeders van het Gemene (gemeenschappelijke) Leven in Zwolle. Voor de zes delen –20 kilo per stuk– betaalde hij 500 goudgulden, evenveel als twee statige kapittelhuizen in het Utrechtse centrum. Een zekere Jacobus van Enkhuysen werkte twaalf jaar aan het overschrijven van de Bijbel. Drie minuten per regel. Lang heeft Droem niet van de zesdelige Bijbel gebruik kunnen maken; hij stierf drie maanden nadat deze was voltooid.
Doeltreffend medium
traditie, zowel in de vorm van de teksten als wat de teksten betreft die werden gepubliceerd. Tal van incunabelen zijn niet op een jaar na nauwkeurig te dateren. Dat komt doordat de nu gebruikelijke titelpagina met imprint of impressum (dat is: naam en adres van de drukker/uitgever en het jaar van uitgifte) in de vijftiende eeuw nog niet voorkwam. In de zestiende eeuw maakte het gedrukte boek zich los van zijn geschreven voorbeeld. De Gotische letter maakte plaats voor de Romeinse, het titelblad kwam op en de decoratie werd typografisch. Het boek werd, bij alle verscheidenheid in genres, uniformer. Een eerste stap in de richting van het massaproduct van de negentiende eeuw en later werd gezet.
Het drukken van boeken begon in gebieden waar stedelijke groei en alfabetisering van de lekenstand zich hadden doorgezet. Omstreeks 1500 hadden de drukkerijen al zo’n zes miljoen boeken uitgegeven. Lag in de dertiende eeuw de toen enig beschikbare Bijbel in de parochie- of kloosterkerk met een ketting vastgemaakt aan de leestafel om diefstal te voorkomen, nu konden veel mensen zelf thuis over een Bijbel beschikken: er waren al meer dan honderd edities van de Latijnse Bijbel gedrukt. Bleven ideeën en hypotheses voordien beperkt tot een kleine groep mensen, nu kon een groter publiek ermee in aanraking komen, al werkte het gebruik van Latijn en de prijs* van het boek daar niet erg aan mee. Met name de humanisten beseften, dat het gedrukte boek nieuwe mogelijkheden bood: meer dan het geschrevene kon het niet alleen dienen als voorraadschuur van wetenschap, maar ook als medium om de verworven kennis gemeengoed te maken onder een in omvang steeds toenemende kring van lezers. Pedagoog Jakob Wimpfeling (1450-1528) schreef in 1509 enthousiast: ‘Zoals eertijds de apostelen uitgingen om het christendom te verkondigen, zo trekken nu de jongeren van de heilige kunst van Duitsland uit naar alle landen en hun gedrukte boeken zijn als het ware de herauten van de blijde boodschap, predikers van waarheid en wetenschap.’3 Desiderius Erasmus (circa 1466-1536) noemde de drukkunst een ‘bijna goddelijk werktuig.’4 De vraag van de vrijheid van meningsuiting kwam op: wat kan wel en wat niet openbaar gemaakt worden. Het vijfde Lateraanse Concilie (1517) verheugde zich over de ‘nieuwe kunst van het drukken van boeken’, maar spoorde de gelovigen aan ervoor te zorgen dat het vergif niet met het medicijn vermengd zou worden. De beweging van de Reformatie, die sterk de nadruk legde op het zelf lezen en bestuderen van de Bijbel, maakte gretig gebruik van het gedrukte woord. Dit betekende een enorme stimulans voor de verspreiding en het gebruik van de techniek van de drukkunst. Er ontstond een sterke wisselwerking tussen boekdruk en boekhandel enerzijds en de Hervorming anderzijds: het gedrukte boek was een uitermate doeltreffend middel om de ideeën van de Hervorming te verbreiden; de Reformatie op haar beurt stimuleerde tot verfijning van de
3 4
Bruin, C.C. de, ‘Boekdruk en Hervorming’, in: Rondom het Woord 9 (oktober 1967) 4, 294. Bruin, C.C. de, ‘Boekdruk en Hervorming’, in: Rondom het Woord 9 (oktober 1967) 4, 295.
technische procedes van het drukken, tot verhoging van de afzet en tot bewustwording van de plaats die de boekdruk in het geestesleven toebedeeld kon worden. De Duitse kerkhervormer Maarten Luther (1483-1546) legde een verband tussen drukkunst en zijn verwachting van het einde van de tijden.5 In zijn tafelgesprekken noemde hij haar Gods laatste
6
Gutenbergbijbel die van 1452 tot 1455 in Mainz gedrukt werd met een oplage van ongeveer tweehonderd exemplaren en met een omvang van tweehonderd bladzijden. De initialen en arabesken zijn met de hand geschilderd.
genadegave aan een ten ondergang neigende wereld. Luthers geschriften (vertalingen en verklaringen van Bijbelgedeelten, preken, troostwoorden, zendbrieven, vlugschriften, filippica’s en smaadschriften) verschenen in tot nog toe ongekend grote oplagen. Voor het eerst in de wereldgeschiedenis kwam in zeer korte tijd een werelddeel onder het beslag van het woord van één man. Om verdere invloed van Luther tegen te gaan en om zijn zienswijzen te bestrijden, grepen zijn tegenstanders naar hetzelfde wapen. Ze brachten een vertaling van het Nieuwe Testament uit in de volkstaal. Het lukte hen met grote moeite drukkers te vinden en vat te krijgen op een deel van het lezerspubliek. Kerkelijke en burgerlijke overheden maakten zich zorgen over de invloed van Luther (en de andere reformatoren) en probeerden de groeiende stroom van reformatorische boeken in te dammen. Tevergeefs. In die gebieden in Duitsland waar de overheid de kerk van Rome trouw bleef, schikten de uitgevers zich ogenschijnlijk in de gegeven omstandigheden. Intussen brachten ze clandestien de Bijbel in haar geheel of in gedeelten, prekenverzamelingen, traktaten, catechetische geschriften, troost- en meditatieboekjes, enz. op de markt. Om niet opgepakt te worden, probeerden ze toezichthouders te misleiden door bijvoorbeeld een uitgave te antedateren, in titelblad en in colofon hun naam en woonplaats niet te vermelden of gebruik te maken van een verzonnen naam en schuiladres. Antwerpen werd de haard van hervormingsgezinde boekdruk in de Nederlanden. Ondanks de vele edicten tegen de nieuwe leer gingen de uitgevers daar uit commerciële overwegingen en uit overtuiging door met de verspreiding van verboden lectuur. De tegenstanders van de beweging van de Reformatie namen hun toevlucht tot inbeslagname en verbranding van verboden boeken (waaronder de niet goedgekeurde Bijbelvertalingen). Het effect was averechts. De boekverbranding wakkerde de belangstelling voor het verbodene alleen maar aan. De tegenstanders besloten tot nog drastischer maatregelen. Ze lieten bij huiszoekingen speuren naar verboden lectuur en de bezitters ervan gevangen nemen en straffen. Drukkers dreigden ze met zware geldboeten en zelfs met de doodstraf. © L. den Besten 5
De tijd die voorafgaat aan de ‘jongste dag’, de dag waarop het gezag en de heerschappij van de God van Israël door alle volken wordt erkend.
Literatuur
7
Besten, Leen den, Het uitgelezen boek. De bijbel in Nederland, Zoetermeer: Meinema 2005. Calkins, Robert G., Illuminated Books of the Middle Ages, Ithaca, New York: Cornell University Press, 1983. Fingernagel, Andreas & Gastgeber, Christian, ed., In the Beginning was the Word. The power and Glory of illuminated Bibles, Köln, London, Los Angeles, Madrid, Paris, Tokyo: Taschen. Verkerk, Dorothy, Early Medieval Bible Illumination and the Ashburnham Pentateuch, Cambridge: Cambridge University Press 2004. Verkerk, Dorothy, ‘Exodus and Easter Vigil in the Ashburnham Pentateuch’, in: Art Bulletin LXXVII/1 (1995): 94105. Walther, Ingo F. & Wolf, Norbert, Codices Illustres. The world's most famous illuminated manuscripts, 400 to 1600, Köln: Taschen 2005. Weitzmann, Kurt, Late Antique and Early Christin Book Illumination, New York: George Braziller 1977.
Getijdenboek (gebedenboek voor de privédevotie van leken), Groningen
Trivulzio Getijdenboek, circa 1470, 13 x 9 cm, signatuur SMC 1, ’s-Gravenhage: Koninklijke Bibliotheek.
In de marges, tussen de bloemen en bladranken, staan allerlei grappige tekeningetjes. Vaak gaat het daarbij om de omgekeerde wereld, bijvoorbeeld een nar die achterstevoren op zijn ezel zit. Vaak ook zijn er voorstellingen van apen.
8
Quedlinburg Itala, circa 425, cod. theol. Lat. 305x205 mm, het boek Koningen, Berlin: Deutsche Staatbibliothek.
folio
1r,
Quedlinburg Itala, circa 425, cod. theol. Lat. 305x205 mm, het boek Koningen, folio 2r, Berlin: Deutsche Staatbibliothek.
Genesis, vijfde of zesde eeuw, Alexandrië (?) 273x222 mm; Bristol IVv., London: British Library. Genesis, vijfde of zesde eeuw, Alexandrië (?) 273x222 mm; folio 26 v., London: British Library.
9
Het Weense Genesis, illustratie 3: de Zondvloed, zesde eeuw, codex theol gr 31, Antiochië of Jerusalem (?), 335x250 mm, Wenen: Nationalbibliothek.
Het Weense Genesis, illustratie 30: het vertrek van Jozef, zesde eeuw, codex theol gr 31, Antiochië of Jerusalem (?), 335x250 mm, Wenen: Nationalbibliothek.
Het Weense Genesis, illustratie 13: Rebekka en Eliëzer, zesde eeuw, codex theol gr 31, Antiochië of Jerusalem (?), 335x250 mm, Wenen: Nationalbibliothek.
Het Weense Genesis, illustratie 31: de verzoeking van Jozef, zesde eeuw, codex theol gr 31, Antiochië of Jerusalem (?), 335x250 mm, Wenen: Nationalbibliothek.
10
Het Weense Genesis, illustratie 45: de zegening van Efraïm zesde eeuw, codex theol gr 31, Antiochië of Jerusalem (?), 335x250 mm, Wenen: Nationalbibliothek.
11
Rossano Evangelie, zesde eeuw, Antiochië of Jeruzalem, De opwekking van Lazarus, fol. 1 r, 307x260 mm, Rossano: Duomo di Rossano.
Rossano Evangelie, zesde eeuw, Antiochië of Jeruzalem, Pilatus, fol. 8 r, 307x260 mm, Rossano: Duomo di Rossano.
Rossano Evangelie, zesde eeuw, Antiochië of Jeruzalem, Pilatus, fol. 8 r, 307x260 mm, Rossano: Duomo di Rossano.
Rossano Evangelie, zesde eeuw, Antiochië of Jeruzalem, Barmhartige Samaritaan, fol. 7 v, 307x260 mm, Rossano: Duomo di Rossano.
12
Rabbula Evangelie, 586 (Zagba, Syrië), hemelvaart, fol. 13 v, cod. Plut. I, 56, 336x226 mm, Florence: Laurentian Library.
13
Rabbula Evangelie, 586 (Zagba, Syrië), Pinksteren, fol. 14 v, cod. Plut. I, 56, 336x226 mm, Florence: Laurentian Library.
14
Ashburnham Pentateuch, zevende eeuw, Carthago of Spanje, Latijn; fol. 21 r, Izaäk en Rebekka, cod. n. acq. lat. 2334, 371x321 mm Paris, Bibliothèque Nationale.
15
Ashburnham Pentateuch, zevende eeuw, Carthago of Spanje, Latijn; fol. 76 r, Mozes en de wet, cod. n. acq. lat. 2334, 371x321 mm Paris, Bibliothèque Nationale.
16
Evangeliarium, Aken 781-783, Nouv.acq.lat. 1203, fol. 3r., Paris: Bibliothèque Nationale. Troonbeeld van Christus met de monogrammen IHS (Jezus) en XP (Christus) in het Karolingische naar de schrijver Godescalc Evangeliarium).
17
Mortier-Grandvalbijbel, Tours, omstreeks 840, Add. Ms. 10546, fol. 5b, London: British Museum. Genesis 1-3.
18
Evangeliarium van Otto III, Clm 4453, fol. 103 r., omstreeks 1000, München: Staatsbibliothek. Schildering van een monnik uit Reichenau. Boven: Scène van de storm op het meer van Genesareth. Christus leunt rustend achterover in de boot. Boven hem bolt het zeildoek op als aankondiging van de storm. Petrus buigt zich voorover om hem wakker te maken. Links van Petrus staat vervolgens de ontwaakte Christus die de bleke en gehoornde goden van de wind tot bedaren brengt. Onder: een simultane gebeurtenis: de genezing van een bezetene van Gerasa (de demonen vluchten in de zwijnen.
19
Evangeliarium van Otto III, fol. 244, omstreeks 1000, München: Staatsbibliothek. Christus in Gethsemane.
20
Evangeliarium uit het klooster Abdinghof, Keulen, omstreeks 1070. Miniatuurschildering op perkament, 27,5 cm hoog, 19,3 cm breed, Berlijn Dahlem: Prentenkabinet, 78 A 3. Christus zendt de apostelen uit.
21
Gedeelte van een bladzijde uit de Bijbel van Stephan Harding, begin van het evangelie volgens Johannes, 1109-1110, MS 15, fol.56v., Dijon: Bibliothèque de Dijon. De beginletter H is versierd met fantasiewezens; de letter I rechts is opgevuld met de figuren van Johannes (in wit cisterciënser habijt) en zijn adelaarssymbool, met de klauwen geplant in zijn ogen, neus, mond en oren, om aan te duiden dat zijn zinnen vervuld zijn van het Woord van God.
22
Miniatuur uit het Shaftesbury Psalterium, midden twaalfde eeuw, MS Lansdowne 383, fol. 168 v. British Museum. De aartsengel Michael vaart met een laken vol zielen op naar Christus. De hiëratische, bijna Byzantijnse Christusfiguur blikt star voor zich uit en is typisch frontaal afgebeeld, maar de engel die op slakkenhuisvormige wolken staat, is geschilderd in vloeiende lijnen. Een van zijn vleugels steekt door de ornamentele rand van het blad.
23
Canterbury Psalter, begin dertiende eeuw, Paris: Bibliotèque Nationale.
24
Gouden Evangeliarium uit Echternach (Codex Aureus Epternacensis), omstreeks 1300, Hs.Fol. 2º 156 142, fol. 111 r., Nürnberg: Germanisches Nationalmuseum. Beeldvertelling van de passiegeschiedenis: het opzetten van de doornenkroon, het dragen van het kruis door Simon uit Cyrene (Mattheüs 27:32), de kruisiging, de kruisafname en de graflegging.
25
Psalter van Robert de Lisle, miniatuur, voor 1339, 34 x 22,5 cm, Arundel 83, fol. 126 v., London: British Library. Rad van de tien levensperioden. In het centrums: de God die alles ziet.
26
Pagina uit Gutenbergbijbel uit 1455/56, ’s-Gravenhage: Meermanno-Westreenianum. Hoewel de druk al op een technisch hoog peil stond, leken de eerste gedrukte Bijbels nog sterk op handschriften (Gutenberg gebruikte voor elke letter verscheidene lettertypen om door deze variatie zijn gedrukte Bijbel zoveel mogelijk op een handschrift te laten lijken). De versiering van de hoofdletters werd bijna nooit gedrukt, maar met de hand aangebracht. De Gutenbergbijbel (een Vulgata) is het oudste grote typografische werk dat we kennen. Er zijn nog 50 exemplaren bewaard gebleven.
27
Gutenbergbijbel, 42 regels, 1455/56. Inleiding op het evangelie volgens Lucas en Lucas 1:1-11. ,