1
van GESLACHT tot GESLACHT
voor mijn moeder
Vijf preken in de Verlosserkerk van Bussum opgedragen aan Lenie den Bok – van den Herik
december-januari 2015-2016
2 (1) Ouders en kinderen Eerste voleindingszondag 2015 Genesis 35: 16 t/m 29 Lied 723:2 Openbaring 7: 1 t/m 10 Lied 412: 1,2 De Oudtestamentische tekst van vanmorgen geeft ons een kijkje in de keuken van een familie. Het is de familie waaruit het oude Israël ontstaan is. Een schitterende familie! Eén man is na driemaal zeven jaar hard werken uitgegroeid tot een groot gezin. Hij heeft twee vrouwen (eigenlijk vier, ook nog twee slavinnen) en twaalf kinderen (niet meegerekend dochter Dina, en waarschijnlijk nog andere dochters – dochters werden in de mannencultuur van toen niet genoemd). Hij heeft ook nog veel vee (geiten en schapen, witte, zwarte en gespikkelde) en heel wat bezittingen. Toen Jacob het beloofde land uit vluchtte, naar zijn oom in Syrië, had hij dit niet kunnen dromen. Dit brengt het verhaal onverwachts dichtbij. Velen van ons hebben iets vergelijkbaars meegemaakt, misschien niet eens op veel kleinere schaal. Eerst word je vader en moeder, vervolgens word je grootouder en kijk je op je verjaardag verbaasd om je heen naar al die jonge mensen met hun eigen have en goed. Je denkt: ‘Is dit allemaal uit mij geboren? Dat ik mijn vrouw of man vond was al een wondertje, maar er zijn nog zoveel wondertjes gevolgd!’ Toch is dit bij Jacob niet het hele verhaal. Wanneer er een smakelijke maaltijd wordt geserveerd, ziet het er in de keuken vaak minder smakelijk uit. Bijbelverhalen zijn ongemeen realistisch. Als Jacob met zijn schitterende familie weer voor de grens van het beloofde land staat, komt hij óók voor een verleden te staan. Elke familie heeft een verleden. Jacob moest indertijd vluchten omdat hij bang was voor zijn broer Ezau. Hij had zijn broer met een list het eerstgeboorterecht afgenomen. Als tweede zoon had hij de plaats van de eerste ingenomen. Ezau heeft nu alle recht om zijn broertje nog een keer terug te pakken. Jacob is doodsbang. Maar er is meer. In Syrië heeft zijn oom hem eigenlijk ook al teruggepakt. Zonder het te weten overigens. De oom deed met Jacob wat Jacob met zijn broer deed: hij bedroog hem. Jacobs oog was immers op zijn mooie nicht Rachel gevallen, maar Rachel was, net als hijzelf, de tweede op rij; er was nog een eerste, oudste dochter, die volgens plaatselijke gewoonte als eerste zou trouwen. Jacob had moeten wachten. Oom Laban zet dat recht met een list. En zo voelt bedrieger Jacob nu zelf wat het is om bedrogen te worden. En ook dit is nog niet alles. Het bedrog heeft verstoorde relaties gecreëerd, niet alleen bij de direct betrokkenen, maar ook bij hun partners. Het zijn niet alleen broer Ezau en zijn vader Isaac die door Jacobs list gekwetst werden. Het is niet alleen oom Laban die zich door Jacobs voorkeur voor Rachel niet geëerd voelde. Het is ook moeder Rebecca, die indertijd Jacobs zijde koos en hem hielp met zijn list. Dat zal haar verhouding met haar man niet ten goede zijn gekomen. En wat moet Lea, door haar vader Laban aan Jacob verbonden, niet gevoeld hebben tegenover haar jongere zus, die Jacob eigenlijk had willen hebben? Een tweede keus… Wat een spanningen! De tweede die tot eerste verkozen is, de eerste die teruggezet wordt, het werkt onder alle betrokkenen door. En als dit soort dingen in dit soort relaties gebeuren – in familierelaties – is dat niet voor even, maar vaak een leven lang. En nog is dit niet alles. De rivaliteit tussen de vrouwen van Jacob riep rivaliteit tussen hun kinderen op. Lea kreeg de meeste kinderen, maar Jacob hield toch meer van de kinderen die hij van Rachel kreeg. En hij liet dit merken ook. De zonen van Lea – Ruben, Levi, Simeon en de anderen – voelen zich achtergesteld, hun broertjes Jozef en Benjamin worden voorgetrokken. Dat zet kwaad bloed. U weet hoe dat tenslotte uit de hand loopt. De oudste broers pakken Jozef en verkopen hem als slaaf naar Egypte.
3 *** Wat ik tot nu toe verteld heb, is een hoofdlijn, die laat zien hoe een scheve schaats onder ouders tot valpartijen leidt onder kinderen en kleinkinderen. Er zijn ook nog zijlijnen. In onze tekst hoorden we er éen. Jacobs oudste zoon, Ruben, heeft seks met een bijvrouw van zijn vader. Mannen mochten in die tijd niet alleen meerdere vrouwen hebben, zij mochten ook de slavinnen van die vrouwen als vrouw beschouwen. Kinderen die uit deze vereniging geboren worden, werden als eigen kinderen beschouwd. De helft van Israëls stamvaders is uit dit typpe relatie geboren. Soms waren die slavinnen een stuk jonger. Ruben slaapt met éen van hen. Jacob hoort ervan, het zal hem gestoken hebben. Maar hij straft niet… Bij het ouder worden zie je dat Jacob, die in zijn jongere jaren zo gedreven was, meer en meer gaat lijden. Waarschijnlijk ook omdat hij het nodige bij zijn kinderen zal hebben herkend. Vlees van zijn vlees. Als je zo terugkijkt op dit familieleven, komt er een tekst uit de Tien Geboden in herinnering: ‘Die de ongerechtigheid der vaderen bezoekt aan de kinderen en kindskinderen, tot in het derde en vierde geslacht’. Als jongen vond ik deze zin zeer onrechtvaardig. De God van het Oude Testament lijkt een wraakzuchtige God, ik kon hem niet hoogachten. Kinderen laten opdraaien voor wat de ouders en grootouders misdoen? Nee, dat kon ik niet geloven. Tot ik ging zien wat hiermee bedoeld werd. Ja, patronen van wangedrag werken in families door. Wat de ouders doen heeft gevolgen voor de kinderen. Zij gaan dat op hun wijze vaak óok doen. Jacob en Ezau, Rachel en Lea, de oudste en de jongste broers: de geschiedenis herhaalt zich. Afhankelijk van de eigen reactie van de kinderen kunnen de breukvlakken in het leven van de ouders kleiner worden en verdwijnen, maar ze kunnen ook nog veel groter worden, ze kunnen zelfs eeuwenlang door een heel volk gaan lopen, zoals de latere geschiedenis van Israël laat zien. Het is niet dat God dit doet, als straf; het is een ongerechtigheid in het handelen van de (groot)ouders waarvan God de doorwerking niet stopt. Hij láat daden hun gevolgen hebben. Hóe gevolgen doorwerken hangt mede af van de aard van de relaties. Partnerrelaties, familierelaties zijn de meest gevoelige, de meest omvattende in persoonlijke levens. Daar hebben verstoringen de grootste en langdurigste invloed. *** Nu moet ik iets toevoegen. Israël is een schitterende familie, dat blijft waar; met structurele problemen, ook dat is waar; maar in die problemen is niet alles verkeerd. Het is niet allemaal zonde wat daar speelt. Ons geweten is soms te orthodox. Denken we maar weer aan Jacob: dat hij het eerstgeboorterecht krijgt is tegen de culturele gewoonte, maar op zich niet verkeerd. Sterker nog, God heeft hem dat recht altijd willen geven: dat blijkt uit het verhaal van Jacobs geboorte. Wat verkeerd is, is dat Jacob het van Ezau op slinkse wijze afpakt. Dat Jacob Rachel verkiest, is op zich niet verkeerd. Ook Laban verbiedt hem niet met Rachel te trouwen. Maar daarvoor mag, volgens toenmalige gewoonte, de oudste dochter niet gepasseerd worden. En dat Jozef droomt van zijn leiderschap over alle andere broers, ook dat is op zich niet verkeerd. Die droom was geen jongensfantasie, God heeft Jozef dat leiderschap altijd al willen geven. Maar zijn arrogantie als dromer, en de groeiende agressie van de broers, waren wel verkeerd. Die maakten dat de Heer zijn plan alleen door een familieramp heen kon realiseren. Ik ben ervan overtuigd dat Hij dat graag anders had gedaan. Ziet u? in de voorkeuren zit niet het probleem, daar kan zelfs God zelf achter zitten. Het probleem zit in de wijze waarop wij mensen met die voorkeuren, van ons en van God, omgaan. En wat daarin vooral voor problemen zorgt, is de gretigheid. We willen iets zo graag dat we daarvoor mensen en dingen in hun eigen situaties niet meer ten volle rechtdoen. We doen hen geweld aan. Gods gaven komen op zijn tijd en op een manier waarbij niemand onrecht wordt gedaan, maar wij lopen erop vooruit. ***
4 Het verhaal van Jacob en zijn familie roept natuurlijk de vraag op, of het ook mogelijk is dat er niet ongelukkig wordt omgegaan met voorkeuren van God en mensen. Kunnen mensen ook goed reageren op Gods gaven en plannen? –Laten we nog even naar de tweede tekst van vanmorgen kijken. Openbaringen spreekt van een groep mensen die rond de troon van God staan. De tekst zegt: 12000 mensen uit elk van de 12 stammen. U merkt, Israëls familie komt hier, in het Nieuwe Testament, terug. Alle zonen van Jacob worden vermeld. In de tekst uit Openbaringen is het volk van God opgebouwd rond de kern van de eerste familie die Hij samenriep. Er is éen belangrijk verschil: dit volk is geheiligd. Allen die rond de troon staan zijn geheiligd. Dat wil zeggen: zij hebben hun verkeerde omgaan met God en met mensen afgelegd, ze hebben daar spijt van gekregen en zoveel mogelijk hun leven gebeterd. Om hen heen staat een schare die niemand tellen kan. Ook die groep mensen staat rond de troon, ze hebben hun kleden laten wassen in het bloed van het lam. Je kleren wassen, dat is een mooi bijbels beeld voor: je doen en denken schoon maken, je handelen en verlangen zuiver maken. Deze schare hoort óok bij Gods volk. Ook zij hebben zich laten reinigen, laten heiligen. Die 12.000 mensen uit elke stam van Israël zijn niet alle mensen uit elke stam. Die schare die niemand tellen kan, is niet de hele mensheid. Het zijn er wel een flink aantal, een volheid; maar een deel heeft zich kennelijk niet laten heiligen. Dat zijn de mensen die hun uiterlijk en innerlijk gedrag niet hebben laten schoonmaken. Zij hebben zich niet omgekeerd van hun verkeerde omgaan met Gods gaven en plannen bv in het familieleven. Ze hebben zich daar niet uit laten roepen zoals Abraham, die zijn land en familie verliet om met de Heer op weg te gaan. Zij staan niet rond de troon. *** Volgens de traditie van de kerk is het vandaag Allerheiligen. Dit is het begin van een aantal zondagen die uitlopen op Allerzielen, de Gedachtenis van onze overledenen. Ieder van ons heeft een familie, hoe klein misschien ook. Ieder kent ook wel overleden familieleden. Ieder van ons leeft bovendien in een andere familie, anders zouden we niet hier zitten. Een familie die pas helemaal zichtbaar zal worden rond de troon. Maar die nu al door God gesticht wordt op aarde, met zijn kerk. De gemeenschap van de kerk leidt vaak aan allerlei euvels die ook het natuurlijke familieleven plagen. Al was het maar omdat het natuurlijke leven bij gelovige ouders in het kerkelijk leven wordt opgenomen en meegenomen. En dat wil de Heer ook. Maar daarbij blijft de kerk de gemeenschap van hen die de roep van de Heer gehoord hebben en hun natuurlijke familie verlaten hebben om met Hem op weg te gaan en meer en meer zijn wil te doen. Wij zijn Abrahamskinderen. Ons vertrouwen op God, leven volgens de wil van God, waar kunnen we dit beter oefenen dan – in onze families? Wij die hier zitten laten ons dus wegroepen uit de familie om opnieuw in haar ingeleid te worden, in de hoop haar te kunnen meenemen naar de troon. Want is dat niet wat we het liefste zouden willen: hen meenemen? Ligt daar niet ons diepste verlangen: onze dierbaren te kunnen behouden? Wel, behouden kunnen we onszelf en hen alleen als gewassen mensen, als heilig geworden mensen. Dat dit zo is, wat daarvoor nodig is – dat is zeker ook vader Jacob bij het ouder worden gaan beseffen.
UIT DE LITURGIE Gebeden voor de nood van de wereld Van het keervers uit NLB zingen we na elke intentie steeds één regel
5 Heer, het einde van het jaar is begonnen, het Najaar kleurt de natuur om ons heen. Ook in de kerk is het einde van het jaar begonnen, met de zondagen van Voleinding. We zullen binnenkort de doden van onze gemeente herdenken, de bladeren die van onze levensboom gevallen zijn. En onze doden, dat zijn onze dierbaren, onze familieleden. Daarom bidden wij U vanmorgen voor alle families op aarde. Weest U met hen, U hebt ons mensen zo geschapen dat we uit mensen geboren worden. We bidden U, wees in de vreugden en pijn van families, in de geboortevreugde en geboortepijn, in de stervenspijn en misschien ook stervensvreugde. Zo bidden wij U tezamen… We leggen U de nood voor die in families voorkomt. Allereerst de nood die van buitenaf komt, bv door oorlog. We bidden U voor verscheurde families, voor vluchtelinggezinnen die uit elkaar gerukt zijn… En we bidden U voor de familienood die van binnenuit komt, door economische of sociale of psychische problemen, de nood die vaak ook tot schuld leidt, die op zijn beurt vaak weer tot nieuwe nood leidt, zoals bij kindermisbruik, of oudermisbruik. Heer, ontferm u over de getroffenen, zo bidden wij U allen tezamen…
Kinderverhaal Kennen jullie deze bijbel? Het is de Kijkbijbel. Daar staan de verhalen van de bijbel in waaruit we elke zondag in de kerk voorlezen omdat God juist deze verhalen gebruikt om iets tegen ons te zeggen. Maar soms zijn die verhalen best wel moeilijk, dan is het fijn als ze wat begrijpelijker verteld worden. –Ik lees het begin van het verhaal over Jacob en Ezau, en dan het begin van het verhaal over Jozef. Het gaat over éen familie, eerst de vader en dan de kinderen. Als je goed luistert hoor je dat de opa en oma er ook in zitten – net als hier bij ons: van sommigen van jullie zie ik niet alleen een broertje of zusje, en niet alleen moeder of vader, maar ook opa en oma. (…) Als je deze twee stukjes hoort, wat valt je dan op? Lijken de verhalen een beetje op elkaar? –Jacob is jaloers op Ezau omdat Ezau de oudste broer is. En die tijd werd de oudste broer later de baas van de familie. Veel later, als Jacob zelf kinderen heeft, worden zijn oudste kinderen jaloers op het jongste kind, Jozef. Dus ja, de twee verhalen lijken op elkaar. Kinderen lijken op hun ouders, zeggen we wel eens, soms ook in niet zulke leuke dingen. Daarover gaat het straks hier, bij de grote mensen. Jullie gaan nu naar je eigen dienst, met het licht van Christus.
Dankgebed en voorbeden God, we danken U voor onze ouders, en ook voor onze grootouders. Sommigen zijn misschien niet meer in leven. Hoeveel hebben onze ouders en grootouders ons niet gegeven? We danken U ook voor onze kinderen als we die hebben, en voor onze kleinkinderen, als we die inmiddels ook hebben. We willen U bovenal danken voor de hoop die U onze families geeft. We mogen ons optrekken aan de rode draad die volgens bijbelverhalen dwars door alle familie-sores heen toch naar uw Koninkrijk loopt. De rode draad die zegt dat U ons als ouders en kinderen wilt behouden en daaraan werkt ook als we er weinig van merken. Ook als wij dingen doen die vervelende en soms blijvende gevolgen hebben, gebruikt U die ten goede voor wie geloven. Laat ons tot inkeer komen zodat familierelaties kunnen genezen! Zo bidden wij U allen…. Heer, ieder van ons kent families die door ongelukkige patronen getekend zijn zoals de familie van Jacob. We hoeven eigenlijk maar naar onze eigen families te kijken. We hebben U allemaal nodig. Maar omdat ieder van ons daar op eigen wijze in staat en elke familie te kampen heeft met eigen patronen, kunnen wij sommige dingen alleen zelf aan U voorleggen. Hoor ons bidden of stil zijn in de stilte….
6 (2) Dodenherdenking? Gedachtenisdienst 2015 Markus 13: 1-13 Lied 462: 1,2,5,6 Soms staat iets bijna terloops in de bijbel. Zoals bij Jacob, als verteld wordt dat hij en zijn broer Ezau hun vader Isaak begraven. Daar staat iets bij waar je bijna overheen leest: ‘Toen blies hij [Isaak] de laatste adem uit en werd met zijn voorouders verenigd, na een lang leven’(Gen 35: 29). Isaak verenigd met zijn voorouders! Dus met zijn vader Abraham, en zijn grootvader Terach en zijn overgrootvader Nachor, misschien zelfs met zijn overoverovergrootvader Noach... De tekst geeft niet aan hoe ver we moeten teruggaan, er staat eenvoudig ‘voorouders’. Voorouders, dat zijn allemaal mensen die al gestorven zijn. Als Isaak sterft, volgt er dan een vereniging in de dood, in de aarde waar we weer tot stof worden? Dat lijkt toch niet bedoeld. Hoe kun je met voorouders verenigd worden als zij niet ergens leven? ‘Verenigd worden met je voorouders’ is een gebruikelijke manier van zeggen niet alleen in het oude Israël, maar ook bij andere volken, tot op de dag van vandaag. Mag ik éen voorbeeld geven – het komt uit een boek dat mijn broer en ik als jongens graag lazen, u zult het waarschijnlijk herkennen. Wanneer een indiaanse vader hoort dat zijn enige bloedeigen zoon gedood is en hijzelf de laatste der Mohikanen is geworden, spreekt hij in zijn intense verdriet een gebed uit. ‘Grote Geest, Maker van alle Leven. Een strijder gaat naar U zoals een pijl in de zon geschoten wordt. Verwelkom hem en laat hem plaats nemen in de kring rond het vuur van mijn volk. Hij is Uncas, mijn zoon. Zeg hem nog geduld te hebben en te vragen of de dood snel mag komen, want zij zijn allemaal daar, op éen na, mij, Chingachgook’. Als iets bijna terloops in de bijbel staat, gaat het vaak om een gebruik of idee dat Israël deelde met zijn buurvolken. En dan wordt het spannend wat Israël zelf in de loop van zijn geschiedenis daarmee gaat doen, Israël dat weggeroepen is uit de volken om met God een weg te gaan. Was dat gebruik bij nader inzien – gezien vanuit het geloof in de God die Israël leidt – een ‘heidense’ zienswijze of praktijk, die losgelaten moet worden? Of kan dat gebruik, eventueel aangepast, behouden blijven? Hoe ligt dit met die gedachte van een kring van gestorven voorouders die leven na hun dood? De meesten van u weten vast, dat het Oude Testament nogal negatief is over een leven na de dood. Niet dat daar gezegd wordt dat ons leven met de dood van ons lichaam helemaal voorbij is. Maar wat dan van de ziel, de ‘levensadem’ overblijft, is niet veel meer dan een schim van de vroegere persoon, en schimmen herkennen elkaar niet. De echo van deze overtuiging, die met het Oude Testament natuurlijk ook in de christelijke traditie heeft doorgewerkt, hoorde ik vroeger wel bij mijn oma. Wanneer er wat al te concreet of dogmatisch over de hemel gesproken werd, zei ze soms: In de hemel is geen herkenning. –Tja als dat zo is, zul je je vader of moeder, of je kind, als dat al voor jou gestorven is, niet terugzien. Verenigd worden met je voorouders, hoe mogen we daarover denken? Welk licht valt hierop vanuit ons geloof in God. Is de hele bijbel negatief over een leven na de dood? *** Nee, toch niet. Een eerste aanwijzing daarvoor vinden we al in het volgende grote moment in de geschiedenis van Israël waarin het wordt weggeroepen uit de volken: de roeping van Mozes en de uittocht uit Egypte. U kent allemaal het verhaal dat God zijn naam aan Mozes bekend maakt bij de brandende braambos: ‘Ik ben die ik ben’. Als God zich met deze mysterieuze naam voorstelt, héeft Hij al een andere naam en daar grijpt Hij nu tegenover Mozes nadrukkelijk op terug: ‘Zeg tot de israëlieten, de Heer, de God van uw vaderen, de God
7 van Abraham, de God van Isaak en de God van Jacob, zendt mij tot u. Dit is mijn naam voor altijd. Zo moet men mij aanspreken, alle geslachten door’ (Ex3:15v). Dat dit juist tegen Mozes wordt gezegd! Hij die vanaf zijn vroegste jeugd opgroeide aan het Egyptische hof en zich geen andere vader herinnerde dan de farao, bleek een joodse vader en moeder te hebben. Hun geloof had hem indertijd gered van de dodelijke hand van de farao’s vader. En nu zegt God tot hem: ‘Ik ben de God van uw vaderen’! –Hoezeer je buiten kerk of geloof in een andere wereld groot geworden bent: wanneer je gelovige ouders had, kan God je op een dag aanspreken als de God van je vader of moeder, die voor jou een missie heeft. En dan zul je ook naar je andere vaderen gestuurd worden, naar hen die jou opgevoed hebben, om hen te vragen voor jouw geloof ruimte te maken. Jij bent dan dé persoon om hen daarvan te overtuigen. *** In het Nieuwe Testament komt Gods eerste naam, ‘God van Abraham, Isaak en Jacob’ terug. Jezus zelf verwijst ernaar wanneer schriftgeleerden die niet in een leven na de dood geloven hem een vraag stellen. Van wie zal een vrouw die zevenmaal getrouwd is geweest, na de dood de vrouw zijn? Dat zou toch absurde toestanden geven! Zie je wel, concluderen zij, er is geen leven na de dood, het kan niet. –Veel christenen in onze tijd zitten met vergelijkbare vragen. Als we ons een familieleven in het hiernamaals voorstellen, loopt ons denken al gauw vast. Onvoorstelbaar zo’n leven! Maar Jezus verblikt of verbloost niet. Hij zegt: Jullie kennen noch de Schrift noch Gods almacht. Na de dood zijn er geen huwelijken meer, maar opstanding is er wel degelijk. ‘Heb je niet gelezen dat God tot jullie heeft gezegd “Ik ben de God van Abraham, Isaak en Jacob”? Hij is geen God van doden, maar van levenden.’ Toen het volk dit hoorde, stond het verbaasd over zijn leer, voegt de evangelist Matteus toe (Mat 22:29v). En ja, hoe kan Jezus dit zeggen? Abraham, Isaak en Jacob zijn toch allang dood? Voor Jezus zijn zij kennelijk geen doden, maar levenden. En dan denkt hij niet aan de hemel, maar aan de opstanding. Ook ons lichaam hoort bij onze persoon. Het is niet alleen de ziel die gered wil worden. Vervolgens verbindt Jezus opstanding met de geslachten. Hij denkt dus aan mensen die vlees en bloed van andere mensen zijn en hij denkt aan de opstanding van het vlees. Jezus gelooft in God die trouw is aan zijn volk van geslacht op geslacht. Gelovigen die dood zijn leven. Laten we nog even langer stilstaan bij de opstanding. Geloof in de opstanding is een laatkomer in de bijbel, het is er eigenlijk pas in het Nieuwe Testament. Waarom toch? Laat ik éen aanwijzing geven. God noemde zich tegenover Mozes ‘de God van uw vaderen’, deze naam horen we in het Oude Testament vaker. Veel minder vaak horen we daar, dat God zelf Vader genoemd wordt. Dat verandert pas als er een mens komt van wie God zegt: Dit is mijn Zoon, in hem heb ik plezier’. Als deze zoon, Jezus, sterft, komt er een schreeuw uit Gods vaderhart zo diep, dat zelfs de dood zijn laatste greep op het leven moet opgeven. Dan is een voortbestaan als schim niet genoeg meer. Ook een voortbestaan als ziel in de hemel is niet genoeg. Deze Vader gaat voor opstanding naar ziel èn lichaam, voor een blijvend leven van zijn geliefde zoon, een leven zonder dood. En dat wil deze Vader niet alleen voor zijn Zoon, maar voor al de broeders en zussen van zijn Zoon. God is een God van levenden, niet van doden. Abraham, Isaak en Jacob zijn geen doden die wij herdenken, zij zijn gestorvenen die we herdenken als levenden, als mensen die leven met de levende God. Ook wij hier vanmorgen hoeven niet bijeen te zijn om doden te gedenken. Er zijn levenden te gedenken! Dat zijn zij die net als Abraham en Isaak en Jacob op God vertrouwen, met hem op weg gaan en zich laten heiligen. God heeft zijn woord gegeven: ieder die in het voetspoor van deze aartsvaders gaat zal met hen leven. Ieder die in het voetspoor van Jezus gaat zal met hem leven, ook al is hij of zij gestorven. Ieder mensenkind dat met God wil leven is Gods kind. ***
8 Nu wordt het opnieuw spannend. Willen wij mensenkinderen dit ook? Willen wij wat God wil? De Nieuwtestamentische tekst die we hoorden is hier uiterst realistisch over. De ene broer zal dat wel willen, de andere niet. De ene broer zal wel in het voetspoor van Abraham en Jezus gaan, de andere niet. Of je dat inderdaad doet, blijkt vooral in tijden van tegenslag en verdrukking. Dan kan het zelfs zover komen, zegt onze tekst, dat een broer zijn broer zal aangeven bij de politie, dat vaders hun kinderen zullen uitleveren en dat kinderen zich tegen hun ouders zullen keren. Dat is een schokkende tekst. Families die stukgescheurd worden! Wie zijn hier degenen die hun broers of kinderen uitleveren om te worden gedood? Dat zijn niet gelovigen, die ongelovigen gaan vervolgen en doden. Helaas is dat in de kerkgeschiedenis wel gebeurd. En helaas gebeurt het ook vandaag weer, in Syrië en Parijs. Maar hier gaat het om iets heel anders. Het gaat niet om gelovige broers die hun ongelovige broers aangeven, of gelovige kinderen die hun ‘heidense’ ouders uitleveren. Het gaat om gelovigen of ongelovigen, die christenen vervolgen. Christus zegt: Zij die in mijn voetspoor gaan zullen vervolgd worden. Maar wie onder vervolging standvastig blijft in geloof en naastenliefde, behoort tot de familie van God die eeuwig leven krijgt. Daartegenover lopen zij die christenen vervolgen, in ongeloof of in mensenhaat, groot gevaar niet te delen in de opstanding en dus verloren te gaan. Zij zullen zich moeten bekeren. Ondertussen blijft staan, dat families uiteen kunnen vallen: wanneer sommige familieleden Christus trouw blijven en andere hen daarom gaan haten. En zo kan de grens tussen de familie van God en gewone families, die uiteindelijk de grens is tussen wel of geen behoud van leven, dwars door gewone families gaan lopen. *** Vanmorgen mag ik u twee dingen zeggen. Het leven is een fakkeloptocht, we geven een levenslichtje door aan onze kinderen en zij aan hun kinderen en zo verder. Dit is al heel mooi, maar heeft, als het daarbij blijft, toch een rouwrand, als voor ieder die sterft het licht uitgaat. Maar dat hoeft niet! Het ‘van geslacht tot geslacht’ kan dóorgaan, niet alleen door de tijd, maar zelfs door het eind van de tijd, door de dood heen. We kunnen met onze voorouders verenigd worden. Er is blijvend leven voor onze families. Het lichtje dat we straks dragen, symboliseert niet alleen het voortleven van onze dierbaren in onze herinneringen, maar ook het leven van onze gestorvenen zelf. Het is aangestoken aan de Paaskaars, het licht van Christus die is opgestaan en leeft. Wij gedenken geen doden. Hiermee heb ik het tweede dat ik mag zeggen ook al aangeraakt. Dat blijvende leven is er zodra we ons laten opnemen in de familie die God op alle tijden en alle plaatsen samenroept, de wereldwijde groep van mensen die hem gelooft en zijn wil wil doen. Eeuwig leven is er zodra we broers en zussen van Zijn zoon willen zijn, en met hem van harte Onze Vader leren zeggen.
UIT DE LITURGIE Gebed om de nood van de wereld Heer, velen van ons zijn verdrietig, vol van allerlei gevoelens en herinneringen. We hebben het afgelopen jaar een vader of een moeder verloren. Of een gemeentelid dat jarenlang met ons naar de kerk ging en nu het plekje naast ons in de bank leeglaat. Vanmorgen denken we aan alle mensen, ook buiten de kerk, die dit jaar iemand verloren hebben. We delen in hun verdriet en bidden U om met hen te zijn. Ook zij zijn uw schepselen. Zo bidden wij U…
9 We denken in het bijzonder aan mensen die niemand hebben die hen gedenkt. Aan hen die eenzaam sterven; die geen familie hebben die naar hen omziet; of die zo oud werden, dat alle broers en zussen en vrienden al vóor hen gestorven zijn. Neem hen op in uw schoot, vergoed hen voor wat ze hier hebben gemist. Zo bidden wij U allen tezamen:… Heer, de dood kan ook ons zomaar treffen. Na de terreuraanslagen in Frankrijk en nu in Afrika voelen we dit weer sterker dan daarvoor. Wees met ons in West-Europa nu de angst groeit… zo bidden wij U allen…
Gedenken van mw C. Van den Hengel-Schimmel
Gebeden God, wij danken U voor alle lange, kostbare levens die we vanmorgen gedenken. Op éen of twee na zijn alle overledenen tachtig jaar of ouder geworden, velen meer dan negentig. Dank U wel, zij zijn onze ouders, grootouders, overgrootouders, onze broeders en zusters. Hoe bijzonder is het, U noemt zich God van Abraham, Isaak en Jacob: God van een vader, een zoon en een kleinzoon. U schaamt zich niet de God van opa, vader en kind genoemd te worden. U wilt met ons meegaan door onze generaties, dank U wel daarvoor! Zo bidden wij U allen… Heer, niet in alle families kunnen mensen elkaar dierbaren noemen. We bidden U voor allen die hun familie liever niet terugzien, niet in dit leven en misschien nog minder na dit leven. We bidden U voor families waar te veel pijn is geweest, waar te veel is gebeurd of te lang gewacht met een poging tot nieuwe toenadering. Voor gebroken gezinnen en beschadigde relaties bidden wij U allen… We danken U voor elke familie die bij het overlijden van een vader of moeder, of broer of zus, ervaren heeft, dat er iets van verzoening kan komen waar boosheid en vervreemding waren. Geef deze families de kracht dat kwetsbare nieuwe begin te laten uitgroeien, hoezeer dat ook bemoeilijkt kan worden door gevoeligheden en gewoontes. Zo bidden wij U allen tezamen… Stil gebed Onze Vader
10 (3) Vlees van ons vlees [I] Tweede Advent 2015 Maleachi 3: 1 t/m 4 Lied 439:1,2 Hebreeën 2: 10 t/m 18 Lied 435: 1,2 Wie is die bode die in Maleachi wordt aangekondigd? Als je de tekst hoort denk je dat het over éen persoon gaat, maar lees je even door, dan lijken er drie personen aangeduid te worden. Maleachi spreekt van ‘de engel van het verbond’, van ‘mijn bode die de weg zal effenen’, en van ‘de Heer zelf die naar zijn tempel komt’. –Wonderlijk is wel, dat ze alle drie in het Kerstverhaal terugkomen. Daar heb je de engel: Gabriel die naar Zacharias en Maria gaat. Daar is ook de bode die de weg effent: Johannes de Doper. En daar is de Heer zelf, de Messias, Jezus. Nu kondigt Maleachi niet alleen de komst van éen of drie personen aan, maar ook een oordeel. Als de bode komt, begint de Dag van de Heer. Maleachi tekent die Dag met sterke beelden: ‘Wie zal overeind blijven als hij verschijnt? Hij komt met het vuur van een smid, die zilvererts reinigt door het zilver van de steen te scheiden en de slakken weg te gooien.’ –Dit vuur lijkt in het Kerstverhaal niet terug te komen. Of toch wel? De bode die voor de Messias uitgaat om hem een weg te bereiden, Johannes de Doper, roept tot zijn toehoorders: ‘Bekeert u, het Koninkrijk is nabij!’ Daar zit zeker ook een oordeel in. De bijl ligt aan de wortels, zegt de Doper. En daar is ook het vuur, want als de Messias, de tot koning gezalfde komt, zal hij het kaf van het koren scheiden, zijn graan binnenhalen en het kaf verbranden met onuitblusbaar vuur. Als de bode komt, gaat het oordeel dus beginnen. Dan begint de Dag van de Heer. –Met Kerst begint Gods laatste oordeel! –Dat is voor ons geen gewone gedachte. Toch is het op zich goed nieuwtestamentisch. Je vindt het bv ook bij Paulus. Sinds Christus’ komst leven we in de eindtijd. *** Wordt dit door onze tweede lezing bevestigd? Het is niet moeilijk in de Hebreeën-tekst de bode terug te vinden. God heeft zijn zoon gezonden. God is vol zorg over mensen en heeft, na lang via profeten gesproken te hebben, uiteindelijk zijn zoon gestuurd. Maar het oordeel, het vuur, is dat ook in Hebreeën terug te vinden? Dat lijkt niet zo. De zoon is vooral gekomen om pastorale steun te geven aan mensen in nood en schuld. Dat heeft de nadruk: Hij is mens als wij, ook hij weet wat het is om beproefd te worden en te lijden, juist daarom kan hij ons helpen. Hij heeft alles doorgemaakt wat mensen kunnen doormaken. De zoon was niet al volmaakt toen hij kwam, maar werd vervolmaakt door die beproeving en dat lijden heen, zegt Hebreeën. Juist zo heeft hij het verdiend om ons te redden en te vervolmaken. U merkt, ook hier schemert toch iets van vuur door. De Zoon is vervolmaakt om ons te vervolmaken. Ook hij is door vuur gegaan, hij is beproefd, om ook ons goed door het vuur te leiden, zodat ook wij bij beproeving staande blijven. Hebreeën zegt erbij dat de Zoon niet gereinigd hoefde te worden. De zoon van God is ons in alles gelijk geworden behalve de zonde. Hij is sterker geworden, gegroeid, maar hoefde daarbij geen fouten of ondeugden te overwinnen. De Heer die ons in alles behalve zonde gelijk geworden: hoeveel is hiermee ondertussen al gezegd! We weten allemaal dat het gemakkelijk is om een hard oordeel te vellen over menselijke levens als je er zelf buiten staat. (Trouwens, een heel vriendelijk oordeel vellen is dan ook gemakkelijk.) Tegen iemand in een hogere, betere of gewoon andere positie kunnen we altijd zeggen: ‘Kom maar eens in mijn schoenen staan, dan voel je pas wat het vraagt om in mijn situatie goed te leven’. Deze kritiek kan ook op God gericht worden, die als
11 geen ander buiten en boven menselijke levens staat. Wel, zegt Hebreeën, God is in onze schoenen gaan staan. De Heer heeft zelf ervaren wat menselijk leven is. Hij is erin gaan staan, ook in beproeving en leed. *** Dit gaat ver, verder dan wij misschien denken. Wanneer wij denken aan de Heer die als mens onder ons komt, denken wij meestal aan mens-zijn in het algemeen. De Heer is met ons mensen gaan delen wat wij mensen met elkaar delen: vlees en bloed. Ook hij kreeg een lichaam dat gevoed en gekleed moet worden, dat behoeften en verlangens heeft, en dat via al deze dingen ook beproefd wordt. Een lichaam kan bovendien bloeden, en sterven. Hoeveel deelt de Heer op deze wijze al met ons! Toch gaat het delen nog verder. Want het vlees en bloed dat wij mensen met elkaar delen, kregen we van onze ouders. We zijn uit hen geboren. Ieder mens staat in een geslacht. ‘Vlees en bloed delen’ betekent, dat we naar lijf en ziel heel bepaalde eigenschappen en heel bepaalde kwetsbaarheden delen met heel bepaalde mensen vóor ons. We hebben die ‘gekregen’ via geboorte en opvoeding, dat maakt onze ouders tot onze meest eigen naasten, die ons meer gevormd hebben dan wie dan ook. De Heer wilde onze broeder worden, zegt Hebreeën. ‘Broeder’, of ‘zuster’, dat horen wij al snel christelijk, dat wil zeggen: ‘geestelijk’, we denken dan: dus geen echte broer en zus. Maar natuurlijk is het zeer goed mogelijk, dat een broeder of zuster ook broer of zus is. Dat was in de tijd waarin de Hebreeënbrief geschreven nog sterk het geval. Ook in het oude Israël. Abrahams nakomelingen waren niet alleen zij die net als hun stamvader geloofden, maar meestal ook zij die van hem afstamden via Isaac en Jacob. Zij zijn niet alleen broeders en zusters, maar ook broers en zussen. Als Hebreeën: de Heer wilde onze broeder worden, betekent dat ook: onze broer worden. *** We hebben in Hebreeën de belangrijkste persoon teruggevonden die volgens Maleachi zal komen: Christus. Maar het vuur, en de Dag van de Heer? Het lijkt erop dat we die nog niet hebben teruggevonden. Of toch? Ik denk dat het vuur precies de andere kant van de komst van de Heer onder mensen. Volgens Hebreeën komt God onder ons als een mens die ook als mens geboren en getogen is. Hij is ons in alles gelijk, ook in het broederschap, de bloedverwantschap. Alles – behalve de zonde. Deze mens heeft niets verkeerd gedaan. In onze schoenen staande, dus ook in familierelaties staande, net als wij, heeft hij niets gedaan dat niet goed is in de ogen van God. Hij die helemaal naast ons is komen staan houdt ons precies hierdoor ook een sterke spiegel voor. Zelfs méér dan iemand die buiten of boven ons blijft staan. Als een vreemde in dezelfde omstandigheden het beter doet dan jij, kun je dat nog naast je neerleggen. Maar wat als je broer het beter doet? Dan raakt je dat veel meer. Dat trekt sterker aan je. Dat is het oordeel in Christus’ komst. Het is het oordeel van een medemens, een naaste, een broer. Dit is ook Gods laatste oordeel. Hierna komt geen ander, strenger, of milder oordeel meer. Het laatste oordeel houdt in, dat God ons de spiegel van Jezus’ leven, lijden en sterven voorhoudt, als de uitgestoken hand van een broer. Wie daar vroeg of laat niet in wel kijken, of afwijst wat hij ziet, heeft zijn lot definitief bepaald. Dit brengt me tot slot nog éen keer terug naar de bode van Maleachi. Verderop in het hoofdstuk dat we hoorden wordt nog iets bijzonders van deze bode verteld. Hij zal ouders tot hun kinderen keren en kinderen tot hun ouders. Ook de banden tussen de generaties zullen gelouterd worden, er zal verzoening komen tussen de geslachten! Dit zijn de laatste regels in het Oude Testament. En precies hier pakt het Nieuwe Testament de draad op. De Messias die God zendt is het Woord van God vlees geworden, zegt het Evangelie. Vanmorgen mag ik zeggen: dat is niet alleen vlees als ons vlees, maar vlees van ons vlees. Niet alleen een broeder, maar een broer. Wie is er beter geschikt om ook de generaties goed tot elkaar te wenden, om ook in de
12 relaties van ouders en kinderen het zilver uit het zilvererts te puren? Wie kan dit beter doen dan iemand die ons vlees is gaan delen zoals wij mensen het met elkaar delen, via geboorte en opvoeding, maar zonder daarin te zondigen?
UIT DE LITURGIE Gebed om de nood van de wereld Gisteren was het Sinterklaas, een echt familiegebeuren, met cadeautjes krijgen en cadeautjes geven. Heer, we bidden U vanmorgen voor alle eenzamen, voor de mensen die gebroken hebben met hun familie of hun familie met hen, of die hun familie moesten achterlaten, om wat voor reden dan ook. We denken aan allen die geen attenties krijgen, omdat ze geen mens hebben die het hen kan geven, en aan allen die geen attenties kunnen geven omdat ze geen geld hebben. En we denken bovenal aan hen die zelfs niet de levensbenodigdheden hebben. Heer, wees bovenal met hen, laat ons omzien naar hen, zo bidden wij U allen tezamen… Wij danken U voor de kleine en soms ook grotere wondertjes in het familieleven. We beseffen dat we dit delen met zovelen buiten de kerk, wereldwijd. Een kleinkind krijgen; een onverwachtse genezing of verbetering van de gezondheid; een verzoening met een broer of zus na jaren zonder contact. Geef dat de dankbaarheid die dan opwelt, een adres mag vinden, hoe tastend misschien ook. Zo bidden wij U allen…. We bidden U voor hen die momenteel in Parijs de borst natmaken om tot een klimaatakkoord te komen. Heer, we willen uw schepping eren, we moeten uw schepping eren omdat we anders onze leefomgeving verwoesten, het gaat letterlijk om de lucht die we ademen. Help ons bij het vinden van oplossingen, niet alleen economisch en technisch, maar ook moreel, tussen arme en rijke landen, en geef ons de kracht de afspraken in daden om te zetten vóor het laat is. Zo bidden wij U allen…
Gebeden Heer Jezus Christus, we danken U dat U zich niet schaamt onze broeder, onze broer te noemen. Hoe bijzonder is dit, hoezeer lijkt U daarmee op uw hemelse Vader, die zich niet schaamt de God van Abraham, van Isaac en van Jacob te noemen, de God van een grootvader, een vader en een zoon, alle drie mensen uit mensen geboren, mensen die bij alle geloof en moed ook gefaald hebben, getwijfeld, domme dingen gedaan, en ook als ouders tekort geschoten zijn. Heer, hoe bijzonder is dat. Al door U zo te willen noemen komt U al een beetje onder ons en raakt de hemel al een beetje aan de aarde. Dank U wel! Zo bidden wij U allen tezamen... We weten allemaal hoezeer kwalijke zaken juist in familierelaties verworteld kunnen zijn, hoe lastig ze juist daar weg te nemen zijn, hoeveel moeilijker, langzamer dat gaat dan in relaties met mensen die op meer afstand staan. Kom, Heilige Geest, schenk ons geduld en loyaliteit en moed juist ook als het gaat om de moeiten in het omgaan met ons eigen vlees en bloed. Zo bidden wij U allen… Vanmorgen wil ik U ook bidden voor allen die speculeren over een eindtijd, vaak met apocalyptische scenario’s en snelle verbanden tussen bijbeltekst en actualiteit. Hoeveel belangrijker is het te beseffen, dat we al in de eindtijd leven, dat sinds de geboorte van het kind van Bethlehem U met uw definitieve oordeel in onze wereld bent gekomen. Ik bid U ook voor hen, die helemaal niet denken aan een eindtijd of een komend oordeel. Ook zij gaan voorbij aan het reële appèl dat van de komst van uw zoon uitgaat. God onze Vader, geef ons de moed en openheid om ons leven te laten louteren in het vuur van uw Zoon en uw Heilige Geest. Juist in de nieuwe aanloop naar Kerst bidden we U dit…
13 (4) Vlees van ons vlees [II] Vierde Advent 2015 Micha 5: 1 t/m 4a Lied 473:1 Met Advent zien we uit naar dat wonderlijke gebeuren, dat God zelf vlees en bloed met ons is gaan delen. En daarmee bedoelen we dan niet alleen, dat de Heer, die onder ons gekomen is, net als wij vlees en bloed heeft, dat ook hij dus een lichaam en een ziel heeft met alles wat dat met zich meebrengt. We bedoelen dan óók dat hij dat lichaam en die ziel gekregen heeft op dezelfde wijze als wij die krijgen: van een moeder. Dat de Heer dus net als wij geboren en getogen is. Zonne der gerechtigheid, woord dat vlees geworden zijt, tussen alle mensen in in het menselijk gezin. Op zich is dit bekend genoeg, we vieren het elk jaar met Kerst. Zeker in de katholieke traditie die ook onder ons ingeburgerd is geraakt, met het kerststalletje en het heilige gezin. Maar realiseren we ook wat het reëel betekent dat ook de Heer in een gezin, een familie, een geslacht, een volk staat? In mijn vorige dienst zei ik het zo: de Heer is niet alleen mens, medemens geworden, hij is onze broer geworden. Het Woord dat vlees werd, werd vlees van ons vlees. Maar nu moet ik dat verder uitwerken, want zelfs dat is eigenlijk nog niet concreet genoeg. Als de Heer net als wij geboren en getogen is, dan is ook zijn vlees en bloed, net als het onze, gevormd uit het vlees en bloed van een bepaalde moeder, uit een bepaald geslacht, binnen een bepaald volk. *** Wel, ook dat is niet onbekend. Daarover is de bijbel helder. Jezus is niet geboren uit welke moeder dan ook, maar uit Maria. Maria behoorde niet tot elk volk, maar tot éen volk; en daarbinnen tot éen geslacht, het geslacht van David, dat oorspronkelijk uit Bethlehem komt. Davids geslacht zelf is deel van een concrete stam, Juda, die op zijn beurt is voortgekomen uit de vierde zoon van Jakob, die de kleinzoon was van Abraham, wiens familie uit Ur kwam, ergens in het huidige Irak. Als we het mens-zijn van onze Heer zo zien, in zijn concrete afkomst, kan het niet meer een algemeen menszijn blijven dat overal en altijd te vinden is, maar moet het concreet in tijd en ruimte geplaatst worden. En laten we eerlijk zijn: dat geldt ook van ons eigen mens-zijn. Het vlees en bloed dat wij met ieder mens delen krijgen wij niet van ieder mens, maar altijd van heel specifieke mensen. Een specifieke afkomst – dat laat de tekst van vanochtend zien. Deze tekst is van de profeet Micha uit het Oude Testament, maar speelt aan het begin van het evangelieverhaal een belangrijke rol. We kennen allemaal het verhaal van de drie koningen uit het Oosten die bij koning Herodes komen om te vragen waar het koningskind geboren is. De ster die in hun eigen land te zien was, wees hen naar een ander land, een klein landje aan de rand van de Middellandse zee, en ook dat was nog niet precies genoeg. Waar is het koningskind geboren? Kennelijk niet in de hoofdstad, bij de koning! De theologen aan Herodes’ hof graven in de bijbel en komen met die tekst uit Micha, die aankondigt dat er een koningskind uit Bethlehem zal komen, uit een klein geslacht uit Juda. Hij zal tot zijn broeders komen en hen als een herder weiden. Dat doet zelfs bij Herodes een bel rinkelen. Hij is als joodse koning in Romeinse dienst helemaal van God en gebod en de bijbel losgeraakt; maar hij weet nog iets van de oude geschiedenis van Israël, van Bethlehem en David. Toen God, teleurgesteld over de eerste koning in Israël, op zoek ging
14 naar een vervanger, koos hij een herdersjongen in Bethlehem. Of Herodes deze hint wel of niet gevoeld heeft, in elk geval begint hij, net als koning Saul indertijd, het door God gekozen koningskind te vervolgen. Als we dus zeggen: de Heer kwam als mens onder mensen, moeten we concreet zeggen: de Heer kwam als jood onder mensen, en Hij kwam onder joden. Hij is in Israël geboren, als israëliet. We moeten nog concreter worden: hij werd in een specifiek joods geslacht geboren. We kunnen dus niet zomaar zeggen, dat de Heer onze broer werd omdat hij ook uit een moeder geboren is. Hij werd broer: ja, maar allereerst van Jacobus, Jozef (ook wel Joses), Simon en Judas, die in het Nieuwe Testament als broers van Jezus vermeld worden (Mat 13:55, vgl Mark 6:3). Hij is geboren en getogen in een menselijk gezin: ja, dat van Jozef en Maria. Ook hij staat in een geslacht, zeker: dat van David. Ook hij heeft bloedverwanten: binnen dit joodse geslacht. Jezus heeft zelf deze concrete afkomst later ook serieus genomen. Het is u vast wel eens opgevallen dat de stichter van de meest missionaire godsdienst op aarde zelf nooit missionair is geweest (trouwens ook geen godsdienst heeft gesticht, maar dat is een ander punt). Hij, de Heiland van de wereld, is nooit buiten Israël gegaan om daar mensen tot het ware geloof te brengen; hij heeft ook zijn discipelen niet naar andere volken gestuurd. Hij zei zelf, dat hij als Messias tot de verloren kinderen van Israël gestuurd was. Hij die betekenis heeft voor alle mensen, wilde allereerst iets betekenen voor zijn naasten, dat wil zeggen: zijn eigen volk, zijn broers, zijn moeder. Het vlees en bloed van onze Heer is het meest verwant met het hunne en via hen met het geslacht van David. Daaromheen, op grotere afstand, met de kring van joden die ook uit dit geslacht voortkomen, zoals Zacharias en neef Johannes (de Doper). Dáaromheen, op nog grotere afstand, met alle joden. Het is goed ons te realiseren dat dit alles hem nog steeds niet verwant maakt met ons, trouwens met geen enkel niet-joods volk. Het zet hem die vlees en bloed met mensen is gaan delen, óok op afstand van een zeer veel mensen. – We kunnen ons zelfs gaan afvragen wat er eigenlijk overblijft van die gedachte dat de Heer, die net als ieder mens geboren en getogen is, onze broer is geworden. *** Laten we zien welke uitweg de bijbel hier biedt. Bijbelverhalen gaan ervan uit dat mens-zijn altijd concreet mens-zijn is en daar hoort ook bij dat het geboren en getogen is. Wij mensen delen vlees en bloed omdat we het allemaal krijgen van ouders. Dat betekent: mensen zijn verbonden door bloedband via voorouders. Het oude Israël was zich dat zeer bewust. Het zag zich als een volk dat teruggaat op een eerste stamvader, Abraham. Maar daar stopt het niet, het verhaal gaat nog verder terug, naar Noach en diens voorvaders. Daar gaan de eerste hoofdstukken van het Oude Testament over, vóor de geschiedenis van Israël begint. Hoe de lijn precies doorloopt naar de eerste mensen, wat daarin nog historie is en wat mythe, is vaak moeilijk te zeggen, maar duidelijk is dat in de bijbel Israël zichzelf ziet als éen van de volken op aarde, dat met die volken gemeenschappelijke voorouders heeft. Hoe het spoor exact terugloopt is niet of nauwelijks na te gaan, maar dàt het terugloopt is zeker. Uiteindelijk, gelooft Israël, hebben mensen gemeenschappelijk voorouders. Als we helemaal teruggaan naar het begin, is de hele mensheid éen familie, letterlijk. Dit betekent ondertussen, dat er tussen ons en elk ander mens, inclusief Jezus, bloedverwantschap bestaat. Toch. Er is in feite alleen een verschil in graden. –Dat dit voor ons zo weinig gewaardeerd wordt, zegt iets vooral iets van ons. Als wij aan bloedverwantschap denken, denken we aan broers en zussen, ook nog aan neven en nichten, en misschien nog achterneven en achternichten, zoals we denken aan onze ouders en grootouders en misschien nog aan onze overgrootouders. Maar dan houdt het al snel op. Het gevoel ‘familie’ te zijn heeft dan zijn grens bereikt. Zij die niet in beeld komen als we de cirkel zo wijd maken, behoren voor ons gevoel tot een andere familie. Met ‘volk’ ligt dat ruimer, maar ook dat heeft een grens; over die grens heen zijn er andere volken. En deze anderen zijn ‘vreemden’, met wie je niets hebt, of zelfs ‘vijanden’, tegen
15 wie je je moet beschermen. Dus als de afstanden in tijd en ruimte groter worden, voelen we de band van vlees en bloed niet meer. Maar die band is er nog steeds, zij het in afgezwakte vorm. En zo kom ik met de uitleg van vandaag tot een boodschap die in feite deel is van de Kerstboodschap. Wij mensen zijn niet allemaal broeder en zuster van de Heer, maar wel allemaal broer en zus van de Heer. Ondanks grote verschillen in graad van verwantschap. Dit voelt misschien wat vreemd, maar kan ons in het moderne westen toch niet helemaal vreemd zijn. De wetenschap vertelt ons, dat mensen in hun genen allemaal aan elkaar verwant zijn. Het verschil in DNA tussen mensen is relatief klein. Onze lichamelijke eigenschappen komen uit éen ‘pool’, zoals dat heet. Bij de ontelbare variaties die er mogelijk zijn, is er een enorme uniformiteit. Dat blijkt al uit het feit, dat ieder mens met ieder mens kinderen kan krijgen. Dus inderdaad, één familie. –Maar dan is de Heer wat vlees en bloed betreft echt één van ons. En moeten we de volken zien als familietakken, en het oude joodse volk als die tak in onze familie, waarin die ene mens geboren is die ook God is, gekomen om de hele familie te redden en te leiden. Het Westerse sprookje, dat in onze straten, winkels en huiskamers elk jaar wordt opgetuigd, heeft dus een kern van waarheid: Kerstfeest laat zien dat de mensheid wereldwijd éen familie is. Maar dan zo – en dat valt tussen alle decoraties en diners vaak weg – dat we allemaal naar die ene tak van de familie moeten, met zijn bijzondere geschiedenis, om daar ons heil te zoeken en te vinden, omdat degene die de hele mensenfamilie redt en leidt daar onder ons gekomen is, daar geboren en getogen. ‘Jij Bethlehem Efrata, al ben je klein onder de geslachten van Juda, uit jou komt degene voort die voor Mij over Israël zal heersen. Zijn oorsprong ligt in lang vervlogen tijden (..) hij zal hen als een herder weiden, bekleed met de macht van de Heer (..) zij zullen veilig wonen, want hij zal heersen tot aan de einden der aarde’. Alleen door terug te gaan naar die ene tak, die ene wortel, komt de wijdste horizon in zicht. Jezus Christus – ieder mens is zijn broer of zus, zijn medemens met wie hij in dit tijdelijke leven vlees en bloed deelt, maar eerst de jood en dan de griek. En ieder mens die zich daadwerkelijk door hem laat redden en leiden, ieder die de wil van zijn Vader gaat doen, is bovendien zijn broeder en zuster, met wie hij voor altijd leeft.
UIT DE LITURGIE Gebeden om de nood van de wereld Heer, wij mensen horen bij allerlei groepen, waaronder ook religieuze groepen. Maar van welke groep, van welke godsdienst we ook zijn, als mensen horen we allemaal óok tot één groep: de familie. We hebben allemaal ouders en grootouders. Ieder mens staat in een geslacht. Daarom bidden wij vanmorgen voor het welzijn en de nood van ouders en grootouders en overgrootouders, binnen en buiten de kerken, wereldwijd. U weet hoeveel nood daar is, bv omdat vele ouderen zich aan de zijlijn van het leven gezet voelen, of de snel veranderende tijd niet kunnen bijbenen. Heer, U weet hoezeer we gevormd worden door onze ouders en grootouders, zegen de relaties tussen de generaties. Zo bidden wij U allen… Heer, zoals we hier zitten behoren de meesten van ons tot de groep van westerse christenen. Daarom delen we veel met westerse niet-gelovigen of anders-gelovigen. Hun nood is deels onze nood. In ons Westen is het bv een sterke tendens geworden, dat elke nieuwe generatie eigenlijk geen erfenissen meer wil hebben. We vinden dat kinderen vooral vrij moeten zijn om zelf hun werk, hun partner, en ook hun godsdienst te kiezen, vrij om te zijn wie ze willen zijn. Dat werkt op allerlei terreinen in het leven door, ook bij christenen. Zonen
16 volgen vaders niet meer op in het bedrijf; kinderen gaan niet meer met hun ouders mee naar de kerk; volwassen geworden wonen onze kinderen over de hele wereld. Dit lijkt alleen maar meer kansen te creëren, maar Heer, help ons ook te beseffen welke prijs het heeft. Zo bidden wij U tezamen…
Herdenken: In memoriam Maria Louisa Disse en Beth Ebell-Koesni Gebeden God, we danken U voor de lange levens die U geschonken hebt aan mw Disse en mw Ebell-Koesni. Ze hadden niet altijd een gemakkelijk leven, voor elk was het op eigen wijze soms zwaar, maar hoeveel zegeningen waren er óok, kleine en grote. Dank U wel voor onze families, onze ouders en grootouders! Zijn zij niet onze eerste naasten? geef dat wij voor hen evenveel kunnen betekenen als zij voor ons. Zo bidden wij U allen… Heer, juist in de kerstsfeer is de verleiding groot de menselijkheid van uw Zoon naar ons toe te halen. Het is gemakkelijk te denken dat Christus een mens van alle tijden en alle plaatsen was, een mens in het algemeen, die we vervolgens met allerlei concrete dingen van onze eigen tijd en cultuur aankleden. Alsof de kribbe in onze eigen slaapkamer staat. Hoe begrijpelijk, Heer, maar ook hoe onwerkelijk kan dit worden. Wat alle mensen gemeen hebben met elkaar en met Jezus is minder dan we willen, en in alle meer concrete aspecten van menselijk leven is hij echt anders dan wij. Hij is geboren en getogen in een andere tijd bij andere ouders in een ander volk. Hij komt uit het oude Israël tot ons. Vader, help ons dit te binnen te brengen! Wat uw Zoon ons te zeggen heeft, wat hij voor ons gedaan heeft, is in die vreemdheid gezegd en gedaan. Geef dat we het Christuskind niet te snel naar ons toe trekken! Hij is onze medemens, onze broer, maar als een broer uit een ver land die we heel lang niet zagen. Leer ons eerst luisteren naar hem, hij is zo anders dan wij, zo bidden wij U allen…
Wegzending We zongen zojuist: ‘De dienst aan hem is ’t gouden koord dat allen samenbindt’ Vanuit de tekst van vanmorgen moet ik zeggen dat dit eigenlijk niet waar is. Het is duidelijk dat de dienst aan Christus niet alle mensen samenbindt, want velen dienen hem niet. Deze regel uit ons slotlied is alleen waar voor christenen. Allen die Christus dienen zijn ondanks raciale en andere verschillen door de dienst aan hem met elkaar verbonden. Maar niet alle mensen zijn christen, zelfs niet alle christenen zijn christen. Wat wel waar is voor alle mensen, op de hele planeet en in de hele geschiedenis, is dat zij vlees en bloed delen en dat zij dat ook delen met de Heer zelf. Dat is veel minder dan wij vaak lijken te denken, en toch is het al heel veel. Laten we, op weg naar Kerst, denken aan beide kanten. We mogen weer vanhier gaan, naar onze huizen, onze families, met de zegen van de Heer:…
17 (5) Schoonfamilie Vierde Epifanie-zondag 2016 Genesis 2: 18 t/m 24 Lied 788:1,3 Lukas 3: 23-24 + 4: 14-22 Lied 157a: 1,2 Uitleg en verkondiging Lied 630: 1,2,3 Het is u vast wel eens opgevallen dat zowel aan het begin van het Oude Testament als aan het begin van het Nieuwe Testament geslachtslijsten staan. Niet de meest inspirerende lectuur, maar ze willen wel iets zeggen. In het Oude Testament staat de geslachtslijst van Adam via Noach naar Abraham. In het Nieuwe Testament wordt deze geslachtslijst doorgetrokken via David naar Jezus. Er is de evangeliën kennelijk veel aan gelegen om te laten zien, dat Jezus uit het israëlitische volk voortgekomen is, en via dat volk uit de hele mensheid. Het is u vast ook wel eens opgevallen dat de geslachtslijst van Jezus via de mannelijke lijn is opgebouwd. Net als de geslachtslijsten in het Oude Testament. In deze lijst wordt dus verondersteld, dat Jezus de zoon van Jozef is. Anders hangt de afstamming van Jezus de Christus tenslotte in de lucht. Dat is opmerkelijk. Het latere, na-bijbelse jodendom vond dat de afstamming van mannen sowieso in de lucht hangt en koos ervoor om de bloedlijn via de moeder veilig te stellen. In het Oude Testament wordt een andere oplossing geboden. Matteus en Lukas staan elk op eigen wijze in de oudtestamentische lijn. Matteus gaat van vader op zoon op kleinzoon en komt zo bij Jezus. Maar daarvoor moet hij wel een sprongetje maken. Matteus zegt (1:15-16): ‘(..) Elias verwekte Mattan, Mattan verwekte Jakob, Jakob verwekte Jozef, de man van Maria. Bij haar werd Jezus verwekt, die Christus genoemd wordt’. Lukas gaat omgekeerd te werk, hij gaat van zoon op vader op grootvader en zo verder. Bij hem komt het sprongetje meteen aan het begin. We hoorden hoe Lukas aan het begin van Jezus’ publieke optreden zegt (3: 23-24): ‘Jezus was, zoals algemeen aangenomen werd, de zoon van Jozef, die de zoon was van Eli, de zoon van Mattat, de zoon van Levi (..)’. Hoe is nu te zien dat de wijze waarop Matteus en Lukas Jezus’ herkomst aangeven past bij de wijze waarop het Oude Testament met de familiestamboom omgaat? Zien we dat sprongetje daar ook terug? Het oude Israël was een volk dat in veel opzichten de cultuur van de omringende volken deelde. Ook in de gewoonte om de man en vader als het hoofd van de familie te zien. Toch wijkt Israël op allerlei punten van deze cultuur af, en dat zien we op éen belangrijk punt ook in de afstamming. Dat is meteen bij de stamvader van Israël al te zien. Als het enkel om de lijn vader-zoon zou gaan, was de lijn van Abraham via Ismael doorgelopen. Ismael is immers een eigen kind, een volle zoon van vader Abraham, en bovendien zijn eerste zoon. Maar God wilde anders, het moest via zijn vrouw, Sarah doorgaan. Zo is Isaak er gekomen. Het is dus niet alleen Abraham die Isaak verwekt, het zijn Abraham en Sarah die samen Isaak krijgen. De dragende factor is hun huwelijk, bijbels gezegd: hun verbond. Zo hoeft het niet Jozef te zijn die Jezus verwekt, maar wordt Jezus geboren in het huwelijk van Jozef met Maria. Vanwege het huwelijk is Jozef de vader van Jezus. Het is deze oudtestamentische lijn die we bij Matteus en Lukas terugzien. Misschien protesteert u nu. Er staan bv in de geslachtslijst van Matteus namen, die iets anders suggereren. Tot viermaal toe wordt een voorvader op onorthodoxe wijze verwekt. Laat ik het eerste en vierde voorbeeld noemen. Juda kreeg Peres bij Tamar, die zich prostitueerde. En David kreeg Salomo bij Bathseba, wier man hij eerst liet ombrengen. De inbedding in het huwelijk is hier ver te zoeken! Toch gaan we zo te kort door de bocht. Tamar was Juda’s kinderloze schoondochter die door de toenmalige israëlitische huwelijkswetgeving gerechtigd was om na de dood van haar man van diens broer of (als die niet kon of wilde) van haar schoonvader alsnog een kind te krijgen. Die wetgeving vinden wij vreemd, maar wilde vrouwen die trouwden en
18 graag kinderen hadden beschermen. Tamar deed dus volgens de toenmalige wetgeving niets verkeerds. En Salomo is het tweede kind van David en Bathseba, niet in hun overspel, maar in hun huwelijk geboren. *** De mensen in Nazareth hebben Jezus als zoon van Jozef gezien. We hoorden het hen in de evangelietekst van vanmorgen letterlijk zeggen. ‘Is dat niet de zoon van Jozef?’ (4:22). Misschien verwachtte u na deze vraag van Lukas te horen dat dit natuurlijk een misvatting was, maar Lukas doet geen enkele moeite om iets recht te zetten. Dat doet hij ook niet in de bekende kerstverhalen, die we onlangs weer konden horen. Daar staat bv dat Jozef uit Nazareth naar Bethlehem ging ‘aangezien hij van David afstamde’ (2:4). Deze herkomst stelt kennelijk de herkomst van Jezus als zoon van David, Abraham en Adam voldoende veilig! Dit strookt met wat daarvoor al door Lukas gezegd is over de aankondiging van Jezus’ geboorte bij Maria. De engel Gabriel wordt door God naar Nazareth gestuurd, ‘naar een meisje dat was uitgehuwelijkt aan een man die Jozef heette, een afstammeling van David’ (1:27). Opnieuw over Maria’s afstamming geen woord. De geslachtslijn, die ook Lukas klaarblijkelijk veel waard is, loopt vrolijk van man tot man maar via het huwelijk. Goed oudtestamentisch. Het zet ondertussen de hele vraag of Maria maagd was en of Jozef wel de biologische vader van Jezus was, op een tweede of derde plan. Die vragen zijn wel te stellen bij Matteus en Lukas, maar krijgen geen nadruk. Het Nieuwe Testament vindt kennelijk net als het Oude iets anders belangrijker. Namelijk dat de band van het bloed is ingebed in de relatie van liefde en trouw. *** Nu is dit idee voor ons niet helemaal onbekend, denk ik. Voor mij althans niet. Mijn moeder zegt tot op de dag van vandaag, dat ze geen schoonzonen en schoondochters heeft, maar alleen zonen en dochters. Aangetrouwde familie is familie. Soms is er enige moed voor nodig om dat te zeggen; in veel families hebben eigen kinderen toch een streepje voor op schoonkinderen. Maar dat is niet goed, proefde ik al jong bij moeder. Bijbelteksten wijzen in dezelfde richting. Trouwens ook nuchter nadenken. Er ontstaat alleen een bloedband als twee mensen die geen bloedband hebben, met elkaar een kind krijgen. En dat gebeurt meestal in een vaste relatie van liefde en trouw. Waar die ontbreekt, voelen we aan dat er iets belangrijks ontbreekt. Familie ontstaat bij mensen die geen familie zijn en dat loopt via een vrije verbintenis. Het huwelijk als bakermat van de familie. Maar kinderen dan? zult u denken. Als kind kies je er niet voor om een bloedband met twee andere mensen te hebben; die band is eenvoudig met je geboorte gegeven. Ja, maar ook dit moet gerelativeerd worden. Als kind groei je op in twee families die onderling geen familie zijn. (Geen naaste familie; zoek je naar heel verre en verste familie, dan draait het plaatje gek genoeg om, maar daarover heb ik de vorige keer gesproken.) Je vader en moeder zijn geen familie van elkaar; je grootouders zijn ook geen familie van elkaar. De hele familie waarin je opgroeit bestaat uit vier families die onderling niet bloedverwant zijn. Tot nu toe heb ik in de diensten over Van geslacht tot geslacht ‘familie’ aangeduid als ‘de groep mensen die door bloedverwantschap met elkaar verbonden zijn’. Nu moet ik zeggen dat dit maar de halve waarheid is. En niet eens de belangrijkste helft. Ik kan toevoegen dat dit al van den beginne zo was. We hoorden de bekende tekst uit Genesis. God maakt de eerste vrouw uit de rib van de eerste man zodat hij kan zeggen: ‘jij bent vlees van mijn vlees en been van mijn been’. Tegelijk zegt de tekst dat man en vrouw pas ‘éen vlees worden’ als zij hun vader en moeder verlaten en hun partner aanhangen. Alleen via het loslaten van vlees en bloed, in afstand nemen tot de ouders, kan er een goede band van vlees en bloed ontstaan, in goede betrokkenheid op eigen kinderen.
19 Dit loslaten staat aan het begin van het scheppingsverhaal, als richtlijn voor alle mensen. Het staat óók aan het begin van het verhaal van Gods volk. Om dankzij God uit te groeien tot een familie en een volk moet Abraham zijn familie en land eerst verlaten. Tussen belofte en vervulling is een uittocht nodig. De kerk is de groep mensen die deze uittocht wagen. Als we ons aansluiten bij de kerk gaan we over naar een andere gemeenschap dan die waarmee we thuis vertrouwd zijn. Maar iets van deze uittocht ervaren we al in ons eigen gezinsleven. Wanneer we, als kind opgegroeid in een familie, als volwassene trouwen, verbinden we ons met een ‘vreemde’, in vrijheid en voor het leven. Hoe dierbaar vader en moeder ons ook waren en blijven, een niet-verwante krijgt de eerste plaats in ons leven! En zo hoort het ook. *** Als mensen kunnen we veel dingen doorgeven aan een volgende generatie, maar het wonderlijkste is wel dat we ons eigen vlees en bloed kunnen doorgeven. Een nieuw geslacht is vlees van ons vlees, bloed van ons bloed. Dat is een heel intiem delen! Vanmorgen zeggen de bijbelteksten, dat de band van het bloed is ingebed in de relatie van liefde en trouw. We raken hiermee aan een diep bijbels inzicht. Wanneer behoren we tot Gods volk? Niet via de bloedband, al zijn er binnen Gods volk ook allerlei bloedbanden. We zijn Gods volk omdat God zich in vrijheid met ons verbonden heeft en wij ons in vrijheid met hem verbonden hebben, in vertrouwen en gerechtigheid doen. We horen bij de gemeenschap die God sticht als we Abrahamskinderen zijn. De bloedband is veilig in deze verbintenis, is éen van de zegeningen die we daarbinnen kunnen krijgen. De meeste volken rondom Israël draaiden dit om; de bloedverwantschap (ook in het koningschap, de dynastie) is de heilige, goddelijke band. Buiten het verbond van liefde en trouw raakt de natuur die doorgegeven wordt in de problemen. Onze eigen menselijke natuur, ons lichamelijke en geestelijke leven raakt dan in problemen. Het kan gevangen raken, of onderdrukt worden, of blind worden, letterlijk of figuurlijk. Dan zien we dat de intiemste erfenis ook een last of zelfs een vloek kan worden. En dan snakt ons vlees en bloed, in ons en onze kinderen, naar het goede nieuws dat er iemand komt om het te bevrijden, om een genadejaar van de Schepper uit te roepen. Dan snakken we met lijf en ziel naar genezing en herstel. Wie kan die heling beter geven dan Hij die mensen in het leven brengt door hen uit mensen geboren te laten worden en door mensen te laten opvoeden? De Schepper zelf weet als geen ander wat in dit ontstaan goed en fout kan gaan. Als Hij bovendien gaat delen in het leven van de geslachten omdat ook hij geboren wordt uit, en opgroeit onder, mensen, weet hij zelfs uit ervaring wat hier goed en fout kan gaan. En zo horen we dat de zoon van de Schepper aan het begin van zijn missie teruggaat naar Nazareth ‘waar hij is opgegroeid’, om juist daar met zijn reddingswerk te beginnen. Dat geeft hoop ook voor ons familieleven!
UIT DE LITURGIE
Gebed om nood van wereld Heer, het nieuwe jaar is begonnen, maar hoeveel lijkt bij het oude gebleven. We hebben meer gedaan aan ecologische bewustwording dan tevoren, maar het lijkt nog lang niet genoeg om een wereldwijde ramp te voorkomen. We denken aan de nood van onze aarde, de verschillende schuld van volken en personen.
20 En ook dat andere grote probleem drukt ons, Heer. Het vluchtelingenprobleem staat hoger op de agenda dan ooit, maar het is na zoveel jaar nog steeds niet opgelost, integendeel, met Keulen op het netvlies, zijn we in Europa verdeelder dan ooit. Wees met ieder die voor een leefbare oplossing knokt. We denken aan de nood in het hele Midden-Oosten, waar de situatie nog ingewikkelder geworden is nu Iran en Saoedi Arabië alle contact verbroken hebben. Heer, hoe gemakkelijk zou het kruitvat daar kunnen ontploffen. We leggen U deze nood voor ook in het besef dat we er op onze eigen kleine schaal in Nederland, als personen of als gemeente, zo weinig aan kunnen doen. Zo bidden wij U allen tezamen…
Gebeden We bidden U voor hen die hun ouders verloren hebben, op hoge leeftijd of al eerder. We bidden voor hen die hun partner verloren hebben, op hoge leeftijd of al eerder. Geef hen kracht en vrede om verder te gaan, bij alle pijn en gemis. Zo bidden wij U allen… We bidden U voor ieder die een vaste relatie had maar daarmee ook in problemen kwam, zodat de relatie tenslotte brak. Voor mensen die vaak al gewond waren en door een ervaring van breuk of scheiding er nog een verwonding bij kregen. We bidden U bovenal voor de kinderen die misschien inmiddels geboren zijn. Wees met hen, genees hen, Heer, herstel uw schepping juist in hun leven, zo bidden wij U… En dan zijn er de praktisch maatschappelijke problemen in ons familieleven. We bidden U, God, voor bejaarden en jongeren in onze samenleving. Familie blijkt in het dagelijkse leven vaak nauwelijks aanwezig, al was het maar vanwege de fysieke afstand. Dan komt het daar vaak toch aan op vrienden en collega’s. Maar juist die raken bij het ouder worden meestal als eerste buiten beeld, zodat aandacht en zorg dan toch weer op de kinderen neerkomen, die vaak ver weg wonen. En de tehuizen waaraan we jarenlang de opvang en zorg hebben toevertrouwd, zijn ook in problemen, de een na de ander wordt gesloten. Heer, wees met de zorgen van ouders en kinderen in alle praktische mogelijkheden en onmogelijkheden, zo bidden wij U allen tezamen…
Doordenken na de dienst (1) Wat maakt familie tot familie? Velen denken daar vaak niet zo over na, ook vele christenen niet. Is de familie te belangrijk voor ons? Is de familie te weinig belangrijk voor ons? En, wat maakt een familie eigenlijk tot familie? De bijbelteksten van vanmorgen geven aan, dat dit niet noodzakelijk de bloedband is, maar het vrije levenslange commitment. De blijvende relatie. En is dat niet wat God met ieder mens wil realiseren? Hij wilt een gemeenschap opbouwen die Hij zelfs eeuwig leven geeft. Is dat niet de familie in hoogste vorm? En als alle mensen feitelijk verwant zijn (zie vorige keer: ga maar terug naar Adam), dan valt hier ook de bloedverwantschap binnen! (2) Is kinderen krijgen alleen goed in een huwelijk? Iemand die een LAT-relatie heeft mag ook op Gods zegen rekenen, want het gaat om liefde en trouw. Het huwelijk in zijn uiterlijke vorm (stadhuis, inschrijven, trouwfeest) is sterk afhankelijk van de maatschappelijke context en die kan ook veranderen, denk maar aan Tamar en het toenmalige ‘leviraatshuwelijk’. Maar van elkaar houden (en daarvoor uitkomen, daar herkenbare vorm aan geven) en bij elkaar willen blijven (en dat ook beloven) horen bij ‘het verbond’ dat van alle tijden en alle plaatsen is.