24 JUNI 2015
KULEUVEN.BE/CK
JG 26
10
25 JAAR
GERED UIT TIMBOEKTOE, HERSTELD IN LEUVEN
STAGE BIJ DE VERENIGDE NATIES IN NEW YORK
Leuvense boekendokters conserveren werelderfgoed
“Sommige landen zitten constant op elkaar te vitten”
5
17
LANGER LEVEN MET KONINGINNENBRIJ?
HOMO SAPIENS, TWIJGJE AAN EEN DODE TAK
“Bijen en wormen zijn nog geen mensen”
Hobbitman, Neanderthaler, mens: waar zit het verschil?
6
20
Verschijnt maandelijks, uitgez. juli en aug.
Tijdschrift - toelating gesloten verpakking
Afgiftekantoor 2099 Antwerpen X
2099 Antwerpen X n° BC 6379
erkenning: p303221
PB-nr. B-4883
LEVEN NA LEUVEN
Het sociaal verzet kan jaren duren. Ik ben daar klaar voor. Vakbondsman Rudy De Leeuw
14
70 JAAR GRAVEN: GEOLOOG FERDINAND GEUKENS (95) 18
70 000 liter stookolie besparen per jaar
Met het Holdub-systeem dat Astrid Tijskens ontwikkelde voor haar masterproef, kan een niet-geïsoleerd gebouw eenvoudig en goedkoop worden omgevormd tot een passiefgebouw. Volgend jaar wordt de Nieuwe Valk, een gebouw van Rechtsgeleerheid dat dateert uit de jaren zestig, ermee gerenoveerd.
De Technische Diensten hebben berekend dat het systeem zichzelf terugverdient na twintig tot vijfentwintig jaar. Nadat de Nieuwe Valk gerenoveerd is met het Holdub-systeem, zal de universiteit jaarlijks ongeveer 70.000 liter stookolie uitsparen. Lees meer op P.06
© KU Leuven | Rob Stevens
Ingenieursstudente Astrid Tijskens ontwikkelde een eenvoudig, snel en goedkoop systeem om een gebouw langs de buitenzijde te isoleren. De ‘Nieuwe Valk’ in de Tiensestraat wordt er volgend jaar mee aangepakt.
AGRESSIE AAN DE KEUKENTAFEL ONDERZOCHT
Partnergeweld kent geen geslacht ‘Milde’ vormen van psychologisch, maar ook van fysiek geweld binnen koppels zijn vrij courant, zo blijkt uit het doctoraatsonderzoek van criminologe Emma Jaspaert. Evenveel vrouwen als mannen maken zich er schuldig aan, en niet zelden is het geweld wederzijds. Pieter-Jan Borgelioen
V Wordt zestienplus straks veertienplus? “Vandaag zijn twee vijftienjarigen die wat foefelen, nog altijd strafbaar. Dat mag gaan veranderen,” vindt experte seksueel strafrecht Liesbet Stevens. Open VLD en sp.a willen seks boven veertien alvast niet meer automatisch strafbaar stellen, en zo de wet bij de realiteit brengen. Maar wat is die realiteit? “Vergis je niet: de eerste keer ligt nog altijd rond zeventien jaar,” zegt seksuoloog Paul Enzlin. Lees meer op P.11
oor haar onderzoek naar psychologisch en fysiek geweld binnen relaties onderwierp Emma Jaspaert 178 willekeurige koppels aan een vragenlijst en toetste ze de antwoorden af aan een veelgebruikte schaal om geweld en agressie te meten. Ze stelde vast dat 79 procent van de koppels het afgelopen jaar te maken kreeg met psychologisch partnergeweld. 41 procent had fysiek geweld te verduren. “Vooral die laatste cijfers zijn opvallend”, zegt Jaspaert. “Van psychologisch partnergeweld had ik verwacht dat de percentages hoog zouden liggen. Schelden wordt volgens de schaal immers ook beschouwd als een vorm van partnergeweld. Aangezien elk koppel weleens ruzie maakt, zou het omgekeerde dus vreemder zijn. Maar dat bijna de helft van de ondervraagde koppels ervaring heeft met fysiek geweld vind ik
wel een opmerkelijke vaststelling. Je kunt de cijfers uit mijn steekproef niet zomaar extrapoleren naar heel Vlaanderen, maar ze zijn hoedanook best verontrustend.” Mes
Fysiek geweld kan vele vormen aannemen, weet Jaspaert: “Het is van belang om onderscheid te maken tussen mild en ernstig partnergeweld. Met het laatste bedoelen we de meest agressieve handelingen: iemand in elkaar slaan, brandwonden toebrengen, of steken met een mes. Het merendeel van het fysieke geweld dat de koppels in mijn steekproef rapporteren kan worden beschouwd als ‘mild geweld’, zoals je partner duwen of aan de haren trekken. Toch rapporteert 9,6% van hen ook ernstig fysiek geweld.” Niet zelden gaat het om wederzijdse agressie. “Bij de koppels die mild part-
nergeweld ervaren, geldt dat in 30% van de gevallen voor allebei de partners”, zegt Jaspaert. “Ernstig fysiek geweld is in ongeveer 18% van de gevallen wederzijds. Wanneer het fysieke geweld slechts door één van beide partners wordt gepleegd, zijn de vrouwen in mijn studie even vaak dader als de mannen, zowel wat betreft milde als wat betreft ernstige vormen. Die conclusie corrigeert het algemeen gangbare beeld van de man als agressor in een gewelddadige relatie.” Ontevreden
Onderzoek naar partnergeweld wordt doorgaans voornamelijk vanuit de optiek van de dader benaderd, zegt Emma Jaspaert: “Er wordt bijvoorbeeld gekeken naar individuele karakteristieken zoals een agressiestoornis of alcoholverslaving.” Lees verder op P.09
02
NIEUWS
CAMPUSKRANT | 24 JUNI 2015
COLUMN © KU Leuven | Rob Stevens
Luc van Doorslaer is directeur van CETRA, het Centre for Translation Studies van de KU Leuven. Hij werkt ook al vele jaren als tv-journalist.
De Latemse School, het Leuvense rijk
I
k lees in de weekendkrant een stuk over ‘de nieuwe machthebbers’ in Vlaanderen: netwerken van miljardairs-ondernemers. En volgens De Standaard zit het invloedrijkste netwerk anno 2015 in en om de universiteit van … Leuven. Ik mag veronderstellen dat de meeste collega’s en alumni zich niet meteen herkennen in de omschrijving ‘miljardair-ondernemer’, maar soit. Moeten we misschien toch ook maar een beetje trots zijn? Blijkbaar was veel macht (en geld) tot voor kort geconcentreerd bij de ‘club van Latem’, maar die is nu passé. Het rijk is nu aan de ‘kennisondernemers’ van de Leuvense spin-offs. En alleen Leuvense kwatongen zouden durven opmerken dat Latem in de buurt van Gent ligt.
Waar ligt Leuven eigenlijk, krijg ik in Centraal- en Oost-Europa vaak te horen. De club van Latem, geef ik deemoedig toe, dat was een gat in mijn geschiedenis. De Latemse School, die kennen we nog wel aan de Letterenfaculteit. Maar deze club telt niet zoveel schilders. Wel leden die de miljoenen van de expressionistische schilderijen kunnen waarderen. En allicht bezitten. Maar dat is dus het verleden, zoals het stuk in de krant lekker dramatiserend titelt: ‘Latem is geschiedenis, leve Leuven en de miljardairs’. Zouden onze kennisondernemende collega’s ook kunstliefhebbers zijn?
De clash tussen verleden en heden is mij recent herhaaldelijk opgevallen bij bezoeken aan Centraal- en Oost-Europese universiteiten. De KU Leuven, die is in academische kringen meestal bekend, uiteraard. Maar de stad, die doet zelden een belletje rinkelen. Waar ligt Leuven eigenlijk, was een vraag die ik wel vaker te horen kreeg. Zo bekeken kan de universiteit maar haar voordeel doen met het nieuwe multicampusmodel. Letteren bijvoorbeeld heeft nu campussen in vier steden: Leuven, Kortrijk, Brussel en Antwerpen. Met alle respect voor de Kulak-collega’s, maar ook bij Kortrijk werden alleen maar wenkbrauwen gefronst. Brussel en Antwerpen daarentegen, dat zijn altijd gespreksthema’s. En ook daar clashen heden en verleden weer in de beeldvorming. Brussel, daar hadden de gesprekspartners een duidelijk beeld van: dat van een kafkaiaanse organisatie van waaruit Europese oekazes oostwaarts gespuid worden. En dat in gebieden met enige historische oekaze-ervaring. Antwerpen daarentegen kreeg meestal een artistiek-historische invulling. En misschien nog het meest opvallend: in de drie Baltische staten waren heel wat gesprekspartners ervan overtuigd dat Antwerpen in … Nederland ligt. Het is een onderzoekje van de geschiedenislessen in Estland, Letland en Litouwen tijdens de veertig jaar Sovjetbezetting waard. De historische Nederlanden met symboolstad Antwerpen als beeld dat nu nog leeft in delen van Europa. Ook de KU Leuven moet er maar eens mee aan de slag. Lijkt me een dankbaar gegeven voor, ik zeg maar wat, een retorisch begenadigde rector. Een kennisondernemende draai om Antwerpen in te passen in het Leuvense rijk. Wie spin-offt er dan eigenlijk wie?
KANTTEKENING
ONTWERPEN TEGEN DE BEVREEMDING
Kleine werelden voor mensen met dementie
Door geheugenverlies raken de meeste mensen met dementie gedesoriënteerd in identiteit, tijd en ook ruimte. Ze vragen daarom om een ‘begrijpbare’ omgeving, zegt Iris Van Steenwinkel in haar doctoraatsonderzoek. TEKST: Peter Van Dyck | FOTO: Rob Stevens
W
aar moet je als architect rekening mee houden als je een woning of verblijf ontwerpt voor mensen met dementie? Architecte Iris Van Steenwinkel stelde vast dat de wetenschappelijke literatuur focust op details, zoals kleuren, signalisatie en meubilair, en te weinig op de ruimtelijke organisatie. “Ook achtergrondinformatie over hoe het is om met dementie te leven, en hoe je daar in de gebouwde omgeving op kan inspelen, ontbreekt.” Dat bevestigen de architecten die Van Steenwinkel voor haar onderzoek sprak. Els Kuypers van architectenbureau Osar: “Toen wij een paar jaar geleden een ontwerp maakten voor de nieuwe campus van woonzorgcentrum Mandana in Genk bleek het bijna ondoenbaar om uit te zoeken met welke parameters we rekening moesten houden. Daartoe hebben we uiteindelijk het Expertisecentrum Dementie in de arm moeten nemen.” Geborgenheid
Een langer leven met koninginnenbrij?
Lees het artikel op P.06
Met haar onderzoek wil Iris Van Steenwinkel architecten inzicht geven in de ervaringen van mensen met dementie. Ze werkte drie casestudies uit, aan de hand van interviews met bewoners – voor zover dat mogelijk was – en hun begeleiders, en participerende observatie.
Case 1 draaide rond Francis, die verbaal niet meer zo communicatief is. Case 2 zoomde in op Marie, een vrouw met jongdementie, die gedichten schrijft over haar ervaringen en zelf heel fel opkomt voor de noden van patiënten. Daarnaast komt ook een woonzorgcentrum aan bod, waar Iris drie bewoners volgde. Al snel bleek dat mensen met dementie behoefte hebben aan strategische plaatsen waar ze zich comfortabel voelen. Als gevolg van hun cognitieve en fysieke fragiliteit worden ze immers makkelijk onzeker. “Zo heeft Marie een fauteuil in de living waar zij vaak zit”, vertelt Iris Van Steenwinkel. “Vandaaruit kan ze naar buiten kijken, tv kijken, een dutje doen of tijdschriften lezen. Dekens en kussens versterken het gevoel van geborgenheid.” Afzonderen
Toen de casestudie over Marie vorig jaar werd gepubliceerd in het tijdschrift Qualitative Health Research, liet een architectenteam zich inspireren voor een – winnend – wedstrijdontwerp voor een zorgcampus voor mensen met dementie in Kortrijk. In de projectbeschrijving wordt gesproken over het creëren van ‘kleine werelden’. “De fauteuil van Marie is daar een mooi voorbeeld van”, zegt Iris. “Maar het belang van geborgenheid betekent niet dat je mensen met demen-
NIEUWS 03
© KU Leuven | Rob Stevens
CAMPUSKRANT | 24 JUNI 2015
Woonzorgcentrum Mandana in Genk: een zee van ruimte en natuurlijk licht. “De centrale patio bestaat uit glas. De bewoners kunnen elkaar altijd zien, en voelen zich nooit verloren.”
tie moet isoleren. Die ‘kleine werelden’ werden in Kortrijk geïntegreerd in een groter netwerk.” In het woonzorgcentrum dat Iris voor haar doctoraat onderzocht, is het moeilijker om dergelijke strategische comfortabele plekken te creëren. “De veertien bewoners verblijven er overdag allemaal samen in één leefruimte. Als ze zich wat willen afzonderen, kunnen ze alleen naar hun eigen kamer gaan. Andere mogelijkheden zijn er niet. Eén van de bewoners die ik volgde, Irene, kon het niet goed vinden met een aantal andere bewoners, en trok zich daarom vaak terug op haar kamer. Als een zorgverlener haar dan toch met haar rolstoel in de leefruimte bracht, was ze meestal in zichzelf gekeerd en sloot ze haar ogen.” Dat is een pijnpunt in menig woonzorgcentrum: er wordt te weinig rekening gehouden met de sociale dynamiek. Iris Van Steenwinkel: “In het begin van haar ziekte had Francis nood aan privacy en ging ze vaak naar de vroegere kamer van haar oudste dochter om daar tv te kijken of een dutje te doen. Nadien kreeg ze meer behoefte aan de nabijheid van haar echtgenoot. Toen bleek hun relatief grote leefruimte, met verschillende hoeken, een uitweg te bieden. Terwijl de echtgenoot aan zijn bureau werkte, kon Francis in een andere hoek tv kijken of iets anders doen, gerustgesteld door de wetenschap dat haar man dichtbij was. In een woonzorgcentrum is het iets ingewikkelder, maar zeker niet onmogelijk, om in de leefruimte hoekjes te voorzien waar mensen alleen kunnen zijn wanneer zij daarnaar verlangen.” Licht en ruimte
Op het eerste gezicht lijkt het misschien
Iris Van Steenwinkel:
De klassieke lange gangen in rusthuizen kunnen verwarren. De herhaling, de ene identieke deur naast de andere, dat werkt desoriëntatie in de hand.
in contradictie met de na te streven huiselijkheid, maar mensen met dementie blijken baat te hebben bij een aantal moderne architecturale kwaliteiten, zoals veel ruimte en licht. Van Steenwinkel: “Sommigen geven aan daar energie van te krijgen. Licht en ruimte helpen ook bedrukte gevoelens te temperen.” Architecte Els Kuypers beaamt dat. Bij het ontwerp van de nieuwe campus van woonzorgcentrum Mandana, zag ze erop toe dat er zoveel mogelijk natuurlijke lichtinval zou zijn. “Mensen met dementie zijn vaak erg bang voor de bevreemdende wereld rondom hen”, legt ze uit. “Een duidelijk onderscheid tussen dag en nacht biedt structuur, en neemt al veel van die angst weg.” Een andere bevinding uit het onderzoek is dat architecten het best heel duidelijk de grenzen, maar ook de connectiviteit tussen de verschillende ruimtes in een woonzorgcentrum aangeven. Van Steenwinkel: “De gebruikelijke lange gangen in rusthuizen kunnen verwarrend zijn. Het repetitieve karakter, met langs beide kanten de ene naast de andere identieke deur, werkt desoriëntatie in de hand.” In het woonzorgcentrum van case 3 merkte ze zelfs een deur op waar een print van een boekenkast was opgehangen om te vermijden dat bewoners naar buiten zouden gaan. “In plaats van je toevlucht te nemen tot zulke camouflagetechnieken, die de bewoners bewust beetnemen, kunnen architecten beter vooraf andere oplossingen uitdokteren. Dergelijke kunstgrepen passen niet in de begrijpbare omgeving die mensen met dementie nodig hebben.”
Drempelvrees
Architectenbureau Osar ontwierp voor woonzorgcentrum Mandana aparte clusters van acht kleinschalige wooneenheden, met centraal telkens een patio. Zo werden de lange looplijnen uit een klassiek rusthuis vermeden. Bovendien ademt elke ruimte – keuken, eetplaats, ontspanningsruimte, leefruimte – een andere, meteen herkenbare sfeer. “Zo wandel je van de ene begrijpbare ruimte naar de andere”, legt Els Kuypers uit. “Van de eigen kamer kom je rechtstreeks in de gemeenschappelijke leefruimte. Het was niet evident om zonder gangen te werken, maar het resultaat is een stuk helderder voor de bewoners.” Ze onderstreept ook het belang van prikkelarme materialen: “In de meeste woonzorgcentra ligt glimmend linoleum. Voor sommige mensen met dementie lijkt het alsof ze in een vijver stappen. Zwarte vlakken worden dan weer als een kloof ervaren en zorgen letterlijk voor drempelvrees. Om die reden hebben wij gekozen voor één doorlopend en rustgevend vloermateriaal.” Een jaar nadat de eerste leefgroepen er hun intrek namen, zijn zowel bewoners als staf van de nieuwe campus in Genk positief. “Doordat de centrale patio uit glas bestaat, kunnen de bewoners elkaar altijd zien, en voelen ze zich nooit verloren”, zegt Sigrid Haenraets, zorgverantwoordelijke van Mandana. “Uiteraard kunnen ze zich steeds terugtrekken in de eigen kamer, maar we zien dat er toch een groepsdynamiek op gang komt.” Een aantal bewoners verblijft voorlopig nog in een ouder gebouw. Het contrast is groot, moet Sigrid Haenraets
toegeven. “Omdat het nieuwe gebouw zo’n thuisgevoel geeft, merken we dat bezoekers er spontaan zelf koffiekopjes uit de kast nemen. In het oude gebouw gebeurt dat nooit. In het nieuwe word je echt uitgenodigd om aan het leven deel te nemen. ‘Je mag hier zijn wie je bent”, zeggen bewoners me.” Bij architectenbureau Osar hoopt men dat Iris Van Steenwinkel het nieuwe gebouw onder de loep zal nemen. “We zouden willen laten onderzoeken welke ingrepen écht goed werken”, zegt Els Kuypers. “Ook hopen we te achterhalen wat de maatschappelijke meerwaarde is van het project. Als het de organisatie van het woonzorgcentrum beter doet draaien en de tevredenheid van de bewoners bevordert, dan is dat een doorslaggevend argument om de hoge bouwkosten te verantwoorden.” Zelf droomt Van Steenwinkel daarnaast hardop van een platform waar de expertise van zorgverleners en architecten zou kunnen samenkomen: “Zodat er kruisbestuiving kan plaatsvinden. Er kan nog veel meer uit de aanwezige kennis geput worden.”
04
NIEUWS
CAMPUSKRANT | 24 JUNI 2015
EREDOCTOR EN CHILEENS PRESIDENTE MICHELLE BACHELET
“Laat je niet begrenzen” Ondanks de crisis in haar land – ze verving in mei haar halve regering wegens corruptieschandalen – maakte de Chileense presidente aan de vooravond van haar bezoek aan Leuven tijd voor een gesprek met Campuskrant. “Ik wil moeders en dochters laten voelen dat ze grootse dingen kunnen verwezenlijken.” Katrien Steyaert
I
k bega alle mogelijke zonden tegelijk: ik ben een vrouw, gescheiden bovendien, een socialist en een agnost.” Dat zei Michelle Bachelet (63) een paar jaar voor de presidentsverkiezingen van 2009. Het illustreert hoe no-nonsense de Chileense is en hoe weinig ze zich laat tegenhouden door clichés en verwachtingen. Op jonge leeftijd was ze al actief in de Socialistische Partij. Het waren roerige tijden, zeker toen Pinochet na zijn coup in 1973 de Chilenen de mond snoerde. Bachelets vader Alberto, luchtmachtgeneraal en trouw aan de verkozen president Allende, stierf in de lente van 1974 in de gevangenis, hoogstwaarschijnlijk aan de gevolgen van marteling. Een jaar later werden zijn dochter en vrouw er ook opgesloten en gefolterd, voornamelijk psychologisch. Michelle werd verbannen en keerde pas in 1979 uit Duits-
land terug, als jonge moeder van Jorge en als pediater in spe. Ondanks uw eigen leed riep u altijd op tot verzoening tussen de daders en slachtoffers van de dictatuur. Waar haalde u de kracht vandaan?
Michelle Bachelet: (nuchter) “Die verzoening is een collectieve inspanning, die voortkomt uit
De wereld benut nog lang niet het volle potentieel van vrouwen. We komen zelfs niet in de buurt.
een diepe liefde voor ons land en het besef dat er nog veel werk is om iedereen de kansen te geven die hij of zij verdient. Eind jaren tachtig, toen in Chili de democratie nieuw leven werd ingeblazen, wilde ik daar zoals veel landgenoten aan bijdragen. Politiek biedt een kans om mensen te helpen, maar ik denk niet dat ik per se aan het presidentschap dacht. In de jaren zeventig en tachtig was dat zelfs ondenkbaar. Gelukkig is de acceptatie voor vrouwen in prominente posities enorm gegroeid. Voor mij is het alleszins een prachtige kans om in Chili de maatschappij waar ik zo van droom mee uit te bouwen. Daarin vormen gelijkheid, rechtvaardigheid en de zorg voor wie zwak of arm is de hoekstenen.” Als eerste Chileense presidente bent u een rolmodel.
Bachelet: “Vrouwen in topfuncties hebben de verantwoordelijkheid anderen te helpen hun pad te bewandelen. Lead by example. Ik wil jonge meisjes tonen dat een vrouw president kan zijn, maar ook als directeur van UN Women (de VN-organisatie voor gendergelijkheid – red.) heb ik veel proberen te veranderen in het beleid en in instellingen. In Chili hebben we nu meer vrouwelijke ministers, parlementsleden, ambassadeurs, rechters en bestuursleden dan ooit, en sinds kort hebben we quota voor de participatie
van vrouwen in de politiek. Vrouwelijke leiders, maar ook vrouwelijke werkkrachten in het algemeen, moeten de norm worden in plaats van de uitzondering.”
Peacekeepers
“De wereld benut het volle potentieel van vrouwen niet voldoende”, vindt ze. “We komen nog niet in de buurt. Vrouwen maken nochtans de halve wereldbevolking uit en ze hebben belangrijke troeven: het vermogen om in dialoog te treden en verzoening te bewerkstelligen, om oplossingen uit te werken die de meeste voordelen voor de meeste betrokkenen opleveren. In mijn ogen zijn ze belangrijke peacekeepers. Vrouwen die vreselijke beproevingen doorstonden, bijvoorbeeld in oorlogen, voelen zich wellicht ook comfortabeler als ze daar met een vrouw over mogen praten. En wie op politiek vlak iets wil betekenen, heeft vrouwelijke rolmodellen nodig in traditioneel door mannen gedomineerde terreinen.” Hoe kan het beter?
Bachelet: “Vrouwen moeten de kans krijgen om een opleiding te voltooien, en steun om kansen te grijpen, ook op werkvlak. Dat veronderstelt meestal ook goede kinderopvang en een evenwichtige verdeling van de verantwoordelijkheden in het gezin.” U stond er als moeder van drie alleen voor.
Bachelet: “Dat was zeer moeilijk omdat de werken personeelsregels vooral bepaald werden door mannen. Het is toch gelukt. Ik wil moeders, en dochters, laten voelen dat ze grootse dingen kunnen verwezenlijken. Ze mogen zich noch door zichzelf noch door anderen grenzen laten opleggen.”
© KU Leuven | Rob Stevens
Tot slot: wat betekent dit eredoctoraat voor u? Als we goed geteld hebben, is het al uw twaalfde.
Michelle Bachelet ontvangt het Leuvense eredoctoraat van rector Rik Torfs. “Het is mijn twaalfde, maar het blijft belangrijk.”
Associatie KU Leuven wil lerarenberoep herwaarderen De Associatie KU Leuven heeft een visietekst voorgesteld met de bedoeling het beroep van leraar aantrekkelijker te maken. Tegen 2025 wil men de lerarenopleiding inkorten en ervoor zorgen dat leerkrachten betere begeleiding krijgen en een flexibelere loopbaan.
De Associatie pleit onder meer voor een educatieve masteropleiding. Daarbij kan de eenjarige Specifieke Lerarenopleiding (SLO) verwerkt worden in een gewone master, waardoor de studenten sneller twee diploma’s zullen behalen. “Ook kunnen we hen al vanaf hun derde bachelorjaar warm maken voor de lerarenoplei-
ding”, zegt vicerector Didier Pollefeyt in De Morgen. “Zo zullen meer jongeren de studie volgen en kiezen voor het beroep.” Een ander punt in de nota is de introductie van een 38-urige werkweek. Momenteel geven de meeste leerkrachten 21 uur les per week, maar daar komen nog veel naschoolse taken bij. “Doorgaans werken ze veel meer dan 38 uur”, merkte rector Rik Torfs op in Terzake. “Al heeft de publieke opinie daar vaak geen weet van. Wij willen een switch bereiken, waardoor niet langer wordt ingezoomd op lesuren. Lesopdrachten kunnen vervangen worden door schoolopdrachten, zoals collega’s ondersteunen.”
Bachelet: “Het blijft belangrijk voor mij. Ik beschouw het vooral als een kans om aan de KU Leuven, een centrum voor nieuwe ideeën, van gedachten te wisselen met academici en studenten over hoe belangrijk het is onze democratieën veerkrachtig te houden en ze een antwoord te laten zijn op de noden van burgers. Zo’n dialoog kan alleen maar bijdragen aan de wereldwijde inspanningen die we leveren om oplossingen te vinden voor de enorme uitdagingen waar we tegenwoordig voor staan. Tegen studenten wil ik zeggen: werk hard, wees ambitieus. Besef dat je misschien geprivilegieerd bent en neem je verantwoordelijkheid op. Bovenal: blijf geïnteresseerd en geëngageerd.”
De Associatie wil ook dat scholen masters kunnen inschakelen in het basis- en kleuter onderwijs. Daarnaast zou er een dynamischer loopbaansysteem moeten komen, waarin leerkrachten kunnen doorgroeien. Dat kan door een driedelige carrière in te voeren, met junior-, ‘gewone’ en senior-leerkrachten. Beginnende leerkrachten zouden zo meer begeleiding en jobzekerheid krijgen, terwijl meer ervaren leerkrachten onderzoek kunnen doen, begeleiding geven en moeilijkere klassen onder hun hoede nemen. “Een loopbaanperspectief moet voorkomen dat leraren uitgeblust geraken”, aldus Torfs. (pjb)
NIEUWS 05
CAMPUSKRANT | 24 JUNI 2015
GERED UIT TIMBOEKTOE, GERESTAUREERD IN LEUVEN
Boeken onder vuur Een selectie eeuwenoude manuscripten uit Timboektoe is deze zomer te bewonderen in de universiteits bibliotheek. “We willen er graag toe bijdragen dat dit onschatbare erfgoed niet verloren gaat,” zegt codicologe Lieve Watteeuw. Ludo Meyvis
De bibliotheken van Timboektoe waren de grootste van historisch Afrika. Hun erfgoed mag niet verloren gaan. om maar liefst 300.000 handschriften te behoeden voor vernietiging. In tinnen kisten werden ze door de bevolking uit hun lemen bewaarplaatsen weggesmokkeld naar de hoofdstad Bamako. Daar zijn ze relatief veilig – al is het subtropische klimaat er op termijn dan weer veel ongunstiger dan het woestijnklimaat van Timboektoe. Een kleine selectie van die handschriften is nu in Leuven. Lieve Watteeuw: “Abdel Kader Haidara is gedreven op zoek naar internationale
partners om het erfgoed te redden en te valoriseren. Zo bracht hij een zestiental manuscripten naar ons land, waar ze eerst tentoon werden gesteld in Bozar in Brussel. Die handschriften liggen nu in ons lab en maken deel uit van de tentoonstelling Boeken onder vuur (zie kaderstukje – red.).” “Eén manuscript ben ik nu aan het onderzoeken en conserveren. Dat gaat bijzonder meticuleus. Met Japans papier van 3 gram – ter vergelijking: gewoon printpapier is 80-grams – worden de papierranden versterkt waar die door insecten zijn aangevreten. We verstevigen ook de zones waar inktvraat het papier heeft aangetast. We restaureren de lederen wikkelbanden, vaak van met plantaardige extracten gelooide gazellehuid. Uiteraard zijn het bijzonder kwetsbare documenten.” “En we digitaliseren zoveel mogelijk”, vult Bruno Vandermeulen aan. Hij leidt het digitaal labo van de universiteitsbibliotheek, dat met geavanceerde camera’s en andere gespecialiseerde infrastructuur geschreven erfgoed in hoogwaardige beeldbestanden omzet. Lieve Watteeuw: “Via digitalisering worden de onbekende manuscripten uit Timboektoe wereldwijd beschikbaar voor onderzoekers. We proberen daar, onder meer tijdens de tentoonstelling, fondsen voor te verzamelen. De internationale solidariteit is groot. Ook andere universiteiten hebben conserverings- en digitaliseringsprojecten lopen.” Normandië in Timboektoe
“We richten ons vooral op het manu script als historisch object”, aldus Lieve Watteeuw. “De inhoud bestuderen doen we niet. We weten wel dat er veel
Boekendokter Lieve Watteeuw met een zwaar beschadigd handschrift uit Timboektoe: “Conserveren is een bijzonder meticuleus werk.”
© KU Leuven | Rob Stevens
I
n Timboektoe in Mali bevindt zich het tastbare bewijs dat Afrika een eeuwenoude geschreven cultuur heeft, naast de orale traditie. Families van geleerden behoeden er al honderden jaren een schat aan manuscripten. “De bibliotheken van Timboektoe zijn, na de legendarische bibliotheek van Alexandrië, de grootste van historisch Afrika”, zegt codicologe Lieve Watteeuw. Toen de stad in 2012 werd bedreigd door Toeareg- en Jihadi-milities, nam Abdel Kader Haidara, bibliothecaris van één van de traditionele familiebibliotheken, het initiatief
islamitische traktaten in de collectie zitten, naast teksten over recht, astronomie, wiskunde, geneeskunde, botanica enzovoort.” “Merkwaardig is soms de drager van de teksten, het handgeschept papier. Karavanen op zoek naar goud, zout en slaven uit de regio van Timboektoe brachten vaak papier en boeken mee uit Noord-Afrika en Europa. Zo weten we bijvoorbeeld door de watermerken dat er onder meer papier uit Normandië gebruikt is.” “We werken ook mee aan de verbetering van de situatie ter plaatse. Boxing, het bewaren in zuurvrije dozen, moet de toekomst van de manuscripten garanderen. Maar zo’n doos, voor één boek of manuscript, kost 20 euro. Ook daarvoor zamelen we fondsen in. In Bamako wordt ook gewerkt aan een nieuw restauratie-atelier. We hopen dat we een blijvende samenwerking kunnen uitbouwen, onder meer op het vlak van conservering en digitalisering. We delen graag onze expertise. Zo’n schat aan geschreven erfgoed màg niet verloren gaan.”
Expo Een selectie handschriften uit Timboektoe maakt deel uit van Boeken onder vuur, de zomertentoonstelling van de universiteitsbibliotheek. De expo eindigt met Timboektoe, maar begint in 1914, toen onze eigen bibliotheek in vlammen opging. “Bibliotheken zijn kwetsbaar, maar dàt ze gevaar lopen, geeft ook hun belang aan”, zegt Garrelt Verhoeven, hoofd Erfgoed & Cultuur. “In Boeken onder vuur tonen we ook hoe we nu omgaan met bedreigde boeken. Net door haar eigen verleden is deze bibliotheek de uitgelezen plaats voor deze tentoonsteling over bedreigd erfgoed. In de nieuwe exporuimte van de universiteitsbibliotheek kan je trouwens ook thematisch verwante kunstwerken bekijken van Sofie Muller, naast een aantal ‘sneeuwwitjes’, verbrande boeken die na de brand van 1914 werden teruggevonden.”
Van 5 juli tot 13 september, Universiteits bibliotheek, Ladeuzeplein, Leuven www.boekenondervuur.be
06
ONDERZOEK
CAMPUSKRANT | 24 JUNI 2015
Bijenlarven die werksters worden, krijgen maar enkele dagen koninginnenbrij te eten. Maar de koninginnenlarven worden er letterlijk ononderbroken in ondergedompeld.
© Waugsberg
Voor een langer leven: koninginnenbrij? Wormpjes die royalactine – een eiwit uit koninginnenbrij – te eten krijgen, leven langer en gezonder. Maar voor u naar de natuur- of biowinkel rent voor een voorraadje: wormen zijn geen mensen, zegt biochemicus Giel Detienne. Ilse Frederickx
ken aan de grote verschillen tussen werksteren koninginnenbijen. Een koningin is enorm vruchtbaar en ongeveer twee keer zo zwaar en zo groot als een werkster. Nog een opvallend verschil betreft de levensduur: een paar weken voor de werksters, twee jaar of langer voor de koningin.
K
Baden in gelei
oninginnenbrij of -gelei wordt geproduceerd door verpleegsterbijen, als voedsel voor de larven, en is een mengsel van eiwitten, suikers, vetzuren, mineralen en vitamines. Het wordt verkocht als voedingssupplement en soms ook toegevoegd
aan cosmetica. Hoewel er tot nog toe nauwelijks wetenschappelijke argumenten zijn voor de werking bij mensen, vliegen slogans als ‘revitaliserend’, ‘verjongend’ en ‘versterkend’ je daarbij om de oren. Die reputatie heeft koninginnenbrij te dan-
Nochtans zijn de bijenlarven waaruit werksters groeien, genetisch identiek aan de larve die zich tot koningin ontwikkelt. Het verschil zit hem in de voeding, vertelt biochemicus Giel Detienne die doctoreert in de onderzoeksgroep Functionele Genomics en Proteomics onder leiding van
professor Liliane Schoofs en Liesbet Temmerman: “Larven die werksters zullen worden, krijgen gedurende enkele dagen koninginnenbrij te eten. Maar toekomstige koninginnen worden er – ononderbroken – in ondergedompeld. Dat maakt dat de koninklijke larven zich sneller ontwikkelen, groter worden en langer leven.” Detienne spitste zijn onderzoek toe op het eiwit royalactine, de stof in de gelei die maakt dat een larve koningin wordt en geen werkster: “Er is al onderzoek gebeurd naar de effecten van royalactine op andere insecten, zoals fruitvliegjes: ook daar zorgt het eiwit voor een verhoogde vruchtbaarheid en verlengde levensduur. Maar het was nog niet onderzocht bij niet-insecten.”
Het Holdub-systeem bestaat uit prefabelementen die op de gevel worden gemonteerd en waar nadien isolatie wordt ingeblazen. In Heverlee is een demo te zien (gebouw B).
Van energievreter naar bijna-passief Ingenieursstudente Astrid Tijskens ontwikkelde een innovatief systeem om een gebouw langs de buiten zijde te isoleren. “Je kunt er een niet-geïsoleerd gebouw eenvoudig, snel en goedkoop mee omvormen tot een passiefgebouw.” Luc Vander Elst
© KU Leuven | Rob Stevens
A
an één van de wanden van gebouw B van het Departement Wiskunde op Campus Arenberg is sinds kort een kleine prefabconstructie bevestigd (zie foto – red.) Het gaat om een demo van het isolatie- en renovatiesysteem dat Astrid Tijskens (22) ontwikkelde voor haar masterproef. Die kadert in het project ‘Holistisch Duurzaam Bouwen’ (Holdub) van de Faculteit Ingenieurswetenschappen, een samenwerking tussen de departementen Werktuigkunde, Architectuur en Bouwkunde. “Het systeem bestaat uit holle houten elementen die vooraf op maat worden gemaakt, met voorgemonteerde nieuwe ramen, ventilatie en zonwering,” legt Tijskens uit. “Nadat de elementen op de gevel zijn gemonteerd, worden de oude ramen langs binnen uitgebroken. De raamopening wordt zorgvuldig afgewerkt tot tegen de nieuwe buitenschil. Vervolgens wordt cellulose-isolatie in het prefabelement geblazen. Aan
de buitenkant wordt alles luchtdicht afgekleefd en afgewerkt met gevelbekleding.” Innovatief
Professor Staf Roels (Bouwfysica): “Je kunt een ongeïsoleerd gebouw op deze manier heel degelijk isoleren, en zelfs naar passiefstandaard brengen. Het systeem heeft veel voordelen vergeleken bij een systeem waarbij je van binnenuit isoleert: de thermische inertie van de betonstructuur blijft behouden – waardoor het gebouw langer koel blijft in de zomer – en je verliest geen ruimte. Op de ramen na blijft het oorspronkelijke gebouw zo goed als intact.” “Tijdens de werkzaamheden kan het gebouw bovendien het grootste deel van de tijd gewoon in gebruik blijven. Er hoeven geen stellingen te worden gebouwd, en de aanpassingen binnenin het gebouw zijn zeer beperkt. Allemaal elementen die de kostprijs drukken. Het systeem verandert
ONDERZOEK
CAMPUSKRANT | 24 JUNI 2015
Detienne isoleerde het eiwit en voegde het toe aan het voedsel van de rondworm Caenorhabditis elegans. Deze minuscule worm leeft amper drie weken en is dus het ideale beestje om veroudering te bestuderen. Naarmate ze ouder worden, krimpen en verrimpelen ze, en ze bewegen minder. Dettienne stelde wel degelijk een effect vast bij wormen die royalactine toegediend kregen: “Ze leven gemiddeld 30 procent langer dan wormpjes op een controledieet. Tegelijk blijven ze ook langer gezond: ze zijn langer actief en beweeglijk en ze overleven langer stressfactoren in hun omgeving.” “Bij honingbijen en fruitvliegjes was al vastgesteld dat royalactine een bepaalde molecule activeert op de buitenkant van de cellen: een Epidermale Groei Factor Receptor (EGFR). Bij de wormen is dat ook zo, en we hebben kunnen aantonen dat die EGFR een rol speelt bij de verlenging van de levensduur. Hoe dat juist in zijn werk gaat, onderzoeken we nu verder.” Kanker
EGFR komen niet alleen voor bij ongewervelde dieren, maar evenzeer bij gewervelden: zoals mensen. Kan royalactine dan ook bij ons de veroudering vertragen? Helaas is het bij onze soort wat complexer, schetst Detienne: “Wormen hebben die ene EGFR, bij mensen bestaat er een hele familie van zulke receptoren. Bovendien
spelen EGFR een rol tijdens de celdeling, gedurende de embryonale fase, en op latere leeftijd, om cellen te repareren. Er is dus ook het risico op ongecontroleerde celdeling of kanker. Wormen kunnen geen kanker krijgen: zodra ze volwassen zijn, delen hun lichaamscellen niet meer.” “Er zijn nog geen grote studies gebeurd
Niet alleen leven de wormen dertig procent langer, ze blijven ook langer gezond. met mensen, we weten dus niet welk effect royalactine al dan niet zou kunnen hebben. We hebben er ook nog geen zicht op hoe de stof het best wordt toegediend: via de voeding of net niet? Bovendien reageren sommige mensen allergisch op koninginnenbrij, en mogelijks dus ook op royalactine.” Koninginnengelei kan ook vervuild zijn met schadelijke stoffen, zoals pesticiden of zware metalen. “Zeker als de gelei van buiten de Europese Unie komt”, waarschuwt Detienne. Neem crèmes of pillen die een verjongingseffect beloven omdat ze koninginnenbrij bevatten, voorlopig dus nog even met een korreltje zout.
© Johan Billen
Langer gezond
07
BEELDIGE WETENSCHAP
NIEUWE VALK WORDT TESTCASE wel de esthetiek van het gebouw, doordat het oude gebouw volledig wordt ingekapseld met vezelcementplaten, maar dat betekent ook dat er nadien geen betonherstellingen, schilderwerk of schrijnwerkvernieuwing meer nodig zijn.” Eerste keer
Innovatief aan het systeem is dat het alles integreert: isolatie, zonwering, ventilatie, enzovoort. Tijskens: “Het vernieuwende zit ook in de holle elementen, die volledig geprefabriceerd zijn. En ook het werken met cellulose-isolatie die wordt ingespoten is nieuw, en biedt het voordeel dat je je niet meer hoeft te bekommeren over de profileringen van een gevel. Profielverschillen worden automatisch uitgevlakt – de isolatie zal dus op de ene plek dikker zijn dan op de andere.”
Tijdens het plaatsen kan het gebouw bovendien gewoon in gebruik blijven. Roels: “Het is de eerste keer dat dit type geprefabriceerd gevelisolatiesysteem in Vlaanderen wordt toegepast. In het buitenland is men met vergelijkbare projecten bezig, maar niet van dit niveau.” Er is dan ook interesse van enkele spelers op de renovatiemarkt om het systeem verder te ontwikkelen en te commercialiseren.”
Tot 70.000 liter stookolie minder Na het demoproject in Heverlee wil de Technische Dienst het Holdub-systeem een eerste keer toepassen op een gebouw van de Faculteit Rechtsgeleerdheid. De ‘nieuwe Valk’, in de Tiensestraat, dateert van het einde van de jaren zestig en voldoet niet meer aan de energienormen van vandaag. In 2016 gaan de werkzaamheden van start. Veerle De Meulenaer en Stefaan Saeys: “De Valk wordt een testcase. Of er nadien nog gebouwen met dit systeem zullen worden aangepakt, zal afhangen van de ervaringen. Dat zal uiteraard gebeuren in nauw overleg met de dienst Duurzaamheid.” “Maar het systeem is wel veelbelovend. We hebben berekend dat het zichzelf terugverdient na 20 tot 25 jaar. Dat is heel voordelig voor een gevelsysteem. Totnogtoe voeren we zelden buitenisolatieprojecten uit, omdat het duur is. Meestal beperken we ons tot vervanging van de ramen, maar dan heb je een terugverdientijd van dertig tot veertig jaar. Nadat de Valk gerenoveerd is met dit systeem, zullen we jaarlijks ongeveer 70.000 liter stookolie uitsparen.”
Nieuwe mijter voor de sint? Probleempje met strijkijzer? Een dwarsdoorsnede van de tong van de kogelmier, Paraponera clavata. Deze inwoner van het Amazonegebied is onder de mieren een joekel: zo’n 2,5 centimeter lang. Het beest is berucht: zijn angelsteek staat bekend als zeer pijnlijk, te vergelijken met een pistoolschot. “In de lokale indianentaal noemen ze het de 24 uur-mier, omdat je na een beet 24 uur half verlamd zou zijn door het gif. Maar toen ik het vroeg aan mensen die al eens gebeten waren, vertelden ze me dat het veel langer duurt”, lacht entomoloog – insectenkundige – Johan Billen van het Laboratorium voor Socio-ecologie en Sociale Evolutie van het Departement Biologie. Hij ging vorig najaar zelf een paar exemplaren vangen in Brazilië. “Weliswaar zeer voorzichtig, met een pincet.” “De kogelmier is een alleseter. Zoals alle mieren hebben ze kaken om mee te bijten, maar ook een tong om vloeibaar voedsel mee te drinken, zoals nectar. Aan de buitenkant van de tong zie je fijne haartjes: daarmee filteren ze hun voedsel. Die fijne
pinnetjes maken deel uit van het exoskelet van het dier, te vergelijken met onze vingernagels of de schubben van een reptiel. Dat kronkelende lijntje binnenin is het epitheel: de laag cellen die zorgt voor de productie van het exoskelet.” Billen bestudeert sociale insecten die in kolonies leven, zoals mieren en bijen. “Sociale insecten spreken een chemische taal, ze gebruiken geurstoffen – feromonen – en ik onderzoek de klieren waarmee ze die geurstoffen afscheiden.” Die klieren in kaart brengen, gebeurt onder de microscoop, met dwarsdoorsnedes van het lijf van de insecten. Dat levert soms speciale beelden op. Al zien we hier in de tong geen klieren, de beestjes zitten er vol mee, legt Billen uit: “Ook op antennes en poten vinden we klieren. Voor alle mierensoorten samen, identificeerden we nu al 86 types klieren.” Ilse Frederickx Bent u onderzoeker aan de KU Leuven en maakt u intrigerende wetenschapsfoto’s? Mail ze naar
[email protected].
COLOFON Campuskrant, maandelijks tijdschrift van de KU Leuven Een realisatie van de Nieuwsdienst Hoofdredactie Sigrid Somers, Reiner Van Hove, Ine Van Houdenhove (a.i.) | Redactie PieterJan Borgelioen, Ilse Frederickx, Ludo Meyvis, Rob Stevens, Wouter Verbeylen | Medewerkers Katrien Bollen, Tine Danschutter, Julia Nienaber, Sofie Roux, Sarah Somers, Anke Vander Elst, Inge Verbruggen | Freelancers Lien Lammar, Katrien Steyaert, Luc Vander Elst, Peter Van Dyck | Redactieadres Naamsestraat 22, bus 5002, 3000 Leuven, T 016 32 40 13,
[email protected] | Adreswijzigingen Alumni Lovanienses, Naamsestraat 63, bus 5601, 3000 Leuven, info@alum. kuleuven.be | Grafisch ontwerp Jansen & Janssen, Gent | Lay-out en zetwerk Wouter Verbeylen | Fotografie Rob Stevens | Cartoons Joris Snaet | Illustraties Gudrun Makelberge | Reclameregie Inge Verbruggen, T 016 32 40 15,
[email protected] | Oplage 28.800 ex. | Drukwerk Eco Print Center, Lokeren. Campuskrant wordt gedrukt met milieuvriendelijke waterloze druktechnologie. | Verantwoordelijke uitgever Jos Vaesen, Naamsestraat 22, bus 5000, 3000 Leuven Copyright artikels Artikels kunnen overgenomen worden mits toestemming. Het volgende nummer van Campuskrant verschijnt op 23 september.
08
PERSONEEL
CAMPUSKRANT | 24 JUNI 2015
CAREER CENTER BIEDT EERSTE HULP BIJ LOOPBAANVRAGEN
Crashende carrière of sputterende loopbaan ? ‘Wat ga ik doen na mijn doctoraat?’ ‘Is een academische carrière wel iets voor mij?’ ‘Zit ik hier op de juiste stoel?’ Personeelsleden met loopbaanvragen kunnen sinds vorig jaar aankloppen bij het Career Center. TEKST: Lien Lammar | CARTOON: Joris Snaet
derzoek altijd blijven combineren met mijn job als kinesitherapeut. Ik heb nood aan die uitdaging, maar hoe houd ik het haalbaar? Hoe vind ik een evenwicht tussen mijn werk en gezin? Door daarover in groep te reflecteren en discussiëren, ben ik de zaken veel helderder gaan zien.” Energie en tranen
I
k was ongeveer een jaar aan mijn doctoraat bezig toen de twijfels kwamen”, vertelt Leila Demarest. “De overgang van student naar onderzoeker was best moeilijk. In het begin ben je vooral bezig met lezen. Dat is niet de meest spannende activiteit. Het gebrek aan vooruitgang en de onzekerheid die met een doctoraatsonderzoek gepaard gaat, deden mijn motivatie dalen. Wilde ik hier wel mee doorgaan?” Nadat ze voor de zoveelste keer haar twijfels geuit had, kwam ze via haar promotor terecht bij het Career Center. Dat biedt sinds februari vorig jaar professioneel loopbaanadvies voor personeelsleden van de universiteit. Zowel onderzoekers als niet-onderzoekers doen er een beroep op, zegt coördinator Merel Ackx. “Voor administratief en technisch personeel ligt de focus vooral op loopbaanontwikkeling binnen de KU Leuven, voor onderzoekers is de focus zeer breed. Naast individuele begeleiding bieden we ook collectieve workshops aan, vooral gericht op jonge onderzoekers. Zij zitten vaak met dezelfde vragen: wat na mijn doctoraat? Kies ik voor een loopbaan binnen of buiten de universiteit? Wat zijn mijn mogelijkheden op de externe arbeidsmarkt? Met het YouReCa Career Center willen we doctorandi, postdocs en jonge docenten de
nodige skills meegeven om hun verdere loopbaan in eigen handen te nemen.” Reflecteren werkt
Ook Greetje Vande Velde was zo’n jonge onderzoekster met twijfels. Ze was al een aantal jaren postdoc toen ze zich begon af te vragen waar ze eigenlijk naartoe wilde. “Ik was heel graag bezig met onderzoek en zag mezelf doorgroeien binnen de universiteit, maar toch voelde ik me onzeker. Is een academische loopbaan wel iets voor mij? Welke opofferingen wilde ik daarvoor doen?” In haar zoektocht naar antwoorden volgde ze een collectieve loopbaanworkshop bij het Career Center. “Van alle PhD- en postdocstudenten stromen er maar weinig door naar een academische carrière. Niet iedereen in je omgeving begrijpt waarom je zo hard werkt voor iets met een onzekere toekomst. Het deed deugd om daar met andere postdocs over te praten.” Ook Elegast Monbaliu is vol lof over de interactie met collega-onderzoekers tijdens de groepssessies waaraan hij deelnam. “Het Career Center geeft geen pasklare antwoorden, maar laat je vooral nadenken over jezelf. Waar ben je goed in? Wat wil je écht doen, en waarom? Ik ben mijn wetenschappelijk on-
Niet alleen onderzoekers stellen zich vragen over hun loopbaan. Maura Slootmaekers was bijna tien jaar lang administratief coördinator van twee MaNaMa’s toen ze na een aantal verschuivingen binnen haar departement aanklopte bij het Career Center.
trouwen was volledig zoek.” De individuele loopbaanbegeleiding kwam voor Maura op het juiste moment. “Samen met mijn begeleider ben ik op zoek gegaan naar een antwoord op de vraag: wat ben ik wél waard? Wat zijn mijn kwaliteiten? Het heeft me veel energie en zelfs tranen gekost, maar in die vier sessies heb ik veel over mezelf geleerd. Dat ik veel beter functioneer in een gestructureerde omgeving, bijvoorbeeld. En dat de negatieve feedback die ik bij mijn sollicitatie gekregen had niet zozeer met mij persoonlijk te maken had, maar vooral met wie ik geworden was doordat ik vastgeroest was in mijn job.” Drijfveren kennen
Het Career Center laat je vooral nadenken over jezelf. Waar ben je goed in? Wat wil je écht doen, en waarom? “Ik had een toffe job waarbij ik veel contact had met de studenten, tot door een reorganisatie alles veranderde. Plots had ik nog maar weinig groeiperspectief. Ook de uitdaging was weg. Ik heb toen gesolliciteerd voor een hogere functie, maar dat is uitgedraaid op een heel negatieve ervaring. Dat was een zware dobber. Mijn zelfver-
“Je goed voelen in je job is niet alleen een verantwoordelijkheid van je werkgever, maar ook van jezelf ”, zegt Merel Ackx. “ Je hebt natuurlijk niet over alles controle, maar er zijn veel aspecten waar je wél invloed op hebt. Zelf initiatief nemen voor verandering binnen je functie of organisatie, bijvoorbeeld. Of je eigen drijfveren leren kennen, om zo de juiste weg te kunnen uitstippelen.” Dat heeft ook Greetje ondervonden. “De groepsgesprekken hebben me doen inzien dat een academische carrière wel degelijk de juiste keuze voor mij is. Intussen werk ik een half jaar aan de universiteit van Barcelona en heb ik met veel overtuiging gesolliciteerd voor een vacature als docent. Als je eenmaal duidelijk weet wat je wil, is het veel gemakkelijker om er voor honderd procent voor te gaan.”
PERSONEEL 09
CAMPUSKRANT | 24 JUNI 2015
Leila Demarest (26) doctoraatsstudent aan het centrum voor Vredesonderzoek en Ontwikkeling (Faculteit Sociale Wetenschappen)
Elegast Monbaliu (39) werkt 40% als postdoc aan de Faculteit Bewegings- en Revalidatiewetenschappen (FaBeR); is daarnaast stafmedewerker in het Multifunctioneel Centrum (MFC) Dominiek Savio Instituut en heeft een privépraktijk als kinesist
© KU Leuven | Rob Stevens
© KU Leuven | Rob Stevens
Ook Leila, die een traject van individuele loopbaanbegeleiding volgde, is vandaag veel meer gemotiveerd aan het werk. “In plaats van te focussen op de negatieve aspecten van een doctoraatsonderzoek kijk ik nu vooral naar wat ik wél waardeer, zoals de vrijheid om je eigen ideeën te ontwikkelen. Ik heb ook geleerd dat het niet erg is om je af en toe vragen te stellen. Dat wil niet zeggen dat je verkeerd bezig bent of in een hopeloze situatie zit. Zeker als beginnend onderzoeker is twijfel best normaal.”
één individuele sessie. “Die bevestigde vooral dat de keuze die ik gemaakt had op basis van de groepssessies de juiste was, namelijk wetenschappelijk onderzoek combineren met klinisch werk. Het geeft een goed gevoel om te weten welke richting ik wil uitgaan.”
© KU Leuven | Rob Stevens
Maura Slootmaekers (45) was tien jaar administratief coördinator van twee Master-na-Master opleidingen aan het Departement Architectuur; werkt nu op de dienst Onderwijs- en Studentenadministratie van de Faculteit Geneeskunde
© Joffre Gutierrez
1 jaar Career Center
sessies ‘Loopbaanpaden na een PhD’ voor onderzoekers. Van administratief en technisch personeel vangen we steeds meer vragen op rond interne mobiliteit. Ook daar willen we ons in de toekomst verder op richten.”
Wie?
Op 25 juni vindt de eerste van een reeks ‘Career Talks’ plaats in het STUK. Career Talks wil een platform zijn voor dialoog en ontmoeting tussen de academische en niet-academische arbeidsmarkt. Meer info op www.kuleuven.be/careertalks.
Aandacht voor arbeidsmarkt
“In de toekomst willen we de pijler ‘arbeidsmarkt’ nog meer uitbouwen”, zegt Merel Ackx. “Zo lanceren we volgend academiejaar in samenwerking met de Doctoral Schools info-
Hogere werktevredenheid
“De reacties zijn positief, zowel over de individuele begeleiding als over de collectieve workshops”, zegt Merel Ackx. “Sommige deelnemers zijn door het verkregen zelfinzicht hun huidige job opnieuw gaan waarderen, anderen hebben stappen gezet voor verandering binnen hun functie of hebben gesolliciteerd voor een job binnen een andere organisatie. Welke actie ze ook ondernomen hebben, de gemiddelde tevredenheid van de deelnemers over hun werksituatie was na de loopbaanbegeleiding groter dan bij de start.” Maura werkt vandaag op de onderwijs- en studentenadministratie aan de Faculteit Geneeskunde. “De medische wereld en de strakkere structuur waren even wennen, maar nu ben ik blij dat ik van job veranderd ben. Ik zit hier veel beter op mijn plaats. Ik kan mijn kwaliteiten ten volle benutten en krijg de kans om te groeien en nieuwe dingen te leren. “ Elegast volgde na de collectieve workshop nog
Nieuw doctoraatsreglement Jaarlijks reikt de KU Leuven bijna zevenhonderd doctoraten uit, en zijn er ongeveer vijfduizend kandidaten ‘onderweg’. Het spreekt vanzelf dat die niet allemaal een academische loopbaan aan de KU Leuven kunnen uitbouwen. Dat creëert verwachtingspatronen die gevoelig verschillen van wat vroeger het geval was. Om daaraan te voldoen, is op 1 mei een nieuw doctoraatsreglement in voege getreden. Dat voorziet in een transparant en universiteitsbreed kader van verantwoordelijkheden die gelden voor iedereen die bij een doctoraatstraject betrokken is.
Greetje Vande Velde (35) postdoc aan de Faculteit Biomedische wetenschappen; doet momenteel een half jaar onderzoek in het Centre for Genomic Regulation in Barcelona
Duidelijke minimumvereisten worden opgelijst. Belangrijk is ook dat doctorandi voortaan tijdens hun eerste jaar kunnen rekenen op een evaluatie. De verschillende stappen op weg naar een doctoraat worden helder geschetst en de sleutelrol van de facultaire doctoraatscommissies wordt onderstreept. Het nieuwe reglement zal voelbaar bijdragen tot een gezonde doctoraatscultuur – en dus tot een gezond onderzoeksklimaat.
2 op 3 deelnemers zijn vrouwen. Vooral 25-tot-34-jarigen en 45-plussers doen beroep op loopbaanbegeleiding. In de eerste groep zit vooral assisterend en bijzonder academisch personeel (ABAP), in de tweede groep vooral administratief en technisch personeel (ATP). Resultaat?
https://admin.kuleuven.be/rd/ doctoraatsreglement/kaderreglement
389 personeelsleden hebben tot nog toe loopbaanbegeleiding gevolgd.
98 procent van de deelnemers heeft na de loopbaanbegeleiding actie ondernomen. De helft nam initiatief voor verandering binnen de huidige functie of organisatie. Bijna 1 op 3 heeft gesolliciteerd voor een functie in een andere organisatie. Ruim 50 procent rapporteert meer zelfvertrouwen, een positiever toekomstbeeld en minder stress.
Partnergeweld kent geen geslacht Geweld binnen koppels * Vervolg van P.01
Psychologisch partnergeweld
78,7% Om de onderliggende oorzaken voor mild en wederzijds partnergeweld te achterhalen, keek ze naar de onderlinge dynamiek tussen partners, iets wat tot nog toe wat onderbelicht bleef. “Ik ging na in hoeverre het tevredenheidsgevoel van een koppel een rol speelt bij het plegen van partnergeweld. Iedereen heeft een eigen idee over hoe een goede relatie eruitziet. Je hebt verlangens op vlak van seksualiteit, een eigen mening over hoe je het best omgaat met geld of een kind opvoedt. Maar binnen een relatie kunnen die opvattingen weleens verschillen.”
77,5% 20,2%
totaal
mild
ernstig
Fysiek partnergeweld
40,5%
40,5% 9,6%
totaal
mild
ernstig
* Gerapporteerd door een steekproef van 178 willekeurige koppels. Omdat het niet om een representatieve steekproef gaat, mogen de cijfers niet zomaar geëxtrapoleerd worden naar heel Vlaanderen.
Het zijn die verschillen tussen de voorkeuren van partners en de realiteit binnen hun relatie die kunnen leiden tot ontevredenheid. In het slechtste geval uit zich dat in agressie. “Hoe groter de kloof tussen wat je wenst en wat je krijgt, hoe groter de kans op fysiek of psychologisch partnergeweld”, zegt Jaspaert. “Bovendien beïnvloeden partners elkaar onbewust. Als een man bijvoorbeeld veel van zijn wensen onvervuld ziet, zal hij ontevredener zijn over zijn relatie, maar ook zijn vrouw zal minder tevreden worden.” Bewustmaking
Volgens Jaspaert bieden die inzichten een goede basis voor doelgerichte relatietherapie. “Wanneer een koppel met
mild partnergeweld te maken heeft, hoeven de partners hun relatie niet per se te beëindigen. Vaak is het beter te proberen om hun wensen en verlangens op elkaar af te stemmen en de relatie opnieuw geweldloos te maken.” Ze vindt dat er nog te weinig aandacht is voor milde vormen van partnergeweld. “Hoewel het geen randfenomeen is, durven veel koppels niet toegeven dat ze ermee te maken hebben”, zegt ze. “Daardoor blijft het veelal verborgen. Er is dan ook nood aan bewustmaking. Ook wat partnergeweld tegenover mannen betreft trouwens. In veel campagnes zie je dat vooral vrouwen als slachtoffer worden afgebeeld. Mijn onderzoek suggereert dat dit beeld toch genuanceerd dient te worden.”
10
PUBLICATIE
CAMPUSKRANT | 24 JUNI 2015
DE GROTE VRAGEN VAN DE WETENSCHAP
Einstein worden De titel illustreert dat het geen boek voor doetjes is: Hoe word ik Einstein of Da Vinci? Een inleiding tot wetenschappen vandaag voor de homo universalis van morgen. TEKST: Ludo Meyvis | CARTOON: Joris Snaet
B
ijna zeshonderd bladzijden lang biedt het boek een overzicht van de grootste vragen, verwezenlijkingen en knelpunten uit de hedendaagse wetenschap. “Het is nochtans niet bedoeld als een inleiding tot dé moderne wetenschappen,” zegt professor Erik Schokkaert, voorzitter van Metaforum, dat tekende voor concept en uitwerking. “We hebben gekozen voor een aantal grote thema’s, die dan telkens interdisciplinair zijn uitgewerkt. Van onze moderne visie op kennis en het ontstaan van materie en leven,
tot biodiversiteit en genetica, en multiculturaliteit en het Europese project. Het is bewust geschreven voor een breed publiek, we hebben echt geprobeerd er een ‘leesboek’ van te maken en geen cursus.” Veerle Achten nam de coördinatie voor haar rekening: “Er hebben meer dan vijftig auteurs aan het boek meegewerkt. Na ongeveer een jaar discussiëren, schrijven, editeren, over-en-weer sturen van opmerkingen, was het klaar – eigenlijk nog op relatief korte tijd, voor een project van deze omvang.”
Jongeren zijn nog steeds nieuwsgierig Jongeren die online op zoek gaan naar nieuws, laten de traditionele media niet links liggen, zo blijkt uit het doctoraatsonderzoek van Anna Van Cauwenberge. Zij onderzocht hoe jongeren vandaag omgaan met nieuws. Uit Amerikaans onderzoek komt naar voren dat jonge mensen geen aandacht meer hebben voor nieuws, zegt Anna Van Cauwenberge (Instituut voor Mediastudies). “Of hoogstens sporadisch en online, vaak via niet-professionele gratis nieuwswebsites. Ik wou weten of die tendens ook bij ons terug te vinden is.” Daarom onderzocht ze hoe Vlaamse en Nederlandse jongeren en jongvolwassenen vandaag omgaan met nieuws. Een survey bij 1.200 deelnemers tussen 15 en 34 jaar leverde vijf verschillende types op (zie kader), drie meer ’traditionele’ en twee meer ‘digitale’. Opvallend is dat het gebruik van nieuwssites niet ten koste gaat van traditionele nieuwsmedia. Van Cauwenberghe: “Het zijn net diegenen die het meest in nieuws geïnteresseerd zijn, die online gaan. De verschillende kanalen worden
naast elkaar gebruikt en versterken elkaar. Wie online gaat, is ook actiever en kiest zelf wat relevant, objectief of betrouwbaar nieuws is.” Story
Uit gesprekken die Van Cauwenberghe hield met focusgroepen, bleek ook dat jonge mensen die vaak mobiele nieuwsplatformen gebruiken, het nieuws chronologisch opvolgen, bijna als een soap. Van Cauwenberge: “Ze willen constant updates krijgen en vooral: ze willen weten hoe het afloopt. Daarnaast stelden veel deelnemers aan het onderzoek dat ze het belangrijk vinden om een context aangeboden te krijgen, waarbinnen ze oorzaak en gevolg, de verschillende actoren en standpunten makkelijk kunnen plaatsen.” Samen met De Standaard en het Nederlandse AxzMedia testte Van Cauwenberge daarom een tabletstructuur uit waarbij het nieuws chronologisch en associatief wordt aangeboden, in plaats van op de traditionele, lineaire manier: “Een dergelijke nieuwsstructuur – een developing news story – situeert nieuws op een tijdsbalk. Als je één nieuwsartikel aanklikt, krijg je ook alle arti-
En wérkt het ook? Kan je na lezing echt meepraten over die grote wetenschappelijke thema’s?
Erik Schokkaert: “Ik vind van wel. Ik heb er geen moeite mee om toe te geven dat ik nu voor het eerst zo’n beetje begrijp waar de relativiteitstheorie over gaat en wat het belang ervan is. En ik vermoed dat anderen dat gevoel ook wel zullen hebben. Natuurlijk word je geen deskundige, maar wat je als hedendaagse mens moét weten, krijg je ook aangereikt.”
die sàmen een toegangspoort tot alle kennis vormen. Met openheid van geest en een zekere basiskennis kan je wel tot een gespreksniveau komen waarin een bepaalde mate van intellectuele universaliteit aanwezig is. Ik vind dat dit boek daartoe kan bijdragen.” Eigenlijk is dit geen boek om een interview over te hebben. Je moet het gewoon in de hand nemen, en erin lezen. En blijven lezen. En blijven lezen. Je wordt er geen Einstein van, maar je voelt je minuut na minuut intellectueel rijker worden. Dat is onbetaalbaar.
De ondertitel is nogal ambitieus. Kàn je nog wel een homo universalis worden?
Erik Schokkaert: “Natuurlijk niet, dat zou in de huidige ontwikkeling van de wetenschap wel een enorm naïef streefdoel zijn. Er is veel te veel kennis, die veel te snel evolueert. Dat kan je niet meer bemeesteren, zoals dat in de renaissance nog wel min of meer kon. Maar wat wel haalbaar is, is lid zijn van een soort netwerk van mensen
kelen te zien die er verband mee houden.” Daarnaast kregen de proefpersonen ook een klassieke tabletversie voorgeschoteld. Via eyetracking ging Van Cauwenberge vervolgens na aan welke nieuwsitems de deelnemers aan het onderzoek aandacht gaven, en hoe lang. “Nadien keken we ook wat ze van het nieuws onthouden en begrepen hadden. We stelden vast dat de teststructuur weinig verschil opleverde inzake aandacht voor of het onthouden van nieuws, maar we vonden wél een significant effect op het begrijpen van het nieuws. De developing news story levert een beter begrip op, en de gebruikers zien ook meer verbanden tussen de verschillende nieuwsfeiten.” Crossmediaal
Als belangrijkste conclusie onthoudt Van Cauwenberge dat jonge mensen nog steeds in nieuws zijn geïnteresseerd. “Maar de manier waarop de media nieuws brengen, sluit niet helemaal meer aan bij de verwachtingen van jongeren. Uit mijn onderzoek blijkt alvast het belang van context en duiding.” Ze raadt media ook aan om onderwerpen crossmediaal te belichten, via verschillende platformen, zodat die elkaar kunnen versterken. “Daarnaast moeten de media meer aansluiting zoeken bij de leefwereld van jonge mensen en bijvoorbeeld niet zozeer focussen op traditionele politiek.” Luc Vander Elst
‘Hoe word ik Einstein of Da Vinci?’, LannooCampus / Metaforum KU Leuven, 584 p., 34,99 euro.
Vijf types jonge nieuwsgebruikers De ‘dabblers’ laten het nieuws over zich heen gaan. Hun nieuwsgebruik is heel beperkt en ze mikken vooral op televisie en radio. De groep ‘sound and vision’ heeft meer aandacht voor nieuws, vooral via radio en televisie, aangevuld met een beetje online nieuws. De ‘traditionals’ focussen vooral op de papieren krant, aangevuld met televisie en radio. De ‘online news users’ maken naast de traditionele nieuwsmedia vooral gebruik van online nieuwssites. De ‘allrounders’ maken naast de traditionele nieuwsmedia ook gebruik van smartphone, blogs en meer interactieve media voor nieuws zoals Twitter.
MAATSCHAPPIJ
CAMPUSKRANT | 24 JUNI 2015
DE
RAAD
11
De seksuele meerderjarigheid moet omlaag, zegt regeringspartij Open VLD: van zestien naar veertien jaar, met maximaal vijf jaar leeftijdsverschil. ‘Pardon, vanaf veertien al?’, verslikken sommige ouders zich. ‘En pardon, vijf jaar verschil?’ Waar gaat het over? TEKST: Wouter Verbeylen
Een actueel vraagstuk belicht vanuit 3 expertises
Veertienplus
ILLUSTRATIE: Gudrun Makelberge
Twee tieners die wat foefelen zijn nu strafbaar Liesbet Stevens Experte seksueel strafrecht
“Ik ben een paar keer bijna van mijn stoel gevallen van sommige reacties op het plan om de seksuele meerderjarigheid te verlagen naar veertien jaar. Van een discussie over een wettekst in het strafrecht zijn we in een ethische discussie beland. Alsof men wil vastleggen vanaf wanneer jongeren seks mógen hebben. Sommigen vrezen zelfs dat het wetsvoorstel tot meer tienerzwangerschappen zal leiden.” “Voor alle duidelijkheid: de voorstellen van Open VLD en sp.a gaan over een aanpassing van de strafwet: onder welke leeftijdsgrens vinden we seksuele handelingen sowieso strafbaar? Iemand die bijvoorbeeld seksuele handelingen pleegt met een achtjarige, moet zonder meer vervolgd worden. Daar bestaat bij de brede bevolking geen enkele discussie over, en voor de rechtspraak is dat handig: je hoeft niet meer te bewijzen of er al dan niet instemming was, de leeftijd alleen volstaat. Nu
geldt dat tot zestien jaar, en dat is erg laat. Twee verliefde vijftienjarigen die wat foefelen, zijn op dit moment in theorie strafbaar. Want seksuele handelingen, dat is niet enkel geslachtsgemeenschap. Ook veel onschuldiger zaken vallen daaronder, zoals het aanraken van de borsten onder of zelfs boven de kleren.” Niet moeien
“En wat het leeftijdsverschil betreft: nu mag je als je jonger dan zestien bent, niet door een ander bij seks betrokken worden, of die nu zelf vijftien, negentien of negenenveertig is. Dat mag je niet zomaar over één kam scheren, vanaf een bepaald verschil is de kans op misbruik veel groter. Ook dat legt de wetgever beter vast, al kan je er nog over discussiëren of er hooguit vijf jaar verschil mag zijn, zoals Open VLD wil, of slechts drie, zoals sp.a vraagt.” “Critici zeggen: ‘In de praktijk wordt die 16-plus-wetge-
ving nauwelijks toegepast, dus waarom aanpassen?’ Soms grijpt men er wél naar, als ouders het niet eens zijn met de keuze van het vriendje van hun dochter, of als een meisje zwanger raakt. Maar dat is het punt niet: het lijkt mij vooral logisch dat de wetgeving zich af en toe aanpast aan de samenleving. Laten we in die periode dat jongeren aan hun seksuele carrière beginnen, een veilige ruimte creëren. Twee veertienjarigen die wat aan elkaar zitten: daar gaan we ons in het strafrecht niet meer automatisch mee moeien. Het kàn nog altijd: ouders die ten einde raad zijn vanwege de seksuele uitspattingen van hun zoon of dochter kunnen het jeugdbeschermingsrecht inroepen.” “Nogmaals: die wet wil dus niét vastleggen vanaf wanneer iemand seks mag hebben: ze is zeker niet bedoeld als pedagogische leidraad. Ouders die daar het strafwetboek voor nodig hebben, zitten met een probleem.”
De eerste keer ligt nog altijd rond 17 jaar
Nog niet zo open over seks als we denken
Paul Enzlin Seksuoloog
Stefan Ramaekers Pedagoog
“Over de juridische noodzaak van zo’n aanpassing laat ik me niet uit, maar in de media gaat men er nogal gemakkelijk van uit dat de wet wordt aangepast aan ‘de sociale realiteit’. Jongeren zouden vandaag nu eenmaal vroeger aan seks beginnen dan vroeger. Daar wil ik toch een stevige kanttekening bij plaatsen. Uit onze recente Sexpert-enquête blijkt dat slechts zeven procent van de jongeren op veertien jaar al geslachtsgemeenschap heeft gehad. Tegen hun zestiende is dat gestegen naar ruim een kwart, maar toch: nog altijd een kleine minderheid. De gemiddelde leeftijd voor ‘de eerste keer’ ligt vandaag nog steeds rond zeventien jaar.” “Zo bekeken houdt de discussie die men nu voert, dus eerder weinig rekening met de sociale realiteit. Toch als je ‘seks’ door de bril van volwassenen bekijkt: met elkaar naar bed gaan in de enge betekenis. En dat is mijn tweede punt:
volwassenenseks heeft weinig te maken met jongerenseksualiteit, en over dat onderscheid lees ik in de media nauwelijks iets. Bij tieners gaat het in eerste instantie over zoenen, over ‘foefelen’ onder elkaars kleren. Als je het zo bekijkt, is élke leeftijd die je erop plakt, redelijk absurd. Want wees gerust: ook op veertien jaar is een jongere al heel lang, op een of andere manier, bezig met seks. Ook al willen ouders dat niet altijd zien. Dat komt heel duidelijk naar voor in een ander cijfer uit onze Sexpert-enquête: op veertien jaar heeft ongeveer 40 procent van de jongeren al getongzoend, en op zeventien jaar liefst 70 procent.” Waarom zo vroeg?
“Ik weet dus niet hoe dringend die aanpassing van de strafwet is, misschien is het dringender om ons beeld over jongeren en seksualiteit bij te stellen. Als het daarover gaat, wordt er al te vaak op een negatieve
manier naar gekeken - tienerzwangerschap, misbruik -, en wordt er weinig moeite gedaan om een realistisch beeld van hun leefwereld en hun seksuele ontwikkeling te schetsen.” “Dat is nochtans nodig om het verschil te begrijpen tussen die veertig procent die tongzoent en die zeven procent die seks heeft op veertien. Als het gemiddelde rond zeventien jaar ligt, waarom beginnen sommige jongeren er dan toch drie jaar vroeger aan? Groepsdruk speelt daarin een grote rol, en vooral minder sterk geschoolde jongeren voelen een grotere druk om seksueel actief te worden. Uit angst vaak, omdat ze hun vriend niet willen verliezen, of om niet uit de groep gesloten te worden. Misschien moeten we ons meer op de sociale realiteit van die kwetsbare groepen richten om ook voor hen een veilige omgeving te kunnen creëren waarin ze zich ongehinderd seksueel kunnen ontwikkelen.”
“Ik ben er van overtuigd dat de discussie over seksuele meerderjarigheid grotendeels voorbijgaat aan de jongeren zelf. Zij zijn écht wel met andere dingen bezig. Ik kan me dan ook niet voorstellen dat zo’n verlaging tot veertien de deur zou openzetten naar meer seks, naar promiscu gedrag of wat dan ook. Misschien moeten we ons eerder collectief afvragen: waarom reageren we daar nu zo op? Vanwaar die morele paniek? Het moet zijn dat onze samenleving nog steeds niet goed weg weet met seksualiteit.” “We zijn nog lang niet zo open over seks als we soms denken. We spreken er nog altijd in bedekte termen over, met grapjes en kwinkslagen. We zijn de kinderen van onze ouders, en ik hoop echt dat de volgende generatie er beter mee om kan. Al is er nog werk aan de winkel. Kijk bijvoorbeeld naar onze populairste sitcom, FC De Kampioenen:
die zit vol stereotiepen over man-vrouw-verhoudingen, maar vooral ook vol seksueel getinte humor en toespelingen. Onze kinderen kijken daar massaal naar, en het kan niet anders of ze pikken dat op. Dat we dit klaarblijkelijk ok vinden, en dat er anderzijds zo heftig gereageerd wordt op het voorstel, vind ik best wel fascinerend.” Zwijgen over seks
“Wat als je er écht niet op zit te wachten dat je zoon of dochter al voor hun zestiende seks hebben? Tja, een pasklaar antwoord kan ik daar niet op geven. Soms heb je wellicht gelijk, en is je kind echt nog niet klaar. Opvoeden betekent toch vooral je kinderen verstandig leren omgaan met nieuwe ervaringen, en hen verder het nodige vertrouwen geven. Praat er vooral over: ‘Ik vind dit wel of niet een goed idee om die en die reden.’ Vertel over respect en over een
zinvolle beleving van seksualiteit. Want als je denkt: ‘Ik ga mijn kind niet op verkeerde gedachten brengen, dus ik zal maar tout court zwijgen over seks’, dan kom je een paar jaar te laat, vrees ik. Iedereen met kinderen weet hoeveel ideeën ze buitenshuis opdoen, op school, in de jeugdbeweging. Ik hoor de mijne zo vaak dingen zeggen waarvan ik denk: ‘Dat hebben ze echt niet van mij!’ (lacht)” “Je zal als ouder moeten aanvaarden dat de maakbaarheid en stuurbaarheid van je kinderen al bij al beperkt is. Ik heb zelf ook al tegen mijn oudste gezegd: ‘Ik kan je niets verbieden, ik hoop alleen dat je je verstand gebruikt.’ Praat met ze, maar verwacht niet dat je kinderen alles met je bespreken. Logisch dat ze met sommige zaken liever naar hun vrienden stappen. Kinderen moeten ook geheimen kunnen hebben voor hun ouders.”
PERSONALIA
EMERITUS EVANGELIE
CAMPUSKRANT | 24 JUNI 2015
Een prille emeritus blikt terug op wat voorbij is en trekt lessen uit een loopbaan.
“Toen ik begon, was hier één Japans boek. Letterlijk.” Japanoloog Willy Vande Walle wordt emeritus en verlaat de studierichting die hij meer dan dertig jaar geleden begon op te bouwen. Al blijft hij nog wel twee colleges geven, en heeft hij nog “laden vol” met onderzoek dat afgewerkt moet worden. Ludo Meyvis
T
oen ik ging studeren, wilde ik ‘iets alternatiefs’ doen. Ik vermoed dat mijn lectuur van het tijdschrift Bres daar voor veel tussenzat, met zijn oriëntatie op exotische culturen. Het bestaat nog altijd, trouwens. Door die lectuur was ik al heel vroeg gefascineerd door het boeddhisme. Dus ging ik in Gent sinologie-japanologie studeren. Dat was toen nog één studierichting. In eerste instantie vielen de lessen me tegen. Ik heb zelfs overwogen om er na het eerste jaar de brui aan te geven. Maar Hilde, toen mijn vriendin, nu mijn vrouw, overtuigde me om toch door te doen, zelfs met een jaartje filosofie erbij. In het tweede jaar kreeg ik dan les van William Acker, een Amerikaanse sinoloog-japanoloog uit Leiden. Die heeft me aan boord gehouden.” Naar China gaan was in de nadagen van de Culturele Revolutie niet meteen aangewezen voor iemand die het klassieke boeddhisme wilde bestuderen. Dus werd het Japan – daar vind je trouwens de beste boeddhologen. Eerst heb ik vier maanden Japans gestudeerd in Osaka, en dan volgden iets meer dan twee jaar onderzoekswerk in Kyoto. Japans lezen ging snel vrij aardig – ik had honderden bladzijden vol karakters getraind. Maar spreken was in het begin lastig. Avontuurlijk? Dat vonden ze in mijn familiekring misschien wel, maar Japan is veilig, hygiënisch en goed georganiseerd. En iedereen was
heel vriendelijk voor die exotische westerling die zich in hun taal en cultuur verdiepte.” In 1976 doctoreerde hij, en na nog een studieverblijf – hij reisde in zijn loopbaan ongeveer vijftig keer naar Japan – kon hij, klassiek boeddholoog, aan de slag bij Honda, dat in die jaren een vestiging opende in Gent. “Enorm boeiende tijd. Ik heb er vanalles moeten doen: tolken, vertalen, onderhandelen, contracten schrijven, noem maar op. Dat leverde me heel veel ‘praktische japanologie’ op. Maar academisch was het natuurlijk niet, en daar lag toch mijn liefde. In 1978 kon ik een cursusje Japans doceren aan het ILT. En vervolgens vroeg rector De Somer me om een richting japanologie uit te bouwen. Aanvankelijk doceerde ik binnen de richting sinologie, maar vanaf 1987 werd japanologie een onafhankelijke, vierjarige opleiding. Met één prof en een tweetal taaldocenten. Ik moest dus bijna àlles geven, taalvakken, geschiedenis, kunst, vakken over het moderne Japan – naast nog steeds enkele vakken bij sinologie. Zonder mijn brede vorming was dat onmogelijk geweest.” Manusje-van-alles
Hoedanook, japanologie bloeide. “De studentenaantallen stegen zienderogen. Soms hadden we meer dan honderd studenten in het eerste jaar! Een hoogtepunt was ongetwijfeld Europalia Japan, de grootste editie van Europalia ooit, met
tientallen tentoonstellingen, optredens, allerlei events. Ik was voorzitter van het wetenschappelijk comité, maar voor àlles kwamen ze aan mijn mouw trekken.” ”Dat is trouwens wel typisch voor mijn loopbaan, dat manusje-van-alles moeten zijn – wat ik overigens helemaal niet denigrerend bedoel. Ik heb honderden lezingen gegeven over Things Japanese, delegaties begeleid, ontvangsten geregeld, noem maar op. Dat is onvermijdelijk als je als enige een richting moet dragen en door de buitenwereld als ‘aanspreekpunt’ beschouwd wordt. Pas in 1998 kwam er een tweede ZAP’er, en nu recent een derde. Dat is nog altijd geen vetpot, maar het scheelt toch enorm – alleen word ik nu emeritus.” Tijdens zijn loopbaan nam hij diverse beleidsfuncties op, van departementsvoorzitter tot voorzitter van ILT en CLT. “En ooit kwam ik uit een poll naar voren als kandidaat voor het decanaat, maar ik heb me geen kandidaat gesteld. Verkiezing zou betekend hebben dat de opleiding ‘onthoofd’ werd. Er waren destijds eenvoudigweg geen collega’s om het van me over te nemen.” “Ik heb altijd het gevoel gehad dat japanologie ‘in opbouw’ was, dat we nooit rust hadden. Pas op, ik heb daar ook van genoten: altijd was er wel een nieuwe uitdaging. Ik moest mijn aandacht en mijn energie over zeer diverse dingen spreiden. Dat merk je ook in mijn onderzoek, dat over uiteenlopende onderwerpen handelt.” “Dingen die niet gelukt zijn? Ach, ik mag niet klagen. Toen ik hier aankwam, was er één Japans boek, en dat bedoel ik letterlijk. Nu hebben we een redelijk goede bibliotheek en een japanoloog als bibliothecaris. Minder goed is het gegaan met onze pogingen om koreanistiek van de grond te krijgen. Japanologie, sinologie en koreanistiek vormen nochtans een historisch drie-
© KU Leuven | Rob Stevens
12
Willy Vande Walle
Wijze
raad “Niet voor iedereen is (onderzoek in de) japanologie een prioriteit. Bestrijd dat enge ‘internationalisme’ met verve.” “Als je een beleidsfunctie opneemt, zorg dan voor goede afspraken met collega’s.” “De waarheid vind je altijd tussen de regels, ook aan de universiteit.”
luik. Elke andere topuniversiteit heeft óók een afdeling koreanistiek. ” “Japanologie is niet meer de historisch-filologische richting uit mijn jeugd, maar is op korte tijd, vooral om economische redenen, meer in de richting van een area study geëvolueerd. Dat zie je natuurlijk ook in de structuur van de opleiding. Ik heb er wel altijd voor gezorgd dat ook in de ‘nieuwe’ japanologie die historisch-filologische invalshoek onderdak vond.” “En nu word ik emeritus. Ik blijf wel nog een paar vakken doceren. Ook hoop ik meer tijd te investeren in mijn onderzoek naar de geschiedenis van de relaties tussen België en Japan en tussen Japan en China en naar de haiku-dichter Bashô. Dat zijn mijn oude liefdes.”
IN BEELD
© KU Leuven | Rob Stevens
Nakaarten Op 28 mei ontving secretaris-generaal van de Verenigde Naties Ban Ki-moon een eredoctoraat. Na de uitreiking brachten de eredoctor en zijn echtgenote een bezoek aan de Universiteitsbibliotheek op het Ladeuzeplein, waar ze een unieke collectie historische kaarten van Japan en Korea bewonderden. In het gezelschap van professor Dimitri Vanoverbeke, rector Rik Torfs en bibliotheekdirecteur Hilde Van Kiel, gaf professor Willy Van de Walle (tweede van links) hen uitleg over het negende deel van de Atlas Maior, een verzameling wereldkaarten uit 1662. Speciale aandacht ging uit naar het Zuid-Koreaanse eiland Cheju, dat sinds 2007 op de Werelderfgoedlijst van UNESCO prijkt.
WETENSCHAP
CAMPUSKRANT | 24 JUNI 2015
13
Welk wetenschappelijk idee is volgens onze proffen en onderzoekers rijp voor de prullenmand?
VRAAG v/h
© KU Leuven | Rob Stevens
JAAR
“Het zit niet allemaal in je DNA”
Geneticus Jean-Jacques Cassiman verwijst graag de idee van ons in steen gehouwen erfelijk materiaal naar de brandstapel.
P
rofessor emeritus Jean-Jacques Cassiman krijgt het op zijn heupen van de uitdrukking ‘het zit in je DNA’. “Flauwekul”, zegt de bekende geneticus. “Natuurlijk zijn er erfelijke ziektes die in je genen zitten. Maar bij vele aandoeningen speelt niet alleen het DNA, maar ook de omgeving een rol.” Wat met alle studies over eeneiige tweelingen – met identieke genen, maar een verschillende opvoeding – die bewezen hoe doorslaggevend de genen wel niet zijn? Jean-Jacques Cassiman: “Ruim drieduizend
tweelingstudies zijn opnieuw geëvalueerd en de conclusie is: gemiddeld is je DNA maar voor 50 procent verantwoordelijk voor wie je bent, hoe je je gedraagt en welke ziektes je krijgt enzovoort.” We moeten af van het idee dat onze genen ons maken? Cassiman: “Die 22.000 genen bij de mens ma-
Wie stopt met roken, zal bepaalde epigenetische merkers kwijtraken.
ken eigenlijk maar een paar procent uit van het DNA. Al de rest noemde men vroeger junk DNA omdat men niet wist welke functie het had. Inmiddels is gebleken dat het geen brol is: dat ‘junk’ DNA zorgt voor de controle en de fijnregeling van onze genen. Die bevatten de productiecode voor alle eiwitten die ons lichaam moet aanmaken. Maar we hebben niet altijd alle eiwitten nodig, of toch niet in grote hoeveelheden en niet overal in het lichaam. Tijdens de embryonale fase moeten er andere zaken gebeuren in een mensenlichaam dan tijdens de puberteit, bijvoorbeeld. Genen hebben dus instructies nodig over waar, wanneer en in welke mate ze actief moeten zijn. Op sommige momenten en plaatsen worden bepaalde genen uitgeschakeld of gedimd. Daarvoor zorgt dus dat zogenaamde ‘junk’ DNA.” Hoe dat in zijn werk gaat, is nog niet duidelijk? Cassiman: “Nee. Het is hoedanook heel com-
plex. En naast alles wat te maken heeft met de ‘gewone’ controle en fijnregeling van de genen is er ook nog het domein van de epigenetica. Epigenetische merkers zijn merkers op de DNAstreng – epi is Grieks voor ‘op’ of ‘bij’. Ook die epigenetische merkers op het DNA vormen schakelaars om genen aan of af te zetten en om hun activiteit te regelen. En wat belangrijk is: die merkers worden ook door invloeden van buitenaf veroorzaakt: levensomstandigheden zoals fysieke of psychische stress.”
Het zit dus niet allemaal in ons DNA, maar ook erop en errond? Cassiman: “Ja en je DNA zélf verandert niet,
maar op en rond het DNA zit als het ware een dynamische zone die ook interageert met de omgeving. Technisch is het nu mogelijk om die epigenetische merkers te meten. Maar we weten enkel dat ze toenemen met de leeftijd en waar ze zitten. Hoe ze ontstaan, hoe belangrijk ze zijn en hoe ze verdwijnen, is op dit moment nog een vraagteken. Dat onderzoek is nog maar net gestart.” Men probeert nu het menselijk epigenoom, de verzameling epigenetische merkers dus, in kaart te brengen? Cassiman: “Ja, in het Verenigd Koninkrijk loopt
een zeer grote studie met een half miljoen mensen, die genetisch, epigenetisch en medisch gevolgd worden. Het epigenoom is een nog groter werk dan het Menselijk Genoomproject (een onderzoeksproject van 1988 tot 2003 om de precieze volgorde van de vier bouwstenen van het menselijk DNA in kaart te brengen – red). In elke cel van ons lichaam zit hetzelfde DNA, maar dat DNA wordt niet in elk celtype op dezelfde manier gebruikt. In een levercel bijvoorbeeld zijn andere genen geactiveerd dan in een huidcel. Dat maakt ook dat ze beide anders beïnvloed worden door de omgeving en andere epigenetische merkers hebben. En omdat we elk ons eigen unieke DNA hebben, hebben epigenetische merkers ook niet bij iedereen hetzelfde effect. Met andere woorden, er zijn ontelbare combinaties mogelijk. Er is nog werk zat voor jonge genetici.” Hoever reiken de omgevings effecten op ons DNA dan? Cassiman: “Dat kan al van in de baarmoeder:
als een vrouw rookt of een virale infectie doormaakt tijdens de zwangerschap, dan kan dat epigenetische effecten hebben bij de baby. Maar er moet nog veel onderzoek gevoerd worden naar welke omstandigheden epigenetische effecten hebben bij de mens en hoe uitgebreid die zijn. Epigenetica is vandaag vooral een hype, nog ver van toepassingen.” “Dikwijls wordt het voorbeeld gegeven van de hongerwinter tijdens WO II in Nederland: kinderen van vrouwen die honger hadden geleden tijdens de zwangerschap hadden een lager geboortegewicht en meer gezondheidsproblemen in hun latere leven, zoals obesitas en hart-
en vaatziekten. Men vermoedt nu dat dat te maken heeft met epigenetica. Maar of en hoe voeding epigenetische merkers beïnvloedt, moet nog bewezen worden door onderzoek: van de kinderen van de hongerwinter kent men de medische geschiedenis, maar de epigenetische merkers op en rond het DNA zijn niet onderzocht.” De laatste tijd verschijnen veel berichten over epigenetische effecten over generaties heen? Cassiman: “Ons DNA erven we van onze ouders
en er wordt nu steeds meer bewijs gevonden – zeker bij dieren, nu stilaan ook bij de mens – dat ook bepaalde epigenetische merkers overerfbaar zijn. Over hoeveel generaties die effecten spelen, weten we nog niet. Maar de stelling dat het van grootouders op kleinkinderen kan, is zeer aannemelijk, blijkt uit onderzoek”. U noemt epigenetica vooral een hype. En bij de mens zijn de bewijzen tot nog toe schaars. Vanwaar die hype dan? Cassiman: “We zien dat epigenetische merkers
in sommige gevallen ten minste deels omkeerbaar zijn: wie stopt met roken, zal bepaalde epigenetische merkers kwijtraken. Of de effecten volledig omkeerbaar zijn, weten we nog niet. Maar zodra we weten welke stukken DNA met epigenetische merkers een rol spelen bij ziekten en aandoeningen, kunnen we zien hoe we kunnen ingrijpen in de omgeving. Dat kan van belang worden om ziektes te voorkomen en te behandelen, maar ook in zekere mate voor gedragingen, bijvoorbeeld bij psychiatrische aandoeningen.” “Ons DNA ligt vast. En sommige epigenetische merkers erf je waarschijnlijk of ze zijn permanent. Maar dat moet ons niet moedeloos stemmen. Het is net een positieve boodschap: ons erfelijk materiaal dat onuitwisbaar is, is gemiddeld maar voor de helft verantwoordelijk voor wie en wat we zijn. Die andere 50 procent is in potlood geschreven. Dat betekent dat de kans groot is dat je het kan uitgommen.” TEKST: Ilse Frederickx ILLUSTRATIE: Gudrun Makelberge
Welk idee is volgens jou rijp voor de prullenmand? Mail naar
[email protected]
14
ALUMNI
CAMPUSKRANT | 24 JUNI 2015
LEVEN na LEUVEN RUDY DE LEEUW, HANDELSINGENIEUR EN ABVV-VOORZITTER
“Ik ben niet ontgoocheld” Is hij het strijden en foeteren nooit beu? “Nee, nee.” Heeft hij nooit gedacht, zelfs maar een nanoseconde, om de handdoek in de ring te gooien? “Nee, echt niet.” Zelfs na de hete herfst en lente laat ABVV-voorzitter Rudy De Leeuw geen twijfel blijken. “Ik ben klaar voor nog jaren van sociaal verzet.” TEKST: Katrien Steyaert | FOTO: Rob Stevens
G
e moogt niet onderschatten hoezeer ik in beslag genomen word door alleman”, zegt De Leeuw (61) nadat hij op de drempel van het hoofdkwartier van de socialistische vakbond meermaals is aangeklampt. “Ik ken duizenden mensen bij naam. Ze verwachten dat ook.” Hij bedoelt het niet als klacht. “Ik ga er bewust mee om. Het hoort bij mijn functie. In die brede waaier aan kennissen staan sommigen natuurlijk dichter bij mij: mijn oude en nieuwe vrienden.” De oude hield hij over aan Leuven, waar hij met een groep kameraden uit de Denderstreek ging studeren. “We noemden ons clubje ‘Nut en Genot’”, glimlacht hij. “Want naast de studie was er tijd voor amusement: pinten pakken en af en toe naar een fuif gaan. In de laatste jaren is het, euh, wat afgegleden, maar in het begin was ik streng voor mezelf. Van mijn hele familie was ik nog maar de tweede die naar de universiteit ging en ik wilde niet bissen of mijn studiebeurs verliezen.” Dat gaf wat stress, maar als achttienjarige hield hij wel van een uitdaging. “De combinatie van exacte en humane wetenschappen bij handelsingenieur sprak me aan omdat ik het niet op mijn gemakkelijke kant wou nemen.” Zijn engagement kwam er vanzelf bij, zegt hij. “In de humaniora nam ik het al op voor anderen en in Leuven was ik omgeven door sociaal-voelende studenten met wie ik ging betogen, niet noodzakelijk op de eerste rij, maar ik wilde er
wel bijhoren. Het was post-68, de periode waarin het inschrijvingsgeld verhoogd werd, een serieuze domper op ons enthousiasme over onze start aan de universiteit.” De Leeuws achttienjarige zelf is nog niet weggedeemsterd. “Ik maak dikwijls dezelfde analyses als toen en ik kan nog even verontwaardigd zijn. Dat kan ik niet wegsteken. Ze mogen mij tien keer een ander gezicht leren trekken, dat helpt niet. Het vertrekt vanuit mijn buik of mijn hart.” Huiveren
Die middag oogt hij rustig, maar er is weinig nodig om in strijdbaarheid te ontsteken of vakbondsovertuigingen te delen. Het is zijn tweede natuur. Als handelsingenieur had hij nochtans ook het bedrijfsleven in gekund? “Ik heb niets tegen ondernemers”, reageert hij, “en ik heb stages gedaan bij Belltelefoon en in een bank. Maar ik wist toen al dat ik niet wou meedraaien in de ratrace van winstmaximalisatie.” “Het compromis werd leraar zijn – nog altijd een van de interessantste opdrachten die je kunt doen, vind ik – maar na acht jaar heb ik gesolliciteerd bij het ABVV. Ik vond dat ik daar meer kon doen om mensen weerbaar te maken, bewust te maken van hun rechten, en om te gaan voor een brede sociale vooruitgang. Want je kunt niet rijk zijn als je buren arm zijn, hé?” Zijn woordkeuze valt op, want het ABVV en Rode Rudy werd al vaak verweten dat zij net die
vooruitgang tegenhouden. De afgelopen maanden verlieten ze meer dan eens de sociale onderhandelingstafel. “Ja, maar wie voor verandering is, is niet altijd voor verbetering”, antwoordt hij. “Zo doen meer zondagsopeningen mij huiveren. Mensen hebben rustmomenten met hun dierbaren nodig.” Is het nooit lastig om de lijn te trekken tussen wat we willen en wat we misschien moeten afgeven om met z’n allen de broekriem aan te halen? “Awel, ik zal die lijn eens goed trekken! Wat we zogezegd moeten afgeven, hebben we nooit gekregen. We hebben dat zelf verwezenlijkt. Betaalde vakantie is er maar omdat er in 1936 voor het eerst voor gestaakt is. En het is dankzij de vakbonden dat we zo’n sterk sociaal model hebben in Europa, iets waar men wereldwijd naar opkijkt. Wouter Torfs tweette onlangs – en chapeau dat hij dat toegaf – dat hij begreep waarom de lasten op arbeid zo hoog zijn nu hij zag welke verzorging hij kreeg in het ziekenhuis. Het is onze verdomde plicht om in dat model te blijven investeren en ik vind het een eer en een genoegen om voorzitter te zijn van een organisatie die dat doet. Ik voel me fier, ja. Zonder dat gevoel zou je dit niet doen.”
Als student was ik streng voor mezelf. Ik wilde niet bissen of mijn studiebeurs verliezen. Gouden zaak
Moeilijke momenten waren er ook. In februari 2012 raakte bekend dat een familievennootschap van De Leeuw gebruik had gemaakt van de notionele intrestaftrek, iets waartegen hij zelf gefulmineerd had. Hij gaf toe dat er een fout was gebeurd.
“Ik heb de nodige maatregelen genomen opdat zoiets niet meer kan voorkomen”, is het enige wat hij er nu nog over kwijt wil. Ook het ABVV weet wat zwaar weer is. “De laatste maanden waren lastig omdat deze regering maatregelen treft waardoor de sterkste schouders nooit de zwaarste lasten moeten dragen. Dat is asociaal en onrechtvaardig. Na twee persconferenties, een betoging met 120.000 man en drie regionale stakingen luisterde de regering nog altijd niet naar de vakbonden, waardoor we moesten overgaan tot de nationale staking van 15 december. Dat was zeker geen gemakkelijke beslissing, want je weet dat je de economie pijn doet en een heel land lam legt. Maar we moesten een lijn trekken. Ik heb toen heel sterk gevoeld: veel mensen zijn echt kwaad.” Begin april merkte Trends op dat maar iets meer dan de helft van de werkende Belgen lid is van de vakbond en dat ze dat misschien vooral doen om de dienstverlening van de bonden. De Leeuw zet er zijn cijfers tegenover: “25 procent van onze leden sloten zich aan uit engagement, 25 procent uit traditie, 25 procent voor de dienstverlening en het andere vierde weet het niet precies. Een deel van ons succes is net dat we waarden en dienstverlening koppelen. Aan dat laatste is niets vies. Werknemers beschermen in de ongelijke economische machtsverhouding met hun werkgevers, dat is toch een gouden zaak?” Volgen en leiden
Na de hete herfst deed het ABVV geen gouden zaak. Ondanks hun harde acties werd de zo door hen afgehouden indexsprong eind februari nipt goedgekeurd. Het ACV zag compensatie in de afgesproken loonstijging van 0,8 procent bruto. Ook een maand eerder, in het weigeren van het bruggepensioneerden-akkoord, stond het ABVV alleen, en de taxshift die De Leeuw en co eisen lijkt meer dan ooit in het vriesvak te zitten. “We hebben eind december wel degelijk resultaten gehaald. We kijken nog altijd uit naar
FRIED VANCRAEN, BURGERLIJK INGENIEUR EN PIONIER IN 3D-PRINTING
“Ik voel me geen held”
© KU Leuven | Rob Stevens
Materialise viert zijn 25ste verjaardag, onder meer met een wegens groot succes verlengde expo in Bozar. CEO en bezieler Fried Vancraen (53) is trots, maar doet ook een dringende en bezorgde oproep. Katrien Steyaert
Fried Vancraen naast 3D-kunst én met 3D-geprinte bril. “Ik draag ook aangepaste 3D-steunzolen in mijn loopschoenen. Dezelfde waar Paula Radcliffe marathons mee loopt.”
U
itstekend”, zegt Vancraen als we informeren naar hoe het gaat met zijn zoon. Die kreeg in 2008 de diagnose botkanker. In plaats van zich te verslikken in die bittere pil ontwikkelde zijn vader 3D-hulpstukken voor de chirurg en optimaliseerde hij een botimplantaat, dat tot vandaag in zijn zoons dijbeen zit. Het blijft een van de meest treffende verhalen in het bestaan van Materialise, de Belgische pionier in 3D-printen. “Ik wilde me niet bij het probleem neerleggen, maar iets bijdragen.”
Dat deed Materialise al voor duizenden mensen.
Fried Vancraen: “Dat is deel van onze identiteit en staat in onze mission and value statements. We hebben goed gezocht naar wat onze meer dan 1.300 medewerkers uit verschillende landen, culturen en religies kunnen delen aan waarden en doelstellingen. De belangrijkste is iets betekenen voor anderen. Al van toen ik mijn thesis schreef als ingenieur vraag ik me af hoe ik het leven van mensen beter en gezonder kan maken.”
ALUMNI
CAMPUSKRANT | 24 JUNI 2015
15
Wie is Rudy De Leeuw? ° 1953 in Ninove Gestudeerd Handelsingenieur (KU Leuven, 1974) Loopbaan 1974 - 1983 leraar economie en wiskunde 1983 - 2006 werknemer ABVV, hij klimt op van de studiedienst tot financieel directeur 2006 - nu voorzitter ABVV Privé Woont in Denderleeuw Getrouwd, heeft twee kinderen en drie kleinkinderen
een taxshift door een vermogensbelasting en een vermogenstaks, maar we weten dat sociaal verzet jaren kan duren. Ik ben daar klaar voor. Ik heb de jaren tachtig meegemaakt. De slinger komt terug.” Intussen staat het vakbondsfront – door openlijk tegengestelde keuzes – wel op wankele benen. “Nee”, zegt hij direct. “Het vakbondsfront is hersteld.” Dus ook daarover is hij niet verontrust? “Toch wel. Er moeten nog veel plooien gladgestreken worden, en net zoals voor thuiswerkende mannen of vrouwen is dat strijken veel werk. Maar ik zal niet stilzitten.” Werkkracht moet een vakbondsleider hebben, vindt hij. Dat, en steun weten te krijgen van je achterban. “I follow my people for I am their lea-
Jullie voorzagen al meer dan tien miljoen mensen van een 3D-geprint hoorapparaat op maat. Wat zijn belangrijke recente voorbeelden?
Vancraen: “Samen met RSscan, een Vlaams bedrijf met jaren ervaring in het dynamisch inscannen van voeten, ontwikkelden we wetenschappelijk gefundeerde en patiëntspecifieke steunzolen. Het bewijst opnieuw hoe je met 3D-printen de vrijheid hebt om een product helemaal te controleren en functioneel te maken. Paula Radcliffe (de Britse topatlete – red.) gebruikte de zolen om te revalideren en loopt er nu weer marathons mee. Ik heb ze zelf ook in mijn loopschoenen. En ik draag een 3D-geprinte bril. We doen nu tests rond het individualiseren van zulke brillen, niet alleen voor mensen met zware schedel- en gezichtsafwijkingen, maar ook om de gepersonaliseerde lenzen die mensen nu al vaak dragen een niveau hoger te tillen. De positieve effecten van zulke lenzen – minder vermoeidheid, een breder gezichtsveld – gaan voor een groot stuk verloren zonder perfect passende bril.” De toekomst van 3D-printen ligt in de medische sector?
der. Je moet je organisatie leiden, maar alleen als dat democratisch gedragen wordt. Ik probeer de neuzen in dezelfde richting te krijgen, ondanks alle verschillen. Het belangrijkste is goed horen wat er gezegd wordt. Nee, niet luisteren. Dat woord heeft een dubbele betekenis. Horen. En dan samen conclusies trekken.” Tokkelen
We kijken nog altijd uit naar een tax shift, maar we weten dat sociaal verzet jaren kan duren. Ik ben daar klaar voor.
Af en toe houdt hij tijd over om te fietsen, te lezen – “Godenslaap van Erwin Mortier vond ik een nieuw Verdriet van België” –, trappist te drinken of te zwemmen met de kleinkinderen. “Ik volg ook al twee jaar gitaarles bij een vriend. Een paar akkoorden tokkelen is goed om mijn gedachten af te leiden.” Weg van de conflictueuze
settings waarin hij dagelijks werkt. Die ontlokken hem wellicht weleens een zucht? “Nee.” En al dat foeteren en op tafel slaan? “Nee.” Nooit de handdoek in de ring willen gooien? “Nee, toch niet”, glimlacht hij. Hij kijkt ook niet stiekem uit
Vancraen: “Niet uitsluitend, maar maatschappelijk verwacht ik het grootste verschil te kunnen maken voor onfortuinlijke patiënten, mensen met zeer zware afwijkingen of die telkens op de grenzen botsen van standaardbehandelingen. Een van de dingen waar we bij Materialise het meest fier op zijn, is onze technologie voor
standaardcomponenten in elkaar schroeven die later nog aan elkaar moesten groeien. De patiënt lag nog weken in het ziekenhuis terwijl dankzij onze techniek het implantaat zo juist en vast zit dat hij meteen naar huis kan. 250 mensen zijn zo al geopereerd en alle specialisten beschouwen deze technologie als de beste die er bestaat.”
Het tij keren Ons topmanagement steekt bijna meer tijd in het overtuigen van de overheid dan in onze projecten. Dat is héél frustrerend. mensen met een heup die op de zwaarst mogelijke manier gedegenereerd is. Samen met de KU Leuven bouwden we een model dat op basis van röntgenbeelden van de patiënt een simulatieomgeving creëert voor de chirurg. Zonder die voorbereiding moest hij tijdens de operatie zelf
Het moet bijzonder veel voldoening geven, denken we. “Absoluut. Maar ook veel zorgen”, zucht Vancraen. Misschien denkt hij aan hun eerste beursjaar. Materialise noteert vandaag ongeveer een kwart lager dan bij zijn debuut op Nasdaq. “Neen. Ik denk dat we realistische verwachtingen hadden en die relatief goed ingelost hebben. Onze sector gaat nu eenmaal door hypes. We hebben daar altijd voor gewaarschuwd. Ook nu weer: het is niet omdat een of twee toepassingen mislukken dat de hele sector ten onder gaat.” Waarover zucht u dan wel?
Vancraen: “Het systeem kan niet volgen. De conservatieve medische wereld en de oerconservatieve terugbetalingswereld kijken alleen naar statistieken, maar omdat we met zulke kleine patiëntengroepen werken, is een normale sta-
naar zijn pensioen? “Nee, want dat zou betekenen dat ik nu geen voldoening heb. Ik voel me echt niet ontgoocheld en ben het nog niet beu.” Over de toekomst van de vakbonden rijzen wel vragen. Een vernieuwingsoperatie lijkt aan de orde. In februari zei politicoloog Carl Devos nog: “De vakbonden zijn verdeeld. Van sociale vrede is geen sprake. (…) Het momentum is weg, het draagvlak bij de bevolking ook.” De Leeuw blijft opnieuw onverstoorbaar. “Ja, het sociaal overleg staat onder druk, maar dat is vooral omdat de regering op onze al gemaakte afspraken met de werkgevers is teruggekomen. De vakbond blijft essentieel. Ons sociaal model is het hoogste goed. Dat verder uitbouwen, dat is pas vernieuwing en verandering ten goede.”
tistische bewijsvoering, bijvoorbeeld met double blind studies, niet mogelijk. Dat tien gespecialiseerde chirurgen op papier het succes van onze technologie bevestigen, schrapt men zomaar als bewijs. Over de uiterst complexe gevallen waarmee we werken, moet een commissie oordelen waarin geen mensen zitten die in dat zeer specifieke domein actief zijn. Dat is niet meer van deze tijd. Ik pleit, samen met mensen van de KU Leuven, al langer voor een systeem binnen het Riziv dat geënt is op de methodologie van het IWT, met een soort internationale vakjury. We proberen het tij te keren, maar voorlopig zonder resultaat. Ondertussen besteedt ons topmanagement bijna meer tijd aan de overheid overtuigen dan aan onze projecten uitvoeren. Dat is uitermate frustrerend.” Maar hopelijk niet fataal voor uw energie en optimisme?
Vancraen: “Ik moét wel veel energie hebben om te compenseren. Gelukkig drijven onze successen me voort, en vooral: onze gemotiveerde en goedopgeleide mensen. Er is een tendens om van de ondernemer een held te maken, maar zo voel ik me niet. Dit is het werk van velen. Ik probeer gewoon een katalysator te zijn.”
16
STUDENTEN
CAMPUSKRANT | 24 JUNI 2015
OP
© KU Leuven | Rob Stevens
KOT
Ligging
Tiensestraat 115 Bewoners
14 (gang Romero II.1) 90 (Romero I en II) Oppervlakte
Ongeveer 14 m² Huurprijs
Tussen 100 en 270 euro
oon jij in het rommeligste, W grootste, meest multiculturele, hoogst gelegen of anderszins opmerkelijkste kot? Laat het ons weten via
[email protected]
HET MEEST HULPVAARDIGE KOT
“Zet dat maar boven je artikel: die van Romero II.1 zijn de beste!” Als je op pad gaat voor een one on one interview en jezelf even later omringd door zes mensen terugvindt aan een keukentafel, klopt het plaatje: het Romerohuis is een studentenresidentie waar mensen omkaderd worden. Verantwoordelijke van dienst is Cleo (niet, ik herhaal, níet Cloe), de omkaderde jongedames aan de dis zijn Daisy, Melissa, Olivia en Greet, en zij blijken tevreden. Melissa: “Ik heb, om het simpel te houden, een chronische ziekte die tot een flink energietekort leidt. Studeren gaat, maar de dagelijkse taken als eten maken, boodschappen doen en afwassen nemen mijn kotgenoten over, en daarom blijft het allemaal haalbaar.” “Ik slaap veel, ben verslaafd aan kinderbueno’s en heb een visuele functiebeperking, ik zie alleen maar licht en donker”, vertelt Daisy op haar vro-
lijke manier. “Mijn jaargenoten pikken me op voor de lessen, maar mijn huisgenoten begeleiden me bij alle andere activiteiten buitenshuis.” Greet heeft de enige ‘zichtbare’ beperking: “Ik zit in een rolstoel maar trek goed mijn plan. Wat vooral handig is aan dit huis, is dat alles aangepast is aan mijn beperking: het aanrecht is verhoogd zodat ik er met mijn rolstoel onder kan, de badkamer is extra groot, alle deuren hebben lage klinken enzovoort.” Wie daar minder baat bij heeft is de flink uit de kluiten gewassen Max, die even ontsnapt is aan zijn taakverdelende doch charmante vriendin Mishka. “Ik woonde hier tegenover, en bezocht regelmatig een vriendin in het Romerohuis. Ik vond het hele omkaderingsgegeven wel mooi en zo ben ik het jaar nadien hierheen verhuisd. Mijn broer raakte ook overtuigd door mijn
verhalen en zit in Romero I (wij bevinden ons in Romero II – red). En bovenal heb ik hier mijn vriendin leren kennen.” “Wat hen nu een slaapkamer en een studeerkamer oplevert”, vult Cleo aan. “Mijn start hier was wat prozaïscher”, vervolgt ze, “Ik was nogal laat op zoek gegaan naar een kot, en bij studentenhuisvesting zei men dat ze alleen nog plaats hadden in een omkaderingshuis. Je moet wel eerst een motivatiegesprek voeren, waarin diverse scenario’s voorgelegd worden, ook ‘ambetante’ situaties, zoals mensen helpen op de wc. Zo kwam ik in dit huis terecht, en dat bleek zo goed mee te vallen dat ik er nu al vier jaar zit.” “Zet dat maar boven je artikel” roept Daisy vanuit de zetel: “De omkaderaars van Romero II.1 zijn de beste!” Dat weet u dan weer. TEKST en FOTO’S: Rob Stevens
IN BEELD
© Roelof Pantjes
Stroom versnelling Op 5 juni werd het Ladeuzeplein omgevormd tot autoparcours voor de voorstelling van de Umicore Luna, een elektrische racewagen ontwikkeld door 37 ingenieursstudenten van de KU Leuven en Thomas More Hogeschool. In amper 2,7 seconden trekt de Umicore Luna op van 0 naar 100 kilometer per uur. Daarmee is hij de snelste elektrische racewagen van België, vooral dankzij het erg lage gewicht van 210 kg, dat wordt gerealiseerd door het gebruik van koolstofvezel. Het raceteam hoopt er deze zomer mee te scoren in de Formula Electric, een Europese racecompetitie voor ingenieursstudenten. De proefrit verliep alvast zonder slag of (stroom)stoot.
STUDENTEN
CAMPUSKRANT | 24 JUNI 2015
17
OP STAGE BIJ DE VERENIGDE NATIES IN NEW YORK Masterstudente Russische studies Trees Vandamme loopt stage bij de VN: “Een verslag maken van een vergadering in de Veiligheidsraad is zoals notities nemen in de les. Alleen net iets spannender.”
Trees Vandamme in de zaal van de VN-Veiligheidsraad: “Rusland en Amerika zitten constant op elkaar te vitten, en zij zijn niet de enigen.”
© ingezonden
Pieter-Jan Borgelioen
T
rees Vandamme (22) is van een ander pluimage dan de Vlaamse huismus. Het liefst van al reist ze de wereld rond. Vorig academiejaar trok ze naar Rusland als uitwisselingsstudente. Momenteel vertoeft ze in New York, waar ze stage loopt bij de Europese Delegatie van de Verenigde Naties. Bij gebrek aan een vliegtuigticket spreken we haar via Skype. Af en toe hapert de internetverbinding en worden de zinnen in slow motion afgespeeld. Maar zelfs dat laatste kan het enthousiasme in haar stem niet temperen. “Het is hier fantastisch”, zegt ze. “Mijn stage is heel gevarieerd en ik leer voortdurend dingen bij. Momenteel werk ik bij de afdeling Political Affairs. Soms wordt ons team uitgenodigd bij de delegaties van bepaalde landen. Maar meestal woon ik conferenties en vergaderingen in de Veiligheidsraad bij en schrijf er verslagen over. Je kan het een beetje vergelijken met notities nemen tijdens de les. Al zijn de gesprekken hier toch nét iets indrukwekkender (lacht). De verslagen worden opgestuurd naar de hoofdzetel van de EU in Brussel. Maar eerst worden ze bekeken door mijn stagebegeleider, een Europese diplomaat, die er zijn bemerkingen aan toevoegt.”
“Wat je in de krant leest, zie je hier live”
Cultuurclash
voor een federaal Europa. Ik schaar me volledig achter de Europese waarden. Tegelijkertijd heb ik de internationale politiek altijd op de voet gevolgd.” Het boeiendste aan haar stage vindt Trees de politiek getinte conferenties in de Veiligheidsraad. “Wat je ’s anderendaags leest in de krant, zie je er voor je ogen gebeuren. Dat is best span-
Tijdens een noodvergadering over Oekraïne was de spanning te snijden.
Noodvergadering
Een vriend die zelf een internship bij de Europese Delegatie van de VN achter de rug had, maakte Trees vorig jaar warm om te solliciteren. “Toen hij me vertelde over zijn ervaringen, was ik meteen enthousiast”, zegt ze. “Het reilen en zeilen van Europa boeit me enorm. In Leuven was ik lid van de Jonge Europese Federalisten, een pan-Europese jongerenbeweging die strijdt
of staan. Maar ik wil niet klagen. Mijn verblijf hier is heel aangenaam. Er valt altijd wel iets te beleven. Bovendien is New York enorm multicultureel. Verschillende stukjes van de wereld bevinden er zich vlak naast elkaar. In mijn wijk in Queens heb je bijvoorbeeld een heel grote Hispanic-gemeenschap. Enkele straatblokken verder vind je dan weer hoofdzakelijk Aziaten of Grieken. Als je hier woont, hoef je eigenlijk nooit op reis te gaan (lacht).”
nend. Onlangs was ik getuige van een noodvergadering rond de gebeurtenissen in Oekraïne (naar aanleiding van de gevechten tussen regeringstroepen en de pro-Russische rebellen – red.).
De sfeer in de Veiligheidsraad was te snijden en iedereen werd bloedserieus. Maar het kan er ook heel luid en chaotisch aan toegaan. De discussies tussen de leden zijn vaak heel vurig. Rusland en Amerika zitten constant op elkaar te vitten, en zij zijn niet de enigen.” Hectisch
Tijdens de week heeft Trees het razend druk, maar ook op vrije dagen staat de luie zetel in haar flat stof te vergaren. “Ik ga geregeld op stap met de andere stagiairs”, zegt ze. “We bezichtigen de stad of gaan samen naar feestjes. Er zijn plannen voor een roadtrip naar de Niagarawatervallen en binnenkort trek ik naar Boston. Daarnaast moet ik nog tijd vrijhouden om te bellen met het thuisfront. Om nog maar te zwijgen over het huishouden (lacht).” Trees huurt een appartement in het stadsdeel Queens. Dat ligt een eind van Manhattan, waar zich het hoofdkwartier van de VN bevindt. “Maar daar ben ik blij om”, zegt ze. “In Manhattan is het enorm hectisch, zeker tijdens de spitsuren. Je hebt er amper plaats om te wandelen
INFODAGEN 2015 Maak kennis met alle KU Leuven-opleidingen op 11 locaties in Vlaanderen www.kuleuven.be/infodag
Ze heeft het duidelijk naar haar zin in de Big Apple. “Ik val hier van de ene ervaring in de andere”, zegt ze. “Maar een cultuurshock heeft mijn verblijf hier niet teweeggebracht. Het leven is een pak gejaagder, maar er heerst een heel open, ongedwongen sfeer. Vorig jaar verbleef ik in Rusland als uitwisselingsstudente. Toen ben ik wél geschrokken van de mentaliteit en de levenswijze van de mensen daar. Ik woonde er in bij een ouder Russisch echtpaar dat met de waarden van de Sovjet-Unie was grootgebracht. Dat was even wennen. Maar die clash van culturen vind ik juist heel interessant.” Begin augustus zit de stage van Trees erop. Als we haar vragen naar haar toekomstplannen aarzelt ze even. “Ik zou nog heel veel willen reizen”, zegt ze. “En uiteraard zou ik een job bij de VN of de Europese Unie zien zitten. Maar ik maak me geen illusies. Ik hoor verhalen over jongeren met nog meer internationale ervaring die toch niet worden aangenomen. Ik hoef overigens niet per se diplomate te worden. Ook een job in de journalistiek lijkt me wel wat. Maar laten we niet op de zaken vooruitlopen. Eerst moet ik mijn thesis afwerken (lacht).”
18
INTERVIEW
CAMPUSKRANT | 24 JUNI 2015
ZEVENTIG JAAR LANG ONDERZOEKER: GEOLOOG FERDINAND GEUKENS
“Op mijn 93ste deed ik nog een nieuwe ontdekking” Hij zag geen feestende studenten maar Duitse soldaten over de Oude Markt lopen tijdens zijn studententijd, kreeg zijn eerste lesopdrachten toegewezen door rector Van Waeyenbergh en bestudeerde zeven decennia lang zowat elke steen in het massief van Stavelot. Speuren naar fossielen en mineralen doet hij intussen niet meer, maar Ferdinand Geukens (95) zit nog bijna elke dag met zijn neus in de topografische kaarten.
© KU Leuven | Rob Stevens
Lien Lammar
I
k ben mijn interview nog niet begonnen of Ferdinand Geukens vraagt al of ik mijn dictafoontje even wil uitzetten. Er volgt een anekdote die ik niet mag vertellen. Met pretlichtjes in zijn ogen haalt hij een oude foto uit de kast. We luisteren geboeid en geamuseerd, maar we houden onze belofte. We zitten in Geukens’ bureau in zijn huis, op een steenworp van campus Gasthuisberg. Op de vensterbank liggen stapels boeken en stalen van stenen. De muren zijn behangen met topografische kaarten van het massief van Stavelot, het gebied in de Ardennen dat Geukens kent als zijn broekzak. Jarenlang heeft hij er als geoloog grondlagen, breuken en gesteenten bestudeerd. “Ik ben nooit op vakantie naar het buitenland geweest”, vertelt hij. “Ik ging telkens naar Stavelot, om zoveel mogelijk gegevens te verzamelen.” Nu nog trekt hij zo vaak hij kan naar zijn huis in de Ardennen. Gekocht toen hij als jonge onderzoeker gevraagd was om het massief van Stavelot in kaart te brengen. Terwijl zijn studenten in de zomer terreinwerk deden, kon hij een beetje verderop zijn eigen onderzoek verder zetten.” Vroeg naar bed
Het is september 1938 wanneer de jonge Ferdinand – op twee na de jongste in een gezin van vijftien – van Hasselt naar Leuven trekt om wiskunde te gaan studeren. Ingenieur, dat wilde hij worden. Tot een professor hem aanraadt om van studierichting te veranderen. “De vernederlandsing van de universiteit was net begonnen. Het volgende academiejaar zou voor het eerst aardrijkskunde in het Nederlands gedoceerd worden. Een studierichting die je veel kansen zal geven, zei die prof. Dus ben ik na mijn voorbereidend jaar wiskunde overgeschakeld op aardrijkskunde. Na mijn licentie ben ik nog geologie gaan studeren, waar ik uiteindelijk mee bezig ben gebleven.” Een typisch studentenleven heeft Geukens
nooit gekend. Hij is nog maar net aan zijn leven in Leuven begonnen wanneer de Tweede Wereldoorlog in België uitbreekt. “De lessen gingen gewoon door, maar werden geconcentreerd op drie dagen. ‘s Avonds laat mochten we niet meer buiten komen. Op weg naar huis was het zo donker (vanwege de verplichte verduistering – red.) dat we op de Oude Markt soms tegen Duitse soldaten aanbotsten. Ik ben in mijn studententijd nooit later dan tien uur gaan slapen. Dat zal een student zich vandaag niet kunnen voorstellen, denk ik (lacht).”
Wie is Ferdinand Geukens? ° 1919 in Herentals 1938 schrijft zich in als student wiskunde 1939 – 1943 studeert aardrijkskunde 1943 – 1945 studeert geologie
Dankzij de loopgraven van de Amerikanen, en later de werkzaamheden voor de E42 en de gasleidingen, heb ik lagen gezien die geen andere geoloog ooit zag.
1946 – 1952 doctoreert over het massief van Stavelot
Behalve een gesaboteerd studentenleven heeft Geukens van de oorlog weinig last gehad. “Eén van mijn broers woonde op een grote boerderij in de buurt van Tongeren. Elk weekend ging ik daar naartoe. We hadden er voldoende te eten en zaten er veilig. Op dat vlak heb ik veel geluk gehad.”
jaren zeventig werd de autoweg aangelegd. Tijdens de werkzaamheden kon je over een lijn van noord naar zuid, dwars door het massief van Stavelot, twee tot drie meter diep in de grond kijken. Voor een geoloog is dat natuurlijk een ongelooflijke kans. Nog later kwamen de gasleidingen en de hoogspanningspylonen: voor mijn neus werden er metersdiepe kuilen gegraven die daarna weer allemaal dichtgegooid zijn. Ik heb lagen gezien die nergens anders in het massief te vinden zijn en die geen andere geoloog ooit gezien heeft.” Kasten vol kaarten en schriften over het massief van Stavelot heeft hij in de loop der jaren verzameld. Nog regelmatig krijgt hij jonge geologen over de vloer die zijn archief willen raadplegen.
Met dank aan de Amerikanen
In 1946 begint Geukens aan zijn doctoraat over het massief van Stavelot. “De oorlog was nog niet zo lang voorbij, ik had geen beter moment kunnen kiezen. De Amerikanen sliepen altijd in de grond, ze hadden overal loopgraven en putten gemaakt. Die boden een schat aan informatie over de structuur van de ondergrond. In de
1954– 1985 gewoon hoogleraar Faculteit Wetenschappen Doet al bijna zeventig jaar geologisch onderzoek in het massief van Stavelot.
“Ik heb nog veel contact met studenten, vooral van de universiteit van Luik. Als ze gegevens nodig hebben, komen ze naar mij. Mijn opvolger heeft ervoor gezorgd dat mijn aantekeningen later allemaal kunnen worden opgenomen in het geologisch archief van de KU Leuven.” Hij blikt graag terug op één van de hoogtepunten van zijn carrière, toen hij in 1954 als eerste vreemdeling Jemen binnen mocht om er de ondergrond te bestuderen. Hij bracht er onder meer twee olievelden in kaart: “Jemen was op dat moment een zeer gesloten land. Het duurde even voor ik het vertrouwen van de koning gewonnen had, maar uiteindelijk liet hij me zelfs zijn privévliegtuig gebruiken. Bij het afscheid kreeg ik vijftig kilogram groene mokkaboontjes als geschenk.” Geukens’ geologische kaart van Jemen werd later gepubliceerd in Washington. Geen tijd voor pensioen
Eigenlijk moest Geukens op zijn 65ste met emeritaat, maar hij is nog een paar jaar langer aan de universiteit mogen blijven. En tot zijn 88ste heeft hij nog lezingen gehouden. “Ik gaf graag les en ik had het geluk om een goede gezondheid te hebben. Nu nog altijd, trouwens. Enkel mijn ogen zijn de laatste jaren fel achteruit gegaan. Daardoor kan ik niet meer schilderen, iets wat ik sinds mijn jeugdjaren gedaan heb. Dat is jammer, maar verder mag ik niet klagen.” Een jaar of drie geleden is hij ook gestopt met terreinonderzoek. “Ik durf niet meer, ik ben te bang om te vallen. Met mijn slechte ogen moet ik voorzichtig zijn. Maar ik kan me nog genoeg bezig houden met mijn kaarten en aantekeningen. Momenteel werk ik samen met een jonge Waalse geoloog aan een paar publicaties over het massief van Stavelot. Het is en blijft een ingewikkeld gebied. Twee jaar geleden heb ik nog iets ontdekt dat een heel ander licht werpt op de structuur ervan. Ik zal het je zeggen, de natuur kan soms eigenaardig zijn.”
PERSONALIA
CAMPUSKRANT | 24 JUNI 2015
HELDEN
19
Wie zijn de inspiratiebronnen voor onze wetenschappers?
NADIA FADIL OVER PSYCHIATER EN SCHRIJVER FRANTZ FANON
“Zijn engagement vind je enkel bij de allergrootsten”
in Memoriam De universitaire gemeenschap neemt afscheid van: Emile Haine Gepensioneerd medewerker Personeelsdienst KU Leuven (08/08/1944 – 29/04/2015)
ment , in 1952, was er veel moed nodig om zulke theorieën op papier te zetten.” © KU Leuven | Rob Stevens
P
rofessor Nadia Fadil, docente bij de vakgroep Antropologie (Sociale Wetenschappen), heeft naar eigen zeggen geen échte helden. “Ik voel er niet veel voor om mensen te verafgoden”, zegt ze. “Al zijn er wel figuren die ik inspirerend vind en bewonder om de intellectuele bijdrage die ze hebben geleverd.” Die inspiratiebronnen hoeven zich voor haar niet noodzakelijk binnen de academische wereld te bevinden. “Ook buiten de universiteitsmuren is heel wat kennis tot stand gekomen. Denk aan het werk van Karl Marx. Hoewel hij geen academicus was, vormt zijn boek Das Kapital nog steeds een basiskader voor economen en politieke wetenschappers. Daarnaast heb ik veel respect voor iconen als Malcolm X, Martin Luther King of Nelson Mandela. Met hun vernieuwende inzichten over rassengelijkheid hebben ze de maatschappij fundamenteel veranderd.” De grootste brok bewondering bewaart Fadil voor de Franse psychiater en schrijver Frantz Fanon (1925-1961), wiens theorieën over het kolonialisme van groot belang zijn voor haar vakgebied. “Fanon was de eerste die de koloniale onderdrukking psychologisch benaderde”, zegt ze. “In zijn boek Zwarte huid, blanke maskers beschreef hij de effecten ervan op het zelfbeeld van de gekoloniseerde zwarte. Hij merkte dat er een onderscheid werd gemaakt tussen de beschaafde, blanke mens en de zwarte, die in een minderwaardigheidspositie werd gedrongen. Dat klinkt nu niet meer zo ophefmakend, maar op dat mo-
Visionair
Bij het schrijven van zijn boeken kon Fanon uitgebreid putten uit zijn eigen ervaringen, weet Fadil. “Als zwarte kwam hij al vroeg in aanraking met racisme en discriminatie. Hij groeide op in Martinique, een toenmalige kolonie van Frankrijk. Tijdens WO II viel het eiland onder het collaborerende Vichy-bewind en zag Fanon hoe zijn medeburgers als ondermensen werden behandeld. Omdat hij continu in aanraking kwam met het superioriteitsgevoel van de blanken, begon hij na te denken over de koloniale samenleving en hoe die zou kunnen veranderen.”
Europa en de VS moeten volgens Fanon af van het idee dat zij de ‘beschaving’ vertegenwoordigen. Dat is nog steeds actueel. Dat toekomstbeeld gaat Fanon ten volle ontplooien in De verworpenen der aarde, zijn tweede en laatste boek. “Daarin schreef hij over de antikoloniale strijd en wat het betekent om
Nadia Fadil: “Fanon kwam als zwarte in Martinique continu zelf in aanraking met het blanke superioriteitsgevoel.”
als land onafhankelijk te worden. Wat mij nog steeds fascineert, is dat hij zoveel aspecten van de dekolonisatie heeft kunnen voorspellen. Zo voorzag hij dat de strijd om de onafhankelijkheid een moeilijk en langdurig proces zou worden, en dat het heel wat levens zou kosten. Hij voorspelde ook dat de vrijheidsstrijders geweld zouden gebruiken als taal. Dat was de enige manier om te worden gehoord, maar zou uiteindelijk tot perversiteiten leiden.” Doorzettingsvermogen
“Veel mensen beschouwen Fanon als een onheilsprofeet”, zegt Fadil. “Maar daar ga ik niet mee akkoord. Ik onthoud voornamelijk de constructieve noten in zijn werk. Hij pleitte voor een totale maatschappelijke ommekeer, een mentaliteitswijziging waarbij mensen elkaar zien als verweven met, maar ook gevormd door elkaar. Het Westen, en meer bepaald Europa en de VS,
Benoemd of onderscheiden
moeten volgens Fanon af van het idee dat zij de ‘beschaving’ vertegenwoordigen. Die inzichten zijn nog steeds actueel.” Fanons belangrijkste troef is zijn veelzijdigheid, vindt Fadil. “Ook buiten zijn vakgebied heeft hij veel betekend. Daardoor weet hij zo’n divers en groot publiek aan te spreken. Ik beschouw hem als intellectueel, maar anderen claimen hem als anti-racismestrijder, politiek activist of filosoof. Daarnaast wijdde hij zich volledig aan de zaak waarin hij geloofde en deed dat met een fikse dosis doorzettingsvermogen. Zelfs toen hij op zijn zesendertigste werd gediagnosticeerd met leukemie, bleef hij verder werken. Hij wilde koste wat kost De verworpenen der aarde voltooien. Vanuit zijn ziekbed dicteerde hij de laatste zinnen aan zijn vrouw. Zo’n engagement vind je alleen bij de allergrootsten.” Pieter-Jan Borgelioen
• Professor André Decoster (Onderzoeksgroep Economie en Overheid) heeft de Taxman Award 2015 gewonnen. Die prijs wordt jaarlijks uitgereikt door ERGO Insurance. Hij ontving bovendien de Prijs van de Jury.
• Professor Luc Sels (Faculteit Economie en Be- • Professor Steven Eggermont en Laura Vandendrijfswetenschappen) werd benoemd tot Hobosch (School voor Massacommunicatierese- • Masterstudent Wouter Desard ontving de Melexis – Columbia University grant 2015 van norary Professor aan Cardiff University (Cardiff arch) kregen de Best Article Award van de Intermicro-elektronicabedrijf Melexis. Het is de Business School). national Communication Association (ICA) voor eerste schenking in het kader van het ENGehun artikel ‘The role of mass media in adolescents’ nius-fund, dat de Faculteit Ingenieurswetensexual behaviors: Exploring the explanatory value • Professor Liesbet Van der Perre (Departement Elektrotechniek) ontving een eredoctoraat van of the three-step self-objectification process’, gepuschappen heeft opgericht voor de financiering Lunds Universitet. De universiteit loofde onder bliceerd in Archives of Sexual Behavior. van studiebeurzen. meer haar bijdrage aan de ontwikkeling van draadloze communicatietechnologieën. • Masterstudenten Laura Cornelis (Faculteit • Professor Hans Leinfelder (Departement ArRechtsgeleerdheid) en Mapendo Serge D’amchitectuur) kreeg de Plandag Prijs 2015 van de • Professor Sylvia Wenmackers (Centrum voor balasa (Faculteit Sociale Wetenschappen) werStichting Planologische Discussiedagen voor zijn Logica en Analytische Wijsbegeerte) heeft de den geselecteerd door de Stichting Bernheim. Ze paper ‘Gevallen-planning of hoe moeilijk het is FQXi Essay Contest gewonnen met haar essay ontvangen een beurs en zullen stage lopen bij de om daden in gedachten te vertalen’. ‘Children of the Cosmos’. De wedstrijd werd geFederale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken en organiseerd door het Foundational Questions Inde Permanente Vertegenwoordiging van België bij Nieuws voor deze rubriek is welkom op
[email protected] stitute. De eerste prijs is goed voor 10 000 dollar. de Europese Unie.
20
CAMPUSKRANT | 24 JUNI 2015
IN BEELD
Broeder band
© KU Leuven | Rob Stevens
Uithoudingsloper Dylan Borlée ondergaat een inspanningstest op de loopband, terwijl broer Jonathan geamuseerd toekijkt. Net als broer Kevin en zus Olivia zakken ze geregeld af naar Bakala Academy, waar professor Peter Hespel hen om de twee maanden onderwerpt aan een resem uithoudingstests. Ook hun vetpercentage en spiermassa worden er nauwkeurig gemeten. De bedoeling is hen klaar te stomen voor de Olympische Spelen in 2016. Misschien moet Hespel de broertjes ook de beginselen van de samba en de rumba aanleren. Kwestie van de overwinning in Rio de Janeiro in stijl te vieren.
OP DE LETTER
Homo Onlangs werd een stukje bot ontdekt waarmee de eerste mens in één klap 500.000 jaar ouder werd: van 2,3 miljoen jaar naar 2,8 miljoen jaar. Maar ging het echt om een ‘mens’? Of was het eerder de zoveelste naakte aap in het rijtje? Wouter Verbeylen
H
et is geleden van het gegniffel op de schoolbanken bij de term ‘Homo erectus’, dat we nog écht stilgestaan hebben bij de prehistorie. In tussentijd nam de wetenschap een kwantumsprong, met dank aan nieuwe vondsten en DNA-onderzoek. Archeoloog Philip Van Peer brengt ons weer bij de les. Les 1: We zijn een twijgje aan een geëxplodeerde struik.
De evolutionaire lijn van aap naar mens: vaak geparodieerd, nu vooral gedateerd, zegt Philip Van Peer. “Die stadia zijn ondertussen vervangen door het idee van ‘claden’ en van ‘cladogenese’: de evolutie van aap naar mens is niét in één lijn gegaan, maar het is een vertakkend systeem waarin de huidige mensapen en de mens een gemeenschappelijke voorouder delen. Onze stamboom is een enorm complex uitdijend netwerk doorheen ruimte en tijd.” Eerder een struik dus, waarbij wij mensen een twijgje aan een grotere tak of clade zijn. We hebben – hadden – heel veel neven en nichten, en zowat elke vondst zet de exacte verwantschap op losse schroeven. Maar er zijn nog zekerheden. “De heersende theorie is nog steeds dat de Australopithecus afarensis (4 tot 3 miljoen jaar oud, de aapachtige Lucy uit Oost-Afrika) de rechtstreekse voorouder van de menselijke clade of groep is. Wij vullen nu langzaam de vele hiaten op tussen hem, de Homo habilis (de ‘handige mens’, 2,3 miljoen jaar geleden), en de Homo sapiens, dat zijn wijzelf, de moderne mens.”
Les 2: Er zit een stukje Neanderthaler in elk van ons.
Onze bekendste neef is de Homo neanderthalensis, niet toevallig centraal in de illustratie hieronder. “Vergis je niet,” zegt Van Peer, “die Neanderthalers zitten op een ander twijgje dan wij. Ze zijn al zo’n 600.000 jaar afgesplitst van ons, en we hebben lang gedacht dat het daarmee ophield. Maar blijkbaar was daarmee toch de soortdrempel niet overschreden, want – dat weten we sinds kort – Homo sapiens en Neanderthaler hebben samen vruchtbare nakomelingen voortgebracht.” Zo’n 60.000 jaar geleden moeten Homo sapiens en Neanderthaler veelvuldig het bed gedeeld hebben, zegt Van Peer. “Het DNA-onderzoek toont dat Europeanen een ‘stukje Neanderthaler’ zijn. Tot vijf procent, om precies te zijn. Er werd zelfs Neanderthaler-DNA aangetroffen bij zuidoost-Aziaten en Australische Aboriginals, gebieden waar nooit Neanderthalers geleefd hebben: ze moeten dus vóór de vroege trek van Homo sapiens naar het oosten gekruist hebben.” Les 3: Een mens is, nu ja, een mens.
Onze voorouders waren er niet afkerig van, maar mogen we de Neanderthaler een mens noemen? “Ja, dat is natuurlijk dé vraag: wat is een mens. Je hebt criteria te over: rechtoplopen, een grote
herseninhoud, communicatie, een symbolische cultuur, een sterke sociale structuur, de toekomst plannen ... Een Neanderthaler kon dat waarschijnlijk ook allemaal.” “Dus de Neanderthalers: fantastische jongens, ze kwamen dicht in onze buurt. En voor sommige collega’s is de inwijking van Homo sapiens in het door Neanderthalers bevolkte Eurazië een zuiver historische kwestie. Niet fundamenteel anders dan toen Columbus op de bewoners van de Nieuwe Wereld stootte: een beetje onwennig, maar je voelt dat je een soortgenoot ontmoet.” “Ik deel die mening niet volledig. Een moderne mens heeft nog iets extra’s. Hij heeft een kwalitatieve sprong gemaakt in zijn sociale organisatie en zijn cultureel vermogen waar Neanderthalers nooit toe gekomen zijn. De archeologie heeft aangetoond dat de vroegste moderne mensen al een veel sterker doorgedreven arbeidsverdeling hadden. Hun materiële productie diende tot veel meer dan alleen levensonderhoud, enkel bij hen komt er niet-functionele, doelbewust stilistische variatie tussen verschillende groepen voor. Identiteit en erkenning, van het individu en van de groep, waren er veel belangrijker, en ook begrippen als waarde en eigendom.” Les 4: Wij zijn de enige mensensoort. Al scheelde het niets.
Zijn we vandaag met zekerheid de enige mensensoort op aarde? Kan er in een ver regenwoud niet nog een spectaculaire ontdekking gedaan worden? “Nee,” lacht Van Peer, “dat lijkt me volkomen uitgesloten. Maar het heeft geen haar gescheeld. De Homo floresiensis of hobbit-mens, een heel kleine mensensoort, leefde tot zowat 12.000 jaar geleden op het Indonesische eiland Flores. In de tijdseenheden waarmee wij gewend zijn te rekenen, is dat nú, vanochtend.” Maar
vandaag behoort de hele wereldbevolking dus tot één enkele soort, Homo sapiens. “Eigenlijk is dat best uitzonderlijk, dat wij, van al die soorten in onze subfamilie, als enige zijn overgebleven.” Les 5: Film is fictie. En Planet of the Apes is een film.
Evolueren we zelf nog hard? We zijn al van ‘sapiens’ naar ‘sapiens sapiens’ gegaan. “Die dubbele ‘sapiens sapiens’ is in onbruik geraakt. Wij zijn ‘Homo sapiens’, punt. En natuurlijk veranderen populaties nog, maar op de drastische manier van onze voorouders in Afrika zal dat niet meer gebeuren. Zij leefden in een soort evolutionair laboratorium: sterke wisselingen in klimaat en milieu, en kleine populaties die in geografisch isolement konden geraken. Nu is dat totaal anders: de mens zit werkelijk overal op de planeet, in een wereldwijd netwerk, dus zo’n drastische evolutie is vandaag uitgesloten.” “Mensapen die onze richting uit evolueren? (lacht) Nee, daar moet je ook niet veel van verwachten. Onze naaste nog levende verwanten, chimpansees en bonobo’s, zijn heel goed aangepast aan het relatief stabiele regenwoudmilieu waarin ze miljoenen jaren van klimatologische variaties overleefd hebben. Ik zie geen enkel scenario waarin ze nog een evolutiesprong zouden maken. Het enige realistische scenario is jammer genoeg dat ze uitsterven door ons toedoen, hetzij rechtstreeks, hetzij onrechtstreeks doordat hun voorouderlijke habitat verdwijnt.” Wij noteren: Planet of the Apes is veel fiction, en bitter weinig science.
Een groepsportret voor de expo Galerij van de Mens in het Brusselse Museum voor Natuurwetenschappen. De blanke man centraal is niét de Homo sapiens, maar de Neanderthaler. Onze voorouder is de zwarte man links van hem. Helemaal onderaan links ‘stamvader’ Australopithecus afarensis, vlak daarnaast de hobbit-mens.
© Museum voor Natuurwetenschappen