Van eenmanszaak naar vennootschap Eenmanszaak versus vennootschap: definitie en kenmerken
Begrip eenmanszaak Hoewel het begrip eenmanszaak een vaak gebruikte term is, bestaat er toch geen wettelijke definitie. Met een eenmanszaak worden alle natuurlijke personen bedoeld die zelfstandig een beroepsactiviteit uitoefenen met als doel winst te realiseren. Een eenmanszaak is met andere woorden het geheel van bestanddelen die één handelaar samenbrengt en aanwendt om handel te drijven en klanten aan te trekken en te behouden. Er is hierbij geen duidelijke splitsing tussen het privévermogen van de handelaar en het vermogen van de zaak. Met andere woorden de eenmanszaak
heeft
geen
aparte
rechtspersoonlijkheid1.
Wat is een vennootschap? In tegenstelling tot een eenmanszaak staat er in artikel 1 van het Wetboek der Vennootschappen wel een definitie van een vennootschap: “Een vennootschap wordt opgericht door een contract op grond waarvan twee of meer personen overeenkomen iets in gemeenschap te brengen met als doel één of meer nauwkeurig omschreven activiteiten uit te oefenen en met het oogmerk aan de vennoten rechtstreeks of onrechtstreeks vermogensvoordeel te bezorgen.” Met andere woorden, wanneer een vennootschap wordt opgericht, gaat dit gepaard met het opstellen van een contract. Bovendien worden aan dit contract een aantal specifieke eisen opgelegd2: -
pluraliteitsvereiste: een vennootschap bestaat uit minimum 2 aandeelhouders3;
-
winstoogmerk: het oprichten van een vennootschap impliceert het maken van winst;
-
inbreng: iedere aandeelhouder moet een inbreng doen in de vennootschap, hetzij in geld, hetzij in natura. In ruil voor deze inbreng krijgt de aandeelhouder aandelen in het maatschappelijk kapitaal;
-
delen in winst en verlies: elke aandeelhouder wordt geacht te delen in de winst en bij te dragen in het verlies van de vennootschap;
1
KBC (2004). Eenmanszaak of vennootschap, p. 5
2
De Wachter, A. (2013). Gids bij de aangifte vennootschapsbelasting – Aanslagjaar 2014, pp. 22-24
3
Een BVBA kan door één persoon worden opgericht, de zogenaamde E.B.V.B.A. (art. 211 W.Venn).
-
affectio societatis: de affectio societatis is de bedoeling van de aandeelhouders om op voet van gelijkheid samen te werken en om samen een winstgevende onderneming uit te bouwen;
-
bijzondere akte: de oprichting gebeurt bij bijzondere akte. Afhankelijk van de gekozen rechtsvorm is deze akte authentiek (NV, (E)BVBA, Comm. VA, CBVA) of onderhands (VOF, Comm. V, CVOA).
In tegenstelling tot een eenmanszaak heeft een vennootschap wel rechtspersoonlijkheid. Dit betekent dat een vennootschap zelfstandig rechten en plichten bezit, afgescheiden van het vermogen van de aandeelhouders. Voor bepaalde vormen van vennootschappen is deze rechtspersoonlijkheid volledig, dit wil zeggen volledig afgescheiden van het vermogen van de aandeelhouders, de zogenaamde volkomen rechtspersonen. Volkomen rechtspersonen zijn: -
besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (BVBA)
-
de coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (CVBA)
-
de naamloze vennootschap (NV)
-
economisch samenwerkingsverband (ESV)
-
de Europese vennootschap (SE)
-
de Europese Coöperatieve vennootschap (SCE)
Voor andere vennootschapsvormen is deze afscheiding niet volledig omwille van het feit dat de aandeelhouders een hoofdelijke aansprakelijkheid bezitten, de zogenaamde onvolkomen rechtspersonen. Vennootschappen met onvolkomen rechtspersoonlijkheid zijn: -
de vennootschap onder firma (VOF)
-
de gewone commanditaire vennootschap (Comm. V)
-
de commanditaire vennootschap op aandelen (Comm. VA)4
-
de coöperatieve vennootschap met onbeperkte en hoofdelijke aansprakelijkheid (CVOA)
-
de landbouwvennootschap (LV).
4
Voor de CommV en de CommVA geldt de hoofdelijke aansprakelijkheid enkel voor de beherende vennoten en niet voor de stille vennoten.
1
Eenmanszaak versus vennootschap: kenmerken
Eigenaar
Aansprakelijkheid
EENMANSZAAK
VENNOOTSCHAP
één persoon 5
één of meerdere personen
hoofdelijk en onbeperkt
beperkt bij bepaalde vennootschapsvormen
Opstart en werking
Kapitaal/eigen inbreng
eenvoudige, snelle en quasi
meestal via notaris, publicatie BS,
kosteloze opstart
inschrijving KBO, meer kosten
snel en onafhankelijk beslissen
beslissingen via RvB, AV,…
geen minimumkapitaal vereist
afhankelijk van de gekozen vennootschapsvorm
Administratie en boekhouding Fiscaliteit
minder formaliteiten/
meer formaliteiten/
enkelvoudige boekhouding
dubbele boekhouding
hogere tarieven in de
lager vennootschapstarief
personenbelasting Sociale bijdragen
enkel persoonlijke bijdrage
zowel vennootschapsbijdrage, als persoonlijke bijdrage
Faillissement
Continuïteit
ook het persoonlijk vermogen
in principe bescherming van het
wordt aangesproken
persoonlijk vermogen
bij overlijden = stopzetting
bij overlijden ≠ stopzetting
5
Een eenmanszaak kan ook door meerdere personen worden uitgeoefend onder de vorm van een feitelijke vereniging. Dit is in de praktijk echter niet zo gebruikelijk.
2
Structureren van een samenwerking Onder een vennootschap is het mogelijk om op gestructureerde wijze met anderen samen te werken. Verschillende vennoten kunnen elk hun middelen samenbrengen in één vennootschap. Het vennootschapsrecht laat immers toe de samenwerking met één of meerdere partner(s) juridisch vast te leggen. Bovendien kunnen in de statuten bepaalde afspraken vastgelegd worden. Er dient opgemerkt te worden dat zonder vennootschap partijen eveneens kunnen samenwerken en hieraan een juridische basis geven via een feitelijke vereniging. Men spreekt van een 'feitelijke vereniging' wanneer twee of meer personen zich verenigen om een gemeenschappelijk doel te verwezenlijken. In
tegenstelling
tot
een
vennootschap,
beschikt
een
feitelijke
vereniging
niet
over
rechtspersoonlijkheid: ze wordt met andere woorden niet erkend als drager van rechten en plichten. Dit gebrek aan rechtspersoonlijkheid heeft verschillende gevolgen: -
een feitelijke vereniging kan geen rechten verwerven op roerende of onroerende goederen;
-
een feitelijke vereniging kan geen overeenkomsten afsluiten;
-
de leden van een feitelijke vereniging zijn met hun persoonlijk vermogen aansprakelijk voor de schulden van de vereniging.
Feitelijke verenigingen komen in de praktijk dan ook niet zo vaak voor.
Aansprakelijkheid van de ondernemer Zoals hiervoor reeds aangegeven heeft een eenmanszaak geen aparte rechtspersoonlijkheid. Hierdoor is de aansprakelijkheid als ondernemer in een eenmanszaak onbeperkt. De ondernemer is met andere woorden met heel zijn vermogen aansprakelijk voor de ondernemingsschulden. Zijn schulden kunnen verhaald worden op al zijn goederen, zowel roerende als onroerende, tegenwoordige en toekomstige goederen. Dit risico werd enigszins ingedijkt door de wet van 25 april 2007 die bepaalt dat de hoofdverblijfplaats van de zelfstandige onvatbaar voor beslag kan verklaard worden, mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan. Hiertoe moet de notaris onder andere een “verklaring van onvatbaarheid” opmaken. In de vennootschappen met onbeperkte aansprakelijkheid staan de vennoten ook met hun persoonlijke vermogen in voor de verbintenissen van de vennootschap. Wanneer men kiest voor een vennootschapsvorm waarbij de aansprakelijkheid wordt beperkt, de zogenaamde volkomen rechtspersonen (cfr. supra), is het privépatrimonium afgescheiden van het vermogen van het bedrijf en beschermd tegenover de schuldeisers van de vennootschap. De vennoten zijn met andere woorden slechts aansprakelijk ten belope van hun inbreng, dit wil zeggen het kapitaal dat ze in de vennootschap hebben ingebracht. Deze beperkte aansprakelijkheid moet echter ook gerelativeerd worden, omwille van:
3
-
-
-
Oprichtersaansprakelijkheid. De oprichters van een vennootschap met beperkte aansprakelijkheid moeten bij de oprichting een financieel plan voorleggen (een raming van de verwachte resultaten van de eerste twee jaar). Als de vennootschap tijdens de eerste drie jaar failliet gaat en als dan uit het financiële plan blijkt dat het kapitaal te laag was voor een normale uitoefening van de activiteiten, dan kunnen de oprichters toch zelf aansprakelijk worden gesteld. Bestuursaansprakelijkheid. De aandeelhouders die ook een bestuursmandaat uitoefenen in de vennootschap, zijn aansprakelijk voor de handelingen die ze als mandataris verrichten. In het kader van de strijd tegen de fiscale en sociale fraude werd midden 2006 de persoonlijke aansprakelijkheid van bestuurders nog verzwaard. Bestuurders of zaakvoerders van een vennootschap kunnen immers hoofdelijk en persoonlijk aansprakelijk worden gesteld voor het niet-betalen van btw, bedrijfsvoorheffing en RSZ-schulden. Persoonlijke borgstelling. Als een vennootschap een lening aanvraagt, zal de bank in principe vragen dat één of meerdere van de aandeelhouders zich toch persoonlijk borg stellen voor de terugbetaling van die lening
Opstart en werking Een eenmanszaak kan relatief eenvoudig, snel en goedkoop worden opgestart. Er hoeven onder andere geen statuten te worden opgesteld. Doordat men in eenmanszaak alleen is, kunnen inzake werking beslissingen veel sneller worden genomen dan in geval van een vennootschap.De oprichting van een vennootschap vereist – afhankelijke van de gekozen vorm – de tussenkomst van een notaris, een financieel plan, statuten, verslag van een bedrijfsrevisor,… Om bepaalde beslissingen door te voeren in een vennootschap dient men rekening te houden met bepaalde vennootschapsorganen, zoals de Raad van Bestuur, de Algemene Vergadering,…
Kapitaal en eigen inbreng Voor de start van een eenmanszaak is geen minimum startkapitaal vereist. Voor de oprichting van een vennootschap daarentegen is – afhankelijk van de gekozen rechtsvorm – wel een minimumkapitaal vereist.
Administratie en boekhouding Wanneer men werkt onder een eenmanszaak, dient men minder administratieve en juridische formaliteiten te vervullen dan in geval van een vennootschap. Zo mag men zich beperken tot het voeren van een vereenvoudigde boekhouding. In een vennootschap zijn er meer administratieve en juridische verplichtingen en formaliteiten. Zo is men verplicht een volledige boekhouding te voeren, een jaarrekening neer te leggen bij de Balanscentrale, éénmaal per jaar een algemene vergadering bijeen te roepen,..
4
Verschillend fiscaal regime Een vennootschap en een eenmanszaak hebben een verschillend fiscaal regime. Inkomsten uit de eenmanszaak zijn als beroepsinkomsten onderworpen aan de personenbelasting, waar een progressief tarief geldt tussen de 25% en 50%6. Zoals blijkt uit onderstaande tabel bereikt de personenbelasting al vanaf een belastbaar inkomen van 37.330,00 Eur een marginaal tarief van 50%. Bovendien wordt op de personenbelasting nog een gemeentebelasting van ongeveer 7% geheven. De beroepsinkomsten die in de personenbelasting worden belast, zijn eveneens aan sociale bijdragen onderworpen. TARIEF VAN DE PERSONENBELASTING VOOR AANSLAGJAAR 2014 Belastbaar inkomen
Tarief
Belasting op de volle schijf (cumulatief)
0,01 -8.590,00 Eur
25%
2.147,50 Eur
8.590,00 – 12.220,00 Eur
30%
3.236,50 Eur
12.220,00 – 20.370,00 Eur
40%
6.496,50 Eur
20.370,00 – 37.330,00 Eur
45%
14.128,50 Eur
> 37.330,00 Eur
50%
Er dient hierbij ook opgemerkt te worden dat de personenbelasting kan verminderd worden op basis van de burgerlijke stand, personen ten laste, fiscale aftrekken of belastingverminderingen. Daarnaast bestaan er in een eenmanszaak ook een aantal interessante fiscale voordelen die de fiscale druk wat kunnen temperen: -
recht op investeringsaftrek voor nieuwe investeringen;
-
geen belastbare voordelen alle aard voor privégebruik van personenwagens en de gezinswoning, gezien de kostenaftrek wordt beperkt tot het werkelijke beroepsgebruik;
-
algemeen aftrekpercentage van 75% voor beroepsmatige autokosten, ongeacht de CO²uitstoot van de wagen.
De inkomsten van een vennootschap worden onderworpen aan de vennootschapsbelasting. Het tarief van de vennootschapsbelasting bedraagt 33%. In bepaalde gevallen kan echter een verminderd basistarief van 24,25% of 31% van toepassing zijn (zie tabel hierna).
6
Art. 130 WIB 1992
5
VERMINDERD BASISTARIEF VAN DE VENNOOTSCHAPSBELASTING Belastbaar inkomen
Tarief7
0,00 -25.000,00 Eur
24,25%
8.590,00 – 90.000,00 Eur
31%
90.000,00 – 322.500,00 Eur
34,50%
Om van dit verlaagd tarief te kunnen genieten, moeten vennootschappen voldoen aan de volgende voorwaarden8: -
het belastbaar inkomen van de vennootschap ≤ 322.500,00 Eur;
-
de vennootschap is geen financiële vennootschap; de vennootschap heeft m.a.w. geen aandelen waarvan de beleggingswaarde meer dan 50% bedraagt, hetzij van de gerevaloriseerde waarde van het gestorte kapitaal, hetzij van het gestorte kapitaal verhoogd met de belastbare reserves en de geboekte meerwaarden;
-
de aandelen die het maatschappelijk kapitaal vertegenwoordigen zijn niet voor de helft of meer in het bezit van andere vennootschappen;
-
de dividenduitkering is niet hoger dan 13% van het gestort kapitaal bij het begin van het belastbaar tijdperk;
-
de vennootschap kent aan minstens 1 bedrijfsleider een bezoldiging toe ten laste van het belastbare tijdperk van minimaal 36.000,00 Eur. Indien het belastbaar inkomen van de vennootschap lager is dan 36.000,00 Eur, moet de vennootschap minstens aan één van de bedrijfsleiders een bezoldiging toekennen die niet lager is dan het belastbaar inkomen;
-
de vennootschap maakt geen deel uit van een groep waartoe een coördinatiecentrum behoort;
-
de vennootschap mag geen beleggingsvennootschap zijn.
Zoals blijkt uit de tabel op de volgende pagina is het verschil tussen de te betalen vennootschapsbelasting onder het normaal tarief en deze onder het verlaagd tarief het grootst bij een belastbaar inkomen van 90.000,00 Eur. Het maximaal nadeel dat men kan hebben door het verlies van het verlaagd tarief bedraagt met andere woorden 3.591,50 Eur.
7
Exclusief aanvullende crisisbijdrage van 3%
8
Art. 215, tweede lid WIB 1992
6
VERSCHIL TUSSEN VERLAAGD EN NORMAAL TARIEF Belastbaar inkomen
Te betalen vennootschapsbelasting Gewoon tarief Getrapt tarief 10000 3399 20000 6798 30000 10197 40000 13596 50000 16995 60000 20394 70000 23793 80000 27192 90000 30591 100000 33990 110000 37389 120000 40788 130000 44187 140000 47586 150000 50985 160000 54384 170000 57783 180000 61182 190000 64581 200000 67980 210000 71379 220000 74778 230000 78177 240000 81576 250000 84975 260000 88374 270000 91773 280000 95172 290000 98571 300000 101970 310000 105369 320000 108768 322500 109617,75
Verschil 2498 4996 7841,5 11034,5 14227,5 17420,5 20613,5 23806,5 26999,5 30553,5 34107,5 37661,5 41215,5 44769,5 48323,5 51877,5 55431,5 58985,5 62539,5 66093,5 69647,5 73201,5 76755,5 80309,5 83863,5 87417,5 90971,5 94525,5 98079,5 101633,5 105187,5 108741,5 109630
901 1802 2355,5 2561,5 2767,5 2973,5 3179,5 3385,5 3591,5 3436,5 3281,5 3126,5 2971,5 2816,5 2661,5 2506,5 2351,5 2196,5 2041,5 1886,5 1731,5 1576,5 1421,5 1266,5 1111,5 956,5 801,5 646,5 491,5 336,5 181,5 26,5 -12,25
Op de vennootschapsbelasting is geen gemeentebelasting verschuldigd, maar wel een aanvullende crisisbijdrage van 3%. De vennootschap betaalt ook een sociale bijdrage, die echter minimaal is. Zowel in de personen- als in de vennootschapsbelasting moet men voorafbetalingen doen. In de personenbelasting is de berekeningsbasis voor de voorafbetalingen gelijk aan 106% van de verschuldigde personenbelasting, in de vennootschapsbelasting is dat 103% van het totale belastingbedrag. Indien men geen voorafbetalingen doet, dan is er een belastingvermeerdering van 2,25% van de belastingen voor aanslagjaar 2014.
7
Beginnende
zelfstandigen
zijn
geen
vermeerdering
verschuldigd
wegens
ontoereikende
voorafbetalingen als zij zich voor het eerst in een zelfstandig beroep vestigen en dit gedurende de eerste drie jaren van hun activiteit9. Zij kunnen wel een bonificatie (=belastingvermindering) krijgen als ze voorafbetalingen doen. De ondernemingen die op basis van artikel 15 van het Wetboek van Vennootschappen beschouwd worden als kleine ondernemingen, zijn eveneens niet verplicht om voorafbetalingen te doen voor de eerste drie boekjaren vanaf hun oprichting10. Vennootschappen hebben echter nooit recht op een bonificatie. In onderstaande tabel wordt op basis van de tarieven van aanslagjaar 2014 een vergelijking gemaakt van de belasting op de netto belastbare bedrijfswinst in zowel de personen- als de vennootschapsbelasting. Inzake personenbelasting wordt de berekening gemaakt voor een alleenstaande zelfstandige, voor een gehuwde zelfstandige, waarbij de echtgenote geen beroepsinkomen heeft en tenslotte voor een gehuwde zelfstandige met 2 kinderen (ouder dan 3 jaar) ten laste en een echtgenote zonder beroepsinkomsten. In al deze gevallen wordt bovendien rekening gehouden met een gemeentebelasting van 7%. Inzake vennootschapsbelasting wordt de berekening gemaakt voor enerzijds het verlaagd opklimmend tarief en anderzijds voor het normaal tarief. Er dient opgemerkt te worden dat voor de berekening van de personenbelasting abstractie wordt gemaakt van het belastingkrediet. Zowel bij de berekening van de personenbelasting, als bij de berekening van de vennootschapsbelasting worden belastingverhogingen wegens onvoldoende voorafbetalingen buiten beschouwing gelaten (cfr. supra).
PERSONENBELASTING VERSUS VENNOOTSCHAPSBELASTING
9
Art. 164 WIB 1992
10
Art. 218, §2 WIB 1992
8
Met bovenstaande tabel wil ik vooreerst duidelijk maken dat er geen magisch bedrag bestaat vanaf wanneer het interessant is om over te gaan van eenmanszaak naar vennootschap. Dit zal geval per geval moeten onderzocht worden. Uit bovenstaande tabel blijkt bijvoorbeeld dat voor een alleenstaande het gemiddelde belastingtarief in de personenbelasting bij een inkomen van 25.000,00 Eur al hoger is dan het gemiddeld tarief in de vennootschapsbelasting, althans wanneer men het verlaagd tarief geniet. Voor het verhoogd tarief is dit pas bij een inkomen van 35.000,00 Eur. Bij een gehuwde zelfstandige met een echtgenote zonder beroepsinkomsten daarentegen is het gemiddelde tarief in de personenbelasting pas bij een inkomen van 45.000,00 Eur hoger dan het gemiddeld verlaagd tarief in de vennootschapsbelasting en bij een inkomen van 60.000,00 Eur wanneer men het verlaagd tarief in de vennootschapsbelasting niet kan genieten. Wanneer deze gehuwde zelfstandige bovendien 2 kinderen ten laste heeft zijn deze bedragen nog hoger, respectievelijk 50.000,00 Eur en 65.000,00 Eur. Uit voorgaande tabel kunnen we eveneens besluiten dat de aanslag in de vennootschapsbelasting vooral voordeliger is als het verminderde tarief van toepassing is. Zoals hiervoor reeds aangegeven is één van de voorwaarden om het verminderd basistarief te kunnen genieten dat de bezoldiging uitgekeerd aan een bedrijfsleider ten minste gelijk is aan 36.000,00 Eur of aan het belastbare inkomen van de vennootschap, indien het belastbaar inkomen van de vennootschap lager is dan 36.000,00 Eur. In de 3 onderstaande grafieken worden voor de 3 voornoemde gevallen, zijnde een alleenstaande, een gehuwde met echtgenote zonder beroepsinkomsten en een gehuwde met echtgenote zonder beroepsinkomsten en 2 kinderen ten laste, de belastingpercentages vergeleken indien men een bepaald inkomen zou laten belasten: -
enkel in de personenbelasting (eenmanszaak)
-
enkel in de vennootschapsbelasting (aan het normaal tarief)
-
gespreid, dit wil zeggen deels in de personenbelasting en deels in de vennootschapsbelasting aan het verlaagd tarief.
In geval van winstspreiding wordt in onderstaande grafieken aan de bedrijfsleider een bezoldiging toegekend van minstens het belastbare inkomen van de vennootschap, met een maximum van 36.000,00 Eur. Met andere woorden, bij een belastbaar inkomen van 30.000,00 Eur wordt 15.000,00 Eur in de personenbelasting belast en 15.000,00 Eur in de vennootschapsbelasting. Van zodra de belastbare winst in de vennootschap 36.000,00 Eur of meer is, wordt rekening gehouden met een bezoldiging van 36.000,00 Eur. Hierbij wordt geen rekening gehouden met de forfaitaire aftrek voor beroepskosten van 3%
9
Belastingpercentage voor een alleenstaande 50% 45% 40% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0%
Alle winst in de eenmanszaak Winstspreiding Alle winst in de vennootschap
Belastingpercentage voor een gehuwde met echtgenote zonder beroepsinkomsten 45% 40% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0%
Alle winst in de eenmanszaak Winstspreiding Alle winst in de vennootschap
Belastingpercentage voor een gehuwde met echtgenote zonder beroepsinkomsten en 2 kinderen ten laste 45% 40% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0%
Alle winst in de eenmanszaak Winstspreiding Alle winst in de vennootschap
10
Uit bovenstaande grafieken blijkt duidelijk dat vanaf een bepaald inkomen de winstspreiding, met andere woorden de combinatie van de vennootschaps- en de personenbelasting, tot de laagste belastingdruk leidt. Door te werken met een vennootschap kan het belastbaar inkomen immers verdeeld worden over de laagste schijven in beide stelsels. Bovendien kan men het fiscale resultaat van de vennootschap nog verminderen door het creëren van extra kosten (bijvoorbeeld een groepsverzekering) en door bepaalde privé-uitgaven ten laste te leggen van de vennootschap (bijvoorbeeld internet, verwarming, bedrijfswagen,…). Uiteraard moet bij dit laatste rekening worden gehouden met het overeenstemmende voordeel van alle aard. Tenslotte kan men, naast het beroepsinkomen, het inkomen uit de vennootschap spreiden over andere soorten inkomsten binnen de personenbelasting, zoals roerend of onroerend inkomen. Deze zaken werden in voorgaande berekeningen buiten beschouwing gelaten, maar dit zijn uiteraard nog allemaal bijkomende voordelen gekoppeld aan het werken met een vennootschap. Anderzijds dient hierbij ook opgemerkt te worden dat in de berekeningen geen rekening werd gehouden met de roerende voorheffing op de liquidatiebonus, die vanaf 1 oktober 2014 stijgt van 10% naar 25%.
Sociale bijdragen Alle natuurlijke personen die in België een beroepsactiviteit uitoefenen en die niet verbonden zijn door een arbeidsovereenkomst noch door een specifiek statuut, zijn in principe onderworpen aan het sociaal statuur der zelfstandigen met verplichting tot betaling van sociale bijdragen. Momenteel worden deze sociale bijdragen berekend op een referte-inkomen. Voor zelfstandigen die al 3 jaar aangesloten zijn bij een sociaal verzekeringsfonds is dit in principe het inkomen van 3 jaar terug. Voor zelfstandigen die nog geen 3 volledige kalenderjaren het statuut hebben, is het referteinkomen een geraamd inkomen van het bijdragejaar zelf. Voor iemand die bijvoorbeeld zelfstandig is sinds 1998, zullen de bijdragen van 2014 berekend worden op basis van het inkomen van 2011. Iemand die zelfstandig is sinds 1 januari 2014, zal in 2014 sociale bijdragen betalen op een voorlopig geraamd inkomen van 2014. De berekening van de sociale bijdragen verandert grondig vanaf 1 januari 2015. Vanaf 2015 zullen de sociale bijdragen namelijk meteen berekend worden op het beroepsinkomen van het jaar zelf, zowel voor zelfstandigen die al meer dan 3 jaar zijn aangesloten, als voor zij die pas starten op 1 januari 2015. Dit betekent concreet dat voor een zelfstandige die al meer dan 3 jaar aangesloten was op 31 december 2011, het beroepsinkomen van 2012, 2013 en 2014 nooit een berekeningsbasis zal zijn. Gezien het inkomen van een zelfstandige voor een bepaald jaar, in de loop van dat jaar nog niet definitief gekend is, zal men als voorlopige basis het inkomen van 3 jaar terug nemen. De sociale bijdragen voor 2015 zullen dus berekend worden op basis van het beroepsinkomen van 2012. In 2017, wanneer het inkomen van 2015 definitief gekend is, volgt dan een regularisatie11.
11
Ghekiere M. (2014). Vanaf 1 januari 2015 andere berekening voor sociale bijdragen zelfstandigen, Monkey.be
11
Bij een eenmanszaak betaalt men enkel persoonlijke sociale bijdragen. Voor de berekening van de persoonlijke sociale bijdragen wordt bij een eenmanszaak de volledige winst als basis genomen. De sociale bijdragen bedragen voor de inkomsten van het jaar 2014: -
22% van het nettoberoepsinkomen tot 55.576,94 Eur;
-
14,16% van het inkomen tussen 55.576,94 Eur en 81.902,81 Eur (inclusief werkingskosten is dit maximaal ongeveer 16.450,00 Eur op jaarbasis).
Bij een vennootschap zal men sociale bijdragen betalen op het deel van de winst dat als wedde wordt uitgekeerd. Bij een vennootschap is men echter niet verplicht de volledige winst uit te keren als wedde, waardoor men de persoonlijke sociale bijdragen onder controle kan houden. Dit wordt in onderstaande tabellen verduidelijkt, waar de sociale bijdragen berekend worden van de 3 belastingplichtigen van hiervoor, zijnde een alleenstaande zelfstandige, een gehuwde zelfstandige, waarbij de echtgenote geen beroepsinkomen heeft en tenslotte een gehuwde zelfstandige met 2 kinderen (ouder dan 3 jaar) ten laste en een echtgenote zonder beroepsinkomsten. Hierbij wordt telkens de te betalen belasting en sociale bijdragen vergeleken tussen een eenmanszaak en het werken met een vennootschap, waarbij men kan genieten van het verlaagd tarief12.
12
In geval van winstspreiding wordt ook hier aan de bedrijfsleider een bezoldiging toegekend van minstens het belastbare inkomen van de vennootschap, met een maximum van 36.000,00 Eur.
12
FISCALE EN PARAFISCALE DRUK VOOR EEN ALLEENSTAANDE MET EENMANSZAAK EN EEN VENNOOTSCHAP
FISCALE EN PARAFISCALE DRUK VOOR EEN GEHUWDE MET ECHTGENOTE ZONDER INKOMSTEN MET EENMANSZAAK EN EEN VENNOOTSCHAP
13
FISCALE EN PARAFISCALE DRUK VOOR EEN GEHUWDE MET ECHTGENOTE ZONDER INKOMSTEN EN 2 KINDEREN TEN LASTE MET EENMANSZAAK EN EEN VENNOOTSCHAP
Bij een vennootschap betaalt men naast de persoonlijke sociale bijdragen nog een jaarlijkse sociale bijdrage voor vennootschappen. De jaarrekening van het voorlaatste afgesloten boekjaar is bepalend voor de vennootschapsbijdrage die uw vennootschap moet betalen. Voor het bijdragejaar 2014 is dit het boekjaar 2012. Vennootschappen met een balanstotaal van maximaal 646.787,86 Eur betalen voor 2014 een bijdrage van 347,50 Eur. Vennootschappen met een balanstotaal hoger dan 646.787,86 Eur betalen 868,00 Eur. Omdat er voor pas opgerichte vennootschappen geen voorlaatste boekjaar is waarop de bijdrage gebaseerd kan zijn, betalen zij de lage bijdrage van 347,50 euro. Nieuw opgerichte vennootschappen kunnen onder bepaalde voorwaarden worden vrijgesteld tijdens de eerste 3 jaar. Zij moeten voldoen aan de volgende voorwaarden: -
het moet gaan om een personenvennootschap. Kapitaalsvennootschappen zoals de NV en de Comm.VA komen dus niet in aanmerking.
-
De vennootschap moet in de KBO ingeschreven zijn als commerciële onderneming of ambachtsonderneming. Burgerlijke vennootschappen (artsen, verplegers, kinesitherapeuten en andere vrije beroepen) kunnen dus geen vrijstelling genieten.
-
In de loop van de periode van 10 jaar vóór de oprichting mogen de zaakvoerders of bestuurders én de meerderheid van de werkende vennoten (die geen zaakvoerder of bestuurder zijn) ten hoogste 3 jaar zelfstandige geweest zijn.
14
Faillissement Zoals hiervoor reeds gesteld is men in geval van een eenmanszaak onbeperkt aansprakelijk. Dit betekent dat men met het volledige persoonlijke vermogen instaat voor de verbintenissen van de onderneming. Alles wat men bezit, of het nu via de zaak werd verdiend of op een andere manier werd verkregen (zoals door schenking, erfenis, testament of Lotto-winst), dient om eventuele schulden van de zaak te betalen en kan desgevallend in beslag genomen worden door de schuldeisers, ook in geval van faillissement. De faillissementswet heeft gelukkig wel de ‘verschoonbaarheid’ in hoofde van de gefailleerde ondernemer ingevoerd. Deze wet houdt in dat wanneer men als gefailleerde ‘verschoonbaar’ wordt verklaard (d.w.z. dat de rechtbank beslist dat de ondernemer geen fouten kunnen verweten worden), men niet meer vervolgd kan worden door de schuldeisers voor schulden die na het faillissement eventueel onbetaald zouden gebleven zijn. Bovendien kan men dan na een faillissement desgewenst een nieuwe zaak starten met een schone lei. De vennootschap daarentegen is een rechtspersoon en treedt dus als zelfstandige entiteit op in het rechtsverkeer. Bepaalde vennootschapsvormen, zogenaamde volkomen rechtspersonen, zijn uitermate geschikt om het privévermogen af te scheiden van het ondernemingsvermogen (cfr supra). Wanneer de onderneming bepaalde schulden niet meer zou kunnen betalen en in het ergste geval failliet gaat, blijft dan in principe het privévermogen van de aandeelhouders buiten schot. Er dient hierbij echter wel opgemerkt te worden dat zelfs bij deze volkomen rechtspersonen in bepaalde gevallen de scheiding tussen de vermogens niet waterdicht is. Zo kan de rechtbank van koophandel bij faillissement van een vennootschap beslissen dat men als zaakvoerder of bestuurder het faillissement mee in de hand heeft gewerkt en deze zaakvoerder of bestuurder verplichten een deel van de schulden persoonlijk te betalen (bestuursaansprakelijkheid-cfr. supra). Hetzelfde geldt voor de oprichters, indien zou blijken dat de vennootschap binnen de drie jaar is failliet gegaan omdat ze te weinig middelen had om de voorgenomen activiteiten op een normale manier uit te oefenen, kunnen ze ook verplicht worden een deel van de schulden persoonlijk te betalen (oprichtersaansprakelijkheid-cfr. supra).
15
Continuïteit van het bedrijf bij overlijden In een eenmanszaak vormen de eigendom en het beheer van de onderneming één geheel. Indien men zijn activiteit wil overlaten, kan dit enkel door overdracht van de zaak. In geval van overlijden hebben we een stopzetting van het bedrijf. Dan geldt het erfrecht en wordt de zaak mogelijks verdeeld over de verschillende erfgenamen. In een vennootschap kunnen de eigendom en het beheer van de onderneming strikt gescheiden gehouden worden. De oprichter en zijn vennootschap vormen juridisch immers twee afzonderlijke personen. De vennootschap blijft in principe bestaan indien de oprichter zijn zaak wenst over te laten of in geval van overlijden. De oprichting van een vennootschap kan er met andere woorden voor zorgen dat de onderneming niet verdeeld wordt bij het overlijden van de ondernemer en dat het bestaan van de vennootschap niet in het gedrang komt.
16
Op basis van voorgaande kenmerken van een eenmanszaak en een vennootschap kunnen de vooren nadelen van beide stelsel als volgt worden samengevat: EENMANSZAAK VOORDELEN
-
eenvoudig te starten
-
goedkoop
-
flexibel beleid
-
weinig kapitaal nodig
-
weinig formaliteiten
-
vereenvoudigde boekhouding
-
onmiddellijke beschikbaarheid van de liquide middelen in
VENNOOTSCHAP -
continuïteit verzekerd
-
privévermogen afgescheiden van het bedrijfsvermogen
-
afhankelijk van de rechtsvorm beperkte aansprakelijkheid
-
onderworpen aan de vennootschapsbelasting
-
meer vertrouwen bij stakeholders omwille van een grotere
hoofde van de ondernemer
transparantie -
meer mogelijkheden tot fiscale optimalisatie
EENMANSZAAK NADELEN
-
VENNOOTSCHAP
continuïteit afhankelijk van de
-
hogere oprichtingskosten
bedrijfsleider
-
minder vlotte besluitvorming
geen onderscheid tussen
-
meer formalisme
privévermogen en vermogen van
-
dubbele boekhouding
de onderneming
-
afhankelijke van de gekozen
-
onbeperkte aansprakelijkheid
rechtsvorm bepaald
-
onderworpen aan de
minimumkapitaal vereist
personenbelasting -
sociale bijdragen berekend op basis van de winst
-
minder gemakkelijk om bedrijfsactiviteiten te financieren
-
minder optimalisatiemogelijkheden
17
Van eenmanszaak naar vennootschap: inbreng versus verkoop Een eenmanszaak kan op 2 manieren overgedragen worden naar een vennootschap: -
de inbreng in natura van de eenmanszaak bij de oprichting van de vennootschap; hierdoor verkrijgt de overdrager aandelen in de vennootschap.
-
de verkoop van de eenmanszaak aan de vennootschap; na de oprichting koopt de vennootschap de eenmanszaak, waardoor de overdrager een vordering verkrijgt op de vennootschap.
Inbreng in een vennootschap Bij de inbreng van een eenmanszaak in een vennootschap geldt dat de overlater vergoed wordt in aandelen van de vennootschap. Deze inbreng in natura vormt namelijk het kapitaal van de vennootschap. Om te vermijden dat goederen aan een overdreven waarde zouden worden ingebracht, moet men verplicht een bedrijfsrevisor aanstellen. De revisor controleert de waardering van de ingebrachte goederen en maakt een controleverslag op. Bovendien moeten de oprichters in een bijzonder verslag het belang van de inbreng argumenteren en desgevallend ook de afwijkingen met de conclusies in het verslag van de revisor. In sommige gevallen voorziet de wetgeving in de mogelijkheid tot het vrijstellen van de meerwaarden die bij een dergelijke inbreng worden gerealiseerd in hoofde van de eenmanszaak. We maken derhalve het onderscheid tussen een belastingvrije en een belastbare inbreng.
Belastingvrije inbreng Wanneer één of meerdere bedrijfsafdelingen, takken van werkzaamheid of de algemeenheid van goederen van een bedrijf worden ingebracht in een vennootschap tegen verkrijging van aandelen die het maatschappelijke kapitaal van de vennootschap vertegenwoordigen, kunnen de daarbij gerealiseerde meerwaarden volledig, maar tijdelijk worden vrijgesteld13. Voorwaarden om dergelijke belastingvrije inbreng te kunnen doen, zijn: -
de vennootschap die de inbreng ontvangt, is een binnenlandse vennootschap of een intraEuropese vennootschap
-
de verrichting gebeurt overeenkomstig de ter zake geldende bepalingen van het Wetboek van Vennootschappen;
-
de verrichting heeft niet als hoofddoel of één der hoofddoelen belastingfraude of belastingontwijking.
13
Art. 46, §1 WIB 1992
18
Fiscale gevolgen voor de eenmanszaak De ondernemer die zijn eenmanszaak door middel van een belastingvrije inbreng overlaat aan een vennootschap, is niet belastbaar op de meerwaarden die hij bij die gelegenheid zou realiseren. De vrijstelling is echter tijdelijk. Van zodra de ondernemer de aandelen, die hij heeft verkregen in ruil voor de inbreng, verkoopt, worden de voorlopig vrijgestelde meerwaarden in principe belastbaar. Deze aandelen worden immers beschouwd als beroepsbestanddelen. Aan de aandelen wordt een waarde toegekend die gelijk is aan de fiscale waarde van de ingebrachte activa op het ogenblik van de inbreng. De fiscus gaat er steeds van uit dat de overlater kiest voor het vrijstellingsregime, waardoor de stopzettingsmeerwaarden in deze gevallen niet zullen belast worden. Men kan ook opteren om deze vrijstelling niet te kiezen en de meerwaarden toch te laten belasten. Indien de inbrenger de vrijstelling niet wenst, zal hij een schriftelijk, gedateerd en ondertekend document bij zijn aangifte personenbelasting moeten voegen voor het jaar van zijn inbreng14.
Fiscale gevolgen voor de vennootschap De belastingvrije inbreng wordt door de fiscus als een neutrale verrichting beschouwd. Als gevolg van de belastingvrijstelling die wordt verleend aan de overlater, moet de vennootschap de bedrijfsmiddelen blijven afschrijven tegen hetzelfde ritme en op basis van de vroegere waarde in de eenmanszaak in plaats van op de overnameprijs. Ook eventuele latere meer- of minderwaarden worden berekend alsof de overname niet had plaatsgevonden.
Belastbare inbreng Zoals hiervoor aangegeven is het vrijstellingsregime niet verplicht. De overlater kan ook opteren voor het belasten van de meerwaarden in zijn hoofde.
Fiscale gevolgen voor de eenmanszaak Wanneer de fiscale boekwaarde van de eenmanszaak die wordt ingebracht, lager is dan de inbrengwaarde (= waarde van de ontvangen aandelen), ontstaat een meerwaarde die in hoofde van de overlater wordt belast. Dit worden stopzettingsmeerwaarden genoemd, meerwaarden die zijn verkregen of vastgesteld uit hoofde of naar aanleiding van de volledige en definitieve stopzetting van de volledige beroepswerkzaamheid of van één of meer takken van werkzaamheid15.
14
Van Kerkhove W. (2010). Meerwaarden op bedrijfsactiva. Maklu, pp. 104-105
15
Ibidem, p. 91
19
Deze stopzettingsmeerwaarden zijn in de personenbelasting belastbaar volgens een regime dat verschilt naargelang het gaat om -
immateriële vaste activa (cliënteel, goodwill, octrooien,…);
-
materiële vaste activa (machines, uitrusting, meubilair,…);
-
financiële vaste activa (aandelen,…);
-
goederen, koopwaren en werken in uitvoering.
Stopzettingsmeerwaarden op immateriële vaste activa16 (art.171, 1°c, WIB 1992; art. 171, 4° b, WIB 1992) Bij de overdracht van een eenmanszaak werden onlichamelijke goederen, zoals goodwill en cliënteel, gedurende de beroepswerkzaamheid zelf tot stand gebracht en zijn derhalve nooit in de rekeningen van de eenmanszaak geregistreerd. De bekomen vergoeding voor dit deel wordt dan ook volledig als stopzettingsmeerwaarde belast. Om overdreven vergoedingen voor immateriële vaste activa, zoals cliënteel en goodwill, te vermijden, heeft de wetgever beperkingen opgelegd op deze vergoeding. De vergoeding mag immers niet meer bedragen dan de som van de nettowinsten of –baten van de 4 kalenderjaren die aan het jaar van de stopzetting voorafgaan. Dit noemt men de 4 x 4 regel. Als de referteperiode geen 4 jaar omvat, wat zou betekenen dat men zijn zelfstandige activiteit nog geen 4 jaar geleden heeft opgestart, dan wordt rekening gehouden met de werkelijke toestand. Dit betekent dat, al naargelang het geval, een referteperiode van drie, twee of één jaar in aanmerking wordt genomen. Stopzettingsmeerwaarden op immateriële vaste activa die niet meer bedragen dan dit referteinkomen worden afzonderlijk belast aan 16,5% of 33%. Het eventuele overschot wordt onderworpen aan het progressief tarief. Het afzonderlijke tarief van 16,5% is van toepassing op meerwaarden die worden verkregen: -
bij definitieve stopzetting vanaf de leeftijd van 60 jaar;
-
bij definitieve stopzetting ingevolge overlijden;
-
bij gedwongen definitieve stopzetting (ingevolge schadegeval, onteigening,…).
16
Coppens Pierre-François (2012), Stopzettingsmeerwaarden op immateriële vaste activa, Pacioli 336, p. 8 en Kantoor Acosberk (2009), Overdracht klantenportefeuille naar aanleiding van een stopzetting: aandacht voor de bijzondere fiscale regels, Pacioli 270, pp. 3-5
20
Voorbeeld: Een zelfstandige, geboren op 11 mei 1975 brengt in 2014 het cliënteel van zijn eenmanszaak, die volledig wordt stopgezet, in in een vennootschap. Netto-inkomsten voor de voorbije 4 jaren zijn: 2010
35.000,00 Eur
2011
37.500,00 Eur
2012
28.500,00 Eur
2013
42.000,00 Eur
Totaal van de nettowinst
143.000,00 Eur
4 x 4 regel
143.000,00 Eur
Een goodwill tot 143.000,00 Eur zal dus in het inkomstenjaar 2014, jaar van de stopzetting, belast worden aan 33%. Indien de goodwill aan 150.000,00 Eur zou worden ingebracht in de vennootschap, zal 143.000,00 Eur belast worden aan 33%. Het verschil, 7.000,00 Eur, wordt belast aan het progressief tarief in de personenbelasting. Indien de zelfstandige geboren was op 11 mei 1952 en hij zou zijn cliënteel overdragen aan 150.000,00 Eur ten gevolge van een definitieve en volledige stopzetting van zijn activiteit, dan zou 143.000,00 Eur belast worden aan 16,5% (aangezien de belastingplichtige bij de overdracht ouder is dan 60 jaar) en 7.000,00 Eur aan het progressief tarief.
Stopzettingsmeerwaarden op materiële vaste activa (art. 171, 4°, a, tweede lid, WIB 1992) De stopzettingsmeerwaarde op materiële vaste activa – zoals gebouwen, bedrijfsuitrusting, kantoormeubilair, enz. – zijn belastbaar tegen 16,5% in de mate dat zij niet voor gespreide taxatie in aanmerking komen. Bij de inbreng van een eenmanszaak in een vennootschap zal de bedrijfsleider normaal alleen nog beroepsinkomsten als bedrijfsleider van de vennootschap ontvangen en geen handelsactiviteit meer voortzetten in eigen naam. Bijgevolg zal hij de verkoopprijs niet langer kunnen herinvesteren in zijn bedrijf, zodat de meerwaarden normaliter zullen worden belast tegen 16,5%.
21
Stopzettingsmeerwaarden op financiële vaste activa (art. 171, 4°, a, tweede lid, WIB 1992) De stopzettingsmeerwaarden op professioneel aangehouden financiële vaste activa (aandelen) genieten eveneens het verlaagde tarief van 16,5%. Voorwaarde is wel dat in het verleden op die aandelen geen fiscaal aanvaarde minwaarden of waardeverminderingen werden geboekt. Dit laatste deel wordt dan wel progressief belast .
Stopzettingsmeerwaarden op koopwaar, grondstoffen, voorraden Deze stopzettingsmeerwaarden zijn onmiddellijk belastbaar tegen het volle tarief. Er is dus geen verlaagd tarief, geen vrijstelling en geen gespreide taxatie mogelijk.
Deze stopzettingsmeerwaarden worden inzake sociale zekerheid beschouwd als een deel van het bedrijfsinkomen en maken derhalve deel uit van de berekeningsbasis voor de sociale bijdragen. Stopzettingsmeerwaarden leiden met andere woorden tot een hogere kwartaalbijdrage in het derde jaar na de overdracht.17. Gezien de berekening van de sociale bijdragen vanaf 2015 volledig verandert (cfr. 0), zal dit vanaf 2015 niet meer het geval zijn. Omdat er op het inkomstenjaar 2014 in principe geen sociale bijdragen verschuldigd zijn, kan het opportuun zijn om nog in 2014 over te gaan van eenmanszaak naar vennootschap in plaats van te wachten tot begin 2015.
Fiscale gevolgen voor de vennootschap De vennootschap kan afschrijven op de werkelijke overnameprijs. Voor de berekening van latere meer- of minderwaarden zal alleen met deze laatste prijs rekening worden gehouden.
17
Baker Tilly Belgium (2011), Stopzetting/overdracht van een eenmanszaak: enkele aandachtspunten op het vlak van sociale zekerheid, Pacioli 316, pp. 2-3
22
BTW Indien de overdrager een btw-belastingplichtige is, is er btw verschuldigd op de inbreng van: -
roerende goederen;
-
sommige lichamelijke onroerende goederen die in de btw-sfeer vallen (octrooien, cliënteel, merken,…);
-
onroerende goederen die aan btw zijn onderworpen.
Deze btw is echter aftrekbaar voor de vennootschap die btw-belastingplichtige is, zodat het eigenlijk om een nul-operatie gaat. Conform artikel 11 en 18, §3 WBTW kan de inbreng van de volledige handelszaak dan ook worden vrijgesteld van btw als de overnemer een btw-belastingplichtige is die de btw die bij de overdracht werd betaald, geheel of gedeeltelijk zou kunnen aftrekken. Als gevolg van de inbreng wordt de overnemer normaal btw-belastingplichtige zodat aan de voorwaarde is voldaan. Soms kan de inbreng van een onroerend goed uit een bestaande zaak aanleiding geven tot een herziening van de vroeger afgetrokken btw in hoofde van de overlater. Dat is concreet het geval wanneer de inbreng plaatsvindt binnen de periode van de vijftienjarige herziening en niet valt onder het stelsel van de btw. Als het onroerend goed echter deel uitmaakt van een inbreng van een algemeenheid van goederen, dan is er geen herziening. In hoofde van de overnemer kan in sommige gevallen een herziening van de btw noodzakelijk zijn. Meer bepaald in het geval er zich een wijziging voordoet in de bestemming van de overgenomen bedrijfsmiddelen of van de andere goederen of diensten die werden overgenomen. Herziening is onafwendbaar wanneer de bedrijfsmiddelen na de overdracht voor een vrijgestelde activiteit worden aangewend. In dit geval dient de overnemer de voorheen afgetrokken btw op deze bedrijfsmiddelen te herzien, rekening houdend met de vijf- of vijftienjarige herzieningstermijn .
23
Registratierechten Inbrengrecht is het registratierecht dat verschuldigd is bij de inbreng van goederen in ruil voor aandelen van een vennootschap. De inbreng in een vennootschap is niet meer aan het evenredig registratierecht onderworpen in de mate dat de inbreng door aandelen wordt vergoed. De inbreng van roerende goederen is onderworpen aan een inbrengrecht van 0%, ongeacht de persoon die het goed inbrengt (natuurlijk of rechtspersoon) en ongeacht de ligging van het goed18. Als men een zuivere inbreng doet van een onroerend goed ‘niet woning’ moet men geen registratierechten betalen19. Het evenredige registratierecht van 0,5% werd op 1 januari 2006 afgeschaft. De inbreng zal enkel nog onderworpen zijn aan een algemeen vast recht van 50,00 Eur. Nochtans, wanneer bij de inbreng onroerende goederen zijn betrokken, is in 2 gevallen toch een hoger tarief van toepassing20: 1. wanneer de vennootschap met het onroerend goed ook een hypotheek of schuld overneemt. In dat geval spreekt men over een gemengde inbreng. Bij een gemengde inbreng worden de overgedragen vermogensbestanddelen gedeeltelijk vergoed door overname van een bepaalde schuld of last en door uitgifte van aandelen. In dat geval zal men 0% registratierechten moeten betalen op het bedrag dat in aandelen wordt vergoed en is op het bedrag van de lening of financiering die betrekking heeft op die onroerende goederen een evenredig registratierecht van 10% (Vlaanderen) of 12,5% (Brussel of Wallonië) verschuldigd. 2. wanneer gebouwen worden ingebracht die geheel of gedeeltelijk voor bewoning worden gebruikt. In dat geval is ook het evenredig registratierecht bij verkopen van toepassing: 10% in Vlaanderen en 12,5% in Brussel en Wallonië. De registratierechten worden geheven op de inbrengwaarde of op de verkoopwaarde van het goed wanneer die hoger is dan de inbrengwaarde. De vennootschap kan deze registratierechten niet recupereren, maar zij kan die registratierechten wel aftrekken als beroepskosten21, op voorwaarde dat ze geen betrekking hebben op de waarde van de grond. Het Hof van Cassatie heeft evenwel aanvaard dat een waardevermindering op grond kan worden geboekt ten bedrage van de registratierechten als deze geen waarde meer vertegenwoordigen22.
18
Art. 115, W. Reg
19
Art. 115 bis W. Reg
20
Tack T. et al. (2014). Uw vennootschap en de fiscus. Intersentia, pp. 21-22.
21
Als de vennootschap geen KMO-vennootschap is conform artikel 15 W. Venn. moeten de registratierechten op het gebouw op dezelfde wijze als het gebouw zelf worden afgeschreven. 22
Tack, T. et al. (2014). Uw vennootschap en de fiscus. Intersentia, p. 18.
24
Voorbeeld: -
Inbreng van een in België gelegen onroerend goed dat vrij en onbelast is tegen 1.000 aandelen van 1.000,00 Eur verschuldigde registratierechten: 0,00 Eur
-
Inbreng van een in Vlaanderen gelegen onroerend goed dat niet gebruikt wordt voor bewoning, met een waarde van 300.000,00 Eur, dat bezwaard is met een hypotheek van 100.000,00 Eur. De inbrenger ontvangt voor 200.000,00 Eur aandelen en neemt tegelijkertijd de resterende hypothecaire schuld over ten belope van 100.000,00 Eur. verschuldigde registratierechten: 100.000,00 Eur x 10% = 10.000,00 Eur.
25
Verkoop van de eenmanszaak In plaats van een eenmanszaak in te brengen in een vennootschap, kan men ook opteren voor een verkoop van de eenmanszaak aan de vennootschap. Na de oprichting van de vennootschap koopt deze de eenmanszaak, waardoor de overdrager een vordering verkrijgt op de vennootschap. Wanneer een oprichter, zaakvoerder of vennoot aan zijn vennootschap een vermogensbestanddeel overdraagt binnen de 2 jaar te rekenen van de oprichting van de vennootschap en tegen een vergoeding van ten minste één tiende van het geplaatst kapitaal, vindt er een zogenaamde ‘quasiinbreng’ plaats. Deze quasi-inbreng is aan dezelfde revisorale controle onderworpen als de inbreng in natura (cfr. supra).
Fiscale gevolgen als natuurlijke persoon Worden de bestanddelen verkocht voor de restwaarde, dan is er geen meerwaarde en ook geen belasting verschuldigd. Zoals hiervoor reeds aangegeven, zal er meestal in de loop der jaren een goodwill zijn ontstaan en zal de verkoopprijs van een aantal bestanddelen hoger zijn dan hun fiscale waarde. Net zoals bij een inbreng van een eenmanszaak, zal de ondernemer in dat geval belast worden op de meerwaarden volgens het stelsel van de stopzettingsmeerwaarden (zie 0). De meerwaarden zijn in principe belastbaar op de datum waarop de schuldvordering is ontstaan en een zeker en vaststaand karakter heeft gekregen, ongeacht de datum van inning. Sommige verkoopovereenkomsten bepalen dat de verkoopprijs niet onmiddellijk integraal verworven is, maar bijvoorbeeld afhankelijk is van de toekomstige omzet van de overnemende vennootschap. In dat geval wordt de vordering maar zeker en vaststaand wanneer de vooropgestelde omzet gerealiseerd is en wordt de belastingheffing in de tijd gespreid. Indien de koopsom afgelost wordt over meerdere jaren (bijvoorbeeld wanneer de verkoopprijs vastgesteld wordt op een bepaald % van de omzet gedurende x aantal jaar), kan de stopzettingsmeerwaarde gedurende meerdere jaren een invloed hebben op de verschuldigde sociale bijdragen.
26
Voorbeeld: Een zelfstandige beslist om per 1 januari 2014 het cliënteel van zijn eenmanszaak, die volledig wordt stopgezet, over te dragen aan een vennootschap. Hij opteert hierbij voor een vergoeding gelijk aan 10% van de omzet die door de vennootschap in de toekomst gegenereerd zal worden op de overgedragen goodwill gedurende een periode van 10 jaar. Nettowinst van de voorbije 4 jaren is: 2010
35.000,00 Eur
2011
37.500,00 Eur
2012
28.500,00 Eur
2013
42.000,00 Eur
Totaal van de nettowinst
143.000,00 Eur
4 x 4 regel
143.000,00 Eur
Stel dat de toekomstige omzetten er als volgt uitzien: Omzet
10%
2014
148.700,00 Eur
14.870,00 Eur
2015
155.400,00 Eur
15.540,00 Eur
2016
162.400,00 Eur
16.240,00 Eur
2017
168.500,00 Eur
16.850,00 Eur
2018
172.300,00 Eur
17.230,00 Eur
2019
176.000,00 Eur
17.600,00 Eur
2020
183.900,00 Eur
18.390,00 Eur
2021
190.000,00 Eur
19.000,00 Eur
2022
205.100,00 Eur
20.510,00 Eur
2023
213.600,00 Eur
21.360,00 Eur
De zelfstandige ontvangt in totaal 177.590,00 Eur gespreid over 10 jaar. Voor de jaren 2014 tot en met 2021 zal de ontvangen som belast worden aan het tarief van 33%. De zelfstandige heeft dan in het totaal reeds 135.720,00 Eur ontvangen. In het jaar 2022 wordt de 4x4-regel van 143.000,00 Eur overschreden. Van de ontvangen som van 20.510,00 Eur valt nog 7.280,00 Eur onder het voordelige tarief. Het saldo van het jaar 2022, namelijk 13.230,00 Eur en het volledige bedrag van 2023 (21.360,00 Eur) zullen belast worden aan het progressieve tarief.
27
Fiscale gevolgen voor de vennootschap De activa die door de vennootschap zijn overgenomen van de natuurlijke persoon, worden in de vennootschap op haar actief geboekt aan de prijs waarvoor ze zijn aangekocht. De vennootschap zal deze activa kunnen afschrijven, waardoor de belastbare basis in de vennootschap daalt. Latere minof meerwaarden zullen in functie van de betaalde prijs berekend worden. Bij de verkoop van de eenmanszaak aan de vennootschap, heeft de vennootschap een schuld. Dit kan een schuld zijn aan een financiële instelling, wanneer de vennootschap de overlater onmiddellijk betaald heeft. Het kan ook een schuld zijn aan de overlater zelf, de zogenaamde rekening courant. De intrest die de vennootschap betaalt aan de financiële instelling of eventueel aan de overlater, zijn fiscaal aftrekbare beroepskosten voor de vennootschap.
Het btw-aspect23 In principe is er op de verkoop van activa door een natuurlijke persoon aan een vennootschap btw verschuldigd. Deze btw is echter aftrekbaar voor de vennootschap, zodat het eigenlijk om een nuloperatie gaat wanneer de vennootschap zelf een btw-plichtige is. Overeenkomstig artikel 11 WBTW wordt niet als een levering beschouwd de overdracht van een algemeenheid van goederen of van een bedrijfsafdeling onder bezwarende titel wanneer de overnemer een belastingplichtige is die de btw, indien deze ingevolge de overdracht zou verschuldigd zijn, geheel of gedeeltelijk zou kunnen aftrekken. In dat geval wordt de overnemer geacht de persoon van de overdrager voort te zetten. Overeenkomstig artikel 18 §3 WBTW worden als diensten niet beschouwd de in artikel 18 §1 WBTW bedoelde handelingen die, bij de overdracht van een algemeenheid van goederen of van een bedrijfsafdeling, bij wege van verkoop aan een vennootschap, onder de voorwaarden van artikel 11 worden verricht. Als gevolg van de verkoop van de eenmanszaak aan de vennootschap wordt de overnemer normaal btw-belastingplichtige zodat aan deze voorwaarden is voldaan.
23
Baker Tilly Belgium (2010), Overdracht handelszaak naar aanleiding van stopzetting: aandacht voor de bijzondere regels inzake btw, Pacioli 307, pp. 4-8
28
In principe brengt de overdracht van een algemeenheid van goederen of van een bedrijfsafdeling in hoofde van de overdrager geen herziening van de btw met zich mee. De overnemer wordt immers geacht de persoon van de overdrager voort te zetten van wie hij de rechten en plichten ten aanzien van de btw overneemt. Soms kan de verkoop van een onroerend goed dat in de eenmanszaak was belegd, evenwel aanleiding geven tot een herziening van de vroeger afgetrokken btw. Dat is bijvoorbeeld het geval als de verkoop plaatsvindt onder het regime van de registratierechten, binnen een periode van 15 jaar nadat het gebouw met betaling van btw werd aangeschaft. Als het onroerend goed echter deel uitmaakt van een verkoop van een algemeenheid van goederen, zoals bij de overdracht van een eenmanszaak naar een vennootschap het geval is, dan is er geen herziening. Naar analogie als bij de inbreng van de eenmanszaak, kan in hoofde van de overnemer in sommige gevallen een herziening van de btw noodzakelijk zijn (bijvoorbeeld bestemmingswijziging van bepaalde (on)roerende goederen binnen de herzieningstermijn van 5 of 15 jaar).
Registratierechten Bij de verkoop van gronden en gebouwen die buiten de werkingssfeer van btw vallen is een evenredig registratierecht van 10% (in Vlaanderen) of 12,5% (in Brussel en Wallonië) verschuldigd op de verkoopwaarde van deze goederen. De vennootschap kan deze registratierechten niet recupereren, maar ze kan ze wel als beroepskosten aftrekken, op voorwaarde da ze geen betrekking hebben op de waarde van de grond. Het Hof van Cassatie heeft evenwel aanvaard dat een waardevermindering op de grond kan worden geboekt ten bedrage van de registratierechten als deze geen waarde meer vertegenwoordigen (cfr .supra). Bij de verkoop van een eenmanszaak aan een vennootschap is – in tegenstelling tot bij de inbreng – op de verkoop van het onroerend goed steeds het registratierecht van 10% verschuldigd, ook indien dit onroerend goed volledig bedrijfsmatig wordt aangewend.
29
Inbreng versus verkoop: cijfermatige vergelijking Aan de hand van een voorbeeld wil ik tot slot illustreren dat voor de overdracht van eenzelfde eenmanszaak de fiscale kostprijs en de fiscale gevolgen sterk kunnen verschillen naargelang men opteert voor een belastingvrije inbreng, een belastbare inbreng of een verkoop. Gegevens Handelaar X is 40 jaar, gehuwd en zijn echtgenote heeft geen beroepsinkomsten. Hij wenst zijn eenmanszaak die gevestigd is in het Vlaamse Gewest om te vormen tot vennootschap Y. Hij zal de eenmanszaak volledig en definitief stopzetten en enkel nog optreden als zaakvoerder van de vennootschap. De gemiddelde nettowinst die hij in de 4 jaar voor het jaar van de overname realiseerde bedroeg 25.000,00 Eur per jaar. De eenmanszaak X draagt volgende bestanddelen over:
Boekwaarde (= fiscale waarde) Onroerend goed
Overnameprijs
15.000,00 Eur
150.000,00 Eur
0,00 Eur
125.000,00 Eur
Materiaal
5.000,00 Eur
10.000,00 Eur
Voorraad
15.000,00 Eur
20.000,00 Eur
Handelsdebiteuren
8.000,00 Eur
7.000,00 Eur
Geldmiddelen
5.000,00 Eur
5.000,00 Eur
Leveranciers
2.000,00 Eur
2.000,00 Eur
Bankkrediet
7.000,00 Eur
7.000,00 Eur
39.000,00 Eur
308.000,00 Eur
Cliënteel
Totaal netto-activa
30
Hypothese 1: Belastingvrije inbreng X brengt alle bestanddelen van zijn eenmanszaak belastingvrij in bij vennootschap Y in ruil voor 308.000,00 Eur aandelen van Y. X is niet belastbaar op de meerwaarden die hij realiseert. Vennootschap Y moet blijven afschrijven op de boekwaarde van de activa zoals die bestonden bij X en mag voor de winstberekening op geen enkele manier rekening houden met de werkelijk betaalde overnameprijs. Dit betekent dat Y de afschrijvingen derft over minstens 265.000,00 Eur (= overnameprijs vaste activa van 285.000,00 Eur – 20.000,00 Eur), weliswaar gespreid over verschillende jaren. Inzake btw is de inbreng van een algemeenheid van goederen vrijgesteld van btw. Inzake registratierechten zijn volgende evenredige registratierechten verschuldigd: 150.000 Eur x 9.000/317.000 x 10% = 425,87 Eur
Hypothese 2: Belastbare inbreng X brengt alle bestanddelen van zijn eenmanszaak in bij vennootschap Y in ruil voor 308.000,00 Eur aandelen van Y, maar opteert voor een belastbare inbreng. X is in deze hypothese belastbaar op de gerealiseerde meerwaarden. -
stopzettingsmeerwaarden belast aan 16,5%: onroerend goed: 150.000,00 – 15.000,00
=
135.000,00 Eur
materiaal: 10.000,00 – 5.000,00
=
5.000,00 Eur
totale belasting: 140.000,00 x 16,5 % -
23.100,00 Eur
=
100.000,00 Eur
=
33.000,00 Eur
stopzettingsmeerwaarden belast aan 33%: cliënteel: (4 x 25.000,00 Eur) totale belasting: 100.000,00 x 33 %
-
=
stopzettingsmeerwaarden belast aan het progressief tarief (veronderstelling: geen andere inkomsten): voorraad: 20.000,00 – 15.000,00
=
5.000,00 Eur
cliënteel: 125.000,00 – 100.000,00
=
25.000,00 Eur
waardevermindering op vorderingen:
-1.000,00 Eur
totale belasting op 5.000,00 + 25.000,00 – 1.000,00 =
5 010,50 Eur
31
De totale belasting bedraagt voor X 61.110,50 Eur (= 23.100,00 + 33.000,00 + 5.010,50). Hierop moeten ook nog aanvullende gemeentebelastingen betaald worden. Vennootschap Y daarentegen kan afschrijvingen en minderwaarden boeken op een overnameprijs van 285.000,00 Eur (onroerend goed 150.000,00, cliënteel 125.000,00 en materiaal 10.000,00) in plaats van op de waarde die de goederen hadden in de eenmanszaak, namelijk 20.000,00 Eur (onroerend goed 15.000,00 en materiaal 5.000,00). Y kan hierdoor een belastingbesparing in de vennootschapsbelasting realiseren tussen de 71.193,00 Eur (285.000,00 x 24,98%) en 96.871,50 Eur (285.000,00 x 33,99%) gespreid over x aantal jaar. Inzake btw is de inbreng van een algemeenheid van goederen vrijgesteld van btw. Inzake registratierechten zijn volgende evenredige registratierechten verschuldigd: 150.000 Eur x 9.000/317.000 x 10% = 425,87 Eur
Hypothese 3: Verkoop X verkoopt de volledige eenmanszaak aan vennootschap Y voor de in de laatste kolom bepaalde overnameprijs. In hoofde van de overlater zijn de meerwaarden op dezelfde manier belastbaar als bij een belastbare inbreng (cfr. hypothese 2). In hoofde van de vennootschap gelden dezelfde regels als bij hypothese 2. Zij mag met andere woorden afschrijven op de werkelijk betaalde bedragen. Inzake btw is de inbreng van een algemeenheid van goederen vrijgesteld van btw. Wat betreft de registratierechten zal op de overdracht van het onroerend goed het volgende evenredige registratierecht worden geheven: 150.000 Eur x 10% = 15.000,00 Eur Dit bedrag is in principe een beroepskost in hoofde van de vennootschap, voor zover het betrekking heeft op gebouwen. Indien deze registratierechten ook betrekking zouden hebben op grond, kan men deze ook in kosten nemen door het boeken van een waardevermindering.
32
Voorgaande wordt samengevat in onderstaande tabel. Hypothese 1:
Hypothese 2:
Belastingvrije inbreng
Belastbare inbreng
Personenbelasting in
Hypothese 3: Verkoop
0,00 Eur
61.110,50 Eur
61.110,50 Eur
0,00 Eur
(71.193,00 Eur) tot
(71.193,00 Eur) tot
(96.871,50 Eur)
(96.871,50 Eur)
hoofde van X Belastingvoordeel bij Y Te betalen btw door X
0,00 Eur
0,00 Eur
0,00 Eur
Recupereerbare btw
0,00 Eur
0,00 Eur
0,00 Eur
Registratierechten
425,87 Eur
425,87 Eur
15.000,00 Eur
Totale fiscale kost
425,87 Eur
(9.656,63 Eur) tot
4.917,50 Eur tot
(35.335,13 Eur)
(2076,10 Eur)
bij Y
In het voorbeeld dat hiervoor werd uitgewerkt leidt een belastbare inbreng tot de hoogste belastingbesparing,
in
tegenstelling
tot
de
belastingvrije
inbreng.
De
stopzettingsmeerwaardebelasting bij de overlater weegt meestal niet op tegen de belastingbesparing die de vennootschap via afschrijvingen kan verwezenlijken op de werkelijke overnamewaarde. Toch kan men dit niet veralgemenen en zal men bij elke overdracht van een eenmanszaak aan een vennootschap een gedetailleerde berekening moeten maken.
33
Van stopzetting eenmanszaak naar oprichting vennootschap: een stappenplan
In dit laatste deel wordt er in een kort stappenplan uiteengezet welke procedure er moet worden gevolgd voor de overdracht van een eenmanszaak en het oprichten van een vennootschap.
Formaliteiten ingeval van stopzetting eenmanszaak Doorhaling van de inschrijving in KBO Indien de zelfstandige activiteit definitief en volledig wordt stopgezet, dient de zelfstandige binnen de maand volgend op de stopzetting te worden uitgeschreven bij de Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO). De datum en reden van stopzetting worden hierbij genoteerd en de zelfstandige ontvangt een attest van schrapping.
Aangifte van stopzetting bij het btw-kantoor Uiterlijk 30 dagen na datum van stopzetting, moet de schrapping inzake btw worden aangevraagd. Hiertoe moet een formulier 604 C worden ingediend bij het btw-controlekantoor waaronder de eenmanszaak ressorteerde.
Sociale verzekeringskas Binnen een termijn van 15 dagen na het verkrijgen van het attest van doorhaling in de KBO, dient men het sociaal verzekeringsfonds en het ziekenfonds op de hoogte te brengen van de stopzetting van de eenmanszaak.
Schrapping van de inschrijving bij de RSZ indien personeel tewerkgesteld werd De zelfstandige die tevens werkgever was, dient, binnen de maand volgend op het kwartaal waarin hij geen personeel meer tewerkstelt, de RSZ op de hoogte te brengen met vermelding van de vertrekdatum van het laatste personeelslid.
34
Oprichting van een vennootschap Keuze van de rechtsvorm Een vennootschap oprichten vraagt een grondige voorbereiding. Zo zal men vooreerst een rechtsvorm moeten kiezen, waarbij de voor- en nadelen van elke rechtsvorm tegenover elkaar zullen moeten worden afgewogen .Hierna wordt een beknopt overzicht gegeven van de belangrijkste rechtsvormen en in een samenvattende tabel worden de typische kenmerken van elke rechtsvorm naast elkaar gezet.
Een vennootschap onder firma (VOF) is een vennootschap die wordt aangegaan tussen hoofdelijk aansprakelijke vennoten, met de bedoeling een burgerlijke activiteit of een handelsactiviteit uit te oefenen (art. 201 W. Venn.). De gewone commanditaire vennootschap (Comm.V) is een vennootschap die wordt aangegaan tussen één of meer hoofdelijk aansprakelijke vennoten, beherende vennoten genoemd, en één of meer geldschieters, stille vennoten genoemd (art. 202 W. Venn.). De commanditaire vennootschap op aandelen (Comm.VA) is een vennootschap die wordt aangegaan tussen één of meer hoofdelijk aansprakelijke vennoten, beherende vennoten genoemd, en één of meer stille vennoten die de hoedanigheid van aandeelhouder hebben en die zich maar tot een bepaalde inbreng verbinden (art. 654 W. Venn.). De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (BVBA) en eenpersoons-BVBA zijn vennootschappen die worden opgericht door één of meerdere vennoten die zich maar tot hun inbreng verbinden en waarin de rechten van de vennoten alleen onder bepaalde voorwaarden kunnen worden overgedragen (art. 210 en 211 W. Venn.). De naamloze vennootschap (NV) is een vennootschap waarin de vennoten zich maar tot een bepaalde inbreng verbinden en waarin de aandelen in principe vrij overdraagbaar zijn (art. 437 W. Venn.). De coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (CVBA) is een vennootschap die is samengesteld uit een veranderlijk aantal vennoten met veranderlijke inbrengen en waarin de vennoten maar instaan voor de schulden van de vennootschap ten belope van hun inbrengen (art. 350 en 352 W. Venn.). De coöperatieve vennootschap met onbeperkte aansprakelijkheid (CVOA) is een vennootschap die eveneens is samengesteld uit een veranderlijk aantal vennoten met veranderlijke inbrengen, maar de vennoten zijn onbeperkt en hoofdelijk aansprakelijk voor de schulden van de vennootschap (art. 350 en 352 W. Venn.).
35
Oprichtingsakte De oprichting van een vennootschap moet gebeuren bij een bijzondere akte. Deze akte moet authentiek zijn, met andere woorden door een notaris verleden worden, voor een NV, een BVBA, een Comm.VA en een CVBA. De oprichting van een VOF, een CVOA en een CommV kan via onderhandse akte, tenzij een (zakelijk recht op een) onroerend goed wordt ingebracht. Deze oprichtingsakte bevat in het bijzonder de statuten van de vennootschap, met al haar kenmerken (benaming, maatschappelijke zetel, kapitaal,…) en werkingsregels. Naast de oprichtingsakte zijn meestal nog een aantal documenten vereist:: -
een financieel plan dat het bedrag van het maatschappelijk kapitaal van de vennootschap in oprichting rechtvaardigt en een schatting geeft van de nodige middelen en de verwachte inkomsten;
-
bij inbreng in contanten: het bewijs van de opening van een bankrekening op naam van de vennootschap in oprichting (bankattest);
-
bij inbreng in natura: een rapport van de bedrijfsrevisor.
Bij het opstellen van de akte dient er eveneens worden rekening te houden met de taalwetgeving van het taalgebied waarin de zetel van de vennootschap is gelegen.
Registratie van de oprichtingsakte bij een registratiekantoor van de FOD Financiën De oprichtingsakte van een vennootschap moet geregistreerd worden bij een Registratiekantoor van de FOD Financiën – Administratie van het Kadaster; Registratie en Domeinen – Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie. Als het gaat om een authentieke akte, dan moet de registratie binnen de 15 dagen gebeuren door de notaris. Onderhandse akten moeten binnen de 4 maanden geregistreerd worden door de vennoten. De registratie van de oprichtingsakte geeft ze een vaste datum, wat wil zeggen dat niemand nog het bestaan van de vennootschap kan betwisten vanaf de datum van de registratie.
36
Vennoten
BVBA
NV
CVBA
CVOA
VOF
Comm.V
Comm.VA
minstens 1
minstens 2
minstens 3
minstens 3
minstens 2
minstens 2 (1
minstens 2 (1
beherende en 1
beherende en 1
stille)
stille) 61.500,00 Eur
(EBVBA)
Minimumkapitaal
18.550,00 Eur
61.500,00 Eur
18.550,00 Eur
Te volstorten kapitaal
1/5 per aandeel
¼ per aandeel
¼ per aandeel
bij oprichting
(minimum
Oprichtingsakte
niet bij wet
niet bij wet
bepaald
bepaald
bepaald
integraal
geen minimum
bedrag door stille
¼ per aandeel
kapitaal vereist
vennoot
(minimum
toegezegd
61.500,00 Eur)
(minimum
(minimum
6.200,00 Euro)
61.500,00 Eur)
6.200,00 Eur)
rapport
rapport
rapport
geen bijzondere
niet bij wet
niet mogelijk door
rapport
bedrijfsrevisor
bedrijfsrevisor
bedrijfsrevisor
wetgeving
bepaald
stille vennoot
bedrijfsrevisor
notarieel
notarieel
notarieel
onderhands, tenzij
onderhands, tenzij
onderhands, tenzij
notarieel
inbreng van (een
inbreng van (een
inbreng van (een
zakelijk recht op)
zakelijk recht op)
zakelijk recht op)
een onroerend
een onroerend
een onroerend
goed
goed
goed
24
Inbreng in natura
niet bij wet
Financieel plan
verplicht
verplicht
verplicht
niet verplicht
niet verplicht
niet verplicht
verplicht
Aandelenregister
ja
ja
ja
ja
aangewezen
aangewezen
ja
Overdracht van
toestemming
vrij overdraagbaar
volgens statutaire
volgens statutaire
akkoord mede-
akkoord mede-
vrij overdraagbaar
aandelen
vennoten vereist
(mogelijk beperkt)
bepalingen
bepalingen
vennoot vereist
vennoot vereist
(mogelijk beperkt)
Algemene vergadering
jaarlijks
jaarlijks
jaarlijks
-
-
-
Jaarlijks
24
Minimum 12.400,00 Eur voor een EBVBA
37
Bestuur
BVBA
NV
CVBA
CVOA
VOF
Comm.V
Comm.VA
1 of meerdere
Raad van Bestuur
1 of meer
1 of meer
alle leden van de
beherende
beherende
zaakvoerders
van min. 3
bestuurders, al
bestuurders, al
vennootschap
vennoot (stille
vennoot (stille
benoemd in de
bestuurders
dan niet
dan niet
vennoot kan geen
vennoot kan geen
statuten of door
(benoemd voor 6
vennoten, door de
vennoten, door de
beheersdaden
beheersdaden
de AV, voor
jaar;
AV benoemd voor
AV benoemd voor
stellen)
stellen)
bepaalde of
herbenoeming
bepaalde of
bepaalde of
onbepaalde
mogelijk)
onbepaalde duur
onbepaalde duur
termijn
Aansprakelijkheid
beperkt tot de
beperkt tot de
beperkt tot de
hoofdelijk en
hoofdelijk en
werkende
werkende
aandeelhouders
inbreng
inbreng
inbreng
onbeperkt
onbeperkt
vennoot:
vennoot:
hoofdelijk en
hoofdelijk en
onbeperkt
onbeperkt
stille vennoot:
stille vennoot:
beperkt tot de
beperkt tot de
inbreng
inbreng
38
Neerlegging van de oprichtingsakte bij de griffie van de rechtbank van koophandel Vennootschappen met rechtspersoonlijkheid moeten binnen de 15 dagen na het opstellen van de oprichtingsakte een uittreksel ervan neerleggen bij de griffie van de rechtbank van koophandel in het rechtsgebied waar de maatschappelijke zetel van de vennootschap zich bevindt. In geval van een authentieke akte doet de notaris die neerlegging; onderhandse akten moeten door de vennoten worden neergelegd. De griffier voert de identificatiegegevens van de onderneming in de Kruispuntbank van Ondernemingen in, die aan de vennootschap een ondernemingsnummer toekent. De griffier zorgt er ook voor dat de akte gepubliceerd wordt in het Belgisch Staatsblad. Ten gevolge van deze procedure: -
krijgt de vennootschap rechtspersoonlijkheid;
-
kent de Kruispuntbank van Ondernemingen een ondernemingsnummer aan de vennootschap toe;
-
is de oprichtingsakte tegenstelbaar aan derden.
Inschrijving bij een ondernemingsloket Om een handels- of ambachtsactiviteit uit te oefenen moet men zich inschrijven in de Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO). Hiervoor dient men zich tot een ondernemingsloket te wenden. Sinds 30/6/2009 moeten ook de niet-handelsondernemingen naar privaatrecht (vrije, intellectuele en dienstverlenende beroepen) zich inschrijven in de KBO. Zoals hiervoor reeds aangehaald, worden vennootschappen geregistreerd in de Kruispuntbank door de griffier van de rechtbank van koophandel (na het neerleggen van de oprichtingsakte). Automatisch wordt er aan de vennootschap dan ook een ondernemingsnummer toegekend. Nadien moet de vennootschap zich alsnog wenden tot een ondernemingsloket om zich te laten inschrijven als handels- of ambachtsonderneming. Dit loket verifieert of de onderneming voldoet aan de gestelde vereisten en voert de gegevens in de KBO in.
Inschrijving bij de BTW In een volgende stap dient de BTW-administratie het ondernemingsnummer te activeren als identificatie-nummer bij de BTW.
Vennootschap aansluiten bij een sociaal verzekeringsfonds Zoals hiervoor reeds aangehaald zijn ook vennootschappen gehouden tot het betalen van een jaarlijkse sociale bijdrage voor vennootschappen. Derhalve dienen vennootschappen zich ook aan te sluiten bij een sociaal verzekeringsfonds.
39