Van
Den
Vos
Reynaerde
I.
Inleiding
1. Auteur Reynaert is een 13e eeuws manuscript. De auteur kennen we niet, maar zijn voornaam staat wel vermeld in het beginvers: Hoe heet hij? Willem, die vele boucke maecte, Daer hi dicken omme waecte, Hem vernoyde so haerde Dat die avonture van Reynaerde In Dietsche onghemaket bleven - Die Aernout niet hevet vulscreven Dat hi die vijte van Reynaerde soucken Ende hise na den Walschen boucken In Dietsche dus hevet begonnen.
…………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………….. Verder wordt de auteur ook beschreven als………………………………………….. Dit zou een verwijzing zijn naar een ander bekend werk van Willems hand, dat verloren gegaan is. Er komt nog een andere naam voor in dit stuk. Welke? ……………………… Wat schrijft Willem precies over deze andere persoon? …………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………… Waarom zou de auteur van dit werk zijn echte naam niet willen prijsgeven? …………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………….. Zijn voornaam zit echter wel in het werk verwerkt? Kun je zien hoe? …………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………….. Hoe noemen we deze dichttechniek? …………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………..
1
Bi Gode, ic dart u wel raden Isengrim sprak tot den bere Wat sechdire toe, Brune here? Bruun sprac: Ic hebbe liever in de rijsere, dan hier te Liggen int ijsere Laat ons tot den koning gaan Ende sinen pais daar ontvangen Met Firapeel dat si gingen Ende maken pais van alle dingen
Dit adviseer ik u, bij God! Isengrim zei tegen de beer: Nou wat vind jij hiervan, heer Bruun? 'Ik lig wel liever buiten Dan dat ze me in de boeien sluiten Laten we naar de koning gaan; We nemen zijn vredesaanbod aan.' Ze gingen mee naar Firapeel En verzoenden zich geheel.
2. Korte inhoud Het verhaal begint op een hofdag van koning Nobel, de leeuw. Er zijn veel klachten over een van de edelen, de door zijn afwezigheid schitterende vos Reynaert. De ene aanklacht tegen Reinaert volgt op de andere. Alleen Grimbeert de das neemt het voor zijn oom op, maar nog tijdens zijn pleidooi voor Reinaert verschijnt een lijkstoet met het ontzielde lichaam van Coppe de hen, die door Reinaert is doodgebeten. Een vooraanstaand edelman, Bruun de beer, zal de vos voor het gerecht gaan dagvaarden. Maar Reinaert maakt handig gebruik van de vraatzucht van de beer en bezorgt hem door een list een geweldige afstraffing. De tweede bode, Tibeert de kater, wordt op dezelfde manier aangepakt. Ternauwernood ontsnapt Tibeert uit het huis van de pastoor, waar hij volgens Reinaert een overvloed van vette muizen zou aantreffen. Pas na de derde oproep verschijnt de vos aan het hof. Daar haalt hij zijn grootste stunt uit: door de hebzuchtige koning een grote schat in het vooruitzicht te stellen, weet hij zelfs hem voor zijn karretje te spannen. Zijn vijanden Bruun en Ysingrijn beschuldigt Reynaert van samenzwering tegen koning Nobel. Na deze onthullende biecht van Reinaert wordt hij op voorspraak van de koningin in ere hersteld en worden Ysingrijn en Bruun gevangen gezet. Boetvaardig maakt Reinaert zich gereed voor een pelgrimstocht. Als hij vertrekt in gezelschap van Belijn de ram en Cuwaert de haas, die hem een eindje vergezellen, is Reynaert in het bezit van een tas en schoeisel dat is gesneden uit het vel van Ysingrijn en Bruun. Binnen zijn slot Maupertuus gekomen doodt Reinaert Cuwaert de haas en geeft zijn kop in een reistas mee aan Belijn, als brief voor de koning. Zelf gaat Reynaert er met zijn gezin vandoor. Reinaert doorziet de zwakheden van andere dieren en maakt handig gebruik van dat inzicht. Hij houdt zich niet bezig met plichtplegingen en gehuichel, maar volgt eenvoudig zijn aard. Wat is een hofdag? ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………..
2
Het was in eenen tsinxen daghe Dat beede bosch ende haghe Met groenen loveren waren bevaen. Nobel, die coninc, hadde ghedaen Sijn hof crayeren over al Dat hi waende, hadde hijs gheval, Houden ten wel groeten love. Doe quamen tes sconinx hove Alle die diere, groet ende cleene, Sonder vos Reynaert alleene. Hi hadde te hove so vele mesdaen Dat hire niet dorste gaen. Die hem besculdich kent, ontsiet! Also was Reynaerde ghesciet Ende hier omme scuwedi sconinx hof Daer hi in hadde crancken lof. Doe al dat hof versamet was, Was daer niemen, sonder die das, Hine hadde te claghene over Reynaerde, Den fellen metten grijsen baerde. (Het was Pinksteren. Zowel bos als struikgewas stonden uitbundig in bloei. Koning Nobel had zijn hofdag overal laten afkondigen. Hij verwachtte, als alles goed ging, zijn roem en eer te vergroten. Toen kwamen alle dieren, groot en klein, naar het hof van de koning, met uitzondering van Reinaert, de vos. Hij had de aanwezigen aan het hof zoveel misdaan, dat hij er niet heen durfde te gaan: wie zich schuldig weet, kijkt wel uit! Zo stond het er met Reinaert voor en om deze reden meed hij het koninklijk hof, waar hij zeer slecht aangeschreven stond. Toen alle deelnemers bijeen waren, had iedereen, behalve de das, wel iets te klagen over Reinaert, de grijsbaardige valserik.)
Waarom is Reynaert niet aanwezig op de hofdag? ……………………………………………………………………………………………………………………….. Wie heeft er geen klachten over Reynaert?............................................
II.
Het dierenverhaal
1. Geschiedenis van het dierenverhaal Verhalen over dieren zijn heel oud. De …………………………………………………. kennen al verhalen waarin dieren de hoofdrol spelen. Lange tijd voor Christus zijn er al fabels in omloop in…………………………………………………………… Dit genre is via Griekenland en het Romeinse rijk naar West-Europa gekomen. De bekende verzameling fabels van de legendarische Griekse dichter ……………………………………………………………. (zesde eeuw AD) wordt in het Latijn vertaald; in de dertiende eeuw verschijnt een aantal fabels van deze dichter in het Middelnederlands onder de titel …………………………………… Naast de fabel komt in West-Europa het uitgebreidere dierenverhaal voor. Deze verhalen worden opgeschreven zowel in het Latijn als in de volkstaal. Ze zijn minder moraliserend dan de fabels en vooral erg satirisch. Door de eeuwen heen heeft men dieren in verhalen gebruikt om op bedekte manier kritiek te leveren wanneer dat niet openlijk kon. In Frankrijk ontstaat een hele reeks dierenverhalen met de vos Reinaert als hoofdpersoon. Samen vormen deze verhalen uiteindelijk de ………………………………………………………………………………….. 3
Een van deze Franse verhalen, namelijk Li Plaid (wat ……………………………….betekent), levert de stof voor misschien wel het populairste gedicht van onze hele middeleeuwse letterkunde, het dierdicht Van den Vos Reinaerde. Van den Vos Reynaerde valt dus onder de dierenverhalen. Daar bestaan drie soorten van. Welk soort is Van den Vos Reynaerde, denk je? a) Een dierensprookje: oudste soort. Verhaal over dieren met menselijke eigenschappen. b) Een dierenfabel: een dierenverhaal met een moraliserende bedoeling. c) Een dierenepos: een langer verhaal met één of meerdere dieren die een rol spelen vergelijkbaar met een menselijke held van een ridderroman. Vaak satirisch van inslag. Welke dierenverhalen kennen jullie nu nog? Wie is wie in het Reinaertverhaal? Duid ze aan op de tekening op de volgende pagina. 1) Reynaert 2) Nobel 3) Tibeert 4) Cuwaert 5) Bruun 6) Isengrijn 7) Courtois 8) Belijn 9) Grimbeert 10) Cantecleer 11) Firapeel
a) wolf b) haan c) beer d) luipaard e) haas f) hond g) ram h) das i) kater j) vos k) leeuw
4
3. Het dierenverhaal vandaag… Dierenverhalen waren tot de 19e eeuw ofwel moraliserend ofwel satirisch. In onze tijd probeert men dit te doorbreken en verhalen met dieren als volwaardige personages te schrijven: Bijvoorbeeld: “Flush” (Virginia Woolf) Bijvoorbeeld: “Instinct”, “De Geluiden van de eerste dag”, …(Anton Koolhaas) Ken je nog andere bekende dierenverhalen of dierensprookjes? Welke andere schrijvers hebben ekende verzamelingen van verhalen met dieren erin? Kennen jullie deze verhalen nog…?
5
Hoewel er nog schrijvers zijn die volwaardige dierenverhalen schrijven, is het dierenverhaal toch vooral een jeugdgenre geworden… Voorbeeld: Poëtische dierenverhalen: Toon Tellegen: uit “Misschien wisten zij wel alles…” Op een ochtend klopte de mier al vroeg aan op de deur van de eekhoorn. ‘Gezellig,’ zei de eekhoorn. ‘Maar daar kom ik niet voor,’ zei de mier. ‘Maar je hebt toch wel zin in wat stroop?’ ‘Nou ja … een klein beetje dan.’ Met zijn mond vol stroop vertelde de mier waarvoor hij gekomen was. ‘We moeten elkaar een tijdje niet zien,’ zei de mier. ‘Waarom niet?’ voeg de eekhoorn verbaasd. Hij vond het juist heel gezellig als de mier zo maar langs kwam. Hij had zijn mond vol pap en keek de mier met grote ogen aan. ‘Om erachter te komen of we elkaar zullen missen,’ zei de mier. ‘Missen?’ ‘Missen. Je weet toch wel wat dat is?’ ‘Nee,’ zei de eekhoorn. ‘Missen is iets wat je voelt als iets er niet is.’ ‘Wat voel je dan?’ ‘Ja, daar gaat het nou om.’ ‘Dan zullen we elkaar missen,’ zei de eekhoorn verdrietig. ‘Nee,’ zei de mier, ’want we kunnen elkaar ook vergeten.’ ‘Vergeten! Jou?!’ riep de eekhoorn. ‘Nou,’ zei de mier, ‘schreeuw maar niet zo hard. ’ De eekhoorn legde zijn hoofd in zijn handen. ‘Ik zal jou nooit vergeten,’ zei hij zacht. ‘Nou ja,’ zei de mier. ‘Dat moeten we nog maar afwachten. Dag!’ En heel plotseling stapte hij de deur uit en liet zich langs de stam van de beuk naar beneden zakken. De eekhoorn begon hem onmiddellijk te missen. ‘Mier,’ riep hij, ‘ik mis je!’ Zijn stem kaatste heen en weer tussen de bomen . ‘Dat kan nu nog niet!’ zei de mier. ‘Ik ben nog niet eens weg!’
6
‘Maar toch is het zo!’ riep de eekhoorn. … De volgende middag hield hij het niet langer uit en ging de eekhoorn naar buiten. Maar hij had nog geen drie stappen gedaan of hij kwam de mier tegen, moe, bezweet, maar tevreden. ‘Het klopt,’ zei de mier. ‘Ik mis jou ook. En ik ben je niet vergeten.’ ‘Zie je wel,’ zei de eekhoorn. ‘Ja,’ zei de mier. En met hun armen om elkaars schouders liepen zij naar de rivier om naar het glinsteren van de golven te gaan kijken.
Wat is de boodschap van dt verhaal? Is het vor volwassen of voor kinderen?
4. Tekstfragment Lees nu de tekst in het handboek en los de vragen hieronder op: a) b) c) d) e) f) g) h)
Waar woont Reinaert? Waaruit blijkt dat Reinaert lui is? Welke hoofse beleefdheidsregels worden in acht genomen? Hoe introduceert Reinaert de honing listig? In ruil waarvoor krijgt Bruun honing? Op welke praktijken is dit een parodie? Waar vinden ze de honing? Wat zijn de twee betekenissen van “Je krijgt zoveel als je kunt verdragen?” i) Waarom is Bruuns uitspraak “Maat dient overal betracht” hier ironisch? j) Met welke voorwerpen wordt Bruun zoal toegetakeld? k) Hoe ontsnapt Bruun uiteindelijk? l) Met wie identificeer je je in dit fragment en waarom? m) Wat is antropomorfisme? n) Noem een paar antropomorfismen op bij Reinaert en Bruun.
1.
2. 7
3.
4.
Wat verhalen de bovenstaande passages, denk je? ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………….. Opmerkelijk in dit verhaal is dat alle namen van de dieren niet zomaar namen van die dieren zijn, maar allemaal een speciale betekenis hebben. Alle personages hebben zoals gewoonlijk een karakter en dat wordt door de schrijver weergegeven in de namen die hij de dieren gegeven heeft. Alle namen stammen namelijk van allerlei Franse woorden af met karakteriserende betekenissen. Zo stamt Reinaert bijvoorbeeld afstamt van het Franse woord: “Renard” wat in dit geval gewoon vos betekent. Maar Grimbeart komt van het Franse woord ‘Grinbert’, waarin bert ‘de befaamde’ betekent en grin van het werkwoord ‘grincher’ komt en zuur kijken betekent. Samen vormt dit dus:”de befaamde zuurkijker”. En een andere is die van Isegrim. Dat komt van het Franse woord ‘Isangrin’. In dit woord is zowel ‘sang’=bloed en ‘grincher’=mopperen te herkennen. Dit typeert dus de onvriendelijkheid en bloeddorst van de wolf. En het leuke is dat het bij alle dieren het geval is dat de naam ergens voor staat en je dus als middeleeuws persoon meteen weet wat voor iemand het moet zijn.
8
3. De structuur a) De structuur van het proces *Proloog * Hofdag * Eerste daging * Tweede daging * Derde daging
* * * * *
Veroordeling van Reinaert Biecht van Reinaert Vrijspraak van Reinaert Terugkeer van Reinaert Veroordeling van Belijn
Het werk heeft de structuur van een proces: aanklacht, daging, veroordeling. De executie blijft echter achterwege door de list van Reinaert en zijn vertrek. Wie verdedigt er Reinaert en wie is er tegen hem? ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………….…………………... ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………. Wat zijn de argumenten tegen Reinaert? ………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………..…….. Wat is de verdediging? ………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………..………………………………….. b) De structuur van een queeste Als tweede heeft het Reinaertverhaal ook de vorm van een queeste maar dan als parodie. Herhaling: de normale queestestructuur is…
De queestestructuur bij Reinaert…
9
In het verhaal van Reinaert leidt de queeste niet tot eer maar tot oneer van de afgezanten van de koning. Bruun en Tibeert raken zo bv.verminkt. Vergelijk Arthurverhalen en Reinaert: Koning Arthur =……………….…………………………………………………………………………… De ridders van de ronde tafel=……………………………………………………………………. De Heilige Graal=……………………………………………………………………………………….. De wereld van draken =………………………………………………………………………………… Guinevere=…………………………………………………………………………………………………… De belangrijkste hoofse idealen zijn……………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………………. Deze worden in het Reinaertverhaal uiteraard niet in acht genomen. Pas dit toe op Bruun en Reinaert. ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………..
III. Reynaert de anarchist 1. De satire Het is een satire op de ………………………………………………………….., waarin de auteur niet alleen de verschillende standen (geestelijkheid, adel, boeren), maar ook de middeleeuwse literatuur zelf (de ridderliteratuur) op de hak neemt. De ernstige stijl van ………………………………………………………………………….. komen in dit verhaal terug. Bijvoorbeeld de aanspreekvorm “Heere”. • De …………………………………………………………………………. worden bespot. Zoals bijvoorbeeld het blind pissen van een paar wolvenwelpjes wordt niet als iets hoofs gezien. Ook wanneer Reinaert, gekleed in een pij, aan Cantecleer de haan vertelt dat hij zijn leven zal beteren, zodat Cantecleer het wel veilig vindt om zich buiten te begeven, wordt een van zijn kinderen de kop afgebeten door Reinaert. Dit valt ook niet bepaald onder de categorie hoofsheid. • De typering van de……………..: karakterloos, hebzuchtig, trots en egoïstisch. Koning Nobel is een machtswellusteling. De dieren die door het hof gestuurd worden zeer corrupt zijn en zich zo van hun doel laten afbrengen door het aanbod van eten of geld. Zelfs de koning zelf laat zich belazeren en laat Reinaert vrij bij de gedachte aan de schat. • De ……………………………………….worden bespot. De pastoor belooft bijvoorbeeld absolutie (=kwijtschelding van schulden) aan degene die •
10
•
• •
zijn vrouw Julocke uit de rivier redt. De pastoor wordt door Willem, de auteur, bespot. Als er vijf vrouwen in een rivier vallen, bekommert hij zich alleen om zijn vrouw Julocke. Hij belooft degene die zijn vrouw zal redden absolutie (dat betekent dat hij die persoon zal vrijstellen van alle schulden). De pastoor is getrouwd!!! Dat mag niet, elke geestelijke moest het celibaat afleggen; daarin staat onder andere dat je niet getrouwd mag zijn. Willem spot dus met de wijze waarop de lage geestelijkheid met het celibaat omspringt. Er wordt ook verteld dat de pastoor tot driemaal toe naakt uit zijn bed komt. Er is ook dubbelzinnigheid in de woordkeuze. Het Middelnederlands heeft een aantal bijbetekenissen voor sommige woorden: U 'Kapelaan maken' stond waarschijnlijk voor masturberen. U Bij de term 'Credo leren' kan men denken aan een homoseksuele relatie De ………………………………………worden bespot; vers 796: "Ludolf metten crommen vingheren…" Het boek is bedoeld voor de massa, om ook hen te laten zien hoe dom ze wel zijn. Het ……………………………….wordt verminkt: in plaats van Nomine patris Christi Filii staat er in het verhaal Nomine patrum christum filye. De …………………………………………..wordt bespot. (Bijvoorbeeld vers 937 en verder: Siere priester, dieu vo saut! Kendi Reynaet, den ribaut?)
Een voorbeeld van de spot met de geestelijkheid is de volgende passage uit het Reinaertverhaal. Auteurs uit verschillende tijdperken worstelden vaak met de vertaling van sommige passages en hebben vaak geprobeerd obscene taal te censureren. In welk van deze drie passages wordt er gecensureerd en waar niet? 1. (1834) Toen de kater eindelijk zag,
2. (1966) Doe moeste Tibeert daer Ontfaen
Dat hij sterven moest met schand, Dacht hij:”Met mijn klauw en tand Wil ik zonder wraak niet sneven: ’t zal hun heugen heel hun leven!” Eensklaps (waar ’t van pas hem scheen) Vloog hij op de kosters been, Klauwde en beet…Wat beet hij af? ‘k Zal het best hier niet vermelden, schoon noodzaklijk zij aan het helden. Wie daar meer van weten wil, Leze in ’t oirschrift met zijn bril.
wel meneghen slach al in een. Martinet wierp hem met een steen een oog uit, van de ‘pape’ zou hij een hevige slach ontvangen, maar in zijn radeloze angst sprong Tibeert op hem toe en bracht hem ‘beide met clauwenende met tanden ‘ een afschuwelijkeverwonding toe. Terwijl de jammerende Julocke nog door Reinaert werd Gehoond, viel haar ongelukkige echtgenoot in onmacht, zodat men hem te bed legde.
3. (1978) Met zijn nagels en zijn tanden
De offerblok van ’t hele jaar Te geven aan een bedelaar Dan te lijden papes blaam. Zij sprak:’het is in duivelsnaam Dat die strik daar werd gezet. Bekijk, mijn lieve Martinet, Dit stuk van vaders ingewanden Tot mijn schade en mijn schande Voor immer en in alle stonden. Al genas hij van zijn wonden, ’t zoete spel zal blijven mat.
krabde hij woest om zich heen en sprong de paap tussen de benen, trok hem uit dat ene ding, dat tussen die benen hing in de beurs zonder naad, waar men mee de beiaard slaat. Dat ding viel neder op de vloer. Julocke vloekte en zij zwoer Bij haar vaders schone ziel, dat het haar nog lichter viel
11
Op welke echte persoon is deze passage een kritiek?............................. Vind je censuur te verantwoorden in dit geval? In de oorspronkelijke versie was de kritiek bedoeld voor Innocentius III. Welke ingrijpende kerkelijke maatregel zou de auteur in zijn tekst hebben bespot?............................................................................................ Reinaert en het Heilige Roomse Rijk
Natuurlijk is die wereldberoemde Reinaert van onze mysterieuze Willem die Madoc maakte een heel leuk boek met al die dieren, maar het wordt nog veel leuker wanneer u beschikt over dat sleuteltje dat iedere middeleeuwer doodleuk achter z’n oor had zitten. Die dieren stellen namelijk mensen voor, hele beroemde personen. Dat dacht men al wel, alleen wist men niet goed wie. Nou, het zijn dus Wolfen en Staufen uit het Heilige Roomse Rijk van keizer Frederik I Barbarossa, alias koning Nobel. Reinaert is Hendrik de Leeuw, hertog van Saksen en Beieren. Reinaerts vader is is Hendrik De Trotse, Reinaerts vrouw Hermeline is de mooie Mathilde, een dochter van Henri II Plantagenet en Eleonore van Aquitanië, Reinaerdine is Hendriks zoon Hendrik I, Rosseel is waarschijnlijk Otto IV, Firapeel de luipaard waarschijnlijk Barbarossa’s zoon Hendrik IV, Bruin de beer is Aelbrecht de beer en Izengrim de wolf Welf VI met zijn trouwe Uta als de beruchte, onverwoestbare Hersinde. Voor de enige, jong gestorven zoon van Welf IV heeft een Vlaams handschrift liefst zeven onfortuinlijke welpen in het nest gelegd, een ander heeft het over de bastaardkinderen van Hersindes neef, Reinaert dus, maar in de Roman de Renart noemt Dame Hersent maar één zoon bij naam, Piqard, Welf VII dus. De kleinere dieren (Belijn, Grimbeert, Courtois, Cuwaert en de anderen) moeten wellicht ook te vinden zijn, wanneer we gaan snuffelen onder de hogere geestelijkheid en adel, in de lokale geschiedenis van Saksen, Beieren, Zwaben en het graafschap Bourgondië. Het leuke is wel dat er onder de kleine Saksische baronnen die Hendrik de Leeuw, alias Reinaert ten val hebben gebracht nog een verre nazaat van onze koning Boudewijn is te vinden. Tibeert? Kantekleer?
2. Anarchistische literatuur De invloed van het Reinaertverhaal op latere literatuur is groot geweest. Reinaert wordt getypeerd als een proto-anarchist. Wat is een anarchist? ....................................................................................................... ....................................................................................................... ....................................................................................................... Het Reinaertverhaal heeft de toon gezet voor een hele reeks anarchistische personages in de literatuur van de latere eeuwen. In de zestiende eeuw in Spanje kwam er zo een literair genre in zwang met een anarchist in de hoofdrol. Men noemt deze romans Schelmenromans of Picareske romans. De hoofdpersoon is een sympathieke schurk, een picaro, die allerlei avonturen beleeft. Het archetype van het genre is een Spaanse roman genaamd “La vida de Lazarillo de Tormes”, auteur onbekend. Latere voorbeelden uit onze streken zijn bijvoorbeeld het verhaal van “Tijl Uylenspieghel”, “Den vermakelijken Avonturier” van Nicolaas Heinsius, “Ik, Jan Cremer” van Jan Cremer of de werken van Herman Brusselmans.
12
Een greep uit 20ste en 21ste eeuwse anarchistische literatuur. Overloop de fragmenten van de volgende schrijvers. Welke vormen van anarchisme zien we terug in hun werk? Waartegen verzetten zij zich? Waar geven zij kritiek op? a) Nader tot U: Gerard Reve De drank was langzamerhand dieper doorgedrongen en verhitte nu ook de bittere en donkerder gekleurde Sappen, die begonnen te dampen, en mijn geest poogden te verduisteren. Ik moest niet teruggaan naar het kafee, besefte ik, hoe goed het ook bedoeld was, ik bedoel de aanzienlijke, eigenlijk nergens elders toegestane korting die ik aldaar genoot, en hoe verkwikkend ons korte uitstapje ook was geweest. 'Zei je wat, Gerard?' 'Nee. Maar ik moet naar huis. Ik moet weer aan het werk. Echt hoor, mijn boek moet af.' Bij het kruispunt vóór W. zijn kafee teruggekeerd, begaf ik me inderdaad op weg naar huis. Weer te veel gedronken, God, godverdomme. 'Ik ga er van af, het moet, ik zweer het. Gij die was en is en zijn zal, ik houd op met drinken, ik zweer het voor Uw aangezicht. Maar wanneer precies, dat weet ik nog niet.' ik moest vechten met God en mensen zou ik worstelen, en ik zou overwinnen, zag ik nu. Neen, o neen, ik mocht nimmer de hoop opgeven dat ik eenmaal datgene zou schrijven wat geschreven moest worden, maar dat nog niemand, ooit, op schrift had gesteld: het boek, alweer, dat alle boeken overbodig zou maken, en na welks voltooiing geen enkele schrijver zich meer zou behoeven af te tobben, omdat gans het mensdom, ja zelfs de gehele, thans nog in haat en angst gekluisterde natuur, verlost zou zijn. Dan zouden de kinderen der mensen een zonsopgang zien als nimmer gezien was, en een muziek zou klinken, ruisend als van verre, die ik nooit gehoord had, maar toch kende. En God Zelf zou bij mij langs komen in de gedaante van een éénjarige, muisgrijze Ezel en voor de deur staan en aanbellen en zeggen: 'Gerard, dat boek van je - weet je dat Ik bij sommige stukken gehuild heb?' 'Mijn Heer en mijn God! Geloofd weze Uw Naam tot in alle Eeuwigheid! Ik houd zo verschrikkelijk veel van U,' zou ik proberen te zeggen, maar halverwege zou ik al in janken uitbarsten, en Hem beginnen te kussen en naar binnen trekken, en na een geweldige klauterpartij om de trap naar het slaapkamertje op te komen, zou ik Hem drie keer achter elkaar langdurig in Zijn Geheime Opening bezitten, en daarna een presenteksemplaar geven, niet gebrocheerd, maar gebonden - niet dat gierige en benauwde - met de opdracht: Voor de Oneindige. Zonder Woorden.
Naar aanleiding van dit boek werd er Gerard Reve een proces aangedaan, bijgenaamd “Het Ezelsproces”. Wat was de aanklacht op dat proces, denk je? Is Reve hiervoor gestraft geweest? Moeten dit soort passages kunnen of niet? ………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………..
13
b) Ik, Jan Cremer: Jan Cremer Uit een recensie: Jan Cremer werd volgens zijn schriftelijke overlevering op zijn dertiende ontmaagd door een buurvrouw. Het geval wil dat ik dertien was en een volslagen maagd zonder seksuele vooruitzichten, toen ik in het geheim 'Ik Jan Cremer' las, zijn 'onverbiddelijke bestseller' uit 1964, een schelmenroman die ondertussen zo'n miljoen keer over de toonbank is gegaan. Als het niet meer is, althans: volgens Jan Cremer. Net wat ik toen nodig had: een opgevoerd, hondsbrutaal jongensboek vol subversieve avonturen en vooral vol willige stoten met 'fenomenaal tietwerk', en felrealistische, nog niet door vrouwencomités gecompliceerde seks. Het duurde niet lang of ik verslond tijdens een hormonenstorm ook 'Ik Jan Cremer 2'. Die rauzende, in een jakkerende, reportageachtige stijl geschreven romans behoren tot mijn dierbare jeugdherinneringen. En dan te bedenken dat sommige mensen met de Bijbel zijn opgegroeid. In geschrifte is Jan Cremer nog geen haar veranderd: de vrouwen vertonen zich in babydoll aan hem, of, nog luchtiger, in een jarretellengordeltje, en weldra gaat het van: 'Mijn eikel die ik alvast tussen haar natte lippen had geparkeerd, stond op springen.' Cremers aangeboren stijlfiguur is de hyperbool. 'Alles wat ik zeg en schrijf is de waarheid. Mijn waarheid,' luidt de waarschuwing voorin dit boek.
Waarom is Jan Cremer een “schelm” in zijn tijd, de jaren ’60? Waarom is dit een heel typisch boek voor de jaren zestig? ………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………….. c) Gangreen I: Black Venus: Jef Geeraerts Uit een nieuwsartikel (2010): Schrijver Jef Geeraerts heeft kwaad bloed gezet met een uitspraak op Radio 1. In het programma De ochtend stond de auteur telefonisch presentator Joris Vergeyle te woord voor een item over de dreigende sloop van de Charleville, de laatste Congoboot die voor de verbinding tussen Antwerpen en Matadi zorgde. Vermits Geeraerts als oud-koloniaal de verbinding geregeld gebruikte, werd ook hij gepolst naar verhalen over het schip. De 82-jarige schrijver bleek aan zijn vaartochten vooral goede herinneringen over te houden vanwege amoureuze vonken. Hij beschreef hoe hij scharrelde met een passagier, terwijl zijn vrouw ziek in bed lag. Even later beschreef Geeraerts hoe hij in Congo, leunend over de reling van het schip, een “prachtige negerin” bemerkte. “Ze maakte een wellustige beweging met haar tong, maar ik kon niet naar beneden”, vertelde hij. En daarna: “Wat kun je nu met een neger doen?” Hij vulde aan: “Ge kunt daar toch geen liefdesverhouding mee aangaan?” Op 19 april 2010 stond er in Het Nieuwsblad een interview met zijn dochter Ilse n.a.v. de reportage die Lieven Vandenhaute met Jef heeft gedraaid voor Canvas t.g.v. de vijftigste verjaardag van de Congolese onafhankelijkheid. Ilse (nu eveneens vijftig jaar) verwijt de reportagemakers dat ze een veel te positief beeld ophangen van haar vader. Dat er een feestje werd gebouwd toen Geeraerts opnieuw opdaagde in zijn toenmalige woonplaats schrijft zij op rekening van het doorbreken van de alledaagse ellende: “Het is altijd feest als je arriveert in een dorp waar nooit blanken komen. Alleen al omdat zo’n gebeurtenis de kans biedt om te ontsnappen aan de ellende van elke dag. Ik had graag gehoord wat die mensen echt dachten van de oud-koloniaal die weerkeert naar de plaats waar hij al die mensen heeft afgeranseld.” Geeraerts’ bijnaam was inderdaad “de man met de zweep”, dat heeft hij zelf niet weggemoffeld in de reportage, integendeel, hij is er fier op: “Zonder kon je niets bereiken. Ze zijn niet gedisciplineerd en werken doen ze zo weinig
14
mogelijk.” Als koloniale ambtenaar heerste Geeraerts als chef de région over een gebied groter dan een Vlaamse provincie, waar hij instond voor het onderhoud van de wegen, het innen van de belastingen, de rechtspraak en de controle op de landbouw. Hij was toen gehuwd met Josée Swaelen, waarmee hij in 1954 naar Congo was vertrokken. In Congo zelf had hij – zoals we vooral uit “Black Venus” leren – diverse liefjes…
Nog een paar citaten: “Een vrouw die geen genot kan voelen is niet waard dat ze leeft.” (p.34) “Vrouwen zoals ze moeten zijn, nauwkeurig afgestelde, soepele machines, speciaal geconstrueerd voor de eredienst van de Fallus.” (p.109) “Wéér eens had ik het bewijs dat de vrouw essentieel een kut is als het erop aan komt.” (p.94) “Ik voelde me bevuild omdat ik tegen de mannencode had gezondigd met een primair wezen dat iedere vrouw ten slotte is. Hoewel ik er altijd had, besefte ik toen voor het eerst dat ik eigenlijk niet van vrouwen hield…” (p.98)
Jef Geeraerts is geen erg politiek correct schrijver… Waaruit blijkt dit? ………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………….. De Gangreen-cyclus gaat over zijn eigen herinneringen. Met welk doel zou hij zijn boeken hebben geschreven? ………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………….. d) Herman Brusselmans Citaat: Vrouwen hebben niet genoeg verstand om optimaal te profiteren van het feminisme. Uit: Guggenheimer was witter dan wit: Onderweg zag Guggenheimer de ex-VTMomroepster Daisy Van Cauwenberghe lopen. Ze zag er niet al te florissant uit. Ze droeg een jurk die leek gesneden uit een tent waarin een bende bij de grens opgehouden Ruwandezen twee jaar gekampeerd had. Haar haar was opgestoken in een dot die op een ananas uit het jaar '72 leek (het jaar van de meest mislukte ananasoogst sinds de Grote Ananasoorlog uit de tweede helft van de negen- tiende eeuw),... ...Guggenheimer had ooit 'ns met Van Cauwenberghe geneukt en tijdens de twee a drie dagen daarna had een aantal mensen in zijn omgeving gevraagd: 'Ruik ik hier een dode hond of iemand onlangs met Daisy Van Cauwenberghe geneukt ?' Enfin, hij negeerde Daisy Van Cauwenberghe alsof ze Isabelle A was en stapte verder... Citaat: Wel, ik was negen toen ik mijn eerste sigaret opstak. Toen wist ik dat dit wat voor mij was, ik vond het meteen fantastisch. Daarnaast is het ongelooflijk lekker, dat het ongezond is wil ik nog wel is zien. Want alle dokters zeggen: ‘je moet stoppen met roken’. Maar sommige van die dokters hebben met moeite hun diploma gehaald, dus wie zijn zij om dit soort praatjes te verkondigen? Het is daarnaast ongelooflijk sociaal. Je mag dus niet meer roken in het café, dus je gaat buiten staan roken. Daar ontmoet je dan weer mensen. Zo heb ik zeker al, weet ik hoeveel, twee nieuwe mensen ontmoet. Dus dat is toch niet mis, want ik ben niet echt een mensenvriend. Men zegt ook altijd; het is duur, maar daar zeg ik op: dat klopt.
15
Uit: Mogelijke Memoires: In mei van 1967 werd m’n grootvader Frans blind. M’n vader Gust, m’n moeder Lea en ik, Herman Brusselmans, gingen naar Sint-Niklaas voor een witte stok, omdat er in Hamme geen enkele winkel was waarin je witte stokken kon krijgen. In de Sint-Niklase winkel, waarin je ook rolstoelen, prothesen, bandages en van die dingen kon kopen, zei m’n vader: ‘Voor ons een witte stok graag, het is voor een blinde.’ ‘Het is m’n vader,’ zei m’n moeder, ‘hij heeft het zicht aan beide ogen verloren.’ ‘Vanmorgen is hij tegen de rand van de deur gelopen,’ zei ik, ‘ik heb het persoonlijk zelf gezien.’ ‘Zwijg jij maar,’ zei m’n vader, ‘ik voer hier het woord.’ Daar kreeg ik het van, dat ik al negen jaar oud was en moest zwijgen. ‘Ik heb vier verschillende soorten witte stokken in de aanbieding,’ zei de verkoper. ‘Geef ze maar alle vier,’ zei ik. Met dat zwijgen viel het niet altijd mee. Ik kon gewoon moeilijk m’n bek dichthouden, zo was het nu eenmaal. M’n vader keek kwaad naar mij en zei tegen de verkoper dat één witte stok wel volstond. Toen moesten we kiezen. De vier soorten, verschillend in lengte, uitvouwsysteem en prijs, werden naast elkaar gelegd. Terwijl m’n ouders er hulpeloos naar keken, zei ik tegen de verkoper: ‘Weet je wat? Geef ons toch maar een blauwe stok. Deze vier witte lijken nergens naar.’ Nu zei m’n moeder dat ik me er niet mee moest bemoeien. ‘Ik moei me niet,’ zei ik, ‘ik vind alleen dat een blauwe stok beter geschikt is voor grootvader. Blauw is z’n lievelingskleur.’ ‘Dat klopt,’ zei m’n moeder, ‘hij draagt altijd blauwe sokken.’ ‘Ja?’ zei m’n vader. ‘Dat is me nog niet opgevallen.’ ‘Blauwe sokken,’ zei m’n moeder, ‘al z’n gehele leven.’ ‘Wat vreemd dat dat me nooit is opgevallen,’ zei m’n vader. ‘Jou valt nooit wat op,’ zei ik. ‘Als je nu niet zwijgt geef ik je een klap,’ zei m’n vader. ‘Klap of geen klap,’ zei ik, ‘jou valt nooit wat op. Het valt je niet eens op dat de verkoper in deze winkel een homoseksueel is.’ Nu zei de verkoper dat ik moest zwijgen. Dat vertikte ik en ik zei: ‘Ik had het meteen gezien, makker, met je slappe handjes en je snorretje en je bles en je gele das en je hoge stemmetje en je zweet op je bovenlip en de manier waarop je naar m’n vader kijkt.’ ‘Naar mij?’ zei m’n vader. ‘Ja, naar jou,’ zei ik, ‘hij ziet je wel zitten. Je bent waarschijnlijk als een groen blaadje voor deze ouwe bok. Die kerel is minstens zeventig en staat hier nog altijd witte stokken en andere rommel te verkopen in deze kutwinkel. Moest jij niet al lang met pensioen zijn, flikker?’ De verkoper begon te huilen. ‘Wat ben ik toch ongelukkig,’ griende hij, ‘de jongeman heeft gelijk. Ik ben een homoseksueel, en ik ben zeventig, en ik moet deze verschrikkelijke winkel blijven openhouden omdat ik zo arm ben als een kerkrat nadat m’n minnaar er met al m’n poen vandoor is gegaan, en ik heb ook nog een maagzweer, wintertenen, een kaal hoofd en losse tanden. Ik weet niet hoe het verder moet met m’n leven. Misschien moet ik er maar een eind aan maken.’ M’n moeder probeerde hem te troosten. ‘Na regen komt zonneschijn,’ zei ze. ‘Of nog meer regen,’ zei ik. ‘Jij moet zwijgen,’ zei m’n vader en tegen de verkoper zei hij: ‘Meneer, ik ben niet het type van persoon dat enige achting heeft voor homoseksuelen maar toch voel ik enigszins met u mee omdat ik ook wintertenen heb. Wat u moet doen is gedroogde aardwormen in uw schoenen leggen voor u ze aantrekt, daar worden uw tenen heel wat beter van.’ ‘Niet per se, Gust,’ zei m’n moeder, ‘jij loopt al met gedroogde aardwormen in je schoenen sinds 1959, en je wintertenen zijn er nog niks op vooruitgegaan.’ ‘1959,’ zei ik, ‘dat was nog eens een jaar. Ik was twee, ik scheet in m’n broek, ik trok me nergens wat van aan, en als niemand het merkte nam ik aardwormen uit de schoenen van m’n vader en ik at ze op.’ ‘Meen je dat nu, Herman?’ zei m’n moeder. ‘Aardwormen uit de schoenen van je vader? En die at je op?’ ‘Ja,’ zei ik, ‘maar in 1961 ben ik ermee gestopt. Altijd maar aardwormen vreten, dat wil op den duur wel eens de keel uithangen. Maar goed, vertel ’ns over die minnaar, makker, schminkte hij z’n bakkes?’ ‘Herman,’ zei m’n moeder, ‘dat zijn toch helemaal onze zaken niet of de minnaar van meneer z’n gezicht schminkte.’ ‘Ja,’ zei m’n vader, ‘en nu wordt het hoog tijd dat je je smoel dichthoudt, snotneus.’ ‘Sommige homoseksuelen schminken nu eenmaal hun bakkes,’ zei ik. ‘Herman heeft gelijk,’ zei de verkoper, ‘JeanLuc schminkte z’n bakkes. Ik voelde mij daar heel ongemakkelijk onder. Was het echt nodig om altijd geschminkt rond te lopen? Ik ben toch ook een homo en ik moet er niet aan denken om me continu te schminken, behalve nu en dan wat rode lipstick als ik naar de nichtenclub in Waasmunster ga.’ ‘De nichtenclub?’ zei m’n vader. ‘Wat is dat?’ M’n vader, nochtans van nature niet echt een domme man, omdat een tramchauffeur hoe
16
dan ook over een zeker verstand moet beschikken, welnu, die vader van mij wist toch vele dingen niet. Nu weer wist hij niet wat een nichtenclub was. ‘Ja,’ zei m’n moeder, ‘wat is dat, meneer?’ Ook zij was niet dom. Maar ze was niet lang naar school geweest omdat ze in de oorlog, als jodin, ondergedoken had gezeten, samen met m’n grootvader Frans, m’n grootmoeder Maria, m’n tante Malvina en m’n oom Oscar. Ze waren ondergedoken bij een bevriende niet-joodse familie in Nederland, in de buurt van Groningen. Het mag een godswonder heten dat ze nooit door de Duitsers ontdekt zijn. M’n tante Malvina hield een dagboek bij, maar omdat ze de oorlog overleefd heeft is dat nooit een succes geworden. Sterker nog, het werd in 1946 geweigerd door verschillende uitgevers. Hun belangrijkste argument was dat het dagboek abominabel geschreven was, dat het vol grammaticale fouten stond, dat de stijl om op te schieten was, en dat het hoogstwaarschijnlijk vol leugens stond. ‘Welke leugens mogen dat dan wel zijn?’ vroeg tante Malvina boos aan een van de uitgevers. ‘Wel,’ zei die man, ‘je schrijft hier dat je op 22 augustus van het jaar 1942 het onderduikadres in Groningen hebt verlaten, de trein hebt genomen naar Berlijn en daar met een blaaspijp een pijltje in de nek van Heinrich Himmler hebt geschoten. Daar geloof ik niks van.’ ‘En waarom geloof je dat niet?’ zei m’n tante Malvina. ‘Of denk je misschien dat een joodse onderduiker niet aan een blaaspijp kon geraken? Ik zal je dit zeggen, eikel, die blaaspijp had ik zelf gemaakt van de tak van een berkenboom.’ ‘Het gaat niet om die blaaspijp,’ zei de uitgever, ‘het gaat om het feit dat jij onmogelijk, en zeker niet als jodin, in de buurt van Heinrich Himmler hebt kunnen komen, zo dicht dat je hem kon raken met een pijltje uit een blaaspijp.’ ‘Ach man,’ zei m’n tante Malvina, ‘ik kon zeker veertig meter ver schieten met m’n blaaspijp. Ik heb een goede adem. Nooit een sigaret gerookt. Oké, nu en dan eens getrokken aan de sigaar van m’n vader, maar verder is m’n adem prima in orde.’ Desondanks is het dagboek van m’n tante Malvina nooit gepubliceerd en daarom heeft ze de literatuur altijd gehaat en heeft ze bijvoorbeeld mij, toen ik een jonge schrijver was, niet gestimuleerd, integendeel. Nadat m’n eerste boek, de roman Aan de koude grond gespijkerd, was verschenen in 1982, ging ze overal rondbazuinen dat het een volslagen kutboek was en dat de schrijver ervan, zonder twijfel een krankzinnige gek, beter in een dwangbuis gepropt kon worden. ‘Een nichtenclub?’ zei de verkoper. ‘Dat is een club waar allerlei homoseksuelen samenkomen en waar we dan praten over ons soort onderwerpen, zoals breipatronen, de liedjes van Marlène Dietrich, binnenhuisarchitectuur, de kapsels die in de mode zijn, de opera, enzovoort enzoverder.’ ‘En anale seks, praten jullie daar ook over?’ zei ik. ‘Nu heb ik het gehad met jou,’ zei m’n vader, en hij gaf me een klap tegen m’n kop. Daar trok ik me zoals gewoonlijk niks van aan en ik zei tegen de verkoper: ‘Met anale seks moet je uitkijken, dat weet je toch? Je krijgt er een uitgerokken aars van en dan vallen de keutels uit je kont voor je er erg in hebt.’ ‘Vertel mij wat,’ zei de verkoper. ‘Wat je tegenwoordig niet allemaal hoort,’ zei m’n moeder vol verbazing, en tegen m’n vader zei ze: ‘Gust, je moet onze Herman niet altijd klappen geven.’ ‘Hij verdient ze,’ zei m’n vader, ‘hij zwijgt nooit als ik hem daar om vraag.’ ‘Je zou beter beslissen welke stok je koopt voor je schoonvader,’ zei ik, ‘anders staan we hier morgen nog in de nabijheid van die stinkende homo.’ ‘Eindelijk vertelt hij ’ns iets verstandigs,’ zei m’n vader, en hij koos voor de goedkoopste stok, en wat later waren we, in z’n Simca Ariane, op weg van Sint-Niklaas naar Hamme.
Wat zijn de verschillende dingen waartegen Reinaert en Herman Brusselmans opkomen? ………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………….. Welke onderwerpen zijn typisch voor Brusselmans? ………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………….. Haal een paar dysfemismen uit deze tekst. ………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………….. 17
e) Platform: Michel Houellebecq Midden in een dronkenschap, vlak voor de totale versuffing, beleef je soms momenten van intense helderheid. De teloorgang van de seksualiteit in het Westen was onmiskenbaar een sociologisch verschijnsel van enorme omvang, het had geen zin dat te willen verklaren aan de hand van individuele psychologische factoren; toen ik een blik op Jean-Yves wierp, besefte ik dat hij een perfecte illustratie van mijn stelling vormde, het was bijna gênant. Niet alleen neukte hij niet meer en had hij ook geen tijd meer om het te proberen, erger nog, hij had er niet eens echt zin meer in, hij voelde het leven uit zijn lichaam wegvloeien, hij begon de geur van de dood te ruiken. ‘Toch…’ wierp hij na een lange aarzeling tegen, ‘heb ik gehoord dat er vrij veel belangstelling voor parenclubs is.’ ‘Nee, die lopen juist steeds slechter. Er gaan veel nieuwe tenten open, maar die moeten binnen de kortste keren weer sluiten omdat ze geen klanten hebben. In feite zijn er in Parijs maar twee die overeind kunnen blijven, Chris et Manu en de 2 + 2, en ook die zijn alleen op zaterdagavond vol; voor een agglomeratie van tien miljoen inwoners is dat weinig, en het is veel minder dan begin jaren negentig. Partnerruil is leuk, maar de formule begint steeds meer uit de mode te raken, want de mensen hebben geen zin om wat dan ook te ruilen, laat staan hun partner, dat past niet meer bij de moderne mentaliteit. Volgens mij heeft het nu net zoveel overlevingskansen als het liften in de jaren zeventig. De enige categorie die momenteel echt in een behoefte voorziet, is de SM…’ Op dat moment wierp Valérie me een wanhopige blik toe en gaf me zelfs een schop tegen mijn schenen. Ik keek haar verbaasd aan, het duurde even voordat ik het begreep: nee, natuurlijk ging ik het niet over Audrey hebben; ik gaf een geruststellend knikje. Jean-Yves had de onderbreking niet eens opgemerkt. ‘Dus,’ vervolgde ik, ‘aan de ene kant zie je honderdduizenden westerlingen die alles hebben wat ze willen, maar geen seksuele bevrediging meer kunnen vinden: ze zoeken, ze zoeken onophoudelijk verder, maar ze vinden niets, en daar worden ze doodongelukkig van. Aan de andere kant zie je miljarden individuen die niets hebben, die omkomen van de honger, jong sterven, in erbarmelijke omstandigheden leven en niets anders meer hebben om te verkopen dan hun lichaam en hun onbedorven seksualiteit. Het is zo klaar als een klontje: dit is een ideale ruilsituatie. De poen die daarmee te halen valt is haast onvoorstelbaar: meer dan in de informatica, meer dan in de biotechnologie, meer dan in de media-industrie; er is geen enkele economische sector die de vergelijking kan doorstaan.’
Houellebecq neemt vooral westerlingen met een midlifecrisis (zoals hijzelf) op de korrel? Wat verwijt hij hen? Wat verwijt hij de maatschappij? Wat is de oplossing? ………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………..
18
f) Het seksuele leven van Catherine M.: Catherine Millet Gedurende de hele tijd van dit voorspel bedacht ik hoe heerlijk het straks zou zijn als hij zou besluiten me om te draaien en me te nemen zoals ik het liefst genomen word: op z’n hondjes; als hij mijn billen zou pakken om ze met ruwe en luide bewegingen tegen zijn bekken te duwen. Ik vind het vooral lekker als de lul schoksgewijs erin en eruit gaat; één op de drie of vier keer word ik verrast door een iets fellere stoot die me in vervoering brengt’ [p. 94]. En: ‘Deze man likte mijn vagina eindeloos. Zijn tong bewoog smachtend heen en weer, duwde zorgvuldig alle plooien van mijn vulva opzij, wist cirkeltjes rondom de clitoris te maken waarna hij lange likken bij de opening gaf, als een jonge hond. De behoefte om te voelen hoe zijn geslacht mijn opening zou vullen werd steeds dwingender. Maar als hij dan uiteindelijk naar binnen ging, net zo teder en zorgvuldig wroetend als met zijn tong, was het genot niet zo sterk als de toename van het verlangen was geweest.
Dit boek heeft de toon gezet voor nog andere boeken in dit genre… Kun je er zo eentje opnoemen? Wat is het doel van dit soort boeken? Voor wie zijn ze bestemd? Waarom wordt dit gezien als emanciperende literatuur? ………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………….. g) Satire vinden we vandaag vooral terug bij stand-up comedians…: Geert Hoste: http://youtu.be/ozmGL-UeRXk
19