1
Van den vos Reynaerde – Willem Reinaert is door het hof ter dood veroordeeld. Hij verzint echter een list: hij vertelt hoe hij een complot tegen de koning verijdeld heeft door het geld voor de financiering ervan te stelen. De vorst wil alle beschuldigingen laten vallen als Reinaert hem deze schat bezorgt. Omdat hij wegens een vergrijp tegen het kerkelijk recht door de paus in de ban is gedaan, wil Reinaert evenwel eerst naar Rome om kwijtschelding hiervan te verkrijgen. Pas als hij daarna nog een pelgrimstocht naar Jeruzalem heeft gemaakt, vindt hij dat hij de koning weer recht in de ogen kan kijken. Aangezien hij voor die reis een tas en een paar extra schoenen erg goed kan gebruiken, wordt een lap uit het vel van Bruuns rug gesneden en wordt de huid van de voorpoten van Isengrijn afgestroopt. Volgens Reinaert waren zij de aanstichters van het complot tegen de koning. Bij zijn vertrek vraagt Reinaert of Belijn, de hofkapelaan, en Cuwaert, de haas, hem nog even willen begeleiden. Als ze bij Maupertuus komen, vraagt Reinaert Cuwaert mee naar binnen om zijn gezin te helpen troosten. Terwijl Belijn buiten wacht, verorberen Reinaert, zijn vrouw Hermeline en hun kinderen de haas. Ze besluiten samen naar een andere wildernis te gaan want hier wacht hen ongetwijfeld de galg. 3200 Zo zere balg die ram Belijn dat Cuwaert, die gezetle zijn, in dat hol zo lange merrede. Hij riep, als die zere errede: 'Cuwaert, lates den duivel wouden! 3205 Hoe lange zal u daar Reinaert houden? Twi ne komt gij uit ende laat ons gaan.' Alse Reinaert dit hadde verstaan, doe ging hij uite tot Beline ende sprak al stillekine: 3210 'Ai here, twi zo belget gij? Al sprak Cuwaert jegen mij ende jegen zijnre mooien, waar omme mag u dus vernooien? Cuwaert dede mij verstaan 3215 gij moget wel zachte voren gaan, ne wilt gij hier niet langer zijn. Hij moet hier merren een luttelkijn met zijnre moeien Hermelinen ende met haren welpkinen, 3220 die zere wenen ende mesbaren, omdat ik hem zal ontvaren.' Belijn sprak: 'Nu zegt mij, here Reinaert, wat hebt gij Cuwaerde te lede gedaan? 3225 Alzo ik konste verstaan, zo riep hij harde hulpe op mij.' Reinaert sprak: 'Wat zegt gij? Belijn, God moete u beraden! Ik zegge u, wat wij doe daden: 3230 doe ik in huis gegangen kwam, ende Hermeline an mij vernam, dat ik wilde varen over zee, dat herte ward haar zo wee, 3235 dat ze lange in onmacht lag. Ende alse Cuwaert dat gezag,
Belijn, de ram, werd ondertussen heel kwaad omdat zijn metgezel Cuwaert zoveel tijd nodig had in het hol. Hij riep uiterst geïrriteerd: 'Cuwaert, laat de duivel het regelen! Hoelang zal Reinaert je daar nog houden? Waarom kom je niet naar buiten, laten we gaan. Toen Reinaert dit hoorde, ging hij naar buiten naar Belijn en sprak hem heel rustig toe: 'Ach heer, waarom bent u zo boos? Cuwaert praat met mij en met zijn tante, waarom ergert u dat zo? Cuwaert liet mij weten dat u wel rustig vooruit kunt gaan als u hier niet langer wilt blijven. Hij moet hier nog een poosje bij zijn tante Hermeline en haar welpjes blijven, die vreselijk huilen en jammeren omdat ik bij hen weg zal gaan.' Belijn sprak: ‘Zeg mij eens, heer Reinaert, wat hebt u Cuwaert voor kwaad gedaan? Voor zover ik het kon verstaan, riep hij mij hard om hulp.' Reinaert sprak: ‘Wat zegt u nu? Belijn, God zij u genadig! lk zal u vertellen wat wij deden: toen ik m'n huis binnenkwam en Hermeline van mij hoorde dat ik over zee [naar Jeruzalem] wilde varen, deed haar hart zoveel pijn, dat ze flauwviel. Zodra Cuwaert dat zag,
2 doe riep hij: “Belijn, held vrij, kom hare ende helpt mij mijnre moeien laven! Ze es in onmacht.» Dat riep hij met groter kracht.' 3240 Doe sprak Belijn: 'Ja ne was 't el? En trouwen, ik verstond ook wel, dat Cuwaert dreef groot mesbare. Ik waande, hem iet mesvallen ware.'
3245
3250
3255
3260
3265
3270
Reinaert sprak: 'Belijn, neen 't niet. Mij waer liever meskwame iet mijnen kindren of mijnen wijve dan mijns neven Cuwaerts lijve!' Reinaert sprak: 'Vernaamt gij iet, dat mij de koning gistren hiet voor harde vele hoge liede, als ik uit den lande schiede, dat ik hem een paar lettren schreve? Zult gij 't hem dragen, Belijn neve? Het es geschreven ende al gereed.' Belijn sprak: 'Ende ik ne weet, Reinaert. Wist' ik u gedichte, dat getrouwe ware, gij mochte 't lichte gebidden, dat ik 't den koning droege, hadde ik enige ding daar ik ze mochte in steken.' Reinaert sprak: 'U ne zal niet gebreken! Eer des konings lettren hier bleven, ik zoude u deze scherpe eer geven, here Belijn, die ik drage, ende hangen ze aan uwe krage, ende des konings lettren daar in. Gij zult er af hebben groot gewin, des konings dank ende groot ere. Gij zult den koning mijnen here harde willekomme zijn.' Dit loofde mijn here Belijn.
riep hij: “Belijn, edele held, kom hier en help mij mijn tante bij te brengen! Ze is flauwgevallen.” Dat riep hij keihard.’ Toen sprak Belijn: 'O, was dat alles? Zeker, ik hoorde ook wel dat Cuwaert zich erg druk maakte. Ik dacht dat hem iets ergs overkomen was.' Reinaert sprak: 'Heus niet, Belijn. Ik had liever dat mijn kinderen of mijn vrouw iets zou overkomen dan mijn neef Cuwaert!' Reinaert vervolgde: 'Hebt u soms gehoord dat de koning mij gisteren opdracht gaf in het bijzijn van zeer veel hoge vazallen hem als ik het land zou verlaten, nog een paar woordjes te schrijven? Wilt u ze hem bezorgen, neef Belijn? Het is al kant en klaar.’ Belijn sprak: 'Maar daar weet ik niets van, Reinaert. Als ik wist dat uw woorden betrouwbaar waren, dan zou u mij wel mogen vragen ze de koning over te brengen, als ik iets had om de brief in te steken.’ Reinaert sprak: 'Het zal u aan niets ontbreken! Liever dan dat de brief voor de koning hier blijft, geef ik u de pelgrimstas, heer Belijn, die ik draag, om ze om uw hals te hangen met de brief voor de koning erin. U zult er veel baat bij hebben: de dank en veel lof van de koning. U zult buitengewoon welkom zijn bij mijn heer de koning.' Dit stelde Belijn zeer op prijs.
Samenvatting van vers 3272-3290. Reinaert gaat zijn hol binnen en komt even later terug met de pelgrimstas, waar hij de kop van Cuwaert in heeft gestopt. Hij hangt deze om Belijns hals en bezweert hem dat hij de inhoud ervan onderweg niet mag bekijken. Als hij bij de koning aankomt, moet hij zeggen dat hij zelf geholpen heeft deze brief in prachtige volzinnen op te stellen. Dat zal hem zeker tot eer strekken. Dat hoorde Belijn ende sprang van der stede, daar hij up stoed, meer dan enen halven voet, zo blijde was hij van der ding. 3295 die hem Ie toorne sind verging. Doe sprak Belijn: 'Reinaert here, nu weet ik wel, dat gij doet ere mij zelven ende die zijn in 't hof. Men zal 's mij spreken groten lof,
Dit hoorde Belijn en hij sprong vanaf de plek waar hij stond meer dan een halve voet omhoog, zo blij was hij over datgene wat hem later zuur zou opbreken. Toen sprak Belijn: ‘Heer Reinaert, nu weet ik zeker dat u roem bezorgt zowel aan mijzelf als aan de hovelingen. Men zal mij er zeer om prijzen
3 3300 als men weet, dat ik kan dichten met schonen woorden ende met lichten, al zij als ik 's niet ne kan.'
als men weet dat ik in fraaie en heldere bewoordingen kan schrijven ook al is het zo dat ik het in werkelijkheid niet kan.'
Samenvatting van vers 3303-3329. Vervolgens vraagt Belijn of Cuwaert echt niet meegaat. Reinaert belooft hem dat Cuwaert hem zo spoedig mogelijk zal volgen en dat Belijn op zijn gemak vooruit kan gaan. Zodra Belijn weg is, duikt Reinaert zijn hol in en waarschuwt zijn gezin dat er moeilijkheden op komst zijn. Zonder verder uitstel vertrekken ze naar een andere wildernis. 3330 Nu hevet Belijn die ram zo gelopen, dat hij kwam te hove een lettel na middag. Als die koning Belijn gezag, die de scherpe weder brochte, 3335 daar Brune die bere zo onzochte te voren omme was gedaan, doe sprak hij te Belijn saan: 'Here Belijn, wanen komet gij? Waar es Reinaert? Hoe komt dat hij 3340 deze scherpe niet met hem draget?' Belijn sprak: 'Koning, ik mag het u zeggen alzo ik 't weet: doe Reinaert al was gereed ende hij den kasteel ruimen zoude, 3345 doe zeide hij mij dat hij u woude een paar lettren, koning vrij, zenden, ende doe bad hij mij dat ik ze droege door uwe lieve. Ik zeide: “Meer dan zeven brieve 3350 zoud 'ik door uwen wille dragen.” Doe ne konste Reinaert niet bejagen daar ik die brieve in dragen mochte. Deze scherpe hij mij brochte, ende die lettren daar in gesteken. 3355 Koning, gij ne horet nooit spreken van betren dichter dan ik ben: deze lettren dichte ik hem, gaat 't mij te goede of te kwade. Deze lettren zijn bij mijnen rade 3360 aldus gemaakt ende geschreven.' Doe hiet hem die koning geven den brief Botsaerde zijnen klerk. Dat was hij, die an 't werk bet konste dan iemand die daar was. 3365 Botsaert plach emmer dat hij las die lettren die te hove kwamen. Bruneel ende hij die namen die scherpe van den halse Belijns, die bij der dompheid zijns 3370 hier toe hadde gezeid zo verre, dat hij snieme zal werden erre. Die scherpe ontving Botsaert de klerk.
Belijn de ram liep zo snel dat hij even na het middaguur bij het hof aankwam. Zodra de koning zag dat Belijn de pelgrimstas terugbracht waarvan Bruun onlangs zo weinig zachtzinnig was ontdaan, sprak hij onmiddellijk tegen Belijn: 'Heer Belijn, waar komt u vandaan? Waar is Reinaert? Hoe komt het dat hij deze pelgrimstas niet bij zich heeft?' Belijn sprak: 'Koning, ik zal het u precies vertellen: toen Reinaert helemaal gereed was om zijn kasteel te verlaten, zei hij tegen mij dat hij u, edele koning, een brief wilde sturen. Vervolgens vroeg hij mij die, om u een plezier te doen, mee te nemen. Ik zei: “Meer dan zeven brieven zou ik meenemen om u een plezier te doen.” Maar Reinaert kon niets vinden waarin ik de brief kon vervoeren. Toen gaf hij mij deze tas, om de brief in te steken. Koning, u hebt nooit horen spreken van een betere schrijver dan ik: deze brief heb ik voor hem opgesteld, of het mij in dank wordt afgenomen of niet. Deze brief is op mijn advies zo opgemaakt en geschreven.' Toen gaf de koning hem opdracht de brief aan Botsaert, zijn klerk, te geven. Hij was het die dit soort werk beter kon dan wie ook daar aanwezig. Doorgaans las Botsaert de brieven die aan het hof bezorgd werden. Bruneel en hij pakten de pelgrimstas van Belijns hals. Belijn had door zijn eigen stommiteit al zoveel toelichting gegeven dat het hem weldra zal spijten. Botsaert de klerk pakte de tas.
4 Doe moeste blijken Reinaerts werk. Alse hij dat hoofd voort trak, 3375 Botsaert zag dat ende sprak: 'Helpe, wat Iettren zijn dit! Here koning, bij mijnre wit, dit es dat hoofd van Cuwaerde! O wach, dat gij noint Reinaerde, 3380 koning, getrouwet zo verre!' Doe mochte men droeve zien ende erre dien koning end' die koninginne. Die koning stond in droeven zinne ende sloeg zijn hoofd neder. 3385 Over lang hief hij 't weder up ende begonste werpen uit een dat vreselijkste geluid, dat noint van diere gehoord waard. Gene dieren waren vervaard.
Toen zou Reinaerts werk aan het licht komen. Zodra hij het hoofd tevoorschijn trok en zag wat het was, zei Botsaert: 'Help, wat voor brief is dit? Heer koning, bij al wat me heilig is, dit is het hoofd van Cuwaert! O wee, koning, dat u Reinaert ooit zo hebt kunnen vertrouwen!' De koning en de koningin waren zichtbaar uit het veld geslagen. De koning was ontgoocheld en liet zijn hoofd zakken. Na verloop van tijd hief hij het weer op en begon een van de vreselijkste geluiden uit te stoten die men ooit van een dier heeft gehoord Alle dieren zaten in angst.
Het bedrog van Reinaert is ontdekt. Zodra Nobel het hoofd van Cuwaert ziet, begrijpt hij ook dat hij de schat van koning Ermerike wel kan vergeten. Maar wat veel erger is: zijn koningschap is ernstig in gevaar omdat hij zijn hoogste vazallen, Bruun en Isengrijn, diep vernederd heeft. Nobel had zich moeten houden aan het middeleeuwse spreekwoord 'eer is beter dan goud'. Bovendien had hij zich, zoals eerder op de hofdag, door zijn vazallen moeten laten adviseren in plaats van door van zijn vrouw. Toen sprong Firapeel de luipaard 3390 Doe sprang voort Firapeel, die lubaart. Hij was een deel naar voren. Hij was nog een beetje des konings maag; hij mocht 't wel doen. familie van de koning; hij kon het zich Hij sprak: 'Here koning Lioen, veroorloven. Hij sprak: 'Heer koning twi drijft gij dus groot ongevoeg? Leeuw, waarom maakt u zo'n misbaar? 3395 Gij mesliet u genoeg U laat zich gaan al ware de koninginne dood. alsof de koningin gestorven is. Doet wel ende wijsheid groot Wees zo goed en zo wijs ende slaakt uwen rouwe een deel.' om uw rouwmisbaar wat te matigen.' Die koning sprak: 'Here Firapeel, De koning sprak: 'Heer Firapeel, 3400 mij hevet een kwaad wicht zo verre een booswicht heeft mij zo verschrikkelijk bedrogen dat ik 's ben erre, bedrogen dat ik buiten mezelf ben van ende in 't strik geleed bij barate, woede. Hij heeft me zo listig in de val dat ik recht mij zelven hate gelokt dat ik mezelf er terecht om haat; ende ik mijne ere hebbe verloren. ik heb mijn eer verloren. 3405 Die mijne vriende waren te voren, Zij die eens mijn vrienden waren, die stoute here Brune ende here de dappere heer Bruun en heer Isengrijn, Isengrijn, die rovet mij een vals pelgrijn. zijn mij door een valse pelgrim ontroofd. Dat gaat mijnre herten na zo zere Dat gaat mij zozeer aan het hart dat het gaan zal an mijn ere omdat het me niet alleen m'n eer 3410 ende an mijn Ieven, het is recht!' maar ook m'n leven zal kosten, dat eist het recht!' Doe sprak Firapeel echt: Daarop sprak Firapeel: 'Es gedaan mesdaad, men zal 't zoenen. 'Als er onrecht gedaan is, moeten we het Men zal den wulf end' den bere, den verzoenen. Men moet de wolf en de koene, dappere beer ende vrouwe Hersenden alzo wel en ook vrouwe Hersint 3415 over schoen ende over vel, voor hun schoenen en voor hun vel, voor hun leed en voor hun pijn, over toren ende over pijne terugbetalen met Belijn de ram, gelden met den ram Belijne
5 na dat hij zelven heeft gelijet dat hij Cuwaerde verried. 3420 Hij heeft mesdaan, hij moet 't bekopen! Ende daar na zullen wij alle lopen na Reinaerde ende zullen 'm vangen ende zullen zijne kele hangen zonder vonnisse, het is recht.' 3425 Doe antwoordde die koning echt: 'O wi, here Firapeel, mochte dit geschien, zo ware een deel gezocht den rouwe die mij slaat.' Firapeel sprak: 'Here ja 't. 3430 Ik wille gaan maken die zoene.' Doe ging Firapeel die koene daar hij die gevangene vond. Ik wane dat hij ze ’t eerst ontbond, ende daar na sprak hij: 'Gij heren beide, 3435 ik brenge u vrede ende geleide. Mijne here de koning groet u, ende hem berouwet zere nu dat hij jegen u heeft mesdaan. Hij biedt u zoene, wilt gij 't ontvaan, 3440 wie zo blijde zij ofte gram; hij wille u geven Belijn den ram ende alle 's here Beiijns mage van nu tot den doemsdage. Is't in't veld, is 't in't woud, 3445 heb ze alle in u gewoud, ende gij ze gewilliglijke verbit. Die koning ontbiedt u vooral dit: dat gij zonder enige mesdaad Reinaerde moget toren ende kwaad 3450 doen ende alle zijne magen, waar zo gij ze moget belagen. Deze twee grote vrijheden wille u die koning geven heden te vrijen lene eeuwelijke. 3455 Ende hier binnen wil 't die koning rijke, dat gij hem zweert vaste hulde. Hij ne wille ook bij zijnen schulde nemmermeer jegen u mesdoen. Dit biedt u de koning Lioen. 3460 Dit neemt, ende leeft met genaden. B l 'W 'I 3465 L L e
ij Gode, ik dar 't u wel raden!' sengrijn sprak tot den bere: at zegt gij er toe, Brune here?' k ligge in den rijzeren iever dan hier in den ijzeren, aat ons tot den koning gaan nde zijnen pais daar ontvaan.'
aangezien die zelf heeft bekend dat hij Cuwaert in het verderf stortte. Hij heeft onrecht gedaan, hij moet het bekopen! Daarna zullen we met z’n allen Reinaert achtervolgen en hem vangen en hem aan zijn keel ophangen zonder vonnis, dat eist het recht.' Daarop antwoordde de koning: 'O wee, heer Firapeel, als dat zou kunnen, zou voor een deel het leed dat mij treft verzacht zijn.' Firapeel sprak: 'Ja, heer, dat kan. Ik zal de verzoening tot stand brengen.' Toen ging de dappere Firapeel naar de gevangenen toe. Ik neem aan dat hij ze eerst losmaakte en daarna sprak hij: 'Heren, ik bied u ['s konings] bescherming en vrijgeleide aan. Mijn heer de koning groet u. Hij heeft zeer veel spijt over wat hij jegens u heeft misdaan. Hij biedt u verzoening, als u die wilt aannemen, wat anderen daar ook van denken; hij wil u Belijn, de ram, en al zijn familie schenken, vanaf vandaag tot aan de dag des oordeels. Of het nu in open veld of in het bos is, ze zijn allen in uw macht en u kunt ze naar believen doodbijten. Maar voor alles verzekert de koning u dit: dat u straffeloos Reinaert en al zijn verwanten leed en kwaad mag berokkenen, waar u ze ook maar kunt overvallen. Deze twee grote privileges wil de koning u vandaag schenken in eeuwigdurende vrije beschikking. Onder deze voorwaarde wil de hooggeboren koning dat u hem voortdurende trouw zweert. Hij zal ook nooit meer moedwillig onrecht tegen u begaan. Dit biedt koning Leeuw u aan. Aanvaard dit en u hebt een onbezorgd leven. Bij God, ik kan het u zeker aanraden!' Isengrijn zei tegen de beer: 'Wat zegt u ervan, heer Bruun?' 'Ik lig liever in het struikgewas dan hier in de boeien. Laat ons naar de koning gaan en de verzoening die hij aanbiedt
6
M et Firapeel dat zij gingen e nde maakten pais van allen dingen.
aannemen.' Ze gingen met Firapeel mee en sloten vrede over alle zaken.
Verborgen boodschappen In de popmuziek van de jaren zeventig en tachtig kwam het verschijnsel 'backward masking' nogal eens voor: het verstoppen van zinnetjes door ze achterwaarts in de muziek te verweven. Alleen door de platenspeler of bandrecorder tegen de richting in te draaien, kon je zo'n boodschap ontcijferen. De meeste mensen zullen deze boodschap dus nooit horen. Je komt er alleen achter als je erop gespitst bent. Acrostichons in de middeleeuwse literatuur zijn eigenlijk ook zulke grapjes voor enkelingen. Een acrostichon als 'bi Willeme' (door Willem) zul je natuurlijk nooit ontdekken als je gewoon naar het verhaal zit te luisteren. Mogelijk heeft de minstreel daarom speciaal de aandacht van zijn publiek gevestigd op de aanwezigheid van een naam in de tekst. Dat wil zeggen: als hij deze verborgen boodschap tenminste zelf had weten te ontcijferen. Klassenjustitie Wat Firapeel voorstelt, lijkt redelijk. Maar in feite is hij degene die het onrecht aan Nobels hof goedpraat. Hij vindt dat voor de koning andere regels gelden dan voor iemand als Belijn de ram. In vers 3412 zegt hij immers: onrecht moet verzoend worden, maar in vers 3420 luidt de regel opeens: onrecht moet bestraft worden. Uit: Reinaert de vos, samengesteld door Hubert Slings (Amsterdam, Amsterdam University Press, 1999)