1/13
Sectoraal comité voor de Federale Overheid Beraadslaging FO nr. 01/2009 van 22 januari 2009
Betreft: machtigingsaanvraag vanwege de Rijksdienst voor Pensioenen voor de verwerking van persoonsgegevens die in gegevensbanken van de FOD Financiën zijn opgeslagen (AF/MA/2008/008)
Het Sectoraal comité voor de Federale Overheid (hierna: "het Comité"); Gelet op de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte
van de verwerking van persoonsgegevens (hierna: "WVP"), inzonderheid de artikelen 31bis en 36bis; Gelet op het koninklijk besluit van 17 december 2003 tot vaststelling van de nadere regels met
betrekking tot de samenstelling en de werking van bepaalde sectorale comités opgericht binnen de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer; Gelet op de aanvraag van de Rijksdienst voor Pensioenen, ontvangen op 8/10/2008; Gelet op de aanvraag van het technisch en juridisch advies gericht aan de Federale Overheidsdienst Fedict op 05/01/2009; Gelet op het verslag van de Voorzitter; Beslist op 22/01/2009, na beraadslaging, als volgt:
Ber FO 01/2009 - 2/13
I. VOORWERP VAN DE AANVRAAG 1. Voor de vaststelling van het recht op gewaarborgd inkomen voor bejaarden moet de Rijksdienst voor Pensioenen (hierna de aanvrager) rekening houden met alle bestaansmiddelen, van welke aard en oorsprong ook, waarover de betrokkene en zijn echtgenote beschikken 1 . Ook voor de vaststelling van de inkomensgarantie voor ouderen moet de aanvrager alle bestaansmiddelen van de betrokkene, evenals de bestaansmiddelen van iedere persoon die dezelfde hoofdverblijfplaats deelt, in rekening brengen 2 . 2. Ten einde het recht op gewaarborgd inkomen of de inkomensgarantie te kunnen vaststellen, verzoekt de aanvrager om toegang te krijgen tot de meest recente inkomensgegevens van de betrokkene, alsook – voor wat het recht op gewaarborgd inkomen betreft – tot de inkomensgegevens van zijn/haar echtgeno(o)t(e), en – voor wat de inkomensgarantie voor ouderen betreft – tot de inkomensgegevens van de persoon die dezelfde hoofdverblijfplaats als de betrokkene deelt. Deze gegevens zullen via de Kruispuntbank voor de Sociale Zekerheid (cf. artikel 14 van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van
de sociale zekerheid) bij de FOD Financiën worden opgevraagd.
II. ONDERZOEK VAN DE AANVRAAG A. ONTVANKELIJKHEID VAN DE AANVRAAG 3. Krachtens artikel 36bis WVP, "vereist elke elektronische mededeling van persoonsgegevens door
een federale overheidsdienst of door een openbare instelling met rechtspersoonlijkheid die onder de federale overheid ressorteert een principiële machtiging (van het bevoegd sectoraal comité)". 4. Het is de taak van dit Comité om na te gaan “of deze mededeling enerzijds nodig is voor de
implementatie van de opdrachten die toevertrouwd worden door of krachtens de wet aan de vragende federale overheid en anderzijds of deze mededeling in zijn diverse aspecten compatibel is met al de geldige normen inzake de bescherming van de persoonlijke levenssfeer wat de verwerking van de persoonsgegevens betreft.” (Parl.Doc 50, 2001-2002, nr. 1940/004). 5. De aanvrager wenst een elektronische toegang tot persoonsgegevens die bij de Federale Overheidsdienst Financiën zijn opgeslagen. Het Comité is derhalve bevoegd.
1
artikel 4, § 1 van de wet van 1 april 1964 tot instelling voor een gewaarborgd inkomen voor bejaarden.
2
Artikel 7, § 1, van de wet van 22 maart 2001 tot instelling van een inkomensgarantie voor ouderen.
Ber FO 01/2009 - 3/13
B. TEN GRONDE 1. FINALITEIT 6. Artikel 4, § 1, 2°, WVP laat de verwerking van persoonsgegevens slechts toe voor welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doeleinden en de gegevens mogen bovendien niet verder worden verwerkt op een wijze die onverenigbaar is met die doeleinden. Hierna onderzoekt het Comité in welke mate deze voorwaarden voldaan zijn.
a) Inkomensgarantie voor ouderen 7. De wet voorziet dat de inkomensgarantie voor ouderen enkel kan worden toegekend na onderzoek van de bestaansmiddelen en van de pensioenen. Alle bestaansmiddelen of pensioenen – van welke aard of oorsprong ook – waarover de betrokkene en/of de personen waarmee hij dezelfde hoofdverblijfplaats deelt, beschikken, komen in aanmerking voor de berekening van deze inkomensgarantie 3 . 8. Nadat de betrokkene zijn/haar pensioenaanvraag heeft ingediend, gaat de aanvrager desgevallend over tot een onderzoek van deze bestaansmiddelen en te dien einde zendt hij aan de betrokkene en aan de personen die met hem/haar dezelfde hoofdverblijfplaats delen een bepaald formulier. In dit formulier moeten een aantal inlichtingen omtrent het inkomen verstrekt worden en het dient vergezeld te worden van stavingstukken, waaronder het meest recente aanslagbiljet van de inkomstenbelastingen. In het formulier - dat overigens door de betrokkene dient te worden ondertekend – wordt ook aangegeven dat de voorgelegde informatie zal worden geverifieerd 4 . 9. Om de door de betrokkene voorgelegde informatie effectief te kunnen controleren en desgevallend te kunnen verbeteren 5 , wenst de aanvrager een elektronische toegang tot bepaalde inkomensgegevens van de betrokkenen die bij de FOD Financiën worden bewaard. Het Comité is van oordeel dat dit een welbepaald en uitdrukkelijk omschreven doeleinde betreft en het brengt in herinnering dat de gevraagde gegevens enkel met het oog op dit doeleinde mogen verwerkt worden.
3 4
Artikel 7, § 1, van de wet van 22 maart 2001 tot instelling van een inkomensgarantie voor ouderen. Artikel 15 van het koninklijk besluit van 23 mei 2001 tot instelling van een algemeen reglement betreffende de
inkomensgarantie voor ouderen. 5
Zie artikel 13, § 2 van de wet van 22 maart 2001 tot instelling van een inkomensgarantie voor ouderen.
Ber FO 01/2009 - 4/13
10. De in onderhavig geval geplande verwerking, met name de raadpleging door de aanvrager van gegevens die bij de FOD Financiën worden bewaard en dit met het oog op de verificatie en verbetering van informatie die door de betrokkene aan de aanvrager werd voorgelegd, betreft evenwel een latere verwerking van gegevens die oorspronkelijk door een andere administratie – met name door de FOD Financiën – werden verwerkt. De rechtmatigheid van deze latere verwerking is aldus afhankelijk van haar verenigbaarheid met de oorspronkelijke verwerking. Dit onderzoek naar de verenigbaarheid wordt gedaan in functie van de redelijke verwachtingen van de betrokkene en van de toepasselijke wettelijke en reglementaire bepalingen. 11. Het Comité stelt vast dat in de artikelen 15 tot en met 18 van het koninklijk besluit van 23 mei 2001 tot instelling van een algemeen reglement betreffende de inkomensgarantie voor
ouderen een aantal regels worden vastgelegd die door de geplande elektronische toegang tot de inkomensgegevens bij de FOD Financiën blijkbaar (gedeeltelijk) ter zijde zullen worden geschoven. 12. Zo gaat de aanvrager er blijkbaar van uit dat – wanneer hij over een elektronische toegang zou beschikken tot de inkomensgegevens – het niet meer nodig is om een kopie van het aanslagbiljet aan de betrokkenen te vragen en dit terwijl artikel 15 van voornoemd koninklijk besluit expliciet vereist dat de betrokkene een aantal bewijsstukken toevoegt die aantonen dat hij/zij aan de wettelijk voorziene inkomensvoorwaarden voldoet. Het Comité benadrukt dat de aanvrager – behoudens wijziging van voornoemd koninklijk besluit – de bewijsstukken aan de betrokkene moet blijven vragen en dat de gevraagde elektronische toegang tot de inkomensgegevens enkel tot doel kan hebben om de door de betrokkene voorgelegde informatie te controleren en desgevallend te verbeteren. 13. Ook de procedure die in de artikelen 16-18 van voornoemd koninklijk besluit voorzien wordt, lijkt
prima facie door de voorliggende aanvraag te worden genegeerd. De aanvrager benadrukt dat deze procedure echter zal blijven bestaan 6 . Ze zal aldus de aanvrager parallel werken met de gevraagde elektronische toegang tot de inkomensgegevens 7 . In het licht van artikel 4, §1, 1°, WVP, beveelt het Comité aan om deze werkwijze in de toekomst duidelijk in voornoemd koninklijk besluit op te nemen. Aangezien de aanvrager alle gegevens die hem door de betrokkene worden voorgelegd verifieert en ingeval hij een verschil vaststelt, zich toch baseert op de gegevens die hij bij de FOD Financiën heeft verkregen, beveelt het Comité ook aan om na te denken over een globale herziening van deze procedure en van het bijhorend regelgevend kader. De gegevensinzameling bij de burger zou immers kennelijk geheel kunnen worden vervangen door de rechtstreekse gegevensuitwisseling
6
Email-bericht dd. 02/12/2008: "(…) Anderzijds kan de huidige procedure niet worden afgeschaft aangezien de FOD Financiën via een papieren gegevensstroom ook informatie levert over nalatenschappen, oprichting en kapitaalsverhogingen van vennootschappen waarbij de betrokkenen deelbewijzen hebben ontvangen, afstanden van onroerende goederen."
7
Email dd. 09/12/2008.
Ber FO 01/2009 - 5/13
met de FOD Financiën. Op die manier zou de elektronische gegevensuitwisseling ook een administratieve vereenvoudiging ten voordele van de burger met zich meebrengen. 14. Het Comité stelt tot slot vast dat de betrokken burgers heel duidelijk per brief worden geïnformeerd
omtrent
het
feit
dat
de
inkomensgegevens
zullen
geverifieerd
worden
(cf. randnummer 37). Het Comité is dan ook van oordeel dat de door de aanvrager geplande verwerking binnen de redelijke verwachtingen van deze betrokkenen valt en aldus als verenigbaar kan worden gekwalificeerd.
b) Gewaarborgd inkomen voor bejaarden 15. Artikel 4, § 1 van de wet van 1 april 1969 tot instelling van een gewaarborgd inkomen voor
bejaarden stipuleert dat dit gewaarborgd inkomen enkel kan worden toegekend na het onderzoek naar de bestaansmiddelen. Het betreft een onderzoek naar alle bestaansmiddelen van welke aard en oorsprong ook, waarover de betrokkene en zijn echtgenoot beschikken. 16. Nadat de betrokkene zijn/haar aanvraag om gewaarborgd inkomen heeft ingediend, gaat de aanvrager over tot een onderzoek van deze bestaansmiddelen en te dien einde zendt hij aan de betrokkene een "formulier van aangifte van bestaansmiddelen". In dit formulier moeten een aantal inlichtingen omtrent het inkomen verstrekt worden. In het formulier - dat overigens door de betrokkene dient te worden ondertekend – wordt ook aangegeven dat de voorgelegde informatie zal worden geverifieerd. 17. Om de voorgelegde informatie effectief te kunnen controleren en desgevallend te kunnen verbeteren, wenst de aanvrager een elektronische toegang tot bepaalde inkomensgegevens van de betrokkenen die bij de FOD Financiën worden bewaard. Het Comité is van oordeel dat dit een welbepaald en uitdrukkelijk omschreven doeleinde betreft en het brengt in herinnering dat de gevraagde gegevens enkel met het oog op deze dit doeleinde mogen verwerkt worden. 18. De in onderhavig geval geplande verwerking betreft – net als de hierboven geschetste verwerking in het kader van de inkomensgarantie voor ouderen – een latere verwerking van gegevens, zodat haar al dan niet verenigbaar karakter dient te worden onderzocht. Zoals hierboven aangegeven, gebeurt dit onderzoek onder andere in functie van de wettelijke en reglementaire bepalingen.
Ber FO 01/2009 - 6/13
19. Het Comité stelt evenwel vast dat de toepasselijke regels 8 een andere procedure voorschrijven dan wat de aanvrager in het kader van de geplande gegevensverwerking voor ogen heeft. De aanvrager heeft evenwel verduidelijkt dat deze procedure parallel zal verlopen met de voorziene elektronische gegevensuitwisseling 9 . In het licht van artikel 4, § 1, 1°, WVP, beveelt het Comité evenwel aan om deze werkwijze duidelijk in voornoemd koninklijk besluit op te nemen. Aangezien de aanvrager alle gegevens die hem door de betrokkene worden voorgelegd verifieert en ingeval hij een verschil vaststelt, zich toch baseert op de gegevens die hij bij de FOD Financiën heeft verkregen, beveelt het Comité ook aan om na te denken over een globale herziening van deze procedure en van het bijhorend regelgevend kader. De gegevensinzameling bij de burger zou immers kennelijk geheel kunnen worden vervangen door de rechtstreekse gegevensuitwisseling met de FOD Financiën. Op die manier zou de elektronische gegevensuitwisseling ook een administratieve vereenvoudiging ten voordele van de burger met zich meebrengen. 20. Het Comité stelt tot slot vast dat de betrokken burgers heel duidelijk per brief worden geïnformeerd
omtrent
het
feit
dat
de
inkomensgegevens
zullen
geverifieerd
worden
(cf. randnummer 37) . Het Comité is dan ook van oordeel dat de door de aanvrager geplande verwerking binnen de redelijke verwachtingen van deze betrokkenen valt en aldus als verenigbaar kan worden gekwalificeerd. 2. PROPORTIONALITEITSBEGINSEL
2.1. Aard van de gegevens 21. Artikel 4, § 1, 3°, WVP stelt dat persoonsgegevens toereikend, terzake dienend en niet overmatig dienen te zijn, uitgaande van de doeleinden waarvoor zij worden verkregen of waarvoor zij verder worden verwerkt. 22. De aanvrager wenst toegang tot de volgende gegevens (het betreft telkens de meest recente gegevens) die bij de FOD Financiën worden bewaard:
¾
alle Belgische en buitenlandse inkomsten met betrekking tot de gebouwen en ongebouwde onroerende goederen 10 ;
¾
8
alle gegevens met betrekking tot hypothecaire leningen en betaalde interesten 11 ;
Zie de artikelen 16 tot en met 20 van het Koninklijk besluit van 29 april 1969 houdende algemeen reglement betreffende het
gewaarborgd inkomen voor bejaarden. 9
Email dd. 9/12/08.
10
Artikel 8 van de wet van 22 maart 2001 tot instelling van een inkomensgarantie voor ouderen en artikel 5 van de wet van 1 april 1969 tot instelling van een gewaarborgd inkomen voor bejaarden.
Ber FO 01/2009 - 7/13
¾
gewone bezoldigingen en bezoldigingen van bedrijfsleiders 12 ;
¾
werkloosheidsuitkeringen,
wettelijke
uitkeringen
bij
ziekte
of
invaliditeit,
vervangingsinkomsten, brugpensioenen 13 ; ¾
pensioenen (met inbegrip van kapitalen, afkoopwaarden en pensioensparen) 14 ;
¾
ontvangen en verschuldigde onderhoudsuitkeringen 15 ;
¾
inkomsten van kapitalen en roerende goederen, diverse inkomsten van roerende aard 16 ;
¾
betalingen voor pensioensparen 17 ;
¾
stortingen voor het verwerven van nieuwe kapitaalaandelen 18 ;
¾
rekeningen in het buitenland 19 ;
¾
winst uit nijverheids-, handels- of landbouwondernemingen (netto-resultaat en bezoldiging meewerkende echtgenoot of wettelijk samenwonende partner) 20 ;
¾
baten van vrije beroepen, ambten, posten of andere winstgevende bezigheden (nettoresultaat en bezoldiging meewerkende echtgenoot of wettelijk samenwonende partner), winst en baten van een vorige beroepswerkzaamheid 21 .
11
Artikel 8, 3de lid, 2°, van de wet van 22 maart 2001 tot instelling van een inkomensgarantie voor ouderen en artikel 36, §2, van het koninklijk besluit van 23 mei 2001 tot instelling van een algemeen reglement betreffende de inkomensgarantie voor ouderen. Artikel 5, § 2, van de wet van 1 april 1969 tot instelling van een gewaarborgd inkomen voor bejaarden en artikel 41 van het Koninklijk besluit van 29 april 1969 houdende algemeen reglement betreffende het gewaarborgd inkomen voor
bejaarden.
12 Artikel 27 koninklijk besluit van 23 mei 2001 tot instelling van een algemeen reglement betreffende de inkomensgarantie voor ouderen. Artikel 27 koninklijk besluit van 29 april 1969 houdende algemeen reglement betreffende het gewaarborgd inkomen voor bejaarden. 13 Artikel 7, § 1, van de wet van 22 maart 2001 tot instelling van een inkomensgarantie voor ouderen en artikel 4, § 1, van de wet van 1 april 1969 tot instelling van een gewaarborgd inkomen voor bejaarden. 14
Artikelen 7, § 1, 9 en 12, van de wet van 22 maart 2001 tot instelling van een inkomensgarantie voor ouderen en de artikelen 9 en 24 koninklijk besluit van 23 mei 2001 tot instelling van een algemeen reglement betreffende de inkomensgarantie voor ouderen. Artikelen 6 en 10 van de wet van 1 april 1969 tot instelling van een gewaarborgd inkomen voor bejaarden en artikel 32 koninklijk besluit van 29 april 1969 houdende algemeen reglement betreffende het gewaarborgd
inkomen voor bejaarden
15 Artikel 7, § 1, van de wet van 22 maart 2001 tot instelling van een inkomensgarantie voor ouderen en artikel 39 koninklijk besluit van 23 mei 2001 tot instelling van een algemeen reglement betreffende de inkomensgarantie voor ouderen. Artikelen 4, § 1, en 10 van de wet van 1 april 1969 tot instelling van een gewaarborgd inkomen voor bejaarden. 16
Artikel 9 van de wet van 22 maart 2001 tot instelling van een inkomensgarantie voor ouderen en artikel 24 koninklijk besluit van 23 mei 2001 tot instelling van een algemeen reglement betreffende de inkomensgarantie voor ouderen. Artikel 6 van de wet van 1 april 1969 tot instelling van een gewaarborgd inkomen voor bejaarden en artikel 32 koninklijk besluit van 29 april 1969 houdende algemeen reglement betreffende het gewaarborgd inkomen voor bejaarden. 17
Artikel 9 van de wet van 22 maart 2001 tot instelling van een inkomensgarantie voor ouderen en artikel 24 van het koninklijk besluit van 23 mei 2001 tot instelling van een algemeen reglement betreffende de inkomensgarantie voor ouderen. Artikel 6 van de wet van 1 april 1969 tot instelling van een gewaarborgd inkomen voor bejaarden en artikel 32 van het Koninklijk besluit van 29 april 1969 houdende algemeen reglement betreffende het gewaarborgd inkomen voor bejaarden. 18
Idem voetnoot 19.
19
Idem voetnoot 19.
20
Artikel 28 koninklijk besluit van 23 mei 2001 tot instelling van een algemeen reglement betreffende de inkomensgarantie voor ouderen. Artikel 28 koninklijk besluit van 29 april 1969 houdende algemeen reglement betreffende het gewaarborgd inkomen voor bejaarden. Artikel 11, § 2 van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen. 21
Idem voetnoot 22.
Ber FO 01/2009 - 8/13
23. Het Comité merkt op dat de gegevens die in het eerste pijltje zijn opgesomd voor een stuk overlappen met een gegevensstroom waarvoor de aanvrager reeds werd gemachtigd in beraadslaging nr. 08/2007 van 25 oktober 2007. De aanvrager heeft deze overlapping evenwel afdoende gemotiveerd 22 . 24. Het Comité stelt na analyse vast dat de gevraagde gegevens vereist zijn om het inkomen van de betrokkenen zo nauwkeurig mogelijk te bepalen. Elk gegeven heeft betrekking op een bestaansmiddel en de verwerking ervan is niet overmatig in het licht van de vooropgestelde doelstellingen. In het licht hiervan besluit het Comité dat de gegevens tot dewelke toegang gevraagd wordt, conform zijn aan artikel 4, § 1, 3°, WVP. Het onderstreept evenwel dat de aanvrager niet meer gegevens mag ontvangen dan wat hem is toegelaten op basis van de huidige regelgeving. Vanuit die optiek is het hem verboden de gegevens op te vragen van de personen bedoeld in artikel 6, §2, tweede lid, van de wet van 22 maart 2001 tot instelling van een
inkomensgarantie voor ouderen. 2.2. Bewaringstermijn van de gegevens 25. Aangaande de bewaringstermijn van de gegevens herinnert het Comité er aan dat de gegevens niet langer bewaard mogen worden dan nodig voor het realiseren van het doeleinde waarvoor ze werden ingezameld (artikel 4, § 1, 5°, WVP). 26. De gevraagde gegevens worden niet bij de aanvrager opgeslagen wanneer blijkt dat ze overeenstemmen met de door de betrokkenen verstrekte inlichtingen. Indien daarentegen de gegevens die de aanvrager vanuit de FOD Financiën ontvangt niet overeenstemmen met de inlichtingen die de betrokkene toestuurde, wordt een print van de gegevens bewaard in het dossier. De gegevens op deze print worden in dit geval gebruikt voor de berekening van de inkomensgarantie voor ouderen of het gewaarborgd inkomen voor bejaarden.
22
Email dd. 19/12/08: "Er is inderdaad een overlapping met de gevraagde gegevens in de beraadslaging 08/2007 (= gegevens databank Cadnet van de FOD Financiën). De buitenlandse gegevens zullen niet beschikbaar zijn via deze databank Cadnet, dus deze kunnen we enkel via het aanslagbiljet raadplegen. Aangezien in de databank Cadnet voorlopig nog geen gegevens beschikbaar zijn over de afstanden (verkopen, schenkingen, enz.) van de onroerende goederen heeft de Rijksdienst voor Pensioenen ervoor geopteerd om te wachten met de raadpleging van deze databank tot deze gegevens wel beschikbaar zijn. Er werd door de FOD Financiën beloofd dat dit zou mogelijk zijn vanaf 2010, doch deze datum is al verscheidene keren uitgesteld. Vandaar dat het interessant is dat we in de tussentijd enkele gegevens m.b.t. de onroerende goederen reeds kunnen raadplegen via het aanslagbiljet. Zodra we binnen de Rijksdienst voor Pensioenen starten met de raadpleging van de gegevensbank Cadnet zullen de gevraagde gegevens m.b.t. de onroerende goederen inderdaad minder interessant zijn."
Ber FO 01/2009 - 9/13
27. In zijn mail dd. 2 december 2008 signaleert de aanvrager dat hij de gegevens voor onbeperkte duur wenst te bewaren, aangezien het – rekening houdend met een aantal knelpunten 23 - moeilijk is om een vaste bewaartermijn te bepalen.
23
Email dd. 2/12/2008: •
"Eerst en vooral moeten de gegevens worden bewaard in het dossier, zodat we de beslissingen inzake het toegekend recht steeds kunnen motiveren bij het Rekenhof en de arbeidsrechtbanken.
•
Na de ontvangst van de beslissing inzake een gewaarborgd inkomen/inkomensgarantieuitkering voor ouderen kan de betrokkene steeds een aanvraag om een herziening indienen indien de bestaansmiddelen zijn gewijzigd. (art. 11, §1 van de wet van 1.4.1969 tot instelling van een gewaarborgd inkomen voor bejaarden en art. 5, §1 van de wet van 22.3.2001 tot instelling van een inkomensgarantie voor ouderen). Om dit te controleren moeten we de oorspronkelijke gegevens van de eerste beslissing steeds kunnen raadplegen.
•
De Rijksdienst voor Pensioenen neemt steeds ambtshalve een nieuwe beslissing inzake het gewaarborgd inkomen o
wanneer zij kennis krijgt van een nieuw feit of een wijziging in de bestaansmiddelen die aanleiding geeft tot de vermindering van het gewaarborgd inkomen.
o
wanneer vastgesteld wordt dat aan de administratieve beslissing een onregelmatigheid of een administratieve vergissing kleeft.
o
wanneer vastgesteld wordt dat aan de uitvoering van de administratieve beslissing een onregelmatigheid of een materiële vergissing kleeft. Æ Art. 54 van het K.B. van 29.4.1969
Om dit te controleren moeten we de oorspronkelijke gegevens van de eerste beslissing steeds kunnen raadplegen. •
De Rijksdienst voor Pensioenen neemt een nieuwe beslissing inzake de inkomensgarantie voor ouderen wanneer vastgesteld wordt dat aan de beslissing of de uitvoering ervan een onregelmatigheid of een materiële vergissing kleeft (art. 13, §1 van het K.B. van 23.5.2001). Om dit te controleren moeten we de oorspronkelijke gegevens van de eerste beslissing steeds kunnen raadplegen.
•
De Rijksdienst voor Pensioenen herziet van ambtswege de rechten op de inkomensgarantie voor ouderen waneer zij één van de volgende feiten vaststelt: o
De wijziging van het aantal personen die dezelfde hoofdverblijfplaats delen
o
Een wijziging in de bestaansmiddelen
o
Een wijziging in het bedrag van de pensioenen. In dat geval wordt de beslissing herzien zonder dat wordt overgegaan tot een nieuw onderzoek van de bestaansmiddelen. Æ art. 14, §1 van het K.B. van 23.5.2001
De oorspronkelijke gegevens van de eerste beslissing zijn nodig om een juiste herzieningsbeslissing te kunnen nemen. •
Na het overlijden van de gerechtigde op een inkomensgarantie voor ouderen of één van de personen die met hem dezelfde hoofdverblijfplaats deelt, gaat de Rijksdienst voor Pensioenen over tot een nieuw onderzoek van de langstlevende gerechtigde, rekening houden met de uit de nalatenschap werkelijk ontvangen goederen en betekent hem een nieuwe beslissing. In afwachting van de nieuwe beslissing wordt de inkomensgarantie voor ouderen herberekend en betaald onder de vorm van terugvorderbare voorschotten. Voor de vaststelling van het bedrag van de voorschotten worden de bestaansmiddelen van de overledene geacht voor een gelijk deel toe te behoren aan de langstlevende personen die met de overledene dezelfde hoofdverblijfplaats deelden. (…)
•
In geval van overlijden van een gerechtigde op een gewaarborgd inkomen of van zijn echtgenoot stelt de Rijksdienst voor Pensioenen de rechten ambtshalve vast welke de overlevende echtgenoot op het gewaarborgd inkomen kan doen gelden. Zij steunt daarvoor op de inlichtingen die in aanmerking werden genomen zowel voor de toekenning van het gewaarborgd inkomen als voor de uitbetaling ervan op de dag van het overlijden met dien verstande dat de werkelijke of veronderstelde bestaansmiddelen geacht worden voor de helft toe te behoren aan de langstlevende echtgenoot (art. 14,§2 van de wet van 1.4.1969). De gegevens van de overledene moeten dus nog steeds worden bewaard om dit artikel te kunnen toepassen.
•
In geval van overlijden van de gerechtigde op de inkomensgarantie, worden de vervallen en niet-uitbetaalde termijnen uitbetaald aan de persoon die (in de volgende orde( 1° de begrafeniskosten heeft betaald, 2° in de verplegingsonkosten is tussengekomen. De rechthebbenden moeten een aanvraag rechtstreeks tot de Rijksdienst voor Pensioenen richten. (art.41 van het KB van 23.5.2001). De gegevens van de overledene moeten in deze situatie dus eveneens worden bewaard.
•
In geval van overlijden van de gerechtigde op het gewaarborgd inkomen, worden de vervallen en niet uitbetaalde termijnen uitbetaald aan de echtgenoot met wie de gerechtigde samenleefde op het ogenblik van het overlijden. Bij ontstentenis van de echtgenoot worden de niet uitbetaalde termijnen uitbetaald in volgende orde: 1° aan de
Ber FO 01/2009 - 10/13
28. Het Comité stelt vast dat er enerzijds een bewaring op elektronische wijze wordt voorzien – die kennelijk niet van lange duur zal zijn – en anderzijds een lange bewaringsperiode op papieren drager wordt vooropgesteld. Voor wat laatstgenoemde bewaringswijze betreft, kan in de praktijk een onderscheid gemaakt worden tussen verschillende bewaringswijzen. De behandeling van een hangend dossier vereist een bewaring van gegevens opdat deze op normale wijze beschikbaar en toegankelijk zouden zijn voor de ambtenaren die belast zijn met het beheer van het dossier. Zodra een dossier kan worden gearchiveerd, met name eens de verjaringstermijn is verlopen, moet de gekozen bewaringswijze aan de gegevens slechts een beperkte beschikbaarheid en toegankelijkheid verlenen. Eens de bewaring niet langer nuttig is – en ten laatste op het ogenblik dat de rechten van de begunstigden zijn uitgedoofd – dienen de gegevens niet langer te worden bewaard.
2.3. Frequentie van de toegang en de duur van machtiging 29. Aangezien bij de aanvrager dagelijks dossiers betreffende de inkomensgarantie voor ouderen of het gewaarborgd inkomen voor bejaarden worden behandeld, verzoekt hij om een permanente toegang. 30. Het Comité constateert aldus dat, met het oog op het vervullen van de opgegeven doeleinden, een permanente toegang gepast is in het licht van artikel 4, § 1, 3°, WVP. 31. De toegang wordt ook voor onbepaalde duur gevraagd. De bevoegdheid om de inkomensgarantie voor ouderen en het gewaarborgd inkomen voor bejaarden toe te kennen, is niet in de tijd afgebakend en de toegang tot de gevraagde gegevens is essentieel om in dit kader de dossieropvolging te kunnen verzekeren. 32. Het Comité constateert aldus dat, met het oog op de realisatie van de opgegeven doeleinden, een machtiging voor onbepaalde duur gepast is (artikel 4, § 1, 3° WVP).
2.4. Bestemmelingen en/of derden waaraan gegevens worden meegedeeld 33. Volgens de informatie verstrekt in de aanvraag, worden de gegevens enkel intern gebruikt en dit met het oog op de toekenning van de inkomensgarantie voor ouderen en van het gewaarborgd inkomen.
Meer
bepaald
zullen
medewerkers
van
de
zogenaamde
"Toekenningsdiensten"
kinderen met wie de gerechtigde samenleefde op het ogenblik van het overlijden, 2° aan ieder persoon met wie de gerechtigde samenleefde op het ogenblik van het overlijden, 3° aan de persoon die in de verpleegkosten is tussengekomen, 4° aan de persoon die de begrafeniskosten heeft betaald. (art. 59 van het KB van 29.4.1969). De gegevens van de overledene moeten in deze situatie dus eveneens worden bewaard."
Ber FO 01/2009 - 11/13
(dossierbeheerders, verificateurs, groepsverantwoordelijken en dienstverantwoordelijken) toegang krijgen tot de gevraagde gegevens. 34. Het Comité ziet hier in het licht van artikel 4, § 1, 3° WVP geen bezwaren tegen. Het Comité dringt er in dit verband wel op aan om de nodige maatregelen te nemen opdat enkel de behoorlijk gemachtigde personeelsleden toegang zouden krijgen tot deze gegevens. 3. TRANSPARANTIEBEGINSEL 35. Het Comité herinnert eraan dat een eerlijke verwerking van gegevens een verwerking is die gebeurt op een transparante wijze. Eén van de hoekstenen van een transparante verwerking, betreft de informatieplicht in de zin van artikel 9, § 2, WVP. 36. In voorliggend geval zullen de geplande gegevensverwerkingen evenwel verricht worden met het oog op de toepassing van bepalingen voorgeschreven door of krachtens een wet, een decreet of een ordonnantie. Op grond van artikel 9, § 2, 2de lid, b), WVP is in een dergelijke situatie een vrijstelling van de informatieplicht van kracht. 37. Deze vrijstelling neemt echter niet weg dat het Comité er zich kan van vergewissen of er passende waarborgen bestaan voor de bescherming van de fundamentele rechten van de betrokkenen. Bovendien wordt de transparantie ook niet uitsluitend gewaarborgd door de informatieplicht (cf. artikelen 4, § 1, 1° en 9 tot 15bis WVP). Het Comité onderzoekt dan ook of de betrokkene bij het nemen van een beslissing en bij de kennisgeving van iedere wijziging van deze beslissing wordt geïnformeerd over de gebruikte gegevens, hun herkomst en de logica die aan de basis ligt van de beslissing 24 . 38. Het Comité stelt vast dat bij de aanvang van het onderzoek naar het recht op het gewaarborgd inkomen voor bejaarden en de inkomensgarantie voor ouderen, aan de betrokkenen schriftelijk wordt medegedeeld dat de persoonlijke bestaansmiddelen zullen worden onderzocht. Zij dienen hiertoe een formulier in te vullen en te ondertekenen en op dit document staat ook expliciet vermeld dat de verstrekte inlichtingen zullen geverifieerd worden. De betrokkenen ontvangen bovendien een kennisgeving van de beslissing waarbij de verwerkte gegevens voor de berekening van het gewaarborgd inkomen voor bejaarden of de inkomensgarantie voor ouderen worden meegedeeld. 39. In het licht van de voorgaande alinea is het Comité van oordeel dat door de aanvrager beoogde verwerking voldoende transparant is.
24
Zie ook beraadslagingen FO 007/2006,006/2006, 007/2007.
Ber FO 01/2009 - 12/13
4. BEVEILIGING
4.1. Op het niveau van de Rijksdienst voor Pensioenen 40. Uit de door de aanvrager meegedeelde stukken blijkt dat hij over een veiligheidsbeleid beschikt evenals over een plan in toepassing ervan. Het Comité heeft hier akte van genomen. Het merkt ook op dat de laatste actualisering van het veiligheidsplan 4 jaar geleden plaatsvond en het nodigt de aanvrager dan ook uit om dit plan te evalueren en desgevallend bij te schaven conform de actuele noden.
4.2. Op het niveau van de FOD Financiën 41. Met betrekking tot de beveiliging van de bij de FOD Financiën uitgaande gegevensstroom werd geen enkele informatie verstrekt. In dit opzicht vestigt het Comité er de aandacht op dat elke beveiligde gegevensstroom vereist dat aan beide zijden veiligheidsmaatregelen worden genomen. Het Comité verwijst in dit verband naar de referentiemaatregelen voor de beveiliging die beschikbaar zijn op de website van de Commissie.
4.3. Op het niveau van de KSZ 42. De KSZ behoort tot het netwerk van de Sociale Zekerheid 25 en is bijgevolg onderworpen aan het koninklijk besluit van 12 augustus 1993 houdende de organisatie van de informatieveiligheid bij de
instellingen van sociale zekerheid. Dit betekent dat zij beschikt over: a.
een consulent inzake informatieveiligheid waarvan de aanstelling voorgelegd werd aan het Sectoraal comité van de sociale zekerheid;
b.
een veiligheidsplan met aanduiding van alle noodzakelijke middelen voor de uitvoering ervan.
43. De door de KSZ genomen veiligheidsmaatregelen kunnen als passend worden gekwalificeerd.
25
Zie ook koninklijk besluit van 4 maart 2005 tot uitbreiding van het netwerk van de sociale zekerheid tot de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, voor wat betreft hun opdrachten inzake het recht op maatschappelijke dienstverlening, met toepassing van artikel 18 van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid .
Ber FO 01/2009 - 13/13
OM DEZE REDENEN, het Comité ¾
machtigt de aanvrager om, via de Kruispuntbank voor de Sociale Zekerheid, toegang te krijgen tot de gevraagde gegevens die bij de FOD Financiën worden bewaard en dit om de doelstellingen zoals omschreven in randnummer 9 te verwezenlijken, mits voldaan wordt aan de hierboven aangehaalde vereisten (zie randnummers 12, 24, 28, en 34)
¾
bepaalt dat wanneer het aan de FOD Financiën, een vragenlijst met betrekking tot de informatieveiligheidstatus toestuurt, deze laatste deze lijst waarheidsgetrouw moet invullen en terugbezorgen aan het Comité. Het Comité zal de ontvangst bevestigen en behoudt zich het recht voor om, indien daartoe aanleiding bestaat, te reageren.
De Administrateur m.v.,
De Voorzitter,
(get.) Patrick Van Wouwe
(get.) Willem Debeuckelaere