1/11
Sectoraal comité van het Rijksregister
Beraadslaging RR nr 28/2012 van 4 april 2012
Betreft: Aanvraag van de Vlaamse Overheid, departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed om toegang te krijgen tot het Rijksregister en het identificatienummer van het Rijksregister te gebruiken in het kader van het project digitale bouwaanvraag (RN-MA-2012-028)
Het Sectoraal comité van het Rijksregister, (hierna "het Comité");
Gelet op de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen (hierna "WRR");
Gelet op de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte
van de verwerking van persoonsgegevens (hierna WVP), inzonderheid artikel 31bis; Gelet op het koninklijk besluit van 17 december 2003 tot vaststelling van de nadere regels met
betrekking tot de samenstelling en de werking van bepaalde Sectorale comités opgericht binnen de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer;
Gelet op de aanvraag van departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend erfgoed ontvangen op 20/01/2012; Gelet op de bijkomende informatie ontvangen op 22/03/2012;
Gelet op de aanvraag van het technisch en juridisch advies gericht aan de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken op 19/03/2012;
Gelet op het verslag van de Voorzitter;
Beslist op 4 april 2012, na beraadslaging, als volgt:
.
Beraadslaging RR 28 /2012 - 2/11
I. VOORWERP VAN DE AANVRAAG
1. Het departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed van de Vlaamse Overheid, hierna de aanvrager, vraagt om :
•
een toegang te bekomen tot de informatiegegevens vermeld in artikel 3, eerste lid, 1°, 3° en 5° WRR;
•
het identificatienummer van het Rijksregister te gebruiken;
met het oog op de volledige behandeling van stedenbouwkundige aanvragen, zoals opgelegd door het besluit van de Vlaamse Regering van 9 september 2011 houdende wijziging van diverse besluiten
wat
betreft
de
opheffing
van
het
intern
verzelfstandigd
agentschap
zonder
rechtspersoonlijkheid ruimtelijke ordening en de integratie van taken in het departement ruimtelijke ordening, woonbeleid en Onroerend Erfgoed, en het Besluit van de Vlaamse Regering van 9 september 2011 houdende wijziging van diverse besluiten wat betreft de opheffing van het agentschap ruimtelijke ordening (hierna ‘de Besluiten’).
II. ONDERZOEK VAN DE AANVRAAG
A. TOEPASSELIJKE WETGEVING
A.1. Wet van 8 augustus 1983 (WRR)
2.
Overeenkomstig artikel 5, eerste lid, 1°, WRR wordt de machtiging om toegang te verkrijgen
tot of om mededeling te bekomen van de informatiegegevens bedoeld in artikel 3, eerste en tweede lid,
WRR
verleend
door
het
Comité
aan
de
Belgische
openbare
overheden
voor
de
informatiegegevens die zij gemachtigd zijn te kennen uit hoofde van een wet, een decreet of een ordonnantie.
3.
De digitale bouwaanvraag wordt door de aanvrager gerealiseerd. Het takenpakket van de
aanvrager werd nog zeer recent gewijzigd: besluit van de Vlaamse Regering van 9 september 2011 houdende wijziging van diverse besluiten wat betreft de opheffing van het intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid Ruimtelijke Ordening en de integratie van taken in het departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed en het besluit van de Vlaamse Regering van 9 september 2011 houdende wijziging van diverse besluiten wat betreft de opheffing van het agentschap Ruimtelijke Ordening. Het takenpakket van de aanvrager werd sterk uitgebreid doordat het departement niet enkel meer verantwoordelijk is voor taken van beleidsvoorbereiding en opvolging, maar ook voor taken van beleidsuitvoering m.b.t. het proces van
Beraadslaging RR 28 /2012 - 3/11
stedenbouwkundige vergunningen die voorheen door het agentschap ruimtelijke ordening werden uitgevoerd.
4. Besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse Administratie:
“Art. 15, § 1. Het beleidsdomein ruimtelijke ordening, woonbeleid en onroerend erfgoed heeft
betrekking op de volgende aangelegenheden : 1° de ruimtelijke ordening, vermeld in artikel 6, § 1, l, 1° 2° 4° 5° 6° en 7° van de bijzondere wet : a) de stedenbouw en de ruimtelijke ordening; … § 2. Dit beleidsdomein omvat de volgende beleidsvelden : 1° ruimtelijke ordening; 2° woonbeleid; 3° beheer en bescherming onroerend erfgoed. Art. 29.§ 1. Voor het beleidsdomein Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed wordt het Vlaams Ministerie van Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed opgericht, dat bestaat uit het gelijknamige departement en drie agentschappen zonder rechtspersoonlijkheid : 1° Wonen-Vlaanderen; 2° Onroerend Erfgoed; 3° Inspectie RWO.”
5.
Het Comité is derhalve van oordeel dat de aanvrager in aanmerking komt om mededeling te
bekomen van de informatiegegevens van het Rijksregister en het identificatienummer van het Rijksregister te gebruiken in zijn hoedanigheid van Belgische openbare overheden voor de informatiegegevens die zij gemachtigd zijn te kennen uit hoofde van een wet, een decreet of een ordonnantie (artikel 5, eerste lid, 1° WRR).
A.2. Wet van 8 december 1992 (WVP)
6.
Op grond van artikel 4 WVP vormen de informatiegegevens en het identificatienummer van
het Rijksregister persoonsgegevens, waarvan de verwerking slechts is toegelaten voor welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doeleinden. De persoonsgegevens dienen bovendien toereikend, ter zake dienend en niet overmatig te zijn, uitgaande van de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt.
B. FINALITEIT
Beraadslaging RR 28 /2012 - 4/11
7.
De aanvrager is sinds 9 september 2011 bevoegd voor de volledige behandeling van
stedenbouwkundige aanvragen. In het kader daarvan heeft de aanvrager voor de met deze aanvragen belaste diensten (inclusief de betrokken adviesverlenende instantie) nood aan toegang tot rijksregistergegevens alsook aan het gebruik van het rijksregisternummer, ongeacht of deze aanvragen al dan niet digitaal worden behandeld.
8.
Het project digitale bouwaanvraag (DB) heeft volgende doelstellingen:
•
Het realiseren van een digitaal uitwisselingsplatform voor de elektronische uitwisseling van
stedenbouwkundige dossiergegevens tussen alle betrokken partijen; •
het realiseren van een authentieke gegevensbron met stedenbouwkundige vergunning
gegevens op het niveau Vlaanderen; •
het realiseren van het elektronisch indienen van een vergunningsaanvraag of melding in
Vlaanderen; •
het realiseren van een digitale opvolging door de burger/architect van een lopende
bouwaanvraag; •
het indienen van een elektronisch bezwaarschrift door burgers in het kader van een
openbaar onderzoek; •
de kandidaat-vergunningaanvrager de nodige informatie geven over de geldende
planvoorschriften; •
de kandidaat-vergunningaanvrager wegwijs maken in de procedures.
9.
De meer functionele doelstellingen zijn:
•
Het
realiseren
van
een
volledig
elektronisch
vergunningsproces
(incl.
indiening,
dossierbehandeling en archivering) omwille van efficiëntie (vermijden overtikken, onvolledige dossiers en fouten), kortom verhoging van de efficiëntie en effectiviteit; •
verhoging van de rechtszekerheid door een betere en transparantere toegang tot de
geldende vergunningen; •
verbeterde communicatie met de aanvrager (bouwheer / architect) en verbeterde en
versnelde rapportage (statistische gebouwinformatie ADSEI, vergunningenregister RWO); •
digitaal vergunningenarchief uitbouwen;
•
kostenbesparing (voor de overheid en de private sector).
10. Het Comité stelt vast dat de nagestreefde doeleinden welbepaald, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigd zijn in de zin van artikel 4, § 1, 2°, WVP en artikel 5, tweede lid WRR.
Beraadslaging RR 28 /2012 - 5/11
C. PROPORTIONALITEIT
C.1. Ten opzichte van de wijze van bevraging
11. De aanvrager wenst van de bouwheer en mede-ondertekenaars van een bouwaanvraag, de architect (ontwerper, opvolger van de werken,...), de indiener van een bezwaarschrift, de ambtenaar (dossierbehandelaar, systeembeheerder, toepassingsbeheerder, enkel in het kader van Acces Control Management/Identity Management (ACM/IDM), de adviesverlener (enkel in het kader van ACM/IDM), de mededeling te bekomen van de gegevens vermeld in artikel 3, eerste lid, 1°, 3°, en 5° WRR, namelijk :
•
De naam en voornamen;
•
Het geslacht;
•
De hoofdverblijfplaats;
12. De aanvrager wenst een toegang tot al deze gegevens met het oog op de verwerking van bouwaanvraagdossiers, zowel de papieren verwerking als de toekomstige elektronische verwerking. Deze verwerking behelst 6 etappes : samenstelling/aanmaak van de aanvraag, ontvangst en controle, behandeling en advies, uitvoering der werken, afronding, archivering.
13. De huidige werkwijze kenmerkt zich door een in belangrijke mate papieren (niet digitale) verwerking van bouwaanvraag dossiers. De gegevensuitwisseling tussen diensten onderling (lokaal bestuur, provincie, Vlaamse overheid, adviesinstanties,...) verloopt quasi uitsluitend via papieren circuits. Enkel de interne dossierverwerking binnen de meeste lokale besturen of de Vlaamse overheid verloopt (semi) elektronisch. Dit betekent dat de verschillende gegevens manueel dienen worden geregistreerd in het eigen digitaal verwerkingssysteem. Er wordt voor de verwerking steeds vertrokken vanuit een papieren dossier. De communicatie met de aanvrager verloopt via briefpost. De archivering van dossiers gebeurt door opslag in een papieren archief. Slechts een beperkt aantal besturen beschikken over een gedeeltelijk digitaal archief.
14. De toekomstige werkwijze kenmerkt zich door een elektronische uitwisseling van gegevens vanaf de intake (het indienen van het bouwaanvraag dossier) tot de archivering van het dossier. De eerste fase bijvoorbeeld, namelijk de samenstelling/aanmaak van de aanvraag, omvat het inloggen in de DBA-module (intake interface) via de E-iD kaart met het ACM/IDM systeem van de Vlaamse overheid, beheerd door DAB E-IB (afdeling E-government en ICT beheer van de Vlaamse Overheid). Eenmaal ingelogd, worden de dossierdata zoveel mogelijk ingevuld, gebruik makend van authentieke gegevensbronnen zoals het Rijksregister, Kruispuntbank van Ondernemingen,.. .
Beraadslaging RR 28 /2012 - 6/11
Daarnaast worden ook de nodige dossierstukken elektronisch ingevuld of bijgevoegd. Ook de bouwplannen zelf worden bijgevoegd.
15. Het gegeven naam en voornamen van de betrokkenen in het dossier is noodzakelijk met het oog op de dossierafhandeling van een bouwaanvraag of een bezwaarschrift (identificatie, verzending, ..). De naam en de voornamen van de bouwheer, de architect en mede-ondertekenaars van een bouwaanvraag alsook van de indiener van een bezwaarschrift zijn noodzakelijke gegevens om een correcte identificatie te realiseren en een correct aanschrijven ten aanzien van een natuurlijk persoon te kunnen doen. Bij de behandeling van de aanvraag is het in het kader van de vervaltermijnen lastens de betrokkenen dat de correspondentie aan het correcte adres wordt gericht. Naam en voornamen zijn noodzakelijke gegevens om met iemand contact op te nemen. De identiteit dient telkens zo precies mogelijk te worden vastgesteld. De gegevens worden in geval van de digitale bouwaanvraag opgevraagd via het MAGDA platform aan de hand van het rijksregisternummer dat na aanloggen via ACM/IDM wordt bekomen.
16. Het gegeven hoofdverblijfplaats is noodzakelijk om de doelgroep via brief te kunnen aanschrijven.
17. Het geslacht wordt gevraagd om de correcte aanspreektitel bij briefwisseling te bepalen.
18. Het Comité oordeelt, rekening houdend met de toelichting verschaft in de aanvraag, dat een toegang tot de informatiegegevens vermeld in artikel 3, eerste lid, 1°, 3°, en 5° WRR, gelet op het nagestreefde doeleinde, proportioneel, ter zake dienend en niet overmatig is (artikel 4, § 1, 3°, WVP).
C.2. Ten overstaan van het identificatienummer van het Rijksregister
19. Het gebruik van het identificatienummer wordt aangevraagd voor de unieke identificatie van de betrokken personen in een aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning. Aan de hand van het identificatienummer van het Rijksregister, dat een uniek nummer is, kan een persoon precies geïdentificeerd worden. Het laat toe om de identificatie, authenticatie en autorisatie efficiënt te organiseren. Het laat toe alle e-handelingen die een persoon stelt op te volgen.
20. De aanvrager meldt dat zijn applicatie via de E-ID zal toegankelijk zijn. De elektronische identificatie en authenticatie zullen op een beveiligde en zekere manier gebeuren omdat op basis daarvan vervolgens een toegang tot bepaalde diensten of acties wordt verleend. Het identificatienummer is daartoe het meest geschikte instrument. Het is een uniek nummer dat toelaat iemand heel nauwkeurig te identificeren, zeker wanneer het gebruikt wordt in combinatie met
Beraadslaging RR 28 /2012 - 7/11
bijvoorbeeld de naam en de voornaam. Om autorisatie te kunnen verlenen moet de aanvrager tevens bepaalde gebruikersgegevens bewaren zodat op elk ogenblik tot authenticatie kan worden overgegaan en het recht op toegang kan worden bepaald. In casu wordt geopteerd om daarvoor het identificatienummer van het Rijksregister te bewaren.
21. Het door de aanvrager gewenste gebruik van het identificatienummer is, in het licht van de opgegeven doeleinden, in overeenstemming met artikel 4, § 1, 3°, WVP.
C.3. Ten opzichte van de frequentie van de mededeling en de duur van de machtiging
C.3.1. De aanvrager wenst een permanente toegang.
22. De aanvrager wenst een permanente toegang gelet op het feit dat voortdurend nieuwe dossiers binnenkomen en bestaande dossiers moeten opgevolgd en gecontroleerd worden.
23. Het Comité is van oordeel dat de doeleinden vereisen dat de aanvrager voor de behandeling van zijn dossiers in staat is om op elk moment de gegevens van de betrokkenen te controleren. Een permanente toegang is dan ook gepast opdat de aanvrager zijn werkzaamheden naar behoren zou kunnen uitvoeren (artikel 4, § 1, 3°, WVP).
C.3.2. De aanvrager wenst een machtiging voor onbepaalde duur.
24. Er wordt een machtiging voor onbepaalde duur gevraagd, daar de uitvoering van de reglementering waarmee de aanvrager belast is, i.e. taken uitvoeren in het kader van de bouwaanvraagprocedure, niet in de tijd beperkt is.
25. Het Comité stelt vast dat de reglementaire bepaling die de aanvrager met de realisatie van de doeleinden belast, niet in de tijd beperkt is. In het licht van de doeleinden is een machtiging van onbepaalde duur gepast (artikel 4, § 1, 3°, WVP).
C.4. Ten opzichte van de bewaringstermijn
26. Indien het dossier niet wordt ingediend worden de gegevens ten laatste 6 maand na de laatste wijziging verwijderd.
27. Indien het dossier wordt ingediend zullen de RR gegevens van de bouwheer, de architect, de mede-ondertekenaars van de bouwaanvraag en de indieners van bewaarschriften permanent worden bewaard en gearchiveerd. De digitale bouwaanvraag heeft als doel om een door de Vlaamse
Beraadslaging RR 28 /2012 - 8/11
Regering erkende authentieke gegevensbron van bouwaanvraag gegevens te worden. Het bijhouden van RR gegevens zorgt voor een permanente link tussen de aanvragen van de vergunning en de eigendom. Aangezien een eigendom door de tijd diverse eigenaars kan hebben, is het belangrijk om te weten wie wanneer welke vergunning voor welke doeleinden heeft aangevraagd. Vooral in het kader van nieuwe aanvragen en beroepsprocedures is het belangrijk om de volledige historiek van aanvragen te kunnen samenstellen. Vandaar dat de bouwvergunninggegevens onbeperkt in tijd dienen te worden bewaard. Daarnaast bepaalt de codex ruimtelijke ordening (Titel V. Diverse
bepalingen, Hoofdstuk 1. Plannen-en vergunningenregisters, afdeling 2 vergunningenregister) dat de gemeente de noodzakelijke informatie moet hebben om de vergunning van bestaande constructies (met uitzondering van publiciteitsinrichtingen en uithangborden) aan te tonen vanaf 22 april 1962 (datum van de eerste inwerkingtreding van het eerste gewestplan). Dit betekent dat alle nieuwe vergunningsgegevens blijvend dienen bewaard te worden en dienen opgenomen te worden in het vergunningenregister. Tenslotte bepaalt de archiefwetgeving dat de overheidsdocumenten dienen bewaard te worden voor controledoeleinden.
28. De bewaartermijn voor het identificatienummer van het Rijksregister in het kader van ACM/IDM bedraagt 10 jaar.
29. In zoverre de aanvrager de hierboven vermelde termijnen in acht neemt, handelt hij conform artikel 4, § 1, 5° van de WVP.
C.5. Intern gebruik en/of mededeling aan derden
30. Uit de informatie die de aanvrager verstrekte, blijkt dat het identificatienummer van het Rijksregister en de rijksregistergegevens zullen worden meegedeeld aan de hiernavolgende derden : -
identificatienummer architect en bouwheer : vergunningverlenende overheden (provincies en
gemeenten), de beroepsinstantie (provincie en raad voor vergunning betwistingen), de orde van architecten en het IVA inspectie ruimtelijke ordening; -
identificatienummer
mede
ondertekenaars
en
indieners
van
een
bezwaarschift:
vergunningverlenende overheden, de beroepsinstantie en het IVA inspectie ruimtelijke ordening; -
rijksregistergegevens
architect
en
bouwheer
:
vergunningverlenende
overheden,
de
administratieve beroepsinstanties, de adviesverlenende instanties, de orde van architecten, de Vlaamse Infolijn en het IVA inspectie ruimtelijke ordening; -
rijksregistergegevens mede ondertekenaars van een bouwaanvraag : vergunningverlenende
overheden, de administratieve beroepsinstanties, de Vlaamse Infolijn en het IVA inspectie ruimtelijke ordening; -
rijksregistergegevens van de indieners van een bezwaarschrift : vergunningverlenende
overheden, de administratieve beroepsinstanties en het IVA inspectie ruimtelijke ordening.
Beraadslaging RR 28 /2012 - 9/11
31. Het Comité stelt vast dat de gemeenten, de orde van architecten1 en het IVA inspectie ruimtelijke ordening2 gemachtigd zijn om het identificatienummer van het Rijksregister te gebruiken en ziet geen nadelen in het feit dat de aanvrager aan hen het identificatienummer van het Rijksregister verstrekt. Voor de orde van architecten kan het overeenkomstig de beraadslaging RR 12/2011 evenwel enkel en alleen gaan om het identificatienummer van het Rijksregister van architecten, en dus niet van de bouwheer. De gemeenten en het IVA inspectie ruimtelijke ordening3 zijn eveneens gerechtigd om toegang te hebben tot de informatiegegevens uit het Rijksregister.
32. Het Comité is van oordeel dat de overige mededelingen van rijksregistergegevens aanvaardbaar zijn rekening houdend met het feit dat ze hetzij reglementair voorzien zijn dan wel noodzakelijk zijn voor de afhandeling van het dossier.
33. Voor wat betreft de overige mededelingen van het identificatienummer van het Rijksregister, herinnert het Comité aan artikel 8, §2, 2de alinea van de WRR, overeenkomstig dewelke het identificatienummer van het Rijksregister niet mag worden gebruikt zonder machtiging of voor andere doeleinden dan die waarvoor die machtiging is verleend. Zulk een mededeling zal dan ook maar mogelijk zijn voor zoverre de ontvanger over een machtiging voor gebruik van het identificatienummer beschikt, voor dat welbepaalde doeleinde.
34. De aanvrager maakt tevens melding van een onderaanneming door THV HP Belgacom. Het Comité verduidelijkt dat als er een verwerkingsopdracht als bedoeld in artikel 1, §5 van de WVP is gepland, er conform artikel 16 van de WVP een verwerkingsovereenkomst moet worden afgesloten tussen de aanvrager en de verwerker. Artikel 5, 1ste lid, 3° van de WRR verplicht de verwerker eveneens om aan de personen in wier naam hij handelt in de hoedanigheid van de verwerker, rekenschap af te leggen van de noodzakelijk maatregelen die hij neemt om zich in overeenstemming te brengen met de WVP.
C.6. Netwerkverbindingen
35. Uit de aanvraag blijkt dat er op basis van het identificatienummer een netwerkverbinding en een informatie-uitwisseling tot stand wordt gebracht met de orde van architecten.
36. Zoals uiteengezet onder punt 31, heeft het Comité geen tegenwerpingen inzake een dergelijke netwerkverbinding. Het Comité herinnert eraan dat een dergelijke elektronische mededeling van
1
Beraadslaging RR nr. 12/2011 van 16 februari 2011;
2
Beraadslaging RR nr 23/2009 van 22 april 2009;
3
Beraadslaging RR nr 23/2009 van 22 april 2009 ;
Beraadslaging RR 28 /2012 - 10/11
persoonsgegevens door een Vlaamse overheidsinstantie dient te worden gemachtigd door de Vlaamse Toezichtscommissie voor het elektronische bestuurlijke gegevensverkeer.
37. Vanuit een bekommernis van volledigheid benadrukt het Comité dat: • indien er later netwerkverbindingen mochten tot stand komen, de aanvrager het Comité daarvan voorafgaandelijk op de hoogte moet brengen; • het identificatienummer van het Rijksregister in ieder geval slechts gebruikt kan worden in relaties met derden voor zover het kadert in de doeleinden met het oog op dewelke deze laatsten eveneens gemachtigd werden om dit nummer te gebruiken.
D. BEVEILIGING
D.1. Consulent inzake informatieveiligheid
38. De identiteit van de consulent inzake informatieveiligheid werd meegedeeld. Kennelijk bestaan er geen onverenigbaarheden met eventuele andere werkzaamheden die de betrokkene verricht. Bijgevolg kan hij worden aanvaard als veiligheidsconsulent.
D.2. Informatieveiligheidsbeleid
39. Uit de door de aanvrager meegedeelde stukken blijkt dat hij over een veiligheidsbeleid beschikt evenals over een plan in toepassing ervan.
40. Het Comité neemt hiervan akte en benadrukt dat loggings dienen te worden bijgehouden teneinde te registreren wie, omwille van welke reden, op een bepaald tijdstip, een bepaald dossier heeft geraadpleegd op basis van het rijksregisternummer.
D.3. Personen die toegang hebben tot de gegevens/het nummer gebruiken en lijst van deze personen
41. Alle personen die belast zijn met de behandeling van de dossiers van digitale bouwaanvragen (projectleider, applicatiebeheerders, veiligheidsbeheerder en dossierbehandelaars), werkzaam in het departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed, zullen toegang hebben tot de gegevens en het nummer gebruiken.
42. De aanvrager moet, zoals voorgeschreven door artikel 12 WRR, een lijst opstellen waarop bovenvermelde personen worden opgenomen. Deze lijst zal voortdurend geactualiseerd en ter
Beraadslaging RR 28 /2012 - 11/11
beschikking van het Comité gehouden worden. Zij zal aan het Comité worden voorgelegd op eerste verzoek.
43. De personen die op deze lijst worden opgenomen moeten daarenboven een verklaring ondertekenen waarin zij zich ertoe verbinden de veiligheid en het vertrouwelijk karakter van de informatiegegevens te bewaren.
OM DEZE REDENEN,
het Comité
1° machtigt het Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed, om voor de doeleinden vermeld in punt B en onder de voorwaarden bepaald in deze beraadslaging voor onbepaalde duur: • toegang te hebben tot de informatiegegevens vermeld in artikel 3, eerste lid, 1°, 3°, en 5° WRR; • het identificatienummer van het Rijksregister te gebruiken;
2° bepaalt dat indien op een later tijdstip een wijziging wordt aangebracht aan de organisatie van de informatieveiligheid die een impact kan hebben op de antwoorden die met het veiligheidsformulier aan het Comité werden verstrekt (aanstelling van een consulent inzake informatieveiligheid en antwoorden op de vragen m.b.t. de organisatie van de veiligheid), het Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed een nieuwe vragenlijst i.v.m. de stand van de informatieveiligheid naar waarheid moet invullen en aan het Comité moet bezorgen. Het Comité meldt de ontvangst ervan en behoudt het recht om daarop later eventueel te reageren;
3° bepaalt dat wanneer het Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed een vragenlijst betreffende de informatieveiligheid stuurt, deze die vragenlijst waarheidsgetrouw moet invullen en terugsturen aan het Comité. Dit laatste zal de ontvangst bevestigen en hierop reageren indien hiertoe aanleiding bestaat.
De Wnd. Administrateur,
De Voorzitter,
(get.) Patrick Van Wouwe
(get.) Mireille Salmon