Termen en definities
Valideren van leerresultaten in onderwijs en vorming
• • • • • • • • •
Uitdagingen, Ervaringen en Instrumenten VILMA & LEVEL5
(Sleutel) Competenties Validatie, valideren Certificatie Erkenning van (voorafgaand) leren Kwalificatie Beoordeling Credits Standards Assessor
• Kwalificatiekader (EQF, NQF) Guy Tilkin, Alden Biesen 2
Voordelen
Definitie: Validatie
• Mobiliteit, efficiëntie, gelijkheid. • Educatief: toegang, overdracht, vrijstelling, gedeeltelijke of volledig erkenning. • Economisch: maakt menselijk kapitaal zichtbaar, gericht op tekorten aan vaardigheden, ondersteunt werkgelegenheid • Persoonlijk: eigenwaarde, zelfzekerheid, motivatie • Is vooral van belang voor volwassenen met een lange werkervaring, sinds hun formele kwalificaties hun huidige kennis, vaardigheden en competenties nauwelijks weerspiegelt. • Motiveert en stimuleert zelfreflectie op ‘eerder’ leren en stimuleert verder studeren, Leven Lang Leren.
Validatie is het identificatie- , beoordelings- en erkenningsproces van kennis, vaardigheden en competenties die verworven zijn in formele, non-formele en informele leersituaties . “De bevestiging door een competent orgaan dat leerresultaten (kennis, vaardigheden en/of competenties) verworven door een individu in een formele, non-formele en informele leersituatie, beoordeeld zijn op basis van vooropgestelde criteria en overeenstemmen met de eisen van een validatiestandaard. Validatie leidt tot certificatie.” (2009 CEDEFOP) Het zichtbaar maken en waarde geven aan het leren buiten de formele educatie en training, ongeacht hoe, waar en wanneer dit leren plaatsvond.
4
Drivers van validatiebeleid
EU Beleidsachtergrond • Gemeenschappelijke Europese beginselen voor de identificatie en validatie van non-formeel en informeel Leren (2004) • Euro-pass (2005) & Jongerenpass (2007) – stelt documenten op die erkend zijn over heel Europa – schakel validatie in • EQF (2008) - gebaseerd op leerresultaten • Europese Richtlijnen om niet-formele en informeel Leren te valideren (2009) • ECVET – Europees Systeem van studiepuntenoverdracht voor beroepsonderwijs en -opleiding – (2009) • EQAVET– Europees Referentiekader voor Kwaliteitsborging in Beroepsonderwijs en Training – (2009) - dekt validatie
5
• Versneld credentialisme – “Kwalificaties noodzakelijk” • Menselijk kapitaal zichtbaar maken • Valideren van bestaande vaardigheden – tekorten identificeren; beperken van tijd en investeringen • Werkloosheid – bestaande vaardigheden identificeren voor alternatieve werkgelegenheid/ondersteuning om werkgelegenheid te creëren • Agenda sociale integratie – laaggeschoolde/ laaggekwalificeerde volwassenen moeten competenties en potentieel identificeren • Agenda Levenslang Leren – motivatie; toegang; vrijstelling; verloning 6
1
EUROPASS
Update Oslo conferentie 04/03/12 • RPL: erkenning van voorafgaand leren • Voor certificatie of snelkoppeling in training • Certificatie-niveau verhogen, minder kosten dan volledige training • Gericht op inzetbaarheid • Enkel validatie van VET competenties • Enkel (niet-formele) werkplaats ontwikkelde competenties • Geen validatie van persoonlijke en sociale competenties • Geen validatie van algemene onderwijs
CV Personele data Certificatiesysteem
Sector/Sectie
Referentiesysteem
Hoger Onderwijs
ECTS
EQF/NQF
VET
ECVET
EQF/NQF
Formal
7
Talen
Andere form. certificaten
verschillend
IT-vaardigheden
Andere form. certificaten
IT-Sys
Orga. Vaardigh. & Comp.
?
Soc. Vaardigh.& Comp.
?
Pers. Vaardigh. & Comp.
?
Informal
Beoordelen en bewijzen met een unieke validatie-aanpak speciaal ontworpen voor: informeel verworven competenties persoonlijke en sociale vaardigheden en competenties
Formeel leren: top van de ijsberg van leren…
Vooral voor doelgroepen die buiten of naast formele leercontexten leren volwasseneneducatie, grass-root projecten, mobiliteitsprojecten, jongerenorganisaties, ….
Thessaloniki
VIP competentiegebieden
Definitie van competentie Een competentie is het vermogen om een synthese toe te passen van: • kennis • vaardigheden en • houdingen In een bepaalde situatie* en met een bepaalde kwaliteit*. * **
Context NIVEAU
Virtuele communicatie
Diversiteitsmanagement Interculturele communicatie
Advocacy
Netwerking
Project management Leiderschap
Teamwerk
Europese visie Evaluatie en reflectie
2
CUBE als Model voor het Visualiseren van de Impact van Informeel Leren
Competentiegebieden • Cultureel besef
• Taalcompetenties
• Omgaan met diversiteit
• Leren leren
• Problem solving
• Sociaal zijn
Intuïtieve overdracht
• Communicatie
• Klaar zijn om mobiel te zijn
• Conflict solving
• Interculturele communicatie
• Team work
• talenbewustzijn
• Autonomie
• Openheid
• Empathie
• Financieel management
• Zelfvertrouwen
Impliciet begrijpen (weten wanneer) Weten hoe Weten waarom Weten dat Perceptie Imiteren, toepassen Beslissen / kiezen Ontdekken, onafhankelijk handelen Ontwikkelen/ opbouwen
• Flexibiliteit
• Advocacy
Referentiesysteem: Onderwerp / leerresultaat: Interculturele Communicatie 2 L Niveau 5 Intuïtieve Transfer
4 Weet wanneer (Impliciet begrip)
3 Weet hoe
2 Weet waarom (Globaal begrip)
1 Weet dat
COGNITIEF/KENNIS 3 Individuele omschrijving/ toelichting Intuïtief aanvoelen hoe en wanneer verschillende communicatiestijlen en – methoden moeten aangewend worden, naargelang de culturele verschillen in de groep. Anderen kunnen raadgeven rond gepast reageren en communiceren in inter- / multiculturele situaties. Grondige kennis van verschillende cultuurgebonden communicatiestijlen. Inzicht hebben in de culturele gedragspatronen en de redenen waarom mensen op een specifieke manier communiceren. Weten hoe je gepast moet reageren in situaties waar verschillen opduiken in de wijze van communiceren. Praktische kennis van communicatiestijlen in verschillende culturen. Inzicht hebben in hoe mensen anders zouden kunnen communiceren, vb. m.b.t. impliciete/expliciete communicatie, non-verbale communicatie. Theoretische kennis van communicatiestijlen in verschillende culturen. Beseffen dat de eigen cultuur bepalend is voor de manier waarop men zich uitdrukt en communiceert. Weten dat de manier waarop mensen communiceren bepaald wordt door hun culturele achtergrond. Bewustzijn dat mensen uit andere culturen op een andere manier communiceren.
4 Indic
2 Niveau Ontwikkelen /opbouwen
ACTIVITEIT 3 Individuele omschrijving/ toelichting Zijn eigen interculturele communicatiestrategieën ontwikkelen. In staat zijn om in de huid van anderen te kruipen, verschillende communicatie methoden te overwegen en nieuwe oplossingen te bedenken voor communicatieproblemen.
4 Indic
2 Niveau
AFFECTIEF 3 Individuele omschrijving/ toelichting
Regulering van (met) anderen
Gemotiveerd zijn om anderen ertoe aan te zetten verschillende communicatiewijzen en –stijlen te respecteren en te appreciëren.
Zoeken naar nieuwe en verschillende communicatiestrategieën en ze uittesten om zo de interculturele communicatie te bevorderen/verbeteren. In staat zijn zijn eigen communicatiestijlen uit te breiden met nieuwe patronen en methoden.
Affectieve zelfregule ring
Gemotiveerd zijn om flexibeler te worden bij het communiceren, om zijn interculturele communicatievaardigheden te verbeteren. Bereid zijn om zijn eigen communicatiestijl aan te passen aan die van anderen met het oog op een betere verstaanbaarheid en communicatie.
Beslissing / keuze
Verschillende communicatiestrategieën toepassen naargelang de situatie en cultuur waarmee men geconfronteerd wordt. Basisstrategieën kunnen toepassen in interculturele communicatie.
Empa thisch
Toepassing, Imitatie
Verschillende communicatievormen toepassen, zoals je het geleerd hebt van anderen. Zich aanpassen aan de overheersende communicatiestijlen (vb. van groepsleiders)
Met een Nieuwsgierig zijn naar/openstaan voor zeker verschillende communicatiestijlen. In het perspectief algemeen flexibiliteit waarderen in de communicatie, in overeenstemming met de culturele achtergrond van de anderen.
Percep-tie
Verschillende communicatiestijlen herkennen. Cultuurgebonden communicatieverschillen herkennen.
Op zichzelf gericht
Ontdekking / onafhankelijk handelen
COGNITIEF/KENNIS
4 Indic
Verschillende communicatiewijzen appreciëren. Respect tonen voor leden van andere culturele groepen en hun gedrags- en communicatiepatronen. Andere communicatiestijlen waarderen, alsook de interesse die mensen tonen voor flexibiliteit in het communiceren.
2
3
Niveau
Individuele omschrijving/ toelichting
Indicatoren
5
Intuïtieve Transfer
Intuïtief aanvoelen hoe en wanneer verschillende communicatiestijlen en –methoden moeten aangewend worden, naargelang de culturele verschillen in de groep. Anderen kunnen raadgeven rond gepast reageren en communiceren in inter- / multiculturele situaties.
Vb. Mexicaanse leerling: Spontane overname van non-verbale patronen van Mexicaanse leerling
4
Weet wanneer (Impliciet begrip)
Grondige kennis van verschillende cultuurgebonden communicatiestijlen. Inzicht hebben in de culturele gedragspatronen en de redenen waarom mensen op een specifieke manier communiceren. Weten hoe je gepast moet reageren in situaties waar verschillen opduiken in de wijze van communiceren. Praktische kennis van communicatiestijlen in verschillende culturen.
Vb. Mexicaanse leerling: Algemene appreciatie van zuiderse non-verbale communicatie (geen ongemakkelijke situatie meer)
3
Weet hoe
Inzicht hebben in hoe mensen anders zouden kunnen communiceren, vb. m.b.t. impliciete/expliciete communicatie, non-verbale communicatie. Theoretische kennis van communicatiestijlen in verschillende culturen.
Vb. Mexicaanse leerling: Besef dat dichtbij komen, aanraken, veel oogcontact… van non-verbale Mexicaanse communicatie
2
Weet waarom (Globaal begrip)
Beseffen dat de eigen cultuur bepalend is voor de manier waarop men zich uitdrukt en communiceert. Weten dat de manier waarop mensen communiceren bepaald wordt door hun culturele achtergrond.
Vb. Mexicaanse leerling: Begrip van leerlingen na uitleg van Mexicaanse jongen dat dit in zijn cultuur normaal is. Toch nog geen appreciatie van dit gedrag.
1
Weet dat
Bewustzijn dat mensen uit andere culturen op een andere manier communiceren.
Vb. van BUSO leerlingen: Schrik voor gastgezinnen: waaromvraag Vb. Mexicaanse leerling: leerlingen schrikken van zijn ander non-verbaal gedrag (zeer dicht en soms lichamelijk)
Neutraal openstaan voor verschillende communicatiestijlen. Eenmalig de noodzaak aanvoelen om zijn communicatiestijl in een bepaalde situatie aan te passen aan de culturele achtergrond van anderen.
16
Referentiesysteem: Onderwerp/Leerresultaat: Teamwork
L 5
4
3
2
1
2 Niveau Intuïtieve Transfer
Weet wanneer (Impliciet begrip)
Weet hoe
Weet waarom (globaal begrip)
Weet dat
COGNITIEF/KENNIS 3 4 2 Individuele omschrijving/ Indic Niveau toelichting Weten hoe je teamwork kan Ontwikkelen / integreren in een persoonlijk en opbouwen professioneel ontwikkelingsplan. Weten hoe je andere mensen kan helpen hun teamervaring succesvol te maken en hoe je specifieke verantwoordelijkheden kan geven, rekening houdend met ieders vaardigheden. Weten hoe en wanneer teamwork Ontdekking / gewenst is en zich bewust zijn van de onafhankelijk handelen noodzaak om op een samenhangende wijze met anderen te werken om de gemeenschappelijke doelen te bereiken. Weten hoe je moet handelen in verschillende teams. Weten hoe zich te gedragen in een Beslissing / team. Weten hoe deel te nemen aan keuze een workflow waar rekening gehouden wordt met de vaardigheden, kwaliteiten en beperkingen van elkeen, met het oog op samenhangend en efficiënt werk. Bewustzijn dat teamwork een meer Toepassing, efficiënte manier is om in groep te Imitatie werken. Bewustzijn dat het van individuen vraagt hun werk en bijdragen te harmoniseren in functie van een gemeenschappelijk doel. Bewustzijn dat het bij teamwork gaat Percep-tie om een opdracht die door een groep mensen wordt uitgevoerd.
ACTIVITEIT 3 Individuele omschrijving/ toelichting Een resultaatgerichte structuur ontwikkelen en zo handelen dat je resultaten behaalt binnen het team.
Je rol in een team uitproberen en kiezen en er ook consequent naar handelen.
4 2 Indic Niveau Regulering van (met) anderen
Affectieve zelfregulering
Er actief naar uitkijken om toe te treden tot een team of om een team te helpen creëren in overeenstemming met je interesses.
Empathisch
Zich occasioneel op uitnodiging voegen bij een bestaand team om met hen te werken, om te bouwen aan vertrouwen en gemeenschappelijke doelen.
Met een zeker perspectief
Een situatie herkennen waarin teamwork het meest geschikt is.
4
L
Op zichzelf gericht
ACTIVITEIT
AFFECTIEF 3 Individuele omschrijving/ toelichting De behoefte hebben om anderen ertoe aan te zetten deel uit te maken van een team en doelen te bereiken via onderlinge steun.
Nood hebben aan een eigen rol in een team en aan het verwerven van vaardigheden die je toelaten adequaat te handelen binnen deze rol.
Belang hechten aan ‘team spirit’ in je werk. Het belangrijk vinden dat je collega’s ook de waarde inzien van goed teamwork.
Over het algemeen de noodzaak voelen om deel uit te maken van een team. Interesse hebben om deel uit te maken van een team.
De noodzaak voelen om je bij een team te voegen, in het kader van een professionele of persoonlijke situatie.
4 Indic
2 L Niveau 5 Ontwikkelen / opbouwen
3 Individuele omschrijving/ toelichting Een resultaatgerichte structuur ontwikkelen en zo handelen dat je resultaten behaalt binnen het team.
4 Indicatoren Een team samenstellen Deadlines vastleggen Rollen en taken verdelen
4 Ontdekking / onafhankelijk handelen
Je rol in een team uitproberen en kiezen en er ook consequent naar handelen.
Je eigen rol creëren in een team Taak naar behoren uitvoeren
3 Beslissing / keuze
Er actief naar uitkijken om toe te treden tot een team of om een team te helpen creëren in overeenstemming met je interesses.
Interesse tonen (initiatief nemen) Stappen zetten om tot een team toe te treden Spontaan vergaderingen bijwonen van een bestaand team Actief een rol zoeken in een bepaald team.
2 Toepassing, Imitatie
Zich occasioneel op uitnodiging voegen bij een bestaand team om met hen te werken, om te bouwen aan vertrouwen en gemeenschappelijke doelen.
Afwachtende houding (meelopen) Op uitnodiging een vergadering bijwonen van een bestaand team In een team een rol opnemen die je gegeven wordt
1 Percep-tie
Een situatie herkennen waarin teamwork het meest geschikt is.
Teamwork suggereren in een bepaalde situatie
2 L Niveau 5 Regulering van (met) anderen 4 Affectieve zelfregulering
3 Individuele omschrijving/ toelichting De behoefte hebben om anderen ertoe aan te zetten deel uit te maken van een team en doelen te bereiken via onderlinge steun. Nood hebben aan een eigen rol in een team en aan het verwerven van vaardigheden die je toelaten adequaat te handelen binnen deze rol.
3 Empathisch
Belang hechten aan ‘team spirit’ in je werk. Het belangrijk vinden dat je collega’s ook de waarde inzien van goed teamwork.
Complimentjes geven Kijken wat anderen doen en hoe Bezorgdheid tonen over de samenwerking en teamspirit in de groep
2 Met een zeker perspectief
Over het algemeen de noodzaak voelen om deel uit te maken van een team. Interesse hebben om deel uit te maken van een team.
Regelmatig naar de mogelijkheden van teamwork informeren
1 Op zichzelf gericht
De noodzaak voelen om je bij een team te voegen, in het kader van een professionele of persoonlijke situatie.
Informeren naar de optie om een bepaalde taak in team te doen.
AFFECTIEF 4 Indicatoren Anderen motiveren om bij het team te komen
Vragen naar feedback over eigen werk Verschillende taken uitproberen tot je de juiste vindt
18
3
Referentiesysteem: Onderwerp/leerresultaat: Evaluatie en reflectie 2 Niveau
L 5
Intuïtieve Transfer
4
Weet wanneer (Impliciet begrip)
3
Weet hoe
2
Weet waarom (globaal begrip)
1
Weet dat
COGNITIEF/KENNIS 3 4 Individuele omschrijving/ Indic toelichting Weten hoe het leren en de aanbevelingen uit de evaluatie kunnen geïntegreerd worden in de organisatie en/of in de individuele praktijk, met het oog op het bereiken van de gemeenschappelijke doelstellingen.
2 Niveau Ontwikkelen / opbouwen
Weten wanneer (tijdschema) de verschillende evaluatiefases kunnen ingelast worden (verzameling van informatie, proces, analyse, verslag) binnen een timing die past in het werkplan van de organisatie, in overleg met de organisatieleiders Weten hoe zelfevaluatie te organiseren als een reflectief en interactief leerproces. Pertinente methodes en technieken kennen die voor evaluatie kunnen gebruikt worden.
Ontdekking / onafhankelijk handelen
Bewustzijn dat reflectie en zelfevaluatie belangrijke processen zijn die individueel en collectief leren vergemakkelijken / prestaties via empirisch onderbouwde besluitvorming Bewustzijn dat evaluatie een belangrijk proces is met het oog op een grotere doeltreffendheid en het verbeteren van organisatorisch leren.
Toepassing, Imitatie
Beslissing / keuze
Percep-tie
ACTIVITEIT 3 4 2 Individuele omschrijving/ Indic Niveau toelichting Eigen evaluatiestrategieën Regulering van ontwikkelen, alsook een (met) anderen permanente participatieve evaluatiecultuur binnen de organisatie die zelfevaluatie promoot; plannen aanpassen om de vooropgestelde doelstellingen te bereiken. Zoeken naar Affectieve evaluatietechnieken en op zelfregulering een onafhankelijke manier zelfevaluatie toepassen volgens gepaste technieken en methodes, binnen het gegeven kader van de evaluatie. Bewuste keuzes maken rond Empathisch doelstellingen, te evalueren resultaten; evaluatiemethodes en instrumenten die het meest pertinent lijken voor de gegeven situatie. Occasioneel evalueren van Met een zeker processen en producten met perspectief behulp van bestaande modellen en technieken.
Herkennen van evaluatie- en reflectieprocessen.
AFFECTIEF 3 Individuele omschrijving/ toelichting Het belangrijk vinden anderen ertoe aan te zetten waarde te hechten aan evaluatie, reflectie en individueel en organisatorisch leren. De noodzaak voelen om de evaluatiecompetenties van alle groepsleden te verbeteren. Het belangrijk vinden je reflectie- en evaluatiecompetenties met betrekking tot individueel en organisatorisch leren te verbeteren.
4 Indic .
.
Het belangrijk vinden dat alle groepsleden/collega’s waarde hechten aan evaluatie en reflectie.
Algemeen bewustzijn dat reflectie en evaluatie zinvol zijn om optimaal gemeenschappelijke doelen te bereiken.
Op zichzelf gericht
L 5
Intuïtieve Transfer
4
Weet wanneer (Impliciet begrip)
3
2
1
Weet hoe
Weet waarom (globaal begrip)
Weet dat
COGNITIEF/KENNIS 3 Individuele omschrijving/ toelichting Weten hoe mobiliteit een rol speelt in de maatschappij. Weten wanneer en hoe mobiliteit een juiste keuze is voor anderen. Weten hoe anderen te helpen openstaan voor mobiliteitskansen. Weten wanneer mobiliteit een juiste keuze is in zijn eigen leven. Weten hoe ernaar te handelen. Weten wanneer en hoe mobiliteitskansen te grijpen.
4 Indic
2 Niveau
ACTIVITEIT 3 Individuele omschrijving/ toelichting
4 Indic
2 Niveau
Ontwikkelen/ opbouwen
Zijn eigen mobiliteitskansen creëren. Zijn eigen mobiliteitsplan ontwikkelen. Anderen helpen hun eigen mobiliteitsplan te ontwikkelen.
Regulering van (met) anderen
Ontdekking/ onafhankelijk handelen
Uitkijken naar mobiliteitskansen. Actief ontwikkelen van persoonlijke en sociale mobiliteitscompetenties. Zijn competenties voor flexibiliteit en aanpassingsvermogen aanpassen.
Affectieve zelfregulering
Op basis van beschikbare informatie beslissen om als individu mobiel te zijn. Flexibiliteit en aanpassingsvermogen tonen zoals het door anderen wordt voorgesteld.
Empathisch
Instappen in mobiliteitsacties als ze door anderen/andere organisaties worden aangeboden. Mobiel zijn in groep, samen met anderen.
Met een zeker perspectief
Situaties herkennen waarbinnen mobiliteit een optie zou kunnen zijn met het oog op vooruitgang in leven en/of werk.
Op zichzelf gericht
Beseffen wat het inhoudt mobiel te zijn of elders te leven. Weten hoe zich aan verschillende omstandigheden aan te passen.
Beslissing / keuze
Bewustzijn dat bereidheid tot mobiliteit flexibiliteit vraagt en aanpassingsvermogen. Bewustzijn dat bereidheid tot mobiliteit nieuwe kansen biedt op het vlak van leven en werk.
Toepassing, Imitatie
Bewustzijn dat mobiliteit nuttig kan zijn in onze huidige maatschappij. Bewustzijn dat sommigen mobieler zijn dan anderen. Bewustzijn dat bereidheid tot mobiliteit een pluspunt kan zijn.
Percep-tie
3
4
Individuele omschrijving/ toelichting
Indicatoren
5 Ontwikkelen / opbouwen
Eigen evaluatiestrategieën ontwikkelen, alsook een permanente participatieve evaluatiecultuur binnen de organisatie die zelfevaluatie promoot; plannen aanpassen om de vooropgestelde doelstellingen te bereiken.
Zelf vragenlijsten maken
4 Ontdekking / onafhankelijk handelen
Zoeken naar evaluatietechnieken en op een onafhankelijke manier zelfevaluatie toepassen volgens gepaste technieken en methodes, binnen het gegeven kader van de evaluatie.
Zoeken naar evaluatietechnieken SWOT STARR …
3 Beslissing / keuze
Bewuste keuzes maken rond doelstellingen, te evalueren resultaten; evaluatiemethodes en -instrumenten die het meest pertinent lijken voor de gegeven situatie.
Zelf beslissen wat moet geëvalueerd worden en op welke manier dit best gedaan wordt
2 Toepassing, Imitatie
Occasioneel evalueren van processen en producten met behulp van bestaande modellen en technieken.
“spontane” evaluatie met behulp van door anderen opgegeven technieken
1 Percep-tie
Herkennen van evaluatie- en reflectieprocessen.
Deelname zonder meer (omdat het moet)
Het belang aanvoelen van reflectie over en beoordeling van organisatorische processen en prestaties van een werksituatie//project waarbij je betrokken bent
20
Referentiesysteem: Onderwerp/Leerresultaat: Bereidheid tot mobiliteit 2 Niveau
ACTIVITEIT 2 L Niveau
AFFECTIEF 3 Individuele omschrijving/ toelichting Het belangrijk vinden in een maatschappij te leven en te werken die openstaat voor mobiliteit. Gemotiveerd zijn om anderen te helpen ongekende paden te volgen.
ACTIVITEIT
4 Indic
Het belangrijk vinden mobiliteitscompetenties te ontwikkelen.
Nieuwe kansen willen scheppen door zich in nieuwe situaties en contexten te engageren. Mobiliteit waarderen als een maatschappelijke troef.
2 L Niveau 5 Ontwikkelen / opbouwen
3 Individuele omschrijving/ toelichting Zijn eigen mobiliteitskansen creëren. Zijn eigen mobiliteitsplan ontwikkelen. Anderen helpen hun eigen mobiliteitsplan te ontwikkelen.
4
4 Ontdekking / onafhankelijk handelen
Uitkijken naar mobiliteitskansen. Actief ontwikkelen van persoonlijke en sociale mobiliteitscompetenties. Zijn competenties voor flexibiliteit en aanpassingsvermogen aanpassen.
Zelf info zoeken m.b.t. taalvakanties, AFS…
3 Beslissing / keuze
Op basis van beschikbare informatie beslissen om als individu mobiel te zijn. Flexibiliteit en aanpassingsvermogen tonen zoals het door anderen wordt voorgesteld.
Individueel beslissen om in een gastgezin te verblijven Individueel beslissen om in het buitenland een taalkamp te volgen
2 Toepassing, Imitatie
Instappen in mobiliteitsacties als ze door anderen/andere organisaties worden aangeboden. Mobiel zijn in groep, samen met anderen.
Zich met enkele vrienden kandidaat stellen voor een Comeniusproject na oproep van de leerkrachten
1 Percep-tie
Situaties herkennen waarbinnen mobiliteit een optie zou kunnen zijn met het oog op vooruitgang in leven en/of werk.
Een oproep tot deelname aan een Comeniusproject met aandacht lezen
2 L Niveau 5 Regulering van (met) anderen
3 Individuele omschrijving/ toelichting Het belangrijk vinden in een maatschappij te leven en te werken die openstaat voor mobiliteit. Gemotiveerd zijn om anderen te helpen ongekende paden te volgen.
4 Affectieve zelfregulering
Het belangrijk vinden mobiliteitscompetenties te ontwikkelen.
3 Empathisch
Nieuwe kansen willen scheppen door zich in nieuwe situaties en contexten te engageren. Mobiliteit waarderen als een maatschappelijke troef.
Actief stappen zetten om kansen te creêren
2 Met een zeker perspectief
Passieve interesse voor mogelijkheden om nieuwe contexten, inhouden te ontdekken, voor kansen tot verandering. In het algemeen waardering voor mobiliteitskansen.
Informatie inwinnen over de mogelijkheden ....
1 Op zichzelf gericht
Neutrale openheid voor mobiliteitskansen. Occasioneel de behoefte voelen om mobiel te zijn.
Aanvaarden dat reizen een meerwaarde kan hebben maar niet actief op zoek gaan naar oportuniteiten
Indicatoren
Terugkeren naar gastgezin na afloop van een project
AFFECTIEF
Passieve interesse voor mogelijkheden om nieuwe contexten, inhouden te ontdekken, voor kansen tot verandering. In het algemeen waardering voor mobiliteitskansen. Neutrale openheid voor mobiliteitskansen. Occasioneel de behoefte voelen om mobiel te zijn.
4 Indicatoren
Zijn enthousiasme proberen over te brengen/reclame maken bij medeleerlingen
Grote interesse in andere culturen, talen Vele vragen stellen ivm .....
22
1. Description of Project
5. Presentation of Results
• Context • Target Group • Objectives • …
Instrumenten voor beoordeling
• Rating learning outcomes at different times • Describing different competence levels • Evidencing learning and project outcomes • Validation and certification
• Overzicht van de mogelijke methodes of instrumenten voor beoordeling. • In deze context dienen de evaluatie-instrumenten om de nodige informatie te verzamelen of bij mekaar te krijgen. • Om de kwaliteit van een ‘optreden’ te beoordelen in een bepaalde context. Deze ‘voorstelling’ is het resultaat van een bepaald niveau van kennis, houding, activiteit. • Ongeacht het instrument, de onderliggende gedachte zou een reeks van elementen moeten zijn die men wil weten. Dit betekent dat er altijd een lijst met onderliggende vragen zal zijn voor elke evaluatie.
2. Selecting/determining Topics 4. Assessing/Measuring
• Inventory • Topic sets • Refining content and objectives
• Selecting Assessment Methods • Measuring learning outcomes at different evaluation times
3. Creating a Reference System • Three Dimensions • Five specific competence levels related to the learning project • Indicators
23/27
4
individueel
Instrumenten voor evaluatie www.SEALLL.eu • Kunnen individueel, in groep of een mix van de twee zijn. • Ze kunnen responsief zijn. Dit betekent dat de respondent de vragen beantwoordt. • Ze kunnen productief zijn: de betrokkenen produceren hun eigen visies, commentaren of verklaringen. • Zelfreflectie uitlokken • De juiste vragen stellen • Observatie
Interview Vragenlijst
Emoticons: kleur je geest Een verhaal vertellen
Profiel zelfevaluatie
Mentale map
SWOT analyse
Flow-charting
Observatie en opname
Presentatie
Analyse van documenten Vragen leren in verband met plannen
Brief aan jezelf Een artikel schrijven
over persoonlijke ontwikkeling
Een website ontwerpen Weerspiegelende stilte STAR Dienst doen als consulent in andere, gelijkaardige projecten
Responsief
Productief
Groepsinterview Posities op een lijn kiezen
Atmosfeer kaarten ( reflectie op basis van kaarten)
Delphi ronden
Speel
Sparpartners/kritieke vriend
Een groepsschildering
360° feedback
Presentatie
Thermometer met onmiddelijke feedback
Werken met scenario’s Kritieke incidenten methode
Vier-hoeken oefening
Deebat Prioriteiten stellen met tokens Bulls eye Sculpturen Lichaamssculpturen Voorwerpen als symbolen gebruiken Systematische vertegenwoordiging
collectief
Instrument
Competentie
• •
Interviews en vragenlijsten SWOT analyse
CULTUREEL BESEF LEIDERSCHAP
• • •
Observatie Analyse van documenten, Mind map Presentatie
TEAMWERK
• •
STARR Groepsinterview
• • • •
Posities op een lijn kiezen 360° feedback Reflectie gebaseerd op kaarten Bulls eye
NETWORKING
ADVOCACY PROJECT MANAGEMENT TEAMWERK / INTERCULTURELE COMP. TEAMWERK ....
5