1
Vakwerkplannen 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
Nederlands…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. Engels………………………………………………………………………………………………..…………………………………………………………………………. Duits……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Lezen……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. Taal……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. Rekenen………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. Mens & Maatschappij…………………………………………………………………………………………………………………………………………… Science…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. Wiskunde……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. Biologie en verzorging……………………………………………………………………………………………………………………………………………. Muziek…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. Drama………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. Beeldende Vorming………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Lichamelijke Opvoeding…………………………………………………………………………………………………………………………………………. Facilitaire Dienst (FD)…………………………………………………………………………………………………………….……………………………….. FD Praktijk Beroepspraktijkvorming………………..………………………………………………………………………………………………… FD Leren Loopbaan en Burgerschap………………………………………………………………………………………………………………….. FD Nederlands…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… FD Rekenen………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… FD Engels……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………..
2 14 19 31 34 38 43 50 54 65 76 90 92 97 100 104 106 109 111 114
2
1. Nederlands Doelstellingen (Kerndoelen) Algemene doelstelling Onderwijs in de Nederlandse taal heeft tot doel de taalvaardigheid van leerlingen te vergroten. Brede beheersing van de taal maakt het leerlingen mogelijk om intensief deel te nemen aan de verschillende aspecten van het maatschappelijk leven. Met name taalbeheersing in al zijn uitingsvormen is onontbeerlijk voor de ontwikkeling van de sociale redzaamheid; een voorwaarde om te groeien naar volwaardig burgerschap. Beheersing van de Nederlandse taal is een voorwaarde voor het verwerven van inhoud en vaardigheden in alle leergebieden. Onderwijs in de Nederlandse taal is daarom van grote betekenis. De kern van het vak bestaat uit het verwerven, verwerken en presenteren van informatie en meer algemeen uit het leren communiceren met behulp van de Nederlandse taal. Daarbij gaat het steeds ook om mengvormen van mondelinge en schriftelijke taalvaardigheid, zoals een mondelinge presentatie die wordt ondersteund door geschreven teksten en beeldmateriaal. Omgaan met de computer als bron van informatie, als hulpmiddel en als communicatiemiddel is onlosmakelijk verbonden met de kern van het vak. Strategische vaardigheden vormen een wezenlijk onderdeel: lees- en luisterstrategieën, het opstellen van spreek- en schrijfplannen voor communicatieve handelingen. Ook door bewustwording van het belang van conventies in het taalgebruik en van de mogelijkheden om met taal te 'spelen', breiden leerlingen hun taalgereedschap en hun repertoire uit. Het onderwijs in de Nederlandse taal sluit aan bij het beheersingsniveau en de leefwereld van de leerling, en breidt deze uit. Leerlingen worden uitgedaagd tot taalactiviteiten en ontwikkelen een positieve houding ten opzichte van verschillende vormen van taalgebruik. Kerndoelen Nederlands 1 De leerling leert zich mondeling en schriftelijk begrijpelijk uit te drukken. 2 De leerling leert zich te houden aan conventies (spelling, grammaticaal correcte zinnen, woordgebruik) en leert het belang van die conventies te zien. 3 De leerling leert strategieën te gebruiken voor het uitbreiden van zijn woordenschat. 4 De leerling leert strategieën te gebruiken bij het verwerven van informatie uit gesproken en geschreven teksten. 5 De leerling leert in schriftelijke en digitale bronnen informatie te zoeken, te ordenen en te beoordelen op waarde voor hemzelf en anderen. 6 De leerling leert deel te nemen aan overleg, planning, discussie in een groep. 7 De leerling leert een mondelinge presentatie te geven. 8 De leerling leert verhalen, gedichten en informatieve teksten te lezen die aan zijn belangstelling tegemoetkomen en zijn belevingswereld uitbreiden. 9 De leerling leert taalactiviteiten (spreken, luisteren, schrijven en lezen) planmatig voor te bereiden en uit te voeren. 10 De leerling leert te reflecteren op de manier waarop hij zijn taalactiviteiten uitvoert en leert, op grond daarvan en van reacties van anderen, conclusies te trekken voor het uitvoeren van nieuwe taalactiviteiten De tien kerndoelen zijn onder de volgende soorten doelen onder te brengen: * drie overkoepelende kerndoelen over spreken en schrijven (kerndoel 1), lezen en luisteren (kerndoel 4) en lezen (kerndoel 8), * twee kerndoelen over specifieke mondelinge tekstsoorten: groepsgesprek (kerndoel 6) en presentatie (kerndoel 7), * drie doelen over ondersteunende vaardigheden: spelling, grammatica en woordkeus (kerndoel 2), woordenschatontwikkeling (kerndoel 3) en informatie verzamelen (kerndoel 5), * tot slot zijn er twee kerndoelen over de aanpak van (kerndoel 9) en reflectie op (kerndoel 10) alle taalactiviteiten.
3
Zetten we de kerndoelen in de bovenstaande vier domeinen van het vak, dan ziet dat er als volgt uit: Lezen 3. De leerling leert strategieën te gebruiken voor het uitbreiden van zijn woordenschat. 4. De leerling leert strategieën te gebruiken bij het verwerven van informatie uit gesproken en geschreven teksten. 5. De leerling leert in schriftelijke en digitale bronnen informatie te zoeken, deze informatie te ordenen en te beoordelen op waarde voor hemzelf en anderen. 8. De leerling leert verhalen, gedichten en informatieve teksten te lezen die aan zijn belangstelling tegemoet komen en zijn belevingswereld uitbreiden. 9. De leerling leert taalactiviteiten (spreken, luisteren, schrijven en lezen) planmatig voor te bereiden en uit te voeren. 10. De leerling leert te reflecteren op de manier waarop hij zijn taalactiviteiten uitvoert en leert, op grond daarvan en van reacties van anderen, conclusies te trekken voor het uitvoeren van nieuwe taalactiviteiten. Schrijven 1. De leerling leert zich schriftelijk begrijpelijk uit te drukken. 2. De leerling leert zich te houden aan conventies (spelling, grammaticaal correcte zinnen, woordgebruik) en leert het belang van die conventies te zien. 3. De leerling leert strategieën te gebruiken voor het uitbreiden van zijn woordenschat. 9. De leerling leert taalactiviteiten (spreken, luisteren, schrijven en lezen) planmatig voor te bereiden en uit te voeren. 10. De leerling leert te reflecteren op de manier waarop hij zijn taalactiviteiten uitvoert en leert, op grond daarvan en van reacties van anderen, conclusies te trekken voor het uitvoeren van nieuwe taalactiviteiten. Spreken/gesprekken voeren 1. De leerling leert zich mondeling uit te drukken. 2. De leerling leert zich te houden aan conventies (grammaticaal correcte zinnen, woordgebruik) en leert het belang van die conventies te zien. 3. De leerling leert strategieën te gebruiken voor het uitbreiden van zijn woordenschat. 6. De leerling leert deel te nemen aan overleg, planning, discussie in een groep. 7. De leerling leert een mondelinge presentatie te geven. 9. De leerling leert taalactiviteiten (spreken, luisteren, schrijven en lezen) planmatig voor te bereiden en uit te voeren. 10. De leerling leert te reflecteren op de manier waarop hij zijn taalactiviteiten uitvoert en leert, op grond daarvan en van reacties van anderen, conclusies te trekken voor het uitvoeren van nieuwe taalactiviteiten. Luisteren en kijken 3. De leerling leert strategieën te gebruiken voor het uitbreiden van zijn woordenschat. 4. De leerling leert strategieën te gebruiken bij het verwerven van informatie uit gesproken en geschreven teksten. 9. De leerling leert taalactiviteiten (spreken, luisteren, schrijven en lezen) planmatig voor te bereiden en uit te voeren. 10. De leerling leert te reflecteren op de manier waarop hij zijn taalactiviteiten uitvoert en leert, op grond daarvan en van reacties van anderen, conclusies te trekken voor het uitvoeren van nieuwe taalactiviteiten.
Gebruikte methode (verantwoording voor de keuze) “Op Niveau” Uitgever: ThiemeMeulenhoff Edities: 1 vmbo b-k 1 vmbo k-g-t 2 vmbo b-k 2 vmbo k-g-t 3 vmbo b 3 vmbo k
4
Verantwoording: - Goede aansluiting op referentieniveau’s 1F en 2F. - Voldoende differentiatiemogelijkheden - Voldoende oefenstof - Functioneel gebruik van digitale hulpmiddelen - Voldoende aandacht voor traditionele taalonderdelen als spelling, grammatica, woordenschat, tekstkunde. - Aanleren van vakoverstijgende vaardigheden. - Mogelijkheden om projectmatig te werken - Overzichtelijke lay-out - Gestructureerd van opzet - De methode is niet gelijk aan de methodes op andere locaties van Dacapo. Op deze manier voorkomen we dat leerlingen na uitstroom deel 3 dubbel doen.
Werkvormen We proberen zoveel mogelijk variatie aan te brengen in de werkvormen als wenselijk is. Onze leerlingen zijn gebaat bij voorspelbaarheid en een redelijk vaste structuur. Vandaar dat we ons t.a.v. de verscheidenheid in werkvormen een begrenzende discipline opleggen. De gebruikte methode kent al een diversiteit in: Zelfstandig werken Groepswerk of werken in tweetallen Onderlinge hulp Projecten Daarnaast hanteren we - het directe instructiemodel; - bevorderen we de zelfreflectie bij de leerlingen; - sporen hen aan in het nadenken over leerstrategieën; - het denken in oplossingen. Bij de keuze van de werkvorm wordt enerzijds gekeken naar de mate waarin deze de leerlingen motiveert en activeert en anderzijds naar de mate waarin ze kennis overdraagt. Activerende werkvormen. Interesse wekken: - door de voorkennis van leerlingen te activeren. Door aan te sluiten bij wat ze al weten, wordt een kader, een bodem voor nieuwe of aanvullende lesstof gecreëerd. - door leerlingen het nut van een opdracht of lesstof te laten zien. Nut voor ‘later’ (opleiding of werk), nut voor andere vakken, nut voor anderen (maatschappelijk nut), of nut voor zichzelf. - door onderwerpen of thema’s aan te bieden die leerlingen interessant of gewoon ‘leuk’ vinden, met andere woorden door aan te sluiten bij hun interesses en leefwereld. - door werkvormen aan te bieden die leerlingen uitdagend of ‘leuk’ vinden. - door de leerlingen een concreet eindproduct of einddoel in het vooruitzicht te stellen dat ze willen halen. Uitdagende werkvormen: leerlingen in tweetallen of groepjes laten werken en ze van elkaar laten leren. leerlingen zelf laten ontdekken wat bepaalde begrippen inhouden of hoe dingen werken of in elkaar zitten. leerlingen verantwoordelijkheid geven voor hun leerproces en eindproduct of -doel. Kennisoverdragende werkvormen: - directe instructie door leerkrachten - werken met moderne audio-visuele hulpmiddelen - leerlingen leren van elkaar
5
Omgaan met verschillen -
Niveaudifferentiatie Tempodifferentiatie Verlengde instructie Instructie en ondersteuning door leerlingen Mondelinge toetsen Remediale ondersteuning Zie verder bij “Vakspecifieke onderdelen”
Wijze van toetsing, normering etc. De methode biedt standaard toetsen aan, verdeeld over de hoofdstukken. Leerlingen maken ook diagnostische toetsen, en toetsen begrijpend lezen, behorend bij de methode. Daarnaast stellen docenten hun eigen toetsen samen om tussentijds te peilen of bepaalde doelen bereikt zijn. Ook kunnen docenten onderwerpen uit de methode verdiepen en verbreden en daar een toetsing aan verbinden. Soorten toetsen: - Kennistoetsen - (Deel)Vaardigheidstoetsen (voor 1 en 2 hoofdstukken) - Toetsen, gedifferentieerd naar niveaus - Zelftoetsen - Presentaties - (Creatieve) Schrijfopdrachten Toetsen kunnen schriftelijk en mondeling worden afgenomen. Programma van toetsing: Klas 1 BBL Hst. 1. Hoofdstuktoets (weging 2) Overhoringen van de onderdelen (weging 1) - grammatica - spelling - taalschat Hst. 2. Hoofdstuktoets (weging 2) Leesvaardigheidstoets (weging 1) Overhoringen van de onderdelen (weging 1) - grammatica - spelling - taalschat Hst. 3. Hoofdstuktoets (weging 2) Overhoringen van de onderdelen (weging 1) - grammatica - spelling - taalschat Hst. 4. Hoofdstuktoets (weging 2) Leesvaardigheidstoets (weging 1) Overhoringen van de onderdelen (weging 1) - grammatica - spelling - taalschat
6
Hst. 5. Hoofdstuktoets (weging 2) Overhoringen van de onderdelen (weging 1) - grammatica - spelling - taalschat Presentatie van werkstuk m.b.v. tekstverwerkingsprogramma en internet (weging 2) Hst. 6. Hoofdstuktoets (weging 2) Leesvaardigheidstoets (weging 1) Overhoringen van de onderdelen (weging 1) - grammatica - spelling - taalschat Hst. 7. Hoofdstuktoets (weging 2) Overhoringen van de onderdelen (weging 1) - grammatica - spelling - taalschat Creatief schrijven: rap- of songtekst (weging 1) Hst. 8. Hoofdstuktoets (weging 2) Leesvaardigheidstoets (weging 1) Overhoringen van de onderdelen (weging 1) - grammatica - spelling - taalschat Zakelijk schrijven: instructie (weging 1) Klas 1 KGT Hst. 1. Hoofdstuktoets (weging 2) Overhoringen van de onderdelen (weging 1) - grammatica - spelling - taalschat Hst. 2. Hoofdstuktoets (weging 2) Leesvaardigheidstoets (weging 1) Overhoringen van de onderdelen (weging 1) - grammatica - spelling - taalschat Hst. 3. Hoofdstuktoets (weging 2) Overhoringen van de onderdelen (weging 1) - grammatica - spelling - taalschat Hst. 4. Hoofdstuktoets (weging 2) Leesvaardigheidstoets (weging 1) Overhoringen van de onderdelen (weging 1) - grammatica - spelling - taalschat
7
Hst. 5. Hoofdstuktoets (weging 2) Overhoringen van de onderdelen (weging 1) - grammatica - spelling - taalschat Presentatie van werkstuk m.b.v. tekstverwerkingsprogramma en internet (weging 2) Hst. 6. Hoofdstuktoets (weging 2) Leesvaardigheidstoets (weging 1) Overhoringen van de onderdelen (weging 1) - grammatica - spelling - taalschat Creatief schrijven: strips Klas 2 BBL Hst. 1. Hoofdstuktoets (weging 2) Overhoringen van de onderdelen (weging 1) - grammatica - spelling - taalschat Schrijfvaardigheid: persoonlijke brief Hst. 2. Hoofdstuktoets (weging 2) Overhoringen van de onderdelen (weging 1) - grammatica - spelling - taalschat Leesvaardigheidstoets (weging 1) Hst. 3. Hoofdstuktoets (weging 2) Overhoringen van de onderdelen (weging 1) - grammatica - spelling - taalschat Schrijfvaardigheid: Nieuwsbericht (weging 1) Hst. 4. Hoofdstuktoets (weging 2) Overhoringen van de onderdelen (weging 1) - grammatica - spelling - taalschat Leesvaardigheidstoets (weging 1) Hst. 5. Hoofdstuktoets (weging 2) Overhoringen van de onderdelen (weging 1) - grammatica - spelling - taalschat Schrijfvaardigheid:zakelijke brief (weging 1) Hst. 6 Hoofdstuktoets (weging 2) Overhoringen van de onderdelen (weging 1) - grammatica - spelling
8
- taalschat Leesvaardigheidstoets (weging 1) Hst. 7. Hoofdstuktoets (weging 2) Overhoringen van de onderdelen (weging 1) - grammatica - spelling - taalschat Schrijfvaardigheid: sollicitatiebrief (weging 1) Hst. 8. Hoofdstuktoets (weging 2) Overhoringen van de onderdelen (weging 1) - grammatica - spelling - taalschat Leesvaardigheidstoets (weging 1) Hst. 9 Hoofdstuktoets (weging 2) Overhoringen van de onderdelen (weging 1) - grammatica - spelling - taalschat Klas 2 KGT Hst. 1. Hoofdstuktoets (weging 2) Overhoringen van de onderdelen (weging 1) - grammatica - spelling - taalschat Schrijfvaardigheid: persoonlijke brief (weging 1) Hst. 2. Hoofdstuktoets (weging 2) Overhoringen van de onderdelen (weging 1) - grammatica - spelling - taalschat Leesvaardigheidstoets (weging 1) Hst. 3. Hoofdstuktoets (weging 2) Overhoringen van de onderdelen (weging 1) - grammatica - spelling - taalschat Schrijfvaardigheid: zakelijke brief (weging 1) Hst. 4. Hoofdstuktoets (weging 2) Overhoringen van de onderdelen (weging 1) - grammatica - spelling - taalschat Leesvaardigheidstoets (weging 1) Hst. 5. Hoofdstuktoets (weging 2) Overhoringen van de onderdelen (weging 1) - grammatica - spelling
9
- taalschat Schrijfvaardigheid: sollicitatiebrief met c.v. (weging1) Hst. 6. Hoofdstuktoets (weging 2) Overhoringen van de onderdelen (weging 1) - grammatica - spelling - taalschat Leesvaardigheidstoets (weging 1) Klas 3 BBL Hst 1. Hoofdstuktoets (weging 2) Kijk-/leesverslag (weging2) Overhoringen van taalonderdelen (weging 1): - grammatica - spelling - taalschat Zakelijke schrijfopdracht: de flyer. (weging 1) Hst 2. Hoofdstuktoets (weging 2) Leesvaardigheidstoets (weging 1) Kijk-/leesverslag (weging 2) Diverse overhoringen van taalonderdelen - grammatica - spelling - taalschat Zakelijke schrijfopdracht: sollicitatiebrief Hst 3 Hoofdstuktoets (weging 2) Kijk-/leesopdracht (weging 2) Diverse overhoringen van taalonderdelen (weging 1) - grammatica - spelling - taalschat Zakelijke schrijfopdracht: betoog. (weging 1) Hst 4. Hoofdstuktoets (weging 2) Begrijpend leestoets (weging 1) Kijk-/leesverslag (weging 2) Diverse overhoringen taalonderdelen - grammatica - spelling - taalschat Zakelijke schrijfopdracht: formulier (weging 1) Hst 5 Hoofdstuktoets (weging 2) Kijk-/leesopdracht (weging 2) Diverse overhoringen van taalonderdelen (weging 1) - grammatica - spelling - taalschat Zakelijke schrijfopdracht: zakelijke brief (weging 1) Hst 6. Hoofdstuktoets (weging 2) Begrijpend leestoets (weging 1) Kijk-/leesverslag (weging 2)
10
Diverse overhoringen taalonderdelen - grammatica - spelling - taalschat Zakelijke schrijfopdracht: de recensie (weging 1) Klas 3 KGT Hst. 1 Hoofdstuktoets (weging 2) Kijk-/leesverslag (weging2) Overhoringen van taalonderdelen (weging 1): - grammatica - spelling - taalschat Zakelijke schrijfopdracht: de flyer. (weging 1) Hst. 2. Hoofdstuktoets (weging 2) Overhoringen van taalonderdelen (weging 1): - grammatica - spelling - taalschat Leesvaardigheidstoets (weging 1) Creatieve schrijven en presenteren: spanning (weging 1) Hst. 3. Hoofdstuktoets (weging 2) Kijk-/leesverslag (weging2) Overhoringen van taalonderdelen (weging 1): - grammatica - spelling - taalschat Zakelijke schrijfopdracht: betoog (weging 1) Hst. 4. Hoofdstuktoets (weging 2) Overhoringen van taalonderdelen (weging 1): - grammatica - spelling - taalschat Leesvaardigheidstoets (weging 1) Zakelijke schrijfopdracht: formulier. Hst. 5 Hoofdstuktoets (weging 2) Kijk-/leesverslag (weging 2) Overhoringen van taalonderdelen (weging 1): - grammatica - spelling - taalschat Zakelijke schrijfopdracht: sollicitatiebrief (weging 1) Hst. 6 Hoofdstuktoets (weging 2) Overhoringen van taalonderdelen (weging 1): - grammatica - spelling - taalschat Leesvaardigheidstoets (weging 1) Zakelijke schrijfopdracht: recensie (weging 1)
11
Planning leerstof A. De methode Op Niveau Opbouw per blok Het basisboek van de editie 1 vmbo-b/k en 2 vmbo b/k bestaat uit negen korte blokken, werkwijzers, een leerstofoverzicht en een register. Het aantal blokken en paragrafen van deze editie wijkt af van de andere edities van Op niveau onderbouw om de bk-leerlingen tegemoet te komen. Leerlingen in vmbo-b/k hebben een kortere spanningsboog en zijn gebaat bij veel afwisseling. Voor een blok inclusief herhaling of verdieping zijn niet zes maar vier lesweken nodig. De hoeveelheid stof die de leerlingen voor een toets moeten leren, is ook minder omvangrijk. De basisboeken van editie 3 vmbo-bk en de edities voor vmbo-kgt bestaan uit 6 blokken Opbouw blok basisboek 1 Lekker lezen 2 Over lezen (kgt) 3 Grammatica 4 spelling 5 Taalschat 6 Lees vaardig 7 Schrijf vaardig 8 Spreken, kijken en luisteren 9 Eindopdracht Opbouw van paragrafen en opdrachten In Op niveau onderbouw wordt (impliciet) gebruikgemaakt van het didactiekmodel ovut: oriëntatie − voorbereiding − uitvoering − terugkijken (reflectie). Tijdens de eerste stap oriënteren de leerlingen zich door middel van een opdracht of een gesprek op de leertaak. Hierbij vindt aansluiting plaats bij eventuele voorkennis en al aanwezige vaardigheden en ervaring. De oriëntatiestap kent allerlei variaties: soms een gesprekje, soms een opdracht die zich helemaal richt op de nieuwe stof, soms een opdracht die eerst de oude stof herhaalt. De tweede stap omvat de voorbereiding op die taak. Tijdens deze stap speelt het geven van theorie en achtergrondinformatie een rol. Vaak kunnen de leerlingen de nieuwe theorie zelfstandig doornemen, soms is enige klassikale toelichting nodig. Stap drie is het uitvoeren van de opdracht. De nieuwe leerstof moet nu toegepast worden. Bij stap vier kijkt de leerling terug op de uitvoering. Hierbij speelt niet alleen reflecteren op het product een belangrijke rol, maar ook de procesevaluatie krijgt aandacht De paragrafen van elk blok vormen een samenhangend geheel rond een onderwerp. Het onderwerp wordt aan het begin van elk blok door middel van een korte tekst geïntroduceerd. Ook wat betreft de leerstof is er in elk blok samenhang tussen de paragrafen. De kennis en vaardigheden die in het blok aan de orde komen, worden in de laatste paragraaf (Eindopdracht) in een of meer taaltaken herhaald en praktisch toegepast. De paragrafen hebben een herkenbare, vaste opbouw: De paragraaf Lekker lezen begint altijd met een leesfragment, gevolgd door lees- en discussievragen. Verschillende soorten vragen komen hierbij aan bod: tekstgerichte vragen over de inhoud van het fragment; tekstervarende vragen die gericht zijn op de leesbeleving; vragen die gericht zijn op het toepassen van de theorie; vragen over de leeservaringen van de leerling. Hierna volgt een overzicht met andere boeken over het onderwerp. Ten slotte wordt een begrip of vaardigheid aangeboden waarmee leerlingen beter grip krijgen op fictie. In de paragraaf Over lezen (in de kgt-edities) wordt een begrip of vaardigheid aangeboden waarmee leerlingen beter grip krijgen op fictie. Bij deze stof volgt altijd een opdracht. In Grammatica en spelling komt steeds eerst de grammatica en daarna de spelling aan bod. Er is veel
12
samenhang tussen beide onderdelen. In elk blok wordt de stof uit voorgaande blokken expliciet herhaald in de vorm van een korte opdracht (‘Weet je het nog?’). Na elk onderdeel volgt een verwijzing naar de steunstof. Taalschat begint over het algemeen met moeilijke woorden uit de teksten, gevolgd door schoolwoorden en/of woorden uit de media of thematische woorden, woordvorming, tegenstellingen, en dergelijke. Ook werken met het woordenboek komt in een aantal blokken aan de orde. De opbouw van de paragraaf Lees vaardig is als volgt: eerst worden deelvaardigheden aangeleerd en geoefend. Al deze deelvaardigheden worden met behulp van toepassingsvragen teruggevraagd in de laatste opdracht van de paragraaf. Tot slot reflecteert de leerling op de leerstof en de manier van werken. In het hele boek is deze ovut/ovur-structuur volgehouden. Aan het eind van elke paragraaf volgt een verwijzing naar de steunstof. Schrijf vaardig begint altijd met Schrijven op niveau. Hierin krijgen de leerlingen handvatten en regels voor het correct schrijven van teksten. De leerlingen passen de regels toe in een herschrijfopdracht. Vervolgens maken ze een praktische schrijftaak. Daarbij passen ze alles toe wat ze in de voorgaande blokken geleerd hebben. De paragraaf Spreken, kijken en luisteren begint met enkele kleine, laagdrempelige, veilige spreekoefeningen. Er wordt altijd een bepaalde nadruk gelegd, bijvoorbeeld op tempo of intonatie. Vervolgens voeren de leerlingen individueel of in groepjes een wat grotere spreekopdracht uit. De paragraaf sluit altijd af met een kijk- of luisteropdracht. In de paragraaf Eindopdracht worden de kennis en vaardigheden die de leerlingen in het blok hebben geleerd in een of meer taaltaken herhaald en praktisch toegepast. Verdeling paragrafen over het jaar: Klas 1 en 2 bbl: - trimester 1: blok 1 t/m 3 - trimester 2: blok 4 t/m 6 - trimester 3: blok 7 t/m 9 Klas 1 en 2 kgt: - trimester 1: blok 1 en 2 - trimester 2: blok 3 en 4 - trimester 3: blok 5 en 6 Klas 3 bbl en 3 kgt: - trimester 1: blok 1 en 2 - trimester 2: blok 3 en 4 - trimester 3: blok 5 en6 B. Onderdelen buiten de methode: Per jaar wordt 2 keer het schrift ingenomen om het te beoordelen op: - volledigheid van huiswerk - correctie van huiswerk - algemene verzorging De beoordeling hoeft niet in een meetellend cijfer te worden uitgedrukt, maar wordt meegenomen in de algemene beoordeling van de leerling t.a.v. werkverzorging tijdens leerlingbesprekingen. Klas 3 BBL/3KGT In het derde leerjaar hebben we geen aparte leesles meer. De leerlingen leveren per trimester een product in. Dit mogen alle drie leesverslagen zijn, maar ze kunnen er ook voor kiezen om een leesverslag te vervangen voor een filmverslag. De leerlingen schrijven een sollicitatiebrief met c.v en een zakelijke brief van een andere strekking. Dit op nadrukkelijke vraag van de ontvangende scholen na het derde leerjaar.
13
Vakspecifieke bijzonderheden Fictie. De eerste- en tweedejaars leerlingen hebben een apart vak Lezen, waarbij vanuit diverse invalshoeken aandacht wordt besteed aan Fictie (zie vakwerkplan Lezen). Dyslexie. Het DaCapo College heeft t.a.v. dyslexie een eigen beleidsplan geformuleerd. Kurzweil. Op onze locatie hebben dyslectische leerlingen de mogelijkheid gebruik te maken van het computerprogramma Kurzweil. Remedial teaching. Op grond van onderzoeksresultaten (Muiswerk) kunnen leerlingen in het eerste leerjaar in aanmerking komen voor REM Nederlands. Deze REM kent twee mogelijkheden: spelling en begrijpend lezen. Op onze locatie zijn veel leerlingen, die zijn geïndiceerd op grond van leerachterstanden bij de taalonderdelen spelling, begrijpend lezen en technisch lezen. Los van de extra inspanning die d.m.v. remedial teaching worden aangewend om de leerachterstanden weg te werken, wordt daar ook in de reguliere lessen Nederlands aan gewerkt, verweven in het vaste programma. Leerkrachten hebben hiervoor een speciale deskundigheid ontwikkeld. Taal in alle vakken. Er zijn afspraken gemaakt dat regels t.a.v. taal (Nederlands) zoveel mogelijk gelijkvormig worden oegepast bij andere vakken, ten einde de taalbeheersing te bevorderen in ons streven leerlingen toe te leiden tot referentieniveau 1F (zie vakwerkplan Taal).
14
2. Engels Doelstellingen (Kerndoelen) 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
De leerling leert vertrouwd te raken met de klank van het Engels door veel te luisteren naar gesproken en gezongen teksten. De leerling leert strategieën te gebruiken voor het uitbreiden van zijn Engelse woordenschat. De leerling leert strategieën te gebruiken bij het verwerven van informatie uit gesproken en geschreven Engelstalige teksten. De leerling leert in Engelstalige schriftelijke en digitale bronnen informatie te zoeken, te ordenen en te beoordelen op waarde voor hemzelf en anderen. De leerling leert een informeel gesprek in het Engels te voeren over onderwerpen uit zijn dagelijks leven. De leerling leert eenvoudige standaardgesprekken te voeren om iets te kopen, inlichtingen te vragen en om hulp te vragen. De leerling leert informeel contact in het Engels te onderhouden via e-mail, brief en chatten. De leerling leert welke rol het Engels speelt in verschillende soorten internationale contacten.
De communicatieve kerndoelen voor het vak Engels worden onderverdeeld in doelen te behalen op de volgende vijf vaardigheden: luisteren lezen gesprekken voeren (interactie) spreken (productie) en schrijven Als leidraad voor het behalen van de gestelde doelen op deze vaardigheden, worden de doelen van het Europees ReferentieKader - in het Engels, Common European Framework of Reference, gebruikt. Deze streefdoelen gelden voor de onderbouw van het vmbo, onze leerjaren 1,2,3. Luisteren Niveau A1
Ik kan vertrouwde woorden en basiszinnen begrijpen die mezelf, mijn familie en directe concrete omgeving betreffen, wanneer de mensen langzaam en duidelijk spreken.
Niveau A2
Ik kan zinnen en de meest frequente woorden begrijpen die betrekking hebben op gebieden die van direct persoonlijk belang zijn (bijvoorbeeld basisinformatie over mezelf en mijn familie, winkelen, plaatselijke omgeving, werk). Ik kan de belangrijkste punten in korte, duidelijke en eenvoudige boodschappen en aankondigingen volgen.
Lezen Niveau A1
Ik kan vertrouwde namen, woorden en zeer eenvoudige zinnen begrijpen, bijvoorbeeld in mededelingen, op posters en in catalogi.
Niveau A2
Ik kan zeer korte eenvoudige teksten lezen. Ik kan specifieke voorspelbare informatie vinden in eenvoudige, alledaagse teksten zoals advertenties, folders, menu's en dienstregelingen en ik kan korte, eenvoudige, persoonlijke brieven begrijpen.
Gesprekken voeren/interactie Niveau A1
Ik kan deelnemen aan een eenvoudig gesprek, wanneer de gesprekspartner bereid is om zaken in een langzamer spreektempo te herhalen of opnieuw te formuleren en mij helpt bij het formuleren van wat ik probeer te zeggen. Ik kan eenvoudige vragen stellen en beantwoorden die een directe behoefte of zeer vertrouwde onderwerpen betreffen.
Niveau A2
Ik kan communiceren over eenvoudige en alledaagse taken die een eenvoudige en directe uitwisseling van informatie over vertrouwde onderwerpen en activiteiten betreffen. Ik kan zeer
15
korte sociale gesprekken aan, alhoewel ik gewoonlijk niet voldoende begrijp om het gesprek zelfstandig gaande te houden. Spreken/productie Niveau A1
Ik kan eenvoudige uitdrukkingen en zinnen gebruiken om mijn woonomgeving en de mensen die ik ken, te beschrijven.
Niveau A2
Ik kan een reeks uitdrukkingen en zinnen gebruiken om in eenvoudige bewoordingen mijn familie en andere mensen, leefomstandigheden, mijn opleiding en mijn huidige of meest recente baan te beschrijven.
Schrijven Niveau A1
Ik kan een korte, eenvoudige ansichtkaart schrijven, bijvoorbeeld voor het zenden van vakantiegroeten. Ik kan op formulieren persoonlijke details invullen, bijvoorbeeld mijn naam, nationaliteit en adres noteren op een hotelinschrijvingsformulier.
Niveau A2
Ik kan korte, eenvoudige notities en boodschappen opschrijven. Ik kan een zeer eenvoudige persoonlijke brief schrijven, bijvoorbeeld om iemand voor iets te bedanken.
Per niveau houdt dit voor onze onderbouw (leerjaar 1-2-3) het volgende in: Engels
B
BK
GT
luisteren
A1
A1/A2
A1/A2
lezen
A1
A1/A2
A1/A2
gesprekken voeren
A1
A1/A2
A1/A2
spreken
A1
A1/A2
A1/A2
schrijven
A1
A1/A2
A1/A2
Gebruikte methode (verantwoording voor de keuze) Als leidraad in de lessen wordt de methode X-change gebruikt omdat: - De nieuwe kerndoelen basisvorming en de descriptoren van het ERK vormen de basis van de leerstof. - Xchange gaat globaal uit van de volgende ERK niveauopbouw. Jaar 2 Jaar 1
A1/A2 A1 LBK
A2 A1 KGT
De methode X-change mikt dus net iets hoger dan het ERK voorschrijft. Het idee hierachter is onze leerlingen uit te blijven dagen en eruit te halen wat er in zit. - De methode heeft een heldere overzichtelijke structuur. Oefeningen worden steeds op dezelfde manier ingeleid en aangeboden. Dit biedt voor onze leerlingen houvast. - Er is voldoende aandacht is voor de vijf communicatieve vaardigheden en er aandacht is voor de culturele verschillen tussen de Engels sprekende landen. - De methode sluit aan bij de belevingswereld en interesses van de leerlingen door ze ieder hoofdstuk mee op
16
reis te nemen naar een ander Engelssprekend land. - Er is in de methode ook aandacht voor coöperatief leren - De methode X-change is jaren geleden aangeschaft om beter te kunnen aansluiten op de bovenbouw van Dacapo College. (De bovenbouw is inmiddels gedeeltelijk overgestapt naar de methode All Right. Met ingang van schooljaar 2015-2016 mag er een nieuwe Engels methode aangeschaft worden. Hierbij zal met name worden gekeken of de methode aansluit bij de visie van het gepersonaliseerd leren.) Deze lesmethode blijft een leidraad. Waar wenselijk wordt hier door de docent van afgeweken. De lesstof wordt regelmatig aangevuld met extra inoefenopdrachten, omdat veel leerlingen meer herhaling nodig blijken te hebben. Tevens sluiten de luisteropdrachten toch vaak niet aan bij de belevingswereld van de leerlingen. Daarom wordt er regelmatig een uitstapje gemaakt naar geschikte filmpjes/ songteksten die aansluiten bij de actualiteit en leefwereld van de leerling.
Werkvormen Instructie Er wordt veelal gewerkt met het Directe Instructie Model om leerlingen houvast te bieden . De uitleg van grammatica wordt zoveel mogelijk inductief gegeven. Er is in het begin van de les dus veel interactie onderling en met de docent. Verwerking De verwerking van de stof vindt meestal plaats na de (korte) klassikale instructie. De leerlingen worden getraind in het zelfstandig werken maar ook in het samenwerken met klasgenoten. De time-timer op het bord is een voorbeeld van een hulpmiddel hierbij. Coöperatief leren zal vooral in duo’s gebeuren. De onderdelen gesprekjes oefenen, liedjes vertalen, Engelse spellen doen, schrijven, kleine presentaties voorbereiden, lenen zich zeer om in duo’s te laten plaatsvinden. De onderlinge interactie zal kinderen stimuleren om Engels te durven gebruiken. Doeltaal-leertaal De docent gebruikt voor de algemene zaken (verwelkomen, spullen pakken) veel Engels. Ervaring leert dat uitleg van de moeilijkere zaken zoals grammatica toch in het Nederlands moet gebeuren omdat leerlingen anders afhaken. In de klas hangen posters met korte hulpzinnen en vertalingen.
Omgaan met verschillen verlengde instructie: Door het werken met het Directe Instructie Model, is er tijdens de zelfstandige verwerking, tijd voor verlengde instructie aan leerlingen die dit nodig hebben. leesproblemen: Een groot gedeelte van een Eysenhegge klas bestaat uit dyslectische leerlingen en leerlingen met achterstanden op gebied van begrijpend/ technisch lezen in de moedertaal. Het aanleren van een nieuwe taal is voor deze leerlingen extra moeilijk. Om die reden leest de leerkracht, teksten vaak klassikaal. Leerlingen die dat al willen/kunnen, wordt de mogelijkheid geboden wel al door te werken. dyslexie: Leerlingen die de ondersteuning van Kurzweil nodig hebben worden gestimuleerd in de les hiermee te werken. Zie verder ook ‘leesproblemen’ en ‘wijze van toetsing’. In zeer bijzondere gevallen, kan vanaf de helft van het tweede leerjaar in een leerlingbespreking met het team
17
en OPT afgesproken worden, dat een leerling met grote moeite met het vak Engels, vrijstelling krijgt voor Duits. In die tijd komt de betreffende leerling, in het Engels lokaal, zijn woordenschat trainen m.b.v. het programma www.wrts.nl of extra oefeningen maken via de digitale versie van de methode. leren leren: De leerkracht helpt de brugklasleerlingen met het aanpakken van het leerwerk, er wordt geoefend met flitskaartjes, werken met www.wrts.nl wordt gestimuleerd, leerlingen worden iedere les op een speelse manier uitgedaagd de woorden mondeling te reproduceren. Met mentoren en ouders wordt deze aanpak ook besproken. differentiëren naar tempo: Leerlingen die sneller zijn dan andere leerlingen hebben tijdens de les de kans meer huiswerk af te krijgen. Leerlingen die meer moeite hebben, zullen thuis meer tijd aan Engels moeten spenderen. (Ervaring leert dat leerlingen de stof beter opnemen wanneer de uitleg van de grammatica interactief met de leerkracht is gedaan en daarna begeleid is ingeoefend. Daarom kunnen de leerlingen wbt leerstof niet te ver uit elkaar gaan liggen.) concentratieproblemen Bij leerlingen met concentratie problemen worden duidelijk afspraken gemaakt over wat de beste plaats is in het lokaal. Dat kan helemaal voor of helemaal achteraan in de klas zijn. Achteraan in de klas is een ‘stille werkplek’, op deze plek zijn minder prikkels. Dit kan worden ingezet.
Wijze van toetsing, normering etc. Per hoofdstuk is er een hoofdstuktoets waarbij de leerlingen voor verschillende onderdelen een beoordeling krijgen: woordenleer, telt 1x grammatica en schrijfvaardigheid, telt 2x lees- en luistervaardigheid, telt 1 x Per hoofdstuk zijn er tevens drie SO’s. telt 1x e e Een SO bestaat uit 2 blokken woordjes en 1 blok grammatica. (In de 1 periode van het 1 jaar wordt dit eerst opgebouwd). Leerlingen met en zonder dyslexie krijgen dezelfde toets en er geldt de zelfde wijze van normeren. De compensatie waar ze recht op hebben is: gebruik maken van Kurzweil extra tijd bij een toets De proefwerken en So’s worden zo opgesteld dat het onderdeel spelling zo’n 15% van het totaalpunt uitmaakt. De (dyslectische) leerling kan de zwakke spelling compenseren met grammatica, woordkennis, leesvaardigheid en luistervaardigheid. Daarnaast krijgt iedere leerling 2 keer per jaar een beoordeling voor het onderdeel spreekvaardigheid. Dit telt 1x. Daarnaast wordt van iedere leerling 1x per jaar het werkboek opgehaald ter beoordeling. Dit telt 1x mee.
18
Planning leerstof In leerjaar een, twee en drie wordt de leerstof behandeld van de reguliere onderbouw. De verdeling ziet er dan als volgt uit. 1BBL/ 1KGT Periode 1 t/m december Xchange vmbo 1LBK/ 1KGT: hoofdstuk 1,2 Periode 2 t/m maart Xchange vmbo 1LBK/ 1KGT: hoofdstuk 3,4 Periode 3 t/m juli Xchange vmbo 1LBK/ 1KGT: hoofdstuk 5,6 2BBL/2KGT Periode 1 t/m december Xchange vmbo 1LBK/ 1KGT: hoofdstuk 7,8 Periode 2 t/m maart Xchange vmbo 1LBK/ 1KGT: hoofdstuk 9, Xchange vmbo 2LBK/ 2KGT hoofdstuk 1 Periode 3 t/m Xchange vmbo 2LBK/ 2KGT: hoofdstuk 2, 3 3BBL /3KGT Periode 1 t/m december Xchange vmbo 2LBK/ 2KGT: hoofdstuk 4,5 Periode 2 t/m maart Xchange vmbo 2LBK/ 2KGT hoofdstuk 6,7 Periode 3 t/m juli Xchange vmbo 2LBK/ 2KGT: hoofdstuk 8,9
Vakspecifieke bijzonderheden De lessen Engels worden voor 90% door dezelfde leerkracht wordt gegeven. In voorgaande jaren was dat niet het geval. Hierdoor en door de grote verschillen tussen leerlingen hebben niet alle leerkrachten de lesplanning afgekregen. Die verschillen worden in leerjaar 3 zo veel mogelijk rechtgetrokken. Ervaringen uit het verleden leren dat vakleerkrachten uit de bovenbouw tevreden zijn wat betreft aansluiting, werkhouding en scores van onze oud-leerlingen.
19
3. Duits Doelstellingen Het Europees Referentiekader is een systeem dat het mogelijk maakt taalniveaus voor de moderne vreemde talen binnen Europa met elkaar te vergelijken. Het ERK is verdeeld in zes niveaus. De niveaus heten A1, A2, B1, B2, C1 en C2. Daarbij is A1 het beginnersniveau en is C2 voor zeer gevorderden. Deze zes niveaus zijn er voor alle vaardigheden. Dit maakt het ook mogelijk om te laten zien in welke vaardigheden iemand goed is en in welke nog niet zo. De verschillende niveaus van het ERK zijn uitgeschreven in descriptoren: can-do-statements of ik-kanformuleringen. Als een leerling aan een can-do-statement heeft gewerkt, betekent dat nog niet dat hij of zij het niveau direct al helemaal beheerst. Vaak moet de vaardigheid die bij dit can-do-statement hoort een aantal keer geoefend worden, voordat een leerling die helemaal beheerst. Het SLO stelt dat voor het behalen van de ERK-niveau’s de volgende uren moeten worden besteed aan de taal: niveau A1 = 100 uur niveau A2 + 200 uur = 300 uur niveau B1 + 400 uur = 700 uur niveau B2 + 800 uur = 1500 uur Vanaf 2010 is het eindexamen gekoppeld aan het Europees Referentiekader. De inhoud van de nieuwe Neue Kontakte is daarom volledig afgestemd op het ERK. De tabellen in bijlage 1 tonen de niveau-indeling per stream, leerjaar en vaardigheid.
Gebruikte methode (verantwoording voor de keuze) e
Binnen Dacapo College Eysenhegge wordt gebruikt gemaakt van Neue Kontakte 5 editie. In deze methode is het ERK volledig geïntegreerd . Luisteren, lezen, gesprekken voeren, spreken en schrijven komen in elk hoofdstuk aan bod. Elk hoofdstuk heeft dezelfde herkenbare vaste structuur die voor iedereen (docenten, leerlingen en ouders). Alle onderdelen (bronnen) zijn gelabeld met grote hoofdletters.
Werkvormen De vaksectie hanteert de volgende werkvormen: o Klassikaal werken tijdens instructie. o Klassikaal/zelfstandig nakijken o Individueel werken o Samenwerken in tweetallen o Digitale oefenstof op het Activboard
Wijze van toetsing, normering etc. Mondelinge overhoring Schriftelijke overhoring Proefwerk (schriftelijk/ mondeling)
Normering 1X Normering 1X Normering 2x
20
Planning leerstof De leerstof wordt in 2 jaar behandeld. (Zie bijlage 2.) Vaste opbouw van de les: - Huiswerk nakijken. - Nieuw onderwerp: Uitleg Verwerking Afsluiting + huiswerk - Individuele begeleiding van leerling.
Vakspecifieke bijzonderheden Uitstroom na het derde jaar: e Leerlingen, die na het 3 schooljaar uitstromen naar kader/ gemengd theoretische leerweg, sluiten aan op 3KGT. Zij hebben voor Duits geen extra voordeel van het extra jaar Eysenhegge. Evaluatie vindt ieder jaar plaats met ander DaCapo- locaties. Vanaf schooljaar 2013-2014 start Eysenhegge met een nieuwe groep die de onderbouw in 2 jaar zal doorlopen. Deze leerlingen krijgen in leerjaar 1 al Duits, zodat de doorstroom naar regulier (bovenbouw) kan plaatsvinden. Een hoofdstuk = 2 proefwerken Van ieder hoofdstuk worden 2 proefwerken gegeven daar de hoofdstukken erg groot zijn. Leerlingen op basis maken 2 proefwerken waarvan het hoofdstuk wordt opgedeeld in 2 gedeelten met ieder de bijbehorende Lernliste, Grammatica en Redemittel. Leerlingen op kgt- niveau maken 2 proefwerken. Het eerste gedeelte gaat over de helft van Lernliste, grammatica en Redemittel. Het laatste proefwerk gaat over het hele hoofdstuk met de daarbij behorende Lernliste, grammatica en Redemittel
Omgaan met verschillen -
Leerlingen kunnen na klassikale instructie nog individuele instructie krijgen. Bij dyslectische leerlingen wordt er rekening gehouden met de leerling-gebonden compensatiemaatregelen (zie dyslexiepas) Leerlingen met een slecht handschrift werken in de klas en thuis met laptop. De werkboeken zijn ingescand en leerlingen kunnen de oefeningen in het digitale werkboek invullen. Leerplanning maken voor proefwerken. Leerlingen die door ziekte etc. uitvallen extra bijles.
21 Bijlage 1 Doorlopende leerlijn Duits 2009 onderbouw Kernvaardigheden 1.
Leesvaardigheid
2.
Luistervaardigheid.
Onderbouw vmbo b A1 Correspondentie lezen Kan korte, eenvoudige berichten op een ansichtkaart begrijpen. Oriënterend lezen Kan bekende namen, woorden en simpele standaardzinnetjes herkennen in eenvoudige mededelingen in de meest voorkomende alledaagse situaties. Lezen om informatie op te doen Kan zich een idee vormen van de inhoud van eenvoudige informatieve materialen en korte eenvoudige beschrijvingen, vooral als er visuele ondersteuning bij is. Instructies lezen Kan korte, eenvoudig geschreven aanwijzingen opvolgen.
Onderbouw vmbo k A1/A2 Correspondentie lezen Kan korte, eenvoudige brieven, faxen en e-mails over vertrouwde onderwerpen begrijpen. Oriënterend lezen Kan specifieke, voorspelbare informatie vinden in eenvoudig alledaags materiaal. Kan specifieke informatie in lijsten vinden en de benodigde informatie daaruit halen. Kan alledaagse borden en mededelingen begrijpen. Lezen om informatie op te doen Kan specifieke informatie vinden in eenvoudiger geschreven materiaal dat hij/zij tegenkomt zoals brieven, brochures of korte krantenartikelen die gebeurtenissen beschrijven. Instructies lezen Kan eenvoudige instructies begrijpen bij apparatuur die men in het dagelijks leven tegenkomt.
Onderbouw vmbo gt A1/A2 Correspondentie lezen Kan korte, eenvoudige brieven, faxen en e-mails over vertrouwde onderwerpen begrijpen. Oriënterend lezen Kan specifieke, voorspelbare informatie vinden in eenvoudig alledaags materiaal. Kan specifieke informatie in lijsten vinden en de benodigde informatie daaruit halen. Kan alledaagse borden en mededelingen begrijpen. Lezen om informatie op te doen Kan specifieke informatie vinden in eenvoudiger geschreven materiaal dat hij/zij tegenkomt zoals brieven, brochures of korte krantenartikelen die gebeurtenissen beschrijven. . Instructies lezen Kan eenvoudige instructies begrijpen bij apparatuur die men in het dagelijks
A1 Gesprekken tussen moedertaalsprekers verstaan (geen descriptor op dit niveau). Luisteren als lid van een live publiek (geen descriptor op dit niveau). Luisteren naar aankondigingen en instructies Kan instructies begrijpen die zorgvuldig en langzaam aan hem/haar gericht zijn en kan
A1/A2 Gesprekken tussen moedertaalsprekers verstaan Kan gewoonlijk het onderwerp bepalen in gesprekken om hem/haar heen, wanneer er langzaam en duidelijk gesproken wordt. Luisteren als lid van een live publiek (geen descriptor op dit niveau). Luisteren naar aankondigingen en instructies
A1/A2 Gesprekken tussen moedertaalsprekers verstaan Kan gewoonlijk het onderwerp bepalen in gesprekken om hem/haar heen, wanneer er langzaam en duidelijk gesproken wordt. Luisteren als lid van een live publiek (geen descriptor op dit niveau). Luisteren naar aankondigingen en instructies Kan de hoofdzaken begrijpen in korte, heldere
22
3.
Gesprekken voeren
korte, eenvoudige aanwijzingen opvolgen. Luisteren naar tv, video- en geluidsopnames (geen descriptor op dit niveau).
Kan de hoofdzaken begrijpen in korte, heldere en eenvoudige boodschappen en aankondigingen. Kan eenvoudige aanwijzingen begrijpen. Luisteren naar tv, video- en geluidsopnames Kan hoofdpunten van korte en duidelijke berichten op radio en tv begrijpen als onderwerp en context bekend zijn en wanneer er langzaam en duidelijk wordt gesproken.
en eenvoudige boodschappen en aankondigingen. Kan eenvoudige aanwijzingen begrijpen. Luisteren naar tv, video- en geluidsopnames Kan hoofdpunten van korte en duidelijke berichten op radio en tv begrijpen als onderwerp en context bekend zijn en wanneer er langzaam en duidelijk wordt gesproken.
A1 Informele gesprekken Kan zich voorstellen, kan groeten en afscheid nemen. Kan mensen vragen hoe het met hen gaat en kan reageren op nieuws. Bijeenkomsten en vergaderingen (geen descriptor op dit niveau). A1 Zaken regelen Kan mensen om dingen vragen en mensen dingen geven. Kan omgaan met cijfers, hoeveelheden, kosten en tijd. Informatie uitwisselen Kan eenvoudige vragen stellen en beantwoorden, eenvoudige uitspraken doen op het gebied van directe behoeften of over zeer vertrouwde onderwerpen en op dergelijke uitspraken reageren. Kan vragen stellen en beantwoorden over zichzelf en andere mensen
A1 Informele gesprekken Kan zich voorstellen, kan groeten en afscheid nemen. Kan mensen vragen hoe het met hen gaat en kan reageren op nieuws. Bijeenkomsten en vergaderingen (geen descriptor op dit niveau). A1 Zaken regelen Kan mensen om dingen vragen en mensen dingen geven. Kan omgaan met cijfers, hoeveelheden, kosten en tijd. Informatie uitwisselen Kan eenvoudige vragen stellen en beantwoorden, eenvoudige uitspraken doen op het gebied van directe behoeften of over zeer vertrouwde onderwerpen en op dergelijke uitspraken reageren. Kan vragen stellen en beantwoorden over zichzelf en andere mensen.
A1 Informele gesprekken Kan zich voorstellen, kan groeten en afscheid nemen. Kan mensen vragen hoe het met hen gaat en kan reageren op nieuws. Bijeenkomsten en vergaderingen (geen descriptor op dit niveau). A1 Zaken regelen Kan mensen om dingen vragen en mensen dingen geven. Kan omgaan met cijfers, hoeveelheden, kosten en tijd. Informatie uitwisselen Kan eenvoudige vragen stellen en beantwoorden, eenvoudige uitspraken doen op het gebied van directe behoeften of over zeer vertrouwde onderwerpen en op dergelijke uitspraken reageren. Kan vragen stellen en beantwoorden over zichzelf en andere mensen.
23
4.
Spreken
A1 Monologen Kan zichzelf beschrijven, kan beschrijven wat hij/zij doet en waar hij/zij woont. Een publiek toespreken Kan een zeer korte en vooraf geoefende mededeling voorlezen, bijvoorbeeld een toost uitbrengen, een spreker introduceren.
A1 Monologen Kan zichzelf beschrijven, kan beschrijven wat hij/zij doet en waar hij/zij woont. Een publiek toespreken Kan een zeer korte en vooraf geoefende mededeling voorlezen, bijvoorbeeld een toost uitbrengen, een spreker introduceren.
A1 Monologen Kan zichzelf beschrijven, kan beschrijven wat hij/zij doet en waar hij/zij woont. Een publiek toespreken Kan een zeer korte en vooraf geoefende mededeling voorlezen, bijvoorbeeld een toost uitbrengen, een spreker introduceren.
24 Bijlage 2 Jaarplanning leerstof Leerjaar 2 BBL e 1 trimester september - december
Kapitel 1 100% ich
Vmbo basis ERK: A1
Doelstellingen
Kapitel 2 Familie und Freunde
Doelstellingen
Leerjaar 2 KGT Spreken - Schülersprache - uitspraak van u, ei, e, ß, sch - voorstellen - tellen Grammatica - persoonlijke voornaamwoorden - zelfstandige naamwoorden met hoofdletter schrijven - wohnen, kommen, gehen, heißen en sein Schrijven -ß - Praxis: stripverhaal over jezelf maken. Lezen - betekenis raden, → plaatjes, → lijkt op Nederlands - * tussenkopjes - * detailbegrip → meerkeuze Luisteren - Lehrersprache - voorspellend luisteren - *gericht luisteren → getallen Landeskunde - Duitssprekende landen - Duitse producten in Nederland Generieke competenties - omgaan met Wörterverzeichnis en woordenboek - Redemittelstappenplan Spreken - Schülersprache - uitspraak ä, ö, ü, äu - vertellen over je familie - vertellen wanneer je jarig bent - vragen naar iemands familie Grammatica - haben, arbeiten, finden
Kapitel 1 100% ich
Vmbo Kgt ERK:A1
Doelstellingen
Kapitel 2 Familie oder Freunde
Doelstellingen
Spreken - Schülersprache - u, i, sch, β - getallen 1 t/m 20 - jezelf voorstellen - een leeftijdgenoot naar persoonlijke gegevens vragen Grammatica - regelmatige werkwoorden - bepaalde lidwoorden - biologisch ezelsbruggetje Schrijven -β - hoofdletters - Praxis: stripverhaal maken Lezen - globaal lezen - contextgebruik Luisteren - getallen 1 t/m 20 - meerkeuze Landeskunde - Wolfgang Amadeus Mozart Generieke competenties - Redemittelstappenplan - Woordgeslacht opzoeken in het woordenboek Spreken - Schülersprache - eu, g, ee - Zungenbrecher - vertellen over familie en vrienden - een volwassenen naar persoonlijke gegevens vragen - jongerentaal Grammatica
25 - (bio)logisch ezelsbruggetje (der vs. die) - ein of eine - kein + bezittelijk voornaamwoord Schrijven - mailtje schrijven over familie - de datum schrijven - Praxis: uitnodiging voor een feest Lezen - eerste indruk vormen van een tekst - informatie uit tekst in schema verwerken - gericht lezen → w-vragen - *detailbegrip Luisteren - Lehrersprache - gericht luisteren → w-vragen - *detailbegrip Landeskunde - Du of Sie? Generieke competenties - omgaan met verwijzingen in het Wörterverzeichnis - woordenboek N-D: zelfstandige naamwoorden + woordgeslacht
- haben, finden en arbeiten - persoonlijke voornaamwoorden - ein of eine - kein + bezittelijke voornaamwoord Schrijven - getallen 20 t/m 100 - dictee: eu, g, ee - Praxis: stamboom maken Lezen - eerste indruk vormen van een tekst - gericht lezen - contextgebruik Luisteren - Lückentekst -richtig/falsch - getallen 20 t/m 100 - meerkeuze Landeskunde - familienamen Generieke competenties - Redemittelstappenplan - werken met W-vragen - woordenboek N-D: zelfstandige naamwoorden + woordgeslacht
2e trimester januari - maart
Vmbo basis ERK:A1
Kapitel 3 Hobbys und Freizeit Doelstellingen
Spreken - Schülersprache - de uitspraak van het alfabet - de werkwoorden finden, reiten, zeichnen, haben, machen - over sport en hobby’s - vragen naar iemands sport of hobby - Praxis: een presentatie houden over je hobby’s Grammatica - de werkwoorden finden, reiten, zeichnen, haben, machen Schrijven - Praxis; een collage maken over het thema Freizeit Lezen - eerste indruk vormen van een tekst - gericht lezen→ W-vragen - detailbegrip Luisteren - eerste indruk vormen van een tekst - richtig/falsch - gericht luisteren Landeskunde - Waldeinsatz → werkweek in het bos Generieke competenties - de meervoudsvorm in het woordenboek
Vmbo kgt ERK:A1
Kapitel 3 Freizeit Doelstellingen
Spreken - Schülersprache - uitspraak van klinker met Umlaut - de werkwoorden können, mögen en sehen - over sport en hobby’s - vragen naar iemands sport of hobby - Praxis: een presentatie houden over je sport en hobby’s Grammatica - können, mögen en sehen - de 1e en de 4e naamval - de hij/hem regel - herhaling zwakke werkwoorden Schrijven - Umlaut - een sms-berichtje - Praxis; een collage maken over het thema Freizeit Lezen - eerste indruk vormen van een tekst - gericht lezen→ W-vragen - detailbegrip Luisteren - eerste indruk vormen van een tekst - richtig/falsch
26 - Redemittelstappenplan
- gericht luisteren Landeskunde - Waldeinsatz → werkweek in het bos Generieke competenties - omgaan met Wörterverzeichnis en woordenboek - werken met W-vragen - Redemittelstappenplan
3e trimester april - juli
Kapitel 4 Schule Vmbo basis ERK A1 Doelstellingen
Spreken -Schülersprache - s-klanken - Praxis: flitskaartenspel Grammatica - können - rangtelwoorden - kloktijden Schrijven - dagen van de week - schoolvakken - Praxis: flitskaarten maken Lezen - richtig / falsch - w-vragen Luisteren - s- klanken Landeskunde - cijfergeving op Duitse scholen - Duitse schoolsysteem - Duzen / Siezen - Schultüte Generieke competenties - Redemittel-stappenplan - woorden voor mannen en woorden voor vrouwen - mening geven
Vmbo KGT ERK:A1
Kapitel 4 Alle Tage Schule? Doelstellingen
Spreken - Schülersprache - S-klanken - Praxis: flitskaartenspel Grammatica - rangtelwoorden - wissen, müssen, fahren - voorzetsels met de 3e naamval Schrijven - dagen van de week - schoolvakken - kloktijden - Praxis: flitskaarten maken Lezen - richtig / falsch - W-vragen Luisteren - S- klanken Landeskunde - cijfergeving op Duitse scholen - Duitse schoolsysteem - Duzen / Siezen - Schultüte Generieke competenties - Redemittel-stappenplan - de passende vertaling kiezen in het woordenboek - mening geven
27 Leerjaar 3 BBL
Leerjaar 3 KGT
e
1 trimester september - december
Vmbo basis ERK: A1
Kapitel 5 Essen und Trinken Doelstellingen
Vmbo basis ERK: A1
Algemeen Thema: internet, tv, mobieltjes en andere media
Spreken - Schülersprache - ch, g - iets bestellen in een restaurant - iets bestellen op het terras - zeggen wat je (niet) graag lust Grammatica - möchten, essen, nehmen - der, die, das Schrijven n.v.t. Lezen - gericht informatie zoeken - getallen in teksten - informatie ordenen - een recept lezen en uitvoeren Luisteren - informatie ordenen - ch, g - getallen Landeskunde - Duitse producten - typisch Duitse gerechten Generieke competenties - Redemittel-stappenplan - idioom bestek / servies - afkortingen in recepten - de juiste woordbetekenis kiezen in het woordenboek
Vmbo kgt
Spreken - Schülersprache - herhaling ä, ö, ü - Zungenbrecher
Vmbo Kgt ERK:A1
Kapitel 5 Töpfe und Teller Doelstellingen
Kapitel 6 Vorsicht Bildschirm!
Spreken - Schülersprache - chen - iets bestellen in een restaurant - iets bestellen op het terras - zeggen wat je (niet) graag lust - vragen waar iets ligt in de supermarkt Grammatica - herhaling regelmatige werkwoorden - möchten, nehmen, essen - herhaling getallen - persoonlijk voornaamwoord 3e persoon enkelvoud Schrijven - gesprekje in een restaurant - gesprekje op een terras - klein verslag van een uitgevoerde opdracht - krantenberichtje Lezen - gericht informatie zoeken, - getallen in teksten - informatie ordenen, - een recept lezen en uitvoeren - samenvatten Luisteren - informatie ordenen - chen - getallen Landeskunde - Duitse producten - typisch Duitse gerechten Generieke competenties - Redemittel-stappenplan - idioom bestek / servies - afkortingen in recepten - de juiste woordbetekenis kiezen in het woordenboek Spreken - Schülersprache , - herhaling eu, g, ee - Zungenbrecher - opbellen en afspreken
28 - opbellen en afspreken - vertellen over tv-programma’s - cd, dvd, mobieltje kopen in een winkel - vertellen over computergebruik Grammatica - deelbare werkwoorden: fernsehen, (ab)schicken, anrufen - het voltooid deelwoord Schrijven - Praxis: reclame maken voor een mobieltje (poster en/of presentatie ) Lezen - eerste indruk vormen van een tekst - gericht lezen - contextgebruik - mobieltjes vergelijken Luisteren - gericht luisteren Landeskunde - Krimis Generieke competenties - Redemittelstappenplan - digitaal woordenboek: www.interglot.com - verschillende vormen van woorden leren op de computer
- vertellen over tv-programma’s - cd, dvd, mobieltje kopen in een winkel - vertellen over computergebruik Grammatica - deelbare werkwoorden: fernsehen, (ab)schicken, anrufen - trappen van vergelijking Schrijven - dictee: s, ß, z, eu, g - vertalen D-N - Praxis: reclame maken voor een mobieltje ( poster en/of presentatie ) Lezen - eerste indruk vormen van een tekst - gericht lezen - contextgebruik - mobieltjes vergelijken Luisteren - gericht luisteren Landeskunde - Krimis Generieke competenties - Redemittelstappenplan - digitaal woordenboek: www.interglot.com - verschillende vormen van woorden leren op de computer
Spreken - Schülersprache - uitspraak diftongen - kledingstukken benoemen - zeggen welke kleding jij wel of niet leuk vindt - vragen welke kleding iemand wel of niet leuk vindt. - de kleuren benoemen - Praxis: vertellen over je kledingstijl Grammatica - dürfen, finden en tragen - het bijvoeglijk naamwoord Schrijven - Umlaut
Spreken - Schülersprache - uitspraak Umlaut - kledingstukken benoemen - zeggen welke kleding jij wel of niet leuk vindt - vragen welke kleding iemand wel of niet leuk vindt. - de kleuren benoemen - Praxis: vertellen over je kledingstijl Grammatica - dürfen, wollen en tragen - de regels voor het bijvoeglijk naamwoord bij het onderwerp en lijdend voorwerp Schrijven
e
2 trimester januari - maart
Vmbo basis ERK:A1
Kapitel 7 Mode? Doelstellingen
Vmbo kgt ERK:A1
Kapitel 7 Top oder Flop Algemeen Thema: Mode
Doelstellingen
29 - wat draag jij graag? - tekstballonnen bij een strip vullen Lezen -eerste indruk van een tekst vormen -gericht lezen -detailbegrip Luisteren - voorspellend luisteren - detailbegrip - richtig/falsch Landeskunde - Mode in Deutschland Generieke competenties - strategieën om achter de betekenis van een Duits woord te komen
- Umlaut - wat draag jij graag? - tekstballonnen bij een strip vullen Lezen -eerste indruk van een tekst vormen -gericht lezen -detailbegrip Luisteren - voorspellend luisteren - detailbegrip - richtig/falsch Landeskunde - shoppen in Berlijn Generieke competenties - strategieën om achter de betekenis van een Duits woord te komen - omgaan met de Spick-o-thek
Spreken - Schülersprache - het alfabet: spellen - zinnetjes die handig zijn op vakantie - naar de weg vragen - iemand uitnodigen om iets te gaan doen Grammatica - müssen, laufen, fahren - gebruik van nach, zu, in Schrijven - Praxis: vakantiekaartje schrijven Lezen - info ordenen Luisteren - getallen verstaan - richtig / falsch Landeskunde - Duitse kentekens - Duitse pretparken Generieke competenties - Redemittelstappenplan - Samengestelde woorden, meervoud, werkwoordsvormen en uitdrukkingen opzoeken
Spreken - Schülersprache - getallen - zinnetjes die handig zijn op vakantie - iemand uitnodigen om iets te gaan doen Grammatica - herhaling regelmatige en onregelmatige werkwoorden - herhaling naamvallen Schrijven - namen van landen en talen - taalgidsje maken - Praxis: vakantiekaartje schrijven Lezen - info ordenen - weerbericht interpreteren Luisteren - getallen verstaan - richtig / falsch Landeskunde - Duitse ketekens - Duitse pretparken Generieke competenties
e
3 trimester april - juli
Vmbo basis ERK:A1
Kapitel 8 Ferien! Doelstellingen
Kapitel 8 Nix wie weg! Vmbo kgt ERK:A1/A2
Doelstellingen
30 in het woordenboek - w-vragen - ‘falsche Freunde’
- Redemittelstappenplan - Samengestelde woorden, meervoud, werkwoordsvormen en uitdrukkingen opzoeken in het woordenboek - W-vragen - ‘falsche Freunde’
31
4. Lezen Doelstellingen (Kerndoelen) -
Het bevorderen van de leesvaardigheid van de leerling. Vergroten van de leessnelheid. De leerling vergroot zijn woordenschat. De leerling leert strategieën te gebruiken bij het verwerven van informatie uit gesproken en geschreven teksten. De leerling leert in schriftelijke en digitale bronnen informatie te zoeken, deze informatie te ordenen en te beoordelen op waarde voor hemzelf en anderen. De leerling leert verhalen, gedichten en informatieve teksten te lezen die aan zijn belangstelling tegemoet komen en zijn belevingswereld uitbreiden. De leerling leert taalactiviteiten (spreken, luisteren, schrijven en lezen) planmatig voor te bereiden en uit te voeren.
Gebruikte methode (verantwoording voor de keuze) -
-
-
Leesboeken, die de leerlingen zelf uitzoeken. Boekenboeien, Uitgeverij Eenvoudig Communiceren. De reeks boekenboeien bevat alle 1600 woorden uit de Basislijst schooltaalwoorden vmbo. Leerlingen maken spelenderwijs kennis met woorden die van groot belang zijn bij de schoolvakken biologie, economie, natuurkunde en mens & maatschappij. VMBO-krant, Uitgeverij Eenvoudig Communiceren. Luisterboeken voor de dyslectische leerlingen. Leesboeken van Uitgeverij Eenvoudig Communiceren en Van Tricht Uitgeverij. Dit zijn eenvoudig geschreven boeken met onderwerpen voor leerlingen boven de 12 jaar. Serie Fast Lane van uitgeverij nbd Biblion. Ook deze boeken zijn geschreven in eenvoudige taal voor leerlingen boven de 12 jaar, maar nog eenvoudiger dan de boeken van uitgeverij eenvoudig communiceren. Elk boek begint met de uitleg over de personen in het boek. Het boek eindigt met een samenvatting en het geheel wordt met tekeningen ondersteund. Groot lettertype. Gedichten. Halloween, Sinterklaas, Kerstmis en Valentijn. Internet, om achtergrond informatie op te zoeken.
Werkvormen -
-
Zelfstandig lezen Voorlezen Samen lezen Luisterboeken Leeskaart invullen, op papier of digitaal. Digitaal heeft de voorkeur, omdat de leerlingen dan ook leren een document op te slaan op de computer en het document ook weer terug te vinden, daarna moeten ze de leeskaart via Gmail versturen. Samenvatting maken, op papier, computer of mondeling (dyslectische leerlingen)
Wijze van toetsing, normering etc. -
De leerlingen krijgen een punt voor het aantal blz. Hoe meer blz. een leerling in een trimester leest, hoe hoger het punt. Dit punt telt 2 keer mee. De leerlingen krijgen ook een punt voor de leeskaart en de samenvatting. Daarnaast krijgen de leerlingen ook een punt voor de VMBO krant, d.m.v. vragen beantwoorden of
32
-
achtergrond informatie zoeken op de computer en hier een werkstuk of power point van maken. Creatieve opdrachten met gedichten.
Planning leerstof -
Per trimester moeten de leerlingen een aantal blz. lezen. Zie schema voor beoordeling. cijfer 44 5 6 7 8 9 10
-
Eerste rapport < 100 100 200 250 300 350 400 450
Dyslexie < 75 75 150 190 225 265 300 340
Eén keer per maand verschijnt de VMBO krant en maken de leerlingen hier een opdracht uit. Met Haloween, Sinterklaas, Kerstmis en Valentijn wordt aandacht besteedt aan gedichten. Met Pasen moeten de leerlingen een receptenboekje samenstellen Voor de zomervakantie krijgen de leerlingen een vakantie opdracht. Hierbij moeten de leerlingen ook in de atlas opzoeken waar enkele landen liggen.
Referentiekader Algemene omschrijving Lezen zakelijke teksten
Niveau 1F Kan eenvoudige teksten lezen over alledaagse onderwerpen en over onderwerpen die aansluiten bij de leefwereld.
Lezen van informatieve teksten
Kan eenvoudige informatieve teksten lezen, zoals zaakvakteksten, naslagwerken, (eenvoudige) internetteksten, eenvoudige schematische overzichten.
Techniek en woordenschat
Kan teksten zodanig vloeiend lezen dat woordherkenning tekstbegrip niet in de weg staat. Kent de meest alledaagse (frequente) woorden, of kan de betekenis van een enkel onbekend woord uit de context afleiden.
Begrijpen.
Herkent specifieke informatie, wanneer naar één expliciet genoemde informatie-eenheid
Niveau 2F Kan teksten lezen over alledaagse onderwerpen, onderwerpen die aansluiten bij de leefwereld van de leerling en over onderwerpen die verder van de leerling af staan. Kan informatieve teksten lezen, waaronder schoolboek en studieteksten (voor taal- en zaakvakken), standaardformulieren, populaire tijdschriften, teksten van internet, notities en schematische informatie (waarin verschillende dimensies gecombineerd worden) en het alledaagse nieuws in de krant. Op dit niveau is de woordenschat geen onderscheidend kenmerk van leerlingen meer. De woordenschat van de leerling is voldoende, om teksten te lezen en wanneer nodig kan de betekenis van onbekende woorden uit de vorm, de samenstelling of de context afgeleid worden. Kan de hoofdgedachte van de tekst weergeven en maakt onderscheid tussen hoofd- en
33 gevraagd wordt (letterlijk begrip). Kan (in het kader van het leesdoel) belangrijke informatie uit de tekst halen en kan zijn manier van lezen daar op afstemmen bijvoorbeeld globaal, precies, selectief/gericht.
Interpreteren.
Kan informatie en meningen interpreten voor zover deze dicht bij de leerling staan.
Samenvatten Opzoeken.
Algemene omschrijving Lezen fictionele, narratieve en literaire teksten. Tekstkenmerken.
Kan informatie opzoeken in duidelijk geordende naslagwerken, zoals woordenboeken, telefoongids e.d. Kan schematische informatie lezen en relaties met de tekst expliciteren. Kan jeugdliteratuur belevend Lezen. De structuur is eenvoudig. Het tempo waarin de spannende of dramatische gebeurtenissen elkaar opvolgen is hoog.
Begrijpen.
Herkent basale structuurelementen, zoals wisselingen van tijd en plaats, rijm en versvorm. Kan meeleven met een personage en uitleggen hoe een personage zich voelt. Kan gedichten en verhaalfragmenten parafraseren of samenvatten.
Interpreteren.
Kan relaties leggen tussen de tekst en de werkelijkheid. Kan spannende, humoristische of dramatische passages in de tekst aanwijzen. Herkent verschillende emoties in de tekst, zoals verdriet, boosheid en blijdschap
bijzaken.Legt relaties tussen tekstdelen (inleiding, kern, slot) en teksten. Ordent informatie (bijvoorbeeld op basis van signaalwoorden) voor een beter begrip. Herkent beeldspraak (letterlijk en figuurlijk taalgebruik). Legt relaties tussen tekstuele informatie en meer algemene kennis. Kan de bedoeling van tekstgedeeltes en/of specifieke formuleringen duiden. Kan de bedoeling van de schrijver verwoorden. Kan een eenvoudige tekst beknopt samenvatten. Kan systematisch informatie zoeken (op bijvoorbeeld het internet of de schoolbibliotheek) bijvoorbeeld op basis van trefwoorden. Kan eenvoudige adolescentenliteratuur herkennend lezen. De structuur is helder. Het verhaal heeft een dramatische verhaallijn waarin de spanning af en toe wordt onderbroken door gedachten of beschrijvingen. Herkent het genre. Herkent letterlijk en figuurlijk taalgebruik. Kan situaties en verwikkelingen in de tekst beschrijven. Kan het denken, voelen en handelen van personages beschrijven. Kan de ontwikkeling van de hoofdpersoon beschrijven. Kan de geschiedenis chronologisch navertellen. Kan bepalen in welke mate de personages en gebeurtenissen herkenbaar en realistisch zijn. Kan personages typeren, zowel innerlijk als uiterlijk. Kan het onderwerp van de tekst benoemen
34
5. Taal Achtergrondinformatie Dacapo College locatie Eysenhegge heeft voor het eerste leerjaar gekozen voor een extra lesuur Taal per week. Voor de andere jaren is gekozen voor Taal in alle vakken. In leerjaar 1 richten we onze aandacht op 3 terreinen: - Werkwoordspelling - Begrijpend lezen - Uitbreiding woordenschat. Per schooljaar wordt het aantal terreinen opnieuw bepaald. Afhankelijk van het aantal eerstejaars lesgroepen kan worden gekozen voor een cyclus van 2 of 3 terreinen.
Doelstellingen (Kerndoelen) Werkwoordspelling Leerlingen kunnen de regels werkwoordspelling toepassen voor: - de tegenwoordige tijd - de verleden tijd - de voltooide tijd Begrijpend lezen Kerndoelen 1. De leerling leert zich mondeling en schriftelijk begrijpelijk uit te drukken. 2. De leerling leert strategieën te gebruiken voor het uitbreiden van zijn woordenschat. 3. De leerling leert strategieën te gebruiken bij het verwerven van informatie uit gesproken en geschreven teksten. Onderwijsdoelen - een toename van de algemene kennis bij leerlingen (nodig om gesproken en geschreven taal uiteindelijk beter en sneller te kunnen begrijpen); - gevarieerde oefening in tekstbegrip, leesstrategie en woordenschat; - verrijking van lessen wereldoriëntatie en geschiedenis met actualiteit; - een aanbod in vakoverstijgend lesmateriaal. Woordenschat - De leerling vergroot zijn woordenschat. - Het bevorderen van de leesvaardigheid van de leerling. - De leerling leert in schriftelijke en digitale bronnen informatie te zoeken, deze informatie te ordenen en te beoordelen op waarde voor hemzelf en anderen.
Gebruikte methode (verantwoording voor de keuze) Werkwoordspelling - Schematische weergave van de spellingsregels (eigen product) - Oefenmateriaal via Internet: OBS Kleyenburg. Leerlingen kunnen veel oefenen (groot aanbod); kunnen zelf nakijken en fouten herstellen; zien meteen hoeveel procent ze goed hebben. Begrijpend lezen Nieuws van de week (online) Het Nieuws van de Week is bedoeld om tekstbegrip, woordenschat en de ontwikkeling van algemene kennis in de vorm van ‘het nieuws’ in de klas te brengen. De volgende zaken hebben bijgedragen aan de keuze voor het gebruik van deze methode:
35 Elk onderwerp wordt weergegeven met een kop en een korte omschrijving. De onderwerpen staan onder elkaar en worden optisch van elkaar gescheiden door gekleurde vlakken. Zo mogelijk wordt er bij onderwerpen gebruik gemaakt van kleine afbeeldingen. - Door op een onderwerp te klikken, komt de gebruiker op de pagina terecht waarin het hele artikel te vinden is. Elk onderwerp heeft zo zijn eigen pagina. Vanaf een pagina is het uiteraard mogelijk om weer direct terug te keren naar de hoofdpagina. Een simpele opzet en daardoor erg overzichtelijk en makkelijk te gebruiken. - Naast de teksten staan kennisvragen die gaan over het onderwerp. Er worden steeds 2-4 vragen gesteld. Het antwoord van elke vraag kan direct opgevraagd worden, door op de daarvoor bestemde knop te klikken. - De digitale vorm van het aangeboden nieuws brengt de mogelijkheid met zich mee om links te plaatsen in of rond de artikelen. Zoals hyperlinks naar andere websites voor meer achtergronden (denk bijvoorbeeld aan Wikipedia, landkaarten en andere relevante externe websites. Bepaalde zaken in een artikel kan kunnen zo extra diepgang krijgen. - Om leerlingen zich meer in te laten leven in hetgeen er in de artikelen verteld wordt, kan gebruik worden gemaakt van beeldmateriaal. Ook kaartjes (van google earth) kunnen daarbij veel verduidelijking brengen. - De ‘krant’ is eenvoudig en overzichtelijk qua opmaak. Meer dan tekst (in een duidelijk leesbaar lettertype) en eventueel beeldmateriaal is feitelijk niet nodig. Het gaat tenslotte om de inhoud van de artikelen. De pagina’s worden aantrekkelijker gemaakt door plaatjes. Ook zijn alle oude nieuwsberichten terug te vinden in een archief. De mogelijkheid om de werkbladen en nieuwsbericht uit te printen. - Omdat er voor het Nieuws van de Week een licentievergoeding geldt, wordt er gebruik gemaakt van een aanmeldingssysteem, waarbij gebruikers eerst moeten inloggen voor zij de ‘krantenartikelen’ kunnen downloaden. Het Nieuws van de Week bestaat uit 3-5 teksten per week, verdeeld over 2 niveaus (* en **) en met verschillende uitbreidingen. Van elke tekst wordt aangegeven of het een * of ** tekst is, namelijk makkelijker of moeilijker. Onder elke tekst staat aangegeven welke uitbreidingen er als het ware ‘gevuld’ zijn: deze krijgen dan een kleurtje. Zo wordt de uitbreiding BEELD lichtblauw, de uitbreiding EXTRA roze, de uitbreiding STRATEGIE rood, de uitbreiding TEKSTBEGRIP (en TEKSTBEGRIP EXTRA) groen, de uitbreiding WOORDENSCHAT oranje, de uitbreiding KENNIS geel, het NIVEAU is blauw en de reactieknop is altijd grijs. -
Woordenschat - Boekenboeien, Uitgeverij Eenvoudig Communiceren. De reeks boekenboeien bevat alle 1600 woorden uit de Basislijst schooltaalwoorden vmbo. Leerlingen maken spelenderwijs kennis met woorden die van groot belang zijn bij de schoolvakken biologie, economie, natuurkunde en mens & maatschappij. - Woordenschat oefeningen op de computer. Bijv. NTR-taalspel.
Werkvormen Werkwoordspelling - Directe instructie. - Leerlingen oefenen klassikaal. Proberen zich, stap voor stap, de regels eigen te maken. - Leerlingen oefenen in duo’s aan de pc en lossen samen problemen op - Leerlingen oefenen individueel aan de pc. - Tussendoor geregeld klassikale terugkoppeling en herhaling. Begrijpend lezen Lesopbouw volgens directe instructiemodel: 1. Terugblik De docent vertelt de leerlingen wat ze vandaag gaan leren. 2. Oriëntatie Deze stap is bedoeld om de leerlingen direct bij de les te betrekken en ze te motiveren om hun best te doen. In deze stap wordt de tekst met de leerlingen doorgenomen. Beeldmateriaal en aanvullend materiaal ter ondersteuning wordt getoond.
36 3. Instructie Door middel van een kort leergesprek wordt een situatie besproken waar het doel van de les in voorkomt. 4. Oefenen De leerlingen maken enkele oefeningen die niet in de les staan, maar door de leerkracht op het bord worden geschreven. De docent loopt een rondje, geeft nog geen begeleiding maar observeert welke leerlingen de stof al begrepen hebben en welke nog niet. 5. Controle De oefeningen worden gezamenlijk besproken en nagekeken. 6. Verwerken Leerlingen gaan zelfstandig aan de slag met de overige opdrachten. De docent geeft extra instructie aan de leerlingen, die nog moeite met het onderwerp hebben. Werkvormen: - Individueel - Duo’s - Samenwerken in een groepjes (3 à 4 leerlingen) 7. Afronden Er wordt samengevat wat de leerlingen in deze les hebben geleerd. Woordenschat - Voorlezen - Samen lezen - Leerlingen werken zelfstandig of met tweetallen op de computer.
Wijze van toetsing, normering etc. Werkwoordspelling Alle oefeningen zijn in wezen oefentoetsen. Deze kunnen de leerlingen zelf nakijken en aan de hand van de instructie corrigeren. Dit kan in tweetallen (onderlinge ondersteuning) of m.b.v. de leerkracht. Aan het einde van elk onderdeel volgt er een officiële gezamenlijke toets. Als de leerling 60% van die toets goed maakt, heeft hij/zij het onderdeel voldoende afgesloten. Begrijpend lezen Om te kijken of de aangeboden lesstof invloed heeft gehad op het niveau van de leerling wordt er het onderdeel Begrijpend lezen van het Drempelonderzoek afgenomen. Deze toets wordt tijdens de eerste en laatste les afgenomen. Op deze manier kun je de resultaten vergelijken en zien of er ontwikkeling heeft plaats gevonden. Bij het Drempelonderzoek wordt er uitgegaan van het aantal goede antwoorden, waaraan een DLE gekoppeld wordt. De resultaten van deze toetsing worden vermeld in het individueel handelingsplan van de leerling (onder didactische component). Woordenschat - Leerlingen moeten woordjes leren, die komen uit de Basislijst schooltaalwoorden vmbo. Deze worden middels een toets afgevraagd. - Leerlingen omschrijven de woorden die in een tekst gemarkeerd zijn.
Planning leerstof Werkwoordspelling 1. Inventariseren van voorkennis en specifieke problemen (klassengesprek en evt. proeftoets) 2. Instructie van de regels werkwoordspelling: tegenwoordige tijd enkelvoud, verleden tijd, voltooide tijd. Deze drie tijden worden gelijkelijk verdeeld over de periode. Een onderdeel wordt helemaal afgewerkt. Daarna wordt pas met het volgende begonnen. 3. Klassikaal oefenen en nakijken om het systeem onder de knie te krijgen.
37 4. 5. 6.
De leerlingen werken individueel of in duo’s aan de opdrachten (afhankelijk van de hoeveelheid beschikbare pc’s). Ze kunnen hierbij hun eigen tempo bepalen. Leerlingen, die zich de stof snel eigen hebben gemaakt, kunnen zich verdiepen in de samengestelde zinnen. Aan het einde van elk onderdeel maken de leerlingen een gezamenlijke toets.
We gebruiken het oefenmateriaal van OBS Kleyenburg. Tegenwoordige tijd: Oefening 4 t/m 7 (enkelvoudige zinnen); 8 t/m 10 (samengestelde zinnen) Verleden tijd: Oefening 1 (sterke werkwoorden); 3 t/m 7 (enkelvoudige zinnen); 8 t/m 10 (samengestelde zinnen). Voltooide tijd: 4 t/m 7 Begrijpend lezen De teksten worden bepaald door de actualiteiten binnen het nieuws in deze periode. Iedere les vindt de bespreking van één onderwerp plaats. Woordenschat - Voorlezen van een aantal boeken uit de serie Boeken Boeien. De vergissing, Rode laarzen en de Smoes. - Leerlingen krijgen van elk boek woordenlijsten mee om thuis te leren. - Zijn we in een les eerder klaar met het boek, dan gaan de leerlingen woordenschat oefeningen op de computer doen.
38
6. Rekenen Achtergrondinformatie Waarom is rekenbeleid belangrijk? Op 1 augustus 2010 is de wet "Referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen" in werking getreden. Dit is een wet die bijna voor het hele onderwijs geldt. Het belangrijkste doel van de wet is om het niveau taal en rekenen te verhogen. In brede maatschappelijke kring maakt men zich daar zorgen over. De wet legt de basis voor een verfijnd stelsel van referentieniveaus, ‘het referentiekader’. De beheersing van de referentieniveaus wordt getoetst aan het eind van een schoolsoort. De referentieniveaus bevatten inhouden voor de inrichting van het onderwijs over alle sectoren van het onderwijs heen. Scholen krijgen zo zicht op de plaats die een (deel van) hun onderwijs inneemt in de gehele keten of kolom van het taal- en rekenonderwijs. Dit komt de doorstroom van leerlingen/studenten ten goede, het verhoogt de kwaliteit van het onderwijs in taal en rekenen en het verbetert de prestaties van leerlingen in deze vakken, zo is de achterliggende gedachte van de wetgever. Het referentiekader bevat vier niveaus voor taal en drie niveaus voor rekenen. Dit kader beschrijft het niveau dat minimaal moet worden bereikt aan het einde van het po (1F) en aan het einde van het vmbo (2F). Dit wordt het fundamentele niveau genoemd. Naast het fundamentele niveau zijn er streefniveaus beschreven: 1S aan het einde van het po en 2S aan het einde van het vmbo.
In het voortgezet onderwijs worden de examens Nederlandse taal en wiskunde aan het referentiekader geijkt om te borgen dat leerlingen daadwerkelijk aan de gestelde referentieniveaus voldoen. Leerlingen die in schooljaar 2013/2014 examen afleggen, zullen voor het eerst met deze examens te maken krijgen. Alle leerlingen zullen een rekentoets afleggen als onderdeel van het eindexamen. Vanaf het schooljaar 20102011 vinden proefafnames van de rekentoets plaats. Aan de hand van de resultaten hiervan zal besloten worden of en hoe de toets zal meewegen in de slaag/zakregeling.
Doelstellingen Visie op rekenonderwijs Op dit moment worden er drie visies op rekenonderwijs onderscheiden: cijferen, realistisch rekenen en gecijferdheid. Bij ‘cijferen’ gaat het om het leren maken van ‘kale sommen’. Bij ‘contextrijk rekenen’ wordt er een relatie gelegd tussen rekenen en de context, waarin het betreffende rekenprobleem voorkomt in de werkelijkheid.
39 Contextrijk rekenen is de meest gangbare manier waarop op dit moment het reken- en wiskundeonderwijs is Nederland is ingericht. Ook de (wiskunde)methode die op het DaCapo College wordt gebruikt, is op deze visie gebaseerd. ‘Gecijferdheid’ is een benadering die nog in ontwikkeling is. In deze benadering is de (kwantitatieve) wereld van de leerling uitgangspunt. Leerlingen leren om te gaan met de rijke, gevarieerde en complexe kwantitatieve kant van de wereld om zich heen door systematisch te werken aan een aantal kernconcepten (zoals getalrelaties, meten en maten, oppervlakte en inhoud, verbanden en wiskundige vormen). Hieraan kunnen ook formules en begrippen uit andere vakken worden gekoppeld. Bij kernconcepten hoort oefenen in een grote variëteit (op papier, digitaal, op en buiten school). We stellen - gezien het beschikbare materiaal - uit te gaan van ‘contextrijk rekenen’, maar langzamerhand toe te werken naar ‘gecijferdheid’. Concreet betekent dit dat de overstap gemaakt wordt van een benadering waarin bij rekenopgaven relevante contexten worden gezocht naar een benadering waarin het leven van alle dag, de maatschappij en het (toekomstig) beroep uitgangspunt zijn voor leren rekenen. Een stap in die richting kan worden gezet door meer nadruk te leggen op het functioneel inzetten van rekenkennis en –vaardigheden in het leven van alle dag. LES 1 Rekenen zonder rekenmachine Doel Uitrekenen van contextloze rekensommen op niveau 1F zonder rekenmachine Leerlingen oefenen: • optellen en aftrekken met antwoorden tot en met (ongeveer) 100 • vermenigvuldigen en delen met antwoorden tot en met (ongeveer) 100 • optellen en aftrekken waarbij gebruik gemaakt kan worden van handig rekenen • vermenigvuldigen en delen waarbij gebruik gemaakt kan worden van handig rekenen • vermenigvuldigen en delen met veelvouden van 10,100 en 1000 • de bewerkingsvolgorde en rekenen met haakjes • vermenigvuldigingen met kommagetallen via verdubbelen/halveren LES 2 Oriëntatie Doel Betekenis geven aan getallen in toepassingssituaties Leerlingen oefenen: • het gebruik van de symbolen < en > • noteren van getallen als miljoen en miljard • relateren van getallen aan situaties LES 3 Negatieve getallen Doel Negatieve getallen afl ezen van een schaal of getallenlijn en in simpele gevallen een berekening met negatieve en positieve getallen maken in diverse situaties Leerlingen oefenen: • het schrijven van negatieve getallen • het plaatsen negatieve getallen in een getal systeem • het vergelijken van getallen • het gebruik van negatieve getallen in berekeningen • het gebruik van ongelijkheidstekens bij negatieve getallen LES 4 Optellen en aftrekken Doel Berekeningen maken met optellen en/of aftrekken in contextsituaties Leerlingen oefenen: • het vertalen situaties naar een bewerking • het kiezen van een passend rekenmodel of de rekenmachine bij berekeningen • het verifi ëren van berekeningen en redeneringen • het op juistheid controleren van een berekening binnen een situatie • het schatten van een uitkomst LES 5 Vermenigvuldigen en delen Doel Berekeningen maken met vermenigvuldigen/delen in contextsituaties Leerlingen oefenen: • vertalen van situaties naar een bewerking • bij berekeningen een passend rekenmodel of de rekenmachine te kiezen • berekeningen en redeneringen verifi ëren • het controleren van het resultaat van een berekening op juistheid binnen een situatie • het schatten van een uitkomst
40 LES 6 Afronden met breuken en kommagetallen Doel Passend afronden binnen een bepaalde situatie Leerlingen oefenen: • afronden op mooie getallen • met een rekenmachine breuken berekenen of benaderen als eindige decimale getallen • het schatten van een uitkomst • het resultaat van een berekening afronden in overeenstemming met de situatie LES 7 Rekenen met de rekenmachine Doel Gepast inzetten van de rekenmachine bij allerlei berekeningen in contextsituaties Leerlingen oefenen: • het gebruik van wortelteken en machten • met een rekenmachine breuken, procenten, machten en wortels berekenen of benaderen als eindige decimale getallen. Doel Breuken, verhoudingen of procenten gebruiken om een deel van een hoeveelheid aan te geven en uitrekenen hoeveel zo’n deel is Leerlingen oefenen: • het vertalen van situaties naar een bewerking • berekeningen en redeneringen verifi ëren • binnen een situatie het resultaat van een berekening op juistheid te controleren • het schatten van een uitkomst LES 9 Breuken en procenten 1 Doel Breuken, verhoudingen of procenten gebruiken om een deel van een hoeveelheid aan te geven en uitrekenen hoeveel zo’n deel is. Breuken, verhoudingen of procenten berekenen in toepassingssituaties Leerlingen oefenen: • een verhoudingssituatie herkennen aan de hand van een beschrijving en een alternatieve beschrijving geven • met een rekenmachine breuken, procenten, machten en wortels berekenen/benaderen als eindige decimale getallen • het uitvoeren van procentberekeningen LES 10 Breuken en procenten 2 Doel Eenvoudige stambreuken, decimale getallen, percentages en verhoudingen omzetten en gebruiken bij eenvoudige berekeningen in toepassingssituaties Leerlingen oefenen: • de notatie van breuken, decimale getallen en procenten • herkennen en gebruiken van breuken, decimale getallen en procenten • met een rekenmachine breuken, procenten, (machten en wortels) berekenen of benaderen als eindige decimale getallen LES 11 Breuken en procenten 3 Doel Met de rekenmachine breuken en procenten berekenen/benaderen als eindige decimale getallen en dit gebruiken in toepassingssituaties Leerlingen oefenen: • het uitvoeren van procentberekeningen, bijvoorbeeld: inkoopprijs inclusief btw • waarom je in een concrete situatie bij berekeningen soms percentages bij elkaar mag optellen LES 12 Verhoudingen Doel Rekenen met verhoudingen in toepassingssituaties. Verhoudingen met elkaar vergelijken met behulp van een daarbij een passend rekenmodel Leerlingen oefenen: • verhoudingen met elkaar vergelijken en een passend rekenmodel kiezen LES 13 Schaal Doel De formele schrijfwijze van schaal herkennen en eenvoudige berekeningen maken met schaal Leerlingen oefenen: • het herkennen van de formele schrijfwijzen zoals 1 : 100 bij schaal • op welke (eenvoudige) schaal iets getekend is, als enkele maten gegeven zijn LES 14 Rekenen met percentages
41 Doel Berekeningen maken met percentages groter en kleiner dan 100% Leerlingen oefenen: • situaties als een vierde deel is 25 van de 100 • verhoudingen met elkaar vergelijken en een passend
Gebruikte methode (verantwoording voor de keuze) Uitgangspunten bij Rekenblokken Omgekeerde didactiek: Leren door doen. Binnen Rekenblokken is het oplossen van opgaven in een concrete / functionele situatie een belangrijk uitgangspunt. Oplossingen en onderliggende technieken steunen daarbij op situaties of modellen die daar uit zijn afgeleid. Modelondersteuning zoals d.m.v. getallenlijnen en verhoudingstabellen zijn hierbij belangrijk. Het gebruik hiervan wordt binnen de lessen en in animaties gedemonstreerd. Hiernaast worden uitwerkingen en het gebruik van bewerkingen op papier voorgedaan. Het werken op papier (bijvoorbeeld in een schrift of op kladpapier bij het scherm) wordt dan ook gestimuleerd. Ook bij het gebruik van de rekenmachine is het van belang dat leerlingen leren werken op papier. Ze noteren bijvoorbeeld antwoorden van deelberekeningen. Zoals eerder gesteld worden er op het examen geen procedures gevraagd en mogen leerlingen bij het grootste deel van de opgaven een rekenmachine gebruiken. Wij adviseren dan ook om zeker bij leerlingen die erg veel moeite hebben met cijferprocedures, te kiezen voor het leren rekenen met de rekenmachine. Strategieën Natuurlijk worden strategieën gaandeweg het leerproces door te oefenen verkort, verinnerlijkt, geautomatiseerd en breder toepasbaar gemaakt. In elke les worden basale vaardigheden die voor die specifi eke les van belang zijn herhaald en geoefend in de vorm kale opgaven. Daarmee hopen we dat leerlingen de kennis die ze echt paraat moeten hebben bij alle lessen gaan automatiseren en eventueel gaan memorisen. Het is fundamenteel dat leerlingen voortdurend weten waarom ze bepaalde opgaven maken en dat ze ook actief betrokken worden bij hun eigen leren. Zwakke taalleerders en tweede taalleerders worden met behulp van de interactieve begrippenlijst ondersteund. Er is natuurlijk kennis die leerlingen echt paraat moeten hebben bij alle lessen. Deze kennis wordt binnen Rekenblokken frequent en gestructureerd onderhouden. Binnen elke multimediale les en les in het leerwerkboek is daar op een vaste locatie ruimte voor gereserveerd. Het gaat daarbij vooral om het oefenen / automatiseren van sommen die voor de betreffende les nuttig zijn, maar wel als bekend verondersteld worden, zoals tafels, rekenen tot 100, enzovoorts.
Werkvormen De methode (Rekenblokken) geeft ruimte om te differentiëren. De leerlingen die zelfstandig kunnen werken en weinig uitleg nodig hebben kunnen werken aan de opdrachten die klaargezet zijn voor de les. Zij kunnen, als dit werk af is, verder werken aan hun persoonlijke leerroute. De leerlingen die uitleg en instructie nodig hebben kunnen deze klassikaal krijgen en dan zelfstandig verder werken. De leerlingen die meer uitleg nodig hebben en individuele ondersteuning nodig hebben kunnen deze ook krijgen. Het grootste deel van de leerlingen kan het programma van Rekenblokken volgen op hun account en dus werken ze aan de pc. De leerlingen met meer noodzakelijke hulp kunnen deze tijdens de les krijgen. Deze kan bestaan uit mondelinge uitleg, of met behulp van het active-board, of met behulp van rekenmateriaal. Abacus, rekenspellen, getallenlijn.
42
Wijze van toetsing, normering etc. De toetsing zit in het programma van de methode (Rekenblokken) verweven. Er wordt in het begin, brugklas, een instaptoets gedaan. Aan de hand hiervan wordt de persoonlijke leerroute van de leerling samengesteld. Verder is er afgesproken dat er 3x per jaar een rekenscan wordt afgenomen. Ook deze wordt door de methode aangeleverd. Het voordeel hiervan is dat de leerlingen meteen hun resultaat kunnen zien en dit ook kunnen vergelijken met eerder behaalde resultaten. Het programma slaat alle gegevens op. (over het schooljaar heen, gedurende de hele schoolloopbaan). De normering is overeenkomstig de eisen voor de rekentoets aan het einde van het VMBO. Voor ouders is dit ook op de pc in te zien. Echter is er afgesproken dat ouders 2x per jaar een overzicht krijgen van de vorderingen van hun zoon/dochter. Dit is een uitdraai van het rekenscanoverzicht zoals het ook in Rekenblokken kan worden opgevraagd. Er wordt dus geen cijfer gegeven op het rapport van de leerling.
Planning leerstof e
1 jaars leerlingen worden getraind op 1F-niveau getallen en verhoudingen. Daarnaast ook het 2F-niveau van alle andere onderdelen van het rekenen. De planning blijft op de individuele leerling afgestemd. Voor tweede en derde jaars leerlingen geldt dat er geen 1F-niveau meer wordt geoefend. Hier richten wij ons op de oefeningen en het begrijpen van de context waarin de opgaven worden aangeboden.
Vakspecifieke bijzonderheden Er wordt rekening gehouden met leerlingen met dyslexie en dyscalculie. Voor beide handicaps worden aanpassingen gegeven en ook voor de examens worden deze aanpassingen aangevraagd. Leerlingen mogen kladpapier gebruiken ten alle tijden. Een rekenmachine kan worden gebruikt. De methode geeft aan bij welke opgaven dit wettelijk is toegestaan.
43
7. Mens & Maatschappij Doelstellingen (Kerndoelen) Mens & maatschappij omvat de leerinhouden van de vakken aardrijkskunde, geschiedenis en economie. In dit leergebied staat de persoonlijke betrokkenheid van leerlingen centraal: bij zichzelf en bij ontwikkelingen in de wereld, in het verleden en in de maatschappij om hem heen. Leerlingen moeten immers in de toekomst standpunten bepalen en beslissingen nemen over zaken van persoonlijk en van algemeen belang. Het gaat daarom niet alleen om het begrijpen van verschijnselen in de actuele maatschappelijke werkelijkheid (hoe zit het?), maar ook om het waarderen en beoordelen daarvan (wat vind ik ervan?). Leerlingen in de leeftijd van 12 t/m 14 jaar breiden hun leefwereld uit, evenals hun persoonlijke betrokkenheid daarbij. Ze doen dat in een wereld die complex is en voortdurend in verandering. Vragen leren stellen, inlevingsvermogen ontwikkelen en een open, verkennende houding aannemen zijn zowel doel als middel. Het uiteindelijke doel is dat leerlingen gestimuleerd worden om op informatie gebaseerde, beargumenteerde beslissingen te leren nemen. Ze moeten leren standpunten te bepalen en te onderbouwen met behulp van veelzijdige informatie. Bij mens & maatschappij leren leerlingen dan ook wegwijs te worden in verschillende soorten bronnen en deze gericht te gebruiken. Het internet en andere digitale bronnen verdienen daarbij een belangrijke plaats. Ook leren de leerlingen hun eigen omgeving te gebruiken als bron en onderzoeksobject. De leerinhoud komt als volgt aan de orde: mens & maatschappij als één vak, met extra leerstof voor het vak e economie (Methode Pincode 4 editie). Voor deze extra stof is gekozen omdat we m.b.t. het geven van een studieadvies moeilijk de didactische vaardigheden van het vak economie los konden zien van het totaalpunt voor het vak MenM. Daarnaast speelde het ontbreken van de rekenparagrafen van de methode Pincode en de daarbij behorende rekenvaardigheden van de leerlingen een grote rol; leerlingen hadden duidelijk behoefte aan meer oefening. Het is nodig inhoud uit het leergebied in onderlinge samenhang en relatie en met andere vakken of leergebieden aan te bieden. Daardoor krijgen leerlingen inzicht in de samenhang in hun groter wordende leefwereld. In dit leergebied leren leerlingen ook nadrukkelijk de eigen omgeving te gebruiken als bron en onderzoeksobject. Kerndoelen In de nieuwe onderbouw is het aantal kerndoelen sterk gereduceerd. Er zijn geen aparte kerndoelen meer voor geschiedenis, aardrijkskunde, economie. De vakken zijn nu ondergebracht in een leergebied mens & maatschappij. De kerndoelen voor dit leergebied verwijzen op vier na (nr. 37 en 40 voor geschiedenis en nr. 38 en 41 voor aardrijkskunde) niet specifiek naar de ‘oude’ vakken, maar met een beetje goede wil is per kerndoel wel globaal een van de vakken aan te wijzen. 36 De leerling leert betekenisvolle vragen te stellen over maatschappelijke kwesties en verschijnselen, daarover een beargumenteerd standpunt in te nemen en te verdedigen, en daarbij respectvol met kritiek om te gaan. 37 De leerling leert een kader van tien tijdvakken te gebruiken om gebeurtenissen, ontwikkelingen en personen in hun tijd te plaatsen. 38 De leerling leert een eigentijds beeld van de eigen omgeving, Nederland, Europa en de wereld te gebruiken om verschijnselen en ontwikkelingen in hun omgeving te plaatsen. 39 De leerling leert een eenvoudig onderzoek uit te voeren naar een actueel maatschappelijk verschijnsel en de uitkomsten daarvan te presenteren. 40 De leerling leert historische bronnen te gebruiken om zich een beeld van een tijdvak te vormen of antwoorden te vinden op vragen, en hij leert daarbij ook de eigen cultuurhistorische omgeving te betrekken. 41 De leerling leert de atlas als informatiebron te gebruiken en kaarten te lezen en te analyseren om zich te oriënteren, zich een beeld van een gebied te vormen of antwoorden op vragen te vinden.
44 42 De leerling leert in eigen ervaringen en in de eigen omgeving effecten te herkennen van keuzes op het gebied van werk en zorg, wonen en recreëren, consumeren en budgetteren, verkeer en milieu. 43 De leerling leert over overeenkomsten, verschillen en veranderingen in cultuur en levensbeschouwing in Nederland, leert eigen en andermans leefwijze daarmee in verband te brengen, en leert de betekenis voor de samenleving te zien van respect voor elkaars opvattingen en leefwijzen. 44 De leerling leert op hoofdlijnen hoe het Nederlandse politieke bestel als democratie functioneert en leert zien hoe mensen op verschillende manieren bij politieke processen betrokken kunnen zijn. 45 De leerling leert de betekenis van Europese samenwerking en de Europese Unie te begrijpen voor zichzelf, Nederland en de wereld. 46 De leerling leert over de verdeling van welvaart en armoede over de wereld, hij leert de betekenis daarvan te zien voor de bevolking en het milieu, en relaties te leggen met het (eigen) leven in Nederland. 47 De leerling leert actuele spanningen en conflicten in de wereld te plaatsen tegen hun achtergrond, en leert daarbij de grote onderlinge afhankelijkheid in de wereld, het belang van mensenrechten en de betekenis van internationale samenwerking te zien. Leerstofkeuze Mundo bestaat uit twaalf thema’s voor twee leerjaren. Uitgangspunten bij het vaststellen van de thema’s waren: - de regio’s - de aardrijkskundige onderwerpen - de tien tijdvakken van De Rooij - de kerndoelen mens & maatschappij (NB: de kerndoelen 36 t/m 41 zijn algemeen en komen in elk thema terug)
Gebruikte methode (verantwoording voor de keuze) Mundo integreert de vakken aardrijkskunde, geschiedenis, economie en levensbeschouwing. Dit betekent dat er voor vraagstukken is gekozen die zinvol vanuit verschillende perspectieven kunnen worden bestudeerd. Bijvoorbeeld: Hoe komen mensen aan hun voedsel? (thema 2), Hoe gaan mensen om met rampen? (thema 4). Binnen zo’n thema gaat het steeds om de vragen steeds: Waarom daar? Waarom toen? Welke keuzes hebben mensen? Door de geïntegreerde thema’s zien leerlingen samenhangen beter en wordt het leren zinvol. Geschiedenis In elk thema staat één tijdvak van de geschiedenis centraal. Die thema’s zijn ontleend aan de indeling die door de commissie-De Rooij is gemaakt. De tijdvakken komen in chronologische volgorde aan bod. Bovendien is achterin het lesboek een tijdbalk, de Tijdwijzer, opgenomen, die een houvast biedt voor de oriëntatie in de tijd. Doordat in elk boek een Tijdwijzer is opgenomen, is het snel duidelijk waar het thema te plaatsen is. Als er behoefte is om een thema vervroegd aan te bieden (bv. Thema 4 Rampen en Plagen wordt naar voren gehaald omdat er net een natuurramp heeft plaatsgevonden) dan kan dat. Elk thema staat op zichzelf: alleen thema 1 is een instapthema. In thema 1 worden vaardigheden geleerd die van belang zijn bij elk volgend thema. Denk bijvoorbeeld aan: kaartlezen en het interpreteren van bronnen. Aardrijkskunde Bij het uitdenken van de thema’s is er ervoor gezorgd dat alle regio’s een keer aan bod komen en ook de belangrijkste aardrijkskundige onderwerpen, zoals klimaten, landschappen, globalisering, fysische geografie, demografie, stedelijke en landelijke gebieden. Een overzicht van de onderwerpen en regio per thema vindt u in het schema op de volgende bladzijde. Economie In leerjaar 1 wordt economie in historisch en geografisch perspectief behandeld. In leerjaar 2 krijgt economie in het vmbo een prominentere plek dan in leerjaar 1. De reden hiervoor is dat economie vaak pas in leerjaar 2
45 op het lesrooster wordt gezet op het vmbo. In het economische perspectief gaat het om de vraag welke keuzes mensen maken, vroeger en nu. Wat hebben zij daarvoor opgeofferd om het ene te doen en het andere te laten? In het kader van de aansluiting op het vervolgonderwijs (bovenbouw) hebben wij ervoor gekozen economie extra aan te bieden. Wij doen dit volgens de methode Pincode. M.n. de sommen en het extra oefenmateriaal zijn noodzakelijk. Mundo mist de nodige diepgang om m.n. de (zwakke) rekenaars op een aansluitend niveau te brengen. Levensbeschouwing Levensbeschouwing wordt in Mundo behandeld in het kader van mens & maatschappij. Er is aandacht voor wereldgodsdiensten en ook voor de rol van de leerling in de maatschappij. Wat kan hij of zij er zélf mee doen of hoe kan hij zélf invloed op die maatschappij hebben?
Werkvormen De docenten werken met diverse werkvormen. Het Directe Instructie Model is hierbij de leidraad. Gedeeltelijk worden deze al via de methode gegeven. Afwisseling in werkvormen: Mundo biedt een grote variëteit in opdracht- en werkvormen aan (spelvormen, creatieve opdrachten, samenwerkopdrachten, computeropdrachten enzovoort) en stimuleert de leerling daarmee tot actief verwerken van de leerstof en producerend leren. Naast zelfstandig werken is er ruimte voor klassikale momenten: - Bij de oriëntatie (Start) hoort een voorleesverhaal dat is opgenomen in de docentenhandleiding. - Elk blok opent in het themaschrift met een openingsillustratie waar de leerdoelen zijn verwoord in de vorm van vragen. Deze illustratie kan heel goed klassikaal worden besproken. Differentiatie Om recht te doen aan verschillen tussen leerlingen en om in te spelen op verschillen tussen scholen (verschillend aantal uren voor mens & maatschappij) is er in Mundo veel ruimte voor differentiatie. Naar werkwijze: de verwerking van het thema kan via de opdrachtgestuurde en de projectmatige werkwijze - bij sommige opdrachten kan de leerling ervoor kiezen samen of individueel te werken. Naar niveau: - verschillende edities (lwoo/vmbo-bk, vmbo-kgt, vmbo-t/havo/vwo) - instapopgaven gericht op tekstbegrip - herhalingsopgaven en verrijkingsstof in keuzemenu’s - mate van ondersteuning: de leerling kiest (digitale) hulp als hij dat nodig heeft: de methodesite bevat o.a. een vaardighedenoverzicht, begrippendatabase en taalhulp. Deze hulp via de methodesite maakt dat het lesmateriaal binnen de edities niveaudifferentiatie biedt door taalondersteuning voor met name de lwoo-leerling en door op het juiste moment ondersteuning te bieden bij een vaardigheid die de leerling nodig heeft. Naar tempo: - na blok 1, blok 2 en blok 3 is een keuzemenu opgenomen. De snelle leerling kan meerdere keuzeopdrachten maken (er zijn er 2 per keuzemenu), de langzame leerling kan er één of geen maken. Naar belangstelling: - in sommige opdrachten kunnen leerlingen kiezen hoe ze een opdracht willen uitwerken (bijvoorbeeld in een toneelstuk of een tekening). Verder wordt er bij veel opdrachten in duo’s gewerkt. Ook leren de leerlingen presentaties te geven aan elkaar en deze te beoordelen. Als extra hulpmiddel kan voor zwaar dyslectische leerlingen met het programma Kurzweil gewerkt worden. Wanneer het programma volgens plan loopt, wordt er in het kader van thema ‘de stad’ een stadswandeling met opdrachten gehouden.
46 Naar leerproblemen: - Dyslexie zie dyslexiebeleid - Zie rekenbeleid - Directe instructie model toepassen: aanbieden structuur, aansluiting bij voorkennis en aansluiting bij belevingswereld. - Naar soc-emotionele problemen Het levendiger maken van de stof door actualiteit en zaken uit het verleden via media onder de aandacht te brengen.
Wijze van toetsing, normering etc. Voor ieder thema van Mundo geldt: Thema Blok 1 Blok 2 Blok 3 Themaschrift Extra opdracht
Wijze van toetsing
Normering
Schriftelijke overhoring Schriftelijke overhoring Schriftelijke overhoring Proefwerk
Presentatie e.d.
1x 1x 1x 3x 2x
Wijze van toetsing Schriftelijke overhoring Schriftelijke overhoring Proefwerk
Normering 1x 1x 3x
Onderdeel Economie (Pincode) Slechts voor leerjaar 2 en 3 Hoofdstuk Paragraaf 1, 2 Paragraaf 3, 4, rekenen Gehele hoofdstuk
Planning leerstof 2-jarenstroom
Thema’s Mundo: Projectvorm thema 1:
Leerjaar 1 Geschiedenis Aardrijkskunde gs-vaardigheden: bronnen, periodisering, tijdbalk ak-vaardigheden
Wie ben ik?
Thema 2:
tijd van jagers en verzamelaars
Wat eten we vandaag? Thema 3:
(tot 3000 v.Chr.) tijd van Grieken en Romeinen
Toerisme (3000 v.Chr. – 500 n.Chr.)
wereld, klimaten en vegetatiezones, bestaansmiddelen Middellandse Zee-gebied, toerisme
Economie In leerjaar 1 wordt economie behandeld vanuit een historische en geografisch perspectief met onderwerpen als: middelen van bestaan het ontstaan van de economie
47 Thema 4:
tijd van monniken en ridders
Azië en Afrika, natuurrampen
Rampen en plagen Thema 5:
(500 – 1000) tijd van steden en staten
De Stad
(1000 – 1500)
schaarste de economische functie van de stad
Nederland, ruimtelijke inrichting (de stad)
werkgelegenheid beroepssectoren
(kerndoel 42) Thema 6:
tijd van ontdekkers en hervormers
Latijns-Amerika, ontwikkelingspeil
Arm en rijk (1500 – 1600) (kerndoel 46)
Thema’s Mundo Thema 8:
Geschiedenis tijd van pruiken en revoluties
Leerjaar 2 Aardrijkskunde Nederland,
Vrijheid (1700 – 1800) (kerndoel 44) Thema 9:
tijd van burgers en stoommachines
Milieu
Economie overheid
eigen omgeving / ruimtelijke ordening wereld
milieu, consumptie
eigen omgeving / milieu (1800 – 1900)
(kerndoel 42) Thema 10:
tijd van wereldoorlogen
Europa
(1900 – 1950)
(kerndoel 45) Thema 12:
tijd van televisie en computer
Wat een mensen!
Europa / verschillen in Europa, Europese samenwerking
overheid, buitenland
Nederland
arbeid en consumptie
Europa (na 1950)
(kerndoel 43)
wereld / demografie en migratie
Planning leerstof 3-jarenstroom
Thema’s Mundo: Thema 1: Wie ben ik?
Leerjaar 1 Geschiedenis Aardrijkskunde gs-vaardigheden: bronnen, eigen omgeving wereld, periodisering, tijdbalk ak-vaardigheden
Economie In leerjaar 1 wordt economie behandeld vanuit een historische en geografisch
48 Thema 2:
tijd van jagers en verzamelaars
wereld, klimaten en vegetatiezones, bestaansmiddelen
Wat eten we vandaag? (tot 3000 v.Chr.) Thema 3:
perspectief met onderwerpen als: middelen van bestaan
tijd van Grieken en Romeinen
Middellandse Zee-gebied, toerisme
het ontstaan van de economie
Toerisme schaarste
(3000 v.Chr. – 500 n.Chr.) Thema 4:
tijd van monniken en ridders
Azië en Afrika, natuurrampen
Rampen en plagen (500 – 1000)
de economische functie van de stad werkgelegenheid beroepssectoren
Thema’s Mundo Thema 5: De Stad (kerndoel 42) Thema 6:
Leerjaar 2 Geschiedenis Aardrijkskunde tijd van steden en staten Nederland, ruimtelijke inrichting (de stad) (1000 – 1500)
tijd van ontdekkers en hervormers
Economie buitenland, productie
Latijns-Amerika, ontwikkelingspeil
overheid
Nederland,
overheid
Arm en rijk (1500 – 1600) (kerndoel 46) Thema 8:
tijd van pruiken en revoluties
Vrijheid
eigen omgeving / ruimtelijke ordening
(1700 – 1800) (kerndoel 44)
Leerjaar 3 Thema 9:
tijd van burgers en stoommachines
Milieu
wereld
milieu, consumptie
eigen omgeving / milieu (1800 – 1900)
(kerndoel 42) Thema 10:
tijd van wereldoorlogen
Europa
(1900 – 1950)
(kerndoel 45) Thema 12:
tijd van televisie en computer
Wat een mensen!
Europa / verschillen in Europa, Europese samenwerking
overheid, buitenland
Nederland
arbeid en consumptie
Europa (na 1950) wereld / demografie en
49 (kerndoel 43)
migratie
Vakspecifieke bijzonderheden Niet alleen de thema’s bieden de leerling kijk op de ontwikkeling van de maatschappij op alle niveaus en hun rol daarin, maar ook de actualiteit speelt een grote rol. Er wordt dan ook veelvuldig gebruik gemaakt van massamedia zoals internet, tv, krant e.d. In de lessen wordt regelmatig het jeugdjournaal bekeken. Bij uitzonderlijke gebeurtenissen wordt van het geplande lestraject afgeweken zodat er ruimte ontstaat voor een specifieke gebeurtenis.
50
8. Science Doelstellingen (Kerndoelen) 34. De leerling leert vragen over onderwerpen uit het brede leergebied om te zetten in onderzoeksvragen, een dergelijk onderzoek over een natuurwetenschappelijk onderwerp uit te voeren en de uitkomsten daarvan te presenteren. 35. De leerling leert kennis te verwerven over en inzicht te verkrijgen in sleutelbegrippen uit het gebied van de levende en niet-levende natuur, en leert deze sleutelbegrippen te verbinden met situaties in het dagelijks leven. 36. De leerling leert dat mensen, dieren en planten in wisselwerking staan met elkaar en hun omgeving (milieu), en dat technologische en natuurwetenschappelijke toepassingen de duurzame kwaliteit daarvan zowel positief als negatief kunnen beïnvloeden. 37. De leerling leert o.a. door praktisch werk kennis te verwerven over en inzicht te verkrijgen in processen uit de levende en niet-levende natuur en hun relatie met omgeving en milieu. 38. De leerling leert te werken met theorieën en modellen door onderzoek te doen naar natuurkundige en scheikundige verschijnselen als elektriciteit, geluid, licht, beweging, energie en materie. 39. De leerling leert door onderzoek kennis te verwerven over voor hem relevante technische producten en systemen, leert deze kennis naar waarde te schatten en op planmatige wijze een technisch product te ontwerpen en te maken. Leren door te doen
Gebruikte methode (verantwoording voor de keuze) Science maakt gebruik van een eigen methode. De keuze is gemaakt nadat we proef hebben gedraaid met diverse methodes. De methodes bleken niet geschikt te zijn voor onze leerlingen. Teveel plaatjes, teveel tekst, teveel afleiding. Ook het werken in de leertuin; samenwerken, zelfstandigheid is een aanleiding geweest om te kiezen voor een eigen methode. Gedifferentieerd werken was ook niet mogelijk met de bestaande methodes.
Werkvormen -
Activboard Zelfstandig leren/ werken Samenwerken in kleine groepen Leren van elkaar ICT gebruik Kurzweil Wintoets Eigen methode met gevarieerde opdrachten Magazijn beheer/uitleen door leerlingen Demonstratie en zelfstandig uitvoeren van proeven Pictogram gebruik Kleuren meubilair Duidelijke afspraken over veiligheid en lokaalregels Eventueel (vakoverstijgende) excursies: oa. Continium, VDL Nedcar, Zitterd Revisited, WML
51
Wijze van toetsing, normering etc. Twee proefwerken + eventueel een schriftelijke overhoring per rapportperiode: - Wintoets - Schriftelijk; hierbij wordt ook gelet op het taalgebruik - Normering bbl/kader, hier zijn door de docenten binnen de vaksectie afspraken over gemaakt. Praktijkopdrachten: - Losse opdracht, de opdrachtvellen worden in een klassenpostvak gelegd - De werkstukken worden beoordeeld op basis van de eisen die gesteld worden in de lesbrief. Verder wordt er rekening gehouden met de kwaliteit en de mogelijkheden van de individuele leerling; hier zijn door de docenten binnen de vaksectie afspraken gemaakt. Toetsing van de praktijk vindt plaats door de werkstukken te beoordelen en in sommige gevallen te bespreken met de leerlingen.
Planning leerstof
Nagenoeg iedere les wordt gestart met het bespreken van het huiswerk, hierna volgt er uitleg over de nieuwe theorie. Daar waar mogelijk wordt er ingespeeld op de belevingswereld van de leerlingen. De leerling mag tijdens de theorie vragen stellen over de stof, de docent toetst steekproefsgewijs d.m.v. vragen of de theorie begrepen is, de volgende les komt deze theorie nogmaals aan bod tijdens het bespreken van het huiswerk. Vervolgens gaan de leerlingen zelfstandig of in groepjes aan de slag met de module waarin opdrachten en proeven en experimenten staan die gekoppeld zijn aan de onderwerpen. De opdracht die de leerling uit de module kiest, hoeft niet altijd synchroon te lopen met de behandelde theorie van die les. De docenten (en indien aanwezige klassenassistent) helpen de leerlingen bijvoorbeeld d.m.v. coaching. Indien noodzakelijk wordt met een individuele leerling de les geëvalueerd. Ook wordt er gebruik gemaakt van klasgenoten bij het oplossen van een probleem/vraagstuk. Binnen de vastgelegde kaders worden de leerlingen gestimuleerd om eigen initiatieven. in te brengen.
Aan iedere opdracht is een maximum aantal personen verbonden.
De modules lopen ongeveer gelijk aan een rapportperiode. In leerjaar 1 hebben de leerlingen 2 uur per week les. In leerjaar 2 en 3 hebben de leerlingen 4 Lessen per week. Theorie en praktijk bestaan uit een combinatie van techniek, natuurkunde, scheikunde en daar waar mogelijk toegepaste wiskunde.
Leerjaar 3: Naarmate het schooljaar vordert wordt er een grotere mate van zelfstandigheid en samenwerking gevraagd van de leerlingen. Dit komt tot uiting in de eindopdracht die plaatsvindt in periode 3. De toetsing van de totale lesstof van leerjaar 3 vindt plaats aan het einde van periode 3 d.m.v. een tweetal toetsen.
Opzet modules Leerjaar 1: 4 Modules Onderwerpen: - 1: basis techniek/wiskunde (papier, karton en gereedschapsleer) - 2: kijken, meten, weten (houtbewerken) - 3: verbinden, buigen, bewegen (metaal en kunststof) - 4: kennis maken met natuurkunde (combinatie van verschillende materialen en gereedschappen) Leerjaar 2: 3 modules - Module 1, periode 1 Onderwerp: introductie over Natuurkunde en herhaling basis techniek, water, technisch tekenen
52 -
Module 2, periode 2 Onderwerp: Elektriciteit, licht, warmte, bouwen/constructies, technisch tekenen Module 3, periode 3 Onderwerp: Kunststof en geluid. Verdieping d.m.v. “Het beste idee van Eysenhegge”.
Leerjaar 3: 3 modules - Module 1, periode1 Onderwerp: Krachten, overbrengingen (takels en katrollen), hydrauliek, pneumatiek, milieu, constructies, momenten, dichtheid. -
Module 2, periode 2 Onderwerp: Elektriciteit (verdieping op leerstof van leerjaar 2)
-
Module 3: Periode 3 Onderwerp: Samenvatting leerjaar 2 en 3 Praktijkopdracht: Goldbergmachine (hierin komen alle geleerde theoretische en praktische vaardigheden samen).
Omgaan met verschillen o o o
o o
Leerlingen kunnen na klassikale instructie nog individuele instructie krijgen. Bij leerlingen met NLD wordt er gebruik gemaakt van de standaardstrategieën om een som op te lossen. In de lessen wordt rekening gehouden met de niveauverschillen in de klas. Leerlingen die extra hulp nodig hebben, krijgen deze aangeboden terwijl de andere leerlingen aan de slag kunnen met de praktijkopdrachten. Bij diverse onderdelen zijn er extra opdrachten aanwezig om de leerlingen meer oefenmogelijkheden te geven. In de lessituatie kan er gekozen worden voor een aangepast traject gebaseerd op de mogelijkheden/beperkingen van het individuele kind. Tijdens de lessen wordt er rekening gehouden met de leerlingen die een dyslexieverklaring bezitten; oa voorlezen, werken met de computer, extra tijd bij toetsen.
Vakspecifieke bijzonderheden -
-
-
-
De leerlingen worden gemotiveerd (dmv complimenten geven) om het maximale uit een werkstuk te halen, hierbij wordt rekening gehouden met de capaciteiten en mogelijkheden/beperkingen van het individuele kind. De leerlingen leren gaandeweg het leerproces te werken met stappenplannen die gebaseerd zijn op de ontwerpprincipes. Hierin leren ze onder andere te werken met een programma van eisen, brainstormsessies, mindmaps. Bij het vak Science wordt er gewerkt volgens het leertuinprincipe. Dit past binnen de visie van de school. Binnen de leertuin werken meerdere docenten samen tijdens de theorie en de praktijklessen, maar ook bij de ontwikkeling van de modules en het uitwerken/bedenken van nieuwe opdrachten en proeven. Jaarlijks vindt er op het einde van het schooljaar een evaluatie plaats, waarna modules, opdrachten en dergelijke, daar waar nodig, worden aangepast. Het vak science is een koppeling van techniek, natuur- en scheikunde en toegepaste wiskunde. Bij science laten we zien, dat vele zaken van techniek/ natuurkunde toegepast worden in het dagelijks leven. We spelen in op de actualiteit. Er vindt een overlap plaats met veel vakken (geschiedenis, aardrijkskunde, wiskunde, biologie, lichamelijke opvoeding, verzorging, handvaardigheid.)
53 -
Gebruik van pictogrammen voor lokaalregels, opruimschema, modules. Kleuren in meubilair, duidelijk herkenbare werkplekken, mogelijkheid tot individuele werkplek. Aparte machineruimte i.v.m. geluid- en stofoverlast in het lokaal. Magazijnbeheer door leerlingen; gereedschap en materialen. Leren door doen. De opdrachten zijn wisselend van werkvorm; zelfstandig of samenwerken.
54
9. Wiskunde Doelstellingen (Kerndoelen) -
Wiskundetaal ontwikkelen Wiskunde gebruiken in praktische situaties/belevingswereld, eventueel vakoverstijgend Wiskundig redeneren Rekenstructuren doorzien en rekenbegrippen gebruiken Exact en schattend rekenen Meten en metriek stelsel Verbanden visualiseren en formaliseren Werken met en redeneren over vormen Ordenen van gegevens Wiskundige denkstrategieën leren gebruiken bij andere vakken, zoals verzorging (meten en wegen), rekenen, mens & maatschappij (grafieken, tabellen en schaal), handvaardigheid en science (ruimtelijke figuren en aanzichten)
Gebruikte methode (verantwoording voor de keuze) Moderne wiskunde Moderne wiskunde heeft een grote variëteit aan bruikbare aanleercontexten en dit zorgt ervoor dat de leerlingen geboeid blijven. De gekozen aanleer- en toepassingscontexten gebruiken begrippen en situaties die de leerlingen in het dagelijkse leven nog tegen zullen komen. Er is sprake van herkenning en hierdoor minder vraag naar het nut van de leerstof. De opgaven zijn aantrekkelijk gemaakt door er een tekening in te verwerken. De methode heeft een concentrische opbouw en de hoofdstukken hebben een duidelijk herkenbare structuur voor de leerlingen. De methode biedt de mogelijkheid om te differentiëren.
Werkvormen De vaksectie hanteert de volgende werkvormen: klassikaal werken tijdens instructie, die zo kernachtig mogelijk worden gehouden klassikaal/zelfstandig nakijken individueel werken samenwerken in tweetallen of in groepen van maximaal 4 leerlingen (voor leerlingen die dat aankunnen) klassikaal digitale oefentoets op het Activboard de opdrachten uit de DOE-paragraaf worden verwerkt in de science-lessen of eventueel in de wiskundeles
Wijze van toetsing, normering etc. -
-
Beoordeling en bespreking van het huiswerk. Hierbij wordt gelet op de kwantiteit (hoeveelheid opgaven) maar zeker ook op de kwaliteit (staan er berekeningen bij, werk je netjes, maak je tekeningen met potlood en liniaal, is alles nagekeken en verbeterd, etc.) ‘Test jezelf’ uit de gebruikte methode (als overhoring ). Elk hoofdstuk wordt afgesloten met een standaard proefwerk uit de gebruikte methode.
55 -
De hoofdstukken zijn gewaardeerd op moeilijkheidsgraad, de weging is hierop afgesteld. Alle docenten gebruiken dezelfde normering: o Normering die bij het proefwerk horen hanteren o Antwoord goed, som ontbreekt helft van de punten o Benoeming + afronden van getallen, bijv. 17 koekjes wordt genoteerd als 17 ½ per antwoord o Doortelfout bij a,b,c tellen we alleen a fout. o Rekenfout binnen vragen met meerdere stappen -1 o Tekenen met pen of schrijven met potlood, liniaal minder dan 5x per keer -1 van de 50 meer dan 5x -1 van de 10 (5 van de 50)
Planning leerstof De leerstof van de basisvorming wordt in drie jaar tijd behandeld. Elk hoofdstuk bestaat uit 4 of 5 basisparagrafen, een samenvatting, ‘test jezelf’, extra opdrachten, gemengde opdracht en ‘plus opdrachten’. Elk hoofdstuk wordt afgesloten met een proefwerk. Zie bijlage
Vakspecifieke bijzonderheden Omdat wij als school zoveel mogelijk structuur en duidelijkheid voor onze leerlingen willen bieden, worden de wiskunde lessen veelal hetzelfde opgebouwd. Het boek is met dit in het achterhoofd bewust gekozen, deze biedt duidelijkheid en structuur en werkt heel overzichtelijk. Vrijwel elke les begint met een klassikale instructie, waarna de leerlingen individueel of in kleine groepjes aan het werk gaan. Hierbij wordt zoveel mogelijk gestimuleerd dat zij elkaar helpen. Veel van onze leerlingen hebben vanwege hun problematiek behoefte aan visuele ondersteuning, werken met het Activboard, maar ook met concreet materiaal (bv. ruimtefiguren) is daarom van groot belang. Er wordt naar gestreefd om leerlingen zoveel mogelijk zelfstandig te maken. Toch hebben wij in de klas rekenmachines, geodriehoeken en andere hulpmiddelen aanwezig, zodat zij (eventueel met een consequentie) toch aan het werk kunnen, mochten zij dit niet bij zich hebben. Om ook leerlingen met grote rekenachterstanden of dyscalculie succeservaringen op te laten doen, hebben wij ervoor gekozen dat leerlingen een rekenmachine mogen gebruiken. Belangrijk hierbij is dat ze de bewerkingen wel noteren, zodat we kunnen volgen hoe zij rekenen. Om de rekenachterstanden bij te werken, stimuleren we natuurlijk wel zoveel mogelijk dat leerlingen ook ‘uit het hoofd’ rekenen bij eenvoudigere opgaven. Daarnaast hebben alle leerlingen een apart vak “rekenen” en is er eventueel de mogelijkheid dat leerlingen in het eerste jaar “remedial-teaching rekenen” krijgen.
Omgaan met verschillen -
Leerlingen kunnen na klassikale instructie nog individuele instructie krijgen. Sterke leerlingen krijgen extra verdiepingsopdrachten. Sterke leerlingen worden ingezet om de zwakkere leerlingen te helpen. Bij dyslectische leerlingen wordt er rekening gehouden met de leerling-gebonden compensatiemaatregelen (zie dyslexiepas). Bij leerlingen met NLD wordt er gebruik gemaakt van de standaardstrategieën om een som op te lossen. Leerlingen met dyscalculie mogen gebruik maken van extra hulpmiddelen zoals hulpkaartjes.
56 Jaar 1 BBL
Jaar 1 KGT
e
1 trimester september - december
Hoofdstuk 1 Lijnen en cirkels
Hoofdstuk 2 Rekenen met tijd
Vmbo basis 1a Hoofdstuk 3 Plaatsbepalen
Hoofdstuk 4 Lengte en omtrek
1 Roosterpapier 2 Evenwijdig 3 Loodrecht 4 Passer 5 Figuren tekenen Extra oefening Oefentoets Toets (weging 2) 4 lessen symmetrische tekening 1 Verschillende klokken 2 Rekenen met tijd 3 Tijd en afstand Extra oefening Gemengde opdrachten Oefentoets Toets (weging 2) 1 Kaart en schaallijn 2 Coördinaten 3 Werken met coördinaten 4 Tekenen in assenstelsels Extra oefening Gemengde opdrachten Oefentoets Toets (weging 3) 4 lessen coördinatentekening 1 Schatten en meten 2 Lengte en omtrek Doe-les omtrek berekenen Doe-les maten omrekenen 3 Maten omrekenen SO maten omrekenen 4 Werken met schaal Extra oefening
Hoofdstuk 1 Lijnen en cirkels
Hoofdstuk 2 Verhoudingen
Vmbo kgt 1a Hoofdstuk 3 Plaatsbepalen
Hoofdstuk 4 Decimale getallen
1 Wat zie je? 2 Roosters en geodriehoek 3 Loodrecht 4 Afstanden meten 5 De passer Extra oefening Oefentoets Toets (weging 2) 4 lessen symmetrische tekening 1 Rekenen met verhoudingstabellen 2 Rekenen via 1 3 Prijzen vergelijken 4 Procenten berekenen Extra oefening Herhalingsles Oefentoets Toets (weging 3) 1 Kaart en schaallijn 2Coördinaten 3Werken met coördinaten 4 Tekenen in assenstelsels Extra oefening Gemengde opdrachten Oefentoets Toets (weging 3) 4 lessen coördinatentekening 1 Delen en verdelen 2 Decimale getallen 3 Rekenmachine 4 Afronden 5 Volgorde bij rekenen Extra oefening Oefentoets Toets (weging 2)
57 Gemengde opdrachten Oefentoets Toets (weging 3) e
2 trimester januari - maart
Hoofdstuk 5 Grafieken
Vmbo basis 1a
Hoofdstuk 6 Ruimtefiguren
Hoofdstuk 7 Regels ontdekken
1 Stijgen en dalen 2 Grafieken aflezen 3 Grafieken tekenen 4 Grafieken en zaagtand Extra oefening Gemengde opdrachten Oefentoets Toets (weging 2) 1 Verschillende vormen 2 Uitslag van balk en kubus 3 Draadmodellen Doe-les kubus-balk-piramide bouwen 4 Aanzichten Extra oefening Gemengde opdrachten Oefentoets Toets (weging 3) 1 Regels in woorden 2 Rekenpijlen 3 Pijlenkettingen 4 Rekenpijl en tabel 5 Pijlenketting en tabel Extra oefening Oefentoets Toets (weging 3)
Hoofdstuk 5 Lengte, omtrek, opp
Vmbo kgt 1a
Hoofdstuk 6 Grafieken
Hoofdstuk 7 Ruimtefiguren
1 Maten schatten 2 Lengte en omtrek Doe-les omtrek berekenen Doe-les maten omrekenen 3 Lengtematen omrekenen SO maten omrekenen 4 Oppervlakte 5 Oppervlaktematen omrekenen Extra oefening Oefentoets Toets (weging 3) 1 Stijgen en dalen 2 Grafieken aflezen 3 Snel of langzaam stijgen 4 Grafieken tekenen Extra oefening Gemengde opdrachten Oefentoets Toets (weging 2) 1 Allerlei vormen 2 Kubus, balk en piramide 3 Draadmodellen Doe-les kubus-balk-piramide bouwen 4 Aanzichten Extra oefening Gemengde opdrachten Oefentoets Toets (weging 3)
58 e
3 trimester april - juli
Hoofdstuk 8 Oppervlakte
Vmbo basis 1b
Hoofdstuk 9 Negatieve getallen
Hoofdstuk 10 Inhoud
1Werken met oppervlakte 2 Oppervlaktematen Doe-les oppervlakte berekenen 3 Oppervlaktematen omrekenen 4 Oppervlakte vierkant en rechthoek Extra oefening Gemengde opdrachten oefentoets Toets (weging 3) (Herhalingsles) (Herhalingsles) (SO) 1 Positief en negatief 2 Kleiner dan of groter dan 3 Negatief in assenstelsels 4 Blokjes in de ketel 5 Heksentaal gebruiken Extra oefening Gemengde opdrachten Oefentoets Toets (weging 2) Introductie-les lengte-oppervlakte-inhoud 1 Inhoud 2 Inhoudsmaten Doe-les inhoud berekenen 3 Inhoud van kubus en balk Extra oefening Gemengde opdrachten Oefentoets Toets (weging 3)
Hoofdstuk 8 Regels ontdekken
Vmbo kgt 1b
Hoofdstuk 9 Negatieve getal
Hoofdstuk 10 Inhoud
1 In woorden 2 Rekenpijlen 3 Pijlenkettingen 4 Grafieken bij pijlen Extra oefening Gemengde opdrachten Oefentoets Toets (weging 2)
1 Positief en negatief 2 Negatief in assenstelsel 3 Blokjes in de ketel 4 Heksentaal gebruiken 5 Blokjes eruit Extra oefening Gemengde opdrachten Oefentoets Toets (weging 2) Introductie-les lengte-oppervlakte-inhoud 1 Inhoudsmaten 2 Inhoud balk en kubus Doe-les inhoud berekenen 3 Werken met liters 4 Inhoudsmaten omrekenen Extra oefening Oefentoets Toets
59 Jaar 2 BBL
Jaar 2 KGT
e
1 trimester september - december
Hoofdstuk 11 Formules
Hoofdstuk 12 Hoeken
Hoofdstuk 13 Rekenen+breuken
1 Grafieken bij rekenpijlen 2 Grafieken bij pijlenkettingen 3 Formules 4 Formules gebruiken Extra oefening Toets (weging 2)
Hoofdstuk 11 Formules
1 Hoeken vergelijken 2 Recht, scherp, stomp 3 Hoeken meten 4 Hoeken tekenen Extra oefening Toets (weging 3)
Hoofdstuk 12 Hoeken
1Voorrang 2 Delen en breuken 3 Breuken en kommagetallen 4 Afronden Extra oefening Toets (weging 2)
Hoofdstuk 13 Vlakke figuren
1 Rekenpijl en pijlenketting 2 Van pijlenketting naar formule 3 Formule en rekenpijl 4 Formule en pijlenketting 5 Werken met formules Extra oefening Toets (weging 2) 1 Hoeken vergelijken 2 Recht, scherp, stomp 3 Koers en graden 4 Hoeken meten 5 Hoeken tekenen Extra oefening Toets (weging 3) 1 Spiegelsymmetrie 2 Bijzondere driehoeken 3 Bijzondere vierhoeken 4 Samen 180 graden 5 Samen 360 graden Extra oefening Toets (weging 3)
e
2 trimester januari - maart
Vmbo basis 1b
Vmbo basis 2a
Hoofdstuk 14 For + terugrekenen
Hoofdstuk 1 Getallen
1 Rekenpijl en pijlenketting 2 Heen en terug met de rekenpijl 3 Heen en terug met pijlenketting 4 Terugrekenen Extra oefening Toets (weging 3) 1 Blokjes erin 2 Blokjes eruit 3 Kwadraten 4 Wortels
Vmbo kgt 1b
Vmbo kgt 2a
Hoofdstuk 14 For + terugrekenen
Hoofdstuk 1 Getallen
1 Formules 2 Heen en terug 3 Pijlenkettingen 4 Terugrekenen Extra oefening Toets (weging 3) 1 Optellen en aftrekken 2 Vermenigvuldigen en delen 3 Volgorde bij berekeningen
60 5 Afronden en decimalen Extra oefening Toets (weging 2)
Hoofdstuk 2 Grafieken+formule
1 Grafieken lezen 2 Grafieken tekenen 3 Van formules naar tabel 4 Formules en grafieken Extra oefening Toets (weging 2)
Hoofdstuk 2 Formules
4 Kwadraten 5 Wortels Extra oefening Toets (weging 2) 1 Stapgrootte 2 Langs de assen 3 Pijlenketting en formule 4 Formules anders schrijven 5 Werken met formules Extra oefening Toets (weging 3)
e
3 trimester april - juli
Hoofdstuk 3 Vlakke figuren
Vmbo basis 2a
Hoofdstuk 4 Statistiek
Hoofdstuk 5 Procenten
1 Spiegelsymmetrie 2 Bijzondere driehoeken 3 Ruit en vlieger 4 Parallellogram Extra oefening Toets (weging 2) 1Beelddiagram en staafdiagram 2 Cirkeldiagram en lijndiagram 3 Turftabel 4 Gemiddelde en modus Extra oefening Toets (weging 2) 1 Procenten 2 Van procent naar aantal 3 Afronden en schatten 4 Controle Extra oefening Toets (weging 2)
Hoofdstuk 3 Opp en omtrek
Vmbo kgt 2a
Hoofdstuk 4 Statistiek
Hoofdstuk 5 Vergroten
1 Oppervlakte rechthoekige driehoek 2 Inlijsten 3 Rechthoek en driehoek 4 Parallellogram 5 Omterk van een cirkel Extra oefening Toets (weging 3) 1 Beeld- en cirkeldiagram 2 Staaf- en lijndiagram 3 Turftabel en steelbladdiagram 4 Gemiddelde 5 Modus en indeling klassen Extra oefening Toets (weging 2) 1 Vergroten 2 De factor 3 Rekenen met de factor 4 Schaal 5 Schaal berekenen Extra oefening Toets (weging 3)
61 Jaar 3 BBL
Jaar 3 KGT
e
1 trimester september - december Hoofdstuk 6 Oppervlakte
Hoofdstuk 7 Form + vergelijkingen Vmbo basis 2b Hoofdstuk 8 Verhoudingstabel
1 Oppervlakte rechthoek 2 Oppervlakte rechthoekige driehoek 3 Oppervlakte allerlei driehoeken 4 Oppervlakte parallellogram Extra oefening Toets (weging 3) 1 Aflezen en controleren 2 Heen en terug 3 Vergelijking en oplossen 4 Oplossen en controleren Extra oefening Toets (weging 3) 1 Rekenen met verhoudingstabel 2 Rekenen via 1 3 Vergelijken en prijzen 4 Rekenen met procenten Extra oefening Toets (weging 3)
Hoofdstuk 6 Form + vergelijkingen
Hoofdstuk 7 Pythagoras
Vmbo kgt 2b Hoofdstuk 8 Procenten
1 Van formule naar grafiek 2 Aflezen en controleren 3 Vergelijkingen oplossen 4 Vergelijkingen anders Extra oefening Toets (weging 3) 1 Rechthoekige driehoeken 2 Stelling van Pythagoras 3 De langste zijde berekenen 4 Rechthoekszijden berekenen 5 De stelling toepassen Extra oefening Toets (weging 3) 1 Van aantallen naar procenten 2 Van procenten naar aantallen 3 Rekenen met procenten 4 Meer dan 100% Extra oefening Toets (weging 2)
e
2 trimester januari - maart
Hoofdstuk 9 Lineaire grafieken
Vmbo basis 2b Hoofdstuk 10 Doorsneden
1 Rechte lijnen 2 Regelmaat 3 Hellingsgetal 4 Stijgend of dalend Extra oefening Toets (weging 2) 1 Doorsnede 2 De vorm van een doorsnede 3 Passen en meten 4 Werken met doorsneden Extra oefening
Hoofdstuk 9 Lineaire formules
Vmbo kgt 2b Hoofdstuk 10 Inhoud
1 Lineaire grafieken 2 Lineaire formules 3 Hellingsgetal 4 Stijgen en dalen 5 Startgetal Extra oefening Toets (weging 2) 1 Inhoud, balk en kubus 2 Prisma 3 Inhoud prisma 4 Inhoud cilinder Extra oefening Toets (weging 3)
62 Toets (weging 2)
Hoofdstuk 11 Lineaire formules
1 Formules en tabellen 2 Lineaire formules 3 Wel of geen lineaire formule 4 Hellingsgetal Extra oefening Toets (weging 2)
Hoofdstuk 11 Vergelijkingen
1 Vergelijkingen 2 De balans 3 Werken met de balans 4 Links en rechts hetzelfde Extra oefening Toets (weging 3)
e
3 trimester april - juli
Vmbo basis 2b
Hoofdstuk 12 Inhoud
Hoofdstuk +2 Pythagoras
Uitloop Hoofdstuk +3 Vergelijkingen
1 Inhoud kubus en balk 3 3 3 2 Rekenen met cm , dm en m 3 Liter en kuub 4 Rekenen met L, dl, cl en ml Extra oefening Toets (weging 3) 1 Rechthoekige driehoeken 2 De stelling van Pythagoras 3 De langste zijde berekenen 4 Rechthoekszijden berekenen 5 De stelling gebruiken Extra oefening Toets (weging 3) 1 Vergelijkingen 2 De balans 3 Werken met de balans 4 Links en rechts hetzelfde Extra oefening Toets (weging 3)
Hoofdstuk 12 Doorsneden
Vmbo kgt 2b Hoofdstuk +1 Verbanden
Uitloop
Herhalen
1 Doorsnede 2 Evenwijdige doorsneden 3 Passen en meten 4 Meten en tekenen 5 Werken met doorsneden Extra oefening Toets (weging 3) 1 Lineaire formules 2 Kwadratische formules 3 Wortelformules 4 Verbanden en tabellen 5 Formules en grafieken Extra oefening Toets (weging 3)
63 2 jarige leerlijn
e
1 trimester september - december
Hoofdstuk 1 Lijnen en cirkels
Hoofdstuk 2 Verhoudingen
Hoofdstuk 3 Plaatsbepalen
Vmbo kgt 1a
Hoofdstuk 4 Decimale getallen
Hoofdstuk 5 Lengte, omtrek, opp
Hoofdstuk 6 Grafieken
1 Wat zie je? 2 Roosters en geodriehoek 3 Loodrecht 4 Afstanden meten 5 De passer Extra oefening Toets (weging 2) 1 Rekenen met verhoudingstabellen 2 Rekenen via 1 3 Prijzen vergelijken 4 Procenten berekenen Extra oefening Toets (weging 3) 1 Kaart en schaallijn 2Coördinaten 3Werken met coördinaten 4 Tekenen in assenstelsels Extra oefening Toets (weging 3) 1 Delen en verdelen 2 Decimale getallen 3 Rekenmachine 4 Afronden 5 Volgorde bij rekenen Extra oefening Toets (weging 2) 1 Maten schatten 2 Lengte en omtrek 3 Lengtematen omrekenen 4 Oppervlakte 5 Oppervlaktematen omrekenen Extra oefening Toets (weging 3) 1 Stijgen en dalen 2 Grafieken aflezen 3 Snel of langzaam stijgen 4 Grafieken tekenen Extra oefening Toets (weging 2)
e
2 trimester januari - maart / april
Vmbo kgt 1a
Hoofdstuk 7 Ruimtefiguren
1 Allerlei vormen 2 Kubus, balk en piramide 3 Draadmodellen 4 Aanzichten Extra oefening Toets (weging 3)
64
Hoofdstuk 8 Regels ontdekken
Hoofdstuk 9 Negatieve getal
Vmbo kgt 1b Hoofdstuk 10 Inhoud
1 In woorden 2 Rekenpijlen 3 Pijlenkettingen 4 Grafieken bij pijlen Extra oefening Toets (weging 2) 1 Positief en negatief 2 Negatief in assenstelsel 3 Blokjes in de ketel 4 Heksentaal gebruiken 5 Blokjes eruit Extra oefening Toets (weging 2) 1 Inhoudsmaten 2 Inhoud balk en kubus 3 Werken met liters 4 Inhoudsmaten omrekenen Extra oefening Toets (weging 3)
e
3 trimester april – juni / juli
Hoofdstuk 11 Formules
Hoofdstuk 12 Hoeken Vmbo kgt 1b Hoofdstuk 13 Vlakke figuren
Hoofdstuk 14 For + terugrekenen
1 Rekenpijl en pijlenketting 2 Van pijlenketting naar formule 3 Formule en rekenpijl 4 Formule en pijlenketting 5 Werken met formules Extra oefening Toets (weging 2) 1 Hoeken vergelijken 2 Recht, scherp, stomp 3 Koers en graden 4 Hoeken meten 5 Hoeken tekenen Extra oefening Toets (weging 3) 1 Spiegelsymmetrie 2 Bijzondere driehoeken 3 Bijzondere vierhoeken 4 Samen 180 graden 5 Samen 360 graden Extra oefening Toets (weging 3) 1 Formules 2 Heen en terug 3 Pijlenkettingen 4 Terugrekenen Extra oefening Toets (weging 3)
65
10. Biologie en verzorging Er is voor gekozen om een verbinding te leggen tussen de vakken biologie, verzorging en lichamelijke opvoeding. Deze drie vakken hebben allerlei raakvlakken, zoals het lichaam, de hygiëne, voeding, etc. Het is geen structurele verbinding, omdat dit om organisatorische redenen (rooster – lokaliteiten en personele bezetting) onmogelijk is. Waar sprake is van overlap maken wij daar echter graag gebruik van. Vanuit dit oogpunt gezien is er regelmatig overleg over hoe de vakken elkaar kunnen aanvullen. Wij Vinden het van belang dat thema’s vanuit meerdere invalshoeken “behandeld “ worden. O O
B.V. Het thema hygiëne komt uitgebreid ter sprake in het vak verzorging. Hygiëne hoort natuurlijk ook thuis bij het vak L.O. B.V. Projectmatig: Onze jaarlijkse sportdag wordt omgetoverd in een: “Sport is gezond”dag, met aandacht vooraf voor voeding / gezondheid in de verschillende vakken, maar ook veel momenten van met plezier actief bezig zijn samen.
In de leertuin verzorging (biologie, verzorging en lichamelijke opvoeding) hebben we binnen onze school, voor onze speciale leerling gekozen voor een aangepaste aanpak van het onderdeel verzorging. Een deel komt voor rekening van de theorielessen, een ander deel komt in de praktijk aan bod.
Doelstellingen (Kerndoelen) De specifieke kerndoelen bij biologie en verzorging. De volgende kerndoelen bestrijken een groot inhoudelijk terrein, gericht op natuurwetenschappelijke, technologische en zorggerelateerde onderwerpen. De leerling leert vragen over natuurwetenschappelijke, technologische en zorggerelateerde onderwerpen om te zetten in onderzoeksvragen, een dergelijk onderzoek over een natuurwetenschappelijk onderwerp uit te voeren en de uitkomsten daarvan te presenteren. De leerling leert kennis te verwerven over, en inzicht te verkrijgen in sleutelbegrippen uit het gebied van de levende en niet-levende natuur, en leert deze sleutelbegrippen te verbinden met situaties in het dagelijks leven. De leerling leert dat mensen, dieren en planten in wisselwerking staan met elkaar en hun omgeving (milieu), en dat technologische en natuurwetenschappelijke toepassingen de duurzame kwaliteit daarvan zowel positief als negatief kunnen beïnvloeden. De leerling leert onder andere door praktisch werk kennis te verwerven over, en inzicht te verkrijgen in processen uit de levende en niet levende natuur en hun relatie met omgeving en milieu. De leerling leert te werken met theorieën en modellen door onderzoek te doen naar natuurkundige en scheikundige verschijnselen als elektriciteit, geluid, licht, beweging, energie en materie. De leerling leert door onderzoek kennis te verwerven over voor hem relevante technische producten en systemen, leert deze kennis naar waarde te schatten en op planmatige wijze een technisch product te ontwerpen en te maken. De leerling leert hoofdzaken te begrijpen van bouw en functie van het menselijk lichaam, verbanden te leggen met het bevorderen van lichamelijke en psychische gezondheid, en daarin een eigen verantwoordelijkheid te nemen. De leerling leert over zorg en leert zorgen voor zichzelf, anderen en zijn omgeving, en hoe hij de veiligheid van zichzelf en anderen in verschillende leefsituaties (wonen, leren, werken, uitgaan, verkeer) positief kan beïnvloeden. KERNDOELEN BIOLOGIE Het onderwijs in biologie is erop gericht dat de leerlingen: kennis en inzicht verwerven van/in biologische verbanden (organismen, biosfeer) en de rol die de mens daarin speelt; kennis en inzicht verwerven van/in de methodische beginselen waarmee biologische kennis verzameld kan worden;
66
zich bewust zijn van wat leven is en respect en gevoel van verantwoordelijkheid ontwikkelen voor het leven als totaliteit; vertrouwd raken met biologische toepassingen in het persoonlijk leven (consumentengedrag, gezondheid, seksualiteit, milieu); biologische aspecten in maatschappelijke situaties kunnen herkennen en waarderen; kennis en vaardigheden op het terrein van de biologie verwerven met het oog op beslissingen over vervolgopleidingen, de latere beroepsuitoefening en het maatschappelijk functioneren.
Het vak draagt in ieder geval bij aan het realiseren van de volgende onderdelen van de algemene onderwijsdoelen: het herkennen van biologische aspecten in maatschappelijke situaties en daar verantwoord mee omgaan; het verwerven van inzicht in relaties tussen natuur, techniek en milieu en het concept van duurzame ontwikkeling; het leren voldoen aan eisen van milieu, hygiëne, gezondheid en ergonomie; het doelmatig en veilig omgaan met materialen, gereedschappen en apparatuur en daarbij rekening houden met zichzelf, met anderen en met de omgeving; het op een relatief hoog abstractieniveau hanteren van informatie uit eigen waarnemingen: ordenen, bewerken en beoordelen; het ontwikkelen van een methodische aanpak voor het onderzoeken van een natuurwetenschappelijk vraagstuk, ook via veldwerk; het bepalen van een gemotiveerd standpunt ten aanzien van biologische aspecten in maatschappelijke situaties en het op basis daarvan beslissingen nemen over het eigen gedrag. Daarnaast draagt het vak bij aan de andere (onderdelen van de) algemene onderwijsdoelen: het leren communiceren; het leren reflecteren op het leerproces; het leren reflecteren op de toekomst; het gebruiken van informatie- en communicatietechnologie om gegevens te verwerken en te bewerken, en om processen te simuleren en daarmee inzichtelijk te maken. DOMEIN A - BIOLOGISCHE VAARDIGHEDEN 1. relatie met kerndoelen uit de andere domeinen biologische vaardigheden hanteren. 2. een verband leggen tussen biologische begrippen en vaardigheden en verschijnselen in het dagelijks leven. 3. eenvoudig natuurwetenschappelijk onderzoek voorbereiden, uitvoeren en beschrijven. DOMEIN B - DE MENS 4. lichaam en levensloop 5. seksualiteit en voortplanting 6. houding en beweging 7. coördinatie 8. stofwisseling: 9. eenheid en verscheidenheid 10. gedrag DOMEIN C - PLANTEN EN DIEREN 11. eenheid en verscheidenheid: 12. aanpassing 13. afhankelijkheid: 14. gedrag van een dier DOMEIN D - NATUUR EN MILIEU 15. natuur en milieu DOMEIN E -ERFELIJKHEID EN EVOLUTIE 16. erfelijkheid
67 17.
evolutie
KERNDOELEN VERZORGING Het onderwijs in verzorging is erop gericht dat leerlingen: nu en later voor zichzelf en anderen kunnen zorgen; zorg kunnen dragen voor materiële en geestelijke gezondheid en het welzijn van mensen; kunnen zorgen voor de huishouding en de omgeving in steeds wisselende leefsituaties; ervaring opdoen met praktische zorgvaardigheden; in relevante situaties een relatie kunnen leggen met de praktijk van verschillende verzorgende beroepen. Het vak draagt in ieder geval bij aan het realiseren van de volgende onderdelen van de algemene onderwijsdoelen: het kennen van en omgaan met eigen en andermans waarden en normen; het benoemen en hanteren van culturele en seksegebonden overeenkomsten en verschillen tussen mensen; het verwerven van inzicht in de maatschappelijke betekenis van de verdeling van betaalde en onbetaalde arbeid; het doelmatig en veilig omgaan met materialen, gereedschappen en apparatuur en daarbij rekening houden met zichzelf, met anderen en met de omgeving, ook in het verkeer; het leren voldoen aan eisen van milieu, hygiëne, gezondheid en ergonomie; het leren op een doordachte wijze persoonlijke keuzeproblemen op te lossen; het leren bepalen van een eigen standpunt op basis van argumenten. Daarnaast draagt het vak bij aan de andere (onderdelen van de) algemene onderwijsdoelen: het leren communiceren; het leren reflecteren op het leerproces; het leren reflecteren op de toekomst; het gebruiken van informatie- en communicatietechnologie om inzicht te verwerven in geautomatiseerde hulpmiddelen in de huishouding en de professionele zorgverlening.
Gebruikte methode (verantwoording voor de keuze) Op het DaCapo College - locatie Eysenhegge werken wij met de combi methode Biologie en Verzorging voor jou in klas 1, 2 en 3. Binnen het vak VERZORGING hebben wij gekozen voor deze methode omdat wij vonden dat hij goed toepasbaar is en dat er goede aansluiting is op de bovenbouw van het Dacapo College. De invoering van de methode werd in schooljaar 2011-2012 afgesloten met de invoering van de boeken voor klas 3. We werken in alle leerjaren op 2 niveaus, n.l. vmbo - bk en vmbo – kgt DIDACTISCHE UITGANGSPUNTEN VAN DE METHODE Thematische opzet In Biologie & Verzorging voor jou is de leerstof thematisch gerangschikt. Deze thema’s zijn grotendeels afgestemd op de belevingswereld van de leerling. Vakintegratie Binnen ieder thema wordt de vakinhoud van beide vakken op een logische manier samengebracht. Maatschappelijke relevantie en zingeving In het onderwijs van de afgelopen jaren is het accent waarneembaar verschoven: van losstaande weetjes naar meer inzicht in samenhang en naar persoonlijke, maatschappelijk relevante toepassingen. De kennis moet worden ingebed in contextgebieden die herkenbaar zijn voor de leerlingen en waarin zij zich kunnen inleven.
68
Werkvormen
Klassikale instructie – kort en kernachtig Klassikaal bespreken/ nakijken Individueel werken Praktische opdrachten passend bij het thema Zelfstandig werk opdrachten / huiswerk Samenwerken in tweetallen(keuken) of in groepen van max. 4 leerlingen (voor leerlingen die dat aankunnen)
Instructie Om de leerling te helpen gebruiken we bij de instructie verschillende mogelijkheden: (soms individueel, soms klassikaal) Voorlezen van stukken tekst; Aantekeningen maken op het bord; Presentaties ter verduidelijking van de tekst; Filmpjes, plaatjes/ tekeningen/ schema’s op het bord Voor de praktijklessen wordt gebruik gemaakt van instructiebaden
Verwerkingsopdrachten Een aantal opdrachten komt uit de methode. Bij ieder hoofdstuk heeft de methode keuzeopdrachten geformuleerd. Een aantal andere opdrachten worden gezocht op internet. Soms zijn het klassikale oefeningen/ opdrachten, soms individueel. Afhankelijk o.a. van leerling en tijd wordt er een keuze gemaakt om een opdracht toe te voegen aan de planning. Frequent gecontacteerde sites zijn: http://www.intranetmbc.nl/Biologie/biologie.htm http://www.schoolbordportaal.nl/schoolborden/catalogus.html?vakgebied=biologie http://biodesk.nl/ http://www.bioplek.org/bioplek.html http://www.biologiesite.nl/digitaal1.htm http://www2.digischool.nl/leerling/vo http://biologiepagina.nl/ http://kennisnet.nl http://voedingscentrum.nl
Wijze van toetsing, normering etc. 1. Toetsing theorie: door proefwerken, overhoring, werkstukjes. Elk thema wordt afgesloten met een proefwerk. In ieder thema is er minstens één overhoring (schriftelijk). Beoordeling werkboek: Hierbij wordt gelet op kwaliteit van verwerking en op netheid. waarde Proefwerk
2
Overhoring
1
Werkstuk
1
Werkboek
1
2. Toetsing praktijk: Door individueel of in tweetallen een praktische opdracht te doen. Afhankelijk van de individuele leerling is de opdracht eenvoudig of juist breder. Daar krijgen de
69 leerlingen iedere les een beoordeling voor
Taal en rekenen binnen biologie en verzorging Taal en rekenen zijn natuurlijk onderdeel van onze lessen biologie en verzorging. Het accent bij taal ligt dan op lezen van teksten in het boek, de recepten en praktijkopdrachten. Ook is er aandacht voor gepast taalgebruik. En natuurlijk is er aandacht voor de taal bij de schriftelijke verwerking. Niet dat we normeren zoals in de les Nederlands, maar toch aandacht voor een stuk goede spelling. In onze lessen is er extra aandacht voor moeilijke begrippen, zowel wat de schrijfwijze betreft als bij de verklaring ervan. Wat betreft rekenen houden we ons bezig o.a. met wegen en meten, zo dit aan bod komt in opdrachten. Om de dyslectische leerlingen te helpen zorgen we voor een aantal aanpassingen: Voor een aantal leerlingen wordt gebruik gemaakt van Kurzweil (boeken, toetsen) Voorlezen van stukjes tekst Uitvergroten van proefwerken Meer tijd geven voor opdrachten Aangepaste normering Computergebruik Extra mondelinge beurten Recepten vereenvoudigen door bij de tekst afbeeldingen van het stappenplan te gebruiken.
Planning leerstof theorie In de reguliere setting van het vmbo worden boeken van de methode verdeeld over 2 leerjaren. (klas 1 – boek 1, 2 en 3) (klas 2 – boek 3, 4 en 5) In onze planning hebben we de boeken gespreid over 3 leerjaren. Op die manier hebben onze leerlingen meer ruimte om zich stof eigen te maken. Daarnaast is er ruimte voor allerlei praktische vaardigheden. In de eerste klas komt aan bod: Boek 1: Kennismaking Planten Ordenen Boek 2: Uiterlijk Sporten Je gezondheid
In de tweede klas komt aan bod: Boek 3: Relaties en seksualiteit Bloemen, vruchten, zaden Voedselproductie Boek 4: Voeding en vertering Verbranding en ademhaling De bloedsomloop
In de derde klas komt aan bod: Boek 5: Waarneming en regeling Je gedrag Thuis in je huis Boek 6: Erfelijkheid en evolutie Organismen en hun milieu Je toekomst
We gebruiken bij het thema RELATIE EN SEKSUALITEIT de methode: LANG LEVE DE LIEFDE.
Praktijk verzorging Het vak verzorging bevat veel aspecten, waarbij wij ons voor onze leerling richten op: Wat moet de leerling weten en/of kunnen om in de toekomst zo zelfstandig en sociaal mogelijk te kunnen functioneren.
Doel van de praktijklessen verzorging klas 1: vaardigheden klas 2: op weg naar zelfstandigheid klas 3: zelfstandigheid
70 De volgende onderdelen komen aan bod: - Koken (voeding)(inkopen)(voorraad) Aan de hand van een recept wordt een boodschappenlijst gemaakt. Daarmee gaan leerlingen inkopen. Vervolgens wordt de maaltijd bereid, de tafel gedekt, het eten opgediend, afgeruimd, afgewassen en opgeruimd. Er wordt nadrukkelijk aandacht besteed aan specifieke vaardigheden, zoals: snijtechniek, schoonmaak van producten en bereidingswijzen. Voedingsleer komt deels ter sprake in de theorielessen, maar ook in de praktijk staan we daar bewust bij stil. Een uitwerking hiervan staat verderop. - Wassen en strijken De leerling leert was te sorteren, de wasmachine en droogtrommel te bedienen. Ook leert de leerling was te vouwen, te strijken en op te bergen. - Opruimen en schoonmaken De leerling leert met behulp van allerlei materialen, het reinigen van diverse ruimten (nat en droog). Daarvoor maken wij gebruik van de diverse ruimten in ons schoolgebouw, zoals de keuken, personeelskamer etc. - Budgetteren (huishoudgeld) De leerling leert het begrip budgetteren in de les economie kennen. In onze les passen we dat in de praktijk toe. (geld voor boodschappen – geld voor projecten – letten op aanbiedingen, etc.) - Vrije tijd en werken (sparen – zakgeld) De leerling leert het verschil tussen vrije tijd en werken. Hoe hiermee zinvol om te gaan. (baantjes, zakgeld, loon, etc.) Tevens wordt de link gelegd naar de LOB lessen en beroepskeuze. - Relatie en seksualiteit Middels kringgesprekken leert de leerling te spreken over allerlei facetten rondom seksualiteit, die in de theorielessen ook reeds aan bod gekomen zijn. We maken daarbij gebruik van actuele thema’s en gebeurtenissen. De methode: Lang leve de liefde. - Omgaan met elkaar In de lessen wordt veel aandacht besteed aan de individuele mens, het uniek zijn van de mens en het leren respect te hebben voor elkaar. Samenwerken is een HOT item. - Wonen (inrichting) De leerling leert oog te krijgen voor vooral de praktische aspecten in zijn woonruimte. (eigen kamer) Voor al deze aspecten geldt: Waar kies ik voor, waarom kies ik daarvoor, etc. Kortom bewust omgaan met wat doe ik! Het praktijkonderdeel koken komt hieronder uitgebreid aan bod.
Verzorging, onderdeel koken Het stimuleren en bevorderen van de zelfredzaamheid van de leerlingen. Begincompetenties: Geen Eindcompetenties: - Elementaire HACCP principes toepassen. - Klein materieel en toestellen benoemen, gebruiken en onderhouden met inachtneming van de veiligheidsregels. - Relevante aspecten met betrekking tot de te verwerken grondstoffen. - Voedingsmiddelen verantwoord kiezen, kopen, gebruiken en verbruiken. - Voedingsmiddelen op een verantwoorde wijze stockeren en bewaren. - Elementaire vakterminologie beheersen en toepassen. - Een werkschema opstellen voor de eigen werkzaamheden. - Correct groenten en fruit reinigen en versnijden. - Vlees versnijden.
71 -
De grondstoffen voor de basisbereidingen klaarmaken voor verwerking. Kooktechnieken situeren en onder begeleiding uitvoeren. De gerechten op smaak brengen.
Leerinhouden Elementaire HACCP-principes - Persoonlijke hygiëne - Risicoanalyse kritische punten Keukenuitrusting - Gasfornuis - Klein keukenmateriaal zoals messen, keukenpotten, pannen, vergieten, zeven, lepels, kommen. - Elektrische toestellen zoals mixer, staafmixer, wafelijzer, oven. Relevante aspecten - Herkomst - Voedingswaarde - Verteerbaarheid - Gebruik - Bewaring Aandachtspunten - Inachtneming van hoeveelheid - Inachtneming van seizoen - inachtneming van prijs Aandachtspunten - Bewaringsmethodes Diepvriezen Koelen - Stockeren inachtneming van productsoorten inachtneming van houdbaarheidsdatum inachtneming van bewaaromstandigheden Elementaire vakterminologie - Keukentermen - Typologie van gerechten Aandachtspunten - Realistische tijdsinschatting - Efficiënte volgorde bewerking Bewerkingen - Volgorde bewerkingen respecteren - Technieken correct toepassen Elementaire basisversnijdingen - Wassen - Reinigen - Versnijden - Panklaar maken Kooktechnieken - Koken - Stomen - Blancheren - Frituren - Grilleren - Bakken in de oven - Braden - Stoven - Gratineren
72 - Au bain marie Verschil tussen kruiden en specerijen Correct gebruik - Zelf proeven
Werkvormen -
Het belangrijkste materiaal dat wordt verwerkt tijdens deze lessen voedingsmiddelen Deze grondstoffen worden verwerkt volgens bepaalde principes Men leert hierbij de juiste methode of techniek hanteren Hiervoor moet men beschikken over de gepaste middelen Er wordt dan ook voldoende aandacht besteed aan het bespreken van Methode en het hanteren van het gereedschap en de apparatuur.
Beoordelingswijze Opgaven worden opgesteld in functie van de te bereiken doelstellingen, beschikbare tijd en het voorhanden zijnde materiaal en materiee1. Als de leerlingen de opgaven uitgevoerd hebben en alle criteria geëvalueerd zijn, is het duidelijk of de doelstellingen bereikt werden. Binnen de activiteiten zijn een aantal factoren te onderscheiden - Cognitieve factoren: inzicht, argumentatie, ideeën. - Psychomotorische vaardigheden: b.v. juiste weergave van verhoudingen, gebruik van materialen, coördinatie tussen ogen en handen. - Werkmethode en attitudes: b.v. werken binnen vooropgestelde thema, tijd, aantallen en formaten, orde en netheid, afwerking, inzet, organisatie, sociale omgang, veiligheidsbewustzijn, verantwoordelijkheidsgevoel, nauwkeurigheid, zelfstandigheid. Op het gebied van koken onderscheiden wij ons van de meeste reguliere scholen, omdat wij dit onderdeel van verzorging al in de onderbouw aanbieden.
Jaarplanning leerstof theorie Per leerjaar is er een jaarrooster, waarin van les tot les aangegeven wordt wat er behandeld wordt. (inclusief planning SO en proefwerk) (zie bijlage)
Onderwijstijd Lessentabel: Klas 1 bbl:
Klas 1 kbl:
Klas 2 bll:
Klas 2 kbl:
Klas 3 bbl:
1 blokuur verzorging praktijk 2 uren bio/ vz theorie Totaal: 4 lesuren (per week) 1 blokuur verzorging praktijk 2 uren bio/ vz theorie Totaal: 4 lesuren (per week) 1 lesuur verzorging 1 lesuur bio/ vz theorie Totaal: 2 lesuren bio/ vz per week 1 lesuur verzorging 1 lesuur bio/ vz theorie Totaal: 2 lesuren bio/ vz per week 1 blokuur verzorging praktijk 2 uren bio/ vz theorie
- 66 lesuren per jaar - 66 lesuren per jaar - 66 lesuren per jaar - 66 lesuren per jaar - 34 lesuren per jaar - 34 lesuren per jaar - 34 lesuren per jaar - 34 lesuren per jaar - 66 lesuren per jaar - 66 lesuren per jaar
73 Totaal: 4 lesuren (per week) Klas 3 kbl: 2 uren bio/ vz theorie per week - 66 lesuren per jaar * lessen geteld op de jaarplanner met lesuitval voor mentordagen en andere schoolactiviteiten/ projecten zoals Gezonde school, sportdag, Love Buzz, Galavoorbereiding, CKV dagen.
Klimaat in de les In al onze lessen streven we naar een goede arbeidssfeer, waarbij zeker in de praktijklessen de veiligheid op de eerste plaats staat. We bespreken regelmatig de gang van zaken in onze lessen en proberen die zo optimaal mogelijk te houden. Daarnaast bewaken we samen onze planning. - De leerling voelt zich tijdens de gesprekken gehoord. - De gesprekken zijn gebaseerd op leerling-specifieke gegevens en leiden indien nodig tot afspraken en ondersteuning. - Leraren hebben contact met elkaar over de ondersteuning en begeleiding die een leerling nodig heeft. - De leerling krijgt extra uitleg en ondersteuning als hij daarom vraagt.
Vakspecifieke bijzonderheden Omdat wij als school zoveel mogelijk structuur en duidelijkheid voor onze leerlingen willen bieden, worden de biologie lessen veelal hetzelfde opgebouwd. Het boek is met dit in het achterhoofd bewust gekozen, deze biedt duidelijkheid en structuur en werkt heel overzichtelijk. Iedere les start met overzicht wat er in de les gaat gebeuren – altijd geprojecteerd op bord. Controle aanwezigheid (magister) Controle huiswerk – huiswerk bespreken / nakijken Overhoring (of/ en) Herhaling stof vorige les (of/ en) Klassikale instructie (of/ en) Individueel werken (of/ en) Praktische opdrachten passend bij het thema (of/ en) Zelfstandig werk opdrachten / huiswerk (of/ en) Samenwerken in tweetallen of in groepen van max. 4 leerlingen (voor leerlingen die dat aankunnen) Veel van onze leerlingen hebben behoefte aan visuele ondersteuning. We werken met het Activboard, maar ook met concreet materiaal (bv. Presentaties – plaatjes - modellen) is daarom van groot belang. Er wordt naar gestreefd om leerlingen zoveel mogelijk zelfstandig opdrachten te laten maken. Daarnaast stimuleren we dat leerlingen bij opdrachten/ huiswerk samenwerken. De docent coacht vooral, maar geeft indien noodzakelijk extra uitleg.
Omgaan met verschillen
Leerlingen kunnen na klassikale instructie nog individuele instructie krijgen. Sterke leerlingen krijgen extra verdiepingsopdrachten. Sterke leerlingen worden ingezet om de zwakkere leerlingen te helpen. Bij dyslectische leerlingen wordt er rekening gehouden met de leerling-gebonden compensatiemaatregelen (zie dyslexiepas). Voor een aantal leerlingen wordt gebruik gemaakt van Kurzweil (boeken, toetsen) In een aantal gevallen worden leerlingen op een speciale plaats in het lokaal gezet. (b.v. een kwetsbare ll. in de buurt van de docent)
74 - Op basis van zowel gegevens als interactie met de leerling kan de leraar benoemen waar de leerling staat in zijn leerproces (werkpunten); - De leerlingen weten wat hun resultaten zijn en wat zij moeten leren om hun resultaten te verbeteren; - De leraar maakt leerlingen duidelijk wat zij moeten leren om een volgende stap in hun leerproces te zetten; - De leraar maakt helder waarom een antwoord goed of fout is. - De leraar richt zich ook op sterkere en zwakkere leerlingen; - De leraar zet leerlingen die minder instructie nodig hebben alvast aan het werk; - De leraar geeft extra of aanvullende instructie aan groepjes leerlingen of individuele leerlingen; Leerlingen die dat nodig hebben: - krijgen meer en extra oefenmogelijkheden; - krijgen de mogelijkheid tot overslaan en verrijken; - kunnen werken met individuele leervragen en doelen.
Biologie – benodigdheden en afspraken Benodigdheden voor iedere les: Tekstboek en werkboek Pen (zwart of blauw) Potlood Gum Slijper Kleurpotloden Schaar Plaksel (prit) Afspraken: Schrijven met pen, tekenen met potlood Kleuren met kleurpotlood (stift drukt door) Probeer antwoorden altijd in zinnen op te schrijven Werk netjes, je krijgt een punt voor het werkboek!
Verzorging – benodigdheden en afspraken Benodigdheden voor iedere les: Leerling: Tekstboek en/of werkboek Pen (zwart of blauw) Potlood Gum Slijper Kleurpotloden Schaar Plaksel (prit) Alle andere benodigde materialen voor de lessen verzorging zijn in het lokaal aanwezig. Afspraken algemeen: Schrijven met pen, tekenen met potlood Kleuren met kleurpotlood (stift drukt door) Probeer antwoorden altijd in zinnen op te schrijven. Werk netjes, je krijgt een punt voor het werkboek! Recepten- cq opdrachtenmapjes blijven op school! Afspraken veiligheid: Dichte schoenen Haren vast
75
Grote oorbellen, ringen en sleutelkettingen afdoen Niet onnodig door het lokaal lopen Veiligheid bij gebruik van messen Attentie bij gebruik van elektrische apparaten Attentie bij gebruik van gas en vuur Attentie voor HACCP (Hazard Analysis and Critical Control Points) Weten wat te doen als…. Bij calamiteiten niet in paniek raken
Leerlingen zetten aan het begin van het schooljaar een handtekening onder deze afspraken.
Schoolslag Vanuit Schoolslag en in het kader van preventie streven wij, als school, naar een gezonde en veilige school. Niet alleen DaCapo Breed doch zeer zeker ook binnen onze school wordt aandacht besteed aan weerbaarheid, relatie en seksualiteit. Dit doen we door gastdocenten uit te nodigen, ( Loverboys, COC, Love Buzz, respect}. Dit doen we ook door ouderavonden met een thema te organiseren.. En eveneens middels projecten, zoals de sportdag die gekoppeld werd aan de Gezonde Leefstijldag. Aan de Gezonde Leefstijldag wordt, met ingang van dit jaar, apart aandacht besteed. De commissie Gezonde School is actief in het uitzetten van lijnen, jaarthema’s en het bewaken van afspraken hieromtrent. De ouderraad van onze school ondersteunt daar waar nodig en mogelijk . Binnen het vak Verzorging komen bovengenoemde thema’s ook aan de orde .
Evaluatie onderwijs Overleg: 5 keer per jaar Sectieoverleg /PTA overleg: 3 keer per jaar
76
11. Vakwerkplan muziek Inleiding Muziek is één van de weinige vakken waar zowel cognitieve-, motorische alsook sociaal-emotionele ontwikkeling zeer sterk aanwezig zijn. Dit gebeurt op een manier die voor de leerlingen als ‘leuk’ en ‘ontspannend’ bestempeld word. Door samen muziek te maken leren de leerlingen vaardigheden die ze tot ver buiten het muzieklokaal kunnen inzetten. Bij het maken van dit leerplan zijn wij ervan uit gegaan dat de leerling geen muzikale vooropleiding nodig heeft om toch goed mee te komen in de muzieklessen. Dit leerplan is geschreven voor de volgende richtingen van het VMBO: Basis Beroepsgerichte Leerweg (BBL); Kader Beroepsgerichte Leerweg (KBL); Kader Gemengd Theoretische Leerweg (KGT); Dit leerplan is ook voor leerlingen die dit type onderwijs op een LWOO volgen. Juist deze leerlingen kunnen extra ondersteuning gebruiken.
Doelstellingen Aan de hand van de vier domeinen, zoals beschreven in de kerndoelen van 1998 van het reguliere onderwijs, beschrijven wij onze doelstelling. Wij hebben bewust gekozen voor de domeinen van de kerndoelen van 1998, aangezien deze juist door de eenvoud het beste hanteerbaar zijn. De kerndoelen zijn ingedeeld in vier duidelijke hoofdstukken: A. Musiceren B. Luisteren C. Vormgeven D. Presenteren Wat het belang van muzikale vorming betreft, draagt muziekles o.a. bij aan; het (verder) ontwikkelen van de motoriek; de (verdere) ontwikkeling van gevoel voor metrum en tempi; muzikale kennis, waaronder: muziekgeschiedenis, leren over instrumenten, instrumenten leren bespelen, traditioneel notenschrift kunnen toepassen, grafisch noteren, muziekstijlen kunnen onderscheiden, eigen meningen vormen; samenwerken, namelijk: samen doen en overleggen (sociaal vaardig kunnen zijn binnen een groep mensen), zelf een product creëren, elkaar helpen en ondersteunen, etc.; reflecteren en waarderen, zowel met betrekking tot zichzelf als anderen; vergroting van het zelfvertrouwen d.m.v. op de doelgroep aangepaste leerstof die leidt tot succeservaringen; uiting en herkenning van emoties door middel van muziek.
Gebruikte methode De methode waarvan wij gebruik maken binnen de muzieklessen is ‘Muziek op Maat’ voor het VMBO. Deze methode biedt voor alle vier de leerjaren een apart boek. Onze taak als onderbouw is om de stof te behandelen die in de eerste twee boeken wordt aangeboden, zodat de leerlingen een goede aansluiting hebben wanneer ze het vak muziek in de bovenbouw kiezen. In de bovenbouw van het DaCapo College krijgen de leerlingen muziek namelijk ook aangeboden vanuit de methode “Muziek op Maat”. Deze muziekmethode
77 gaat uit van de vijf kerndoelen. Het boek van het derde leerjaar gaat verder waar ze bij leerjaar twee zijn geëindigd. Wanneer in de basisvorming de methodes volledig worden behandeld zijn de kerndoelen van de basisvorming wat betreft het vak muziek behaald en is er een goede aansluiting richting de bovenbouw. De methode werkt op een speelse en interactieve manier. Door middel van theoretische- en luisteropdrachten wordt de basiskennis van muziek de leerlingen bijgebracht, op een manier die aansluit bij de belevingswereld van onze leerlingen.
Werkvormen Hier volgt een korte beschrijving van toegepaste werkvormen binnen de vier domeinen van muziekeducatie. A. Musiceren Zingen Zingen is een belangrijke activiteit binnen de muziekles. Dit aangezien door middel van zingen aan verschillende ontwikkelingsaspecten tegelijkertijd gewerkt kan worden en de leerling vertrouwd raakt met het eigen stemgeluid. Het cognitieve ontwikkelingsaspect wordt getraind doordat leerlingen de tekst, het ritme, de melodie en de vorm van het lied moeten onthouden. Het sociaal-emotionele ontwikkelingsaspect wordt getraind doordat leerlingen, wanneer ze in een groep zingen, samen iets neerzetten met enkel eigen middelen (de stem). Wanneer leerlingen alleen voor een groep zingen, bewijst dit het tonen van durf en van jezelf. Dit spreekt de conatieve ontwikkeling (authenticiteit) van het kind aan. Het zangrepertoire dient dicht bij de belevingswereld van de leerlingen te staan. Wanneer het repertoire dicht bij de belevingswereld staat, stimuleert dit de leerling om mee te doen. Leerlingen hebben dan ook een eigen inbreng in het zangreportoire. Natuurlijk komen er wel verschillende muziekstijlen aan bod, ter verbreding van de muzikale kennis. Binnen de muzieklessen wordt er dus zowel klassikaal als individueel (of: in tweetallen) gezongen. Wanneer het lied in de grondverf staat, worden er tips gegeven om de kwaliteit te verbeteren. Deze tips kunnen ook zowel klassikaal als individueel worden gegeven. Verbeterpunten kunnen vanuit de docent komen, maar zeker ook vanuit de leerling. Door middel van het klassikaal problematiseren zoeken de leerlingen zelf de moeilijkheden en proberen hier dan ook oplossingen voor te vinden. Deze oplossingen worden uitgeprobeerd en bij succes stijgt de kwaliteit. Dit wordt vervolgens geëvalueerd en dus benoemd. Op deze wijze wordt beoogd de leerling deelgenoot van het eigen alsook het collectieve leerproces te maken. -
Spelen Het individueel beheersen van vaardigheden op een keyboard, (bas)gitaar en drums staat in dienst van het samen spelen. Met deze vaardigheden kan een leerling zich beter profileren binnen de groep en kan de leerling ondersteuning bieden aan groepsgenoten. Het samen spelen houdt in dat leerlingen naar elkaar moeten luisteren, rekening moeten houden met anderen en dat ze zich aan dienen te passen aan de rest van de groep. Ook bij het spelen wordt onder andere het klassikaal problematiseren ingezet, zoals beschreven bij het kopje ‘zingen’. De docent heeft, naarmate de vaardigheden van de leerlingen groeien, steeds meer een coachende rol binnen de praktijklessen.
B. Luisteren De actieve werkvormen lenen zich bij uitstek voor luisteropdrachten. Leerlingen weten (vaak onbewust) al behoorlijk wat met betrekking tot verschillende muziekstijlen, artiesten, instrumenten en andere muzikale aspecten. Dit is een goede ingang om reeds aanwezige voorkennis te activeren. Welke actieve werkvorm er ingezet wordt is afhankelijk van het type opdracht. Het werken in kleine groepjes om iedere leerling de kans te geven gehoord te worden en samen een zo compleet mogelijke antwoord te formuleren, werkt prettig. De docent neemt hierin een vragende rol aan, om
78 leerlingen te stimuleren vanuit zichzelf met antwoorden te komen. C.
Vormgeven Het zelf vormgeven van muziek of muziek gerelateerde producten opent vooral tal van mogelijkheden na het aanleren van basale muzikale kennis. Het schrijven van een liedtekst is beter te begrijpen wanneer de leerling ervaring heeft met verschillende (bestaande) teksten. Ook het maken van een eigen track met een computerprogramma is pas ‘grijpbaar’ wanneer leerlingen weten uit welke facetten een popsong is opgebouwd. Omdat de leerling eerst kennis dient te maken met deze vaardigheden, komt het vormgeven pas in een later stadium van de lessen voor. Door zelf een muzikaal product te ontwerpen kan de leerling zich op eigen wijze profileren. Vormgeven begint met klassikale instructie: de opdracht zal immers altijd uitgelegd moeten worden. Wanneer de opzet helder is, kan er zelfstandig of in kleine groepen gewerkt worden. Indien de leerling hulp nodig heeft, kan de docent ingeschakeld worden. De docent waakt voor het verloop van een dergelijk proces en ondersteunt of stuurt bij waar nodig.
D. Presenteren Het presenteren binnen het vak muziek kan zowel een muzikale presentatie (zingen/spelen) als een presentatie over muzikale kennis betreffen. Dergelijke activiteiten zijn van groot belang, aangezien dit een vak overstijgend onderdeel is. Een leerling die het bijvoorbeeld zenuwslopend vind een spreekbeurt binnen een ander vak te geven, zou door het (eerst samen, wellicht in een later stadium alleen) op een podium staan binnen de muzieklessen positief gestimuleerd kunnen worden in het spreken voor publiek. Dit is slechts een greep uit mogelijkheden die overwogen kunnen worden om aan te sluiten op de individuele hulpvraag van het kind.
Lesopbouw Er wordt bij de muzieklessen onderscheidt gemaakt tussen theorielessen en praktijklessen. In de theorielessen wordt zingen, luisteren, vormgeven, musiceren (keyboard) en de volledige muziektheorie en -geschiedenis behandeld. In de praktijklessen werken de leerlingen aan zingen, musiceren (drums, gitaar, basgitaar, keyboard en piano) en presenteren.
Wijzen van toetsing, normering etc. Binnen de muzieklessen worden twee zaken getoetst: de muzikale vaardigheden en de muziektheorie. Hieronder staat per getoetst onderdeel beschreven op welke specifieke onderdelen worden getoetst. Met de leerlingen wordt ruim van te voren besproken waar op wordt gelet tijdens een toets. Na iedere toets wordt met de leerlingen besproken wat goed en fout was en wat de specifieke verbeterpunten voor een volgende keer zijn. Door de kleinere klassen en doordat de leerlingen twee lesuren per week muziek hebben kan de docent deze specifieke verbeterpunten duidelijk overbrengen op de leerling. Muzikale vaardigheden - Drums 1.
2. 3. -
Basgitaar 1.
Houding en stokvoering (zit de leerling correct achter het drumstel, houdt de leerling de stokken op de geleerde manier vast, speelt de leerling soepel en natuurlijk). Ritme (speelt de leerling het aangeleerde ritme, houdt de leerling dit ritme lang genoeg vol, houdt de leerling het tempo van het drumritme constant). Stops en fills (speelt de leerling de aangeleerde stops en fills op de juiste momenten, speelt de leerlingen de aangeleerde stops en fills ritmisch correct, is de overgang na de stops en fills soepel en zonder tempoverlies). Houding en techniek (houdt de leerling de basgitaar op de aangeleerde manier vast, gebruikt de leerling de aangeleerde technieken om de basgitaar te bespelen, haalt
79
2. -
Keyboard 1.
2. -
2.
-
-
Houding en techniek (gebruikt de leerling de aangeleerde technieken om het keyboard te bespelen, gebruikt de leerling de aangeleerde vingerzetting voor het spelen van hun keyboardpartij) Ritme en toonvorming (speelt de leerling het aangeleerde motief ritmisch correct, speelt de leerling de aangegeven tonen zoals aangeleerd, speelt de leerling de aangeleerde motieven op de juiste plaatsen).
Gitaar 1.
-
de leerling de best mogelijk toon uit de basgitaar door de juiste techniek te gebruiken). Ritme en toonvorming (speelt de leerling het aangeleerde basmotief ritmisch correct, speelt de leerling de aangegeven tonen zoals aangeleerd, speelt de leerling de aangeleerde motieven op de juiste plaatsen).)
Houding en techniek (houdt de leerling de gitaar op de aangeleerde manier vast, gebruikt de leerling de aangeleerde technieken om de gitaar te bespelen, haalt de leerling de best mogelijk toon uit de gitaar door de juiste techniek te gebruiken, speelt de leerling soepel en natuurlijk). Ritme en toonvorming (speelt de leerling het aangeleerde ritmisch correct, speelt de leerling de akkoorden zoals aangeleerd, speelt de leerling de aangeleerde akkoorden op de juiste plaats).
Bandwerk 1.
Individueel spel (speelt de leerling de aangeleerde partijen ritmisch en/of melodisch correct, speelt de leerling op de juiste plaatsen in de song de juiste ritmische en melodische motieven, speelt de leerling het instrument op de aangeleerde manier). 2. Samenspel (speelt de leerling in het tempo van de rest van de groep, luistert de leerling hetgeen door klasgenoten wordt gespeeld en houdt de leerling hier rekening mee in zijn eigen spel). Klassikaal zingen 1. Houding en techniek (zit de leerling recht tijdens het zingen, leest de leerling het tekstblad mee, spreekt de leerling de woorden correct en met een goede articulatie uit, maakt de leerling voldoende volume tijdens het spelen). 2. Melodie en ritme (zingt de leerling de aangeleerde melodie ritmisch correct, zingt de leerling de aangeleerde melodie melodisch correct). Duo/solo zingen 1. Houding en techniek (staat de leerling voor de rest van de klas, staat de leerling recht tijdens het zingen, leest de leerling het tekstblad mee, spreekt de leerling de woorden correct en met een goede articulatie uit, maakt de leerling voldoende volume tijdens het spelen). 2. Melodie en ritme (zingt de leerling de aangeleerde melodie ritmisch correct, zingt de leerling de aangeleerde melodie melodisch correct).
Theoretische vaardigheden - Componeer/creëer opdracht 1. Theorie (past de leerling de geleerde muziektheorie juist toe, is de leerling creatief in de uitvoering van de opdracht). 2. Presentatie en uitvoering (presenteert de leerling de opdracht op een overtuigende en uitnodigende manier). - Proefwerken over de geleerde theorie 1. De geleerde theorie en vaardigheden worden getoetst doormiddel van vaste schriftelijke toetsen. - Schriftelijke muziektheoretische overhoringen 1. De geleerde theorie en vaardigheden worden getoetst doormiddel van vaste schriftelijke toetsen. - Presentatie geven (artiest/muziekstijl/muziekinstrument) 1. Informatief (klopt de informatie die de leerling in zijn/haar presentatie heeft verwerkt, is de informatie zelfgeschreven, heeft de leerling betrouwbare bronnen gebruikt) 2. Presentatie en uitvoering (presenteert de leerling de opdracht op een overtuigende
80 en uitnodigende manier).
Naast deze vakspecifieke onderdelen wordt er ook gelet op het individuele proces van de leerling: Durft een leerling nu wel op een podium te zingen? Is de leerling zekerder over zijn/haar kunnen? Kan de leerling zijn eigen spel nu wel goed inschatten en evalueren? Meerdere keren per jaar is er een DaCapo breed sectieoverleg. Hier wordt onder andere steeds besproken hoe de leerlingen die van Eysenhegge zijn doorgestroomd naar de bovenbouw het momenteel doen bij het vak muziek, of er aanpassingen nodig zijn en of er extra aandacht moet worden besteed aan specifieke onderdelen. Waar nodig wordt na dit overleg de toetsnormering en het lesaanbod aangepast.
Planning leerstof Leerjaar 1 A. Musiceren Zingen De leerling kan aan het eind van het eerste jaar tien hedendaagse popsongs (Nederlands- en Engelstalig) met behulp van een tekstblad klassikaal in het juiste ritme zingen. -
Spelen Keyboard De leerling kan aan het einde van het eerste jaar: o melodieën op een keyboard spelen bestaande uit te tonen C - A. Binnen dit toonmateriaal wordt met de volgende notenwaarden gewerkt: hele noten, halve noten, kwart noten en achtste noten; o een popsong begeleiden op het keyboard, waarbij ze gebruik maken van klaviernotatie (afbeelding van het toetsenbord, waarop de te spelen toetsen gemarkeerd zijn), waarbij ze in een maat maximaal één keer van toon moeten veranderen. Basgitaar De leerling kan aan het eind van het jaar een popsong begeleiden op de basgitaar, waarbij hij ter visuele ondersteuning gebruik maakt van tablaturen-notatie. Hierbij wordt er in een maat maximaal één keer van toon veranderd. Drums De leerling kan aan het eind van het jaar een zogenaamd polkabeat drumritme spelen gedurende de lengte van het te begeleiden lied. Percussie De leerling kan aan het eind van het jaar in traditionele notatie genoteerde ritmes bestaande uit hele noten, halve noten, kwart noten en achtste noten spelen op verschillende percussie instrumenten.
B. Luisteren De leerling kan aan het eind van het jaar: door middel van auditieve middelen verschillende muziekstijlen/stromingen van de hedendaagse popmuziek herkennen en onderscheiden. Dit alles met behulp van opgedane kennis met betrekking tot muzikale kenmerken; een grafische partituur lezen, volgen en begrijpen. verwoorden welke emotie in verschillende muzikale fragmenten ten uitdrukking komt. C.
Vormgeven De leerling kan aan het eind van het jaar zelf een muzikaal kloppende grafische partituur ontwerpen van een muzikale compositie.
81 D. Presenteren De leerling kan in tweetallen een zelf gekozen lied voor de rest van de klas zingen, begeleid door piano, gitaar en/of keyboard.
Leerjaar 2 A. Musiceren Zingen De leerling kan aan het einde van het tweede jaar twintig hedendaagse popsongs (Nederlands- en Engelstalig) in het juiste ritme en juist geïntoneerd ten opzichte van de begeleidende muziek zingen. -
Spelen Keyboard De leerling kan aan het eind van het jaar: melodieën op keyboard spelen bestaande uit te tonen C - C. Binnen dit toonmateriaal wordt met de volgende notenwaarden gewerkt: hele noten, halve noten, kwart noten, achtste noten, kwartrust en halve rust; popsongs met akkoorden begeleiden op het keyboard, waarbij ze gebruik maken van traditionele notatie en in een maat minimaal één keer van akkoord veranderen. Gitaar De leerling kan aan het eind van het jaar een song met minimaal drie verschillende akkoorden functioneel begeleiden op gitaar. Basgitaar De leerling kan aan het eind van het jaar een popsong begeleiden op de basgitaar, waarbij hij ter visuele ondersteuning gebruik maakt van tablaturen-notatie. Hierbij dient de leerling in één maat meerdere tonen te spelen. Drums De leerling kan aan het eind van het jaar een zogenaamd straight drumritme drummen gedurende de lengte en in overeenstemming met de puls van het te begeleiden lied. Percussie De leerling kan aan het eind van het jaar in traditionele notatie genoteerde ritmes spelen op verschillende percussie-instrumenten. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de volgende notenwaarden: hele noten, halve noten, kwart noten, achtste noten, halve rusten en kwart rusten.
B. Luisteren De leerling kan aan het eind van het jaar verschillende popinstrumenten zowel auditief als visueel onderscheiden door middel van gevarieerde luisteropdrachten. C.
Vormgeven De leerling kan in het tweede jaar in samenwerking met groepsgenoten: Een eigen track creëren met behulp van een beatmaker computerprogramma; Een Nederlandstalige songtekst schrijven en uitvoeren op de begeleiding van de zelf gemaakte beat of een andere, bestaande song.
D. Presenteren De leerling kan in het tweede leerjaar: twee maal per jaar een zelf uitgekozen lied (van de behandelde liederen) voor de rest van de klas zingen, begeleidt door piano, gitaar en/of keyboard; een presentatie van 5 minuten over een artiest naar keuze geven met het oog op het verstrekken van juiste informatie, verkregen vanuit betrouwbare bronnen, in combinatie met een duidelijke manier van presenteren (articulatie, spreektempo, lichaamshouding).
82
Leerjaar 3 A. Musiceren Zingen De leerling kan aan het eind van het derde leerjaar vijfentwintig hedendaagse popsongs in het Nederlands of Engels, in het juiste ritme en juist geïntoneerd zingen ten opzichte van de begeleidende muziek. -
Spelen Keyboard De leerling kan aan het eind van het jaar: melodieën op een keyboard spelen bestaande uit te tonen C - F. Binnen dit toonmateriaal wordt met de volgende notenwaarden gewerkt: hele noten, halve noten, kwart noten, achtste noten, kwartrust, halve rust, hele rust en achtste rust. de te spelen melodieën voorzien van muzikale fraseringen en dynamische verschillen. een popsong met akkoorden begeleiden op het keyboard, waarbij ze gebruik maken van traditionele notatie. Binnen een maat wordt er minimaal één keer van akkoord gewisseld. Basgitaar De leerling kan aan het eind van het jaar een popsong begeleiden op de basgitaar, waarbij hij ter visuele ondersteuning gebruik maakt van tablaturen-notatie. De leerling kan in een maat meerdere tonen spelen en kan ritmisch variëren tussen coupletten en refreinen. Drums De leerling kan aan het eind van het jaar een zogenaamd vierdelig straight drumritme spelen gedurende de lengte van het te begeleiden lied. De leerling kan ritmisch variëren tussen coupletten en refreinen. Percussie De leerling kan aan het eind van het jaar in traditionele notatie genoteerde ritmes, bestaande uit hele, halve, kwart, achtste en zestiende noten en hele, halve, kwart en achtste rusten, spelen op verschillende percussie instrumenten.
B. Luisteren De leerling kan binnen het luisteren eerder verworven muzikaal-theoretische kennis koppelen aan de muzikale parameters en dit tot uitdrukking brengen in woord, schrift en/of vormgeving. C.
Vormgeven De leerling kan in het tweede jaar in samenwerking met groepsgenoten: Een eigen track creëren met behulp van een beatmaker computerprogramma; Een Nederlandstalige songtekst schrijven en uitvoeren op de begeleiding van de zelf gemaakte beat of een andere, bestaande song.
D. Presenteren De leerling kan in het derde leerjaar: een zelf gekozen bandsong voor publiek (overige leerlingen) zingen of spelen, waarbij de leerling aandacht heeft voor het ten opzichte van elkaar ritmisch juist spelen. een presentatie van 5 minuten geven over een muziekstijl naar keuze, met het oog op juiste informatie verstrekken (verkregen vanuit betrouwbare bronnen). Dit alles in combinatie met een duidelijke manier van presenteren (articulatie, spreektempo, lichaamshouding).
83
Jaar 1 BBL
Jaar 1 KGT
e
1 trimester september - december
Praktijk
Theorie
Overig
-
Zingen zes liedjes, Nederlandstalig Spelen basisritme drums Spelen basgitaar tonen van vier tellen Basgitaar en drums combineren Hoofdstuk 1: Zwart – wit 1.1 Hakuna Matata 1.2 Cupido 1.3 Kickoff 1.4 Het drumstel 1.5 Stay Cool Proefwerk Aansluiten en opruimen basgitaar
Praktijk
Theorie
Overig
-
Zingen zes liedjes, Nederlandstalig Spelen basisritme drums Spelen basgitaar tonen van vier tellen Basgitaar en drums combineren Hoofdstuk 1: Zwart – wit 1.1 Hakuna Matata 1.2 Cupido 1.3 Kickoff 1.4 Het drumstel 1.5 Stay Cool Proefwerk Aansluiten en opruimen basgitaar
e
2 trimester januari - maart
Praktijk
Theorie
Overig
-
Zingen vijf liedjes, Nederlands- en Engels Basgitaar en drums combineren Gitaar: eerste 6 akkoorden (werkblad) Keyboard: spelen van basis akkoorden met witte toetsen Zingen door de microfoon Hoofdstuk 2: Go, go, go 2.1 Opzij 2.2 Geef mij je angst 2.3 Let’s play again 2.4 De piano 2.5 Go Proefwerk Informatie Sing a Song
-
Zingen drie liedjes, Nederlands- en Engels Bandje drums, basgitaar en keyboard Zingen door de microfoon
Praktijk
Theorie
Overig
-
Zingen vijf liedjes, Nederlands- en Engels Basgitaar en drums combineren Gitaar: eerste 6 akkoorden (werkblad) Keyboard: spelen van basis akkoorden met witte toetsen Zingen door de microfoon Hoofdstuk 2: Go, go, go 2.1 Opzij 2.2 Geef mij je angst 2.3 Let’s play again 2.4 De piano 2.5 Go Proefwerk Informatie Sing a Song
-
Zingen vijf liedjes, Nederlands- en Engels Bandje drums, basgitaar en keyboard Zingen door de microfoon
e
3 trimester april - juli Praktijk
Praktijk
84
Theorie Overig
-
Keyboard oefening 1 t/m 10
-
Notennamen c t/m c Notenwaarden en notenboom Sing a Song (presentatie) PowerPoint muziekinstrument
Jaar 2 BBL
Theorie Overig
-
Keyboard oefening 1 t/m 10
-
Notennamen c t/m c Notenwaarden en notenboom Proefwerk Sing a Song (presentatie) PowerPoint muziekinstrument
-
Zingen zes liedjes, Nederlands- en Engelstalig Spelen uitbreiding drums Spelen basgitaar tonen van twee tellen Basisband, herhaling vorig jaar Hoofdstuk 3: Lang, langer, langst 3.1 What I’ve been looking for 3.2 I would stay 3.3 Join 3.4 De viool 3.5 Ritme battle Proefwerk Notennamen en notenwaarden herhaling (werkblad) Aansluiten en opruimen muzieklokaal
Jaar 2 KGT
e
1 trimester september - december
Praktijk
Theorie
Overig
-
Zingen vier liedjes, Nederlands- en Engels Spelen uitbreiding drums Spelen basgitaar tonen van twee tellen Basisband, herhaling vorig jaar Hoofdstuk 3: Lang, langer, langst 3.1 What I’ve been looking for 3.2 I would stay 3.3 Join 3.4 De viool 3.5 Ritme battle Proefwerk Notennamen en notenwaarden herhaling (werkblad) Aansluiten en opruimen muzieklokaal
Praktijk
Theorie
Overig
-
e
2 trimester januari - maart Praktijk
Theorie
Overig
-
Band: twee nummers met complete bezetting Keyboard oefening 1 t/m 8 Zingen Nederlands- en Engelstalig reportoire Hoofdstuk 4: Hoog - Laag 4.1 Pak maar m’n hand 4.2 Summer Nights 4.3 Moonlight 4.4 De stem 4.5 Back and Formward Proefwerk Informatie Sing a Song
Praktijk
Theorie
Overig
-
Band: twee nummers met complete bezetting Keyboard oefening 1 t/m 8 Zingen Nederlands- en Engelstalig reportoire Hoofdstuk 4: Hoog - Laag 4.1 Pak maar m’n hand 4.2 Summer Nights 4.3 Moonlight 4.4 De stem 4.5 Back and Formward Proefwerk Informatie Sing a Song
85 -
Het met de computer maken van een beat
-
Band: twee nummers met complete bezetting Keyboard oefening 9 t/m 12 Zingen door de microfoon Hoofdstuk 5:Awimowee, awimowee 5.1 My heart wil go on 5.2 The lion sleeps tonight 5.3 Graffiti 5.4 De saxofoon 5.5 In canon Proefwerk Sing a Song (presentatie) PowerPoint Artiest/band
e
3 trimester april - juli Praktijk
Theorie
Overig
-
Band: twee nummers met complete bezetting Keyboard oefening 9 t/m 12 Zingen door de microfoon Hoofdstuk 5:Awimowee, awimowee 5.1 My heart wil go on 5.2 The lion sleeps tonight 5.3 Graffiti 5.4 De saxofoon 5.5 In canon Proefwerk Sing a Song (presentatie) PowerPoint Artiest/band
Jaar 3 BBL e 1 trimester september - december Praktijk - Band: twee nummers met complete bezetting
Theorie
Theorie
Overig
-
Band: twee nummers met complete bezetting
-
Jaar 3 KGT Praktijk
Theorie
Overig - Aansluiten en opruimen muzieklokaal e 2 trimester januari - maart Praktijk
Praktijk
Overig Praktijk
-
-
Band: twee nummers met complete bezetting Hoofdstuk 1: Boem, boem, tsjak 1.1 You’ll be in my heart 1.2 Ik wil niet dat je liegt 1.3 Sunny day 1.4 Slaginstrumenten 1.5 Loco Proefwerk Hoofdstuk 2: Zing zomaar simpel 2.1 Fame 2.2 Kijk omhoog 2.3 You and me together Aansluiten en opruimen muzieklokaal
-
Band: twee nummers met complete bezetting Liedje met zelfgezochte akkoorden spelen op keyboard
-
86
Theorie
Overig
Theorie
-
Informatie Sing a Song Presentatie Muziekstijl
Overig
Band: twee nummers met complete bezetting
Praktijk
-
2.4 Blaasinstrumenten 2.5 Folk dance Proefwerk Hoofdstuk 3: Meer dan één 3.1 Happy ending 3.2 Hemel en aarde 3.3 Fast as the wind 3.4 Akkoorden 3.5 Heroic Harmony Proefwerk Informatie Sing a Song Presentatie muziekstijl
-
Band: twee nummers met complete bezetting Hoofdstuk 4:Rond of vierkant 4.1 All my life 4.2 Onderweg 4.3 Andante grazioso 4.4 Basgitaar en contrabas 4.5 Jumpin’ around Proefwerk Sing a Song (presentatie) Het met de computer maken van een beat
e
3 trimester april - juli Praktijk -
Theorie
Overig
Theorie
-
Sing a Song (presentatie)
Overig
-
87
Planning leerstof – Tweejarige leerlijn Leerjaar 1 E. -
Musiceren Zingen De leerling kan aan het eind van het eerste jaar tien hedendaagse popsongs (Nederlands- en Engelstalig) in het juiste ritme en juist geïntoneerd ten opzichte van de begeleidende muziek zingen.
-
Spelen Keyboard De leerling kan aan het eind van het jaar: melodieën op keyboard spelen bestaande uit te tonen C - C. Binnen dit toonmateriaal wordt met de volgende notenwaarden gewerkt: hele noten, halve noten, kwart noten, achtste noten, kwartrust en halve rust; popsongs met akkoorden begeleiden op het keyboard, waarbij ze gebruik maken van traditionele notatie en in een maat minimaal één keer van akkoord veranderen. Basgitaar De leerling kan aan het eind van het jaar een popsong begeleiden op de basgitaar, waarbij hij ter visuele ondersteuning gebruik maakt van tablaturen-notatie. Hierbij wordt er in een maat maximaal één keer van toon veranderd. Drums De leerling kan aan het eind van het jaar een zogenaamd straight drumritme drummen gedurende de lengte en in overeenstemming met de puls van het te begeleiden lied. Percussie De leerling kan aan het eind van het jaar in traditionele notatie genoteerde ritmes bestaande uit hele noten, halve noten, kwart noten en achtste noten spelen op verschillende percussie instrumenten.
F.
Luisteren De leerling kan aan het eind van het jaar: door middel van auditieve middelen verschillende muziekstijlen/stromingen van de hedendaagse popmuziek herkennen en onderscheiden. Dit alles met behulp van opgedane kennis met betrekking tot muzikale kenmerken; een grafische partituur lezen, volgen en begrijpen. verwoorden welke emotie in verschillende muzikale fragmenten ten uitdrukking komt. De leerling kan aan het eind van het jaar verschillende popinstrumenten zowel auditief als visueel onderscheiden door middel van gevarieerde luisteropdrachten.
G. Vormgeven De leerling kan aan het eind van het jaar zelf een muzikaal kloppende grafische partituur ontwerpen van een muzikale compositie. H. Presenteren De leerling kan in tweetallen een zelf gekozen lied voor de rest van de klas zingen, begeleid door piano, gitaar en/of keyboard.
Leerjaar 2 E. -
Musiceren Zingen De leerling kan aan het einde van het tweede jaar twintig hedendaagse popsongs (Nederlands- en Engelstalig) in het juiste ritme en juist geïntoneerd ten opzichte van de begeleidende muziek zingen.
88
-
Spelen Keyboard De leerling kan aan het eind van het jaar: melodieën op een keyboard spelen bestaande uit te tonen C - F. Binnen dit toonmateriaal wordt met de volgende notenwaarden gewerkt: hele noten, halve noten, kwart noten, achtste noten, kwartrust, halve rust, hele rust en achtste rust. de te spelen melodieën voorzien van muzikale fraseringen en dynamische verschillen. een popsong met akkoorden begeleiden op het keyboard, waarbij ze gebruik maken van traditionele notatie. Binnen een maat wordt er minimaal één keer van akkoord gewisseld. Gitaar De leerling kan aan het eind van het jaar een song met minimaal drie verschillende akkoorden functioneel begeleiden op gitaar. Basgitaar De leerling kan aan het eind van het jaar een popsong begeleiden op de basgitaar, waarbij hij ter visuele ondersteuning gebruik maakt van tablaturen-notatie. De leerling kan in een maat meerdere tonen spelen en kan ritmisch variëren tussen coupletten en refreinen. Drums De leerling kan aan het eind van het jaar een zogenaamd straight drumritme drummen gedurende de lengte en in overeenstemming met de puls van het te begeleiden lied. Percussie De leerling kan aan het eind van het jaar in traditionele notatie genoteerde ritmes spelen op verschillende percussie-instrumenten. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de volgende notenwaarden: hele noten, halve noten, kwart noten, achtste noten, halve rusten en kwart rusten.
F.
Luisteren De leerling kan binnen het luisteren eerder verworven muzikaal-theoretische kennis koppelen aan de muzikale parameters en dit tot uitdrukking brengen in woord, schrift en/of vormgeving.
G. Vormgeven De leerling kan in het tweede jaar in samenwerking met groepsgenoten: Een eigen track creëren met behulp van een beatmaker computerprogramma; Een Nederlandstalige songtekst schrijven en uitvoeren op de begeleiding van de zelf gemaakte beat of een andere, bestaande song. H. Presenteren De leerling kan in het tweede leerjaar: een zelf gekozen bandsong voor publiek (overige leerlingen) zingen of spelen, waarbij de leerling aandacht heeft voor het ten opzichte van elkaar ritmisch juist spelen. een presentatie van 5 minuten geven over een muziekstijl naar keuze, met het oog op juiste informatie verstrekken (verkregen vanuit betrouwbare bronnen). Dit alles in combinatie met een duidelijke manier van presenteren (articulatie, spreektempo, lichaamshouding).
Vakspecifieke bijzonderheden SING A SONG DOEL / VISIE Leerlingen stimuleren hun muzikale talenten (zang, instrument, dans, …) aan anderen te laten zien Faalangstreductie Integratie van verschillende vakken Schoolbrede betrokkenheid
89
Samenwerking Respect voor talenten van anderen Er ‘staan’ voor een volle zaal!
BESCHRIJVING WAT GEBEURT: HOE ZIET HET ER UIT? WAT DOEN DE LEERLINGEN; WAT DOEN DOCENTEN?
Eén maand van tevoren ‘zingt’ sing-a-song al door de school: leerlingen geven zich vrijwillig op of worden door mentoren en docenten gestimuleerd om deel te nemen Repetities starten Handvaardigheid maakt posters + aandenken voor deelnemers Kaartenverkoop voor sing-a-song by night start
Schoolvoorstelling muziekdocenten en leerlingen zorgen voor de aankleding van het podium docenten handvaardigheid en leerlingen zorgen voor de aankleding van de zaal jury bestaat uit studenten van het conservatorium, muziekdocenten, professionele muzikanten, collega’s, … dit gebeurt allemaal onder schooltijd alle leerlingen en alle docenten zijn aanwezig bij de voorstelling 5 prijzen: singer gold + singer silver, band gold + band silver, sing-a-special
Avondvoorstelling zaal en podium zijn al in orde collega’s zorgen voor ontvangst show: zie schoolvoorstelling na afloop afbreken met collega’s en leerlingen
ERVARINGEN / EFFECTEN Deze maand leeft de school er naar toe! Veel interesse van buitenaf. Deelnemers bloeien op, geven zich helemaal!!
90
12. Drama Doelstellingen (Kerndoelen) 1) Inzicht krijgen en aanleren van sociale competenties. De sociale redzaamheid en de sociale weerbaarheid bevorderen. Dit zijn elementen die het mogelijk maken te kunnen functioneren in het reguliere onderwijs/de maatschappij. Sociale competenties die onze leerlingen moeten beheersen bij het afsluiten van de schoolperiode Kunnen omgaan met en kennis hebben van normen en waarden in de samenleving en daaraan gekoppeld gedrag: regels ten aanzien van het omgaan met elkaar op school, werk, samenleving. Enige mate kunnen communiceren met anderen, verbaal/ non-verbaal: luisteren, kijken, vertellen, uiten emoties. Enige mate van een zelfbeeld hebben: wie ben ik, wat kan ik, hoe kom ik bij anderen over. Enige mate beheersen van een werkhouding ten aanzien van toekomstig werk/regulier onderwijs met daaraan verbonden communicatie: samenwerken, doorzettingsvermogen, afspraken nakomen. Het begrip “enige mate” wordt gehanteerd, omdat het haalbare niveau voor elk van onze leerlingen verschillend is. Belangrijk is dat een leerling zich, na het verlaten van de school, in deze samenleving of in het reguliere onderwijs op sociaal/emotioneel/ communicatief gebied kan handhaven en zich zo competent mogelijk voelt. 2) Inzicht krijgen in eigen talenten en eventuele andere manieren van vrije tijdbesteding. Het gaat bij de meeste leerlingen om het ervaringsleren en het versterken van hun sociale competenties, maar deze kunstvakken/beweging en sport bieden ook mogelijkheden tot het aanboren van talent bij een aantal leerlingen waardoor zij hun zelfbeeld en zelfvertrouwen kunnen versterken. De kinderen worden met behulp van kunstzinnige ervaringen gestimuleerd om vanuit een positief gevoel van eigenwaarde situaties te begrijpen, daar zelf invloed op uit te oefenen en er betekenis aan te geven.
Gebruikte methode (verantwoording voor de keuze) -
-
Drama, verschillende methodes die binnen het vak drama gehanteerd worden. Te denken valt aan de basisbeginselen van Stanislavsky, elementaire speloefeningen, improvisaties, internaliseren en externaliseren van problematieken (te denken valt aan Commedia de l’arte stijlen gebruikmakende van maskers en overacting). Elementen Goldstein : Emotionele beleving en coping (om de emotionele belevingswereld te vergroten en het emphatisch vermogen te vermeerderen) Elementen rots en water: Rots en Watertraining waarin op een fysieke manier gewerkt wordt aan verbale en non-verbale communicatie en versterken van het zelfbeeld. Elementen Leefstijl
Werkvormen -
-
Dramatische werkvormen waar samenspel, ondersteunend spel en spelacceptatie centraal staan (basisbeginselen die je nodig hebt om ook sociaal interactief te kunnen zijn). Interactieve spellen Multimedia /film Er wordt gewerkt in groepsverband. Werken in groepsverband geeft zowel ruimte aan de individuele ontwikkeling gericht op zelfwaarneming, zelfbeleving en zelfsturing, als aan de sociale ontwikkeling, gericht op het waarnemen, inleven en samenwerken met anderen. Een vast leskader, maar met een flexibele inrichting: elke leerling is anders, elke groep is anders dus dat vraagt om een gedifferentieerde aanpak. Theoretische aanpak om het spectrum te verbreden en te enthousiasmeren.
91
-
Gesprekken /discussies, vaak met thema’s die aansluiten op de belevingswereld van de jongeren en/of die maatschappelijk gerelateerd zijn. Afwijkende werkvormen zijn de ckv dagen die in het teken staan van verschillende kunstdisciplines.
Wijze van toetsing, normering etc. Er zijn aan aantal vormen van toetsing en normering. Per blok is er een theoretsiche toets. Per blok is er een praktische toets. Het gemiddelde uit deze twee maakt een deel van het eindcijfer uit. Daarnaast is het moeilijk om de ontwikkeling van de sociaal/emotionele vorming te meten. Een aanvullende wijze van de meting gebeurt dus op basis van de beginsituatie op het moment van instroom (aan de hand van handelingsplannen) en de uitstroom van desbetreffende leerjaar. Tevens wordt er samen met de leerlingen gekeken naar hun eigen ontwikkelpunt en de vorderingen daarvan. Uit bovenstaande factoren wordt een beoordeling gedestilleerd na elk blok.
Planning leerstof Hoe er gewerkt wordt aan de competenties cq. kerndoelen: binnen de dramalessen: programma’s worden aan de leerlingen 1 keer per week, 45 minuten gegeven.
onderstaande
In leerjaar 1 wordt door middel van drama en interactieve spelvormen gewerkt aan de competenties communiceren met anderen en ontwikkelen en versterken van zelfbeeld. Het creëren van veiligheid is tevens een speerpunt. In leerjaar 2 wordt door middel van informatie uit de sociale media en door gebruik makende van multimedia, drama, gesprekken, rollenspelen gewerkt aan de competentie kennis hebben van de normen en waarden in de samenleving en daaraan gekoppeld gedrag, versterken van zelfbeeld. Tevens inzicht krijgen in het eigen handelen (zelfreflectie). Hieraan gekoppeld is het vergroten van het maatschappelijk bewustzijn. (burgerschapszin) Daarnaast zijn er per jaar twee a drie geplande ckv dagen in het kader van de leertuinen. De planning van de leerstof heeft tevens een individuele inslag gebaseerd op de handelingsplannen en de leerontwikkellijnen van die specifieke leerling.
92
13. Beeldende vorming (handvaardigheid en tekenen) Doelstellingen (Kerndoelen) Kerndoelen leergebied Kunst en Cultuur: Binnen het leergebied Kunst en Cultuur zijn vijf kerndoelen gedefinieerd (48 t/m 52), met aandacht voor alle kunstdisciplines. Scholen kregen hiermee ruimte voor een geïntegreerde aanpak van de kunstvakken. De nieuwe kerndoelen schenken aandacht aan actieve, receptieve en reflectieve kunstbeoefening. De kerndoelen kunst en cultuur: 48. De leerling leert door het gebruik van elementaire vaardigheden de zeggingskracht van verschillende kunstzinnige disciplines te onderzoeken en toe te passen om eigen gevoelens uit te drukken, ervaringen vast te leggen, verbeelding vorm te geven en communicatie te bewerkstelligen. 49. De leerling leert eigen kunstzinnig werk, alleen of als deelnemer in een groep, aan derden te presenteren. 50. De leerling leert, op grond van enige achtergrondkennis te kijken naar beeldende kunst, te luisteren naar muziek en te kijken en luisteren naar theater-, dans- en filmvoorstellingen. 51. De leerling leert met behulp van visuele of auditieve middelen verslag te doen van deelname aan kunstzinnige activiteiten, als toeschouwer en als deelnemer. 52. De leerling leert mondeling of schriftelijk te reflecteren op eigen werk en werk van anderen, waaronder dat van kunstenaars. De leerling leert: Op een juiste manier om te gaan met gereedschap en de machines: De leerling gaat zelfstandig te werk aan de machines en met het gereedschap, nadat de docent klaar is met de uitleg en de specifieke veiligheidsregels. De docent kijkt toe en helpt indien nodig. Het werken met diverse materialen binnen de opdrachten, zorgt ervoor dat de leerling een bredere kijk ontwikkelt in verwerking en de toepasbaarheid van de materialen. Door het ontwikkelen van deze kennis, gaat de leerling creatiever en beter denken over zijn opdracht. De leerling maakt dan een ‘bewustere’ keuze voor het materiaal gebruik. Dit wordt ook gestimuleerd door niet alle materialen zichtbaar te maken. (in het magazijn laten staan) Ook leerlingen die een gesloten vorm kiezen, maken hier dankbaar gebruik van, vaak onbewust. Probleem oplossend denken: Zie stukje hierboven: diverse materialen. Om hun emotie/passie in het werk te verwerken: Dit kan duidelijk zichtbaar zijn of niet. Dit verschilt per leerling en opdracht. Vertrouwen te krijgen in hun eigen kunnen en het waarderen van hun eigen werk: De docent stimuleert dit door positieve feedback te geven, ophangen of neerzetten van werkjes en hun werkjes als voorbeeld te gebruiken. Waarderen: Leerlingen leren, het werk van andere leerlingen te waarderen. Omdat de verschillende werken zichtbaar zijn tijdens de lessen, door de school heen en de voorbeelden die gebruikt worden tijdens de lessen. Samenwerken: Enkele opdrachten zijn zo opgesteld dat de leerlingen in kleine groepen moeten samenwerken, dit wordt ook in de methode zienderogen kunst behandeld. Als laatste, ontwikkelt de leerling een algemene kennis rondom kunst en kunstvormen.
Gebruikte methode (verantwoording voor de keuze) De thema’s, ontleend aan beeldende probleemstellingen, worden in de lesbrieven en methode aangeboden. Ze dragen echter ook maatschappelijk-sociale aspecten in zich. Opdrachten dienen aan te sluiten op de belevingswereld en de werkelijk reële wereld van de leerlingen. Er worden verschillende functies verkend: uitdrukken van eigen gevoelens en ervaringen, vorm geven aan verbeelding en leren communiceren door middel van beeld
93
Katernen van Zienderogen Kunst KGT en BBL onderbouw. De methode wordt DaCapo Breed gebruikt. (behalve PRO). Algemeen: De methode gebruikt een frisse en leuke aanpak voor het beschrijven en omschrijven van verschillende kunstvormen en kunstenaars, die van deze tijd zijn. De methode stimuleert de leerling tot eigen keuzes maken in materiaal en uitvoering en het gebruik maken van de visuele communicatie. Een autonome toepassing van de opdrachten met een toegepast thema. Voor de docent: - De docent kan het beeldend proces van de leerling goed volgen. Voor de leerling: - Het stimuleren van het beelden proces - Het stimuleren van eigen keuzes maken. - Leren stap voor stap tot het beste resultaat te komen.
Werkvormen Leerjaar 1: We starten altijd met de volgende opdrachten: - klei - hout - kleurenleer. De eerste twee om een beeld te krijgen wat de leerling wel en niet kan. De kleuren leer om te leren mengen en weten wat de verschillende kleurcontrasten zijn. Dit hebben ze nodig voor de komende 3 leerjaren. Verdere opdrachten en materialen in leerjaar 1: - de methode zienderogen kunst (materiaal in overleg) - papier –maché - papier parallel met Science - solderen. - Tekenen (verven, kleuren enz.) Samenwerking met de vakgroep Science i.v.m. machine veiligheid. Dit door middel van een veiligheids powerpoint. Leerjaar 2: - methode zienderogen kunst. (materiaal in overleg) - hout - papier - verf - Tekenen (verven, kleuren enz.) - Restmateriaal - Klei - Linoleum - Stoffen - Foam Leerjaar 3: - methode zienderogen kunst. (materiaal in overleg) - gips - restmateriaal - klei
94
-
hout papier perspectief parallel met Science. verf Tekenen (verven, kleuren enz.) Stoffen.
Wisselende samenwerking met de vakken biologie, muziek en mens & maatschappij. - De lessen starten klassikaal aan de witte tafels, dan worden de opdracht wordt besproken/uitgelegd, tijdsduur, 7.2 herhalen uitleg, vragen rondje, afspraken maken, plaatsen indelen enz. (±10min. / ±30 min. afhankelijk van opdracht en klas) - ±10 min. voor opruimtijd wordt de klas op de hoogte gebracht dat ze bijna gaan opruimen. - Opruimtijd: iedereen stoppen met werken en naar het whitebord kijken. Aan de hand van pictogrammen en een opruimschema de opruimtaken verdelen. (10 tot 20 min. opruimtijd) - 9.1 Leerlingen die tijdens de les sociaal emotioneel opvallen worden besproken met de mentor en een aantekening in het klassenboek of in het LVS.
Wijze van toetsing, normering etc. De verschillende opdrachten worden allemaal aangeboden via OASE. O A S E
- oriëntatie (aanbieden van thema, formuleren van de opdracht) Gaat gepaard met lesbrieven! - analyse (oefenen om tot goed eindresultaat te komen) Kleine vooropdrachtjes. Neemt halve tot 1 les in beslag. - synthese (het maken van een afrondend werkstuk waarin behandelde lesstof/leerstof uitgewerkt te zien is), van tevoren tijdsplanning maken! - evaluatie (reflectie, productevaluatie) vindt plaats door docent, waarbij er nabesprekingen kunnen volgen.
Gezien de doelgroep van Eysenhegge wordt er rekening gehouden met het beoordelen van een werkstuk/tekening per leerling. De beoordeling (punt) wordt gebaseerd op de volgende punten: - inzet - motivatie - opdracht eisen (voldoet het hieraan?) - materiaal keuze (alleen van toepassing bij de methode Z.O.K*) - afwerking (dit verschilt per leerling) - proefwerk (alleen van toepassing bij de methode Z.O.K*) - juiste antwoorden methode Z.O.K* (indien methode is gebruikt)
Planning leerstof Voor ieder leerjaar en niveau wordt aan het begin van het schooljaar een jaarprogramma gemaakt. Indien het jaarprogramma probleemloos verloopt wordt deze meerdere jaren gebruikt zonder wijzigingen. Hierin staat de volgorde van de opdrachten en de tijdsduur die de leerlingen hiervoor krijgen. De handvaardigheidopdrachten duren gemiddeld 3 blokuren De tekenopdrachten duren gemiddeld 2 blokuren. Aan het begin van iedere opdracht wordt de leerling op de hoogte gebracht van de tijdsduur. Tussentijds wordt herhaald hoe lang de leerling nog de tijd heeft voor zijn/haar opdracht, eventueel noteren in het klassenboek / magister. Leerlingen een tijdsschema aanbieden, zo kunnen stap voor stap zien wat ze wanneer af moeten hebben. (start
95
schooljaar 2013-2014) 2 jarige leerlijn: zie bijlage.
Vakspecifieke bijzonderheden Gekozen is voor een werkwijze van open en gesloten benadering van de opdrachten. Elke leerling bevindt zich ergens tussen de twee uitersten, geheel gesloten (o.a. leerlingen met ASS) en geheel open. Leerlingen die om een meer gesloten structuur vragen dienen voldoende houvast te krijgen. Leerlingen die vragen om een opener onderwijsstructuur, moeten hiervoor voldoende ruimte krijgen. De opdrachten worden stap voor stap uitgelegd en ondersteund door een lesbrief die de leerlingen aan het begin van de les ontvangen. De opdracht wordt visueel ondersteund door een voorbeeld(en). (voorbeelden zijn afkomstig van andere leerlingen) Aan het begin van iedere les wordt de opdracht herhaald en geeft de docent aan hoeveel uur ze nog aan hun opdracht mogen werken. Tussen de opdrachten door is er ruimte voor leerlingen met een speciale vraag. B.v. “iets” maken voor ouders. Leerlingen met een lichamelijke beperking krijgen een buddy toegewezen, of de opdracht wordt aangepast. Thema blijft hetzelfde om een te groot onderscheid te voorkomen, indien mogelijk. Om succes ervaring op te doen, presenteren we regelmatig de werkjes van de leerlingen in de vitrines, aan de muren of op de kantoren. Leerlingen ervaren dit als een succes en eer. (ook de werkjes van leerlingen die er veel moeite mee hebben) Het lokaal is ingericht in 2 duidelijke ruimtes, n.l. teken/schilder en theorie gedeelte en de werkbanken met de machines en het gereedschap. Dit is bewust gedaan om verwarring te voorkomen aangezien onze leerlingen duidelijkheid, overzichtelijkheid en voorspelbaarheid willen. Aan het begin van ieder schooljaar moeten de leerlingen een veiligheid/lokaalregel contract ondertekenen. Deze wordt klassikaal doorgenomen. (± 30 min.) De veiligheidsregels zijn zichtbaar in het lokaal opgehangen. Aan het eind van iedere les moet de leerlingen opruimen. De docent verdeelt de taken, door hun naam achter het opruimpictogram te schrijven. Naast de voorspelbare opruimtaken hebben we ook de toezichthouder. De taak van de toezichthouder is een belangrijke taak, de leerling voelt zich verantwoordelijk, wordt aangesproken door klasgenoten, moeten beoordelen of taak goed is en zo niet, de klasgenoot erop wijzen dat de taak niet goed is. Het stimuleert praten met elkaar en samenwerken. De taak van de toezichthouder wordt ondersteund door de docent. Ons lokaal: Het lokaal moet rust uitstralen, het zorgt ervoor dat de leerlingen en docenten rustig blijven (zo min mogelijk prikkels geven, maar genoeg om te weten dat het een beeldend vormen lokaal is.) De rust creëren we door tafels leeg en schoon te houden, de vloer en de wasbak schoon te houden. Niet te veel gereedschap op hangen aan het gereedschapsrek. (overzichtelijk) Beperkt neerleggen en ophangen van werkjes. Magazijnen zijn voorzien van een deur of gordijn, deze zijn zoveel mogelijk dicht. Na iedere les worden de tafels en stoelen weer recht gezet. Het lokaal moet fris, duidelijk, overzichtelijk en voorspelbaar zijn voor onze leerling.
96
Ondersteuning en begeleiding De (VAK)docenten beeldende kunst en vormgeving worden ingezet bij Remedial teaching nl. REM tekenen. Doelgroep: Leerlingen met angsten / depressies / stress / rouwverwerking / eenzaamheid / negatief zelfbeeld / identiteitsproblemen. Leerlingen die een concrete zintuiglijke ervaring kunnen gebruiken om hun eigen emoties waar te nemen. Leerlingen die via “ ’t bezig zijn” greep krijgen op eigen emoties. Leerlingen die moeite hebben met verbale communicatie. Doel van rem: Expressie van emotionele conflicten d.m.v. tekenen, schilderen, boetseren etc. Stimuleren van expressie / ervaring opdoen in ordenen van emoties, werken met symbolen. Creativiteit staat centraal. Leerlingen leren genieten van hun eigen mogelijkheden, leren (h)erkennen van eigen belevingswereld. Grenzen leren kennen. Middelen: Beeldend bezig zijn. Verschillende beeldmaterialen / beeldaspecten uitdiepen. Deze kennis kunnen wij specifiek toepassen tijdens onze beeldende lessen indien nodig.
97
14. Lichamelijke Opvoeding Doelstellingen (Kerndoelen) Het onderwijs in bewegen is gericht op een verantwoorde deelname aan bewegingsactiviteiten. Het gaat daarbij om deelname aan allerlei sportieve activiteiten en bewegingsrecreatie. Maar ook om het deelnemen aan de actuele bewegingswereld van kinderen, bijvoorbeeld op het schoolplein en in de woonomgeving. Het doel van de lichamelijke opvoeding is het breed te introduceren in die bewegingscultuur. Bewegen is van essentieel belang voor de ontwikkeling van kinderen. Het is een basiscompetentie die in onze bewegingsarmoedige samenleving steeds meer onder druk komt te staan. De leerlingen moeten daarom in staat worden gesteld om op school een breed en wendbaar bewegingsrepertoire op te bouwen.
Gebruikte methode (verantwoording voor de keuze) Zie geheel uitgewerkt vakwerkplan. Per periode ingevuld en aangepast aan de doelgroep. Geen methode vanuit de boeken.
Werkvormen DIDACTISCHE WERKVORMEN Didactische werkvormen binnen de lessen bewegingsonderwijs in ons onderwijs zijn van groot belang voor het verloop van de lessen. Dit heeft te maken met het feit dat niet iedere werkvorm geschikt is voor dit type onderwijs. Een overzicht van de verschillende didactische werkvormen staan hieronder beschreven:
klassikale instructie vereenvoudigde mediakaarten met korte opdrachten individuele instructie gedifferentieerde instructie waarbij gelet moet worden op het zelfstandig werken van de leerlingen probleem oplossend werkend zelf ervarend leren
LESORGANISATIE Bij de organisatie van de lessen bewegingsonderwijs is het van belang dat de leerlingen zo weinig mogelijk stil zitten, niet in een rij staan en bezig zijn met bewegen. Door een doorlopende lesgeefstructuur toe te passen worden de bovenstaande punten bekrachtigd. Omdat het niveau van het zelfstandig werken van de leerlingen niet hoog is, maakt de vakleerkracht bewegingsonderwijs vaak gebruik van een centrale instructievorm. Daarnaast heeft hij zichzelf aangeleerd om de instructie van een activiteit zo snel mogelijk aan de leerlingen aan te kunnen bieden. Dit is noodzakelijk omdat de spanningsboog van de concentratie van de leerlingen niet groot is. DIFFERENTIATIE Omdat de verschillen in niveau qua motorische vaardigheid zeer uiteenlopend zijn, is het van belang om te differentiëren binnen de lessen bewegingsonderwijs. Om recht te doen aan alle leerlingen is dit noodzakelijk. Om goed te kunnen differentiëren is het wel van belang dat de leerlingen een zekere mate van zelfstandig werken beheersen. Tussen zelfstandig werken en differentiëren zal een balans gevonden moeten worden. AFSTEMMING OP EN / OF SAMENWERKING MET ANDERE VAKKEN De vakoverstijgende doelstellingen zijn gelijk aan de doelstellingen beschreven in hoofdstuk 2.3. De vak eigen doelstellingen staan beschreven in hoofdstuk 2.4. Deze specifieke doelstellingen zijn toepasbaar op andere praktijkvakken.
98
Wijze van toetsing, normering etc. INLEIDING In het bewegingsonderwijs is toetsen moeilijk. Na een geslaagde activiteit is het moeilijk om even opnieuw te kijken naar de kwaliteit van de uitvoering. Er is geen tastbaar en blijvend resultaat zoals bijvoorbeeld bij het noteren van een antwoord op een rekenopgave. Bovendien kan bij herhaling van de bewegingsactiviteit blijken dat de uitvoering opeens veel minder geslaagd wordt. Toch willen we regelmatig de kwaliteit van de uitvoering van de activiteiten bepalen om te weten hoe ver de kinderen zijn, de kinderen inzicht te geven in de criteria die voor een goed leerresultaat van belang zijn en om te bepalen op welke manier en bij wie leerhulp gegeven moet worden. DOEL VAN DE EVALUATIE Het doel van de evaluatie van bewegingsonderwijsleersituaties is het bepalen van de kwaliteit van de uitvoering van de bewegingsactiviteiten en de kinderen inzicht te geven in de criteria die voor een goed leerresultaat van belang zijn. Naast sensomotorische doelstellingen zijn sociaal emotionele doelstellingen van belang bij het evalueren. EVALUATIE OBJECTEN De evaluatieobjecten bestaan uit 2 onderdelen. Een overzicht van deze onderdelen staan hieronder beschreven: Sociale vaardigheid en inzet van de leerling fysieke vaardigheid van bewegen van de leerling Sociale vaardigheid en inzet van de leerling Dit evaluatieobject bestaat uit een vijftal punten. De leerling kent zichzelf per les een cijfer toe aan de hand van deze punten. De leerling kan punten scoren op: - op tijd zijn (1) - sieraden af (1) - kleren en schoenen in orde (2) - inzet (3); maximaal 3 punten, bij minder inzet 0,1 of 2 punten - fair-play (3); maximaal 3 punten, bij minder fair-play 0,1 of 2 punten. Leerlingen kennen zichzelf de punten toe waardoor een mate van zelfkennis wordt gevraagd. De docent heeft te allen tijde het recht om de cijfers aan te passen naar zijn eigen waarneming. Na elke periode telt het gemiddelde cijfer dat de leerling zichzelf heeft toegekend voor 2x mee in de berekening van het rapportcijfer. Fysieke vaardigheid van bewegen van de leerling Bij deze evaluatie wordt gebruik gemaakt van de 8 domeinen zoals deze beschreven staan in hoofdstuk 3.3. De vakleerkracht let op de vaardigheden van de leerlingen tijdens het uitvoeren van een van de onderdelen die bij het desbetreffend domein behoort. Ook hier krijgt de leerling een cijfer op een 10 punt schaal. Dit cijfer is een procesmatig cijfer. VERWERKING VAN DE GEGEVENS De verwerking van de gegevens wordt uitgevoerd door de vakleerkracht bewegingsonderwijs. Deze noteert de cijfers en de administratie van de school verwerkt deze digitaal. Hieronder staat een overzicht van de 10 punt schaal: CIJFER: 1 2 3 4 5 6
BETEKENIS: Zeer zorgelijk Zorgelijk Slecht Onvoldoende Matig Voldoende
99
7 8 9 10
Ruim voldoende Goed Heel goed Uitmuntend
Planning leerstof Bouw Onderbouw
AANTAL: 8 3 3 2 1 3 1 3
Aantal lesuren p/w
Aantal lesuren op jaarbasis
2 lesuren van 50 minuten
72 lesuren van 50 minuten
DOMEIN: SPEL TURNEN ATLETIEK ZELFVERDEDIGING BEWEGEN EN MUZIEK CONDITIONELE VAARDIGHEDEN SAMENWERKINGSOPDRACHTEN OPEN
Vakspecifieke bijzonderheden ZORGVERBREDING Leerlingen binnen ons onderwijs komen binnen met achterstand op meerdere gebieden. Zo ook vaak op bewegingsvaardigheid. Om deze achterstand positief te kunnen beïnvloeden zijn de reguliere lessen bewegingsonderwijs niet altijd voldoende. Voor leerlingen met meerdere motorische problemen zijn REMlessen ontwikkeld binnen de verbreding van de zorg voor de leerlingen. Deze steunlessen worden aangeboden door de vakleerkracht bewegingsonderwijs binnen de reguliere lessen. Het feit dat de groepen klein zijn biedt hier mogelijkheden, echter een aparte les voor deze Remedial Teaching is in een voorgaand hoofdstuk al aangeduid als knelpunt. Roostertechnisch blijkt het steeds moeilijker om deze REM in te plannen. Indeling lessen: TIJD: 10 minuten 10 minuten 35 minuten 35 minuten 10 minuten
ONDERDEEL: Vrije inloop/omkleden Warming-up d.m.v. spel Kern 1: een van de acht domeinen Kern 2: een van de acht domeinen Evalueren en afsluiten
100
15. Facilitaire Dienst (FD) Typering beroepengroep De Facilitaire dienstverlener is werkzaam binnen de facilitaire dienstverlening van instellingen en bedrijven. In de facilitaire dienstverlening worden ondersteunende diensten verleend. De werkzaamheden van een Facilitaire dienstverlener kunnen daarom zeer verscheiden zijn. Zo kan hij zich bijvoorbeeld bezighouden met het ontvangen en verwerken van inkomende post en goederen, het inrichten en gebruiksklaar maken van vergaderfaciliteiten, het verrichten van schoonmaakwerkzaamheden en voeding- en restauratieve taken, het beheren van afvalstromen en het verzorgen van transport. Hij maakt daarbij optimaal gebruik van beschikbare hulpmiddelen. Daarnaast onderhoudt de Facilitaire dienstverlener contacten met klanten om te kunnen voldoen aan specifieke wensen. Als Facilitaire dienstverlener werk je klant- en servicegericht, wat zich uit in een proactieve, meegaande, flexibele en meedenkende houding. Daarnaast dient de Facilitaire dienstverlener goed kunnen samen werken met verschillende collega’s en afdelingen. (Uit: Kwalificatiedossier Facilitaire dienstverlener) Landelijke Kwalificaties MBO Facilitaire dienstverlener Crebonummer: 95751,95750 Sector: Facilitaire dienstverlening Branche: Catering, Hotel-restaurants, Hotels, pensions, conferentieoorden, Kampeerterreinen, Wasserijen en linnenverhuur, Ziekenhuizen, Overige non-profitdiensten, Diverse Cohort: 2012-2013
Doelstellingen (Kerndoelen) De leerling beheerst aan het eind van de opleiding de werkprocessen die horen bij de 2 kerntaken. Kerntaak 1 Voert facilitaire werkzaamheden uit 1.1 Werkproces: Voert hospitality werkzaamheden uit Richt gastenruimten in en maakt deze gebruiksklaar en gereed voor de ontvangst. Zet inventaris en hulpmiddelen klaar en in de gewenste opstelling. Zet apparatuur klaar en bedient deze. Voert tevens diverse receptiewerkzaamheden uit. Ontvangt de gasten, registreert hen, verleent hen toegang, staat ze te woord en wijst hen naar de juiste ruimte. Bedient indien van toepassing de telefooncentrale. Ruimt na gebruik gastenruimten op. 1.2 Werkproces: Bereidt en distribueert eenvoudige gerechten en huishoudelijke dranken Inventariseert de wensen van de gasten of leest de bestelling. treft voorbereidingen voor het bereiden en distribueren van eenvoudige gerechten en huishoudelijke dranken. Verzamelt de benodigde producten, materialen en middelen en vult buffetten en/of voedingsautomaten bij. Bereidt of bestelt de gerechten en/of dranken en maakt ze serveergereed of verkoopklaar. Distribueert of serveert de gerechten en dranken en haalt het gebruikte servies weer op. 1.3 Werkproces: Voert licht administratief werk uit Voert licht administratief werk uit volgens relevante procedures. Voert kaswerkzaamheden uit. Verwerkt digitale gegevens en reserveringen in het Facility Management Information System (FMIS) of andere relevante documentbeheerssystemen.
101
Voert bestellingen en ingevulde checklisten in en verwerkt technische problemen of andere relevante meldingen.
1.4 Werkproces: Voert post- en repro-activiteiten uit Voert post- en repro-activiteiten uit op basis van relevante procedures en de communicatierichtlijnen van het bedrijf. Houdt het archief bij, scant documenten en voert kopieer- en printwerkzaamheden uit. Werkt verslagen en rapporten af en bindt deze in Verwerkt inkomende en uitgaande post en/of mail. 1.5 Werkproces: Onderhoudt de voorraad Inventariseert de voorraad en controleert deze op kwantiteit, kwaliteit en/of houdbaarheid. Geeft gesignaleerde noodzakelijke aanvullingen door aan zijn leidinggevende. Ontvangt diverse goederen en controleert deze conform relevante wet- en regelgeving. Tekent de afleverbon en registreert relevante gegevens volgens relevante bedrijfsvoorschriften. 1.6 Werkproces: Voert logistieke werkzaamheden uit Voert interne en externe transportwerkzaamheden uit en assisteert bij (interne) verhuizingen. Verzamelt, selecteert en controleert goederen op mankementen. Transporteert goederen en personen naar de gewenste locatie. Slaat goederen op conform relevante procedures en wet- en regelgeving. 1.7 Werkproces: Signaleert onveilige situaties en verhelpt deze Voert floor-checks uit. Signaleert onveilige situaties in het kader van Health Safety Environment (HSE) en technische problemen of leest de binnengekomen meldingen. Meldt onveilige situaties of eenvoudige technische problemen aan zijn leidinggevende. Schat de gevolgen van de technische problemen en onveilige situaties in en geeft dit tevens door aan zijn leidinggevende. Schakelt, indien nodig, een expert in voor het oplossen van technische problemen. KWALIFICATIE FACILITAIR MEDEWERKER- NIVEAU 2 1.8 Werkproces: Voert incidentele schoonmaakwerkzaamheden uit Voert incidentele schoonmaakwerkzaamheden uit. Maakt gebruik van diverse schoonmaak(hulp)middelen en -materialen en ruimt deze na gebruik op. Verwijdert vervolgens het gescheiden vuil volgens relevante (wettelijke) richtlijnen. 1.9 Werkproces: Beheert gebouwen en apparatuur Niet van toepassing
Kerntaak 2 Voert organisatiegebonden taken uit 2.1 Werkproces: Onderhoudt het contact met interne en externe klanten en leveranciers Onderhoudt contact met interne en externe klanten en leveranciers. Informeert naar de tevredenheid van de klant/leverancier. Beantwoordt vragen en geeft eventuele bijzonderheden door aan zijn leidinggevende. Noteert de contactgegevens of wijzigingen in de contactgegevens en geeft deze door aan zijn collega's en/of leidinggevende. 2.2 Werkproces: Beoordeelt offertes en leveringscontracten en stelt leveringscondities op Niet van toepassing 2.3 Werkproces: Signaleert klachten en verbeterpunten en handelt deze af Signaleert en ontvangt klachten of verbeterpunten van interne en externe klanten en leveranciers.
102
Geeft de klacht of het verbeterpunt door aan de betrokken afdeling of functionaris en maakt afspraken over de verdere afhandeling van de klacht. Verwerkt de klachten of verbeterpunten in het FMIS of andere relevante documentbeheerssystemen.
2.4 Werkproces: Plant de uitvoering van eigen werkzaamheden Plant de uitvoering van eigen werkzaamheden in overleg met zijn leidinggevende. Houdt hierbij rekening met de omstandigheden, relevante procedures en gemaakte afspraken. Gaat na wat anders of beter kan en past zo nodig de volgorde van eigen werkzaamheden en/of de wijze van werken aan. 2.5 Werkproces: Neemt deel aan werkoverleg Neemt deel aan het werkoverleg over de facilitaire werkzaamheden. Past op basis van de informatie van zijn leidinggevende zijn werkzaamheden aan. Stelt vragen ter verduidelijking. Geeft knelpunten met betrekking tot de uitvoering van de facilitaire taken door.
Gebruikte methode (verantwoording voor de keuze) FD OKAY Uitgeverij: Edu-Actief b.v. Meppel De methode FD Okay volgt het Kwalificatiedossier van de opleiding. De hoofdstukken zijn in het curriculum gezet i.p.v. de werkprocessen. Dit is voor de betrokkenen overzichtelijker en duidelijker. (Deel 1 bevat kerntaak 1, deel 2 kerntaak 2 en deel 3 omvat de kerntaken 3 en 4) De stof is verdeeld over 3 jaar, waarbij per trimester 2 of 3 hoofdstukken uit de verschillende delen van de methode worden doorgewerkt. Dit om te voorkomen dat de leerlingen een heel jaar met dezelfde kerntaak bezig zijn. Niet precies is in te schatten of de hoofdstukken gelijk zijn qua tijdsinvestering; wel moet aan het eind van ieder trimester de voorgeschreven leerstof doorgewerkt zijn. Op basis van evaluatie zijn bijstellingen mogelijk!
Werkvormen Opdrachten De opdrachten zijn gerangschikt per bronnenboek en vervolgens per hoofdstuk. In elke opdracht wordt aangegeven: Soort opdracht We onderscheiden 3 soorten opdrachten: Kennisvragen Door het maken van deze vragen test de leerling zijn kennis op het gebied van een specifiek onderwerp. Meestal zijn de antwoorden te vinden in het boek. Andere vragen kunnen worden beantwoord door logisch na te denken en weer andere vragen kunnen worden beantwoord met het behulp van internet. Opdrachten Bij opdrachten wordt de theorie toegepast in de praktijk. Bijvoorbeeld: een onderzoek uitvoeren een interview afnemen een vergadering bijwonen een evenement organiseren enzovoort. Casussen Casussen zijn praktijkvoorbeelden. De leerling leest deze casus en beantwoordt de gestelde vragen over de casus.
103
Niveau De opdrachten zijn onderverdeeld in 4 soorten niveaus: Niveau 2 Dit zijn opdrachten specifiek voor de niveau 2 leerling. Niveau 2+ Dit zijn verdiepingsopdrachten voor de niveau 2 leerling die wil doorstromen naar niveau 4. Niveau 4 Dit zijn opdrachten specifiek voor de niveau 4 leerling. Niveau 4+ Dit zijn verdiepingsopdrachten voor de niveau 4 leerling die wil doorstromen naar het HBO. Tijdsduur (in uren) Per opdrachten staat aangegeven hoelang een leerling erover doet. (Dit is een indicatie. ) Te gebruiken bronnen (bronnenboek, stappenplan, internet etc.) Per opdrachten staat aangegeven welke bronnen de leerling kan gebruiken. Dit is altijd het bronnenboek maar er kunnen ook naar andere bronnen worden verwezen zoals internet of een stappenplan. Kerntaak Elke opdracht is gekoppeld aan een kerntaak. Het kan ook voorkomen dat 1 opdracht meerdere kerntaken omvat. Werkprocessen Ook de werkprocessen staan duidelijk aangegeven. Ook hierbij geldt dat één opdracht meerdere werkprocessen kan omvatten. Competenties Elke opdracht is gelinkt aan een aantal competenties. Bij het uitvoeren van de opdracht werkt de leerling aan de competenties die gegeven staan in de opdracht.
Wijze van toetsing, normering etc. De leerling maakt per Kerntaak twee ‘bewijzen’. Als deze met goed resultaat zijn uitgevoerd, worden deze afgevinkt en verzameld in de portfolio. De School-competenties worden per kerntaak, minimaal 2 maal per jaar geëvalueerd a.d.h.v. een “Competentiebeoordeling in school”. De beoordeling wordt aangegeven op een puntenschaal van 1 t/m 4. Competenties: 1 = (bijna) nooit of 1 = nauwelijks of niet ontwikkeld 2 = zo nu en dan of 2 = aanwezig maar gebrekkige uitvoering 3 = redelijk vaak of 3 = dit gaat al vaak goed 4 = (bijna) altijd goed of 4 = sterk punt
Planning leerstof De leerlingen werken a.d.h.v. een individuele weekplanner.
104
16. FD Praktijk Beroepspraktijkvorming (BPV) Doelstellingen (Kerndoelen) De leerling ontwikkelt zo veel mogelijk vaardigheden / competenties. Hieronder wordt aangegeven welke competenties aangewend worden bij de uitvoering van de werkprocessen en de kerntaken. A. B. C. D. E. F. G. H. I. J. K. L. M. N. O. P. Q. R. S. T. U. V. W. X. Y.
Beslissen en activiteiten initiëren. Aansturen Begeleiden Aandacht en begrip tonen Samenwerken en overleggen Ethisch en integer handelen Relaties bouwen en netwerken Overtuigen en beïnvloeden Presenteren Formuleren en rapporteren Vakdeskundigheid toepassen Materialen en middelen inzetten Analyseren Onderzoeken Creëren en innoveren Leren Plannen en organiseren Op de behoeften en verwachtingen van de “klant” richten Kwaliteit leveren Instructies en procedures opvolgen Omgaan met veranderingen en aanpassen Met druk en tegenslag omgaan Gedrevenheid en ambitie tonen Ondernemend en commercieel handelen Bedrijfsmatig handelen
Gebruikte methode (verantwoording voor de keuze) Geen Beroepspraktijkvorming De studenten lopen extern stage. Dit is op de leerwerkplek of buiten het gebouw gaan de leerlingen extern op stage (1 tot 2 dagen in de week). Tijdens de stage is de bedoeling om zoveel mogelijk kerntaken/werprocessen/competenties. uit te voeren. Het kenniscentrum “Kenwerk” verzorgt zoveel mogelijk de BPV plaatsen (verwerven van de juiste BPV plekken voor deze doelgroep). Deze dienen door Kenwerk geaccrediteerd te zijn. BPV Voor de BPV wordt een stageboek ontwikkeld, dat aansluit bij de doelgroep en tevens houvast biedt aan de praktijkbegeleider.
Werkvormen De werkvormen zijn de praktische handelingen (de werkprocessen), behorende bij bovenstaande competenties.
105
Wijze van toetsing, normering etc. Van elke stagedag wordt door de leerling een stageverslag gemaakt. Hierbij wordt gelet op inhoud maar ook op de schrijfvaardigheid. De BPV-competenties worden per kerntaak, minimaal 2 maal per jaar geëvalueerd a.d.h.v. een “Competentiebeoordeling in de BPV”. De beoordeling wordt aangegeven op een puntenschaal van 1 t/m 4. Competenties: 1 = (bijna) nooit of 1 = nauwelijks of niet ontwikkeld 2 = zo nu en dan of 2 = aanwezig maar gebrekkige uitvoering 3 = redelijk vaak of 3 = dit gaat al vaak goed 4 = (bijna) altijd goed of 4 = sterk punt Examinering In de portfolio worden een aantal bewijzen verzameld. Deze is voorwaardelijk voor deelname aan een Proeve van bekwaamheid. Tijdens de Proeve moet ook Rekenen, Nederlands en LLB worden meegenomen in de beoordeling. Tijdens de Proeve van bekwaamheid toont de leerling de verworven competenties in de praktijk (op de BPVplek).
Planning leerstof Dit gebeurt in overleg met de BPV-begeleider, de begeleider op de werkplek.
106
17. FD Leren Loopbaan en Burgerschap (LLB) Doelstellingen (Kerndoelen) De leerling beheerst aan het eind van de opleiding de werkprocessen die horen bij de 7 kerntaken. Kerntaak 1: Benoemt zijn eigen ontwikkeling en gebruikt middelen en wegen om daarbij passende leerdoelen te bereiken 1.1 Benoemt leerdoelen voor de eigen ontwikkeling. 1.2 Inventariseert geschikte manieren van leren. 1.3 Kiest bij de situatie en bij zichzelf passende manieren van leren. 1.4 Plant zijn eigen leerproces en voert het uit. 1.5 Evalueert de gekozen manier van leren. Kerntaak 2: Stuurt de eigen loopbaan 2.1 Reflecteert op eigen kwaliteiten en motieven 2.2 Onderzoekt welk werk er is en wat bij hem past. 2.3 Stuurt de eigen loopbaan en onderneemt acties die daarbij nodig zijn. Kerntaak 3: Participeert in het politieke domein, in besluitvorming en beleidsbeïnvloeding 3.1 Oriënteert zich op onderwerpen waarover politieke besluiten genomen worden. 3.2 Vormt een eigen mening. 3.3 Onderneemt acties naar aanleiding van gemaakte keuzen. Kerntaak 4: Functioneert als werknemer in een arbeidsorganisatie 4.1 Gedraagt zich als werknemer bij het uitvoeren van het werk. 4.2 Maakt gebruik van werknemersrechten. 4.3 Stelt zich collegiaal op. Kerntaak 5: Functioneert als kritisch consument 5.1. Oriënteert zich op de consumentenmarkt en houdt rekening met eigen wensen en mogelijkheden. 5.2. Onderneemt acties om producten en diensten aan te schaffen. Kerntaak 6: Deelnemen in allerlei sociale verbanden en respectvol gebruiken van de openbare ruimte 6.1. Neemt deel in diverse sociale verbanden en leeft in de openbare ruimte. 6.2. Voert activiteiten uit voor de leefbaarheid van zijn sociale omgeving. Kerntaak 7: Zorgt voor de eigen gezondheid (vitaal burgerschap) 7.1 Zoekt informatie over een gezonde leefwijze. 7.2 Beslist op basis van informatie en handelt ernaar. 7.3 Onderneemt activiteiten om de gezondheid te bevorderen.
Sinds september 2013 is de methode vernieuwd. De onderverdeling van de hierboven omschreven kerntaken worden in de nieuwe methode niet meer gehanteerd. In de huidige methode spreekt men over ‘dimensies’. De volgende dimensies komen aan bod; - Loopbaan, - De politiek-juridische dimensie, - De economische dimensie, - De sociaal maatschappelijke dimensie en - De dimensie vitaal burgerschap. De methode wordt gebruikt door de eerste- en tweedejaars studenten. De werkvormen en wijze van toetsing zijn bij beide methoden hetzelfde.
107
Gebruikte methode (verantwoording voor de keuze) Context Uitgeverij: Edu-Actief b.v. Meppel In het format zijn de kerntaken gezet die relevant zijn voor de vaktheorie, tenminste, daar waar dat mogelijk was. In de methode staat aangegeven welke kerntaak behandeld wordt. Ook voor LLB geldt: waar mogelijk meenemen in de vaktheorie en praktijk. CINOP heeft een document gemaakt waar LLB aan Nederlands gekoppeld is. Ook hier liggen kansen voor het vergroten van de taalvaardigheid!
Werkvormen De opbouw van de thema’s Elk thema is volgens een vaste structuur opgebouwd. Het begint met een overzicht van de kerntaak, de werkprocessen en de competenties die in het thema centraal staan. 1. Introductie Dan volgt een introductie op het thema. 2. Kennischeck Vervolgens wordt de leerling geconfronteerd met een kennischeck. De kennischeck is een manier om vast te stellen wat de leerling al over het onderwerp van het thema weet. Van de leerling wordt verlangd dat hij de begrippen overneemt en van een betekenis voorziet. Wanneer hij de betekenis niet kent, kan hij die opzoeken in de tekstbronnen, die onder ‘5. Bronnen/links’ staan vermeld. Op deze manier wordt er een brug geslagen naar de tekstbronnen over het onderwerp dat in het thema aan de orde is. 3. Activiteiten Nadat de leerling de kennischeck (op de door u bepaalde wijze) heeft uitgevoerd, komt hij bij de kern van het thema: de activiteiten. Er is voor de term activiteiten gekozen om aan te geven dat in de methode Context! de nadruk ligt op het laten zien wat de leerling kan: het tonen van zijn competenties. Dat doet hij door aan het werk te gaan. Tijdens het werkproces krijgt de leerling de mogelijkheid om door middel van integrale opdrachten (thema's) te werken aan het verzamelen van bewijsmaterialen. Met de uitwerking van activiteiten per thema (matrix van thema’s per niveau) worden de bewijsmaterialen beschreven die binnen de verschillende werkprocessen kunnen worden verzameld. De leerling werkt aan producten die levensecht zijn en betekenis hebben. Ze zijn afgeleid van de kerntaken uit het brondocument. De inhoud van de activiteit is onherroepelijk verbonden aan de ontwikkeling van de competenties. Dit ontwikkelingsproces wordt begeleid door de docent. De docent begeleidt, helpt en adviseert de deelnemer met het uitwerken van de thema's. De thema’s, zoals vermeld in de matrix van thema’s per niveau, worden ongeacht de leerweg aangeboden. De werkprocessen en competenties overlappen de activiteiten. Algemeen geldt dan dat de leerling alle activiteiten of een selectie daarvan in overleg met de docent uitvoert. Uiteindelijk is een thema uitgevoerd en is het bewijs verzameld. De uitwerkingen van de thema's worden integraal beoordeeld. De beoordelingen worden opgeslagen in een portfolio. Ook kunnen kennistoetsen worden ingezet om de ontwikkeling van de leerling te volgen. 4. Hulpmiddelen Af en toe heeft de leerling bij het uitvoeren van de activiteiten materialen en hulpmiddelen nodig. Deze hulpmiddelen vindt hij op de website van de methode: www.methodecontext.nl. In een groot aantal gevallen bestaat een hulpmiddel uit een adres van een website waarop hij bepaalde informatie moet zoeken of een test moet uitvoeren. Door op dit adres te klikken komt de cursist op een snelle manier op de juiste plek op het internet. Verder vindt de cursist op de website van de methode teksten, formulieren, schema’s en andere uitwerkingen die hij moet gebruiken bij de uitwerking van zijn activiteiten. 5. Bronnen/links Ook dit onderdeel van de vaste structuur van een thema verwijst naar de website van de methode Context!. Hier wordt een onderscheid gemaakt tussen tekstbronnen en andere bronnen zoals films of internetsites. Het grote verschil met ‘Hulpmiddelen’ is dat de materialen die onder ‘Bronnen/links’ zijn opgenomen, als achtergrondinformatie dienen. Behalve bij de kennischeck spelen ze geen directe rol bij ‘3. Activiteiten’.
108
Wijze van toetsing, normering etc. De leerling maakt per Kerntaak twee ‘bewijzen’. Als deze met goed resultaat zijn uitgevoerd, worden deze afgevinkt en verzameld in de portfolio.
Planning leerstof De leerlingen werken a.d.h.v. een individuele weekplanner.
109
18. FD Nederlands (NE) Doelstellingen (Kerndoelen) De leerling beheerst aan het eind van de opleiding de volgende niveaus: Mondelinge taalvaardigheid: 2F Leesvaardigheid: 2F Schrijfvaardigheid: 2F Taalverzorging en taalbeschouwing: 2F Grammatica/Spelling: 2F
Gebruikte methode (verantwoording voor de keuze) Taal op niveau Uitgeverij: Edu-Actief b.v. Meppel Het Referentiekader Taal wordt leidend in het hele onderwijs. Voor niveau 2 betekent dit dat alle vaardigheden op 2F moet worden beheerst. In het format is een verdeling naar vaardigheden gemaakt per opleidingsjaar. Er wordt gewerkt met Taal op niveau, losse katernen per vaardigheid en per niveau. In het format staat een algemeen niveau aangegeven, maar het is beter om Nederlands op maat aan te bieden, omdat er doorgaans nogal grote verschillen in beheersing zijn.
Werkvormen Modules Taal op niveau bestaat uit modules, ieder met een eigen werkboek. Per niveau worden alle vijf de vaardigheden (lezen, luisteren, spreken, gesprekken voeren en schrijven) apart behandeld. Daarnaast is er nog een speciaal katern spelling en grammatica. Voor de docent staan op het docentengedeelte van de website alle uitwerkingen per module. De modules zijn zo ontwikkeld dat leerlingen de lesstof redelijk zelfstandig tot zich kunnen nemen. De docent kan dus op verschillende manieren met de methode werken. Hij kan er bijvoorbeeld voor kiezen om leerlingen van diverse niveaus in één klas te zetten. Leerlingen kunnen elkaar dan helpen, wanneer er problemen zijn en de docent is dan meer een coach die leerlingen per individu uitleg kan geven. Hij kan ook juist leerlingen met dezelfde niveaus in een klas zetten. Hij kan dan leerlingen laten samenwerken aan de opdrachten en kan klassikaal uitleg geven bij problemen. Wanneer men met de methode Taal op niveau aan de slag gaat, moet men zorgen voor voldoende computers zodat de leerlingen bij het bronmateriaal kunnen. Voor de luistermodules zijn in ieder geval computers noodzakelijk. Voor de lees- en schrijfmodules heeft de leerling ook vaak een computer nodig. Hier gaat het echter vooral om formulieren die ingevuld moeten worden of teksten die gelezen moeten worden. Deze kunnen ook vooraf uitgeprint en uitgedeeld worden, zodat de leerling deze niet via de computer hoeft op te zoeken. In de leesmodules leren de leerlingen eerst om korte teksten globaal te lezen en later pas om de hele tekst te lezen. Er wordt aandacht besteed aan zoekend lezen, zoeken naar bepaalde woorden in de tekst, zoeken naar ordeningen in de tekst, zoeken in tabellen en overzichten. In de luistermodules staat het luisteren naar instructies, het luisteren naar precieze informatie en het luisteren naar debatten en presentaties centraal. De luisterfragmenten waarna verwezen wordt, kan de leerling vinden op de methodesite. Per opdracht staat de juiste link naar het fragment aangegeven. In de schrijfmodules leert de leerling eerst om informatie op de juiste manier te verwoorden. Wanneer
110
begrijpt iemand anders ook precies wat er moet gebeuren? Vervolgens leren leerlingen ook formulieren op de juiste manier in te vullen en een goede brief te schrijven. Eerst is dit nog een persoonlijke informele brief, terwijl in de latere modules ook zakelijke brieven en sollicitatiebrieven geschreven moeten worden. In de spreek- en gespreksmodules leren de leerlingen om op een passende manier te spreken in diverse situaties. Tijdens een sollicitatiegesprek spreek je anders dan wanneer je met een vriend of vriendin aan het praten bent en wanneer je met een klant spreekt, spreek je ook weer anders dan met collega’s onder elkaar. Leerlingen moeten in het begin vooral beoordelen of een gesprek passend is in de gegeven situatie, terwijl ze later ook zelf moeten spreken en gesprekken moeten voeren. De methode “Taal op Niveau” is zeer geschikt voor groepen leerlingen met verschillende niveaus. In de modules staan, zowel theorie als opdrachten. Leerlingen kunnen de modules in hun eigen tempo doorwerken. Alle onderdelen die de leerling volgens het referentiekader taal moet kunnen en kennen komen aan bod en er kan veel geoefend worden.
Wijze van toetsing, normering etc. Indicatief bevindt de beroepsinhoud van de Facilitair medewerker zich op het volgende eindniveau: Mondelinge taalvaardigheid: 2F Leesvaardigheid: 2F Schrijfvaardigheid: 2F Taalverzorging en taalbeschouwing: 2F In overeenstemming met de wet Referentieniveaus Nederlandse taal is de voor het mbo vastgestelde referentieniveaus Nederlandse taal van toepassing. Voor deze kwalificatie is het referentieniveau Nederlands vastgesteld op 2F. Startassessment De methode “Taal op Niveau” is opgebouwd rondom een startassessment en een eindtoets. Aan de hand van een startassessment (beschikbaar in een beroepsspecifieke versie en een algemene LLB-versie) wordt het instapniveau van de deelnemer bepaald. Daarna kunnen de juiste vaardigheden op de juiste niveaus worden aangeboden. Eindtoetsen Het daadwerkelijke eindniveau zal worden vastgesteld aan de hand van de landelijke COE-examens. Deze “Centrale Onderwijs Examens” worden afgenomen binnen alle modules, waardoor een goed beeld kan worden geschetst van het eindniveau van de leerling. Daarnaast biedt het programma TOA een hulpbron om te werken naar het eindniveau. Met dit programma kan ook een ontwikkeling van de leerling worden vastgesteld. Uiteindelijk krijgen de leerlingen aan het einde van hun schooljaar te maken met hun “Proeves van bekwaamdheid”. Deze proeves wordt op stage afgenomen. In deze proeves dienen de leerlingen zichzelf te presenteren en te bewijzen naar een assessor.
Planning leerstof De leerlingen werken a.d.h.v. een individuele weekplanner.
Vakspecifieke bijzonderheden Bij de Facilitair medewerker komen in verschillende werkprocessen meerdere taalvaardigheden gecombineerd voor. Van de Facilitair medewerker wordt verlangd dat deze informatie kan vragen en geven aan collega's, leveranciers en gasten over bijvoorbeeld het gebouw, voeding en apparatuur. Daarnaast is hij in staat om diverse zaken te registreren in de daarvoor bestemde logboeken, zoals registratie van geleverde goederen, beschadigingen aan geleverde goederen of de registratie van bezoekers.
111
19. FD Rekenen (RE) Doelstellingen (Kerndoelen) De cursist beheerst aan het eind van de opleiding de volgende niveaus: Getallen: 2F Verhoudingen: 2F Meten en meetkunde: 2F Verbanden: 2F
Gebruikte methode (verantwoording voor de keuze) Rekenschap Uitgeverij: Stichting IVIO De methode volgt Meijerink. De docent moet dus aan de hand van de methode zorgen dat het vereiste niveau behaald wordt.
Werkvormen Rekenschap is een methode die uitblinkt in differentiëren. Voor de student is het heel gemakkelijk zijn niveau te ontdekken en hierop gepaste leerstof aangereikt te krijgen. Stapsgewijs loopt iedere student door de methode. Succesbeleving Rekenschap biedt op basis van dagelijkse nakijkmomenten een aanbod op het eigen niveau van de leerlingen aan. Rekenpraktijk biedt veel oefeningen op een gelijk moeilijkheidsniveau aan. Hierdoor beleven uw leerlingen eerder een succesmoment. Uitdagend De rekenopgaven zijn geplaatst in een contextrijke leeromgeving. Rekenpraktijk motiveert de leerlingen en daagt hun uit om het vereiste rekenniveau aan te tonen. Zelfstandig werken Rekenschap is tevens erg op eigen tempo gericht. Zelfstandig werken houdt dus ook in je eigen proces van niveau en tempo te kunnen beleven
Wijze van toetsing, normering etc. Indicatief bevindt de beroepsinhoud van de Facilitair medewerker zich op het volgende niveau: Getallen: 2F Verhoudingen: 2F Meten en meetkunde: 2F Verbanden: 2F In overeenstemming met de wet Referentieniveaus Rekenen is de voor het mbo vastgestelde referentieniveau Rekenen van toepassing. Voor deze kwalificatie is het referentieniveau rekenen vastgesteld op 2F. Eigenschappen van Rekenschap: In het begin een grote algemene instaptoets
112
Planning leerstof De leerlingen werken a.d.h.v. een individuele weekplanner.
Vakspecifieke bijzonderheden Voor de beroepsuitoefening worden de generieke niveaus voor rekenen gehanteerd volgens het referentiekader Taal en Rekenen.
Rekenblokken Uitgeverij: Malmberg Toegevoegd aan de methode Rekenschap is sinds september 2014 de methode Rekenblokken toegevoegd. Inhoud: GETALLEN, VERHOUDINGEN EN MATEN Optellen Aftrekken Vermenigvuldigen Delen Breuken Procenten Kommagetallen Machten en wortels Verhoudingen Lengte, omtrek, oppervlakte, gewicht, temperatuur, inhoud en tijd Referentiematen Overig (Romeinse cijfers, symbolen, binaire en lineaire getallen, etc.) METEN EN MEETKUNDE Meetkundige begrippen Grootheden Plaats bepalen Hoeken Vergroting en verkleining Omtrek en oppervlakte Symmetrie Rekenen aan de cirkel Inhoud. VERBANDEN Diagrammen Regelmaat en rekenregels Verbanden, grafieken en formules Gegevensverwerking Kansrekening. De methode heeft voor niveau 2F 3 leerwerkboeken; Getallen en verhoudingen, Meten en meetkunde, en Verbanden. Daarnaast heeft iedere leerlingen een licentie om gebruik te kunnen maken van Rekenblokken digitaal; dit
113
omvat oefenstof, (instap)toetsen, rekenscans, QuickScans en resultaten. De digitale versie gaat uit van gedifferentieerd lesgeven, zodat iedere leerling op het juiste moment over de benodigde kennis en vaardigheden beschikt (krachtig leren, de student staat centraal en de docent geeft de regie). Rekenblokken biedt van Intake (niveau bepalen) tot en met Bewijzen (eindtoetsen en Rekentoetstraining) een compleet pakket dat alles biedt om elke student, op maat, naar het juiste niveau te brengen. Intake leren voortgangsmeting bewijzen. Verder wordt er gebruik gemaakt van ‘Springstof Rekenen’. Een remediërend programma voor zwakke leerlingen die hun rekenvaardigheid kunnen ophalen tot ruim 1F-niveau. Rekenblokken wordt wekelijks 1 uur gegeven (eerste jaars).
114
20. FD Engels (EN) Doelstellingen (Kerndoelen) In voorkomende gevallen voert de Facilitair medewerker gesprekken met internationale gasten. De Facilitair medewerker is in staat om eenvoudige vragen van gasten in het Engels te verstaan en met behulp van standaardzinnen, vragen van gasten te beantwoorden. Van de Facilitair medewerker wordt verwacht, dat hij vertrouwde woorden en basiszinnen kan begrijpen en gebruiken om informatie te vragen en te geven aan collega's, leveranciers en gasten. Daarnaast is hij in staat eenvoudige instructies te lezen, indien de Facilitair medewerker in dienst is van een internationale organisatie.
Gebruikte methode (verantwoording voor de keuze) Taal op Niveau Engels Text/workbook A2 + A1 + Grammatica Uitgeverij: Edu-actief b.v. Meppel Taal op niveau Engels, is opgebouwd uit drie boeken. Het boek niveau A1 of niveau A2 bestaat uit één boek met beiden een eigen niveau. In deze boeken worden de vaardigheden Lezen, Luisteren, Schrijven, Spreken en Gesprekken voeren behandeld. Deze boeken zijn te combineren met de portfoliomap van Taal op niveau Engels. Daarnaast wordt er ook nog een “Grammatica” deel aangeboden. Dit is een apart boek, waarin de belangrijkste grammatica die nodig is voor niveau A1 t/m B1 wordt aangeboden per onderwerp, inclusief oefeningen. Als leerkracht heeft men de vrijheid om te differentiëren en te kiezen welk onderwerp wordt aangeboden.
Werkvormen Didactiek: De methode biedt een doorlopende leerlijn van vaardigheden die binnen de praktijk uitvoerbaar zijn. De onderdelen “Lezen, Luisteren, Schrijven en Spreken en Gesprekken voeren” behandeld ieder op zijn eigen niveau. Er is een groot arsenaal aan variatie mogelijk, waarbij de leerkracht tal van mogelijkheden krijgt om de lesstof binnen realistische situaties vorm te geven. Op die manier ervaren de leerlingen praktijkgerichte opdrachten die meteen uitvoerbaar kunnen zijn. Het boek is opgebouwd in dezelfde volgorde als de vaardigheden worden aangeboden. Allereerst gaan de leerlingen te werk met Spreken en Gesprekken voeren, waarna Schrijven, Lezen en Luisteren wordt behandeld. Aan het einde van de methode is een algemene woordenlijst ingevoegd. Deze worden kunnen binnen de methode terug en hebben een toegevoegde waarde om binnen de praktijk toegepast te worden. Het zijn immers ook praktijkgerichte woorden die veelal terug kunnen in dagelijkse situaties.
Wijze van toetsing, normering etc. Indicatief bevindt de beroepsinhoud van de Facilitair medewerker zich op het volgende niveau: Luisteren: A2 Lezen: A1 Gesprekken voeren: A2 Spreken: A1 Schrijven: A1 Bovenstaande wordt in de praktijk getoetst tijdens de ‘Proeve van Bekwaamheid’.
115
Planning leerstof In principe wordt er geen leerstof planning toegepast. De leerkracht is immers vrij om gedifferentieerd in het boek te werken. Veelal wordt geadviseerd om van voor naar achteren door het boek te werken. Echter op die manier wordt er per periode maar aan één vaardigheid gewerkt, waardoor de andere vaardigheden niet aan bod komen.