Vaktherapie Beeldend binnen het basisonderwijs
Brochure voor basisscholen
‘Vaktherapie Beeldend binnen het basisonderwijs’
Inleiding Voor u ligt de brochure ‘Vaktherapie Beeldend binnen het basisonderwijs’. Deze brochure is ontstaan naar aanleiding van ons afstudeeronderzoek voor de opleiding Creatieve Therapie Beeldend te Leeuwarden. Uit ons afstudeeronderzoek ‘Vaktherapie Beeldend: beeldenderwijs binnen het basisonderwijs!’ is gebleken dat er behoefte is aan een brochure over Vaktherapie Beeldend. In deze brochure informeren wij u graag over Vaktherapie Beeldend in het basisonderwijs. Wij zullen inhoudelijk ingaan op Vaktherapie. Aan de hand van therapieverhalen van Vaktherapeuten uit het werkveld willen wij u laten ervaren wat de kracht van Vaktherapie Beeldend is. Wij willen overigens nog opmerken dat de naam Vaktherapie pas sinds 1 januari 2006 wordt gehanteerd. Voorheen werd Vaktherapie ‘Creatieve Therapie’ genoemd. De naam van de opleiding is echter nog wel Creatieve Therapie. Daar waar u in deze brochure nog Creatieve Therapie leest, spreken wij dan ook van de opleiding. Wij wensen u veel leesplezier toe!
Annemieke Tromp en Daniëlle van den Akker
1
‘Vaktherapie Beeldend binnen het basisonderwijs’
In deze brochure
Wat is Vaktherapie?
3
Hoe werkt Vaktherapie Beeldend?
3
LINDA
4
Welke kinderen komen in aanmerking voor Vaktherapie Beeldend?
5
MYRNA
5
Doorverwijzing naar Vaktherapie
6
N. Geenevasen
TJERK
6
K. Rijksen
MAARTEN
7
Observatie en indicatie
8
GROEP
8
Behandeling
9
A. Tromp
D.H. van den Akker
A. Tromp en D.H. van den Akker
A. Blaauw
SONJA
10
H. Wieling
MARK
12
Financiën
13
Meer weten?
15
2
‘Vaktherapie Beeldend binnen het basisonderwijs’
Wat is Vaktherapie? ‘Handelen in het medium komt tegemoet aan de behoefte iets te leren. In Vaktherapie zijn mensen snel te motiveren iets te bedenken, uit te voeren, op te bouwen, te oefenen.’ (Berman, 1998) Vanaf 1 januari 2006 zijn Creatieve Therapie en Psychomotorische Therapie gefuseerd en vallen nu onder de naam Vaktherapie. Vaktherapie heeft vijf poten, te weten beeldende therapie, dramatherapie, muziektherapie, danstherapie en psychomotorische therapie. Een vaktherapeut maakt gebruik van non-verbale activiteiten om bij de cliënt emotionele, sociale, cognitieve en psychomotorische problemen te onderkennen, te overwinnen, te verminderen of te accepteren.
Hoe werkt Vaktherapie Beeldend? Vaktherapie Beeldend is een therapie die aansluit bij de fantasie en ervaringsgerichte leerwijze van het kind. Het kind kan gebaat zijn bij een vorm van extra aandacht op sociaal-emotioneel gebied en gaat vaak met plezier naar de therapie. Bij Vaktherapie Beeldend wordt gebruik gemaakt van beeldende materialen, zoals potlood, verf, klei, hout etc. In Vaktherapie Beeldend kan het kind nieuwe ervaringen opdoen die het kind helpt het therapiedoel te bereiken. Het gaat er dus niet om dat het kind leert iets moois te maken, maar dat het op een speelse manier werkt aan het doel van de therapie. De middelen die een belangrijke rol spelen in dit veranderingsproces zijn: – de wijze waarop het kind met het materiaal omgaat; – de thematiek van het werk; – de relatie met de therapeut. Het is per kind verschillend welk middel in de therapie de grootste rol speelt, omdat ieder kind uniek is! ‘Vaktherapie kan weggestopte emoties grijpbaar en voelbaar maken.’ (Berman, 1998)
3
‘Vaktherapie Beeldend binnen het basisonderwijs’
Linda is een 10 jarige leerling uit de onderbouw van een SBO school. Linda vertoont sociaal onhandig gedrag en heeft een matig zelfbeeld. Linda krijgt individuele therapie op haar school, onder lestijd. Na een observatieperiode van drie sessies is mij het volgende aan Linda opgevallen. Linda vertelt uit zichzelf over haar familie, boerderij, dieren, haar klas en haar vriendin(en). Hoewel Linda veel vertelt uit zichzelf, oogt zij onzeker. Haar houding is gesloten, gespannen en vaak vermijdt zij oogcontact met mij door niet tegenover mij te gaan staan of zitten. Linda heeft moeite met een goede zithouding en kan moeilijk stil zitten. Ze wipt veel met haar stoel en beweegt veel. De thema’s die terugkomen in haar beeldend werk zijn de (boerderij-) dieren en haar familie. Tijdens het werken met deze thema’s vertelt ze vaak over haar broertjes en zusje. Linda moet wel eens oppassen op haar broertjes en zusje en geeft aan dat ze dit niet leuk vindt. Haar oudste broertje vindt ze leuk want daar kan ze leuk mee spelen. Met haar andere broertjes en zusjes heeft ze niet veel, ze huilen veel en daar kan ze geen spelletjes of activiteiten mee doen. Haar rol in het gezin lijkt veel verantwoordelijkheid te kennen en is niet passend bij haar leeftijd. Door in de therapie met haar voorkeuren en behoeften bezig te gaan leert zij haar eigenheid te ontdekken. Bij het maken van een “voorkeuren” collage kiest Linda alleen dieren. De tijdschriften die niet over dieren gaan krijgen niet de aandacht van Linda. Linda kan verder niet aan geven wat ze nog meer mooi of leuk vindt. Tijdens het werken praat ze veel en richt ze zich niet veel op haar werk. Ze lijkt hierdoor weinig binding met haar werk te hebben.
Naar mate ik Linda help te onderzoeken wat ze nog meer leuk vindt, door haar verschillende materialen toe te reiken, komt ze er steeds meer achter wat haar aantrekt en waarom. Bij een activiteit om haar eigen kamertje te maken en naar haar eigen smaak in te richten hebben we eerst tijd besteed aan de benodigde materialen. Door de verschillende materialen te bekijken, aan te raken en te voelen kon ze beter aangeven welke materialen haar voorkeuren hadden en waarom. Ze kreeg zin om haar kamertje in te richten. Ze heeft gekozen voor fel gekleurde, zachte stofjes voor haar bed, muur en vloerbedekking. De stoel heeft zij gemaakt van schuimrubber want hier had ze nog nooit mee gewerkt en ze heeft een raam gemaakt omdat ze uitzicht op het strand wou. Tijdens deze activiteit was ze geconcentreerd bezig en ging ze op in haar werkstuk. Het was de eerste keer dat ze een werkstuk niet afkreeg en dat ze er veel tijd en aandacht aan besteedde. Ze vertelde ook minder aan mij gedurende deze activiteit en ze kon stil zitten op de stoel. Doordat Linda in de therapie achter haar voorkeuren kwam en hiermee aan het werk ging, kreeg ze meer binding met haar werkstukken. Ze was gemotiveerder om aan het werk te gaan en kon zich beter concentreren. Ze kon zich meer ontspannen tijdens de activiteit en deed hierdoor minder moeite om een gesprek gaande te houden omdat dit voor haar gevoel moest. In de één na laatste sessie gaf Linda uit zichzelf aan met welke materialen ze de laatste sessie wou werken. Ze vertelde ook dat ze materialen had bedacht waar ze thuis mee wilde gaan werken. A. Tromp 4de jaars student Creatieve Therapie Beeldend
4
‘Vaktherapie Beeldend binnen het basisonderwijs’
Welke kinderen komen in aanmerking voor Vaktherapie Beeldend? Soms is het kind kwetsbaar in de emotionele ontwikkeling, is het kind onzeker, angstig of afgeleid en vertoont teruggetrokken, afhankelijk of juist agressief of dominant gedrag. Als dit voor het kind en/of de omgeving een probleem vormt, is het van belang dat hier extra aandacht aan wordt besteed. Voor sommige kinderen zijn de mogelijkheden binnen de klas niet toereikend en wordt er gezocht naar een situatie waarin meer specifieke aandacht mogelijk is. Uit het afstudeeronderzoek ‘Vaktherapie Beeldend: beeldenderwijs binnen het basisonderwijs!’ (Tromp, v.d. Akker, 2006) is gebleken dat meest voorkomende problematieken in het onderwijs ADHD, PDD-NOS, gedragsproblemen en sociaal-emotionele (met name faalangst) zijn.
Myrna is een meisje van elf jaar, ze zit in de middenbouw van het speciaal basisonderwijs. Myrna is een verlegen, onzeker en gesloten meisje. Myrna durft weinig initiatief te tonen. Wanneer ik Myrna voor het eerst ophaal voor de observatieperiode van Vaktherapie Beeldend, valt het mij op dat ze ineengedoken achter haar tafel in de klas zit. Ze verbergt haar gezicht achter haar haarlokken. Ze lijkt niet op te willen vallen. Wanneer ik haar roep, schrikt ze er een beetje van. Ze lijkt het spannend te vinden. In het contact neemt Myrna weinig initiatief en als ik haar wat vraag antwoordt ze daar kort, of alleen met ja of nee, op. Het lijkt alsof ze sociaal wenselijke antwoorden geeft, daarbij peilt ze eerst mijn reactie. Haar houding lijkt mij te vragen om een antwoord. Myrna heeft bij twee observatiesessies met klei gewerkt en 1 keer met pastelkrijt. Ze gaf aan dat ze werken met klei erg leuk vond, dit deed ze thuis ook vaak. Myrna werkt met de handen en gebruikt geen hulpmiddelen (spatels e.d.). Toch maakt Myrna weinig contact met de klei, ze pakt een stukje en drukt het op de vorm, dit komt afstandelijk over. Het feit dat het werken met klei afstandelijk over komt blijkt ook uit hoe Myrna het werkstuk afwerkt. Ze werkt snel en werkt het niet netjes af. Tijdens de eerste keer heeft Myrna een heks gemaakt. Ik weet dat ze dit een keer eerder heeft gedaan in de klas, ze koos voor het bekende. Ook bij het werken met pastelkrijt, pakt ze het krijtje afstandelijk
vast, alleen met haar vingertoppen. Contact met het materiaal en met mij lijkt ze moeilijk te vinden, ze durft bijna niet. In de therapie zullen de doelen gericht zijn op het zelfvertrouwen en initiatief durven tonen. Mijn houding zal vooral structurerend en ondersteunend zijn. Sociaal wenselijk gedrag zal ik belonen. Verder ben ik voorspelbaar, actief en structuurbiedend. De therapiesessies zullen volgens een vaste volgorde en dus voorspelbaar verlopen. De aangeboden opdrachten zullen betrekking hebben op de leerdoelen van Myrna. Vooruitgang van de therapie ging moeizaam. Er kwam zeer weinig uit Myrna. Myrna deed voornamelijk opdrachten alleen. Misschien zou het helpen als ik samen met haar aan opdrachten ging werken en haar ging helpen bij het maken van keuzes? Dit bleek te werken. Al snel kwam er meer uit Myrna, begon ze spontaan te vertellen wat ze allemaal had beleeft en ze nam initiatief. Elke week haalde ik Myrna uit de klas en haar glimlach leek met de week groter, breder en intenser te worden. Ze zat niet meer voorover gebogen aan de tafel, nee, ze wachtte zelfs op mij. Uit gesprekken met de leerkracht en de Intern Begeleider bleek dat Myrna in de klas opener is geworden, ze vertelt meer. D.H. van den Akker 4de jaars student Creatieve Therapie Beeldend
5
‘Vaktherapie Beeldend binnen het basisonderwijs’
Doorverwijzing naar Vaktherapie Beeldend Het doorverwijzen van een kind naar Vaktherapie Beeldend kan op verschillende manieren plaatsvinden. Een kind kan doorverwezen zijn via de Intern Begeleider of de Ambulant Begeleider van het RENN4. Indien de leerkracht denkt dat een kind in aanmerking zou kunnen komen voor Vaktherapie, kan deze terecht bij de Intern Begeleider of de Vaktherapeut. De ouder(s) kunnen hun kind verwijzen naar Vaktherapie. Zij kunnen dit aangeven op school. Daarnaast verwijzen huisartsen ook steeds vaker door naar Vaktherapie. Het komt ook voor dat wanneer een Vaktherapeut al enige tijd werkzaam is op een school, de kinderen zelf initiatief naar de Vaktherapeut nemen (zie verhaal Maarten, blz. 7).
Toen ik mijn jaarstage begon op het speciaal onderwijs kreeg ik cliënt Tjerk meteen in therapie. Tjerk vond het moeilijk om met klasgenootjes om te gaan en zich aan de regels te houden. Beide moesten we erg wennen aan de nieuwe situatie. Tjerk vond het spannend om naar therapie te gaan en treuzelde vaak wanneer ik hem uit de klas op haalde. De eerste paar sessies wilde Tjerk steeds zelf iets mee nemen om te doen: zijn computer, radio, spel kaarten etc. In de beginfase wilde Tjerk mij eigenlijk niet laten zien wat hij mee had gebracht en wanneer ik iets vroeg over wat Tjerk had mee genomen gaf hij geen antwoord of werd ongeduldig en geïrriteerd. Het was moeilijk voor Tjerk om aan een opdracht te beginnen en hij had de opdrachten steeds snel af. Toen Tjerk en ik een betere vertrouwensband kregen, merkte ik dat Tjerk rustiger kon antwoorden op mijn vragen. Tjerk kon een spel duidelijker uitleggen. Ook wilde Tjerk de eerste paar sessies steeds iets uit het lokaal meenemen/stelen. We hadden hierdoor vaak een conflict aan het eind van de therapie. Dit was erg jammer, zeker wanneer een sessie erg goed was gegaan. Door hier met Tjerk
over te praten, consequent te blijven en ook de verantwoordelijkheid bij Tjerk te leggen, nam dit gedrag af. Tjerk nam niet zo vaak meer iets mee en ik kon meer vertrouwen hebben in Tjerk. Eenmaal had Tjerk iets mee genomen wat ik niet gemerkt had. Toen ik hem naar de klas terugbracht gaf hij me dit op de trap. Ik was erg verbaasd omdat ik niet wist dat hij iets mee genomen had, maar nog meer was ik verbaasd over het feit dat hij het me terug gaf. Hij gaf het snel zonder me aan te kijken, ik kreeg bijna niet de kans om hem hier een compliment over te geven. De sessie hierna ben ik er uitgebreider op in gegaan. Het opbouwen van de vertrouwensband duurde een half jaar, maar hierna merkte ik dat de therapie met stappen vooruit ging. Tjerk kwam zelf met ideeën en de onderwerpen waar we eerst strijd over hadden en niet over konden praten werden minder en konden we goed over praten. Tjerk stond meer open voor het contact met mij, dit was één van de doelen van de therapie die Tjerk behaald heeft. N. Geenevasen 4de jaars student Creatieve Therapie Beeldend
6
‘Vaktherapie Beeldend binnen het basisonderwijs’
Door een openbare school in de provincie was ik gevraagd om één dag per week aanwezig te zijn voor de begeleiding van een aantal leerlingen. Een half jaartje later was ik bij alle groepen en leerlingen bekend en zo kon het gebeuren dat ik tijdens een project ‘post’ in de onderbouw, het volgende briefje op mijn tafel vond: Hallo juf Kamille, Mag ik ook eens bij jou omdat ik mijn vader dood heb? Groetjes van Maarten Natuurlijk nodigde ik Maarten uit en al gauw bleek hoe graag hij zijn verhaal wilde doen. Maarten zijn vader was twee jaar geleden overleden aan een hartaanval. Het gebeurde plotseling, op een mooie zomerdag….en Maarten was erbij. Maarten had wel moeder kunnen roepen maar verder had hij niets kunnen doen. Maarten vertelt en vertelt en vele vragen en twijfels komen tevoorschijn: Waar is vader nu? En kan dit ook zomaar zijn moeder of zichzelf gebeuren? Had Maarten meer kunnen doen? En dat het jammer is dat ze niet in God geloven omdat vader daar nu niet terecht kan…. Er ontstaat het volgende ontroerende beeld bij Maarten; ‘Eigenlijk heb ik nu een huisje in mijn hart. Daar woont mijn vader in Hij zit daar lekker rustig en maakt het huisje schoon. Voor als mijn moeder komt. Die heeft ook al een huisje in mijn hart. Eigenlijk is er al een heel dorp bij mij in mijn hart. Voor alle mensen die doodgaan. Het huisje voor mijn moeder staat al klaar…..’ De volgende keer dat Maarten komt wil hij dit dorp wel aan me laten zien. Met blokken en ander bouwmateriaal bouwt hij zijn dorp…er zijn winkeltjes, een kerk en een schooltje bij. Er loopt een grote straat door het dorp en algauw zie ik waar de straat voor bedoelt is. Maarten haalt een grote vrachtwagen en zorgt voor de bevoorrading. Eens kijken…waar hield vader van? Wat voor kleren? Wat voor auto? Een tuintje…. Af en toe be-
trekt Maarten mij om iets te pakken of te halen. Verder vertelt hij hardop wat hij aan het doen is en houd ik het bij korte instemmende knikjes en zinnetjes. Ik laat hem weten dat ik hem volg en er ben als hij mij nodig heeft. Maarten rijdt op en aan door de straat met zijn vrachtwagen, totdat hij aangeeft: ‘Zo, nu heeft papa alles’. Maarten zijn ‘dorp in zijn hart’ staat in het klaslokaal. Daar mag het vandaag blijven staan maar dan…..Na een vraag van mij komt Maarten op twee superideeën; we maken een foto van het dorp! En we nodigen zijn klas uit om te komen kijken, zodat iedereen weet van zijn dorp. En de kinderen papa ook gedag kunnen zeggen. Het is een mooi afscheid en Maarten staat er reuze trots bij. Een andere keer dat Maarten komt, wil hij tekenen over zijn vader. Op grote vellen papier met wasco. Maarten tekent een meer waar een rivier in uitkomt. In deze rivier ‘zwemt’ zijn vader. Boven in de lucht wordt God getekend op een stoel. Daar kan vader niet bij want hij kan het meer niet over. Misschien kunnen we papa een handje helpen? Op een volgend vel papier komt hetzelfde meer, dezelfde rivier en God die boven in de lucht zit. Maarten tekent een grote ladder vanaf de rivier, het meer over, de lucht in. Hij laat vader de ladder opklimmen… De laatste tekening bestaat uit vader en God. Ze zitten samen ‘lekker gezellig’ op twee stoeltjes en kijken uit over het meer. Een aantal weken later krijg ik nog een briefje van Maarten; Lieve juf Kamille, Ik vond het fijn dat ik bij jou mocht komen En mijn vader ook… Groetjes van Maarten K. Rijksen Freelance Vaktherapeut Beeldend
7
‘Vaktherapie Beeldend binnen het basisonderwijs’
Observatie en indicatie Na de doorverwijzing vindt er een observatieperiode plaats. In de observatieperiode zal gekeken worden of het kind in aanmerking komt voor Vaktherapie Beeldend. De Vaktherapeut Beeldend zal het kind observeren tijdens het beeldend werken. Een kind is geïndiceerd voor Vaktherapie Beeldend wanneer: het kind plezier beleeft aan tekenen en knutselen; het kind beter kan leren door zelf te ervaren en bezig te zijn, dan door erover te praten; een kind zich moeilijk kan uiten in woorden of juist door mooie woorden zijn gevoel vermijdt; de hulpvraag voor het kind aansluit bij de behandelmogelijkheden van Vaktherapie Beeldend. Na de indicatie kan de Vaktherapeut ervoor kiezen om het kind individueel of in groepsverband therapie te geven. De therapeut zal overwegen welke vorm van therapie het beste aansluit bij de hulpvraag van het kind. Afhankelijk van de hulpvraag zal de Vaktherapeut bepalen of het kind in aanmerking komt voor langdurige of kortdurende therapie. Kortdurende therapie beslaat meestal een periode van drie maanden. Bij langdurige therapie kan gedacht worden aan een periode van een half jaar of langer. De duur en frequentie van een sessie zal in overleg met de leerkracht worden bepaald, en beslaat meestal 45 minuten, éénmaal in de week.
De groep bestaat uit acht leerlingen, waarvan één jongen met PDD-NOS. Deze jongen, Robin, vind geen aansluiting in de groep en de samenwerking verloopt niet goed. De jongen gaat zijn eigen gang tijdens het samenwerken. Tijdens de observatieperiode is gebleken dat de groep niet echt een groep is. Dit is gebleken uit een samenwerkingsopdracht die wij hebben aangeboden. Bij deze opdracht was het de bedoeling dat de kinderen gezamenlijk tot één werkstuk zouden komen. Aan het einde van de activiteit zijn er acht werkstukken gemaakt, ieder kind had dus een werkstuk voor zichzelf gemaakt in plaats van een groepswerkstuk. Niet alleen Robin, maar de hele groep vindt geen aansluiting bij elkaar. De doelen voor deze groep zijn dan ook gericht op samenwerken. In de klas werd weinig samen gewerkt in groepen. De kinderen waren meer bekend met het werken in tweetallen. Wij hebben ervoor gekozen om de samenwerkingsopdrachten dan ook te richten op tweetallen en stapsgewijs toe te werken naar het samenwerken in een groep. In het begin werd er weinig overlegd met elkaar. De kinderen luisterden niet goed naar elkaar en lieten elkaar niet uitpraten. Daarom hebben wij groepsregels opgesteld die elke week herhaald werden.
Door het toewerken naar een samenwerkingsopdracht en het herhalen van de regels, leerden de kinderen samen te werken. Uit de laatste opdracht die veel overeenkomsten had met de eerste observatieopdracht is dit gebleken. Bij deze opdracht was het de bedoeling dat de kinderen gezamenlijk een plattegrond van een stad gingen maken. Elk kind had een onderwerp gekozen, waarmee hij/zij de stad invulling kon geven. De kinderen mochten alleen hun eigen onderwerp tekenen. Daarmee konden de kinderen gebruik maken van elkaar. Het was hierbij van belang dat ze naar elkaar luisterden, met elkaar gingen overleggen en elkaar om hulp konden vragen. De stad is een groot gezamenlijk werkstuk geworden. Alle onderwerpen van de kinderen waren verspreid over de stad. De kinderen hebben met veel plezier aan hun stad gebouwd en waren daar trots op! Eén van de kinderen heeft tijdens de eindevaluatie het volgende gezegd over samenwerking: ‘Ik heb geleerd dat als je samenwerkt alles makkelijker gaat.’ A. Tromp/D.H. van den Akker 4de jaars studenten Creatieve Therapie Beeldend
8
‘Vaktherapie Beeldend binnen het basisonderwijs’
Behandeling Bij aanvang van de therapie zal de Vaktherapeut samen met het kind bespreken wat Vaktherapie Beeldend inhoudt. Verder zullen de regels, de duur en vaak de hulpvraag en doelen van de therapie besproken worden. Algemene doelen Voor het kind worden individuele doelstellingen geformuleerd. Dit zijn algemene doelen voor de therapie, die vervolgens worden opgesplitst in meer concrete doelen voor de korte termijn. De algemene doelen zijn onder te verdelen in: Uiting van emoties: leren uiten van en vormgeven aan emoties verwerken van emotionele of traumatische ervaring Egoversterking: zelfvertrouwen ontwikkelen eigen mogelijkheden ontdekken en uitbreiden eigen onmogelijkheden ontdekken en kunnen accepteren Sociale vaardigheden: leren samenwerken assertiviteit bevorderen Structuurhantering: functioneren binnen een vaste structuur zelf structuur leren aanbrengen Gedrag: nieuw gedrag aanleren bepaald gedrag stimuleren
9
‘Vaktherapie Beeldend binnen het basisonderwijs’
Sonja is een leerling uit de bovenbouw van een SBO school. Sonja is 11 jaar. De ouders en de school maken zich zorgen om haar sociaal-emotionele ontwikkeling. Sonja is emotioneel jong en heeft weinig zelfvertrouwen. Ik geef Sonja individuele therapie op haar school, onder lestijd. Ik ga uit van het kind, ik probeer vanuit de problematiek de opdrachten en materialen te zoeken die nodig zijn. In de observatieperiode is mij het volgende opgevallen. Sonja gaat adequaat met de materialen om en werkt erg rustig. Ze maakt vrolijk gekleurde werkstukken, maar blijft zelfs als ze enthousiast is voor iets, toch erg rustig en beheerst. Ze tekent vaak eenvoudige vormen, werkt klein, maar ze heeft een goed gevoel voor kleuren. Ze lijkt bang om zich duidelijk in de materialen en werkstukken te uiten. Sonja maakt goed contact met de therapeut, voelt zich al snel veilig genoeg om te vertellen wat haar bezig houdt, zowel positief als negatief. Het lijkt me dat ze door haar angsten erg beperkt wordt in het gebruik maken van haar mogelijkheden. Ze moet meer leren loskomen, groter leren werken! Leren experimenteren is nodig voor haar, ervaren dat iets nieuws wel eng kan zijn, maar ook leuk. Niet alleen tijdens Vaktherapie, maar ook in het dagelijkse leven (thuis en op school) moet Sonja uitdagingen leren aangaan. Het kunnen kleine uitdagingen zijn, kleine stapjes maken past bij haar. Ik heb voor Sonja de volgende doelstellingen opgesteld: experimenteren, nieuwe ervaringen opdoen keuzes leren maken ontdekken en ontwikkelen van haar eigen mogelijkheden en sterke kanten
leren vormgeven aan materialen en daarmee succeservaringen opdoen. Na een aantal maanden gaat het beter met Sonja in de klas, ze is minder bang voor gymnastiek en handhaaft zich beter in de klas, raakt minder snel van slag als ze geplaagd wordt. Ze kan ook zelf wel plagen, maar doet dit nu niet meer, handhaaft zich zonder dat ze de strijd aangaat. Sonja is gegroeid, heeft meer zelfvertrouwen, is b.v. niet meer van slag als juf boos is. Ze leerde groot tekenen en zichzelf groter zien in de toekomst – door het maken van een Sonja van hout van 1 jaar ouder. Steeds beter kan ze zelf kiezen wat ze wil en zelfs aan mij aanwijzingen geven hoe ik iets moet doen. Ze wordt duidelijker, laat meer zien wie ze is, wat ze in zich heeft. Bijwerken aan het thema “toekomst” kan Sonja goed aangeven wat ze wil. Ze is zeker van zichzelf en geeft argumenten voor haar keuzes. Ze is geneigd bij het beeldend werken om vaak dezelfde thema’s te kiezen en heeft moeite met het vormgeven aan ongestructureerde materialen zoals klei. Maar ze durft toch ook wel te experimenteren met materialen en kleuren. Sonja is minder angstig en afwachtend geworden, maakt eigen keuzes en kan gedachten onder woorden brengen. Ze durft ook grapjes te maken, te plagen en zich af te zetten tegen de therapeut. Het proces van groter worden en groeien heeft in deze periode zeker meer stevigheid gekregen. Kortom: Sonja is gegroeid in vele opzichten! Niet alleen bij Vaktherapie maar ook in de klas is dit merkbaar. A. Blaauw Vaktherapeut Beeldend
10
‘Vaktherapie Beeldend binnen het basisonderwijs’
Basiswerkwijzen Vaktherapeut In Vaktherapie vindt de behandeling plaats op drie gebieden: die van de cliënt, het gebied van het materiaal en dat van de therapeut (de therapeutische driehoek). Tussen alle drie gebieden vind een wisselwerking plaats; een triade. De Vaktherapeut hanteert de wisselwerking tussen deze drie gebieden. De Vaktherapeut zorgt ervoor dat de cliënt zich optimaal kan uiten in het medium, de therapeut hanteert de relatie therapeut-cliënt en zet een medium in, gerelateerd aan eigen kennis en kunde. De basiswerkwijzen van een Vaktherapeut Beeldend zijn structurerend werken, ontdekkend werken en werken gericht op acceptatie en verwerking. Onderstaand een tekening van de therapeutische driehoek. Cliënt
Therapeut
Materiaal
Evaluatie Er zal tijdens de behandeling een tussentijdse evaluatie plaatsvinden. De gestelde therapiedoelen zullen worden geëvalueerd en zonodig worden bijgesteld. Daarnaast kunnen er nieuwe doelen worden geformuleerd. De tussentijdse evaluatie zal weergegeven worden in een verslag. Aan het einde van de therapie zal er een eindevaluatie plaatsvinden. In de eindevaluatie worden de gestelde doelen en het verloop van de therapie geëvalueerd. De eindevaluatie zal resulteren in een eindverslag. Indien het nodig is kan er besloten worden om de therapie voort te zetten.
‘Vaktherapie spreekt de fysieke kant aan, je praat niet alleen, je komt in actie, je lichaam is erbij betrokken.’ (Berman, 1998)
11
‘Vaktherapie Beeldend binnen het basisonderwijs’
Ik loop stage in het speciaal basisonderwijs en zet Vaktherapie daar op. Mark is één van de leerlingen die ik therapie heb. Mark is een jongen elf jaar. In de klas viel hij mij op, door zijn teruggetrokken houding. Mark is stil, erg stil. Hij neemt in de klas geen initiatief, werkt op zichzelf en maakt nauwelijks contact met klasgenootjes. Zowel verbaal als non-verbaal uit Mark geen emoties. Aan hem is niet te merken hoe hij zich voelt, wat hij vindt of wil. Op basis van de bovengenoemde gegevens, heb ik besloten Mark in individuele observatie te nemen, waar mijn bevindingen uit de klassensituatie werden bevestigd. Na de observatieperiode heb ik Mark zijn dossier bekeken. Hierin kwam, toch wel tot mijn verbazing, een compleet andere kant van Mark naar voren. Thuis bleek Mark niet een stille, teruggetrokken jongen te zijn die zijn emoties niet uitte. Thuis was Mark nauwelijks hanteerbaar. Zijn emoties kwamen wel degelijk tot uiting, en wel op negatieve wijze, middels het maken van ruzie, schoppen, slaan, schreeuwen… Aan mij de taak, om te kijken wat voor emoties er in het ‘rustige, teruggetrokken jongetje’ zitten. Wat weerhoudt hem ervan zijn emoties op school te uiten? Waarom neemt hij nauwelijks initiatief, legt hij geen contacten met klasgenootjes en zegt hij niet wat hij vindt? En nog veel belangrijker… Wat is er nodig om Mark zover te krijgen, dat hij zichzelf wel laat zien? Binnen de individuele therapieën die Mark wekelijks volgt, heeft de nadruk gelegen op het opbouwen van een therapeutische relatie. Om ontwikkelingen te kunnen maken, stappen vooruit te kunnen zetten, moet Mark zich prettig en op zijn gemak voelen. Middels het doen van activiteiten, waar het beleven van plezier en het opdoen van succeservaringen voorop stond, is de therapeutische basis ontstaan. Mark werd steeds losser. Waar hij eerst nauwelijks een woord zei, leek het aangaan van een gesprek hem steeds makkelijker af te gaan. Zijn spontaniteit kwam naar boven. Ook binnen de activiteiten kwam hij los. Mark durfde te exploreren, op
ontdekkingsreis te gaan met materialen en technieken. Al werkende, hebben Mark en ik de prioriteit binnen de therapie verlegd van het beleven van plezier naar het nemen van initiatieven. Middels speelse opdrachten, spelletjes en samenwerkingsactiviteiten, durfde Mark steeds meer voor zichzelf op te komen. De drang om te winnen, veranderde zijn houding. Mark kwam voor zichzelf op. Hij liet zichzelf zien en durfde de confrontatie met mij en het materiaal aan te gaan! Zowel verbaal als non-verbaal werd Mark steeds opener en vrijer. Tijdens de sessies kwamen gesprekken opgang, waarin Mark vertelde over zijn thuissituatie, de ruzies, de conflicten en ook over de wankelende relatie tussen zijn ouders. Mark bleek zich thuis enorm onzeker te voelen. Hij had het gevoel er alleen voor te staan, geen steun van zijn ouders te krijgen. Door open te staan voor Mark zijn verhaal, door naar hem te luisteren en begrip te tonen, leek Mark zich gewaardeerd te voelen. Het praten over thuis leek hem te ontspannen, er leek een last van zijn schouders te vallen, waarna hij lekker aan de slag kon met beeldende activiteiten. Bovendien gaf Mark zelf aan dat zijn thuissituatie verbeterde. Mark kan zijn onzekerheid en zijn emoties op dit moment uiten door lekker te gaan voetballen of een tekening te maken. Schelden, schoppen en slaan hoort naar zijn eigen zeggen niet meer bij de dagelijkse realiteit. Ook in de klas zijn er verbeteringen merkbaar. Mark vraagt klasgenootjes een spelletje met hem te doen. Hij lijkt er steeds minder moeite mee te hebben om hulp te vragen aan een meester of juf. In de pauzes voetbalt Mark met andere leerlingen op het plein. De komende periode zal ik de positieve lijn van de afgelopen periode door proberen te zetten. Ik hoop dat ik de therapie over een aantal weken zodanig af kan ronden, dat Mark blijft functioneren zoals hij nu doet, dat hij zichzelf blijft laten zien! H. Wieling 3e jaars student Creatieve Therapie Beeldend
12
‘Vaktherapie Beeldend binnen het basisonderwijs’
Financiën Uit het afstudeeronderzoek ‘Vaktherapie Beeldend: beeldenderwijs binnen het basisonderwijs!’ (Tromp, v.d. Akker, 2006), is gebleken dat er behoefte is aan informatie over de onkostenvergoeding van Vaktherapie Beeldend. Onderstaand zijn de verschillende mogelijkheden voor de onkostenvergoeding weergegeven. PGB Een persoonsgebonden budget (PGB) is een geldbedrag waarmee mensen zelf zorg, hulp en begeleiding kunnen inkopen. Ouders kunnen zelf de hulpverleners en de begeleiders uitkiezen. Ook kan er een organisatie ingehuurd worden, die in opdracht van de ouders gaat werken. Met deze organisatie worden afspraken gemaakt over wat er gedaan moet worden, over de uren waarop hulp voor het kind werkt en de vergoeding die ouders daarvoor uit het PGB betaald. Op die manier houden de ouders zelf de regie over de hulp aan hun kind. Om in aanmerking te komen voor een persoonsgebonden budget, moet er een indicatie gesteld zijn door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) of het Bureau Jeugdzorg (voor kinderen en jongeren tot 18 jaar met psychiatrische problemen). Wanneer de ouders denken dat hun kind zorg, hulp of professionele begeleiding nodig heeft, kunnen zij zich bij het CIZ of het Bureau Jeugdzorg melden. Met een PGB kunnen ouders verschillende vormen van hulp en begeleiding inkopen. Deze vormen van hulp heten officieel 'zorgfuncties'. Er kan aanspraak op gemaakt worden op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Het is mogelijk om voor hulp aan kinderen, wiens ontwikkeling niet zo loopt als ouders (en vaak ook leerkrachten dat willen) een PGB aan te vragen. De hulp kan door een (zelfstandig werkende) Vaktherapeut gegeven worden. Het is belangrijk dat de problemen van het kind en in welke mate die door de ouders en het gezin thuis wordt ervaren, duidelijk worden verwoord bij de aanvraag van een PGB. Het is daarbij belangrijk dat het gaat om de thuissituatie, de schoolsituatie kan wel genoemd worden, maar de nadruk moet liggen op de problemen thuis. Zijn de problemen meer gericht op school dan zou het kind in aanmerking kunnen komen voor het Leerling Gebonden Budget. Leerling Gebonden Budget/Rugzakje De Rugzak is een andere naam voor de wet op de leerling gebonden financiering. Deze wet geeft ouders van een kind met een handicap het recht om die school voor hun kind te kiezen die zij het meest geschikt vinden. Dit kan een reguliere school zijn of een school voor speciaal onderwijs. De Rugzakwetgeving is bedoeld voor kinderen in het basis- en voortgezet onderwijs. Wanneer ouders kiezen voor een reguliere school en het kind extra voorzieningen nodig heeft, kunnen de ouders een leerling gebonden budget aanvragen. Het kind neemt dit budget als het ware in een Rugzakje met zich mee. Uit de Rugzak kunnen zaken worden bekostigd als extra informatie, ambulante begeleiding, Vaktherapie etc. Ouders die kiezen voor speciaal onderwijs hebben tevens profijt van de wetgeving. In de wet is bepaald dat de toelatingscriteria voor het speciaal onderwijs onafhankelijk en landelijk geldend moeten zijn. Overal worden dus dezelfde criteria gehanteerd. Ouders kunnen vervolgens kiezen voor speciaal onderwijs of regulier onderwijs met een rugzak. De Commissies voor indicatiestelling (CvI's) bepalen welk kind voor welk type onderwijs in aanmerking komt.
13
‘Vaktherapie Beeldend binnen het basisonderwijs’
Verder hebben ouders meer inspraak in het onderwijs aan hun kind, omdat zij samen met school een handelingsplan voor hun kind moeten opstellen. Dit geldt zowel in het speciaal onderwijs als in het regulier onderwijs met een rugzak. De leerling gebonden financiering wordt de Rugzak genoemd omdat het geld gekoppeld is aan het kind, waarbij de ouders zeggenschap hebben over de besteding van de middelen. Een indicatie is nodig om toegang te krijgen tot het speciaal onderwijs of tot een rugzak in het regulier onderwijs. Elk kind dat wordt aangemeld voor het speciaal onderwijs moet worden geïndiceerd. De indicatiestelling wordt uitgevoerd door onafhankelijke commissies. Deze Commissies van Indicatiestelling (CvI) zoals ze officieel heten, beoordelen aan de hand van onafhankelijke landelijke criteria of het kind in aanmerking komt voor een rugzak en in welk cluster het kind wordt geplaatst. Per Regionaal Expertise Centrum is er een Commissie voor Indicatiestelling. Verzekering Vaktherapie wordt steeds vaker vergoed via zorgverzekeringen. De Friesland Zorgverzekering, Menzis Zorg, De Goudse Verzekering, ONVZ, Avero Achmea, Delta Lloyd, vergoeden al een bepaald bedrag voor de therapie, afhankelijk van het aanvullend pakket dat de cliënt heeft. De verwachting is dat er meerdere zorgverzekeraars zullen volgen. Dus wanneer de ouders ergens anders verzekerd zijn, is het zeker de moeite waard om te informeren naar de vergoedingsmogelijkheid van Vaktherapie Beeldend. Gemeente: Sociale Dienst via Bijzondere bijstand Alleenstaanden of gezinnen hebben recht op bijzondere bijstand als zij niet beschikken over voldoende middelen om te voorzien in de noodzakelijke kosten van het bestaan die voortkomen uit bijzondere omstandigheden. Het gaat om kosten waarin de algemene bijstand niet voorziet en die de draagkracht te boven gaan. Om in aanmerking te komen voor bijzondere bijstand moet voldaan zijn aan de volgende voorwaarden: Er zijn bijzondere omstandigheden die kosten met zich meebrengen. Deze kosten zijn noodzakelijk. Deze kosten kunnen niet zelf worden betaald. Deze kosten kunnen niet ergens anders vergoed worden. Wanneer ouders hun ziektekosten niet zelf kunt betalen en deze ook niet terugkrijgen van de zorgverzekeraar, kunnen zij bij hun gemeente een beroep doen op de bijzondere bijstand. Het volledige bedrag of een deel ervan kunnen zij terugkrijgen. Bijzondere bijstand is er niet alleen voor mensen met een bijstandsuitkering, maar voor iedereen met een laag inkomen en hoge kosten. Zo kunnen ouders een beroep doen op de bijzondere bijstand wanneer zij alleen een AOW-uitkering, alleen een WAJONG-uitkering, alleen een bijstandsuitkering of alleen een inkomen op bijstandsniveau hebben.
14
‘Vaktherapie Beeldend binnen het basisonderwijs’
Meer weten? Wij hopen u met deze brochure voldoende te hebben geïnformeerd over Vaktherapie Beeldend. Wilt u meer weten over een bepaald onderwerp, dan kunt u gebruik maken van onderstaande gegevens. Brochure Mocht u meer informatie over de inhoud van deze brochure willen ontvangen kunt u per e-mail contact opnemen met: Annemieke Tromp E-mail:
[email protected] Daniëlle van den Akker E-mail:
[email protected] Stage Bent u nieuwsgierig geworden en heeft u belangstelling voor een Vaktherapeut, maar durft u de stap nog niet te wagen om een Vaktherapeut aan te nemen binnen uw school? Dan is er de mogelijkheid om een stagiaire aan te nemen! Voor meer informatie: Christelijke Hogeschool Nederland Creatieve Therapie Stagebureau: Hannie van der Gijp Telefoonnummer: 058-2441345 E-mail:
[email protected] Praktijk voor Vaktherapie Heeft u belangstelling voor een Vaktherapeut binnen uw school? Voor meer informatie:
Praktijk voor creatieve therapie en kinderhulpverlening
Kamille Rijksen Telefoonnummer: 0517-434296 E-mail:
[email protected] www.hetreizendekoffertje.nl
15
Copyright
© 2006 D.H. van den Akker en A. Tromp Met dank aan:
www.tjwebstudio.nl