STUDIE 156 BEROEPSPROFIEL Sociaal-cultureel werker (m/v)
BEROEPSPROFIEL Sociaal-cultureel werker (m/v)
Sector : Studiegebied : Opleiding : Beroep :
sociale zorg sociaal-agogisch werk sociaal werk sociaal-cultureel werker
Werkgroep beroepsprofiel van de Vlaamse Hogescholen in opdracht van de Vlaamse Onderwijsraad D/2000/6356/26 De leden van de werkgroep beroepsprofielen zijn inhoudelijk verantwoordelijk voor het beroepsprofiel. De Vlor heeft enkel ingestaan voor een uniforme en toegankelijke lay-out.
BEROEPSPROFIEL SOCIAAL-CULTUREEL W ERKER
INHOUD
INLEIDING
1
1 Vooronderzoek in de sectoren van het sociaal-cultureel werk
2
1.1
1.2
De Socio-economische structurele ontwikkelingen 1.1.1 De macro-economische situering van de sector 1.1.2 De beschrijving van de huidige en verwachte ontwikkelingen in de sector 1.1.3 De meeste organisaties stellen een beperkt aantal mensen tewerk
2 2
2
Analyse van de Arbeidsmarkt 1.2.1 Gegevens over de tewerkstelling in de sector 1.2.2 Gegevens over de beroepen: beroepenstructuur 1.2.3 Gegevens over de functies: functiestructuur van de sector 1.2.4 Relateren van functies aan de beroepen 1.2.5 Inventaris van de bestaande beroepsprofielen
2 2 3 4 4 4
2
2 Vastlegging van het beroep
5
3 Niveaubepaling van het beroep
6
4 In kaart brengen van beroepenclusters, studierichtingen en opleidingen
7
5 Het beroepsprofiel
8
5.1
De inhoud van het beroepsprofiel 5.1.1 Identificatiegegevens
8 8
5.2
Globale beschrijving van het beroep 5.2.1 Kernachtige beschrijving 5.2.2 Beschrijving van de beroepscontext
8 8 8
5.3
Vereiste opleiding en beroepservaring
9
5.4
Specifieke beschrijving van de beroepsactiviteiten 5.4.1 Typefuncties, deelfuncties en taken in het SCW 5.4.2 Contextgegevens
9 9 11
5.5
De ondersteunende kennis 5.5.1 Algemene kennis 5.5.2 Specifieke kennis
12 12 12
BEROEPSPROFIEL SOCIAAL-CULTUREEL W ERKER
6 Beroepshoudingen
13
6.1
Bepalen van de belangrijkste beroepshoudingen
13
6.2
Selectie
13
6.3
Controle van de interne consistentie en verifiëren van het realistisch karakter
16
7 Bijlagen
17
7.1
Bronvermelding
17
7.2
Samenstelling van de werkgroep
18
7.3
Overzicht van de deelnemers aan de hearings
18
BEROEPSPROFIEL SOCIAAL-CULTUREEL W ERKER
1
Inleiding Dit beroepsprofiel van sociaal-cultureel Werker werd uitgewerkt op basis van een nota“ beroepsprofielen, opleidingsprofielen en basiscompetenties” uitgeschreven door een werkgroep onder leiding van Rik Carmen, stafmedewerker van het Vlaams Centrum voor Volksontwikkeling (VCVO), koepelorganisatie van het Sociaal-Cultureel Werk in Vlaanderen en vertegenwoordigers van de Sociale Hogescholen in Vlaanderen die een opleiding sociaal-cultureel werker organiseren (1) en de “Handleiding voor het schrijven van Beroepsprofielen” van de Dienst Voor Onderwijsontwikkeling (2). De sector-werkgroep heeft de ontwerpteksten aan meer dan 100 SCW-organisaties toegestuurd. Er is over gediscussieerd op drie hearings in Antwerpen, Gent en Leuven waaraan door meer dan 30 SCW-ers is deelgenomen. Ook een aantal schriftelijke reacties zijn bezorgd. Dit alles is verwerkt tot een tekst die samen met de teksten over de andere opties binnen de basisopleiding Sociaal Werk is besproken door de plenaire werkgroep. Dit gebeurde onder leiding van Roger Oosterlinck, adjunct directeur van de Sociale Hogeschool KVMW-Gent en waaraan de directies van alle Sociale Hogescholen in Vlaanderen en vertegenwoordigers van het werkveld, met name vanuit de Beroepsvereniging van Maatschappelijk Assistenten (BEMA), het VCVO en de beroepsvereniging Assistent in de Psychologie (BAP) hebben deelgenomen.
2
BEROEPSPROFIEL SOCIAAL-CULTUREEL W ERKER
1 VOORONDERZOEK IN DE SECTOREN VAN HET SOCIAAL-CULTUREEL WERK
1.1
De socio-economische structurele ontwikkelingen
1.1.1
De macro-economische situering van de sector De sectoren van het sociaal-cultureel werk (SCW) situeren zich vooral in de nonprofit-sfeer, de overheidsdienst en in mindere mate in de industriële en commerciële sector. De werkingsmogelijkheden worden in een belangrijke mate beïnvloed / bepaald door de subsidiëring van de overheid.
1.1.2
De beschrijving van de huidige en verwachte ontwikkelingen in de sector De sectoren en organisaties van het sociaal-cultureel werk (SCW), richten zich in belangrijke mate op het realiseren van waarden en het inspelen op probleemvelden die in de postmoderne samenleving een belangrijke plaats innemen. In een recente publicatie van het VCVO wordt gesteld dat het SCW "als opdracht heeft te werken aan de zingeving en emancipatie van mensen door vormingsprocessen mogelijk te maken die gericht zijn op een veelzijdige persoonsontwikkeling in hun sociale en culturele omgeving."(3) Probleem is dat de beleidsinstanties in Vlaanderen deze opdrachten belangrijk vinden maar niet de nodige middelen kunnen vrij maken om deze sector meer werkingsmogelijkheden te bieden. Belangrijke uitzonderingen daarop zijn op dit ogenblik een aantal preventieprojecten en de gehergroepeerde middelen van het Sociaal Impulsfonds voor de armoedebestrijding waaraan ook sociaal-culturele organisaties meewerken.
1.1.3
De meeste organisaties stellen een beperkt aantal mensen tewerk De laatste jaren is er een proces van schaalvergroting op gang gekomen, deels op eigen initiatief van gelijksoortige organisaties, deels onder druk van een nieuwe regelgeving van de Vlaamse overheid.
1.2
Analyse van de arbeidsmarkt
1.2.1
Gegevens over de tewerkstelling in de sector Tot nu toe is er geen systematische bundeling van de gegevens over de verschillende sectoren. Van de autonome organisaties zijn cijfers te vinden in jaarverslagen van de organisaties zelf, van koepelorganisaties, uit het onderzoek van Huib HINNEKINT (4) of van de subsidiërende overheid.
BEROEPSPROFIEL SOCIAAL-CULTUREEL W ERKER
3
ORGANISATIE
SOCIAAL - CULTUREEL WERKERS
het jeugd en jongerenwerk
439
jeugdwerker (5)
vte. 383,5
de volksontwikkeling gesubsidieerd (+administr.) vormingswerker (6)
1.308 vte. 964
(*)
niet gesubsidieerd
949
nevenambtelijk
3.61
de samenlevingsopbouw gesubsidieerd vlgs. dec.
87
opbouwwerker (7)
vte. 76,5
buitendecreet
46
de basiseducatie
463
educatief medewerker (8)
vte. 374,5
de diensten voor jeugdbeleid van de overheid
254
jeugdconsulent (pedagogisch personeel)
vte. 207,9
de cultuurdiensten van de overheid
187
cultuurconsulent (10)
vte.164,9
de culturele centra (11)
± 128
de Vlaamse gemeenschapscentra in Brussel (12)
22
cultuuranimator
(*) bestaat uit de verenigingen, de koepelorganisaties, de instellingen, de politieke vormingsbewegingen, de verenigingen onder het vijfde decreet en de amateuristische kunstbeoefening. Van de ingebouwde organisaties is het veel moeilijker om exacte gegevens te verkrijgen of gewoon in te schatten welke omvang de tewerkstelling heeft. Hier kan een vrij volledig overzicht van de verschillende sectoren met aanduiding van de tewerkstellingmogelijkheden gegeven worden. Maar verder kan voorlopig niet gegaan worden: − sector van kunst en cultuur, vb. educatief medewerker in een museum: agogische medewerkers:90,7 v te., (13) − diensten voor monumentenzorg: agogische medewerkers:29,3 \Tte., (14) − media; bibliotheken: agogische medewerkers:434, 9 v te., (15) − recreatie en toerisme, vb. animator in een vakantiecentrum, − educatie, vb. begeleider van vormingsprojecten in een school, − welzijnszorg, vb. animator van plaatselijke werkgroepen, − gezondheidszorg, vb. begeleider van gezondheidsvoorlichtingsprojecten, − migrantenwerker, vb. begeleider van integratieprojecten, − ouderenwerk, vb. verantwoordelijke voor ontmoetingscentrum voor senioren, − sociale bewegingen, vb. vormingsdienst van een vakbond, − nieuwe sociale bewegingen, vb. animator in milieubeweging.
1.2.2
Gegevens over de beroepen: beroepenstructuur Door de kleinschaligheid van de meeste organisaties binnen deze sectoren is er een zeer beperkte beroepenstructuur. Er is het beleidsniveau waarnaar sociaalcultureel werkers soms doorstromen. De sociaal-cultureel werkers zijn semiprofessionelen met een vrij grote autonomie en verantwoordelijkheid voor het werk. Meestal zijn er ook één of meerdere bedienden om voor de administratie in de organisatie te zorgen.
4
1.2.3
BEROEPSPROFIEL SOCIAAL-CULTUREEL W ERKER
Gegevens over de functies: functiestructuur van de sector De uitgeoefende functies binnen de sectoren situeren zich op 3 niveaus. 1.2.3.1 Educatieve / animerende functies Zij hebben te maken met het agogisch werken met personen en groepen. De uit te voeren taken houden vooral verband met het kunnen luisteren naar mensen, samen "problemen" formuleren, activiteiten van allerlei soort programmeren... 1.2.3.2 Ondersteunende functies Zijn al deze activiteiten die uitgevoerd worden om de eerste groep functies mogelijk te maken. Taken daarbij zijn het kunnen bedienen van audiovisueel materiaal, het maken van teksten en schema's, propaganda verzorgen, administratie. 1.2.3.3 De leidinggevende/ voorwaardenscheppende functies Er moeten intern binnen de organisatie en extern naar de samenleving toe initiatieven genomen worden om het werk mogelijk te maken. Intern is er planning en taakverdeling, verzekeren van de nodige middelen om als organisatie te kunnen bestaan... Extern is er het beïnvloeden van het cultuurbeleid om de werking van het SCW te verzekeren, de contacten met aanverwante organisaties i.v.m. werking en voorwaarden...
1.2.4
Relateren van functies aan de beroepen De veelheid van functies en de beperkte personeelsbezetting in vele organisaties maakt dat er binnen deze sectoren weinig sprake is van functiespecialisatie. De sociaal-cultureel werker dient in bijna alle gevallen een veelheid van functies op te nemen. De keuze wordt beïnvloed door de specialisatie, de bekwaamheden van ieder van de medewerkers en de "dringendheid" om bepaalde functies tijdelijk of permanent voorrang te geven. In de mate er voldoende personeel is kan men 3 beroepen onderscheiden: 1 de directeur, 2 de sociaal-cultureel werker, 3 de bediende.
1.2.5
Inventaris van de bestaande beroepsprofielen In het SCW in Vlaanderen is één belangrijk onderzoek enkele jaren geleden uitgevoerd door Huib HINNEKINT. (14) Meerdere gegevens uit dat onderzoek werden in dit beroepsprofiel verwerkt.
BEROEPSPROFIEL SOCIAAL-CULTUREEL W ERKER
2
5
VASTLEGGING VAN HET BEROEP
Het beroep van sociaal-cultureel werker wordt weerhouden als belangrijkste beroep binnen deze sector. Met zijn werk realiseert hij immers de maatschappelijke opdracht van de organisatie.
6
BEROEPSPROFIEL SOCIAAL-CULTUREEL W ERKER
3
NIVEAUBEPALING VAN HET BEROEP
Het beroep van sociaal-cultureel werker is duidelijk te plaatsen op niveau 5. Als semi-professionele werker werkt hij op basis van wetenschappelijke en agogische inzichten op een zelfstandige wijze met mensen in heel diverse contexten. Hij dient zijn verantwoordelijkheid op te nemen voor het werk en voor de organisatie waarbinnen hij werkt. Ook maatschappelijk dient hij zijn werk te legitimeren.
BEROEPSPROFIEL SOCIAAL-CULTUREEL W ERKER
7
4 IN KAART BRENGEN VAN BEROEPENCLUSTERS, STUDIERICHTINGEN EN OPLEIDINGEN
Het beroep van sociaal-cultureel werker is een "open" beroep, m.a.w. Er is geen volledig sluitende wettelijke bescherming van de beroepsuitoefening. In een beperkt aantal gevallen wordt in de regelgeving van de sector of in de subsidieregelingen gesteld dat de beroepskracht een diploma van hoger onderwijs dient te hebben. Uitzonderlijk wordt soms gesteld dat het iemand dient te zijn met een diploma van het sociaal hoger onderwijs, van het pedagogisch hoger onderwijs of van academisch niveau. De organisatie beslist vrij wie zij aanneemt. De belangrijkste studierichtingen en opleidingen die beroepskrachten "leveren" zijn: − het studiegebied sociaal-agogisch werk, opleiding sociaal werk, optie SCW of ander opties − de faculteit van Psychologische en Pedagogische Wetenschappen, − het studiegebied Onderwijs.
8
BEROEPSPROFIEL SOCIAAL-CULTUREEL W ERKER
5 HET BEROEPSPROFIEL
5.1
De inhoud van het beroepsprofiel
5.1.1 Identificatiegegevens De algemeen aanvaarde naam is sociaal-cultureel werker. In het werkveld worden naar gelang de sector en de organisatie verschillénde termen gebruikt om de concrete beroepsuitoefening te vatten. Zie daarvoor de sectoren van tewerkstelling onder 1.2.1 en ook de beroepscontext onder 5.2.2 Bij wijze van voorbeeld hierbij enkele namen: − vormingswerker, − educatief medewerker, − permanent verantwoordelijke, − jeugdconsulent, − cultuurconsulent, − opbouwwerker, − …
5.2
Globale beschrijving van het beroep
5.2.1 Kernachtige beschrijving De SCW-er functioneert in constante wisselwerking tussen individu, groep en samenleving. Hij is aan het werk op plaatsen waar mensen werken, zich scholen of vormen, wonen, hun vrije tijd vorm geven en elkaar ontmoeten. De SCW-er ondersteunt op professionele wijze groepen mensen om actief en op eigen wijze de kwaliteit van hun bestaan te verbeteren en hun deelname op allerlei terreinen te vergroten. Vanuit deze positie inventariseert en signaleert hij tekorten (in maatschappelijke en culturele kansen, in informatie, ...) wijst hij de samenleving op gevolgen van ontstane tekorten en helpt individuen en groepen zich te ontplooien en zich maatschappelijk actief op te stellen.
5.2.2 Beschrijving van de beroepscontext 5.2.2.1
Organisatievorm
De SCW-er is tewerkgesteld zowel in organisaties in de non profit-sector als in overheidsdiensten en in profit-organisaties. Hij situeert zich vooral in gesubsidieerde organisaties. De belangrijkste sectoren zijn: − het jeugd- en jongerenwerk: landelijk, respectievelijk plaatselijk georganiseerd jeugdwerk: de jeugdwerker − de volksontwikkeling: vormings- en ontwikkelingswerk in verenigingen, instellingen en diensten: de vormingswerker − de diensten voor jeugd- en cultuurbeleid bij de gedecentraliseerde overheden: de jeugd- en cultuurconsulent − de Samenlevingsopbouw: het buurt- en opbouwwerk: de opbouwwerker − de Basiseducatie: de educatief medewerker
BEROEPSPROFIEL SOCIAAL-CULTUREEL W ERKER
9
de Culturele Centra en de Vlaamse gemeenschapscentra in Brussel: de cultuuranimator − de ingebouwde vormen van sociaal-cultureel werk, gericht op de realisatie van één of meerdere functies ervan: in de sectoren kunst en cultuur, recreatie, toerisme, educatie, welzijnszorg, gezondheidszorg, milieuzorg, migrantenwerk, ouderenwerk, media en ook in sociale organisaties en nieuwe sociale bewegingen: de educatief medewerker. −
5.2.2.2
Werkmilieu en werkomstandigheden
De SCW-er is meestal tewerkgesteld in organisaties en diensten op een secretariaat met een beperkte personeelsbezetting waar hij mee instaat voor het geheel van de inhoudelijke en praktische werking van de organisatie. Hij werkt vaak in teamverband met andere beroepskrachten en speelt een rol in het beleid en beheer van de organisatie in nauw overleg met een bestuur. De organisatie wordt geleid door een bestuur dat meestal bestaat uit vrijwilligers. Vele SCW-ers hebben taken op het vlak van educatie, animatie en activering t.o.v. diverse doelgroepen zowel op landelijk, regionaal als plaatselijk niveau, al of niet structureel verbonden in de organisatie. Vaak werkt hij ook in gemeenten, wijken en buurten waar hij één of meerdere taken van het SCW uitvoert of ondersteunt. Velen hebben ook vertegenwoordigende taken op te nemen naar lokale, regionale en nationale overheden.
5.3
Vereiste opleiding en beroepservaring De SCW-er treedt in de meeste gevallen rechtstreeks in het beroep op niveau 5 na een opleiding verworven in het hoger onderwijs: hetzij een studie van maatschappelijk assistent, hetzij een universitair diploma in menswetenschappelijke richting. In enkele typische organisaties kan men ook onrechtstreeks in het beroep stappen via een opgedane ervaring als vrijwilliger. Er is geen wettelijke bescherming van de beroepsuitoefening.
5.4
Specifieke beschrijving van de beroepsactiviteiten
5.4.1 Typefuncties, deelfuncties en taken in het SCW Het opzetten van educatieve, animerende en activerende activiteiten / projecten of programma's vereist algemeen een inzicht en vaardigheid in het detecteren van behoeften / noden, het analyseren van doelgroepen, het conceptualiseren, plannen, programmeren, het uitvoeren/ begeleiden van een aanbod, en de evaluatie en follow-up hiervan. Tevens is de keuze en ontwikkeling van strategieën, het hanteren van methoden en technieken, de mediaondersteuning en het ontwikkelen van een PR- en wervingsstrategie hierin belangrijk. In de concrete werkpraktijk komen volgende functies naar gelang de organisatie voor. Binnen elke typefunctie kunnen een aantal deelfuncties opgesomd worden die de basis vormen voor concrete taken. 5.4.1.1
Drie kernfuncties
5.4.1.1.1
Educatie
De SCW-er organiseert en begeleidt leer-, vormings- en ontwikkelingsprocessen samen met of voor de deelnemers met als doel deze deelnemers inzichten, vaar-
10
BEROEPSPROFIEL SOCIAAL-CULTUREEL W ERKER
digheden en houdingen te laten verwerven. Deze vormingsprocessen kunnen rechtstreeks gericht zijn op de doelgroep, of onrechtstreeks via het vaardig maken van vrijwilligers. Vanuit zijn ervaring met het organiseren en begeleiden van leer-, vormings- en ontwikkelingsprocessen ontwikkelt de SCW-er een praktijktheorie (strategie, methoden en technieken). Een aantal concrete taken zijn: − behoeftenonderzoek, − uitwerken van voorstellen, − het begeleiden van besluitvormingsgesprekken, − het programmeren van leeractiviteiten, − het propaganda maken, − het uitvoeren van leeractiviteiten, − evaluatieprocedures uitwerken, − follow-up-initiatieven nemen. 5.4.1.1.2
Activering (interventie)
Het betekent het organiseren van projecten, activiteiten met individuen of groepen gericht op een verbetering van hun maatschappelijke situatie en het vergroten van hun participatie (kansen) in de samenleving. Maatschappelijke activering is tevens het systematisch beïnvloedend bezig zijn in de samenleving door te werken aan maatschappelijk relevante thema's, te werken aan democratisering en op te komen voor het algemeen welzijn. Een aantal concrete taken zijn: − analyse van maatschappelijke fenomenen/ problemen, − het plannen van projecten, − het opzetten van sensibiliseringscampagnes, − het begeleiden van betrokkenen tot zelfactiviteit. 5.4.1.1.3
Animatie
Centraal staat hier het stimuleren van kwaliteitsvolle belevingsmomenten van personen in groep waardoor zij komen tot communicatie, creativiteit, genieten, integratie en participatie. Het is tevens werken aan de culturele dimensie in de samenleving: "cultuur" begrepen in zijn ruimste omschrijving; het "werken" omvat de drie componenten: scheppen/creëren, deelnemen/genieten en bewaren. Daartoe conceptualiseert, plant, realiseert, begeleidt en evalueert de SCW-er animerende en culturele activiteiten, evenals een samenhangende programmatie. Eveneens stimuleert en leidt hij toe tot actieve en meer zinvolle tijdsbesteding, en creëert ontmoeting, culturele uitwisseling en netwerken tussen mensen en groepen. Een aantal concrete taken zijn: − het onderzoek naar vrijetijds- en culturele behoeften − het prospecteren van het aanbod op vlak van cultuur en animatie, − het organiseren van ontmoetingsactiviteiten en culturele activiteiten, − het promoten van het vrijetijdsaanbod. 5.4.1.2
Een randfunctie: hulpverlening
Deze functie komt niet zo algemeen voor. In een aantal situaties wordt er op de SCW-werker "appel" gedaan om een hulpverleningsfunctie op te nemen. Hij wordt in zijn werk ook geplaatst voor mensen die met individuele problemen zitten en omwille van zijn verantwoordelijke en vertrouwenspersoonpositie ze aan hem voorleggen. Hij moet in staat zijn de mensen met hun problemen te beluiste-
BEROEPSPROFIEL SOCIAAL-CULTUREEL W ERKER
11
ren en met hen te zoeken op een weg naar verdere aanpak waarbij hij hoofdzakelijk verwijzend en ondersteunend kan optreden. Concrete taken zijn: − een individueel gesprek voeren en analyseren, − knelpunten en mogelijkheden in het probleem bij de persoon duiden, − op basis van de Sociale Kaart verwijzen. 5.4.1.3
Voorwaardenscheppende functie
5.4.1.3.1
Beleid en beheer in een organisatie
Het gaat hier om het scheppen in en vanuit de organisatie van de voorwaarden om de doelstellingen van de organisatie waar te maken. Deelfuncties zijn het werken met vrijwilligers op de verschillende niveaus (beleids-, medewerkers- en op uitvoerend niveau), het samenwerken met beroepskrachten collega’s en professionelen uit andere organisaties / disciplines en het functioneel werken aan opdrachten binnen of voor de organisatie. Concrete taken zijn: − de uitbouw, vorming en ondersteuning van een vrijwilligerskader, − het opmaken van een werkplanning, activiteitenplanning en taakverdeling, − het werken in team en het organiseren van een team, − het mee gestalte geven/ meewerken aan (aspecten van} het medewerkersbeleid: personeelsleden, nevenambtelijken, vrijwilligers... − de vertegenwoordiging in externe werkgroepen, overlegorganen, koepelorganisaties, adviesorganen opnemen, − netwerkontwikkeling: samenwerking opzetten met organisaties, overheden, financiers, ... 5.4.1.3.2
Communicatie
De SCW-er heeft een belangrijke functie op het vlak van communicatie zowel intern binnen de organisatie als extern naar doelgroepen, bredere samenlevingsverbanden en de beleidsvoerders op de diverse maatschappelijke terreinen. Concrete taken zijn: − het verzorgen van een efficiënte, interne communicatie en informatiedoorstroming, − het opzetten van studie en praktijkonderzoek en het verspreiden van de resultaten hiervan o.a. via de media, − het verzorgen van de public relations, − het waarnemen van een signalisatiefunctie en van daaruit beleidsbeïnvloedend werken in het sociaal-cultureel werk en de ruimere samenleving.
5.4.2 Contextgegevens 5.4.2.1
Werkomstandigheden
Kenmerkend voor deze beroepsuitoefening zijn de "onregelmatige werktijden" en de "psychologische belasting". Naar gelang de organisatie en de eigen positie kan dit verschillen maar het zijn toch typische kenmerken. Onregelmatige werktijden betekent dat de SCW-er vaak moet werken als de "mensen" vrij zijn, m.a.w. veel avond- en weekendwerk. De werker draagt mee de verantwoordelijkheid voor het succes -het bestaan- van de organisatie waarbinnen hij werkt en van de inhouden waaraan men bezig is. Dit betekent een psychologische belasting waar de werker vaak alleen mee staat.
12
BEROEPSPROFIEL SOCIAAL-CULTUREEL W ERKER
5.4.2.2
Hulpmiddelen
Deze zijn te onderscheiden in: 5.4.2.2.1 − −
het beschikken over een wagen voor de noodzakelijke verplaatsingen, telefoon en fax, computer, voor de administratie...
5.4.2.2.2 − − −
Materiële hulpmiddelen zoals
Didactische hulpmiddelen zoals
bord en flap-over, diaprojector, overhead en video, materialen kennen zoals soorten karton, klei ...
5.4.2.3
Graad van verantwoordelijkheid
De SCW-er heeft een grote verantwoordelijkheid in zijn werk. Zowel naar de doelgroep als naar de vrijwillige en professionele medewerkers staat hij voor de opgave deze mensen te ondersteunen in hun werken aan de verbetering van het individueel en collectief bestaan. 5.4.2.4
De verwachte resultaten
Dit is één van de cruciale punten in elk vorm van werken met mensen: het effect is -zeker op korte termijn- moeilijk of niet meetbaar. Deelnemersaantal op een cursus, verzorgde brochure, goed uitgeschreven advies... zijn indicatoren van een goede werking maar wat de cursist met de opgedane inzichten doet in zijn thuissituatie, of de brochure effectief gelezen wordt, of het beleid met het advies rekening houdt... ontsnapt aan de directe beoordeling. Dat het SCW een eigen plaats inneemt in het maatschappelijk middenveld is algemeen aanvaard en dat die positie mee permanent waar gemaakt wordt door de inzet van duizenden beroepskrachten is onbetwistbaar.
5.5
De ondersteunende kennis
5.5.1 Algemene kennis Een brede basiskennis op het vlak van de mens- en aanverwante wetenschappen is noodzakelijk. Tevens is een basiskennis op het vlak van het recht noodzakelijk. Verder is kennis nodig op het vlak van werken in en met een organisatie op inhoudelijk en praktisch vlak.
5.5.2 Specifieke kennis De SCW-er dient een grondige kennis te hebben van het geheel van de agogische theorieën, de agogische methoden en technieken en werkvormen.
BEROEPSPROFIEL SOCIAAL-CULTUREEL W ERKER
13
6 BEROEPSHOUDINGEN
6.1
Bepalen van de belangrijkste beroepshoudingen: (17) Houdingen
4
Aandacht voor competentieontplooiing
✗
3
Assertiviteit
✗
Beslissingsvermogen
✗
Contactbereidheid
✗
Dienstverlenende ingesteldheid
✗
Doorzettingsvermogen
✗
Empathie
✗
Flexibiliteit
✗
Imagobewustzijn
✗
Kritische ingesteldheid
✗
Leergierigheid
✗
Loyauteit
✗
Omgaan met stress
✗
Organisatievermogen
✗
Resultaatgerichtheid
✗
niet
✗
Veiligheids- en milieubewustzijn ✗
✗
Zin voor esthetiek
6.2
1
✗
Accuratesse
Zelfstandigheid
2
Zin voor initiatief
✗
Zin voor samenwerking
✗
Democratische ingesteldheid
✗
Creatief
✗
Verantwoordelijkheidszin
✗
Selectie In het werken met mensen in een organisatiecontext is een open, dynamische, kritische en volhardende houding noodzakelijk en komen praktisch alle houdingselementen aan bod.
14
BEROEPSPROFIEL SOCIAAL-CULTUREEL W ERKER
6.2.1 Aandacht voor competentieontplooiing De SCW-er dient voortdurend attent te zijn om zijn kennis van actuele thema's te verdiepen en zich inwerken in het gebruik van nieuwe methoden en technieken in het vormingswerk.
6.2.2 Assertiviteit Hij dient assertief te zijn in het leggen van contacten op bestuursvergaderingen, in vormingssessies en in het overleggen met beleidsinstanties.
6.2.3 Beslissingsvermogen Door het feit dat hij vaak in zijn beroepsuitoefening alleen staat, dient hij het vermogen te ontwikkelen om beslissingen te nemen.
6.2.4 Contactbereidheid In relatie met heel verschillende doelgroepen dient hij een actieve ingesteldheid in het leggen van contacten te ontwikkelen.
6.2.5 Dienstverlenende ingesteldheid De werker dient steeds attent te zijn om op vragen van deelnemers, vrijwilligers in te gaan.
6.2.6 Doorzettingsvermogen In heel wat arbeidssituaties dient de werker over een doorzettingsvermogen te beschikken vb. bij het voorbereiden en uitvoeren, ondersteunen en opvolgen van de actie van een buurtcomité om de leefbaarheid in de wijk te verhogen.
6.2.7 Empathie De SCW-er heeft te maken met doelgroepen met een cultuur die vaak niet de eigen culturele achtergrond is. Hij moet zich kunnen inleven in hun eigenheid en er mee werken.
6.2.8 Flexibiliteit In dit werk komt men vaak voor plotse vragen van leden, deelnemers, te staan die de eigen werkplanning doorkruisen. Het is noodzakelijk daar te kunnen mee omgaan.
6.2.9 Imagobewustzijn In vele gevallen is de SCW-er de "belichaming" van de organisatie. Indien hij kortaf is wordt de organisatie als "onvriendelijk" bestempeld!
BEROEPSPROFIEL SOCIAAL-CULTUREEL W ERKER
15
6.2.10 Kritische ingesteldheid De kritische ingesteldheid wordt als één van de wezenskenmerken van het SCW bestempeld. De werker moet daar dus zeer goed kunnen mee omgaan.
6.2.11 Leergierigheid Het SCW beoogt in te spelen op nieuwe ontwikkelingen die zich in de samenleving voordoen. De werker dient een houding te ontwikkelen om die ontwikkelingen die zich zowel op macro-, meso- als microniveau afspelen te leren kennen.
6.2.12 Loyauteit De SCW-er is een "verantwoordelijk" medewerker in een organisatie. Zij wordt vaak geleid door vrijwilligers. Hij dient zich loyaal op te stellen ten aanzien van beslissingen die daar genomen worden.
6.2.13 Omgaan met stress De arbeidsvoorwaarden met o.a. avond- en weekendwerk, onverwachte vragen, confrontatie met beleidsstructuren werken zeer stresserend. De werker moet daar kunnen mee omgaan om zich in zijn arbeidssituatie te kunnen handhaven.
6.2.14 Organisatievermogen Daar hij vaak in een verantwoordelijke één-mans-positie staat ten overstaan van groepen, structuren dient hij een sterk organisatievermogen te ontwikkelen.
6.2.15 Resultaatgerichtheid Werken met mensen biedt meestal geen "direct zichtbare" resultaten. Daarom is het belangrijk dat de werker er mee voor zorgt dat er ook initiatieven genomen waarmee een "succes-ervaring" kan opgedaan worden. Zij werken motiverend voor de personen en de organisatie als dusdanig.
6.2.16 Zelfstandigheid De SCW-er dient een houding van zelfstandigheid te hebben om plotse situaties aan te kunnen.
6.2.17 Zin voor initiatief Op basis van zijn observaties, contacten, analyse van situaties dient hij attent te zijn om initiatieven op het vlak van educatie, animatie en activering aan het beleid van de eigen organisatie en/of aan mensen uit de doelgroep voor te stellen.
16
BEROEPSPROFIEL SOCIAAL-CULTUREEL W ERKER
6.2.18 Zin voor samenwerking Een van de belangrijkste houdingselementen voor de SCW-er is zijn houding van samenwerking met beleid, collega's en doelgroep. In wezen zijn veel activiteiten maar mogelijk als zij in samenwerking gebeuren.
6.2.19 Democratische ingesteldheid De SCW-er werkt in een organisatie die democratisch werken hoog in het vaandel schrijft. Vaak zijn het vrijwillige bestuurders die het beleid bepalen en dient de beroepskracht het "democratiserend gehalte" van de werking van de organisatie mee te behouden en te ontwikkelen.
6.2.20 Creativiteit Met vele opdrachten dient de SCW-er op een creatieve wijze om te gaan. Daarbij gaat het zowel om het zoeken van een actieve en aangepaste werkvorm om een inhoud op een gespreksavond te verwerken als om het voorstellen van de organisatie op een plaatselijke "beurs".
6.2.21 Verantwoordelijkheidszin Door zijn positie als medewerker die in een belangrijke mate het imago van de organisatie bepaalt dient hij zijn verantwoordelijkheid te nemen om vele kleine maar ook soms grote beslissingen te nemen. Daarbij dient hij dit vaak "spontaan" te doen en is het zijn opgave daarna verantwoording over af te leggen.
6.3
Controle van de interne consistentie en verifiëren van het realistisch karakter Iedere SCW-er ondervindt dagelijks dat het werken in het sociaal-cultureel werk maar kan als hij op een assertieve wijze omgaat met mensen, kritisch kijkt naar het samenlevingsgebeuren op alle vlakken, voortdurend op een creatieve wijze de opdrachten aanpakt waarvoor hij geplaatst wordt. Dit zijn hoge eisen die aan de SCW-er gesteld worden. De turnover binnen deze sector heeft voor een stuk te maken met deze hoge eisen en met de werkvoorwaarden.
BEROEPSPROFIEL SOCIAAL-CULTUREEL W ERKER
7
7.1
17
BIJLAGEN
Bronvermelding 1
CARMEN, R., (red.): De opleidinq tot sociaal-cultureel werker in het sociaalagogisch studiegebied, Mechelen, VCVO, 1995, 25 p.
2
STANDAERT, R., (red.): Handleiding voor het schrijven van Beroepsprofielen. Brussel, DVO Studies en Documenten, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Onderwijs 1995, 70 p.
3
GOUBIN, J., (red.): Werken aan uitdagingen. Overzicht van het VCVOProject Nieuwe Uitdagingen voor het Sociaal-Cultureel Werk, Brussel, VCVO., 1994, p. 47
4
HINNEKINT, H., Functies. taken en taakvereisten van beroepskrachten in de sociaal-culturele sector. Het jeugdwerk. het opbouwwerk en de basiseducatie voor volwassenen. Brussel, VCVO., 1992, 125 p.
5
ALGOET., H., Kroniek Jeugdwerk 1994, Brussel, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Afdeling Jeugdwerk 1 1995, p. 58
6
VAN HOUTVEN, G ., Jaarverslag Volksontwikkelinq 1994,. Brussel, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Afdeling Volksontwikkeling en Bibliotheken, 1995, p. 63
7
VIBOSO. Wegwijs in opbouwwerk. Brussel, VIBOSO,1996, p. V. 6
8
D'HERTEFELT, G., Jaarboek Basiseducatie 1994-1995, Antwerpen, Vlaams Ondersteuningscentrum voor de Basiseducatief 1996, p. 28
9
REDIG, G., (red.): Atlas Gemeentelijk Jeugdbeleid 1996-1998. Antwerpen, VVJ, 1995, p.14 ev.
10
REDIG, G., (red;): Atlas Gemeentelijk Cultuurbeleid 1996-1998. Antwerpen, VV CD, 1995, p.14 ev.
11
HINNEKINT, H., op.cit., p.43 ev.
12
Ibidem, p. 39.
13
REDIG, G., (red.):Atlas Gemeenteliik Cultuurbeleid 1996-1998. Antwerpen, VV CD., p.14 ev.
14
Ibidem
15
Ibidem
16
HINNEKINT, H., op. cit.
17
STANDAERT. R., op. cit., p. 62.
18
7.2
7.3
BEROEPSPROFIEL SOCIAAL-CULTUREEL W ERKER
Samenstelling van de werkgroep ♦
Allegaert Patrick, docent IPSOC-Kortrijk
♦
Buyse Roger, docent Sociale Hogeschool-KVMW-Gent
♦
Carmen Rik, stafmedewerker VCVO-Mechelen, voorzitter
♦
Desmet André, docent IPSOC-Kortrijk
♦
Dhont Fred, docent Sociale Hogeschool-Heverlee
♦
Goris Anjes, docent HIMCW-Brussel
♦
Govaerts Ward, docent HIMW-Antwerpen
♦
Jublou Nicole, docent HISKWA-Brussel
♦
Laconte Leen, docent Sociale Hogeschool KVMW-Gent
♦
Meyers Frans, docent SHISS-Antwerpen
♦
Oosterlinck Roger, adjunct-directeur Sociale Hogeschool KVMW-Gent
♦
Roelandt Eric, docent HICMW-Brussel
♦
Roels Gerlinde, docent HIESPO-Kortrijk
♦
Savels Barbara, HIESPO-Kortrijk
♦
Van Rentergem Eric, SHIPPS-Gent
♦
Verzele Wim, docent HIMW-Antwerpen
♦
Vleeschouwer Patrick, docent Sociale Hogeschool KVMW-Gent.
Overzicht van de deelnemers aan de hearings ♦
Anseeuw Marc, CSC
♦
Bervoets Philippe, KWB-nationaal Brussel
♦
Bloemen Hilde, docent HIMCW-Brussel
♦
Bossuyt Tijl, CVA-Brussel
♦
Claesen Bruno, Dienst Landelijk Jeugdwerk Brussel
♦
Dehertog Raf, docent Sociale Hogeschool Leuven
♦
De Pauw Rene, Cultuurdienst Wachtebeke
♦
Dessein Leen, docent IPSOC-Kortrijk
♦
De Vos Hugo, BVVO-Brussel
♦
Dhaene Filip, Dienstencentra Kortrijk
♦
Erkelbout Wim, Chiro-Brabant
♦
Garrebeek Marjet, docent HIMW-Antwerpen
♦
Ghyoot Bram, Stagiair De Verbeelding-Gent
♦
GoeIe Werner, Arktos-Leuven
♦
Govaerts M., VIBOSO
♦
Hinnekint Huib, CAO-Brussel
♦
Jonckheere Kristof, Kunstencentrum-Gent
BEROEPSPROFIEL SOCIAAL-CULTUREEL W ERKER
♦
Lacombe Riet, docent IPSOC-Kortrijk
♦
Lowyck Anton, Departement voor Didaktiek en Kritiek UIA-Antwerpen
♦
Lauwereysen Staf, CC De Warande-Turnhout
♦
Leirman Walter, hoogleraar KUL-Leuven
♦
Lorriper Roger, TDL-Antwerpen
♦
Mareen Hilde, stagiair De Verbeelding-Gent
♦
Mengelings Patrick, Chiro-nationaal Antwerpen
♦
Messiaen Piet, directeur HIMW-Antwerpen
♦
Nauwelaerts Rik, VCK-Antwerpen
♦
Nijs-Delanote M.A., Gemeenschapscentrum Kontakt-Brussel
♦
Nijsman Yves, docent Sociale Hogeschool KVMW-Gent
♦
Regig Guy, VVJ., Antwerpen
♦
Sap Chantal, docent Sociale Hogeschool Heverlee
♦
Segers Karel, CC.Knokke-Heist
♦
Sonderhorst Raf,docent Sociale Hogeschool Heverlee
♦
Steel Wim, CBE-Antwerpen
♦
Tuerlinckx Geert, docent IPSOC-Kortrijk
♦
Van Dijck Jan, Jeugdhuis IFKA-Antwerpen
♦
Van Riet Iris, VCVO-Brussel
♦
Van Imschoot Bea, CBE-Diksmuide
♦
Van Lent Eugeen, CC Ter Dilft-Bornem
♦
Van Mechelen Marc, docent HIMCW-Brussel
♦
Vanwoensel Erik, Arktos-Leuven
Schriftelijke reacties van − −
Nationaal Secretariaat van de KWB-Brussel Team SCW, Sociale Hogeschool KVMW-Gent
Eindredactie Roger Oosterlinck 30 mei 1996 Sociale Hogeschool KVMW-Gent.
19