STUDIE 9 BEROEPSPROFIEL medisch laboratoriumtechnoloog (m/v)
BEROEPSPROFIEL medisch laboratoriumtechnoloog (m/v)
sector studiegebied opleiding
: : :
beroep
:
gezondheidszorg gezondheidszorg laboratorium- en voedingstechnologie medisch laboratoriumtechnoloog (m/v)
Werkgroep beroepsprofiel van de medisch laboratoriumtechnoloog in opdracht van de Vlaamse Onderwijsraad D/1996/6356/10 De leden van de werkgroep beroepsprofielen zijn inhoudelijk verantwoordelijk voor het beroepsprofiel. De Vlor heeft ingestaan voor een uniforme en toegankelijke lay-out.
INHOUD BEROEPSPROFIEL MEDISCH LABORATORIUMTECHNOLOOG
I N H O U D
VOORWOORD
1
1
INLEIDING
3
1.1 1.2 1.3
Introductie Aanpak Uitgangspunten
3 4 5
2
TERMINOLOGIE
7
3
DE OPLEIDING MEDISCHE LABORATORIUMTECHNOLOGIE 9 3.1 3.2
4
9 10
BEROEPS- EN FUNCTIETYPERING
12
4.1
Beroepen 4.1.1 Medisch laboratoriumtechnoloog 4.1.2 Andere beroepen 4.1.3 Historische achtergrond Werkveld Taakgebieden Functies 4.4.1 Erkend medisch laboratoriumtechnoloog 4.4.2 Onderzoeksmedewerker 4.4.3 Kwaliteitsfunctionaris 4.4.4 Technisch-commercieel en administratief medewerker
12 12 13 13 14 15 16 16 18 19 19
ALGEMENE KENMERKEN VAN DE GEGRADUEERDE IN DE MEDISCHE LABORATORIUMTECHNOLOGIE
20
5.1 5.2 5.3
20 22 23
4.2 4.3 4.4
5
Historisch overzicht De huidige toestand
Basiskenmerken Kenmerken in doorstroomfuncties Fysieke, psychische en economische vereisten
6
ONDERWIJSDOELSTELLINGEN I.F.V. HET VOORGESTELDE BEROEPSPROFIEL 24
7
SLOTBESCHOUWINGEN
26
8
BIJLAGEN
27
Bijlage 1: Samenstelling van de werkgroep Bijlage 2: Literatuurlijst Bijlage 3: Legitimatiestukken
27 29 30
BEROEPSPROFIEL MEDISCH LABORATORIUMTECHNOLOOG
1
VOORWOORD
Langs deze weg wil ik allen die rechtstreeks of onrechtstreeks hebben meegewerkt aan de realisatie van het beroepsprofiel van de gegradueerde in de medische laboratoriumtechnologie oprecht danken voor hun inzet en onmisbare hulp. Dit beroepsprofiel is de resultante van echt teamwerk. Het team bestond uit deskundigen van de erkende beroeps- en werkgeversorganisaties en de hogescholen. Elk van hen heeft op vrijwillige basis actief en enthousiast meegewerkt, zonder te kijken op werk en tijd. Mijn dank gaat in de eerste plaats naar de heren G. Dewulf, L. Logghe en B. Smeets, medisch laboratoriumtechnologen en bestuursleden van de Belgische vereniging van laboratoriumtechnologen, voor het ter beschikking stellen van heel wat documentatiemateriaal alsmede hun talrijke adviezen. Heel speciaal wil ik ook wijlen de heer J. Malfait danken voor het pionierswerk dat, vooral onder zijn impuls, de afgelopen jaren werd geleverd ten gunste van de medisch laboratoriumtechnologen, de hogescholen en het beroep. In de voorbereidingsfase van het uitschrijven van dit beroepsprofiel was hij, samen met de voorzitter van deze vereniging, de heer L. Logghe, de stuwende motor. Graag dank ik ook de heer Dr. M. Moens, secretaris van de Belgische beroepsvereniging der geneesheren specialisten in de medische biologie, en de heer Apoth. Biol. H. Raes voorzitter van de Belgische vereniging van de apothekers specialisten in de klinische biologie. Vanuit hun organisatie hebben zij bijzonder constructief meegewerkt aan het uitschrijven van de specifieke taken, functies, competenties en verantwoordelijkheden van de gegradueerden tewerkgesteld in de medische laboratoria. Op grond van hun dossierkennis en ervaring werden talrijke tussentijdse problemen opgelost. Mijn oprechte dank gaat ook uit naar de heer L. Versteynen, medisch laboratoriumtechnoloog en werknemer bij Janssen Pharmaceutica, die als vertegenwoordiger van de afgestudeerden tewerkgesteld in de (para)medische bedrijfswereld een bijdrage heeft geleverd. Zijn adequate raadgevingen waren onmisbaar om tot een beroepsprofiel te komen dat een globaal referentiebeeld geeft voor het ganse werkveld. Ook de directies en docenten van alle Vlaamse hogescholen die de opleiding tot gegradueerde in de medische laboratoriumtechnologie organiseren, hebben deze opdracht ten volle ondersteund. Op basis van de eigen ervaringen met de opleiding en hun veelvuldige contacten met het werkveld, hebben zij dit beroepsprofiel mee gekarakteriseerd. De verschillen in visie en klemtonen tussen de hogescholen werden besproken en na consensus opgenomen in het eindrapport.
2
BEROEPSPROFIEL MEDISCH LABORATORIUMTECHNOLOOG
Op vraag van de minister vice-president en Vlaams minister van Onderwijs en Ambtenarenzaken, de heer L. Van den Bossche, wordt onderhavig document overhandigd aan de Vlaamse Onderwijsraad. Binnen het kader van de kwaliteitsbewaking en de bevoegdheden inzake opleidingsprogramma's toevertrouwd aan de hogescholen, is de Vlor het orgaan bij uitstek om het overleg tussen de hogescholen inzake deze materies te organiseren en te coördineren. De leden van de werkgroep beroepsprofiel van de gegradueerde in de medische laboratoriumtechnologie zijn ervan overtuigd dat de Vlor met dit eindrapport een basisdocument heeft dat als referentie kan gebruikt worden voor informatie en bijkomende opdrachten. Apoth. J. Lievens voorzitter van de werkgroep beroepsprofiel van de gegradueerde in de medische laboratoriumtechnologie.
BEROEPSPROFIEL MEDISCH LABORATORIUMTECHNOLOOG
1
1.1
3
INLEIDING
Introductie Op 30 maart 1993 gaf de minister vice-president en Vlaams minister van Onderwijs en Ambtenarenzaken, de heer L. Van den Bossche, de opdracht een werkgroep samen te stellen die het beroepsprofiel van de gegradueerde in de medische laboratoriumtechnologie diende vast te leggen. Tijdens een introductievergadering werd door leden van de Dienst voor Onderwijsontwikkeling (DVO) schriftelijke en mondelinge toelichting gegeven omtrent deze opdracht. Inzake planning werd gevraagd om dit werk te voltooien uiterlijk tegen april 1994. In diezelfde periode werden tevens de voorbereidende gesprekken gevoerd rond het nieuwe decreet betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap van 13 juli 1994. Hierbij is er lange tijd onzekerheid geweest over de juiste plaats van de opleiding medische laboratoriumtechnologie in de studiegebieden. Uiteindelijk werd in het decreet voorzien dat de opleiding ressorteert onder het studiegebied gezondheidszorg. Na publicatie van het HOBU-decreet in het Belgisch Staatsblad, was er onmiddellijke bereidheid bij de directies van de hogescholen om te starten met het uitschrijven van het beroepsprofiel. Tijdens het academiejaar 1993-1994 werd, in samenwerking met wijlen de heer J. Malfait - beheerder van de Belgische Vereniging voor Laboratoriumtechnologen gestart met het opzoeken van literatuurgegevens, het ontwerpen en bespreken van primaire teksten. In de eerste helft van het academiejaar 1994-1995 werden bijkomende nuttige gegevens omtrent het beroepsprofiel opgevraagd bij de verschillende hogescholen, beroepsverenigingen en instanties. Hiermee rekening houdende werd een eerste algemene ontwerptekst of sneuveltekst klaargemaakt. Ondertussen werd ook de werkgroep samengesteld die het beroepsprofiel zou opstellen. Tijdens de tweede helft van het academiejaar 1994-1995 vonden de plenaire vergaderingen van de werkgroep plaats waarbij, in een zeer constructieve sfeer, de sneuveltekst grondig werd besproken, toegelicht, gecorrigeerd en aangevuld. Wat betreft de opleidingsbenaming en graad gebruiken we in de tekst de terminologie van het Decreet betreffende de Hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap van 13 juli 1994. Hierin wordt de opleidingsbenaming "medische laboratoriumtechnologie" en de graad van "gegradueerde in de medische laboratoriumtechnologie" voorgesteld. Het KB nr. 93-1708 van 2 juni 1993 betreffende de beroepstitel en de kwalificatievereisten voor de uitoefening van het beroep van medisch laboratoriumtechnoloog en houdende vaststelling van de lijst van handelingen waarmee deze laatste door een arts kan worden belast, bepaalt de beroepstitel als "medisch laboratoriumtechnoloog". De werkgroep wil vooraf de aandacht vestigen op het verschil in schrijfwijze.
4
BEROEPSPROFIEL MEDISCH LABORATORIUMTECHNOLOOG
In de tekst zullen we volgende schrijfwijzen gebruiken: medische laboratoriumtechnologie als opleidingsbenaming, gegradueerde in de medische laboratoriumtechnologie als graad en medisch laboratoriumtechnoloog als beroepstitel. Het opstellen van beroepsprofielen is niet eenvoudig. Instellingen, laboratoria en bedrijven komen niet spontaan vertellen welke kennis en vaardigheden afgestudeerden in een bepaald beroep moeten bezitten. Op het moment dat afgestudeerden in het beroep stappen, zijn ze niet meer verbonden aan een hogeschool. Docenten hebben wel heel wat contacten met het werkveld, doch zien niet steeds hoe de opleiding in het beroepenveld geconcretiseerd wordt. Daarnaast merken we ook dat het beroepenveld geen statisch geheel is, maar onder invloed van maatschappelijke en economische parameters voortdurend in beweging is. En tenslotte spelen persoonsgebonden aspecten een belangrijke rol bij het uitoefenen van een concreet beroep.
1.2
Aanpak Om de geloofwaardigheid van de uitgeschreven beroepsprofielen te verzekeren, is het belangrijk dat aan het opstellen van deze profielen zoveel mogelijk partijen deelnemen. Daarom werd de werkgroep die het beroepsprofiel van de gegradueerde in de medische laboratoriumtechnologie opgesteld heeft, samengesteld uit volgende leden: één afgevaardigde van elke Vlaamse hogeschool die de opleiding medische laboratoriumtechnologie organiseert (de directeur of een docent) drie afgevaardigden van de Belgische vereniging van laboratoriumtechnologen één afgevaardigde van de Belgische beroepsvereniging der geneesheren specialisten in medische biologie één afgevaardigde van de Belgische vereniging van de apothekers specialisten in de klinische biologie één vertegenwoordiger van de medisch laboratoriumtechnologen tewerkgesteld in de farmaceutische industrie een voorzitter die werd aangeduid door de DVO De volledige deelnemerslijst met identiteitsgegevens is in bijlage 8.1 opgenomen. Tijdens het academiejaar 1992-1993 werd de afdeling klinische chemie in alle hogescholen die deze opleiding organiseren, doorgelicht door de Inspectie Hoger Onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap. In het kader van deze doorlichting werden afgestudeerden bevraagd omtrent hun tewerkstelling. Met deze gegevens werd, weliswaar niet mathematisch, ook rekening gehouden bij het opstellen van de profielen. De afgelopen jaren zijn er binnen de Nationale Raad en de Technische Commissie voor Paramedische Beroepen vele gesprekken en onderhandelingen gevoerd als voorbereiding op de erkenning van het beroep van medische laboratoriumtechnoloog.
BEROEPSPROFIEL MEDISCH LABORATORIUMTECHNOLOOG
5
Bij het uitschrijven van het beroepsprofiel werd door de deelnemers regelmatig gewezen op standpunten en discussies die in hogergenoemde commissie werden ingenomen of uitgepraat. Met de punten opgenomen in het Koninklijk Besluit nr. 93-1708 van 2 juni 1993 en de elementen die hieraan vooraf gingen, werd dus terdege rekening gehouden. Bij de redactie van de inhoud van de beroepsomschrijving werd geopteerd voor een ruime, maximalistische visie. Door de grote variatie aan beroepen enerzijds, en disciplines binnen een bepaald beroep anderzijds, is het zeer moeilijk of zelfs onmogelijk dat één individu in staat zou zijn zich al deze eigenschappen en vaardigheden eigen te maken tijdens een normale beroepsloopbaan.
1.3
Uitgangspunten Tijdens de bijeenkomsten werd door de leden van de werkgroep meermaals opgemerkt dat een opleiding met een te sterke specialisatie in een bepaalde discipline (klinische chemie, hematologie, bacteriologie, histo(patho)logie, ...) niet aangewezen is in Vlaanderen. Onze maatschappij is meer geïnteresseerd in het algemeen niveau van de afgestudeerde en zijn polyvalente inzetbaarheid. De afgestudeerden moeten voldoende basiskennis en basisvaardigheden bezitten, zodat ze zich later in hun beroepsleven gemakkelijk kunnen bijscholen en/of verder bekwamen. Dit is immers meer dan ooit een levenslange opdracht geworden, terwijl de toegepaste uitvoeringstechnieken en principes dikwijls wijzigen of snel achterhaald zijn. Dit betekent dat veel aandacht moet besteed worden aan o.a. het verwerven van inzicht in fundamentele principes, probleemoplossend en kritisch denken, in teamverband werken, analyseren, zorgvuldig en verantwoord handelen, systematisch werken, creativiteit en persoonlijk initiatief, informatie opvragen en verwerken... Daarnaast constateren we dat het kennis- en toepassingsveld steeds ruimer wordt en de opleidingsduur constant is gebleven. Hieruit besluiten dat de leerinhouden de ontwikkelingen in het kennis- en beroepsveld niet hoeven te volgen, is fout. Goed gekozen en relevante leerinhouden zullen de studenten immers een motiverende meerwaarde geven tijdens hun studie die ze levenslang behouden. Het beheersen van een inhoudonafhankelijke methodologie is veel belangrijker dan het bezitten van encyclopedische kennis. Een gevolg van deze aanpak is dat afgestudeerden in principe een ruimer toekomstbeeld voor zich hebben als ze zich op de arbeidsmarkt begeven. De persoonlijke kwaliteiten zijn hierbij minstens even belangrijk als de technisch-wetenschappelijke kennisbagage van de afgestudeerde. In vele functies verwacht men een grotere betrokkenheid en verantwoordelijkheid, het louter uitvoerende werk komt steeds minder aan bod. Talenkennis, communicatieve en sociale vaardigheden worden steeds belangrijker.
6
BEROEPSPROFIEL MEDISCH LABORATORIUMTECHNOLOOG
Bijscholing voor erkende medische laboratoriumtechnologen staat expliciet ingeschreven in het KB van 2 juni 1993. Er is echter geen concrete regeling voor de organisatie en de financiering zodat bijscholing op dit moment eerder op vrijwillige basis gebeurt.
BEROEPSPROFIEL MEDISCH LABORATORIUMTECHNOLOOG
2
7
TERMINOLOGIE
Een beroep is een geheel van bijeenhorende taken in het kader van een arbeidsverdeling binnen een gemeenschap waarin arbeid een economisch goed is, en wordt gekenmerkt door het feit, dat de onderlinge samenhang en de aard van deze taken in hoofdzaak onafhankelijk zijn van de organisatievorm waarbinnen de arbeid wordt verricht. Een functie is een geheel van bijeenhorende taken binnen een organisatie, waarbij de aard van de gebundelde taken voornamelijk door de organisatievorm van de betrokken onderneming wordt bepaald. Een beroepsprofiel is een systematische beschrijving van taken die iemand in het beroep moet kunnen uitoefenen en vereisten (fysieke, psychische, economische) waaraan men moet voldoen om dat beroep of die functie naar behoren te kunnen uitvoeren. In een beroepsprofiel worden de verschillende typen werkzaamheden in de normaal toegankelijke functies bij verschillende werknemers en in de diverse sectoren, verwerkt. Deze taken, werkzaamheden en vereisten (later ook kenmerken genoemd) zijn het gevolg van: de kennis, het inzicht en de vaardigheden binnen het specifieke vakgebied; de attituden; hiermee wordt het niet-vakspecifieke handelen bedoeld dat nodig is om goed te functioneren in de toegankelijke beroepen en functies. Dit is eveneens een combinatie van kennis en vaardigheden. het probleemstellend en probleemoplossend vermogen horend bij het betreffende opleidingsniveau. Een beroepsprofiel tracht naast de taken van een beginnend beroepsbeoefenaar ook de situatie weer te geven na enige jaren praktijk. Een taakgebied is een verzameling van taken en wordt bij voorkeur aangeduid met een naam die geënt is op kenmerkende typen van activiteiten die in de beroepsuitoefening voorkomen. Een taak is een min of meer zelfstandig geheel van samenhangende handelingen, die door de beoefenaar, alleen of in teamverband, moet worden verricht binnen een bepaald tijdsbestek en waar hij verantwoordelijkheid voor draagt. Onder tewerkstellingssector verstaan we de afdeling binnen het maatschappelijk of economisch leven waarin de beroepsbeoefenaars worden tewerkgesteld, er functies opnemen of er geregeld arbeiden. De vier hoofdsectoren zijn de volgende: de primaire of agrarische sector, de secundaire of industriële sector, de tertiaire of commerciële sector, de quaternaire of niet-commerciële sector. Het werkveld of arbeidsterrein is het geheel of de verzameling van de verschillende tewerkstellingssectoren waarin personen met een bepaalde kwalificatie arbeid verrichten.
8
BEROEPSPROFIEL MEDISCH LABORATORIUMTECHNOLOOG
Van de geformuleerde beroepsbeelden worden opleidingsdoelstellingen afgeleid. Samen vormen zij het beroepsopleidingsprofiel waarmee het gewenste opleidingsresultaat bij de student wordt vastgelegd (eindtermen). Opleidingsdoelstellingen moeten vertaald worden in het curriculum van de opleiding. Er moet een logisch verband bestaan tussen de curriculumonderdelen (opleidingsonderdelen of vakken) en de daarmee corresponderende opleidingsdoelstellingen. In deze nota wordt het beroepsprofiel van de gegradueerde in medische laboratoriumtechnologie beschreven. Omwille van de leesbaarheid wordt in deze tekst enkel de mannelijke vorm gebruikt. Uiteraard hebben de gegevens in het beroepsbeeld ook betrekking op vrouwelijke medewerkers. De term "medewerker" is een algemene term voor de veelheid van functiebenamingen die tegenwoordig gangbaar zijn.
BEROEPSPROFIEL MEDISCH LABORATORIUMTECHNOLOOG
9
3 DE OPLEIDING MEDISCHE LABORATORIUMTECHNOLOGIE
3.1
Historisch overzicht In september 1949 startte rector Z.E.H. T. Blancquaert, op vraag van de medische wereld en vooral onder impuls van docent dr. med. C. Peeters, als eerste in Vlaanderen met een driejarige opleiding "Bedrijfsassistent in de Klinische Scheikunde" in de Hogere Technische Brouwerijschool Sint-Lieven te Gent. Een tiental meisjesstudenten volgden daarbij in het eerste jaar grotendeels dezelfde lessen als de studenten die in datzelfde jaar de gelijktijdig opgerichte driejarige opleiding "Technisch ingenieur in de scheikunde" aanvatten. Pas maanden nadien werd de ministeriële erkenning en subsidiëring bekomen. De eersten studeerden dus in 1952 af. De opleiding behoorde tot de categorie "hogere technische school van de eerste graad A1". Het eerste jaar van het curriculum werd besteed aan algemene vakken: wiskunde, fysica, anorganische en organische scheikunde, Nederlands, Engels en de daarbijhorende praktische oefeningen. In de cursus "algemene laboratoriumhandelingen" leerde men allerlei bewerkingen: glasbewerking, pipetteren, titreren, oplossingen bereiden, veilig omgaan met scheikundige producten, enz. Veel aandacht werd besteed aan nauwkeurigheid en reproduceerbaarheid van de handelingen. Vanaf het eerste college werd de nadruk gelegd op de verantwoordelijkheid en de wetenschappelijke objectiviteit van de uitvoerder. Deze attituden werden gedurende het ganse curriculum voortdurend ingeprent. In het tweede jaar doceerde men analytische chemie, biochemie, biofysica, anatomie en embryologie, en microbiologie, telkens met praktische oefeningen. Tussen het tweede en derde jaar kon men vrijblijvend een stage lopen gedurende 4 tot 6 weken in een ziekenhuis of bij een geneesheer. Deze stage gaf een enorme meerwaarde aan de afgestudeerden die ze vrijwillig gevolgd hadden. In het derde jaar werd de nadruk gelegd op de specifieke medische vakken: fysiologie en pathologie, hematologie, klinische chemie aangevuld met medische microbiologie, en een grondige cursus deontologie. De practica werden in de school zelf gegeven. Op het einde van de opleiding werd een persoonlijk werk voorgedragen bestaande uit een literatuurstudie over een bepaald onderwerp of een theoretisch vergelijkende studie. De studies waren van hoog niveau. Tijdens de ganse opleiding werden 4.400 uren onderwijsactiviteiten voorzien, gespreid over drie studiejaren. De docenten waren meestal assistenten of werkleiders van de universiteiten. Heel wat cursussen werden samen gevolgd met de studenten technisch ingenieur.
10
BEROEPSPROFIEL MEDISCH LABORATORIUMTECHNOLOOG
De belangstelling voor studies in klinische scheikunde bij studenten nam toe. Het aantal medische laboratoria en vooral het aantal aangevraagde medische analyses steeg spectaculair. Er was nood aan degelijk gevormde assistenten in de klinische scheikunde. Verschillende scholen volgden het voorbeeld van Gent, vooral in de universiteitssteden en centra met tamelijk grote ziekenhuizen. Omzeggens al deze scholen organiseerden de opleiding klinische scheikunde vanaf dan gemeenschappelijk met de opleiding tot assistent in de industriële scheikunde. De studenten kozen in het eerste jaar voor de afdeling laboratoriumassistenten. Vanaf het tweede studiejaar hadden de studenten de keuze tussen twee richtingen: de afdeling van assistenten in de klinische laboratoria enerzijds en de afdeling van assistenten in de industriële laboratoria anderzijds. De opleidingsduur voor assistenten in de klinische laboratoria was drie jaar. Ten gevolge van de kaderwet van 7 juli 1970 betreffende de structuur van het hoger onderwijs, werd met ingang van 1 september 1970 de afdeling klinische scheikunde ingedeeld in de categorie van het "Paramedisch Hoger Onderwijs van het Korte Type met Volledig Leerplan". Afgestudeerden behaalden de graad van laboratoriumassistent in de klinische scheikunde. Met ingang van het academiejaar 1986-1987 werd de afdelingsbenaming gewijzigd in klinische chemie en werd de graad van gegradueerde in de klinische chemie ingevoerd. In het academiejaar 1987-1988 werd de opleidingsduur van alle korte typeopleidingen verplicht op drie studiejaren gebracht. Deze toestand werd behouden tot en met het academiejaar 1994-1995.
3.2
De huidige toestand (op 1 september 1995) Ten gevolge van het decreet van 13 juli 1994 betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap is de structuur van het Hoger Onderwijs Buiten de Universiteit grondig gewijzigd. De namen "hoger onderwijs van het korte type", "categorie", "afdeling" en "optie" worden gewijzigd in "hoger onderwijs van één cyclus", "studiegebied", "basisopleiding" en “optie”. Het decreet definieert het hoger onderwijs van één cyclus als volgt: "De basisopleidingen van één cyclus en de overeenkomstige graden zijn gericht op het verwerven van beroepsvaardigheden, gestoeld op wetenschappelijk onderbouwde kennis. In het geheel dragen ze bij tot de algemeen menselijke vorming en zijn in het bijzonder gericht op de praktische toepassing van de wetenschappen, het zelfstandig denken en het ontwikkelen van creativiteit en beroepsvaardigheid" (Art. 10 § 2). Alle basisopleidingen bestaande uit één cyclus zijn ingedeeld in drie studiejaren. De basisopleiding laboratorium- en voedingstechnologie bestaande uit één cyclus behoort tot het studiegebied gezondheidszorg. Binnen deze basisopleiding kunnen
BEROEPSPROFIEL MEDISCH LABORATORIUMTECHNOLOOG
11
drie opties georganiseerd worden: de optie farmaceutische en biologische technieken, de optie medische laboratoriumtechnologie en de optie voedings- en dieetkunde. Na het beëindigen van de optie medische laboratoriumtechnologie wordt de graad van "gegradueerde in de medische laboratoriumtechnologie" verleend. Een optie is een differentiatie binnen een basisopleiding die leidt tot een afzonderlijke vermelding op het diploma. Een optie is geënt op een gemeenschappelijke stam van minstens één derde en ten hoogste twee derden van het opleidingsprogramma.
12
BEROEPSPROFIEL MEDISCH LABORATORIUMTECHNOLOOG
4
4.1 4.1.1
BEROEPS- EN FUNCTIETYPERING
Beroepen Medisch laboratoriumtechnoloog De gegradueerde in de medische laboratoriumtechnologie bezit de vereiste bekwaamheid en heeft de wettelijke bevoegdheid om het erkend beroep van medisch laboratoriumtechnoloog uit te oefenen zoals vastgelegd in het KB nr. 93-1708 van 2 juni 1993. Hij is in het kader van de huidige wetgeving de enige die voldoet aan de wettelijk voorgeschreven voorwaarden. Het Koninklijk Besluit nr. 93-1708 van 2 juni 1993 (Belgisch Staatsblad van 10 juli 1993) legt met ingang van 20 juli 1993 het beroep van medisch laboratoriumtechnoloog wettelijk vast. Dit KB bepaalt: 1 de formele wettelijke erkenning als paramedisch beroep; 2 de beroepstitel van medisch laboratoriumtechnoloog; 3 de kwalificatievereisten voor de uitoefening van het erkend beroep van medisch laboratoriumtechnoloog; 4 de lijst van handelingen waarmee de medisch laboratoriumtechnoloog kan belast worden door een arts. De belangrijkste artikels uit dit KB staan als volgt beschreven: Art. 1: Het beroep "Laboratorium en biotechnologie, en menselijke erfelijkheidstechniek" is een paramedisch beroep in de zin van artikel 22 bis van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de geneeskunst, de verpleegkunde, de paramedische beroepen en de geneeskundige commissies. Art. 2: De beroepstitel waaronder het in artikel 1 vermelde beroep wordt uitgeoefend wordt als volgt bepaald: "Medisch laboratoriumtechnoloog". Art. 3: De uitoefening van het beroep van medisch laboratoriumtechnoloog is voorbehouden aan personen die voldoen aan de volgende voorwaarden: 1
houder zijn van een diploma dat een opleiding bekroont van tenminste 3 jaar hoger onderwijs met volledig leerplan, waarvan het leerprogramma op zijn minst: a een theoretische opleiding omvat in: algemene chemie organische chemie analytische chemie biochemie fysica biologie fysio(patho)logie informatica statistiek radioprotectie deontologie;
BEROEPSPROFIEL MEDISCH LABORATORIUMTECHNOLOOG
b
c
2
13
een theoretische en praktische opleiding, georiënteerd naar de medische toepassing, omvat in: klinische chemie microbiologie hematologie cyto(histo)logie in-vivotechnieken; stages omvat in: klinische chemie, hematologie, microbiologie. -
hun beroepskennis en -vaardigheden via bijscholing onderhouden en bijwerken, om een beroepsuitoefening op een optimaal kwaliteitsniveau mogelijk te maken. De hierboven bedoelde bijscholing moet bestaan uit persoonlijke studie en deelname aan door instellingen en organisaties ingerichte vormingsactiviteiten.
Art. 4: De lijst van de handelingen waarmee een arts met toepassing van artikel 5, § 1, eerste lid, van voormeld koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 een medisch laboratoriumtechnoloog kan belasten, is opgenomen in de bijlage bij dit besluit. Deze lijst van handelingen wordt opgenomen in de paragraaf over de taakgebieden.
4.1.2
Andere beroepen De gegradueerde in de medische laboratoriumtechnologie kan op basis van zijn kwalificaties nog andere beroepen uitoefenen. Meestal gaat het over beroepen waarvoor er geen geëigende opleiding en wetgeving bestaat. De hiervoor noodzakelijke kennis en vaardigheden sluiten inhoudelijk sterk aan bij deze van de medisch laboratoriumtechnoloog. De gegradueerde in de medische laboratoriumtechnologie kan eveneens volgende beroepen uitoefenen: laboratoriumtechnoloog (analist) in de nijverheid; onderzoeksmedewerker; technisch-commercieel medewerker; medisch secretaris; lesgever (praktijklector in het HOBU, leraar wetenschappen in de eerste en tweede graad van het SO, ...).
4.1.3
Historische achtergrond bij het beroep van medisch laboratoriumtechnoloog De eerste afgestudeerden werden tewerkgesteld in ziekenhuizen (universiteit, OCMW of privé) en in privé-dokterspraktijken. Daar werkten zij in nauwe samenwerking met het geneeskundig team. Vanaf het begin hebben de eerste klinische analisten zich kunnen waarmaken en hun werkterrein moeten verdedigen. Dit was meer dan noodzakelijk. Het verpleegkorps, dat veel talrijker was, trachtte toen reeds zijn prerogatieven te handhaven. Zij waren het die vroeger "met de
14
BEROEPSPROFIEL MEDISCH LABORATORIUMTECHNOLOOG
proefbuisjes omgingen"... Het zijn deze eerste klinische analisten of laboranten die het beroep gemaakt hebben. Na de oorlog evolueerde de geneeskunde in versneld tempo en ook werd het studeren na de humaniora (vooral bij de meisjes) frequenter. De belangstelling voor de studies van klinisch laboratoriumassistent vergrootte. Ondertussen steeg ook het aantal scholen die deze opleiding in het hoger onderwijs aanboden. Afgestudeerde technici uit de afdeling scheikunde van het hoger secundair technisch onderwijs (A2) voerden eveneens het beroep van "laborant" uit. De naam van "laborant" werd in het beroepsveld ook gebruikt voor gediplomeerden uit het hoger onderwijs. Die dualiteit zorgde voor heel wat moeilijkheden bij het afbakenen van het werkterrein van de klinisch laboratoriumassistent. In de rijksuniversiteiten heeft dit nog steeds een loopbaan- en baremische discriminatie voor gevolg. De nadruk moet gelegd worden op het hoog studieniveau van de eerste afgestudeerden. Al was toentertijd de medische biologie minder gesofisticeerd, de resultaten van de uitgevoerde analyses waren minstens even belangrijk. Immers, het arsenaal aan analyses waarover men beschikte was veel beperkter en het nemen van een kordate en verantwoordelijke beslissing even belangrijk. Het beroep was erg arbeidsintensief. Alle oplossingen werden in het labo manueel bereid en gestandaardiseerd, glaswerk werd met de hand gereinigd, de bereiding van voedingsbodems was veel ingewikkelder, enz. Mettertijd deden de "kit", het wegwerpmateriaal en de automaat hun intrede. Allerlei hulpmiddelen werden commercieel op de markt gebracht en verhoogden de capaciteit van de laboratoria. Het aantal afgestudeerden steeg fors tot in de jaren '70 - '80. Ten gevolge van de drastische bezuinigingsmaatregelen en de slechte faam van de medische biologie verminderde de belangstelling voor het beroep en de studie. Het aantal afgestudeerden is dan ook sterk gedaald om in het begin van de jaren '90 een dieptepunt te bereiken. Tot op heden zijn er in Vlaanderen 10.106 afgestudeerden (bron: BVLT- ABTL tijdschrift nr 22/2 van maart-april 1995).
4.2
Werkveld De gegradueerde in de medische laboratoriumtechnologie oefent hogergenoemde beroepen uit in onder andere: medische laboratoria van algemene en universitaire ziekenhuizen, poliklinieken, psychiatrische ziekenhuizen, bloedtransfusiediensten, mutualiteiten... medische laboratoria van privé-personen of -instellingen laboratoria van universiteiten en andere instellingen voor fundamenteel wetenschappelijk onderzoek instellingen voor toegepast onderzoek en ontwikkeling overheidsdiensten medische of arbeidsgeneeskundige diensten onderzoeks-, ontwikkelings- en controlelaboratoria van de industrie technisch-commerciële en administratieve diensten van firma's
BEROEPSPROFIEL MEDISCH LABORATORIUMTECHNOLOOG
4.3
15
Taakgebieden -
De gegradueerde in de medische laboratoriumtechnologie werkt meestal in medische laboratoria als erkend medisch laboratoriumtechnoloog. De medisch laboratoriumtechnoloog verricht bepaalde handelingen die de diagnose voorafgaan, of die de toepassing van een behandeling of de uitvoering van maatregelen van de preventieve geneeskunde betreffen.
Deze handelingen worden door de bijlage van het KB nr. 93-1708 van 2 juni 1993 gegroepeerd in vier taakgebieden. Gezien het belang hiervan, worden deze handelingen hieronder expliciet vermeld. Handelingen waarmee een arts met toepassing van artikel 5, § 1, eerste lid, van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 een medisch laboratoriumtechnoloog kan belasten. 1
Staalafnames
1.1 bloedafneming door veneuze of capillaire punctie, of langs aanwezige arteriële katheter; 1.2 staalafneming en collectie van secreties en excreties met uitsluiting van invasieve handelingen. 2
Laboratoriumonderzoeken
Het op punt stellen en het uitvoeren van onderzoeken in vitro op stalen van menselijke oorsprong: 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6
chemisch onderzoek; hematologisch onderzoek; immunologisch onderzoek; microbiologisch onderzoek; pathologisch-anatomisch onderzoek; genetisch onderzoek.
3
Functionele testen
3.1 voorbereiding en toediening van producten bij functieproeven; 3.2 uitvoeren en aflezen van cutane en intradermotesten. 4
Het technisch deel van volgende in-vivoverstrekkingen
4.1 meting en evaluatie van parameters behorende tot de verschillende biologische functies; 4.2 voorbereiding en assistentie bij invasieve ingrepen tot diagnosestelling; 4.3 gebruik en bediening van toestellen voor observatie van de verschillende functiestelsels; 4.4 voorbereiding, manipulatie en toediening van radioactieve producten. -
De gegradueerde in de medische laboratoriumtechnologie functioneert ook als medewerker in onderzoeks-, ontwikkelings- en controlelaboratoria. Hij is er verantwoordelijk voor het uitvoeren van chemische, fysische en biologische analyses en/of onderzoeken op stoffen afkomstig van het
16
BEROEPSPROFIEL MEDISCH LABORATORIUMTECHNOLOOG
menselijk lichaam of van andere levende wezens (planten, dieren, microorganismen). Hij dient deze verantwoordelijkheid op te nemen bij het uitvoeren van routine- en controleanalyses en/of onderzoeken. Daarnaast wordt hij ook ingeschakeld in researchprogramma's bij de ontwikkeling en in routinekwaliteitscontroles tijdens de commercialisatie van nieuwe technieken, producten en toepassingen met medische oriëntering. -
-
4.4
De gegradueerde in de medische laboratoriumtechnologie wordt ook tewerkgesteld als technisch-commercieel medewerker in biomedische laboratoriumdiagnostica en apparatuur, in farmaceutische artikelen, medisch materiaal... Hij is er binnen een team verantwoordelijk voor verkoop en distributie, technische dienstverlening en technische marketing, de commerciële buitendienst... De gegradueerde in de medische laboratoriumtechnologie kan eveneens tewerkgesteld worden als lesgever in het onderwijs, als medisch secretaris in ziekenhuizen...
Functies De gegradueerde in de medische laboratoriumtechnologie is opgeleid voor functies waarin de betrokkene de opdrachten in hoge mate zelfstandig moet kunnen uitvoeren. Hiervoor is een grote praktische en theoretische vakbekwaamheid vereist. De mogelijke functies die gegradueerden in de medische laboratoriumtechnologie zouden kunnen opnemen, worden opgesomd. Per functie wordt een beschrijving gegeven van de belangrijkste taakgebieden en verantwoordelijkheden.
4.4.1
Erkend medisch laboratoriumtechnoloog De gegradueerde in de medische laboratoriumtechnologie, tewerkgesteld als erkend paramedicus in de medische laboratoria, moet goed kunnen functioneren in de afdelingen klinische chemie, microbiologie, hematologie, cyto(histo)logie en bij het uitvoeren van in-vivotechnieken. Hij is vertrouwd met de respectieve onderzoeksmaterialen, de werkmiddelen, de werkwijzen, de kwaliteitseisen en de risico's eigen aan de diverse disciplines. Hij schenkt bijzondere aandacht aan de veiligheidsaspecten (o.a. het besmettingsgevaar). De gegradueerde in de medische laboratoriumtechnologie levert hierdoor een bijdrage aan het stellen of bevestigen van de diagnose, het verzamelen van gegevens over het ziekteverloop en het opvolgen van de therapie. Ø
In de afdeling klinische chemie
Het onderzoeksmateriaal wordt hier gevormd door o.a.: bloed, plasma, serum, urine, ruggenmergvocht, ... Hierin worden verscheidene parameters bepaald zoals eiwitten, suikers, lipiden, enzymen, substraten, elektrolyten, hormonen, geneesmiddelen, drugs, antistoffen, antigenen... Voor deze onderzoeken en/of analyses gebruikt men een groot scala van methodieken en dus ook een grote variatie aan analyseapparatuur.
BEROEPSPROFIEL MEDISCH LABORATORIUMTECHNOLOOG
17
De klinische chemie is sterk geautomatiseerd. Steeds meer gebruikt men computergestuurde apparaten. Dit vergemakkelijkt de berekening van de meetresultaten, de opslag en verwerking van de onderzoeksgegevens. Het gebruik van dergelijke automaten vereist een specifieke training. Naast de uitgevoerde chemische reacties en het mechanische deel van het apparaat, is er de software eigen aan het toestel en de werking on-line met de centrale labocomputer. De interne en externe kwaliteitscontrole en de evaluatie van de resultaten nemen een belangrijk deel van de tijd in beslag. Hierbij moet hij inzicht hebben in de mogelijke interferenties of veranderingen die het (levende) staal kan ondergaan na de staalafneming. De medisch laboratoriumtechnoloog moet ook in staat zijn om nauwkeurig en betrouwbaar manuele analyses uit te voeren. Er zijn onderzoeken die om redenen van de aard van het staal, de aard van het onderzoek of het beperkte aantal uit te voeren onderzoeken, op een volledig manuele manier moeten uitgevoerd worden. Het manueel kunnen uitvoeren van een analyse die normaal volautomatisch verloopt, is ook nodig om na te gaan wat er met die analyse of met dat staal eventueel verkeerd loopt. Ø
In de afdeling hematologie
Er wordt hoofdzakelijk bloed, plasma en beenmerg onderzocht. Men doet onderzoek i.v.m. bloedgroepen, kwalitatieve, kwantitatieve en morfologische gegevens over rode en witte bloedcellen, bloedplaatjes, het stollingsmechanisme, bloedtransfusies... Ook met behulp van immunologische technieken worden heel wat parameters opgespoord en/of gedoseerd: antistoffen, antigenen... Heel wat immuunhematologische bepalingen, stollingsonderzoeken en (differentiële) celtellingen verlopen momenteel volautomatisch. Om na te gaan welke stalen manueel moeten behandeld worden, is een doorgedreven training vereist. Nieuwe technologieën, zoals HLA-typeringen (in het kader van orgaantransplantaties of van opsporing van erfelijke aanleg voor bepaalde aandoeningen) en flowcytometrie, die snel uitbreiding nemen, stellen eveneens hoge eisen. Naast de gewone bloedafnemingen brengen ook de capillaire bloedafnemingen (zuigelingen, oncologische patiënten, ...) de medisch laboratoriumtechnoloog in contact met patiënten. De voor deze patiënten vaak moeilijke omstandigheden vergen bijzondere aandacht van de medisch laboratoriumtechnoloog. Ø
In de afdeling microbiologie
De medisch laboratoriumtechnoloog zal in deze afdeling microbiologisch onderzoek uitvoeren op onder meer urine, faeces, sputum, bloed en uitstrijkjes. Hij bereidt voedingsbodems. Het belangrijkste taakgebied is echter het identificeren van bacteriën, schimmels, gisten, parasieten, virussen en andere pathogene kiemen via entschema's, biochemische, serologische en microscopische testen. Hij bepaalt de gevoeligheid van micro-organismen voor antimicrobiële producten. Door de grote variatie in de aard van de stalen en op te sporen kiemen, is automatisering hier beperkt. Het kritisch observeren en het uitvoeren van de gepaste bijkomende testen, in functie van hun klinische relevantie, zijn essentiële vaardigheden. Het microscopisch onderzoek blijft een delicate taak: bijzondere concentratie en aandacht voor het ongewone is vereist.
18
BEROEPSPROFIEL MEDISCH LABORATORIUMTECHNOLOOG
Naast een kritische kijk op de kwaliteit van het geleverde werk, moet de medisch laboratoriumtechnoloog zich ook steeds bewust zijn van het potentiële besmettingsgevaar ten opzichte van zichzelf, zijn omgeving en van alle inoculaten. Ø
In de afdeling cyto(histo)logie
In deze afdeling worden weefselsneden, uitstrijkjes en andere lichaamsvochten onderzocht. De medisch laboratoriumtechnoloog levert een bijdrage tot het maken en kleuren van cyto(histo)logische preparaten en het microscopisch onderzoeken van weefselfragmenten en cellen. Hierdoor kunnen abnormale cellen en structuren onderkend worden. Een correcte voorbehandeling van de stalen en uitvoering van de onderzoeken zijn sterk bepalend voor de kwaliteit van het uitgevoerde onderzoek. Ø
In de afdeling in-vivotechnieken
Hieronder ressorteert het uitvoeren van het technisch gedeelte van onderzoeken bij patiënten. De voornaamste toepassingsgebieden zijn de nucleaire geneeskunde en het longfunctie-onderzoek. Het betreft hier de voorbereiding van het onderzoek, de toediening van producten, de uitvoering van het onderzoek en de verwerking en evaluatie van de resultaten. Dit vereist een patiëntgerichte ingesteldheid, gekoppeld aan een theoretische kennis, waarbij de medisch laboratoriumtechnoloog oog heeft voor de kwaliteit van de diverse parameters van het onderzoek. Naast het uitvoeren van analyses en/of onderzoeken in de verschillende domeinen van de klinische biologie, kan de gegradueerde in de medische laboratoriumtechnologie nog belast worden met andere taken in het laboratorium: beheer- en coördinatieactiviteiten vernieuwing van de analyse- en onderzoeksmethoden medewerking aan het op punt stellen en het implementeren van nieuwe technieken i.v.m. de staalnemingen, de laboratoriumonderzoeken, de functionele testen en de in-vivoverstrekkingen Een grote zelfstandigheid in het werk en een uitgesproken verantwoordelijkheidszin zijn noodzakelijk omdat de geneesheren medicaties en behandelingen zullen voorschrijven op basis van de analyseresultaten. Niettegenstaande deze grote zelfstandigheid berust de eindverantwoordelijkheid voor alle werkzaamheden in het medisch laboratorium bij de klinisch bioloog.
4.4.2
Onderzoeksmedewerker De gegradueerde in de medische laboratoriumtechnologie tewerkgesteld in onderzoeks- en ontwikkelingslaboratoria, verricht er op zelfstandige wijze goed omschreven opdrachten op gebied van toegepast en fundamenteel onderzoek voor preventieve en wetenschappelijke doeleinden binnen de gezondheidszorg. Het ontwikkelingswerk voor nieuwe laboratoriummethoden behoort eveneens tot zijn werkgebied. Hij vervult deze taken in laboratoria verbonden aan universiteiten, onderzoeksinstellingen en industrie n (o.a. farmaceutische en diagnostica producerende industrie, medische ontwikkeling en toelevering, ...).
BEROEPSPROFIEL MEDISCH LABORATORIUMTECHNOLOOG
19
De gegradueerde in de medische laboratoriumtechnologie, actief in onderzoek en ontwikkeling: werkt mee aan medisch georiënteerd onderzoek waarbij hij analyses en onderzoeken op analytisch, biochemisch, klinisch, microbiologisch, hematologisch, immunologisch en histologisch gebied verricht levert een bijdrage aan de innovatie van de onderzoekstechnieken is terdege thuis in de technieken ter beoordeling van de nauwkeurigheid van zijn analyses of onderzoeken verwerkt, evalueert en rapporteert kritisch de meetgegevens en onderzoeksresultaten
4.4.3
Kwaliteitsfunctionaris De gegradueerde in de medische laboratoriumtechnologie kan ook werkzaam zijn binnen de kwaliteitsdiensten van onder meer de farmaceutische industrie, de geaccrediteerde klinische laboratoria, de voedingsnijverheid... en: is verantwoordelijk voor de analysewerkzaamheden m.b.t. de kwaliteitscontrole; levert een bijdrage aan de kwaliteitsbeheersing en de kwaliteitsborging binnen het laboratorium / bedrijf.
4.4.4
Technisch-commercieel en administratief medewerker De gegradueerde in de medische laboratoriumtechnologie wordt ook tewerkgesteld in technisch-commerciële en administratieve functies, voornamelijk in medische en farmaceutische firma's. De gegradueerde in de medische laboratoriumtechnologie: werkt binnen een commercieel team mee aan de promotie, presentatie, prospectie, marketing, verkoop, lancering en advisering van (para)medisch-technologische producten, diensten en apparaten is mee verantwoordelijk voor het uitvoeren en opvolgen van offertes, bestellingen, leveringen, technische dienstverlening en ondersteuning van klanten levert een bijdrage aan productverbetering en versteviging van de marktpositie Algemeen behoren de gegradueerden in de medische laboratoriumtechnologie tot de bedienden binnen de kliniek, de instelling of het bedrijf. Naargelang de ervaring, de persoonlijke kwaliteiten en de inzet van de gegradueerde kan hij zich verder ontwikkelen in doorstroom- en finaliteitfuncties met een grotere deskundigheid en/of verantwoordelijkheid als: hoofdlaboratoriumtechnoloog wetenschappelijk onderzoeksmedewerker projectverantwoordelijke kwaliteitsverantwoordelijke
20
BEROEPSPROFIEL MEDISCH LABORATORIUMTECHNOLOOG
5 ALGEMENE KENMERKEN VAN DE GEGRADUEERDE IN DE MEDISCHE LABORATORIUMTECHNOLOGIE
Hierin worden de kenmerken opgesomd waarover iemand binnen het ganse beroepsveld moet kunnen beschikken. Ongeacht de aard van de functie of de tewerkstellingssector dient de gegradueerde in de medische laboratoriumtechnologie deze specifieke en a-specifieke kennis, inzicht en vaardigheden te bezitten. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen een gegradueerde in een startfunctie en iemand met een aantal jaren praktijk ervaring.
5.1
Basiskenmerken Elke medisch laboratoriumtechnoloog moet over een breed scala van kennis, inzicht en vaardigheden beschikken waarmee hij ergens in het vakgebied een functie zal kunnen vinden. Na een doorgaans algemeen begin van de loopbaan zal verdere bekwaming, gepaard met verschillende vormen van bijscholing (verplicht voor de erkende medische laboratoriumtechnoloog), plaatsvinden. Omwille van het gevarieerde functieaanbod is een brede initiële opleiding, zonder specialisatie, noodzakelijk. De medisch laboratoriumtechnoloog is op de hoogte van zowel vaktechnische achtergronden van de gehanteerde technieken als van de evaluatie van de meest voorkomende analyseresultaten. Hij bouwt kennis, inzicht en vaardigheden op om in staat te zijn de steeds wisselende en onvoorspelbare vraagstellingen te herkennen, te evalueren en zo nodig aan te passen. De noodzakelijke kenmerken worden in principe beoordeeld door de groep van personen die de gegradueerde in de medische laboratoriumtechnologie als werknemer in normaal toegankelijke functies aanwerven en opvolgen tijdens zijn proefperiode van 6 tot 12 maanden. Na afloop van deze proeftijd en mits een gunstige beoordeling dient de medische laboratoriumtechnoloog over de hierna opgesomde basiskenmerken te beschikken. De gegradueerde in de medische laboratoriumtechnologie bezit volgende vaktechnische kenmerken: -
beschikt over een voldoende wetenschappelijke basiskennis en over een zodanige laboratoriumvaardigheid dat hij de experimentele werkzaamheden in een medisch laboratorium zelfstandig op een technisch-wetenschappelijk verantwoorde, veilige en kritische wijze kan uitvoeren. Hij kent de grondslagen en achtergronden van de gebruikte technieken;
-
bezit het organisatievermogen om de gevarieerde routinewerkzaamheden degelijk te plannen en binnen een redelijk tijdsbestek uit te voeren;
-
beschikt over een zodanige theoretische kennis van de essentiële medische vakken dat hij in staat is de onderzoeken correct uit te voeren en te evalueren. Hij begrijpt de klinische betekenis van de onderzoeken en het onderling verband tussen de verschillende parameters. Hierop steunend kan hij de uitgevoerde onderzoeken toetsen en consequenties
BEROEPSPROFIEL MEDISCH LABORATORIUMTECHNOLOOG
21
trekken inzake kwaliteit en oriëntering van het uitgevoerde werk (relevantie van de resultaten, evaluatie, herhalingen en controles... ; -
zijn kennis en inzicht in de hogergenoemde basis- en specialisatievakken zijn zodanig, dat hij in staat is om: de relevantie van de gegevens t.a.v. een technisch of wetenschappelijk vakprobleem te onderkennen (storingen en afwijkingen tijdig waarnemen) deze informatie te gebruiken bij het oplossen van een afgelijnd probleem zich te verdiepen in de diverse richtingen binnen het vakgebied nieuwe technieken of methoden te assimileren met betrekking tot de introductie in de eigen specifieke situatie de ontwikkelingen op technisch-wetenschappelijk vlak die zich voordoen in zijn werksituatie te blijven volgen
-
kan daar waar het voor hem mogelijk is, problemen die ontstaan bij het uitvoeren van de bemonstering, de analyses en/of onderzoeken vaststellen en zal deze signaleren en eventueel een bijdrage leveren tot de oplossing hiervan;
-
is in staat nauwkeurig, betrouwbaar, kritisch, systematisch en efficiënt te werken, ook in spoedsituaties en/of onder grote werkdruk. Hij moet zelfstandig en paniekbestendig zijn om alleen te kunnen en durven werken en de nodige prioriteiten te stellen. Ook onder tijdsdruk moet een goede kwaliteit gehandhaafd blijven. Hij kent de grenzen van zijn competentie en moet kunnen uitmaken wanneer een resultaat betrouwbaar is of wanneer de verantwoordelijke klinisch bioloog moet geconsulteerd worden alvorens de resultaten door te geven. Hij kan in geval van onverwachte storingen, situaties of resultaten op adequate wijze reageren;
-
kan met zijn collega's en opdrachtgevers beknopt en duidelijk zowel mondeling als schriftelijk communiceren en rapporteren. Hij begrijpt, spreekt en schrijft de vaktaal. Hiervoor moet hij de resultaten van de uitgevoerde onderzoeken of experimenten kunnen structureren, evalueren, samenvatten en rapporteren;
-
heeft inzicht in de mogelijkheden en beperkingen van het beschikbare instrumentarium en maakt er op een verantwoorde wijze gebruik van. Hij dient een kritische kijk te hebben op de kwaliteit van de gebruikte materialen, het uitgevoerde werk, de procedures en gebruikte methodieken, de mogelijke beperkingen en foutoorzaken;
-
zal een bijdrage leveren tot een continue kwaliteitsverbetering;
-
heeft kennis van de eigenschappen van het te onderzoeken materiaal in de medische laboratoria. Kan aanvragers informeren omtrent de juiste wijze van monsterneming en inzending. Gaat op de juiste wijze om met dit materiaal en is in staat om patiëntenmateriaal voor onderzoek op correcte wijze af te nemen of hierbij te assisteren, juist te identificeren en te verwerken. Hij is op de hoogte van de aard en de hoeveelheid toe te voegen producten, van de juiste recipiënten, van de bewaringsmethoden en de mogelijke interferenties en/of veranderingen (de zogenoemde preanalytische factoren);
22
BEROEPSPROFIEL MEDISCH LABORATORIUMTECHNOLOOG
-
kan ingeschakeld worden bij research- en ontwikkelingswerk t.b.v. nieuwe technieken en/of toepassingen met medische oriëntering;
-
heeft kennis van de specifieke veiligheids-, milieutechnische en hygiënische aspecten van het werken in een medisch laboratorium (o.a. de risico's bij omgang met besmet materiaal of toxische stoffen) en kan deze in de praktijk toepassen;
-
is zich bewust van het specifieke karakter van de werkzaamheden in de gezondheidszorg en de daarbij horende medische beroepsethiek;
-
bezit voldoende kennis van informatica en automatisering om met de in de werkomgeving gebruikelijke programma's en automaten te kunnen werken;
-
bezit voldoende kennis over statistiek zodat hij zijn meetresultaten op een wetenschappelijk verantwoorde wijze kan bewerken, weergeven en evalueren;
-
is in staat mee te werken aan innovatie van de toegepaste methoden.
De gegradueerde in de medische laboratoriumtechnologie bezit volgende algemene kenmerken (attitudes):
5.2
-
kan samenwerken met zowel collega's uit de eigen als uit andere vakdisciplines. Hij kan goed functioneren in teamverband;
-
evalueert kritisch het eigen handelen en denken (voldoende dosis zelfkritiek en assertiviteit) en is bereid en in staat verantwoording af te leggen;
-
beschikt over de juiste attitudes, de nodige sociale vaardigheden en persoonlijkheid om de contacten met patiënten goed te laten verlopen.
-
is op de hoogte van de regelgeving inzake privacy en deontologie;
-
beschikt over een groot verantwoordelijkheidsgevoel en is zich terdege bewust van de verstrekkende gevolgen van de resultaten;
-
bezit de nodige flexibiliteit om zich te kunnen aanpassen aan gewijzigde werkomstandigheden, die het gevolg zijn van evoluties op wetenschappelijk, technisch of sociaal gebied;
-
houdt zijn vakkennis en vaardigheden zelfstandig op peil door het doelmatig raadplegen van vakliteratuur, applicatiecursussen, studiedagen... ;
-
is eerlijk en werkt betrouwbaar en accuraat.
Kenmerken in doorstroomfuncties Deze kenmerken zijn afhankelijk van de aard van de functie en de bekwaming van de gegradueerde in de medische laboratoriumtechnologie. Sommige kandidaten hebben zich na een aantal jaren ervaring ontwikkeld in doorstroom- en finaliteitsfuncties binnen hun werkomgeving. De onderstaande kenmerken zijn van toepassing.
BEROEPSPROFIEL MEDISCH LABORATORIUMTECHNOLOOG
23
De gegradueerde in de medische laboratoriumtechnologie met beroepservaring:
5.3
-
is in staat: zich zelfstandig te informeren over de mogelijkheden van nieuwe procedures, deze te ontwikkelen, te testen, te valideren en/of toe te passen in de werkomgeving zelfstandig analytische problemen op te sporen en daaruit een probleemstelling te formuleren analyse- en bemonsteringstechnieken aan te passen in functie van het gestelde probleem en/of ze te ontwikkelen
-
is in staat kennis en vaardigheden over te dragen op andere medewerkers. Beschikt over voldoende communicatieve en sociale vaardigheden om anderen te motiveren, stimuleren en begeleiden;
-
is op de hoogte van ontwikkelingen binnen zijn vakgebied en kan adviseren met betrekking tot technieken, methoden en apparatuur. Hij gebruikt deze kennis voor de aanschaf, introductie, gebruik en onderhoud van nieuwe technieken, methoden en apparaten;
-
heeft zich bekwaamd in één van de vakgebieden en kan leiding geven aan een aantal medewerkers die routine en semi-routinewerkzaamheden uitvoeren binnen deze discipline. Hij beheerst de vaardigheden die van belang zijn om door te groeien naar leidinggevende en managementfuncties;
-
is in staat om relevante kennis buiten zijn eigen vakgebied te beoordelen en zich eigen te maken;
-
evalueert kritisch het handelen en denken van zichzelf en van anderen en is bereid en in staat daarover functioneringsgesprekken te voeren;
-
heeft voldoende kennis van de organisatie, de werking en de logistiek van het laboratorium of de instelling waar hij werkt. Hij handelt overeenkomstig de beleidsopties en de ethische normen van het laboratorium of de instelling;
-
is kostenbewust en betrekt ook de financieel-economische aspecten in zijn werk;
-
is op de hoogte van de relevante aspecten betreffende veiligheid, gezondheid, welzijn en milieu in zijn werkomgeving. Hij is belast met het toezicht hierop.
Fysieke, psychische en economische vereisten Deze materie wordt geregeld door het KB 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de geneeskunde, de verpleegkunde, de paramedische beroepen en de geneeskundige commissies.
24
BEROEPSPROFIEL MEDISCH LABORATORIUMTECHNOLOOG
6 ONDERWIJSDOELSTELLINGEN I.F.V. HET VOORGESTELDE BEROEPSPROFIEL
Deze doelstellingen moeten gerealiseerd èn beoordeeld worden door de opleidingsverstrekkers (d.w.z. de hogescholen). Opdat een afgestudeerd medisch laboratoriumtechnoloog de in 5.1 opgesomde taken en werkzaamheden met succes zou kunnen opnemen, moeten er in de opleiding minimale specifieke en algemene opleidingsdoelstellingen gerealiseerd worden. Deze opleidingsdoelstellingen stemmen niet helemaal overeen met de opgesomde kenmerken die een medisch laboratoriumtechnoloog in zijn eerste functie dient te bezitten. Dit is voornamelijk het geval voor deze kenmerken die behoren tot de meer "algemene attituden". Volgende minimale specifieke opleidingsdoelstellingen moeten bereikt worden: de gegr ad ue e r d e in d e med ische lab ora toriumte c hno lo gie : -
beschikt over voldoende basiskennis van en inzicht in: algemene, organische en analytische chemie; biochemie; fysica; biologie en fysio(patho)logie; statistiek; informatica; radioprotectie; deontologie; klinische chemie; microbiologie; hematologie; cyto(histo)logie; in-vivotechnieken;
-
beschikt over een goede algemene laboratorium- en technologische vaardigheid inzake de staalnemingen, de laboratoriumonderzoeken, de functionele testen en het technisch deel van sommige in-vivoverstrekkingen, zowel in routine- als in onderzoeksopdrachten, binnen volgende domeinen: klinische chemie; microbiologie; hematologie; cyto(histo)logie; in-vivotechnieken (radiochemie); om dit te realiseren is de opleiding sterk praktijkgericht (laboratoriumoefeningen en stages) met een degelijke theoretisch-wetenschappelijke onderbouw;
-
heeft inzicht in het belang van bepaalde onderzoeken en kan de noodzakelijke relaties leggen;
-
is in staat om op een deskundige wijze stalen te nemen, ze accuraat en betrouwbaar te analyseren en de resultaten op een statistisch verantwoorde wijze te verwerken;
BEROEPSPROFIEL MEDISCH LABORATORIUMTECHNOLOOG
25
-
heeft inzicht in veiligheid, gezondheid en hygiëne en is zich bewust van de impact van zijn handelen in 't algemeen;
-
is in staat om bestaande analyse- en onderzoeksvoorschriften te begrijpen en uit te voeren;
-
kan de meetgegevens en/of onderzoeksresultaten met behulp van actuele computertechnieken verwerken;
-
kan de wettelijk voorgeschreven kwaliteitseisen begrijpen en toepassen;
-
kan binnen het kader van de beoogde doelstellingen de resultaten van zijn onderzoeken zelfstandig evalueren;
-
kent het specifieke karakter van zijn handelen binnen de gezondheidszorg en gedraagt zich op een ethisch verantwoorde wijze.
Volgende minimale algemene opleidingsdoelstellingen moeten bereikt worden: -
kan zelfstandig èn in teamverband werken;
-
kan verworven inzichten en vaardigheden op anderen overbrengen;
-
kan doeltreffend en adequaat communiceren;
-
is in staat om verschillende vormen van informatieoverdracht toe te passen: hij beschikt daarbij over een goede schriftelijke en mondelinge uitdrukkingsvaardigheid in de Nederlandse taal en minstens een passieve kennis van één of meerdere vreemde talen;
-
kan correct en efficiënt rapporten opstellen.
26
BEROEPSPROFIEL MEDISCH LABORATORIUMTECHNOLOOG
7
SLOTBESCHOUWINGEN
Het beroepsprofiel van de gegradueerde in de medische laboratoriumtechnologie werd opgesteld door een ruime werkgroep, bestaande uit een representatieve vertegenwoordiging van onderwijsverstrekkers, beroepsbeoefenaars (c.q. afgestudeerden) en werkgeversorganisaties. Bij het opmaken van het beroepsprofiel werd rekening gehouden met de huidige wetgeving inzake het beroep, de beroepstitel, de beroepsuitoefening en de bevoegdheden, de vroegere teksten in verband met het beroepsprofiel, de recente beroepsen tewerkstellingsgegevens van de afgestudeerden van alle Vlaamse hogescholen, verzameld in het kader van de opleidingsdoorlichting en tot slot ook met de actuele maatschappelijke evoluties. De werkgroep is erin geslaagd een tekst op te stellen die gedragen wordt door: alle Vlaamse hogescholen die de opleiding organiseren; de Belgische vereniging van laboratoriumtechnologen; de Belgische beroepsvereniging der geneesheren specialisten in de medische biologie; de Belgische vereniging van de apothekers specialisten in de klinische biologie; Janssen Pharmaceutica, als vertegenwoordiger van de (para)medische bedrijfswereld. De legitimatiestukken zijn opgenomen in bijlage 2. Het bureau van de Belgische vereniging van de apothekers specialisten in de klinische biologie gaat akkoord met de tekst, uitgezonderd de verwijzingen naar het KB 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de geneeskunst, meer bepaald met de handelingen waarmee de medisch laboratoriumtechnoloog kan belast worden door een arts. In de praktijk worden medische laboratoria ook geleid door apothekersspecialisten in de klinische biologie. Zij belasten de medisch laboratoriumtechnoloog eveneens met handelingen. De werkgroep erkent de problematiek. De werkgroep is echter van mening dat deze opmerking inhoudelijk geen invloed heeft op de voorliggende tekst. Met de suggesties van het bestuur van de Belgische beroepsvereniging van geneesheren specialisten in medische biologie werd rekening gehouden in de definitieve tekst. Op basis van het opgestelde beroepsprofiel werden ook enkele minimale opleidingsdoelstellingen afgeleid. Ze zijn in dit document opgenomen als onderwijsdoelstellingen. De werkgroep is van oordeel dat de volgende stappen - het opstellen van opleidingsprofielen, het vastleggen van eindtermen en het bepalen van minimale opleidingsprogramma's - eveneens tot haar opdracht behoren. De leden van de werkgroep gaan akkoord om deze opdracht in de toekomst verder uit te werken. De taken die afgestudeerden moeten uitvoeren in het beroepenveld zullen ongetwijfeld wijzigen. Hieruit volgt dat de opgestelde beroepsprofielen veranderlijk zijn. Permanente actualisatie is daarom noodzakelijk.
BEROEPSPROFIEL MEDISCH LABORATORIUMTECHNOLOOG
8
BIJLAGEN
BIJLAGE 1: Samenstelling van de werkgroep Hoger Instituut der Kempen Kleinhoefstraat 4, 2440 Geel Voorziter : de heer J. Lievens
tel. 014 - 56 23 10 fax 014 - 58 48 59
Voor de scholen: Hoger Technische Instituut Spoorwegstraat 12, 8200 Brugge tel. 050 - 38 38 28 de heer G. Steel fax 050 - 39 19 24 Provinciaal Hoger Technisch Instituut voor Scheikunde Kronenburgstraat 47, 2000 Antwerpen tel. 03 - 238 05 30 fax 03 - 248 52 93 de heer F. Van Gorp Katholieke Industriële Hogeschool Antwerpen Salesianenlaan 30, 2660 Antwerpen tel. 03 - 828 16 40 de heer R. Gillé f0ax 03 - 828 57 49 Hoger Instituut der Kempen Kleinhoefstraat 4, 2440 Geel tel. 014 - 56 23 10 de heer C Verbiest fax 014 - 58 48 59 Rega School Sint-Maartensstraat 55d, 3000 Leuven tel. 016 - 29 85 11 mevrouw M. Van Dessel fax 016 - 20 44 17 Hoger Instituut van het Gemeenschapsonderwijs Wemmel-Brugge Zijp 14-16, 1780 Wemmel tel. 02 - 456 01 01 de heer J. De Wit fax 02 - 460 51 91 Hoger Instituut van het Gemeenschapsonderwijs Wemmel-Brugge Instituut Simon Stevin Rijselstraat 5, 8000 Brugge tel. 050 - 38 12 77 fax 050 - 38 11 71 de heer R. Parmentier Katholieke Instituut Hoger Onderwijs Limburg Universitaire campus gebouw B, 3590 Diepenbeek tel. 011 - 22 21 42 de heer Y. Nulensfax 011 - 24 30 83 Hoger Instituut Sint-Lieven Gildenstraat 17, 9000 Gent tel. 09 - 223 20 57 de heer J. Veeckman fax 09 - 233 49 75 Industriële Hogeschool van het Gemeenschapsonderwijs C.T.L Voskenslaan 270, 9000 Gent tel. 09 - 221 80 11 de heer J.P. Marchal fax 09 - 221 68 68
27
28
BEROEPSPROFIEL MEDISCH LABORATORIUMTECHNOLOOG
Voor de verenigingen: Janssen Pharmaceutica Turnhoutseweg 30, 2340 Beerse tel. 014 - 60 25 23 de heer L. Versteynen fax 014 - 60 51 14 Belgische Vereniging van Geneesheren-Specialisten in de Medische Biopathologie Kroonlaan 20, 1050 Brussel tel. 015 - 50 50 11 de heer Moens Belgische Vereniging van Apothekers-Specialisten in de Klinische Biologie Sint-Norbertus Ziekenhuis Rooienberg 25, 2570 Duffel tel. 015 - 30 31 11 de heer H. Raes Belgische Vereniging voor Laboranten Technologen Onafhankelijkheidstraat 52, 8400 Oostende tel. 059 - 80 69 42 de heer L. Logghe Belgische Vereniging voor Laboranten Technologen Kareelveld 39, 3000 Leuven tel. 016 - 20 59 66 de heer B. Smeets Belgische Vereniging voor Laboranten Technologen Merelstraat 13, 8020 Oostkamp tel. 050 - 37 38 08 fax 050 - 37 38 08 de heer G. Dewulf
BEROEPSPROFIEL MEDISCH LABORATORIUMTECHNOLOOG
BIJLAGE 2: Literatuurlijst -
Directies PaHOKTVL 1992 Beroepsprofiel van de gegradueerde in de klinische chemie. Rapport opgesteld voor de Inspecteur Generaal. Brussel, 1 p.
-
DVO - cel Hoger Onderwijs 1993 Beroepsprofiel: enkele inleidende begrippen. Stramien voor het samenstellen van een beroepsprofiel. Intern rapport. Brussel, 11 p.
-
Hogeschool West-Brabant 1993 Kernkwalificaties HLO-medisch/biologisch. Intern rapport. Etten-Leur, 3 p.
-
Malfait, J. 1993 Beroepsprofiel van de medisch laboratoriumtechnoloog. Intern rapport B.V.L.T. Brussel, 5 p.
-
van der Kruijt, H. 1993 Beroepsbeeld medisch laboratoriumingenieur. Analyse. Nederland, 262 - 264 p.
-
van der Kruijt, H. 1991 Beroepsbeeld HLO - medische microbiologie. Analyse. Nederland, 170 - 171 p.
-
van der Kruijt, H. 1991 Nieuwe beroepsbeelden klinische chemie. Analyse. Nederland, 16 - 19 p.
-
van der Kruijt, H. 1992 Nieuwe beroepsbeelden histo/cytopathologie. Analyse. Nederland, 160 - 164 p.
-
Van Poucke, A. 1993 Beroepsprofielen, opleidingsprofielen, eindtermen. V.V.K.H.O. - dienst onderwijsverzorging. Intern rapport. Anderlecht, 6 p.
29
30
BEROEPSPROFIEL MEDISCH LABORATORIUMTECHNOLOOG
BIJLAGE 3: Legitimatiestukken Een kopie van deze bijlage kan opgevraagd worden op de Vlaamse Onderwijsraad.