STUDIE 23 BEROEPSPROFIEL gespecialiseerd opvoeder-begeleider (m/v)
BEROEPSPROFIEL gespecialiseerd opvoeder-begeleider (m/v)
sector studiegebied opleiding beroep
: : : :
sociale zorg sociaal-agogisch werk orthopedagogie gespecialiseerd opvoeder-begeleider
Werkgroep beroepsprofiel van de Vlaamse Hogescholen in opdracht van de Vlaamse Onderwijsraad D/1997/6356/11 De leden van de werkgroep beroepsprofielen zijn inhoudelijk verantwoordelijk voor het beroepsprofiel. De Vlor heeft enkel ingestaan voor een uniforme en toegankelijke lay-out.
B E R O E P S P R O F IE L GE S P E C I A L IS E E R D O P V O E D E R - B E G E L E ID E R
INHOUD
VOORWOORD
1
1
BEROEPSPROFIEL
2
1.1
Beroepen waartoe dit profiel opleidt
2
1.2
Beknopte beschrijving
2
1.3
Historische schets
3
1.4
Voornaamste tewerkstellingssectoren
5
1.5
Andere werkvelden
6
1.6
Mogelijke startfuncties
6
1.7
Mogelijke doorstroomfuncties
7
1.8
Mogelijke finaliteitsfuncties
7
1.9
Mogelijke taken in basisfuncties 1.9.1 Verantwoordelijkheid m.b.t. hulpvrager 1.9.2 Verantwoordelijkheid m.b.t. zichzelf 1.9.3 Verantwoordelijkheid t.o. andere medewerkers 1.9.4 Verantwoordelijkheid t.o. het beleid 1.9.5 Besluit
7 9 12 12 13 14
1.10
Kunnen werken in volgende werkomstandigheden
15
1.11
Specifieke taken in doorstroomfuncties
15
1.12
Specifieke taken in finaliteitsfuncties
16
1.13
Speciale vereisten
16
1.14
Onderscheid met aanverwante functies
17
1.15
Opvattingen over deze materie in andere landen
17
2
INFORMATIEBRONNEN OVER DE FUNCTIE
19
3
LEGITIMERING
21
B E R O E P S P R O F IE L GE S P E C IALIS E E R D O P V O E D E R - B E GE LE ID E R
1
VOORWOORD
V
oorliggende tekst werd in consensus goedgekeurd door de werkgroep ad hoc, bestaande uit gemandateerde vertegenwoordigers van alle Vlaamse opleidingen, bevoorrechte getuigen uit het werkveld alsmede een delegatie van de beroepsvereniging (zie 3 Legitimering). Er zijn in Vlaanderen twee opleidingen die specifiek voorbereiden op het beroep van opvoed(st)er-begeleid(st)er: − De opleiding “Bijzondere Jeugdzorg” binnen het Technisch Secundair Onderwijs. De startfunctie is opvoed(st)er-begeleid(st)er klasse 2. − De opleiding “Orthopedagogie” binnen het Hoger Onderwijs van 1 cyclus (Studiegebied Sociaal-Agogisch Werk). De startfunctie is opvoed(st)er-begeleid(st)er klasse 1. Op 20.04.1996 verscheen in het Belgisch Staatsblad de wet betreffende het statuut van gespecialiseerd opvoeder-begeleider (wet van 29 april 1994). Het profiel dat hier uitgeschreven is, is dit van gespecialiseerd opvoeder-begeleider. Deze titel mag enkel gevoerd worden door diegenen die in het bezit zijn van een diploma gegradueerde in orthopedagogie. Met het oog op de leesbaarheid van het profiel worden geen bibliografische referenties opgenomen in de tekst. De gehanteerde bronnen werden opgenomen in punt 2. Eveneens met het oog op een vlotte lectuur werd in de tekst gekozen voor de hij-vorm in plaats van de dubbele aanduiding hij/zij ....zijn/haar.
Luc De Mey
Ivan Van Hulle
Voorzitter Werkgroep
Secretaris Werkgroep
2
B E R O E P S P R O F IE L GE S P E C IALIS E E R D O P V O E D E R - B E GE LE ID E R
1
1.1
BEROEPSPROFIEL
Beroepen waartoe dit profiel opleidt Primair is het beroep van gespecialiseerd opvoeder-begeleider (klasse 1) gericht op de hulpverlening aan personen die problemen ondervinden in hun ontwikkeling en functioneren in hun thuis-, woon- of leefomgeving. De hulpverlening vindt doorgaans plaats in een institutioneel kader. Dit krijgt concretisering in ambulante, semi-residentiële en residentiële voorzieningen en in preventieve initiatieven of projecten. Die hulpverlening geschiedt zowel onder de vorm van de concrete opvoeding/ begeleiding (het basiswerk) als in de meer verantwoordelijke functies zoals deze van hoofdbegeleid(st)er/hoofdopvoed(st)er en eerste begeleid(st)er/opvoed(st)ergroepschef. Secundair zijn er op grond van zijn opleiding allerlei functies waarop hij feitelijk of wettelijk aanspraak kan maken. − Opvoeder-studiemeester in schoolinternaten, coördinator en verantwoordelijke in jeugdclubhuizen, vrijgestelde in jeugdbewegingen, begeleider in de ouderenzorg, begeleider in pediatrie, praktijklector in de opleiding "Orthopedagogie" (Hoger Onderwijs 1 cyclus), leraar beroepspraktijk in de opleiding "Jeugd- en Gehandicaptenzorg (Sec. Ond.) en lesgever in buitengewoon secundair onderwijs mits opleiding GPB (getuigschrift pedagogische bekwaamheid), consulent bij de sociale dienst van een Comité voor Bijzondere Jeugdzorg of Jeugdrechtbank...
1.2
Beknopte beschrijving van het beroep De gespecialiseerd opvoeder-begeleider benadert het kind, de jongere, de volwassene, de ouderwordende mens als een persoon in ontwikkeling en/of evolutie. Hij richt de focus op de totale persoon en op alle elementen van de complexe leefsituatie van de betrokkene en zijn omgeving. Hierbij beoogt hij de optimale ontplooiing van de persoon binnen zijn omgeving. Bovendien ligt het accent meestal op frequente en langdurige contacten in dagdagelijkse situaties in de voorziening of op de begeleiding in - en van - de eigen leefomgeving van de cliënt.
B E R O E P S P R O F IE L GE S P E C IALIS E E R D O P V O E D E R - B E GE LE ID E R
1.3
3
Historische schets Sinds 1973 werd er in de bijzondere jeugdzorg en in de sector voor personen met een handicap officieel voorzien in een gedifferentieerd personeelskader van begeleidend-opvoedend personeel (klasse 1, 2A, 2B en 3) en in de functies van hoofdopvoeder en opvoeder-groepschef (K.B. van 3 maart 1973 in B.S. van 4 mei 1973). De hoogste kwalificatie (klasse 1) werd - tot op heden - opgevat als een brede waaier van opleidingen uit het sociaal, pedagogisch, paramedisch en artistiek hoger onderwijs. In recente officiële teksten handelend over de functie van "begeleider klasse 1, hoofdbegeleider en eerste begeleider" en over "bijzondere functies”, wordt expliciet verwezen naar de opleiding "Gegradueerde in de Orthopedagogie". Het "statuut van gespecialiseerd opvoeder-begeleider" verwijst eveneens naar de specifieke opleiding Orthopedagogie. Door de jaren heen is de invulling die aan taakgebieden van de gespecialiseerd opvoeder-begeleider gegeven wordt, veranderd. Dit hangt nauw samen met maatschappelijke ontwikkelingen en veranderende opvattingen over hulpverlening. De positie van de gespecialiseerd opvoeder-begeleider is veranderd. Hij stond onder aan de ladder en was uitvoerder van de door anderen uitgedachte behandeling. Onder invloed van de democratiseringsbeweging kreeg de gespecialiseerd opvoeder-begeleider een belangrijke inbreng. Hij had het beste overzicht over de cliënten en de leefgroepsituatie. Hij kon daardoor beter behandelingsdoelen formuleren en de behandeling vorm geven. Momenteel wordt van overheidswege een hulpverlening gepropageerd die kortdurend, weinig ingrijpend en zo dicht mogelijk bij huis is. Hier spelen natuurlijk zowel opvattingen over hulpverlening als beschikbare middelen een rol. Duidelijk is wel dat er selectiever gebruik wordt gemaakt van residentiële hulp en dat men opteert voor meer kleinschaligheid -zeker op het vlak van methodisch werken- in de voorzieningen in plaats van voor mastodontinstellingen. Naast de residentiële voorzieningen ontstaat er gaandeweg een zeer sterk gedifferentieerd netwerk van kleinschalige, semi-residentiële en ambulante voorzieningen. Deze voorzieningen trachten zich zo weinig mogelijk te onderscheiden van "normale" leefvormen in de maatschappij. Kenmerkend is de grote autonomie in de dagelijkse zorg voor de cliënten in een zoveel mogelijk genormaliseerd leefklimaat. Zo is er bv. een verschuiving binnen de bijzondere jeugdbijstand van gezinsvervangende voorzieningen naar gezinsondersteunende hulpverlening. In de zorg voor personen met een handicap opteert men waar mogelijk voor begeleid (zelfstandig) wonen, kortverblijf, dagcentra... die de integratie en emancipatie van personen met een handicap bevorderen. Momenteel zien we ook een verruiming van de doelgroep: van hulp aan minderjarigen naar de sector van jongvolwassenen, volwassenen en bejaarden. Er ontstaat een uitbreiding van voorzieningen: diensten pediatrie, opvangcentra voor drugverslaafden, schoolinternaten, opvang van allochtonen (kinderen en jongeren), voorzieningen voor ouderen, kinderdagverblijven, resocialisatie van exgedetineerden... . De wijzigende visie op hulpverlening bepaalde mede de veranderende invulling van
4
B E R O E P S P R O F IE L GE S P E C IALIS E E R D O P V O E D E R - B E GE LE ID E R
wat de kern van het opvoedings/begeleidingswerk inhield. Aanvankelijk lag de nadruk op de gevoelsrelatie tussen de gespecialiseerd opvoeder-begeleider en de cliënt/cliëntsysteem. Toen het denken over behandeling duidelijker vorm kreeg, was dat aanvankelijk sterk therapeutisch gekleurd. Diverse vormen van therapie kregen een belangrijke plaats in de opvoeding/begeleiding. We vinden nog steeds sporen van deze therapiecultuur terug in de inhoud die de gespecialiseerd opvoeder-begeleider tegenwoordig aan zijn rol geeft. Sociale vaardigheidstraining of een goed gesprek met de jongere wordt nogal eens gezien als de kern van het werk. In de jaren tachtig en negentig is er naast deze cultuur meer aandacht gekomen voor het "samen doen". De dagelijkse zorg en het samen leven hebben een grotere betekenis gekregen in het begeleidingsproces. Er is tevens een streven naar planmatig werken (cfr. het belang van handelingsplan, teams, evolutieverslagen en -besprekingen, groepsgesprekken). Daarin probeert men duidelijkheid te verwerven over wie-wat-wanneer doet, op welke manier. Een andere evolutie is het zoeken naar nieuwe, passende methoden in de hulpverlening. De begrippen effectiviteit en efficiëntie en integrale kwaliteitszorg doen hun intrede in de hulpverlening. Ambulante en kleinschalige hulpverlening biedt meer mogelijkheden tot differentiatie van het hulpverleningsaanbod. Dit geeft een nieuwe impuls aan het denken over behandelingsmogelijkheden. Er zijn de discussies over behandeling in de jaren zeventig met hun sterk ideologisch karakter. Er was ook sprake van dilemma's die het karakter lijken te hebben van principiële tegenstellingen; vrijheid tegenover structuur bieden, functionele distantie tegenover persoonlijke betrokkenheid, individugericht tegenover groepsgericht werken, kindgerichte tegenover gezinsgerichte behandeling, methodisch werken tegenover spontaniteit en jezelf zijn. Professionalisering leidde vaak tot dogmatische en methodische starheid. Uitgaande van de hulpvraag van de cliënt/het cliëntsysteem kon men deze methodische starheid doorbreken. Centraal staat niet meer de methodiek of de filosofie van de instelling, maar datgene wat de cliënt en/of het cliëntsysteem nodig heeft. De gedachte dat hulp op maat gegeven dient te worden, krijgt hiermee meer vorm en inhoud. Meer recent nog verschijnt de hulpvrager als hulpnemer en de hulpverlener als hulpgever. Mede onder invloed van het systeemdenken is tevens de visie ontstaan dat de hulpverlening aan een cliënt/cliëntsysteem niet los kan gezien worden van de hulpverlening aan de ruimere context. Dit vraagt intensieve contacten met de familie, maar ook het zien en hanteren van loyaliteitsconflicten. De gespecialiseerd opvoeder-begeleider heeft de zorg gekregen voor de cliënt/ cliëntsysteem in vele facetten. Niet alleen neemt hij deel aan de leefsituatie en probeert deze zo te beïnvloeden dat er voor de cliënt/het cliëntsysteem positieve ontwikkelingskansen ontstaan. Hij is "de expert van het alledaagse leven". Hij heeft te maken met alle facetten van een modern huishouden: niet alleen worden opvoed(st)ers-begeleid(st)ers verantwoordelijk voor de sfeer in huis, de groepsdynamische processen, maar ook voor het financiële budget, het opmaken van een begroting rond o.a. voeding, kleding, de eigen urenbesteding van het team, arbeidstrajectbegeleiding, de contacten met school en/of werkgevers, de relaties
B E R O E P S P R O F IE L GE S P E C IALIS E E R D O P V O E D E R - B E GE LE ID E R
5
met ouders of het ruimer sociale netwerk, het bevorderen van positieve contacten met buurtbewoners, enz. Fundamenteler nog dan de vraag hoe de gespecialiseerd opvoeder-begeleider kan handelen, is de vraag hoe hij aanwezig is en deelneemt aan de leefsituatie van de cliënt/cliëntsyste(e)m(en). Mede door deze centrale positie en de vergrote autonomie is de verantwoordelijkheid van de gespecialiseerd opvoeder-begeleider erg groot geworden en is de vraag naar de inhoud van de professionaliteit extra dringend, evenals de vraag naar de wettelijke bescherming van het beroep. Uit het voorgaande blijkt duidelijk dat het beroep van de gespecialiseerd opvoederbegeleider grondig evolueerde, zowel in de diepte (d.w.z. de inhoud van het beroep) als in de breedte (d.w.z. het werkterrein). Terecht kwamen de opvoed)st)ers-begeleid(st)ers de laatste jaren herhaaldelijk in de actualiteit met de eis tot meer maatschappelijke waardering van hun beroep (o.m. eisen m.b.t. salaris en de bezettingsgraad van het aantal gespecialiseerde opvoeder-begeleiders in de voorzieningen).
1.4
Voornaamste tewerkstellingssectoren Het werkterrein wordt hoofdzakelijk en in eerste instantie getypeerd als het 'ortho(ped)agogisch werkterrein'. Het begrip 'ortho(ped)agogisch' begrijpen we erg ruim: de gespecialiseerd opvoeder-begeleider neemt taken op in zeer uiteenlopende werksferen. Er zijn verschillende doelgroepen: Zo kan de gespecialiseerd opvoeder-begeleider werkzaam zijn met personen in alle levensfasen. Al stond het werken met kinderen en jongeren aanvankelijk centraal, vandaag vinden we de gespecialiseerd opvoederbegeleider ook bij volwassenen en in toenemende mate bij ouderwordende mensen. Vaak gaat het om kinderen, volwassenen en/of ouderwordende personen met een handicap (mentaal, fysiek of sensorieel). Daarnaast is de sector van de bijzondere jeugdbijstand een belangrijk werkterrein. Dikwijls is de leefsituatie van de mensen waarmee de gespecialiseerd opvoederbegeleider werkt, bedreigd of reeds verstoord door materiële, economische, medische, psycho-pedagogische, sociale en/of relationele problemen. Het werkkader waarbinnen de gespecialiseerd opvoeder-begeleider terecht kan, is erg gevarieerd. Zo onderscheiden we naast de residentiële voorzieningen (waarin mensen permanent verblijven, vaak deel uitmakend van een "leefgroep") ook de semi-ambulante voorzieningen (zoals dagcentra waarin mensen alleen overdag aanwezig zijn), de ambulante voorzieningen (die hulpverlening bieden 'aan huis' zoals o.m. de thuisbegeleiding en het begeleid (zelfstandig) wonen) en de preventieve initiatieven of projecten. Daarenboven onderscheiden we ortho(ped)agogische hulpverlening die van korte duur kan zijn tegenover een begeleiding die een hele levensfase kan omvatten. Ortho(ped)agogische hulpverlening bestaat uit individuele hulpverlening, het traditionele (leef)groepswerk en hulpverlening aan de gehele context (de familie, de
6
B E R O E P S P R O F IE L GE S P E C IALIS E E R D O P V O E D E R - B E GE LE ID E R
buurt, het studie-, werk- en/of vrijetijdsmilieu). Concreet vindt de gespecialiseerd opvoeder-begeleider een passende tewerkstelling in onder meer volgende voorzieningen of diensten : − voorzieningen voor kinderen of voor kinderen en adolescenten, begeleidingstehuizen, gezinstehuizen, begeleidingsdiensten, onthaal-, oriëntatie- en observatiecentra, gezinsvervangende tehuizen, bezigheids- of nursingtehuizen, medisch-pedagogische instituten, beschutte werkplaatsen, revalidatiecentra, dagcentra, observatie- en behandelingstehuizen, kortverblijfcentra, diensten voor begeleid, beschut en zelfstandig wonen, thuisbegeleidingsdiensten, kinder-, jeugd- en volwassenenpsychiatrie, geriatrische instellingen, kinderklinieken of diensten pediatrie, opvangcentra en therapeutische centra voor jonge drugsverslaafden, buurtopbouwwerk, straathoekwerk, zigeunerwerk en diensten voor woonwagenbewoners, ...
1.5
Andere werkvelden Andere functies die de afgestudeerde kan waarnemen, zijn: − vrijgestelde in jeugdhuizen of jeugdbewegingen − medewerker in voorzieningen van het Ambulante Welzijnswerk − consulent bij de sociale dienst van een Comité voor Bijzondere Jeugdzorg of Jeugdrechtbank verantwoordelijke of animator op kinderboerderijen, in integratiediensten voor − allochtonen en in vormingscentra voor mensen met een handicap − internaatsverantwoordelijke of studiemeester-opvoeder − leraar algemene en sociale vorming in het buitengewoon secundair onderwijs en leraar beroepspraktijk in de opleiding "Jeugd- en Gehandicaptenzorg" (Sec. Ond.) mits Getuigschrift pedagogische bekwaamheid, praktijklector in de opleiding "Orthopedagogie" (Hoger Onderwijs 1 cyclus) animator in de ouderenzorg. −
1.6
Mogelijke startfuncties De startfunctie omvat vooral een handelingsverantwoordelijkheid in de directe omgang met de zorgvrager. De meeste afgestudeerden van de opleiding “Orthopedagogie” beginnen hun loopbaan als gespecialiseerd opvoeder-begeleider in één van de voorzieningen uit de bijzondere jeugdbijstand of de sector voor personen met een handicap, dit zowel in het residentiële als in het semi-residentiële en ambulante circuit. In toenemende mate vinden we ze terug binnen de Ouderenzorg, het Algemeen Welzijnswerk, de Geestelijke Gezondheidszorg, Kind en Gezin, ... Andere startfuncties: studiemeester-opvoeder in schoolinternaten, consulent bij de sociale dienst van Jeugdrechtbank en Comité voor Bijzondere Jeugdzorg, vrijgestelde in de jeugdbeweging, verantwoordelijke en coördinator in jeugdclubs en speelpleinwerking, animator in de ouderenzorg.
B E R O E P S P R O F IE L GE S P E C IALIS E E R D O P V O E D E R - B E GE LE ID E R
1.7
7
Mogelijke doorstroomfuncties Binnen het traditionele ortho(ped)agogische werkveld zijn de 'natuurlijke' doorstroomfuncties deze van 'hoofdbegeleid(st)er/hoofdopvoed(st)er' en 'eerste begeleid(st)er/opvoed(st)er-groepschef' of als werknemer in een 'bijzondere functie'. Het gaat hier om functies die een 'andere' en ruimere verantwoordelijkheid en deskundigheid inhouden: van het concrete basiswerk (directe omgang met de cliënt/ het cliëntsysteem) is er een verschuiving naar een pedagogische lijnfunctie of verantwoordelijke van het pedagogisch personeel (coördinatie en supervisie). Andere doorstroomfuncties: − leraar beroepspraktijk in de opleidingen "Jeugd- en Gehandicaptenzorg" (secundair onderwijs) en "Orthopedagogie" (hoger onderwijs één cyclus).
1.8
Mogelijke finaliteitsfuncties − Hoofdbegeleid(st)er/Hoofdopvoed(st)er en 'eerste begeleid(st)er/opvoed(st)ergroepschef'. − Directeur, verantwoordelijke of 'bijzondere functie' in een voorziening binnen het ortho(ped)agogische werkveld. − ...
1.9
Mogelijke taken in basisfuncties, geclusterd in taakgebieden Het beschrijven van de taken(gebieden) van de gespecialiseerd opvoederbegeleider vormt uiteraard de kern van een beroepsprofiel. Het zou echter een grove miskenning zijn van het huidig engagement van de gespecialiseerd opvoeder-begeleider wanneer men het beroepsprofiel alleen zou trachten te beschrijven op basis van een mathematische opsomming van taken. In het perspectief van een sluitende rationaliteit, gebaseerd op een wetenschappelijk gefundeerd systeem van diagnostische categorieën en interventievormen, zou de gespecialiseerd opvoeder-begeleider iemand zijn die op grond van systematische analyse weloverwogen en planmatig zijn interventievormen kiest; de ene gespecialiseerd opvoeder-begeleider niet anders dan de andere. Voor de gespecialiseerd opvoeder-begeleider geldt dat professionele deskundigheid haar kern niet alleen vindt in het toepassen van wetenschappelijke inzichten en vaardigheden maar vooral in de eigen creativiteit, de eigen ervaring en de (zelf)reflectie. Uit de historische schets kunnen we de determinerende factoren afleiden om de huidige opdracht van een gespecialiseerd opvoeder-begeleider te omschrijven: 1. Het uitgangspunt voor de hulpverlening is de hulpvraag van de cliënt/ het cliëntsysteem. Centraal staan de groei- en functioneringsbevorderende relaties die de gespecialiseerd opvoeder-begeleider aangaat met mensen. Geen enkele methodiek en ook geen enkel (be)handelingsplan kan de gespecialiseerd opvoeder-begeleider ooit ontslaan van de noodzaak altijd weer taxerend en tastend een eigen weg te zoeken. Niet zozeer de methodiek of de visie van de
8
B E R O E P S P R O F IE L GE S P E C IALIS E E R D O P V O E D E R - B E GE LE ID E R
voorziening, maar ook de hulpvraag van de cliënt/het cliëntsysteem geeft richting aan zijn handelen. 2. De gespecialiseerd opvoeder-begeleider, als expert van het alledaagse leven is een centrale figuur geworden in de hulpverlening die op een continue wijze de ortho(ped)agogische hulpverlening daadwerkelijk perspectief geeft. Er zijn vergelijkenderwijze weinig of geen beroepen die zulke alomvattende, al of niet langdurige, intensieve interactie met hulpvragers binnen hun onmiddellijke leefomgeving inhouden. De kwaliteit van het werk van de gespecialiseerd opvoeder-begeleider zit dan ook in de kwaliteit van het met elkaar leven. Het handelen van de gespecialiseerd opvoeder-begeleider heeft, hoe doordacht ook altijd een dialogaal karakter. Het omvat dus meer dan het uitvoeren van in een (be)handelingsplan voorgeschreven verrichtingen. De gespecialiseerd opvoederbegeleider wordt geconfronteerd met de voor dit werk zo typische verwevenheid van er zijn, handelen en erover nadenken. Uit het voorgaande blijkt dat de verantwoordelijkheid van de gespecialiseerd opvoeder-begeleider zeer groot is. Verantwoordelijkheid vormt dan ook het kernbegrip van zijn beroepsprofiel. Deze verantwoordelijkheid moeten we wel opvatten als een impliciete opdracht, namelijk een van binnenuit onderkennen en in vrijheid antwoord willen geven op de geïmpliceerde opdracht. Verantwoordelijk handelen is al dan niet handelen op een wijze dat ik mijn gedrag tegenover een ander persoon of tegenover een bepaalde instantie kan rechtvaardigen. Het is een handelen waarin de bezorgdheid om de andere en de gemeenschap doelmatig tot uiting komt. Verantwoord handelen staat gelijk met moreel handelen. Hulpverlening is in wezen slechts mogelijk via het opnemen van verantwoordelijkheid, niet via de eenvoudige uitvoering van opgedragen opdrachten. Indien men effectief resultaat verwacht van zijn optreden en men de noodzakelijke bereidheid tot medewerking en het vertrouwen van zijn hulpvrager en zijn omgeving wenst te krijgen, zal men zijn handelen voortdurend voor hen dienen te verantwoorden. De kern van het professioneel werken kunnen we dan ook omschrijven als "zorgvuldig te werk gaan". Deze verantwoordelijkheid differentieert zich op een viertal domeinen, die we verder zullen concretiseren: 1. De verantwoordelijkheid ten aanzien van zijn cliënt: dit slaat op een verantwoord wetenschappelijk en deontologisch handelen ten overstaan van de hulpvrager. 2. De verantwoordelijkheid ten aanzien van zichzelf: de gespecialiseerd opvoederbegeleider hanteert zichzelf als middel. Het is dan ook van essentieel belang dat hij zichzelf kent en kan hanteren. 3. De verantwoordelijkheid ten aanzien van andere medewerkers: eigen aan de opdracht van de gespecialiseerd opvoeder-begeleider is dat hij steeds in een samenwerkingsverband met anderen staat. 4. De verantwoordelijkheid ten aanzien van het beleid: hiermee refereren we zowel aan de organisatie als aan de samenleving. Deze verschillende functies zijn van mekaar te onderscheiden maar niet van elkaar te scheiden. Zelfhantering staat niet op zichzelf, maar dient gezien te worden in het
B E R O E P S P R O F IE L GE S P E C IALIS E E R D O P V O E D E R - B E GE LE ID E R
9
perspectief van de handelingsvragen die de cliënt en het cliënt-systeem stellen. Samenwerking is geen doel op zich maar staat ten dienste van de cliënt/het cliëntsysteem. Het uiteindelijke perspectief blijft het welzijn van de cliënt/het cliëntsysteem, alles is zorgvragergericht en niet zorgverlenergericht. Het is van het grootste belang, bij het ontwikkelen van het beroepsprofiel van een gespecialiseerd opvoeder-begeleider, deze unieke hulpverlener met zijn moeilijke en zeer specifieke opdracht in zijn totaliteit te benaderen! Deze verantwoordelijkheidsethiek vormt het kader waarbinnen wij een geordende opsomming van taken plaatsen, die in het beroep van de gespecialiseerd opvoederbegeleider kunnen aanwezig zijn. Het is duidelijk dat binnen dit kader deze taken niet bij elke gespecialiseerd opvoeder-begeleider in de praktijk in even grote mate kunnen en moeten aanwezig zijn. Een aantal factoren bepalen mede de accenten in de praktijk: − de verschillende soorten voorzieningen en settings waarbinnen gewerkt wordt − de aard en de complexiteit van de doelgroepen − de kenmerken van de cliënten zoals leeftijd, geslacht, problematiek − de functie van gespecialiseerd opvoeder-begeleider Dit kader roept wel de vraag op om deze taken nader te omlijnen en om deze verantwoordelijkheidsdimensies gestructureerd te beschrijven. Zo komen we toch tot een opsomming van taken gesitueerd binnen de traditionele driedeling: het cognitieve, de vaardigheden en attitudes.
1.9.1
Verantwoordelijkheid met betrekking tot de hulpvrager In de verantwoordelijkheid van de gespecialiseerd opvoeder-begeleider ten aanzien van de hulpvrager staan de integriteit en de uitgroei van de persoonskern van de andere centraal. Uitgaande van het beginsel dat ieders verantwoordelijkheid voor zichzelf zich situeert in zijn eigen persoonskern, moet men voor het dragen en uitbouwen hiervan beroep kunnen doen op anderen die zijn persoonskern eerbiedigen, mee ondersteunen en tot verdere ontwikkeling helpen brengen. Het begrip "hulpvrager" moet hier ruim geïnterpreteerd worden: de individuele cliënt én het cliëntsysteem. De gespecialiseerd opvoeder-begeleider die aan zijn verantwoordelijkheid gestalte wil geven zal enerzijds zoeken naar methodisch-verantwoord handelen, anderzijds zal hij ook trachten zijn handelen deontologisch te verantwoorden. Naast de ontwikkelingsgerichte relatie begeleider-cliënt/cliëntsysteem treedt immers ook een solidaire relatie van twee menselijke subjecten naar voor. Hij kan zich hierbij laten leiden door een aantal beginselen: − het beginsel van gelijkwaardigheid houdt in dat met iedereen op een evenwaardige wijze wordt omgegaan het beginsel van vrijheid impliceert het bevorderen van het maximum aan − vrijheid voor anderen − het beginsel van de emancipatie impliceert inspraak en een zo groot mogelijke zelfstandigheid in het beslissen over de aard van zijn engagement in de samenleving het beginsel van waarachtigheid impliceert anderen de waarheid te vertellen −
10
B E R O E P S P R O F IE L GE S P E C IALIS E E R D O P V O E D E R - B E GE LE ID E R
− het beginsel dat alle levende wezens intrinsiek waardevol zijn − het beginsel van zelfontwikkeling doet beroep op het verhogen van het mentale, het fysieke en sociale welbevinden het beginsel van privacy impliceert eerbied voor de persoon en het goed van − anderen Vanuit deze beginselen trachten wij een aantal elementen in de taak van de gespecialiseerd opvoeder-begeleider te concretiseren: − hij heeft kennis van de disciplines die de opvoeding, hulpverlening, begeleiding als object hebben: pedagogiek, orthopedagogiek, agogiek, psychologie en weet de theorie hiervan te integreren in zijn opdracht − hij heeft kennis van de politieke, sociale, economische actualiteit, medische en rechtswetenschappen en weet de theorie hiervan te integreren in zijn opdracht − hij kent de brede maatschappelijke context van de hulpverlening: beleid, structuren, belangrijke regelgeving en weet de elementen hiervan te integreren in zijn opdracht − hij heeft kennis van cultuurverschillen en kan deze hanteren in zijn hulpverlening − hij heeft kennis van de courant voorkomende handicaps en de daaraan verbonden ortho-agogische benadering − hij weet op basis van vragen, behoeften, wensen en beperkingen van de hulpvrager een bijdrage te leveren in het zoeken van het beste hulpaanbod − hij heeft kennis van de ortho(ped)agogische grondvormen en hanteert deze bewust en doelgericht: eten en drinken, verzorgen, spelen, feest vieren, aanraken, er op uit trekken, werken, leren en praten om een groeibevorderend opvoedings-/begeleidingsklimaat te creëren − hij beschikt over een aantal vaardigheden om een analyse te maken van een probleemsituatie: observatie, gesprekstechnieken, verzamelen en ordenen van gegevens en verslaggeving − hij kan bewust preventief werken in functie van de hulpvrager − hij heeft aandacht voor het proces waarin de voorgeschiedenis, de huidige interactie- en beïnvloedingspatronen en het perspectief voor de hulpvrager een plaats hebben − hij kan op basis van een analyse van de probleemsituatie of de hulpvraag een (be)handelingsplan mee opstellen waarin een aantal doelstellingen geformuleerd worden voor de opvoeding/begeleiding op korte, en op langere termijn − hij kan de middelen, de route aangeven die hij nodig acht om deze doelstellingen te bereiken − hij kan op basis van een analyse van de doelgroep en/of situatie activiteiten programmeren, uitvoeren en evalueren en beschikt hiervoor over een aantal vaardigheden m.b.t. sport- en spel, bezigheid, animatie, expressie en creativiteit en kan zodoende een gepaste sfeer creëren − hij kan gebruik maken van relevante diagnostische hulpmiddelen zoals observatieschalen, zelfredzaamheidsschalen, checklists m.b.t. sociale vaardigheden − hij kan op basis van een analyse van het natuurlijk milieu de interactie- en beïnvloedingspatronen herkennen en er bewust mee omgaan in zijn begeleiding − hij kan cliënten/bewoners in hun natuurlijke leefomgeving of in de leefgroep begeleiden en daarvoor werkt hij systematisch, stelt hij prioriteiten, neemt hij tijdig een weloverwogen besluit, grijpt hij tijdig waar nodig in, kan hij improviseren en beschikt hij over probleemoplossend vermogen
B E R O E P S P R O F IE L GE S P E C IALIS E E R D O P V O E D E R - B E GE LE ID E R
11
− hij kan een basissfeer creëren waarin de cliënten of het cliëntsysteem zekerheid, veiligheid, regelmaat, geborgenheid, openheid en structuur ervaren − hij kan een individueel contact aangaan en slaagt erin door omgang met de persoon het vertrouwen te wekken voor de optimale ontplooiing van de persoon − hij kan in relatie treden met de cliënt of het cliëntsysteem in functie van de andere en zijn hulpvraag − hij kan een relatie afbouwen in functie van doorstroming en nazorg organiseren − hij weet de hulpvrager passend te begeleiden in de voorbereidende, uitvoerende en evaluerende fase van de hulpverlening hij weet methoden te hanteren om de hulpvrager ertoe te brengen vaardigheden − te willen en kunnen ontwikkelen om een eigen leven vorm en inhoud te geven − hij kan processen, relaties en conflicten hanteren ten gunste van de cliënt of het cliëntsysteem hij kan via zijn formele en informele contacten met het ruimere milieu van de − cliënt een bijdrage leveren in de ontwikkeling van de hulpvrager − hij kan programmeren, aanbieden, uitvoeren, toetsen, bijstellen, evalueren en aanpassen van activiteiten, daarbij rekening houdend met het ontwikkelingsniveau van de cliënt en de aard van de handicap − hij kan instaan voor het toedienen van de eerste hulp bij ongevallen en heeft aandacht voor de gezondheidstoestand van de hulpvrager, en kan de voor hem noodzakelijke zorghandelingen stellen − hij kan begroten, budgetteren en budgetten beheren van de dienst en van zijn leefgroep − hij beschikt over een aantal attitudes zoals: aanvaarding van de andere zoals hij is, echte betrokkenheid aangaan met de andere en openstaan voor de inbreng van anderen − hij tracht de hulpvrager inzicht bij te brengen in de eigen situatie, helpt hem in zijn ontwikkeling tot beslissingsvaardigheid en vermijdt alle overbodige vormen van macht − hij bezit pedagogisch gezag, dat hij gaandeweg tijdens het hulpverleningsproces overdraagt op de hulpvrager en komt zo tot samenwerking met de hulpvrager − hij heeft aandacht voor groepsgericht én individugericht werken, verzorging én activiteiten, structuur én empathie, afstand én nabijheid, confrontatie én negeren, zelf dingen in handen nemen en verantwoordelijkheid geven − hij is in zijn handelen realiteits-, pro-actief, reactief, co-actief en communicatief gericht − hij houdt rekening met het beroepsgeheim − hij geeft zijn grenzen aan ten overstaan van de hulpvrager − hij geeft de hulpvrager maximale informatie en inspraak met betrekking tot de hulpverlening
12
1.9.2
B E R O E P S P R O F IE L GE S P E C IALIS E E R D O P V O E D E R - B E GE LE ID E R
Verantwoordelijkheid met betrekking tot zichzelf Eigen aan de inbreng van de gespecialiseerd opvoeder-begeleider is dat hij in tegenstelling met andere disciplines over geen eigen typisch en uitgebouwd instrumentarium beschikt. Zijn voornaamste medium is zijn eigen persoonlijkheid. Deze persoonlijkheid en haar ontwikkeling is geen gegeven, maar een continue opdracht. Bovendien is het inzicht in de eigen persoonlijkheid geen vanzelfsprekendheid en vergt het vat krijgen op en het hanteren van de eigen persoonlijkheid het doormaken van een langdurig leerproces. In deze zelfhantering zijn zelfkennis en inzicht in de eigen positie essentieel. Deze zelfhantering heeft zowel betrekking op de meer inhoudelijke aspecten, als op de meer formele aspecten van de persoonlijkheid. Opvoeders-begeleiders bieden niet alleen structuren aan, zij vormen zelf ook structuren voor hulpvragers. Hieruit volgt het belang van de eigen visie op mens en maatschappij, van de visie op zichzelf en van het onderkennen van de eigen dynamiek en deskundigheid. Wij trachten hieronder een aantal elementen op te sommen met betrekking tot deze zelfhantering voor de gespecialiseerd opvoeder-begeleider: − hij is zich bewust van zijn eigen leefwereld en de invloed ervan op zijn handelen als hulpverlener − hij stelt zich op de hoogte van de ontwikkelingen in zijn beroep, zowel op wetenschappelijk vlak als op maatschappelijk vlak, in functie van zijn hulpverlening en is zich bewust welke zijn visies zijn met betrekking tot de hulpverlening − hij heeft kennis van zijn eigen mogelijkheden, beperkingen en grenzen met betrekking tot de hulpverlening en is zich bewust dat hijzelf het middel is in de relatie met de cliënt en hij weet welk gedragsmodel hij is − hij tracht zijn zelfkennis voortdurend te verdiepen, te vervolledigen en bij te sturen in functie van zijn hulpverlening en is zich bewust van de waarden van waaruit hij als persoon in de hulpverlening staat − hij tracht de dynamiek van zijn ortho(ped)agogisch handelen continu uit te klaren en is zich bewust van zijn emotionele betrokkenheid en eventuele tegenoverdrachteffecten − hij schoolt zich continu bij met betrekking tot de nodige wetenschappelijke inzichten en methodische vaardigheden en is in staat met betrekking tot een bepaald handelen dit handelen voldoende te onderbouwen; hij geeft op deze manier stimulansen aan de werking van de dienst − hij evalueert continu zijn aandeel in het gebeuren, zowel wat het feitelijk handelen betreft als zijn emotionele betrokkenheid, in zijn beleving en in de ogen van de cliënten en andere medewerkers − hij werkt continu aan een evenwichtige, stabiele persoonlijkheid in functie van zijn hulpverlening; hij weet tijdig tekenen van stress en burn-out aan te geven en is bereid hieraan preventief te werken − hij beschikt over een emotionele standvastigheid − hij heeft een positieve inzet en engagement t.o.v. de hulpverlening
1.9.3
Verantwoordelijkheid ten overstaan van andere medewerkers Vanuit organisatorische maar ook vanuit ortho(ped)agogische en agogische motieven is hulpverlening een groepsgebeuren van professionelen. De inbreng van
B E R O E P S P R O F IE L GE S P E C IALIS E E R D O P V O E D E R - B E GE LE ID E R
13
meerdere hulpverleners is nodig, die deels tot dezelfde, deels tot andere disciplines behoren. Hun inbreng is complementair. Samenwerking vindt primair haar uitgangspunt in een optimale hulpverlening. Vertrekkende vanuit dit ethisch imperatief kunnen we een aantal kenmerken voor de gespecialiseerd opvoeder-begeleider concretiseren: − hij kent de elementen van multidisciplinariteit en is bereid om actief mee te werken om alle belemmeringen voor een goede samenwerking weg te nemen en deze samenwerking te doen groeien via overleg − hij kan participeren in (multi)disciplinair overleg en kan dit vertalen naar de hulpverleningssituaties − hij kan voor zijn eigen mening uitkomen en kan zichzelf zijn binnen een team − hij participeert actief aan informatieoverdracht via logboeken, dagboeken e.d. − hij werkt mee aan een verbetering van de werking van het team door zijn eigen kennis en ervaring door te spelen − hij kan in teamverband afspraken maken omtrent het opstellen, uitvoeren en evalueren van (ortho)pedagogische activiteiten, begeleidings- en (be)handelingsplannen − hij kan opgedragen taken en op zich genomen taken in uitvoerbare opdrachten omzetten − hij kent en beheerst de techniek van een teamvergadering, een bewonersbijeenkomst, een kringgesprek − hij kan motiverend en stimulerend werken t.a.v. collega's − hij kan een team als team onderkennen, teamrollen onderscheiden en de samenhang hierdoor stimuleren en aanvullend werken − hij weet taakverdelingen en dienstroosters op te stellen en urenbudget uit te werken − hij hanteert basisvaardigheden van communicatie − hij beschikt over een functionele openheid en participeert aan informatieuitwisseling; − hij is bereid om eigen doen en laten in de beroepsuitoefening open te leggen en bespreekbaar te maken voor andere medewerkers en vraagt feedback − hij kan omgaan met positieve en negatieve kritiek − hij heeft respect en eerbied voor ieders persoonlijke inbreng en streeft naar wederzijds vertrouwen en solidariteit − hij is bereid om afstand te doen van eigen autonomie en onafhankelijkheid en zich te houden aan gezamenlijke afspraken en is loyaal t.o.v. het team − hij heeft respect voor de vertrouwelijkheid van de hulpvrager in zijn betrekkingen tot zijn medewerkers − hij neemt een aantal taken op zich binnen het team zoals: kasverantwoordelijke, activiteitenverantwoordelijke en moniteringverantwoordelijke − hij durft kritisch te zijn t.a.v. medewerkers in functie van het welzijn van de hulpvrager
1.9.4
Verantwoordelijkheid ten overstaan van het beleid De feitelijke opdracht gaat uit van de hulpvrager(s). De hulpverlening is echter steeds geïntegreerd in een organisatie en een samenleving. Deze laatsten zijn geen opdrachtgevers. Zij zijn ook geen opdrachtuitvoerders, dit zijn de hulpverleners. Zij moeten de optimale structuren creëren voor het begeleidings- en hulpverleningsproces. Vanuit deze optiek kunnen we een aantal taken formuleren voor de gespecialiseerd
14
B E R O E P S P R O F IE L GE S P E C IALIS E E R D O P V O E D E R - B E GE LE ID E R
opvoeder-begeleider: − hij kan door kennis van het beroepsveld en de sociale kaart het eigen beroep en de eigen organisatie plaatsen binnen het raamwerk van de hulpverlening − hij kent de administratieve en wettelijke regels en kan deze toepassen in functie van cliënt/cliëntsysteem − hij is in staat tot het formuleren en evalueren van doelstellingen met betrekking tot de organisatie en werking van de leefgroep en organisatie, het gewone dagelijkse leven en de activiteitenstructuur − hij kan vanuit de eigen deskundigheid positie bepalen in de samenwerking met beroepsbeoefenaars van zowel de eigen als van de andere disciplines en zowel binnen als buiten de eigen instelling/organisatie − hij kan de eigen instelling vertegenwoordigen in contacten met vertegenwoordigers van andere instellingen welke een bijdrage kunnen leveren aan de hulpverlening; − hij weet de cliënt of zijn vertegenwoordigers en de verwijzers passend te informeren − hij kent zijn rechten en plichten als werknemer van een dienst/organisatie − hij kan een analyse maken van maatschappelijke factoren die van invloed zijn op de problemen waar zorg, hulp, opvoeding en behandeling mee te maken hebben − hij zal de samenwerking met de organisatie trachten te optimaliseren door de uitwisseling van gegevens en door het durven stellen van vragen die van belang zijn voor het bepalen en voeren van een beleid in functie van de hulpvrager en kan een beleid mee bepalen − hij weet een bijdrage te leveren aan het wetenschappelijk onderzoek en de ontwikkeling van inzichten en methoden m.b.t. zijn professioneel handelen − hij dient zijn beroep naar de samenleving toe te profileren en de nodige middelen daarvoor zoals beroepsvereniging, beroepsethiek en wettelijke bescherming na te streven − hij weet een bijdrage te leveren tot de profilering en professionalisering van het beroep evenals tot de afbakening en van het werkgebied m.b.t. de deskundigheid − hij volgt nauwlettend de maatschappelijke en beleidsmatige evoluties in de samenleving − hij heeft een signaleringsfunctie naar de samenleving, daar waar hij belemmeringen aantreft die de hulpverlening in de weg staan − hij heeft een signaleringsfunctie naar de publieke opinie, opdat deze de nodige sociale ruimte zou creëren om de beroepsdoeleinden te kunnen waarmaken − hij werkt mee aan sensibilisering van de publieke opinie m.b.t. nog bestaande discriminatie, onjuiste of onvolledige informatie en weerstanden − hij kan verantwoording afleggen over de uitvoering van door hem verstrekte hulpverlening binnen een beroepsethisch kader
1.9.5
Besluit Het is duidelijk dat hier een ideaal profiel wordt beschreven. Toch illustreert het de veelzijdigheid en de veeleisendheid met betrekking tot het beroep van gespecialiseerd opvoeder-begeleider heden ten dage. Dit werkt in zijn voordeel: zijn professionaliteit en inzetbaarheid worden meer en meer erkend maar dit houdt ook een risico in. Niet alleen bestaat de kans dat hij niet kan beantwoorden aan al die eisen maar tevens dreigen zij hem weg te trekken van de essentie van zijn beroep: specialist-zijn van het alledaagse.
B E R O E P S P R O F IE L GE S P E C IALIS E E R D O P V O E D E R - B E GE LE ID E R
15
Enige nuancering is hier dus wel aan de orde: − Wij moeten de gespecialiseerd opvoeder-begeleider steeds zien als iemand in evolutie. Gespecialiseerd opvoeder-begeleider zijn is een continu proces van gespecialiseerd opvoeder-begeleider worden. Het is een beroep waarin continu wordt bijgeschoold, geëvalueerd, aan intervisie en supervisie wordt gedaan, een gespecialiseerd opvoeder-begeleider “is nooit af”, mag misschien zelfs nooit af zijn maar ervaart, verwondert zichzelf en verwerft voortdurend. Zijn kracht ligt dan ook in zijn flexibiliteit. − De grote verantwoordelijkheid van de gespecialiseerd opvoeder-begeleider is ook een gedeelde verantwoordelijkheid. Continu kan hij terugvallen op een team dat hem ondersteunt en eventueel begeleidt: teambegeleiders, orthopedagogen, psychologen; specialisten die bepaalde elementen van de behandeling verder uitdiepen; op een organisatie die de middelen ter beschikking stelt; m.a.w. op allen die betrokken zijn bij de zorgverlening. De kracht van de gespecialiseerd opvoeder-begeleider zit in het feit dat hij de continuïteit vormt in de begeleiding. − Spontaneïteit, echtheid en humor blijven belangrijke attitudes in de houding van een gespecialiseerd opvoeder-begeleider; een waarachtig engagement als mens ten aanzien van een ander mens blijft de primaire voorwaarde tot hulpverlening. Het is de persoon van de gespecialiseerd opvoeder-begeleider die uiteindelijk gestalte moet geven aan de professionaliteit en de verantwoordelijkheid. Zijn kracht ligt uiteindelijk in de verwondering, het nadenken en handelen, het voorzichtig te werk gaan in het dagelijks leven.
1.10
Kunnen werken in volgende werkomstandigheden Hij moet kunnen werken in stresserende werkomstandigheden: wisselingen in inhoudelijk werk, dienstroosters. De ideaaldoelen die hij zich stelt worden zelden bereikt. Hij werkt en is verantwoordelijk voor mensen die kwetsbaar zijn omwille van hun handicap en sociale situatie. Als spilfiguur komt er heel wat op hem af; het werk is vooraf niet te programmeren, dient steeds verantwoord van uit een duidelijke visie en is fysiek en psychisch erg veeleisend.
1.11
Enkele specifieke taken in doorstroomfuncties Het accent ligt hier op taakgebieden met als hoofdkenmerken: verantwoordelijkheid nemen, kunnen overleggen, coördineren, organiseren, leiding geven, motiveren, werkplanning, het voeren van functioneringsgesprekken, stagebegeleiding. − Ontwikkelen en optimaliseren van samenwerkingsrelaties met beroepsgenoten en niet-beroepsgenoten van binnen en buiten de organisatie. − Participeren in beleidsontwikkeling en beleidsuitvoering op zowel leefgroepsniveau als instellingsniveau. − Optimaal ontwikkelen en hanteren van de voorwaarden voor zorg, begeleiding en behandeling van het cliëntsysteem in het kader van de woon-/leefsituatie.
16
B E R O E P S P R O F IE L GE S P E C IALIS E E R D O P V O E D E R - B E GE LE ID E R
− Optimaal ontwikkelen en hanteren van voorwaarden voor een goed en verantwoord pedagogisch milieu van het cliëntsysteem. − Kunnen samenwerken met medewerkers. − Kunnen leiding geven op het gebied van beleid, organisatie en communicatie. − Kunnen beleidsnota's samenstellen aangaande het beleid van de eigen afdeling of instelling. Kunnen leiding geven aan uitvoerende werkers, zowel voor het uitvoeren van − hun taken als bij het functioneren binnen een organisatie. − Beheersen van de noodzakelijke vaardigheden bij het vergaderen. − Uitvoerende werkers (pedagogisch) kunnen adviseren en begeleiden bij het concrete werk en hun persoonlijk functioneren daarbinnen. Kunnen participeren in (multi-)disciplinair overleg en dit voor uitvoerende − werkers vertalen naar de hulpverleningssituaties. − Hij kan tweegesprekken leiden zoals: probleemoplossend gesprek, sollicitatiegesprek, functioneringsgesprek, beoordelingsgesprek. Hij heeft oog voor de aanwezige vormingsbehoeften en weet hiervoor ruimte te − vragen en te creëren.
1.12
Enkele specifieke taken in de finaliteitsfuncties De taken op dit niveau zijn niet meer exclusief-typisch voor de gespecialiseerd opvoeder-begeleider. Het gaat vooral om: administratieve taken, boekhouding, initiëren en begeleiden van veranderingsprocessen en hanteren van weerstanden ertegen, beleidsvoorbereidend of -bepalend werk. Hieronder een niet limitatieve opsomming: − Het leveren van bijdragen aan het systematiseren en ontwikkelen van theoretische en methodische kennis van het beroep. − Werkzaamheden opnemen die gericht zijn op het profileren en vernieuwen van het beroep. − Op basis van voornoemde punt een bijdrage leveren tot ontwikkeling van de beroepsethiek met een daarbij horende beroepscode. − Een eigen afdeling, of kleine organisatie administratief en financieeleconomisch kunnen beheren. − Het overheidsbeleid (neergelegd in wettelijke regelingen) kunnen vertalen naar en uitvoeren in de concrete arbeidssituatie. − Theorieën met betrekking tot het ontwikkelen en het functioneren van organisaties kunnen toepassen op een concrete instelling.
1.13
Speciale vereisten voor de functie De voortdurend evoluerende samenleving vindt haar weerspiegeling in een dynamisch beroepsprofiel. Problemen en noden van mensen laten zich niet formuleren in statische definities; ook de oplossingen niet. Vandaag bijvoorbeeld is er een grotere differentiatie in begeleidingsvormen. Enkele jaren geleden was daar nauwelijks sprake van. Steeds worden nieuwe concepten, methodieken en werkvormen ontwikkeld. Flexibiliteit, creativiteit en verantwoordelijkheidszin zijn derhalve noodzakelijke basisattitudes van de gespecialiseerd opvoeder-begeleider. We kunnen stellen dat de gespecialiseerd opvoeder-begeleider een centrale figuur is die op een continue wijze de ortho(ped)agogische hulpverlening daadwerkelijk perspectief geeft. Hij richt de focus op de totale persoon en op alle elementen van
B E R O E P S P R O F IE L GE S P E C IALIS E E R D O P V O E D E R - B E GE LE ID E R
17
de complexe leefsituatie van de betrokkene. Hij gebruikt zijn eigen persoonlijkheid als voornaamste medium.
1.14
Onderscheid met aanverwante functies In de ortho(ped)agogische voorzieningen en diensten vinden we nog andere hulpverleners. We denken hierbij aan de medicus, de orthopedagoog, de psycholoog, de maatschappelijke werker, de logopedist, de ergotherapeut, de kinesitherapeut, enz. Deze personen benaderen telkens de mens vanuit hun eigen invalshoek. De gespecialiseerd opvoeder-begeleider heeft een specifieke professionele invalshoek: hij benadert het kind, de jongere, de volwassene, de ouderwordende mens als een persoon in ontwikkeling. Hij richt de focus op de totale persoon en op alle elementen van de complexe leefsituatie van de betrokkene. Hierbij beoogt hij de optimale ontplooiing van de persoon. Bovendien ligt het accent meestal op frequente en langdurige contacten in dagdagelijkse situaties in de instelling of op de begeleiding in de eigen leefomgeving van de cliënt. Het is vanzelfsprekend dat de gespecialiseerd opvoeder-begeleider steeds nauw zal samenwerken met collega's (opvoed(st)ers-begeleid(st)ers) en met andere personen of disciplines binnen of buiten de voorziening. In de functies van eerste begeleid(st)er/hoofdopvoed(st)er en hoofdbegeleid(st)er/ opvoed(st)er-groepschef heeft hij duidelijke managementstaken. In onze tijd wordt van de professionele gespecialiseerd opvoeder-begeleider verwacht dat hij in staat is tot autonome beroepsuitoefening. Zowel in de Europese context (zie punt 1.15) als in eigen land is er een brede consensus dat een specifieke opleiding van het niveau hoger onderwijs hiertoe noodzakelijk is.
1.15
Opvattingen over deze materie in andere landen De benaming van de gespecialiseerd opvoeder-begeleider of van de betrokken opleiding op academisch of hoger onderwijsniveau in enkele Europese landen luidt als volgt: F en L: Educateur spécialisé D: Sozialpädagoge I: Educatore especialisata DK: Social Pedagogue NL: Sociaal-pedagogische hulpverlening (transmurale hulpverlening en pedagogische hulpverlening) en HBO verpleegkunde - specialisatie verstandelijke gehandicaptenzorg − GB: Child care worker, Youth worker
− − − − −
In alle Europese landen zijn er specifieke opleidingen in het hoger onderwijs. Die
18
B E R O E P S P R O F IE L GE S P E C IALIS E E R D O P V O E D E R - B E GE LE ID E R
vinden plaats buiten de universiteit, zijn gekoppeld aan of geïntegreerd in de universiteit, ofwel gaat het zonder meer om universitair onderwijs. − Universitair onderwijs: Italië, Spanje, Portugal, Groot-Britannië − Meestal gekoppeld aan/ geïntegreerd in universiteit: Duitsland (Fachhochschule) − Buiten de universiteit: Frankrijk, Nederland Voor alle landen geldt een minimum studieduur van drie jaar of zes semesters. In Frankrijk is er een alternatief: de vierjarige opleiding is bedoeld voor personen die effectief werken als opvoeder en min. 21 jaar zijn. Het programma van deze vierjarige opleiding is overigens identiek met het driejarige programma (aantal uren, inhoud,...) Tenslotte: Nederland kent een vierjarige opleiding en in Duitsland behaalt de student eveneens het diploma slechts na het 4de jaar, dat een stagejaar is.
B E R O E P S P R O F IE L GE S P E C IALIS E E R D O P V O E D E R - B E GE LE ID E R
2
19
INFORMATIEBRONNEN OVER DE FUNCTIE
♦ DE MEY, L. e.a., De loopbaan van de opvoeder. Verslagboek van het internationaal colloquium van het Institut International d'Education Spécialisé. Kortrijk, 1992. ♦ DE MEY, L. e.a., De opleiding tot opvoeder SHOKTVL in Vlaanderen. Antwerpen, 1990, 25 p. ♦ DERAECK, G., Werken met mensen, Brussel, Licap, 1990. ♦ EBSKAMP, J. en KROON, H., Beroepsethiek voor sociale en pedagogische hulpverlening, Nijkerk, Intro, 1994. ♦ FRANCK, J., Deontologie in de opvoedingshulp, Leuven, Acco, 1989. ♦ HELLINCKX, W., Begeleiden van groepsleiding, Leuven, Acco, 1984. ♦ KLOMP, M. en WAALDIJK, K., Regisseur van het alledaagse leven, Jeugd en samenleving, augustus/september 1993. ♦ KOK, J.F.W. en KLOMP, M., Ambulante en residentiële hulp? Regionalisatie en integratie in de geestelijke gezondheidszorg. Leuven, Acco, OK-reeks, 1985. ♦ LBVG (Landelijke beroepsvereniging groepsleid(st)ers - NL), Gewenst profiel van de groepleid(st)er. Beroepscode van de groepleid(st)er. 1994. ♦ LUCASSEN, L., De verantwoordelijkheid van de groepsleider, Jeugd en samenleving, augustus/september, 1983. ♦ MARCON, P. e.a., Educateurs dans l'Europe de 1992. Roma. Université La Sapienza, 1988. 269 p. ♦ Ontwerp van Wet betreffende het statuut van gespecialiseerd opvoeder-begeleider. Stukken van de Senaat 825-2. Belgische Senaat. 10 februari 1994. ♦ Sociaal-pedagogische hulpverlening. Uit: Profiel van het vernieuwde HSAO. NL. 1993. ♦ TIMMERS-HUIGENS, D., Opvoeden praktisch bekeken, Amsterdam, Van LoghumSlaterus, 1994. ♦ VBVO, Verslagboek van het Congres 'De profilering van het opvoedersberoep'. Antwerpen, 1985, 100 p. ♦ Verslagen en werkteksten van de opleidingen Orthopedagogie SHOKT-VL) in Kortrijk, Gent, Hasselt en Antwerpen.
20
B E R O E P S P R O F IE L GE S P E C IALIS E E R D O P V O E D E R - B E GE LE ID E R
♦ VIAENE, R. & WIELOCKX, L., Opvoed(st)er worden, zijn en blijven. Leuven, Garant, 1994. 194 p. ♦ WAES, L., Attitudes bij opvoeders, 1985. ♦ Wetsontwerp betreffende het statuut van gespecialiseerd opvoeder-begeleider. Ontwerp gewijzigd door de Senaat. Stukken van de Kamer 107 (B.Z. 1991-1992 ) . Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers. 3 maart 1994. ♦ WIELEMANS, W., Voorbij het individu. Mensbeelden in wetenschappen, Leuven, Garant, 1993.
B E R O E P S P R O F IE L GE S P E C IALIS E E R D O P V O E D E R - B E GE LE ID E R
3
LEGITIMERING
Dit profiel werd opgesteld en goedgekeurd door een werkgroep bestaande uit:
♦ DE MEY Luc - Voorzitter Werkgroep Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen Doorniksesteenweg 145 8500 Kortrijk Tel. 056/22.15.24 - Fax. 056/21.58.03 Functie: Departementshoofd Sociaal-Agogisch Werk ♦ VAN HULLE Ivan - Secretaris Werkgroep Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen Doorniksesteenweg 145 8500 Kortrijk Tel. 056/22.15.24 - Fax. 056/21.58.03 Functie: Opleidingscoördinator Orthopedagogie ♦ DE MEY Dany Hogeschool Gent Departement Sociaal-Agogisch Werk K.L. Ledeganckstraat 8 9000 Gent Tel. 09/243.93.73 - Fax. 09/220.50.68 Functie: Opleidingscoördinator Orthopedagogie ♦ THYS Annie Karel de Grote Hogeschool Campus Sint-Maria Lovelingstraat 8 2060 Antwerpen Tel. 03/272.57.71 - Fax. 03/272.05.44 Functie: Coördinator Orthopedagogie ♦ DEDAIN Michel Karel de Grote Hogeschool Campus Sint-Maria Lovelingstraat 8 2060 Antwerpen Tel. 03/272.57.71 - Fax. 03/272.05.44 Functie: Hoofd Opleiding Orthopedagogie
21
22
B E R O E P S P R O F IE L GE S P E C IALIS E E R D O P V O E D E R - B E GE LE ID E R
♦ COLSON Jan Katholieke Hogeschool Limburg Campus KIPSHO Oude Luikerbaan 79 3500 Hasselt Tel. 011/28.11.31 - Fax. 011/28.11.56 Functie: Departementshoofd ♦ GOOVAERTS Henk Katholieke Hogeschool Limburg Departement Sociaal Agogisch Werk Oude Luikerbaan 79 3500 Hasselt Tel. 011/28.11.31 - Fax. 011/28.11.56 Functie: Lector ♦ TIMMERMANS Els Hogeschool van de Provincie Antwerpen Departement Onderwijs en Sociaal-Agogisch Werk Nerviërsstraat 5 2018 Antwerpen Tel. 03/281.00.55 - Fax. 03/281.00.76 Functie: Departementshoofd ♦ FRANCK Johan Hogeschool van de Provincie Antwerpen Departement Onderwijs en Sociaal-Agogisch Werk Nerviërsstraat 5 2018 Antwerpen Tel. 03/281.00.55 - Fax. 03/281.00.76 Functie: Lector-opleidingscoördinator Orthopedagogie ♦ VAN SCHOOR Anne Katholieke Vlaamse Sociale Hogeschool Brussel Departement Parnas Stationsstraat 301 1700 Dilbeek Tel. 02/466.51.51 - Fax. 02/466.24.75 Functie: Opleidingsverantwoordelijke Orthopedagogie ♦ TIMMERMAN Richard Dagcentrum / Bezigheidstehuis De Stappe De Stappe 35 2640 Mortsel Tel. 03/455.73.73 - Fax. 03/454.29.21 Functie: Directeur Lid Departementale Raad Karel de Grote Hogeschool
B E R O E P S P R O F IE L GE S P E C IALIS E E R D O P V O E D E R - B E GE LE ID E R
♦ THYSSEN Marc vzw Ter Loke Lokerenstraat 130 2300 Turnhout Tel. 014/41.23.32 Functie: Algemeen directeur Lid Departementale Raad Hogeschool Provincie Antwerpen ♦ STUYCK Jean MPI Ter Heide Klotstraat 125 3600 Genk Tel.: 089/35.66.86 Functie: Groepschef Lid Departementale Raad Katholieke Hogeschool Limburg
♦ ZELDERLOO Ivo De Lork Jean Robiestraat 29 1060 Brussel Tel. 02/534.50.51 - Fax. 02/534.46.40 Functie: Directeur Lid Departementale Raad Katholieke Vlaamse Sociale Hogeschool Brussel ♦ VAN HOVE Geert RUG H. Dunantlaan 2 9000 Gent Tel. 09/264.64.68 of 09/264.64.65 - Fax. 09/264.64.91 Functie: Professor Orthopedagogiek Lid Departementale Raad Hogeschool Gent ♦ VANDENBERGHE Lieven Kind en Gezin Hallepoortlaan 27 1060 Brussel 6 Tel. 02/533.12.11 Functie: Administrateur Generaal Lid Departementale Raad Katho - Ipsoc ♦ WIELOCKX Luc Ministerie van Cultuur, Gezin en Welzijn Martelaarsplein 7 1000 Brussel Tel. 02/227.27.73 Functie: Kabinetsmedewerker
23
24
B E R O E P S P R O F IE L GE S P E C IALIS E E R D O P V O E D E R - B E GE LE ID E R
♦ VAN LIERDE Piet Vlaamse Vereniging van Begeleiders en Opvoeders p/a Oude Bruglaan 106/7 9160 Lokeren Tel. 09/348.03.75 Functie: Voorzitter ♦ NAESSEN Hilde Vlaamse Vereniging van Begeleiders en Opvoeders V.Z.W. p/a Hoogeng 4 3990 Peer Tel. 011/78.13.87 Functie: Provinciaal verantwoordelijke Limburg