STUDIE 50 BEROEPSPROFIEL dramatisch kunstenaar (m/v)
BEROEPSPROFIEL dramatisch kunstenaar (m/v)
sector
: beeldende, muzische en dramatische kunst studiegebied : muziek en dramatische kunst opleiding : dramatische kunst beroep : acteur – woordkunstenaar leraar dramatische kunst
Werkgroep beroepsprofiel van de Vlaamse Hogescholen in opdracht van de Vlaamse Onderwijsraad D/1997/6356/40 De leden van de werkgroep beroepsprofielen zijn inhoudelijk verantwoordelijk voor het beroepsprofiel. De Vlor heeft enkel ingestaan voor een uniforme en toegankelijke lay-out.
BEROEPSPROFIEL DRAMATISCH KUNSTENAAR
INHOUD
1
2
Benaming van de beroepen
1
1.1
Ac teur
1
1.2
W oor dk uns tenaar
1
1.3
Ler aar
1
Beschrijving van de beroepen 2.1
2.2
2.3 3
4
Bes c hr ij ving van de ber oeps ac tiviteit 2.1.1 Acteur 2.1.2 Woordkunstenaar 2.1.2.1 De presentator 2.1.2.2 De voordrachtkunstenaar 2.1.2.3 De verteller 2.1.2.4 De cabaretier 2.1.2.5 De liedvertolker of chansonnier 2.1.3 Leraar
2 2 2
Bes c hr ij ving van de ber oeps c ontex t 2.2.1 Macro-economische situering van de sector 2.2.1.1 De acteur 2.2.1.2 De woordkunstenaar 2.2.1.3 De leraar 2.2.2 Beschrijving van de huidige situatie en de verwachte ontwikkeling in de sector
3 3
Niveaubepaling
4
3
4
Opleidingsvereisten en beroepservaring
5
3.1
De ac teur
5
3.2
De woor dk uns tenaar
5
3.3
De ler aar
5
Specifieke beschrijving van de beroepsactiviteiten
6
4.1
6 6 6
Ac teur 4.1.1 Typefuncties 4.1.2 Deelfuncties en taken
BEROEPSPROFIEL DRAMATISCH KUNSTENAAR
4.2
4.3
W oor dk uns tenaar
6
4.2.1 4.2.2
6 6
Ler aar 4.3.1 4.3.2
5
Typefuncties Deelfuncties en taken
6 6 8
5.1
8
5.2
5.3
7
6
Contextgegevens Ac teur 5.1.1 5.1.2 5.1.3 5.1.4 5.1.5
6
Typefuncties Deelfuncties en taken
Typefuncties Werkomstandigheden Hulpmiddelen Graad van verantwoordelijkheid Verwachte resultaten
8 8 8 8 8
W oor dk uns tenaar
9
5.2.1 5.2.2 5.2.3 5.2.4 5.2.5
Typefuncties Werkomstandigheden Hulpmiddelen Graad van verantwoordelijkheid Verwachte resultaten
9 9 9 9 9
Ler aar 5.3.1 Typefuncties 5.3.2 Werkomstandigheden 5.3.3 Hulpmiddelen 5.3.4 Graad van verantwoordelijkheid 5.3.5 Verwachte resultaten
10 10 10 10 10 10
Ondersteunende kennis
11
6.1
De ac teur
11
6.2
De woor dk uns tenaar
11
6.3
De ler aar
11
Beroepsattitudes en concretisering
12
7.1
12 12
Ac teur en woor dk uns tenaar 7.1.1 Taakgerichte attitudes 7.1.1.1 Accuratesse 7.1.1.2 Doorzettingsvermogen
BEROEPSPROFIEL DRAMATISCH KUNSTENAAR
7.1.1.3 7.1.1.4 7.1.1.5 7.1.1.6 7.1.1.7 7.1.1.8 7.1.1.9
7.2
Flexibiliteit Kritische ingesteldheid Omgaan met stress Organisatievermogen Resultaatgerichtheid Zin voor esthetiek Zin voor initiatief
7.1.2 Per s oons ger ic hte attitudes 7.1.2.1 Aandacht voor competentie, ontplooiing en leergierigheid 7.1.2.2 Assertiviteit 7.1.2.3 Beslissingsvermogen en zelfstandigheid 7.1.2.4 Contactbereidheid 7.1.2.5 Empathie 7.1.2.6 Imagobewustzijn 7.1.2.7 Loyauteit en zin voor samenwerking
13
Ler aar 7.2.1 Taakgerichte attitudes 7.2.1.1 Accuratesse 7.2.1.2 Doorzettingsvermogen 7.2.1.3 Flexibiliteit 7.2.1.4 Kritische ingesteldheid 7.2.1.5 Omgaan met stress 7.2.1.6 Organisatievermogen 7.2.1.7 Resultaatgerichtheid 7.2.1.8 Zin voor esthetiek 7.2.1.9 Zin voor initiatief
13 13
7.2.2
Persoonsgerichte attitudes 14 7.2.2.1 Aandacht voor competenties, ontplooiing en leergierigheid 7.2.2.2 Assertiviteit 7.2.2.3 Beslissingvermogen en zelfstandigheid 7.2.2.4 Contactbereidheid, loyauteit en zin voor samenwerking 7.2.2.5 Empathie 7.2.2.6 Imagobewustzijn
8
Bibliografie
15
9
Medewerkers
16
1
BEROEPSPROFIEL DRAMATISCH KUNSTENAAR
1
1.1
Acteur -
1.2
acteur in het theater en het jeugdtheater acteur in het figurentheater acteur in radio-, film- en televisieproducties
Woordkunstenaar -
1.3
BENAMING VAN DE PROFIELEN1
presentator (radio, televisie, podium) voordrachtkunstenaar verteller – spreker cabaretier liedvertolker (musical-chanson)
Leraar Leraar kunstvakken in het kunstonderwijs, het privé-onderwijs en de socioculturele sector
1
De benamingen zijn in het mannelijk genoteerd. Ze zijn zowel voor vrouwen als voor mannen toegankelijk: acteur-actrice, presentator-presentatrice, voordrachtkunstenaar-voordrachtkunstenares, verteller-vertelster, cabaretier-cabaratière, liedvertolker-liedvertolkster, leraar-lerares
BEROEPSPROFIEL DRAMATISCH KUNSTENAAR
2
2.1
2
BESCHRIJVING VAN DE BEROEPEN
Beschrijving van de beroepsactiviteit
2.1.1 Acteur De acteur speelt en creëert een personage, een rol, een situatie. Hij zet de tekst om naar verbaal en mimisch spel voor een doelpubliek in een zaal, voor een camera, de microfoon. In het figurentheater transformeert hij de dode materie tot een geloofwaardige levende figuur. Zijn basis is een tekst, een scenario, een thema.
2.1.2 Woordkunstenaar 2.1.2.1 De presentator Presenteert een programma en interviewt. In de radio is het beroep “regisseur-omroeper” geëvolueerd tot “presentatorprogrammamedewerker”. Deze draagt via redactiewerk ook bij tot de inhoud van het programma. In de televisie kan de presentator ook diverse opdrachten vervullen: van omroeper tot nieuwslezer, van quizmaster tot animator. 2.1.2.2 De voordrachtkunstenaar Brengt een literaire tekst tot leven door middel van zijn verbale en mimische techniek en expressie. Hij fungeert in een zaal, voor een camera en/of een microfoon. 2.1.2.3 De verteller Vertelt met zijn eigen taalidioom een verhaal dat zeer verschillend van oorsprong kan zijn: volks, literair, eigen creatie. Hij past stijl en expressie aan, aan het doelpubliek. De spreker behandelt een onderwerp in een uiteenzetting, voorbereid volgens de adequate technieken van de welsprekendheid. 2.1.2.4 De cabaretier Treedt op met een cabaretprogramma dat verschillende aspecten van de acteur en de woordkunstenaar verbindt: hij speelt types, vertelt, acteert verbaal en mimisch, zingt eventueel en danst. Bij voorkeur bespeelt hij ook een instrument of laat zich muzikaal begeleiden. 2.1.2.5 De liedvertolker of chansonnier Vertolkt liederen waarvan vooral de tekst primeert op de muziek. In een musical zullen vooral zijn capaciteiten als acteur, in een chansonprogramma zijn mogelijkheden als zanger-voordrachtkunstenaar prevaleren.
3
BEROEPSPROFIEL DRAMATISCH KUNSTENAAR
2.1.3 Leraar De leraar-kunstenaar (meester in de dramatische kunst met aggregaat) geeft cursussen binnen de woordkunst (algemene verbale vorming, voordracht, dramatische expressie, toneel, welsprekendheid, repertoirestudie) afhankelijk van de graad en optie. Zijn doelpubliek varieert van kinderen tot volwassenen in het kunstonderwijs, de socio-culturele sector, opleidingscentra of culturele centra. Zijn artistieke vaardigheden kan hij op een pedagogisch verantwoorde wijze vertalen naar de noden en de specificiteit van zijn leerlingen: de amateur-kunstenaars en preprofessionele kunstenaars. Nota i.v.m. mogelijke doorstroomfuncties Deze zijn afhankelijk van het basisdiploma. Regisseur (spelleider), artistiek leider, productieleider of theaterdirecteur zijn mogelijke doorstroomfuncties van de acteur-voordrachtkunstenaar. Wel dient vermeld dat een aparte opleiding voor regisseur (toneel, film) bestaat in het departement R.I.T.S. van de Erasmushogeschool Brussel. Directeur, inspecteur en pedagogisch adviseur zijn mogelijke doorstroomfuncties van de leraar.
2.2
Beschrijving van de beroepscontext
2.2.1 Macro-economische situering van de sector De sector biedt een waaier van mogelijkheden: de acteur en de woordkunstenaar in hun zeer uiteenlopende verschijningsvormen bestrijken een werkveld in volle expansie. Radio, televisie (ook regionale zenders), culturele centra, audiovisueleproductiehuizen (reclame), doen een beroep op deze kunstenaars. Nieuwe vormen van theater zijn geprofessionaliseerd. Vele jonge acteurs en woordkunstenaars kiezen dikwijls voor een flexibel curriculum, wat een open carrièreopbouw mogelijk maakt. Enkelen opteren voor de zekerheid van een vlakke loopbaan in het onderwijs of in de media. 2.2.1.1 De acteur Fungeert in een theater, in culturele centra, in scholen. Hij acteert in studio’s (radio, televisie, productiehuizen), soms in open lucht. De repetities in het theater of in de repetitielokalen worden voorafgegaan door studie en memoriseren als huiswerk. 2.2.1.2 De woordkunstenaar Fungeert op dezelfde plaatsen als de acteur, al is hij dikwijls minder afhankelijk van technische en scenische vereisten. 2.2.1.3 De leraar Fungeert in een school voor deeltijds kunstonderwijs, in een kunstsecundaire school, een hogeschool (conservatorium), een privé-school, een cultureel centrum of de socio-culturele sector. Hier dient opgemerkt dat zowat de meerderheid van deze leraars ook als uitvoerend kunstenaar in meer of mindere mate actief is.
BEROEPSPROFIEL DRAMATISCH KUNSTENAAR
4
2.2.2 Beschrijving van de huidige situatie en de verwachte ontwikkeling in de sector In de theaterwereld bestaat weer een tendens naar meer gezelschappen. Ook nieuwe theatervormen (figurentheater, straattheater) en projecten genieten van subsidie binnen het theaterdecreet. Daarenboven heeft vooral de televisie (BRTN 1 en 2, VTM, VT4) met de talrijke productiehuizen een brede waaier van beroepsactiviteiten gecreëerd voor de acteur en de woordkunstenaar (de reclamebranche bijvoorbeeld). Er is een duidelijke evolutie naar tijdelijke en productiegebonden opdrachten. Gevestigde theaters hebben het – om die reden – moeilijk een vast gezelschap uit te bouwen. Daarenboven verdwijnt een deel van de sociale zekerheid van de acteur. Ook de presentator op radio beleeft een snelle evolutie van zijn beroep door de nieuwe visies op de media. Presentatoren (de vroegere regisseurs-omroeper hebben een grotere inhoudelijke inbreng: interviews voorbereiden, ideeën uitwerken, eindredactie). Er is een toenadering merkbaar tussen journalisten en presentators. Op televisie blijft de scheiding strikter. Toch opteren meer televisiestations voor nieuwslezers naast journalisten met inhoudelijke verantwoordelijkheid. In het kunstonderwijs is er nog steeds nood aan acteurs en woordkunstenaars met de vereiste bekwaamheidsbewijzen om te voldoen aan de vraag.
2.3
Niveaubepaling Het verwachtingspatroon t.o.v. de acteur is groter geworden. Om die reden is het beroep geëvolueerd van niveau 3 naar niveau 4. Dat geldt evenzeer voor de woordkunstenaar. In een doorstroomfunctie geldt niveau 5.
5
BEROEPSPROFIEL DRAMATISCH KUNSTENAAR
3 OPLEIDINGSVEREISTEN EN BEROEPSERVARING
3.1
De acteur In de meeste theaters is het basisdiploma “meester in de dramatische kunst” ste (vroeger: 1 prijs voor dramatische kunst of toneel) wel vereist of alleszins gewenst. Toch worden ook acteurs geëngageerd via audities, omdat bijv. het jeugdtheater specifieke eisen stelt. Intrinsiek talent blijft belangrijk. In het figurentheater wordt een grotere professionalisering merkbaar. Er is echter nog geen specifieke opleiding. De acteur beschikt door zijn opleiding over voldoende kennis en inzicht: intellectueel en dramaturgisch, naast vaardigheden als spreektechniek, fysieke conditie en soepelheid, muzikaliteit. De theaters klagen over een verloedering op het gebied van stembeheersing en uitspraak.
3.2
De woordkunstenaar Een woordkunstenaar is “meester in de dramatische kunst, optie woordkunst” ste (vroeger: 1 prijs voor voordracht). Toch is het beroep “woordkunstenaar” in al zijn aspecten niet beschermd. Dienvolgens zijn de opleidingsvereisten niet vastgelegd voor opdrachten als woordkunstenaar. Voor bepaalde functies in de media is een minimumopleiding van hoger niet-universitair onderwijs vereist. Vaktechnisch staat een vlekkeloze, vlotte en natuurlijke expressieve taal centraal. Stembeheersing en lichaamstaal spelen een belangrijke rol in de overdracht naar en de interactie met het publiek. Inzicht in de fonetica, de expressie en de literatuur, de interdisciplinariteit en de mediatechniek is belangrijk.
3.3
De leraar De lesbevoegdheid van de leraar-kunstenaar hangt af van de optie in de basisopleiding. Naast de basiscompetenties die congruent is aan deze van de acteur en/of de woordkunstenaar, wordt een voldoende kennis vereist van de psychologie, de pedagogie, de algemene didactiek en vakdidactiek. De vaardigheden en inhouden kan hij vertalen naar de noden en de specificiteit van de opdracht en het doelpubliek.
BEROEPSPROFIEL DRAMATISCH KUNSTENAAR
6
4 SPECIFIEKE BESCHRIJVING VAN DE BEROEPSACTIVITEITEN
4.1
Acteur
4.1.1 Typefuncties Voorstudie, voorbereiding en research, informatieverzameling, organisatie, samenwerking, controle en afwerking, creatie, communicatie, educatie.
4.1.2 Deelfuncties en taken -
4.2
zelfstudie en lectuur over de auteur, de stijl, het stuk, de rol organisatie van het werkschema bespreking van de programmatie lezingen en repetities met de regisseur overleg met de medespelers, dramaturg, technici, toneelmeester memoriseren een personage creëren confrontatie met het publiek (luisteren, gespek) herbronning en correcties voorstellingen en cursussen bijwonen zorg voor kostumering en materiaal.
Woordkunstenaar
4.2.1 Typefuncties Alle typefuncties van de acteur zijn ook bij de woordkusntenaar van toepassing.
4.2.2 Deelfuncties en taken Alle deelfuncties van de acteur zijn ook bij de woordkunstenaar van toepassing. Het toneelstuk kan vervangen worden door poëzie, proza, verhaal, presentatietekst, lied. Vermits de woordkunstenaar geen rol speelt (geen personage creëert) maar zichzelf blijft, krijgen de zelfstudie, het overleg, de repetities, de creatie eveneens een andere inhoud: meestal meer gericht op de tekstoverdracht.
4.3
Leraar
4.3.1 Typefuncties Alle typefuncties van de acteur zijn ook bij de leraar-kunstenaar van toepassing.
4.3.2 Deelfuncties en taken -
lectuur, informatieverzameling, studie zoeken naar geschikte werkvormen, teksten, onderwerpen, oefeningen,…
7
BEROEPSPROFIEL DRAMATISCH KUNSTENAAR
-
stipte organisatie van de agenda samenwerking met inrichtende macht, directie ,personeel, collega’s, inspectie en begeleidingsdienst lesgeven aan de verschillende doelgroepen: klassikaal en groepsgerichtindividueel planning van het leerproces (jaarplan, lesvoorbereiding) afwerking van het product en evaluatie initiatieven voor interdisciplinaire projecten overleg met leerlingen en ouders herbronning en bijscholing voorstellingen en cursussen bijwonen optreden als uitvoerend kunstenaar.
BEROEPSPROFIEL DRAMATISCH KUNSTENAAR
8
5 CONTEXTGEGEVENS
5.1
Acteur
5.1.1 Typefuncties De onder 4.1.1 genoemde typefuncties worden onder deze contextgegevens samen genomen omdat de eigenheid van het beroep de grootste flexibiliteit vereist en werkomstandigheden of hulpmiddelen niet duidelijk zijn af te bakenen.
5.1.2 Werkomstandigheden -
theater, repetitiezaal, studio (plateau), filmset, thuis voorstellingen en repetities worden volgens CAO vastgelegd weekend- en avondwerk geen regelmaat: besprekingen, repetities, voorstellingen, reisvoorstellingen (verplaatsingen), tournees, opnames.
5.1.3 Hulpmiddelen -
lichaam en stem gevoel en verstand podium, decor, kostumering, grime, rekwisieten belichting, klank brochures, boeken, publicaties opnameapparatuur repetitieschema.
5.1.4 Graad van verantwoordelijkheid Verantwoordelijkheid t.o.v. theatergezelschap, televisie- of radio-omroep, productiehuis, medeacteurs, publiek. Gedeelde verantwoordelijkheid met de artistiek directeur, de regisseur, de dramaturg en de acteurs. Zorg voor het materiaal (decor, rekwisieten, kostuums, pruiken).
5.1.5 Verwachte resultaten Goed gespeelde rol: beheersing van tekst en personage, samenspel met acteurs, collegiale samenwerking met regie en technisch personeel.
9
BEROEPSPROFIEL DRAMATISCH KUNSTENAAR
5.2
Woordkunstenaar
5.2.1
Typefuncties De typefuncties van de acteur zijn ook bij de woordkunstenaar van toepassing.
5.2.2
Werkomstandigheden -
theater, studio, elke ruimte die geschikt is voor kleinschalige producties (salon, hall, galerie, historische ruimte, …) onregelmatig werk (ook avonden en weekends), maar in grote mate is de agenda zelf te bepalen voor radio- of televisiewerk hangt de regelmaat af van het programmaschema. Ook thuis worden programma’s voorbereid.
5.2.3 Hulpmiddelen Deze zijn afhankelijk van de specifieke taak: - lichaam en stem - gevoel en verstand - podium (eventueel decor, kostumering, grime) - belichting - klankinstallatie - de technische uitrusting van een radio- of televisiestudio - boeken, brochures, publicaties - agenda - in de media: pers, persagentschappen, internet, telefoon, fax.
5.2.4 Graad van verantwoordelijkheid Wanneer gewerkt wordt binnen een gezelschap geldt dezelfde verantwoordelijkheid als die van de acteur (5.1.4). In de media: grote verantwoordelijkheid t.o.v. het publiek, de programmaverantwoordelijke, het instituut.
5.2.5
Verwachte resultaten -
een professioneel afgewerkt product (recital, programma, voorstelling); technische, inhoudelijke en artistieke afwerking een collegiale samenwerking met regie, technisch personeel en medeoptredenden (bijv. bij interdisciplinaire projecten).
BEROEPSPROFIEL DRAMATISCH KUNSTENAAR
5.3
10
Leraar (Geaggregeerde in de dramatische kunst, vroeger: getuigschrift van pedagogische leergangen dictievoordracht of toneel of bekwaamheidsgetuigschrift)
5.3.1
Typefuncties Voorstudie, voorbereiding, research, informatieverzameling, organisatie, samenwerking, controle en afwerking, communicatie, educatie.
5.3.2 Werkomstandigheden In een klas (ruimte, zaal, studio) van een school (academie, conservatorium, kunstsecundaire school). De klas dient te beantwoorden aan de wettelijke vereisten en aan de noden van toneel en woordkunst: ruimte, spelmogelijkheden, liefst ook licht- en klantinstallatie, bibliotheek met vakliteratuur. Buiten het dagonderwijs wordt het kunstonderricht meestal ’s avonds, op woensdag en zaterdag georganiseerd.
5.3.3 Hulpmiddelen -
geschikte ruimte spelelementen (verhoogjes, blokken, doeken, maskers, elementaire kostumering, …) licht- en klankinstallatie boeken, brochures, tijdschriften agenda, jaarplan, lesvoorbereiding.
5.3.4 Graad van verantwoordelijkheid De verantwoordelijkheid is groot t.o.v. de leerlingen, de ouders, de school (inrichtende macht, directie, collega’s), de socio-culturele omgeving.
5.3.5 Verwachte resultaten De meerderheid van de leerlingen moet het technisch en artistiek peil bereiken dat bepaald is voor elke graad en klas. De leraar-kunstenaar put daartoe uit zijn artistieke ervaring en uit zijn pedagogische bekwaamheid.
11
BEROEPSPROFIEL DRAMATISCH KUNSTENAAR
6
6.1
De acteur -
6.2
de vaktechnische bekwaamheid van de basisopleiding een brede culturele en maatschappelijke belangstelling, visie en betrokkenheid meertaligheid, kennis van muziek, dans en beeldende kunst kennis van de rol, het stuk, de auteur, de stijl en de filosofische en maatschappelijke context.
De woordkunstenaar -
6.3
ONDERSTEUNENDE KENNIS
de vaktechnische bekwaamheid van de basisopleiding een brede culturele en maatschappelijke belangstelling, visie en betrokkenheid meertaligheid, noties van muziek, dans, beeldende kunst en techniek zijn afhankelijk van de opdracht: het programma, de inhoud, de achtergronden, de auteur, de stijl.
De leraar -
theoretische en vaktechnische kennis inzicht in de algemene pedagogie, de psychologie en de vakdidactiek kennis en gebruik van didactisch materiaal eigen artistieke ervaring als acteur of woordkunstenaar interesse voor interdisciplinair werken een brede, culturele en maatschappelijke belangstelling, visie en betrokkenheid.
12
BEROEPSPROFIEL DRAMATISCH KUNSTENAAR
7
7.1
BEROEPSATTITUDES EN CONCRETISERING
Acteur en Woordkunstenaar De attitudes zijn dezelfde bij de acteur als bij de woordkunstenaar, alleen de concretisering is afhankelijk van de vele, zeer uiteenlopende opdrachten.
7.1.1 Taakgerichte attitudes 7.1.1.1 Accuratesse Nauwkeurig werk met zorg voor tekst, kleding, materiaal; stiptheid, timing. 7.1.1.2 Doorzettingsvermogen De wil tot afwerking, zoeken, herbeginnen, het werkproces tot een goed einde brengen (via het repetitieproces naar het product). 7.1.1.3 Flexibiliteit Openstaan voor nieuwe, andere werkomstandigheden, nieuwe opdrachten en stijlen, verschillende programma’s; bereid zijn alle eventualiteiten het hoofd te bieden. 7.1.1.4 Kritische ingesteldheid Het product bijsturen, alert blijven voor kritiek, permanente zelfevaluatie, maatschappijkritiek. 7.1.1.5 Omgaan met stress Het werkproces afronden tot een product, de confrontatie met een publiek aandurven (zaal, live-uitzending, technische problemen). 7.1.1.6 Organisatievermogen Geordend werken, werkschema volgen, evenwicht tussen professioneel en véleven organiseren.
pri-
7.1.1.7 Resultaatgericht Het proces uitwerken in het licht van een afgewerkt product (voorstelling, opname of uitzending). 7.1.1.8 Zin voor esthetiek Het juiste evenwicht betrachten tussen inhoud en vorm (scenografie, parameters van de expressie, contrastwerking, …).
13
BEROEPSPROFIEL DRAMATISCH KUNSTENAAR
7.1.1.9 Zin voor initiatief Ideeën aanbrengen, initiatieven nemen, oplossingen zoeken.
7.1.2
Persoonsgerichte attitudes 7.1.2.1 Aandacht voor competentie, ontplooiing en leergierigheid Permanente vorming en studie, verdieping, verrijking via cursussen, seminaries, lectuur. 7.1.2.2 Assertiviteit Een eigen mening durven poneren, actieve en positieve medewerking 7.1.2.3 Beslissingsvermogen en zelfstandigheid Durven beslissen tot een realisatie, een product, keuzes durven maken in het creatief proces, duidelijke afspraken maken, delen in de verantwoordelijkheid. 7.1.2.4 Contactbereidheid Met alle medewerkers willen communiceren, het publiek met een open geest willen tegemoet treden. 7.1.2.5 Empathie Inleving in een rol, meevoelen met medewerkers en publiek (kinderen, jongeren, volwassenen). 7.1.2.6 Imagobewustzijn Het juiste besef van zijn plaats in het theater, de uitzending, de productie,… 7.1.2.7 Loyauteit en zin voor samenwerking Collegialiteit, teamgeest, openstaan voor andere ideeën en initiatieven,…
7.2
Leraar
7.2.1
Taakgerichte attitudes 7.2.1.1 Accuratesse Zorgvuldig voorbereiden, de juiste didactiek aanwenden, juistheid eisen, zorg voor brochure, instrument, boek, … 7.2.1.2 Doorzettingsvermogen Het lange leerproces willen begeleiden, positief aanmoedigen. 7.2.1.3 Flexibiliteit Zich aanpassen aan thema, keuze, talent, leeftijd, verborgen dagboek, doelstellingen, mee-evolueren met nieuwe inzichten op theoretisch en vaktechnisch gebied.
BEROEPSPROFIEL DRAMATISCH KUNSTENAAR
14
7.2.1.4 Kritische ingesteldheid Positieve kritiek durven uiten op leerlingen en autokritiek op eigen werkmethode. 7.2.1.5 Omgaan met stress Het werkproces met de leerlingen durven afronden om tot een product te komen; faalangst ombuigen tot positieve taakspanning. 7.2.1.6 Organisatievermogen Organisatie van het groepsgericht-individueel werk, jaarplan, lesschema, timing. 7.2.1.7 Resultaatgericht Het product ter gelegenheid van een auditie, een proef evalueren; het optreden beschouwen als bekroning van het werkproces; de leerling begeleiden. 7.2.1.8 Zin voor esthetiek De leerlingen de zin meegeven voor het evenwicht tussen inhoud en vorm: de vorm ten dienste van de inhoud; de relatieve, persoonsgebonden zin voor het esthetische. 7.2.1.9 Zin voor initiatief Nieuwe ideeën, werkvormen, themata aanboren en uitwerken; enthousiasme en veelzijdige creativiteit omzetten in haalbare initiatieven.
7.2.2 Persoonsgerichte attitudes 7.2.2.1 Aandacht voor competentie, ontplooiing en leergierigheid Permanente vorming en studie, verdieping, verrijking via bijscholing, cursussen, lectuur. 7.2.2.2 Assertiviteit Duidelijkheid naar leerlingen toe; eigen inbreng voor de goede samenwerking binnen de groep, de school, de socio-culturele wereld. 7.2.2.3 Beslissingsvermogen en zelfstandigheid Duidelijkheid in afspraken, taken, proeven, …; keuzes maken in het creatief leerproces. 7.2.2.4 Contactbereidheid, loyauteit en zin voor samenwerking Met leerlingen, collega’s, directie en personeel; in team willen samenwerken in een open, positieve geest, ook voor extraprestaties in het kader van de schoolwerking. 7.2.2.5 Empathie Inleving in de problematiek van de leerlingen en hun specifieke talenten en noden.
15
BEROEPSPROFIEL DRAMATISCH KUNSTENAAR
7.2.2.6 Imagobewustzijn Het juiste besef van zijn plaats in de school; als leraar-kunstenaar het artistiek pedagogisch project van de school bijtreden.
8
BIBLIOGRAFIE
♦
Handleiding voor het schrijven van beroepsprofielen, Dienst voor Onderwijsontwikkeling
♦
Het profiel van de leraar deeltijds kunstonderwijs, Onderwijssecretariaat van de Steden en Gemeenten van de Vlaamse Gemeenschap
BEROEPSPROFIEL DRAMATISCH KUNSTENAAR
9
MEDEWERKERS
♦ B.R.T.N. Jan Vanlangendonck, presentator-programmamedewerker Radio 1
♦ KONINKLIJK CONSERVATORIUM ANTWERPEN Luc Celis, pedagoog-coördinator Stan Milbou, docent woordkunst, voordrachtkunstenaar Johan van Assche, docent toneel, acteur
♦ KONINKLIJK CONSERVATORIUM BRUSSEL Ronny Commissaris, hoofd departement dramatische kunst, acteur
♦ KONINKLIJK JEUGDTHEATER ANTWERPEN Lieve Eeckhout, dramaturge Walter Merhottein, directeur
♦ LEMMENSINSTITUUT LEUVEN Tine Deboosere, docente woordkunst Jos Verlinden, docent woordkunst, regisseur
♦ MECHELS STADSPOPPENTHEATER Willem Verheyden, directeur
♦ NEDERLANDS TONEEL GENT Hugo Vanden Berghe, directeur, acteur
♦ STUDIO HERMAN TEIRLINCK Gommer Van Rousselt, hoofd departement dramatische kunst In samenwerking met Tony Willems, pedagogisch adviseur woordkunst O.V.S.G., regisseur.
16