STUDIE 20 BEROEPSPROFIEL maatschappelijk adviseur (m/v)
BEROEPSPROFIEL maatschappelijk adviseur (m/v)
sector studiegebied opleiding beroep
: : : :
sociale zorg sociaal-agogisch werk sociaal werk maatschappelijk adviseur
Werkgroep beroepsprofiel van de Vlaamse Hogescholen in opdracht van de Vlaamse Onderwijsraad D/1997/6356/8 De leden van de werkgroep beroepsprofielen zijn inhoudelijk verantwoordelijk voor het beroepsprofiel. De Vlor heeft enkel ingestaan voor een uniforme en toegankelijke lay-out.
B E R O E P S P R O F IE L M A A T S C H A P P E L IJ K A D V IS E U R
INHOUD
INLEIDING
1
1
VOORONDERZOEK
2
1.1
Socio-economische structurele ontwikkelingen 1.1.1 Macro-economische situering van de sector 1.1.2 Beschrijving van ontwikkelingen in de sector
2 2 2
1.2
Analyse van de arbeidsmarkt 1.2.1 Gegevens over de tewerkstelling in de sector 1.2.2 Gegevens over de beroepen 1.2.3 Gegevens over de functies verbonden aan het beroep 1.2.4 Relateren van de functies aan het beroep
3 3 4 5 6
1.3
Vastlegging van het beroep
6
1.4
Niveaubepaling van het beroep
6
1.5
Het in kaart brengen van de relatie tussen beroepen en opleidingen
7
2
3
4
5
HET BEROEPSPROFIEL
8
2.1
De benaming
8
2.2
Globale beschrijving van het beroep 2.2.1 Kernachtige beschrijving 2.2.2 Beschrijving van de beroepscontext
8 8 8
2.3
Vereiste opleiding en beroepservaring
8
2.4
Specifieke beschrijving van de beroepsactiviteiten 2.4.1 Typefuncties, deelfuncties en taken 2.4.2 Contextgegevens
8 8 10
2.5
Ondersteunende kennis 2.5.1 Algemene kennis 2.5.2 Beroepsgerichte kennis
11 11 11
BEROEPSHOUDINGEN
12
3.1
Bepalen van belangrijkste beroepshoudingen
12
3.2
Selectie
13
MEDEWERKERS
16
4.1
Medewerkers van de werkgroep VVSH
16
4.2
Medewerkers vanuit het werkveld
16
EINDNOTEN
18
B E R O E P S P R O F IE L M AAT S C H AP P E LIJ K AD V IS E U R
INLEIDING
H
et beroepsprofiel van de optie maatschappelijke advisering werd uitgeschreven op basis van ontledingen van de functies die bezet worden door afgestudeerden van de opties maatschappelijke advisering van de Erasmus Hogeschool Brussel en van de Autonome Hogeschool West-Vlaanderen enerzijds en anderzijds de afgestudeerden van de optie syndicaal werk van de Sociale Hogeschool Heverlee. Op basis van de inbreng van de diverse hogescholen die de optie maatschappelijke advisering inleggen of zullen inleggen, werd binnen het kader van de Vereniging Vlaamse Sociale Hogescholen een synthesetekst opgemaakt 'Beroeps- en opleidingsprofiel van de optie maatschappelijke advisering'. Deze synthesetekst werd besproken in een werkgroep met vertegenwoordigers van de diverse hogescholen. Een 'definitieve' versie werd opgesteld na bespreking op de plenaire vergadering van directies van de Vlaamse Sociale Hogescholen. Deze versie werd aangepast aan de 'Handleiding voor het schrijven van beroepsprofielen' van de Dienst voor Onderwijsontwikkeling.
1
B E R O E P S P R O F IE L M AAT S C H AP P E LIJ K AD V IS E U R
1
2
VOORONDERZOEK
1.1
Socio-economische structurele ontwikkelingen
1.1.1
Macro-economische situering van de sector 1
De uitbouw van de verzorgingsstaat werd ook geconcretiseerd in een toenemende tewerkstelling rond de toepassing van de concrete regels van het groeiend arbeidsen sociale zekerheidsrecht. Ondanks geregelde pleidooien voor vereenvoudiging wordt de sociale regelgeving steeds complexer om tegemoet te komen aan de diversiteit van situaties. Deze complexiteit is in een stroomversnelling gekomen door de vermenigvuldiging van meerdere types arbeidsovereenkomsten. Naast het klassieke werklieden- en bediendencontract zijn specifieke contractuele regels ontstaan voor deeltijdse arbeid, tijdelijke arbeid en uitzendarbeid .2 De veelheid van statuten heeft ook gevolgen voor de relatie tussen arbeidsrechtelijke positie en sociale zekerheidsstatuut. Flexibiliteit van de arbeidstijdregeling en loopbaanonderbreking als aanzet tot concretisering van een flexibele loopbaan hebben eveneens bijgedragen tot een meer ingewikkelde sociale regelgeving. Het tewerkstellingsbeleid en de bestendige modernisering van de sociale zekerheid produceren een meer ingewikkelde sociale regelgeving. Het meer gedifferentieerd, complex en onoverzichtelijk worden van de sociale regelgeving heeft tot gevolg dat de toepassing van de sociale wetgeving in sociale secretariaten, de uitvoering en controle van de sociale wetgeving via overheidsdiensten, de belangenbehartiging en dienstverlening via de sociale organisaties zoals vakbonden en mutualiteiten, meer deskundigheid vragen met een sterke component toepassing van sociale regelgeving. Daarnaast opereert de sector in een maatschappelijke realiteit waar steeds meer burgers ‘mondig’ worden en zich bewust zijn van hun rechten. Het ontwikkelen van rechtsregels op andere domeinen dan deze die verbonden zijn met arbeid en sociale zekerheid, neemt toe. Concrete toepassingen hiervan zien we op het terrein van het consumentenrecht, de huurwetgeving, het non-discriminatiebeleid voor migranten en het vreemdelingenrecht.
1.1.2
Beschrijving van huidige en verwachte ontwikkelingen in de sector Het aanpassen van het 'Rijnland-model'3 aan de nieuwe maatschappelijke evoluties (van industriële naar postindustriële informatiemaatschappij), de demografische transitie, de gezinscrisis en de evolutie naar meerdere vormen van samenleven, herlevende ideologische controverse zal de herformulering van de sociale regelgeving verder dynamiseren. Een verdere technisering van de wetgeving vraagt om een vertaalslag binnen de dienstverlening, zowel op het niveau van de individuele klant, als op het niveau van
B E R O E P S P R O F IE L M AAT S C H AP P E LIJ K AD V IS E U R
3
het bewegingswerk binnen sociale organisaties. Van arbeidswege wordt er een sterke druk gelegd op haar eigen diensten en de organisaties waaraan zij taken uitbesteden. Dit krijgt gestalte in het formuleren van quota en streefcijfers, minimumverrichtingen en bijkomende opdrachten. Deze druk vertaalt zich naar het werkveld in een nood aan bekwame beroepskrachten met een geschikt profiel om de sociaal- juridische hulpverlening op een efficiënte manier te organiseren. Naast deze professionalisering dringt een verdere informatisering zich op. De recente crisissen, zowel op het economisch als politiek-sociaal terrein, dwingen het werkveld van de maatschappelijke advisering om duidelijker haar rol en verantwoordelijkheid op te nemen als actor in het beleidsvoorbereidend werk. De leemten in de wetgeving signaleren aan de wetgever en het constructief beïnvloeden van beleidsinstanties ten behoeve van leden/klanten zal meer nadruk krijgen.
1.2
Analyse van de arbeidsmarkt
1.2.1
Gegevens over de tewerkstelling in de sector Tot nu toe is er geen systematische bundeling van tewerkstellingsgegevens over de diverse sectoren. De gegevens liggen over veel bronnen verspreid. Het verzamelen en in kaart brengen van deze gegevens binnen het tijdsbestek waarover we beschikten, was niet mogelijk. We beperken ons tot het opsommen van belangrijke tewerkstellingssectoren. ♦ Personeelsadministratie − Personeelsdiensten van grote bedrijven − De personeelsadministratie is in grote bedrijven een apart segment van de personeelsdienst. − Sociale secretariaten − Het KMO-karakter van het Vlaams bedrijfsleven en de Vlaamse non-profit sector hebben tot gevolg dat de opvolging en de toepassing van de sociale wetgeving overgedragen wordt aan sociale secretariaten. Er is tevens de tendens tot 'outsourcing' waarbij ook grotere bedrijven hun personeelsadministratie uitbesteden. ♦ Organismen uitvoering sociale zekerheid − Kinderbijslagkassen − Vakantiekassen − Sociale verzekeringskassen − Arbeidsbemiddeling − Pensioenen − Werkloosheid ♦ Overheidsdiensten uitvoering sociale wetgeving − Dienst inspectie van de sociale wetten (Arbeid en Tewerkstelling) − Ministerie van sociale voorzorg − Rijksdienst voor sociale zekerheid − Fonds voor arbeidsongevallen
B E R O E P S P R O F IE L M AAT S C H AP P E LIJ K AD V IS E U R
4
♦ Sociale organisaties − Vakbonden − Zowel in de dienstencentra en de diensten arbeidsrecht van de gewestelijke verbonden, als in de vakcentrales van de grote vakbonden. − Mutualiteiten − Paritaire opleidingscentra − Rechtswinkels binnen consumentenbeweging, migranten- en vluchtelingenorganisaties, huurdersbonden. ♦ Uitzendkantoren en outplacementbureaus ♦ Diensten rechtshulp in OCMW's
1.2.2
Gegevens over de beroepen: structuur1 Men kan niet spreken van een uitgekristalliseerd beroep van sociaal-juridische advisering. Naargelang de sector en naargelang de organisatie worden allerlei functiebenamingen gebruikt. De kern van deze functies kan omschreven worden als sociaal-juridische advisering, maar naargelang de inbedding van deze kern in andere functiedomeinen krijgt deze een andere inkleuring. In het volgende wordt een opsomming gegeven van rudimentair uitgetekende beroepenstructuren in de diverse sectoren waar sociaal-juridische advisering aan de orde is. ♦ Personeelsadministratie − Personeelsdiensten: bediende loonadministratie - hoofd personeelsadministratie. De promotiestructuur kan verbonden zijn met andere functies in de personeelsdiensten (doorgroei naar personeelschef en personeelsdirecteur). − Sociale secretariaten: dossierbeheerder loonadministratie met als doorstroomfuncties afdelingshoofd loonadministratie en directeur sociaal secretariaat. ♦ Organismen uitvoering sociale zekerheid − Kinderbijslagkassen: dossierbeheerder inzake gezinsbijslagen met als doorstroomfuncties afdelingshoofd en directeur kinderbijslagkas. − Vakantiekassen: dossierbeheerder met als doorstroomfuncties afdelingshoofd en directeur. − Sociale verzekeringskassen: dossierbeheerder in het kader van het sociaal statuut der zelfstandigen, afdelingshoofd binnen een sociale verzekeringskas, directeur van een sociale verzekeringskas. − Arbeidsbemiddeling: consulenten eerstelijn en tweedelijn met als doorstroomfuncties senior begeleider, coördinator. − Pensioenen: dossierbeheerder met als doorstroomfuncties afdelingshoofd en directeur. − Werkloosheid: dossierbeheerder met als doorstroomfuncties afdelingshoofd en directeur werkloosheidsbureau.
1
Van Sevenant S., Vakbondswerk moet je leren, niet uitgegeven nota, Sociale Hogeschool Heverlee, 1996
B E R O E P S P R O F IE L M AAT S C H AP P E LIJ K AD V IS E U R
5
♦ Overheidsdiensten uitvoering sociale wetgeving − Dienst inspectie van de sociale wetten (Arbeid en Tewerkstelling): adjunctinspecteur, inspecteur eerste klasse, inspecteur districtshoofd. − Ministerie van sociale voorzorg: adjunct-inspecteur, inspecteur eerste klasse, inspecteur districtshoofd. − Rijksdienst voor sociale zekerheid: adjunct-inspecteur, inspecteur eerste klasse, inspecteur districtshoofd. − Fonds voor arbeidsongevallen: adjunct-inspecteur, inspecteur. ♦ Sociale organisaties 4 − Vakbonden : vrijgestelde eerstelijnsdienstverlening (werkloosheidsdiensten en dienstencentra), vrijgestelden tweedelijnsdienstverlening in vakcentrales en diensten arbeidsrecht, vrijgestelden bewegingswerking met als doorstroomfuncties vrijgestelden verantwoordelijk voor een regionaal dienstencentrum, vrijgestelden beroepswerking in vakcentrales. − Mutualiteiten: plaatselijk secretaris en gewestelijk secretaris van het ziekenfonds, medewerkers mutualistische diensten zoals dienst Maatschappelijk werk, juridische dienst. − Paritaire opleidingscentra: stafmedewerker, coördinator. − Rechtswinkels: stafmedewerker, coördinator. ♦ Uitzendkantoren: uitzendconsulent met als doorstroomfunctie directeur van een uitzendkantoor. ♦ Diensten rechtshulp OCMW's
1.2.3
Gegevens over de functies verbonden aan het beroep Men kan niet spreken van een uitgekristalliseerd beroep. In diverse functies, in diverse settings is er een dominante kern van sociaal-juridische advisering aanwezig. Deze kern is naargelang de setting verbonden met andere functies. ♦ Onthaalfunctie van sociaal-juridische advisering Het advies geven aan klanten (individuen, bedrijven en instellingen) of leden omtrent een op basis van de vigerende sociale wetgeving mogelijke regulering van sociale verhoudingen. De uit te voeren taken houden vooral verband met het kunnen luisteren naar mensen, het inschatten van sociale verhoudingen/machtsverhoudingen en mogelijke conflicten, het zoeken naar oplossingen op basis van de vigerende sociale regelgeving. Dit impliceert: het opvangen van leden/klanten, het verstrekken van eerste inlichtingen, eventuele doorverwijzing naar andere instanties. ♦ Dienstverlenende functie van sociaal-juridische advisering De concrete en informatieve dienstverlening aan klanten of leden impliceert het samenstellen van het dossier, het onderzoek van het dossier, het ontwikkelen en uitvoeren van een oplossingsstrategie, permanente terugkoppeling naar leden/klanten, het begeleiden en opvolgen van eventuele juridische (beroeps)procedures.
B E R O E P S P R O F IE L M AAT S C H AP P E LIJ K AD V IS E U R
6
♦ Signaalfunctie van sociaal-juridische advisering Belangenbehartiging en beïnvloeding van sociaal beleid vindt plaats binnen het kader van een sociaal-juridische systematiek. Het waarmaken van deze functies veronderstelt onderhandelen namens een achterban/klant/organisatie met andere betrokken partijen. Op basis van ervaringen en gegevens uit de sociaal-juridische advisering worden noden en tekorten, misstanden en dysfuncties, geformuleerd die tot een (gemeenschappelijke) problematiek van klanten/leden aanleiding geven. Deze factoren worden voorgelegd aan verantwoordelijke instanties op lokaal, regionaal of nationaal niveau, en andere dienst/hulpverlenende instanties. Bijkomend kunnen vanuit de sociaal-juridische advisering alternatieve oplossingen geïnitieerd worden. Voor de sociale organisaties betekent dit het opzetten van bewegingswerk met hun achterban, en het uitbouwen van een netwerk met andere dienstverlenende organisaties. ♦ Controlerende functie Een correcte toepassing van sociale wetgeving vraagt administratieve en technische controle. Maatschappelijk adviseurs kunnen ingeschakeld worden in de inspectie en controle van sociale wetten, adviseren van werkgevers en werknemers in verband met een correcte toepassing, en misbruiken sanctioneren.
1.2.4
Relateren van de functies aan het beroep Zowel binnen eerstelijns- als tweedelijnsdienstverlening vinden we aspecten terug van de onthaalfunctie, de dienstverlenende functie en de signaalfunctie. Voor de dossierbeheerders tewerkgesteld in de Rijksdiensten en parastatalen ter uitvoering van de sociale zekerheid ligt de klemtoon bij de concrete en uitvoerende dienstverlening. Vrijgestelden binnen sociale organisaties hebben vaak een interne taakverdeling, waarbij uitdrukkelijk ruimte wordt voorzien voor de collectieve belangenbehartiging en de signaalfunctie naar het beleid.
1.3
Vastlegging van het beroep Een beroep van sociaal-juridische advisering dat maatschappelijk uitgekristalliseerd is bestaat niet. Er bestaat een veelheid van functies in een diversiteit van sectoren met als harde kern het toepassen van sociaal-juridische kennis in dienstverlening aan organisaties en aan leden, maar ook in belangenbehartiging via onderhandelingen tussen meerdere instanties of via activiteiten gericht op beïnvloeding van sociaal beleid.
1.4
Niveaubepaling van het beroep De gemeenschappelijke kenmerken van de functies met een harde kern sociaaljuridische advisering kunnen als volgt omschreven worden: het praktisch toepassen van een steeds complexer wordend sociaal-juridisch regelsysteem in complexe contexten van mens, organisatie en samenleving. Het veronderstelt niet alleen het beheersen van het sociaal-juridisch regelsysteem, de beroepsuitoefening veronderstelt eveneens het beheersen van relevante wetenschappelijke inzichten in het functioneren van mens, organisatie en samenleving.
B E R O E P S P R O F IE L M AAT S C H AP P E LIJ K AD V IS E U R
7
Zowel dienstverlening, als belangenbehartiging veronderstellen sociaal-agogische inzichten en vaardigheden om in complexe contexten sociale regulering toe te passen of te ontwerpen via onderhandelingen. De beroepsbeoefening vereist een hoge graad van verantwoordelijkheid opnemen, met belangrijke implicaties voor organisaties en samenleving o.m. op het vlak van beheersing van sociale conflicten. Deze beroepen situeren zich duidelijk op het niveau 5.
1.5
Het in kaart brengen van de relatie tussen beroepen en opleidingen Men kan niet spreken van een maatschappelijk uitgekristalliseerd beroep. Van een wettelijk beschermd beroep is dan ook geen sprake. De laatste decennia is steeds meer sprake van een upgrading van diploma-eisen in de meeste van de functies. De evolutie is duidelijk in de richting van een diploma hoger onderwijs. De afgestudeerden van wat via het decreet als studiegebied sociaal-agogisch werk gedefinieerd wordt, vinden een belangrijke arbeidsmarkt in deze werkzaamheden.
B E R O E P S P R O F IE L M AAT S C H AP P E LIJ K AD V IS E U R
2
2.1
8
HET BEROEPSPROFIEL
De benaming Een algemeen aanvaarde benaming is niet aanwezig. Naargelang de sector en de organisatie functioneren verschillende beroepsbenamingen. In dit verband kan verwezen worden naar 1.2.2 Gegevens over de beroepen en de beroepen-structuur. Toegroeien naar een eenduidige beroepsbenaming van ‘maatschappelijk adviseur’ is wenselijk.
2.2
Globale beschrijving van het beroep
2.2.1
Kernachtige beschrijving In uitvoering van de arbeids- en sociale wetgeving dossiers opmaken en opvolgen. De concrete toepassing van de sociale wetgeving vertalen naar klanten/leden toe. In staat zijn om de complexiteit van de regelgeving te doorgronden en geïntegreerde probleemsituaties op te lossen.
2.2.2
Beschrijving van de beroepscontext De beroepscontext van sociaal-juridische advisering is divers. Zowel in bedrijven als in non-profit organisaties, privé-initiatieven als rijksdiensten, situeert zich deze dienstverlening.
2.3
Vereiste opleiding en beroepservaring Na het verwerven van een diploma hoger onderwijs treden de beroepsbeoefenaars in het beroep op het niveau 5. Zoals supra reeds gesteld kan niet gesproken worden van een eenduidige invulling van de geviseerde arbeidsmarkten door een of ander diploma. Veel afgestudeerden van de basisopleiding sociaal werk vinden in deze sectoren emplooi. De affiniteit van de opleiding sociaal werk met deze sectoren heeft te maken met de combinatie praktische kennis van sociaal-juridische regelgeving, inzichten in het functioneren van mens, organisatie en samenleving en sociaalagogische vaardigheden. Dit zijn immers belangrijke vereiste kwalificaties in deze functies.
2.4
Specifieke beschrijving van de beroepsactiviteiten
2.4.1
Typefuncties, deelfuncties en taken ♦ Typefuncties Functies ten aanzien van klanten/leden − onthaal en eerste kennisname van de probleemstelling, gericht op de situering binnen een sociaal juridische context − het met de klant/lid verkennen van de problematiek
B E R O E P S P R O F IE L M AAT S C H AP P E LIJ K AD V IS E U R
9
− eventueel doorverwijzen naar aanverwante wetgevingen − informatie verstrekken en advies geven over relevante aanverwante wetgeving en problemen oplossen − klachten behandelen − kennen en toepassen van: reglementering, procedures, technische hulpmiddelen − administratief opstellen en behandelen dossiers Typefuncties zijn: onthaal, advies, analyse, communicatie, controle, diagnose, informatieverstrekking, productieve informatieverwerking, informatieverzameling, hulpverlening, onderhandeling.
Functies ten aanzien van andere instanties en organisaties − opbouwen en onderhouden van professionele samenwerkingsrelaties met diensten gerelateerd aan de sociaal-juridische context − uitwisselen van informatie ter vervollediging van het dossier − probleemfactoren ter behandeling voorleggen aan bevoegde instanties − contacten met externen in het kader van de ledenverdediging Typefuncties zijn: advies, analyse, communicatie, controle, diagnose, informatieverstrekking, productieve informatieverwerking, informatieverzameling, onderhandeling. Functies ten aanzien van het beleid
signaleren van tekorten en noden, misstanden of dysfuncties in de wetgeving afstemming van wetgeving en eventuele contradicties aanduiden initiëren van alternatieve oplossingen opkomen voor de belangen van groepen klanten/leden inzake bestaande en/of te ontwerpen wet- en regelgeving − beïnvloeden van het beleid op lokaal, regionaal en nationaal vlak
− − − −
Typefuncties zijn: advies, analyse, communicatie, controle, diagnose, informatieverstrekking, productieve informatieverwerking, informatieverzameling, onderhandelingssamenwerking.
♦ Aanverwante taakgebieden Het werkveld van de maatschappelijke advisering voorziet in een preventieve en educatieve opdracht: voorlichting geven over bepaalde sociaal-juridische thematieken, rechten en plichten van de klanten/leden specifiëren, informatiebrochures samenstellen met betrekking tot de sociale wet- en regelgeving. Bijkomend is er de representatie van de organisatie op lokaal en regionaal vlak in het kader van de belangenbehartiging. Typefuncties zijn: advies, educatie, controle, creatie, onderhandeling, organisatie.
♦ Voorwaardenscheppende taken Voorwaardenscheppend zijn de taken op het vlak van het bevorderen en onderhouden van de beroepsbekwaamheid en kennis. Dit veronderstelt een houding van permanente zelfstudie. Het verzamelen, selecteren en verwerken van relevante vakliteratuur en het bijhouden van ontwikkelingen in
B E R O E P S P R O F IE L M AAT S C H AP P E LIJ K AD V IS E U R
10
aanverwante wetgevende terreinen, maakt hier deel van uit. Binnen de dienstverlening maakt men steeds meer gebruik van geïnformatiseerde wetgeving en rechtspraak. Een openheid naar permanente bijscholing op dit terrein is essentieel. Een belangrijke functie ligt op het vlak van communicatie, zowel intern binnen de organisatie, als extern naar klanten/leden toe, het beleid en andere organisaties. Belangrijke taken zijn: verzorgen van een goede en efficiënte informatiedoorstroming, vertaalslag kunnen maken van complexe regelgeving naar begrijpbare mensentaal, beleidsdocumenten maken en daarover op een doelgerichte manier kunnen onderhandelen.
2.4.2
Contextgegevens ♦ Werkomstandigheden De functiebeoefenaars hebben in de meeste gevallen een sedentaire functie. Hun arbeidstijd is al dan niet gekoppeld aan openingstijden voor het cliënteel. Kenmerkend voor deze functie is de taakbelasting in termen van grote variëteit van cliënteel en probleemsituaties en in veel gevallen het gebonden zijn aan termijnen. De voortdurende wijzigingen aan de sociale regelgeving vereisen een permanente ingesteldheid van zelfstudie en alertheid. ♦ Hulpmiddelen De toenemende complexiteit brengt met zich de noodzaak mee om enerzijds efficiënt routinevraagstukken af te handelen en anderzijds effectief complexere gevallen te kunnen opvolgen en behandelen. Allerlei informaticatoepassingen zijn op het werkveld aanwezig gaande van databanken, berekeningsmodules, programma's dossierbeheer, bestanden cliënteel, ... Daarnaast blijven sociaal-juridische naslagwerken en tijdschriften aanwezig. Een arsenaal aan methodieken op het vlak van communicatie, administratie en organisatie dient in principe ter beschikking te zijn. Kennis hebben van de sociale kaart met betrekking tot sociaal-juridische dienstverlening en technische vademecums wat betreft de werking van aanverwante dienstverlenende organisaties, zijn essentieel. ♦ Vereiste resultaten Resultaatsvereisten worden in principe per instelling of per dienst vastgelegd en kaderen meestal in een globaal beleidsplan. Resultaatsvereisten kunnen dus verschillen naargelang het een vakorganisatie, een overheidsinstelling of een sociaal secretariaat betreft. Algemeen kan gesteld worden dat: − op het vlak van de sociaal-juridische informatieverstrekking, dossierbeheer en klachtenbehandeling een vereiste van volledigheid, accuraatheid en doorzichtigheid kan gesteld worden − op het vlak van het beïnvloeden of het ontwikkelen van sociaal-politieke beleidslijnen een vereiste van dossiervolledigheid, representativiteit en relevantie ♦ Organisatie van de arbeid De concrete uitoefening van de taken verloopt binnen de instelling of de dienst
B E R O E P S P R O F IE L M AAT S C H AP P E LIJ K AD V IS E U R
11
op een georganiseerde wijze. Er kan op diverse manieren georganiseerd worden: organisatie volgens cliënteelinstroom (eerste contact met cliënteel is criterium van verder dossierbeheer), volgens specialisatie op deelterreinen (bv. alle dossiers toelaatbaarheid bij dezelfde functiebeoefenaar), volgens criteria van werkoverleg (workload wordt evenwichtig verdeeld). De organisatie van de arbeid vereist ófwel een doorgedreven teamoverleg, ófwel een hoger hiërarchisch niveau voor coördinatie en responsabilisering. In verband met de functieuitoefening stelt zich de kwestie van de deontologie. De functiebeoefenaars zijn enerzijds gebonden aan de wettelijke bepalingen inzake de bescherming van de privacy en anderzijds aan de deontologische code eigen aan de instelling waarin zij hun functie uitoefenen (spreekrecht zwijgplicht ambtenaren, bedrijfscultuur, ...). Deontologie gaat in deze context veel verder dan enkel het aspect van de bescherming van de privacy, het betreft bijvoorbeeld ook aanspreekbaarheid als functiebeoefenaar, doorzichtigheid van handelingen en procedures, respect van aanvaardbare termijnen ...
2.5
Ondersteunende kennis
2.5.1
Algemene kennis ♦ Basiskennis is vereist op het vlak van: − juridisch instrumentarium − mens- en aanverwante wetenschappen − informatica: bestandsbeheer, consultatie databanken, geïnformatiseerde verrekeningen, computergestuurd dossierbeheer.
2.5.2
Beroepsgerichte kennis ♦ Grondige kennis is vereist op het vlak van : − arbeidswetgeving − sociale wetgeving − sociale zekerheid : ZIV, pensioenen, bijzondere statuten, werkloosheid − fiscaliteit − staatsstructuren (federaal, gemeenschappen, gewesten) en hun bevoegdheden − samenlevingscontext − arbeidsverhoudingen en structuren/mechanismen van sociaal-politiek beleid − organisatieontwikkeling − onderhandelingsmethodieken − bewegings- en activeringswerk Wat betreft toepassing van de wetgeving, heeft men vaak te maken met complexe problematieken. Binnen de sociaal-juridische dienstverlening en belangenbehartiging, dient men de samenhang en raakvlakken te zien. Geïntegreerde kennis van de verschillende deeldomeinen is noodzakelijk. ♦ Basisvaardigheden liggen op het vlak van − schriftelijke en mondelinge communicatie − onderhandelen − bewegingswerk
12
B E R O E P S P R O F IE L M AAT S C H AP P E LIJ K AD V IS E U R
3
3.1
BEROEPSHOUDINGEN
Bepalen van belangrijkste beroepshoudingen
HOUDINGEN
4
Aandacht voor competentieontplooiing
✗
Accuratesse
✗
Assertiviteit
✗
2
1
✗
Beslissingsvermogen Contactbereidheid
✗
Dienstverlenende ingesteldheid
✗ ✗
Doorzettingsvermogen Empathie
✗
Flexibiliteit
✗
Imagobewustzijn
✗
Kritische ingesteldheid
✗
Leergierigheid
✗
Loyauteit
✗ ✗
Omgaan met stress Organisatievermogen
✗
Resultaatsgerichtheid
✗ ✗
Veiligheids- en milieubewustzijn Zelfstandigheid
3
✗ ✗
Zin voor esthetiek Zin voor initiatief
✗
Zin voor samenwerking
✗
Democratische ingesteldheid
✗
Creatief
✗
Verantwoordelijkheidszin
✗
niet
B E R O E P S P R O F IE L M AAT S C H AP P E LIJ K AD V IS E U R
3.2
Selectie
3.2.1
Aandacht voor competentieontplooiing
13
Voortdurende complexiteit van sociaal-juridische regelgeving vereist een attitude van permanente zelfstudie.
3.2.2
Accuratesse De functiebeoefenaar staat borg voor stiptheid, volledigheid en doorzichtigheid in het behandelen van sociaal-juridische vraagstukken, ongeacht het niveau van complexiteit.
3.2.3
Assertiviteit In contacten met cliënteel, met collega's en met derden dient de functiebeoefenaar op een duidelijke manier zijn/haar inzicht, werkwijze en functiepositie te kunnen overbrengen.
3.2.4
Beslissingsvermogen Afhankelijk van instelling of dienst en de graad van autonomie, dient de functiebeoefenaar beslissingen te kunnen nemen over de te volgen werkwijze, procedures, enz.
3.2.5
Contactbereidheid De uitoefening van de functie vereist in de meeste gevallen een rechtstreeks contact met cliënten of derden.
3.2.6
Dienstverlenende ingesteldheid Het product dat door de functiebeoefenaars wordt afgeleverd is "dienstverlening". Het spreekt bijgevolg vanzelf dat dit een essentieel houdingselement is. Nochtans kunnen de houdingsvereisten verschillen van instelling tot instelling. Zo kan de ene instelling of dienst meer belang hechten aan curatieve dienstverlening, de andere aan preventieve en/of emancipatorische dienstverlening. Dit beïnvloedt uiteraard de beroepshouding die vereist is.
3.2.7
Doorzettingsvermogen In het taaksegment "complexe gevallen" zal doorzettingsvermogen noodzakelijk zijn, bv. het voleindigen van een klachtenprocedure rond een aspect waarover de wetgever in gebreke is gebleven.
3.2.8
Empathie De beroepsuitoefenaar kan geconfronteerd worden met cliënteel dat andere culturele achtergrond heeft dan de zijne/hare. Inlevingsvermogen is nodig om de probleemdefinitie en -oplossing op een adequate manier te volbrengen.
3.2.9
Flexibiliteit Kunnen omgaan met een snel en vaak wijzigend takenpakket is vereist.
B E R O E P S P R O F IE L M AAT S C H AP P E LIJ K AD V IS E U R
14
3.2.10 Imagobewustzijn De functiebeoefenaar (zeker op eerstelijnsdiensten) is vaak het visitekaartje van de instelling of de dienst. Slechte service leidt tot een slecht imago, waardoor de instelling an sich onder vuur kan komen te liggen. Imagobewustzijn heeft als houdingselement alles te maken met kwaliteitsbewustzijn.
3.2.11 Kritische ingesteldheid Een functiebeoefenaar dient in staat te zijn de vraag achter de vraag te begrijpen, dient hiaten in het sociaal-juridisch netwerk te kunnen opsporen, dient kritisch voorgestelde oplossingen te kunnen analyseren (bv. diensten arbeidsrecht vakbonden, sociaal-juridische diensten sociale secretariaten).
3.2.12 Leergierigheid zie 3.2.1.
3.2.13 Loyauteit Loyauteit t.a.v. de instelling/dienst gaat gepaard met betrokkenheid in het organisatorisch functioneren van deze. Loyauteit t.a.v. cliënteel heeft veel te maken met deontologie (zie Supra).
3.2.14 Omgaan met stress Is instellingsafhankelijk, hangt samen met organisatorische context en aard doelgroep en problemen.
3.2.15 Organisatievermogen Aangezien de functiebeoefenaar belast is van intake tot resultaat, is organisatievermogen onbetwistbaar noodzakelijk.
3.2.16 Resultaatsgerichtheid De functiebeoefenaar wordt geacht om op de meest efficiënte manier de beste resultaten te boeken binnen de kortste termijnen.
3.2.17 Veiligheids- en milieubewustzijn Minder relevant.
3.2.18 Zelfstandigheid Grote mate van zelfstandigheid is vereist.
3.2.19 Zin voor esthetiek Niet relevant.
B E R O E P S P R O F IE L M AAT S C H AP P E LIJ K AD V IS E U R
15
3.2.20 Zin voor initiatief Door de directe omgang met cliënteel wordt van de functiebeoefenaar verwacht dat hij/zij initiatieven ontwikkelt in de richting van sociale beleidsbepaling enerzijds, in de richting van organisatorische uitbouw anderzijds.
3.2.21 Zin voor samenwerking Afhankelijk van instelling tot instelling.
3.2.22 Creatief Zeker bij complexe gevallen zal op de creatieve ingesteldheid van de functiebeoefenaar beroep worden gedaan; het gaat er dan immers om innoverend te werken binnen bestaande procedures en regelgeving.
3.2.23 Verantwoordelijkheidszin De verantwoordelijkheidszin naar de klant of de rechtszoekende is het leitmotiv van de functieuitoefening. Zonder verantwoordelijkheidszin zullen de belangrijkste taken van deze functie nooit kunnen ingevuld worden. Het gaat immers al te vaak over verantwoordelijkheid voor inkomen, uitkering, diensten van cliënteel, dat bij onverantwoordelijk gedrag van de functiebeoefenaar rechtstreeks in zijn elementaire levensbehoeften wordt geschaad.
B E R O E P S P R O F IE L M AAT S C H AP P E LIJ K AD V IS E U R
4
4.1
MEDEWERKERS
Medewerkers van de werkgroep VVSH ♦ Everaert Paul KHL - departement Sociale Hogeschool Heverlee
♦ Pattijn Giles autonome Hogeschool West-Vlaanderen
♦ Van den Storme Erik Erasmus Hogeschool Brussel
♦ Van Eekert Stefaan Karel de Grote Hogeschool Antwerpen
♦ Vansevenant Siska KHL- departement Sociale Hogeschool Heverlee
♦ Vergeyle Marianne KHL- departement Sociale Hogeschool Heverlee
4.2
Medewerkers vanuit het werkveld ♦ Callens Piet verbondssecretaris ACV-Waasland
♦ Celen Gaston provinciaal verantwoordelijke ACV-Metaal Brabant
♦ Ceron Annie adjunct-algemeen secretaris ABVV
♦ Cortebeeck Luc nationaal secretaris ACV
♦ De Volder Paul vormingsmedewerker LBC-NVK
♦ Deumens Kris vormingsmedewerker ACV
16
B E R O E P S P R O F IE L M AAT S C H AP P E LIJ K AD V IS E U R
♦ Geerts Maddie nationaal secretaris ACV
♦ Gevaert Kristel vormingsmedewerkster CCOD
♦ Haagdorens Jos medewerker studiedienst ACV-Limburg
♦ Mampuys Jozef diensthoofd vormingsdienst ACV
♦ Paesmans Francis coördinator ACV-Voeding en Diensten
♦ Peeters Vital nationaal secretaris ACV
♦ Schildermans Jaak coördinator ACV-Limburg
♦ Van Elsen Kris verbondssecretaris ACV-Turnhout
♦ Van Geertsom Julien adjunct intergewestelijk secretaris ABVV
♦ Van Passel Jan regiopropagandist ACV-Limburg
♦ Vancanneyt Mieke coördinator ACV-Brugge
♦ Vandenpoel Luc vormingsverantwoordelijke ACW
♦ Vanderhulst Daan coördinator ACV-Brussel/Halle/Vilvoorde
♦ Vanparys André Personeelsverantwoordelijke SBB
♦ Verhelst Hilde vormingsmedewerkster ACV
♦ Voets Jan vormingsverantwoordelijke CCHB
17
B E R O E P S P R O F IE L M AAT S C H AP P E LIJ K AD V IS E U R
5
♦
1
18
EINDNOTEN
Luyten D. & Vanthemsche G.
Het sociaal pact van 1944. Oorsprong, betekenis en gevolgen, VUB Press, 1995. Vanthemsche G. De beginjaren van de sociale zekerheid in België.1944-1963, VUB Press, 1994. Gerard E. De Christelijke arbeidersbeweging in België 1891-1991, UP Leuven, 1991. Pasture P. Kerk, politiek en sociale actie. De unieke positie van de christelijke arbeidersbeweging in België, Garant, 1992. ♦
2
Vanachter O.
Het arbeidsrecht en nieuwe vormen van arbeid en niet-arbeid. Verslag aan de Koning Boudewijnstichting, april 1995. ♦
3
Michel Albert
Capitalisme contre capitalisme, 1991. ♦
4
Van Sevenant S.
Vakbondswerk moet je leren, pp. 9 - 24.