BEWAAR
UW KERK Pleidooi voor een éérlijk verzet tegen Samen op Weg en tegen het verlaten van de Nederlandse Hervormde Kerk ^
Ds.
L.H.
Oosten
ISBN 90-71272-76-1 © Copyright bij Uitgeverij F. Hardeman - Ede 1996. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
BEWAAR UW KERK Pleidooi voor een éérlijk verzet tegen Samen op Weg en tegen het verlaten van de Nederlandse Hervormde Kerk door
Ds. L.H. Oosten
[ h UITGEVERIJ FRITS HARDEMAN - EDE
"Ik heb geen gedachten dat God ons land zal verlaten, maar dat Hij een zuivering in Zijn Kerk zal houden. Leraars en vromen zullen gelouterd worden en een grote schare de Heere toegevoegd Ds. Th. van der Groe (Preek over Matth. 11:16-24)
Inhoud 1. Ter inleiding 2. Hoofdgedachten over de ontwerp-kerkorde voor de VPKN (Kerkelijk bezwaarschrift) 3. Consideratie over de ontwerp-kerkorde voor de VPKN . . 4. "De Kerk weerspreekt wat haar belijdenis beweert" (De Konkordie van Leuenberg) 5. De Barmer Thesen, een falende verklaring 6. Opmerkingen over de Augsburgse Geloofsbelijdenis . . . . 7. Waar is straks de Nederlandse Hervormde Kerk? 8. Dolerende geluiden 9. De betrekkelijkheid van een Kerkorde 10. Groen van Prinsterer en het recht der Hervormde gezindheid 11. Calvijn en de onzuiverheid van de Kerk 12. Een jaar vol verwarring (Vraaggesprek met Terdege) . . . . 13. Groot geschrei 14. Hoop voor de Kerk van Nederland (Dr. F.W. Krummacher) 15. Nawoord 16. Noten
7 10 18 32 39 43 49 52 57 62 69 72 76 81 83 84
1. Ter inleiding Lectori Salutem! Ongaarne geef ik dit geschrift in het licht. Het bevat voor een deel een bundeling van eerder van mijn hand verschenen stukken of publicaties. Het richt zich tegen het "Samen op Weg-proces" van de Nederlandse Hervormde Kerk, de Gereformeerde Kerken in Nederland en de Evangelisch-Lutherse Kerk in het Koninkrijk der Nederlanden, maar evenzeer tegen verschillende stemmen van het verzet. Ongaarne, omdat de verwarring juist onder de tegenstanders van het proces zo groot is. Het is een verwarring die medestanders in het verzet soms maakt tot tegenstanders van elkaar. Dat is een verdrietige zaak. De strijd is soms onheilig, soms verkeerd gericht, soms getoonzet door geluiden die herinneren aan Doleantie en Afscheiding. Wij wijzen het huidige eenwordingsproces tussen genoemde kerkgenootschappen af, omdat naar onze mening een schriftuurlijke en confessionele basis daarvoor ten enenmale ontbreekt. De drijvende kracht achter dit streven is niet het confessioneel gereformeerde beginsel, maar de z.g. midden-orthodoxe hoofdstroom in de Nederlandse Hervormde Kerk samen met de gedeconfessionaliseerde Gereformeerde Kerken en de Evangelisch-Lutherse Kerk, die zich in moderne geest ontwikkeld heeft en zich blijkbaar meer tot vrijzinnigen dan tot gereformeerde belijders voelt aangetrokken. Tegelijk wijzen wij elke neiging tot afscheiding af, zelfs al doet deze zich voor onder het mom van een gewaande voortzetting van de oude Nederlandse Hervormde Kerk. De Heilige Schrift en de belijdenis, daarop gegrond, zijn duidelijk in hun afwijzing van scheuring en verdeeldheid. Men moet dan ook niet schromen om de verscheurdheid van de Kerk "ketterij" te noemen (d.i. afwijking van Schrift en belijdenis). Het is naar mijn diepste overtuiging de grote zonde van de Kerk in Nederland, een bron van onheil en van vruchteloosheid en de oorzaak van de zwakheid van onze oude Vaderlandse Kerk.
7
Maar wat dan? Niet Samen op Weg en ook niet scheiden? Alleen Gods voorzienigheid kan ons hierin de weg wijzen. Hij beware ons voor voorbarige uitspraken, die wij mogelijk in de toekomst niet waar kunnen maken. Hij beware ons voor vleselijk strijden, waarop geen zegen kan rusten. Hij bekere ons tot Hem, zo zullen wij bekeerd zijn. Hij schenke ons de Geest van verootmoediging en gebed, van wijsheid in ons spreken en handelen, van oprechtheid in onze tegenargumenten. Onhoudbaar is het, simpelweg te stellen dat de fuserende kerken, die zich verenigen in een nieuwe Kerk, zich afscheiden van de oude Kerk en dat derhalve de overblijvende restanten, die niet meedoen, de wettige voortzetting van de Kerk zijn. In dezelfde geest dachten de Dolerenden van 1886 (geen afscheiding, maar reformatie der kerken buiten het bestaande genootschap). Hierop gaat dit geschrift in. Terecht is het te strijden voor de gereformeerde belijdenis, maar onjuist is het daarbij de pijlen te richten op de Augsburgse Geloofsbelijdenis, die óók een voluit reformatorische belijdenis is, door Calvijn en vele gereformeerde vaderen van harte ondertekend, zelfs in haar onveranderde versie van 1530. Ook hierop gaat dit geschrift in. Laat liever de pijlen gericht zijn op de afwijking van de belijdenis. Vandaar ook een uitgebreid artikel over de Konkordie van Leuenberg, die de belijdenisgeschriften ontkracht. Verder zal worden gewezen op het feit dat de Kerk beoordeeld moet worden naar haar belijdenis en niet allereerst naar haar Kerkorde. De geschiedenis leert dat een Kerk onder een goede Kerkorde kan afwijken en daarentegen onder een slechte Kerkorde kan leven. Hoogste bron en norm zal de Heilige Schrift moeten zijn. En is het niet goed calvinistisch te stellen dat waar het Wóórd is, de Kérk is? Kortom, dit geschrift getuigt van tweeërlei zorg: zorg over het Samen op Weg-proces (dreigende vereniging), zorg over de onderlinge verdeeldheid tussen de gereformeerde belijders (dreigende scheuring). Zorg over een vleselijk drijven van het verenigingsproces, zorg over een vleselijk bestrijden van dit proces. Wat veelal gemist wordt, is de ootmoedige houding van het geloof dat zich vertrouwend verlaat op de leidingen van Hem Die de
8
Koning van Zijn Kerk is, het Hoofd van Zijn Gemeente, Die alle dingen regeert, aan Wiens voeten alle dingen onderworpen zijn; die God, Wiens weg is in het heiligdom, die God, Die wonder doet, Die Zijn sterkte bekendmaakt onder de volken (Ps. 77). Acht Hij het nodig ons om onzer zonden wil door dit proces te voeren in de ballingschap: Hij is de HEERE; Hij doe wat goed is in Zijn ogen! Buigen wij ons hoofd en hart. Maar behaagt het Hem ons te bevrijden uit de gevaren die Zijn Kerk bedreigen, dan is alle roem, ook van een verwarde, verdeelde, geesteloze en onverhoopt levenloze gereformeerde gezindte en van alle Jehu's-ijver, uitgesloten, maar valt er slechts te roemen in de Heere, de Koning van Zijn Kerk. Ootmoed, ootmoed! Onwillekeurig komt mij voor de geest een beeld van jaren her: Een eenvoudige weduwe in het Noorden des lands, door vele godsdienstigen veracht, maar met haar gevouwen handen opgeheven, met de woorden: "Dominee, dit is mijn kracht!" Maasdam/Sint Anthoniepolder (Classis Barendrecht), 1996
Ds. L.H. Oosten
9
2. Hoofdgedachten over de ontwerp-kerkorde voor de VPKN (Kerkelijk bezwaarschrift)
Aan de Classicale Vergadering van de Classis Barendrecht in de Nederlandse Hervormde Kerk werd op 21 maart 1994 door de kerkenraad van de Hervormde Gemeente te Sint Anthoniepolder het volgende - door schrijver dezes ontworpen - schrijven gericht, bevattende een aantal fundamentele bezwaren tegen de ontworpen Kerkorde van de Verenigde Protestantse Kerk in Nederland, met name tegen de beoogde fusering van kerken: Geachte Vergadering, De kerkeraad van de Hervormde Gemeente te Sint Anthoniepolder wil bij deze u deelgenoot maken van een aantal bezwaren tegen het (nieuwe) ontwerp "Kerkorde van de Verenigde Protestantse Kerk in Nederland", dat reeds in eerste lezing door de Generale Synode van onze Kerk is aanvaard. De kerkeraad zou gaarne zien dat deze opmerkingen worden betrokken bij het considereren over dit ontwerp in de Classicale Vergadering. 1. Uitgangspunt van dit ontwerp: de fusiegedachte (of zelfs: fusiedwang) In 1986 - toen de intentieverklaring werd aangenomen - werd de suggestie gewekt dat er voorlopig alleen op federatie zou worden aangewerkt. Pas nadat de federatie in de gemeenten voldoende gevorderd en geworteld zou zijn, zou fusie in het blikveld komen. Thans - terwijl aantoonbaar een grote meerderheid in de kerk niet eens of nauwelijks aan samenwerking toe is, laat staan in staat van hereniging is - stelt de macht van het synodale getal via dit ontwerp ons ineens voor een fusie. Dit ontwerp forceert een ontwikkeling. Tegen dit overrompelend gebeuren maken wij ernstig bezwaar. Bovendien hebben wij de indruk dat zelfs voor een federatie van de Nederlandse Hervormde Kerk, de Gereformeerde Kerken in Nederland en de Evangelisch-Lutherse Kerk in het Koninkrijk der Nederlanden de tijd niet rijp is. In vele gevallen waar plaatselijk samenwerking in meerdere of mindere mate plaatsvindt, blijkt dit toch niet
10
echt goed en levend te functioneren en/of wil men toch beslist niet verdergaan dan (enige) samenwerking. Adequaat onderzoek, niet alleen naar de struktuur en feitelijke aanwezigheid van plaatselijke samenwerking, maar ook naar de vitaliteit ervan, zal dit ongetwijfeld uitwijzen. Het is niet een zaak die op brede schaal leeft. Het hoogste ideaal in het Samen op Weg-proces kan op dit moment o.i. alleen maar zijn: de formele mogelijkheid tot plaatselijke samenwerking waar die gewenst wordt, volgens de regels van een Tussenorde. Derhalve géén federatie, nog minder een fusie. Zeer grote delen van onze Kerk komen nu in gewetensnood. 2. Struktuur van de kerk volgens dit ontwerp Deze Kerkorde wijzigt het karakter van de kerk fundamenteel. Volgens de toelichting van de Werkgroep wil men beslist wèl het presbyteriaal-synodale karakter van de kerk behouden. En inderdaad komt dat in dit ontwerp enigszins beter uit dan in het vorige ontwerp, met name door de positie van de ouderling. Toch ontkomt het niet aan de geest van het congregationalisme, ja wekt het in het licht van het gereformeerde kerkrecht zelfs de gedachte aan het sektetype. Immers: a. er is ruimte voor elk type gemeente: hervormd, luthers, gereformeerd; b. het kerklidmaatschap berust op de vrije keuze van leden, al of niet bevestigd door kinderdoop of volwassendoop. Dit vrije-keuze-principe is "een ombuiging van het gereformeerd kerkrecht"; en het beginsel der vrije aaneensluiting tot een kerk is "ruimte geven aan het sektetype in plaats van aan het kerktype" (Prof. Haitjema en Lekkerkerker, Ene. v.h. Prot. '59, s.v. Kerk). Dit heeft niets meer te maken met Verbond en Verkiezing. 3. Confessioneel karakter a. Distantie van de belijdenisgeschriften. De belijdenisgeschriften worden genoemd de belijdenis van het voorgeslacht (klinkt veel afstandelijker dan "de vaderen" - onder wie vanouds de moederen begrepen zijn). Betekent dat, dat het niet meer de belijdenis is van de kerk van nu? Niet méér dan een historische vermelding dus, maar in feite een afschaffing ervan, wat nooit tevoren in de geschiedenis van onze kerk is geschied? b. Gemeenschap met de belijdenis. Is het niet tegenstrijdig de Calvi-
11
nistische en de Lutherse traditie in confessioneel opzicht met elkaar te vermengen door de wijze waarop in het ontwerp de diverse protestantse belijdenissen op één lijn worden gesteld? Het zou o.i. helderder en juister zijn als de Augsburgse Confessie en de Catechismus van Luther werden ondergebracht in een afzonderlijk lid voor de kerken van lutherse traditie (die zich immers volgens art. VI-2, ook binnen het verband van de VPKN, afzonderlijk blijven organiseren) en zo ook de gereformeerde belijdenisgeschriften in een afzonderlijk lid voor de kerken van gereformeerde traditie. Zó kan men voorkomen dat aan een bepaald type gemeente tegenstrijdige belijdenissen worden opgedrongen, c. Weliswaar is het een verbetering dat de Leuenberger Konkordie en de Barmer Thesen uit artikel 1-4 verwijderd zijn en zo in zekere zin ontkoppeld van de belijdenisgeschriften. Toch zijn zij in artikel 1-5 blijven staan in het kader van het belijden. 1. Wij blijven hiertegen bezwaar maken op inhoudelijke gronden die bij het vorige ontwerp reeds van diverse zijden zijn aangegeven (ontkrachting van de belijdenisgeschriften). 2. De vraag is ook of de uitspraak in artikel 1-5 wel in een kerkorde thuishoort. Erkenning van de betekenis van de Leuenberger Konkordie was immers niet meer dan een evaluerende synodeuitspraak van 1973, géén kerkorde-bepaling. Nu maakt men een synodale uitspraak ineens stilzwijgend tot een bindende bepaling voor heel de kerk. Dit geldt ook voor de erkenning van de betekenis van de Barmer Thesen. Wanneer men het laat bij een synodaal waarde-oordeel over deze geschriften (iets wat niét in een kerkorde thuishoort), in plaats van er al de gemeenten kerkordelijk aan te binden, kan veel frustratie worden voorkomen. 3. Daarbij willen wij erop wijzen dat de Leuenberger Konkordie in 1971 slechts door 30 personen uit 93 Europese kerken is ondertekend. Door heel de breedte van de belijdende beweging in Duitsland (ook van lutherse zijde) is zij afgewezen en ook door de Lutherse Kerken in de Scandinavische landen niet aanvaard. Dat betekent dat de Leuenberger Konkordie veeleer een splijtzwam is tussen de kerken en dus zeker niet in het belang van de samenbinding. 4. Ten aanzien van de theologische Verklaring van Barmen (1934) moet worden opgemerkt: - dat deze sterk historisch bepaald is (Duitse Kerkstrijd) en het dus de vraag is of deze na 60 jaar in een kerkorde moet worden opgenomen;
12
- dat de gereformeerde gemeenten behorende tot de Evangelische Kirche Deutschlands er wel grote verwachting van hebben gehad, maar daarin zeer teleurgesteld zijn, omdat haar formuleringen niet een opkomende dwaalleer (met name de "ontmythologiseringstheologie") hebben kunnen verhinderen. De door de Barmer Thesen gebezigde term "Zuspruch" (Jezus Christus als Gods aanzegging van de vergeving der zonden) bleek te leiden tot een onbijbelse en onconfessionele algemene verzoeningsleer; en de term Anspruch " (Gods aanspraak op ons leven) leidde tot een sociaal-ethisch verstaan (ofwel een humanistisch socialisme) i.p.v. een christelijke ethiek die voortspruit uit de ervaring van de rechtvaardiging van de goddeloze. (Zie: Ref. Dagblad 21.1.1993). 4. Historische continuïteit In artikel II-1 wordt de historische continuïteit van de zich verenigende kerken aangegeven. De toelichting van de Werkgroep stelt dat zo de VPKN de (rechts)opvolgster is van de drie kerken. Voor ons blijft er echter veel onzekerheid over, omdat de juridische verantwoording hierover ontbreekt. De vraag blijft: - bestaat de Ned. Herv. Kerk straks nog? - wat betekent fusie van het geheel voor gemeenten die niet meedoen? - wie plegen er straks afscheiding: de gemeenten die opgaan in de nieuwe kerk? Of de gemeenten die blijven wat ze zijn? Het is een juridisch manco een continuïteit vast te stellen die voor velen lang niet zeker is. Dit geeft verwarring bij het considereren over dit ontwerp. Onduidelijkheid over deze vragen zal onherroepelijk leiden tot nieuwe verdeeldheid en scheuring. En wat heeft een eenwordingsproces dan voor zin? 5. De Verbondsgedachte In het ontwerp ontbreekt een duidelijke verbondsvisie, die toch van wezenlijk belang is voor de visie op de kerk. Wij wijzen op: a. Het laten vervallen van de geboorteleden. Ons klassieke doopsformulier noemt de geboorteleden vóór het ontvangen van de H. Doop: "lidmaten van Zijn gemeente". Mag het loutere feit dat ouders hun kinderen niet laten dopen (hetzij door nalatigheid, hetzij door een afwijkende visie op de betekenis van de H. Doop) reden zijn om hen "als lidmaten van Zijn gemeente" te royeren? Wat betekent dan nog het Genadeverbond in de lijn der geslachten?
13
Dit is een bijzonder pijnlijke amputatie van leden die soms zeer trouw zijn. "Geboortelid" betekent immers niet per definitie "onkerkelijk". b. De klassieke lijn: geboorte-doop-belijdenis-avondmaal, die alles te maken heeft met de verbondsgedachte, is in dit ontwerp losgelaten. c. Ook de "Vaderlandse Kerk"-gedachte ontbreekt in dit ontwerp. Dit komt ook uit in de naam VPKN> die wij afwijzen. Waarom klinkt het woord "Hervormd" niet meer door in de naam? Dit woord verbindt immers met de vaderen, met de Hervorming (waaruit alle drie de kerken voortgekomen zijn) en ook met het "reformata quia reformanda" (hervormd om steeds weer hervormd te worden) dat in dit proces zo menigmaal is aangehaald? Waarom kan dit niet voor een kerk die "de dag van de kerkhervorming" gedenkt (art. VII-3)? d. Het Verbond betekent ook dat de Kerk een "ecclesia" is: een eigen volk van God, geroepen uit de wereld om Zijn bijzondere verbondsvolk te zijn, geënt op Gods Verbond met Israël. Een adequate ecclesiologie ontdekken wij niet in dit ontwerp. 6. Gerichtheid op de wereld Wij ontkennen niet dat de kerk een plaats, taak en roeping ten opzichte van de wereld heeft. Wel achten wij de kerk in dit ontwerp eenzijdig extrovert. a. De nieuwe kerk zal volgens deze kerkorde typisch modern naar buiten gericht zijn (horizontale Koninkrijk Gods-opvatting). In confessioneel opzicht is dit puur eenzijdig. Volgens de toelichting van de Werkgroep is men bewust bang om binnenkerkelijk te zijn. b. De eenzijdige horizontale Koninkrijk Gods-gedachte blijkt ook uit termen ate: vieren, dienen, soms bewust in plaats van "bedienen" (dat meer van Boven komt). De toelichting van de werkgroep d.d. 2 sept. '93 aan de synodeleden zegt op blz. 5: "De werkgroep heeft in dit artikel over de gemeente (IV-1) bewust gekozen voor viering in plaats van bediening. Bediening wijst op de ambtshandelingen van de predikant. In artikel IV gaat het om de gemeente, die in de viering gehoor geeft aan haar roeping tot de dienst aan het Woord van God." Hier ontbreekt duidelijk de vertikale dimensie van het begrip bediening. Blijkens de begrippen als dienst en viering in het ontwerp bewegen prediking, sacramenten enz. zich van beneden naar Boven. Alle nadruk ligt op de dienende en vierende gemeente. Waar blijft hier het element van Boven naar beneden? Doet God Zelf ook nog
14
iets in de kerk? Ligt hier niet teveel de nadruk op de vierende gemeente i.p.v. op de sprekende God? Luther zegt t.a.v. het gebod tot de Godsverering, dat de kracht en de macht van dit gebod niet in vieren maar in heiligen gelegen is ("De boodschap des heils"). c. Hoeveel keren komt men in het ontwerp niet het woord wereld tegen. Overigens niet altijd pertinent onjuist, maar het begrip ecclesia ontbreekt: de Kerk geroepen uit de wereld. (Zie ook boven: 5d). De Kerk is toch méér dan een maatschappelijk verschijnsel. Dit komt onvoldoende uit. d. Waarom wordt Christus in artikel 1-6 wèl genoemd "Heer van de wereld" en niet meer "Hoofd der Kerk" (oud artikel X)? (We vinden de aanduiding weliswaar wel in artikel VI-1, maar waarom dan niet helder en klaar en onomwonden in artikel 1-6?) 7. Sacramenten Ten aanzien van de sacramenten hebben wij de volgende bezwaren: a. Volgens de huidige Kerkorde worden de kinderen der gemeente gedoopt. Het nieuwe ontwerp, artikel VI-2, kent deze uitdrukking niet meer. Mogen dus kinderen van geboorteleden (die niet meer bij de gemeente gerekend worden) niet meer gedoopt worden? Waartoe deze verenging (zie ook hierboven 5a)? Mag een kerkorde enger zijn dan het Verbond Gods volgens de H. Schrift? b. Het Heilig Avondmaal is naar reformatorisch verstaan van de H. Schrift: Verbondsmaaltijd, geloofsmaaltijd, gemeenschapsmaaltijd, belijdenismaaltijd ("zo verkondigt de dood des Heeren"). Daarom menen wij de in het ontwerp toegestane ontkoppeling van openbare geloofsbelijdenis en Heilig Avondmaal te moeten afwijzen (art. IX-3. In art. XI-4 wordt de toeleiding tot het H.A. gesteld vóór de openbare belijdenis des geloofs, een onjuiste volgorde). 8. Apostolaat (ontwerp art. X) Verdwenen is hier de arbeid tot kerstening van overheid en volk en de strijd voor het reformatorisch karakter van staat en volk. Heel het artikel in dit ontwerp is een verarming vergeleken bij het huidige artikel VIII van onze kerkorde. 9. Huwelijk Wij maken ernstig bezwaar tegen het geruisloos laten vervallen van het oude artikel XXI over het huwelijk als inzetting Gods. De verantwoording d.d. 2 sept. '93 van de Werkgroep aan de syno-
15
deleden (blz. 17) motiveert het weglaten ervan met het argument: "Het sacramentele denken over het huwelijk moet niet via opname in de kerkorde worden gevoed." Wij vinden dit argument ridicuul en irreëel in kerken van de Hervorming, waarin over het huwelijk nimmer sacramenteel is gedacht als in de R.K. Kerk. Het is een argument dat past in een tijd waarin het huwelijk naar het gevoelen van de massa aan betekenis en waarde inboet. Juist daarom is een artikel over het huwelijk als inzetting van God van het hoogste belang. Nu wordt de deur opengezet voor de inzegening van niet-huwelijkse relaties, in strijd met de bijbelse visie op het huwelijk. Uit dien hoofde moet ook het woord "trouwdiensten" (art. VII-1) in plaats van huwelijksdiensten worden afgewezen. Ook beroept bovengenoemde verantwoording zich erop dat de kerk nog geen theologische discussie heeft gevoerd over de zin van het huwelijk. Ook dit argument wijzen wij af: a. Gods Woord is hierin immers duidelijk. b. Zonder die discussie mag juist een bestaande instelling niet zomaar geschrapt worden. Dus: juist laten staan! 10. Overige bezwaren a. Democratisch karakter. Volgens artikel VI-5 neemt de kerkeraad geen besluiten van wezenlijk belang zonder eerst de gemeente gehoord te hebben. Dit democratisch principe van de gemeente tegenover de ambtelijke verantwoordelijkheid van de kerkeraad (in plaats van het ambt tegenover de gemeente) wijzen wij af. Zó worden kerkeraden (ambten) onmondig gemaakt; tegenover de almacht van de synode die niet eerst de kerkleden hoort, zelfs niet bij een fusieproces. b. Christocentrisch karakter. Naar ons gevoelen is de geest van dit ontwerp te algemeen godsdienstig (zie vooral art. 1-7: gesprek inzake het Schriftverstaan: gesprek inzake het belijden dat Jezus de Christus is, i.p.v. Jezus Christus te betuigen en verkondigen; art. XVI-2, "respectvolle omgang met andere godsdiensten", juist ook in de missionaire arbeid). Naar de boodschap van de Heilige Schrift is Jezus Christus als het Hoofd en hart van het Christendom exclusief. Dit moet in de kerkorde van een Christelijke Kerk scherper uitkomen.
16
Enige conclusies uit het vorenstaande: 1. De fusiedwang, die de ziel is van de ontwerp-kerkorde, brengt grote delen van onze Kerk in gewetensnood. 2. De verenigde kerk zal in feite niet langer meer van een duidelijk presbyteriaal-synodaal karakter zijn, maar congregationalistisch (hotelkerk met vrije appartementenkeuze). Deze struktuur wijzen wij af. 3. Wat in dit stuk gezegd is over het ontbreken van een duidelijke verbondsvisie, over de horizontale extroverte ecclesiologie, het democratisch karakter van de kerk en over de al te zwakke Christocentrische geest van dit ontwerp, zal oorzaak ervan zijn dat wij ons in de nieuwe kerk geestelijk niet thuis zullen voelen. 4. Het vorenstaande doet vrezen dat door deelname aan de Verenigde Protestantse Kerk in Nederland onze Nederlandse Hervormde Kerk wel gereformeerden en luthersen aantrekt maar intussen eigen broeders en zusters uitstoot. In dit verband past een woord van Hoedemaker in zijn strijd om de gehéle kerk: "Ik zou haast zeggen met Paulus: Indien dezen in het schip niet blijven, gij kunt niet behouden worden!" En een woord van Bullinger: "Men moet nooit aan een vereniging beginnen als dat een andere opdeling teweeg zal brengen!" Ons standpunt is: geen fusie, geen federatie, ten hoogste de mogelijkheid tot samenwerking op basis van een Tussenorde. Dit betekent onzerzijds: afwijzing van de ontwerp-kerkorde. Gode en Zijn genade in alles bevolen, De Kerkeraad van de Hervormde Gemeente te Sint Anthoniepolder, Ds. L.H. Oosten (praeses) J.G. Vriens (scriba)
17
3. Consideratie over de ontwerpkerkorde voor de VPKN Vooropmerking: Ik acht het niet nodig hier de ontworpen Kerkorde voor de Verenigde Protestantse Kerk in Nederland integraal op te nemen. Met ons commentaar op de inhoud ervan menen wij hier te kunnen volstaan. Naar gezamenlijk ontwerp van predikant en scriba van de Hervormde Gemeente te Sint Anthoniepolder werd op 23 juni 1994 door de kerkenraad van deze gemeente de volgende bijdrage in de consideratie over de eerste zes artikelen van de ontworpen Kerkorde gezonden aan het moderamen van de Classicale Vergadering van Barendrecht. Deze bijdrage is met die van andere kerkenraden volledig bij de consideratie betrokken. De Classicale Vergadering van Barendrecht heeft in grote meerderheid de beoogde fusie afgewezen. Geacht moderamen, De kerkeraad van de Hervormde Gemeente te Sint Anthoniepolder deelt u als bijdrage in de aanstaande consideratie ten aanzien van de eerste zes artikelen (de artikelen I tot en met VI) van het tweede concept van de SOW-kerkorde het volgende mede. Wij herinneren u aan onze brief d.d. 21 maart 1994, gericht aan de Classicale Vergadering van de Classis Barendrecht, de inhoud waarvan wij graag zien betrokken worden in de eerdergenoemde aanstaande consideratie. Een kopie van de brief gelieve u hierbij aan te treffen. Ter aanvulling op onze brief d.d. 21 maart 1994 geven wij u het volgende in overweging. Vooropmerking In 1986 heeft de Generale Synode besloten tot de zogenaamde "In staat van hereniging", dat wil zeggen dat de Kerk zich bevindt op de weg naar eenheid. Daarbij is uitdrukkelijk verklaard dat geen enkele gemeente gedwongen zal worden tot federatie. Het is daarom onjuist dat de ontwerp-kerkorde ons nu geforceerd plaatst voor een fusie. De mening dat kan/moet worden gekozen uit de twee alternatieven
18
"fusie" en "federatie" is overigens ook onjuist: de besluitvorming "In staat van hereniging" heeft toch de ruimte in zich van drie mogelijkheden, te weten "samenwerking", "federatie" en "fusie". De PKV van Zuid-Holland heeft onlangs in een officiële verklaring aanbevolen dat het verenigingsproces zich geleidelijk dient te voltrekken, te weten in drie fasen (zeker in de geest van de eerdergenoemde besluitvorming): samenwerking, van daaruit langzaam groeiend naar federatie en tenslotte fusie. Wij citeren graag enkele passages uit de Besluitvorming "In staat van hereniging" in 1986: "Beide synoden hebben in hun besluitvorming uitgesproken dat de verklaring "In staat van hereniging" geen verplichting inhoudt om plaatselijk tot vormen van samenwerking te komen indien men daarover niet tot overeenstemming kan komen"; "De verklaring "In staat van hereniging" laat onverlet de eigen verantwoordelijkheid van een hervormde gemeente of een gereformeerde kerk om niet tot een vorm van samenwerking te besluiten, indien deze gemeente en kerk daarover niet tot overeenstemming kunnen komen, en om ZELF bij het aangaan van een samenwerking de aard en het tempo daarvan te bepalen"; "De verklaring "In staat van hereniging" laat onverlet dat hervormde gemeenten en gereformeerde kerken die niet tot brede interkerkelijke samenwerking (federatie) besloten, blijven vallen onder resp. de hervormde en de gereformeerde kerkorde, met inachtneming van de voor de meerdere kerkelijke vergaderingen eventueel aangegane federatieve vorm van samenwerking." Wij wijzen nadrukkelijk fusie, maar ook federatie, af en willen vanuit de besluitvorming "In staat van hereniging" van 1986 niet verder gaan dan kerkordelijk te regelen mogelijkheden van samenwerking (derhalve zonder federatie-overeenkomst tussen de drie kerkgenootschappen). Dit betekent dat wij de ontwerp-kerkorde, in ieder geval al vanwege de fusiegedachte die voor dit ontwerp fundamenteel blijkt te zijn, in het geheel afwijzen. Zie hiervoor ook onze brief van 21 maart 1994.
19
Intussen willen wij niet nalaten over de inhoud van de afzonderlijke artikelen te consideren en wel als volgt: Artikel 1-1 Voor de naam geven wij de voorkeur aan (VERENIGDE) KERK IN NEDERLAND.
HERVORMDE
Motivering: a. vanwege de Vaderlandse-Kerk-gedachte; b. "protestants" is te vaag en "reformatorisch" of "evangelisch" zijn teveel gekleurd vanuit bepaalde richtingen; c. alle drie de kerken komen voort uit de Hervorming en (art. VII-3) de (verenigde) Kerk viert immers de dag van de kerkhervorming. Er kan dan op de naam "Hervormd" niets tegen zijn. Artikel 1-2 Om de verbondsgedachte, die in deze Kerkorde veel te zwak aanwezig is, sterker tot uitdrukking te brengen, stellen wij voor i.p.v. de woorden "Levend uit Gods genade" te stellen "Levend uit Gods genadeverbond \ De afstandelijke en verleden tijd uitdrukkende term "voorgeslacht" dient o.i. te worden gewijzigd in de term "vaderen" (waarin uiteraard ook de moeders begrepen zijn), die veel meer verbondenheid uitdrukt. y
Artikel 1-4 Om vermenging van niet-verenigbare confessies te vermijden, stellen wij voor: de gereformeerde belijdenisgeschriften op te nemen in een apart lid voor de kerken van de gereformeerde traditie, en de lutherse belijdenisgeschriften in een apart lid voor de kerken van de lutherse traditie. Immers volgens artikel VI-2 blijven de kerken van de lutherse traditie zich binnen het verband van de VPKN afzonderlijk organiseren. Door ons voorstel kan worden voorkomen dat aan een bepaald type gemeente, aan elkaar tegenstrijdige belijdenissen worden opgedrongen. Artikel 1-5 De in dit artikel genoemde geschriften (theologische verklaring van Barmen en Konkordie van Leuenberg) zijn geen kerkelijke confessies. Dit artikel doet slechts evaluerende uitspraken over de betekenis van deze theologische documenten. Dergelijke uitspraken horen in een Kerkorde niet thuis. Wij stellen daarom voor, het slechts te
20
laten blijven bij synodale uitspraken die in het verleden reeds zijn gedaan, en ze uit dit Ontwerp te laten vervallen. Bovendien hebben wij inhoudelijke bezwaren tegen deze bedoelde uitspraken (zie hiervoor onze brief van 21 maart 1994). Artikel 1-6 Hier wordt Jezus Christus slechts beleden als "Heer van de wereld". Gelet op het oude artikel X van onze Hervormde Kerkorde en gezien ook artikel VI-1 van dit Ontwerp, stellen wij voor, hier te spreken van "Jezus Christus als Hoofd van de Kerk en Heere van de wereld...". Zo wordt tevens enigszins tot uitdrukking gebracht dat de Kerk ("ecclesia", geroepen uit de wereld) een afzonderlijke grootheid is in deze wereld. Artikel 1-7 In dit artikel betreffende de roeping van de Kerk ten opzichte van Israël willen wij voor de slotwoorden "en het belijden dat Jezus de Christus is" laten opgenomen worden "en betuigt zij ook aan Israël dat Jezus is de Christus". Dit conform Hand. 17:3 en Hand. 18:28 e.a.. Artikel 1-8 Om de christologie en soteriologie (de leer aangaande Christus en het heil) hier te versterken, stellen wij voor, dit artikel als volgt te formuleren: "Gezonden in de wereld en geroepen tot de bediening van de verzoening, getuigt de Kerk in verkondiging en dienst aan alle mensen en aan alle volken van het heil in Christus en van de komst van het Koninkrijk van God." Artikel 1-9 Het woord "belijden" is hier te dynamisch en afstandelijk ten opzichte van de fundamenten der Kerk. Wij stellen voor, de woorden "in de weg van haar belijden" te wijzigen in "in de weg van Schrift en belijdenis". In geen geval mag hier de Heilige Schrift ontbreken. Artikel 1-10 Voor een belijdende Kerk is het fundamenteel dat men bezwaren tegen de confessie en tegen het voortgaande belijden, op een kerkelijke wijze aan de orde kan stellen. Daarom dient aan dit artikel te worden toegevoegd: "Bezwaren inzake dat belijden kunnen door belijdende leden, onder beroep op de Heilige Schrift, worden voorgelegd aan het oordeel van de Kerk, die zich daarover uitspreekt." (vergelijk huidige Kerkorde).
21
Artikel 'II.-1 Ook bij dit artikel tekenen wij nog eens onze bezwaren aan tegen fusie van de drie kerkgenootschappen. Mocht deze Kerkorde niettemin worden aanvaard en vervolgens tot fusie besloten, dan kunnen wij de stelling dat de VPKN de voortzetting is van de drie deelnemende kerken slechts aanvaarden als de juistheid hiervan vooraf juridisch is vastgesteld en aangetoond in alle opzichten, te weten vanuit het kerkrecht en vanuit het burgerlijk recht (daar de Kerk niet alleen een geestelijke verschijning maar ook een maatschappelijke/ burgerlijke verschijning is). Voor ons is het vooralsnog de vraag of de VPKN niet een nieuwgestichte kerk is en of het mogelijk is dat een synode bij zo'n grootschalig verzet vanuit het grondvlak, gerechtigd is Hervormde Gemeenten te dwingen zich te voegen in een nieuw kerkverband. Anders gezegd: als het standpunt van een meerderheid in de synode in wezen een minderheidsstandpunt is ten opzichte van het standpunt van het grondvlak, kan zij dan gemeenten juridisch dwingen zich te voegen in dit proces? Artikel 11-2 In plaats van de aanduiding "protestantse gemeenten" stellen wij voor (naar de bedoeling van dit ontwerp) op te nemen: "verenigde gemeenten". Immers hervormde gemeenten en gereformeerde kerken zijn toch ook protestants. Artikel 'III-1 Conform onze opmerkingen bij artikel 1-2 zien wij hier de woorden "krachtens Gods genade" gaarne veranderd in "krachtens Gods genadeverbond". Artikel III-2 Gedachtig aan de uitgebreidheid van het genadeverbond ("Abraham en zijn zaad in hun geslachten", Gen. 17, en "uw kinderen", Hand. 2:39) dienen hier ook opgenomen te worden de geboorteleden. Het is principieel onjuist dat de Kerk kinderen van gemeenteleden laat vallen als niet tot de gemeente behorende. Geboorteleden zijn bovendien niet per definitie niet meelevend. Er zijn onder hen zeer getrouwe gemeenteleden. Vergelijk ook het Doopsformulier, dat de kinderen reeds voor hun Doop noemt: lidmaten van Zijn gemeente. Artikel III-5 In aansluiting op het vermelde subartikel III-2 dient artikel III-5 dan
22
te luiden: "De gemeente onderhoudt een bijzondere band met hen die blijk geven van verbondenheid met de gemeente". Artikel IV-1 In plaats van "viering" van doop en avondmaal dient gesteld te worden: "bediening" van de doop en het avondmaal. Viering komt immers van beneden, bediening komt van Boven. Artikel V-l In de reformatorische ambtsopvatting vanuit de Heilige Schrift zijn de ambten een vertegenwoordiging van Christus (het "ambtelijke tegenover" de gemeente), niet te verwarren met de algemene roeping van de gelovigen. Aan dit laatste doet de lutherse uitdrukking "het openbare ambt van Woord en Sacrament" denken. Wij stellen daarom voor artikel V-l als volgt te redigeren: "Om de gemeente bij het heil te bepalen en bij haar roeping te bewaren, zijn van Christuswege de volgende ambten gegeven: het ambt van predikant,het ambt van ouderling en het ambt van diaken. Deze ambten zijn verantwoordelijk ook voor andere diensten in kerk en gemeente." Artikel V-2 Dit artikel sluit in het zogenaamde "aangepaste beheer", waarover in de kerk al veel te doen is geweest en dat in vele gemeenten nog steeds verzet ondervindt. Wij hebben nimmer het beheer verplicht bij de ambtsdragers ondergebracht willen zien, maar de mogelijkheid willen openlaten tot vrij rentmeesterschap (z.g. vrije kerkvoogdij). Wij stellen dus voor, het rentmeesterschap in dit artikel te schrappen. Artikel V-3 Het lijkt ons juist als er bij de taak van de diakenen na het woord "inzamelen" wordt toegevoegd: "beheren". Artikel V-5 In een belijdende kerk moet het onjuist worden geacht dat men pas belijdenis des geloofs aflegt na tot een ambt geroepen te zijn. Ambtsdragers dienen gerecruteerd te worden uit de belijdende leden der Kerk. Daarom stellen wij voor, artikel V-5 als volgt te wijzigen: "Een ambt in de kerk kan uitsluitend worden vervuld door hen die belijdenis van het geloof hebben afgelegd, naar de orde van de kerk tot het ambt geroepen zijn en in het ambt bevestigd zijn, onder aanroeping van de Geest".
23
Artikel V-6 In aansluiting op wat wij hierboven bij artikel V-l opmerkten, menen wij dat in dit artikel de woorden "in samenwerking met" dienen te worden aangevuld met: "en onder verantwoordelijkheid van...". Artikel VI-2 Om daadwerkelijk recht te doen aan artikel II-2 (de VPKN bestaat uit verenigde, hervormde, gereformeerde en lutherse gemeenten) dient dit ook tot uitdrukking te komen in classicaal verband. Wij stellen voor, in artikel VI-2 de woorden "voor de tot een classis behorende gemeenten de classicale vergadering" te wijzigen in: "voor de tot een classis behorende gemeenten de verenigde, hervormde of gereformeerde classicale vergadering." Artikel VI-3 Conform het vorenstaande te lezen voor de woorden "door de classicale vergadering": "door de verenigde, hervormde en gereformeerde classicale vergaderingen". Artikel VI-5 Het in dit artikel gestelde ondermijnt het gezag van het ambt en de eigen verantwoordelijkheid van de kerkeraad. Wij zijn van mening dat dit artikel dient te vervallen. Artikel VI-7 Wij pleiten voor de handhaving van de Provinciale Kerkvergadering als dienstenverlenende instantie, onder handhaving van de huidige bevoegdheden. Gode en Zijn genade in alles bevolen, De Kerkeraad van de Hervormde Gemeente te Sint Anthoniepolder, J.G. Vriens, scriba
24
ds. L.H. Oosten, praeses
Op 8 december 1994 besloot de kerkenraad op ons voorstel als volgt te considereren over het vervolg van de ontwerp-kerkorde: Vooropmerking Ook bij onze consideraties over de tweede helft van de ontwerpkerkorde wijzen wij u erop dat wij deze kerkorde in haar geheel afwijzen vanwege de fusiegedachte die eraan ten grondslag is gelegd. Op grond van de Besluitvorming "In staat van hereniging" in 1986 willen wij niet verder gaan dan kerkordelijk te regelen mogelijkheden van samenwerking op basis van een Tussenorde, derhalve zonder federatie-overeenkomst tussen de samenwerkende kerkgenootschappen. Zowel fusie als federatie tussen de in het SOWproces betrokken kerkgenootschappen zijn voor ons niet aanvaardbaar (zie ook onze vooropmerking op onze consideraties over het eerste gedeelte van het Ontwerp van de SOW-Kerkorde). Intussen willen wij niet nalaten over de inhoud van de afzonderlijke artikelen van het ontwerp te considereren en wel als volgt.
Consideraties
Artikel VII-1 Om de heiligheid en de goddelijke instelling van de sacramenten te benadrukken, zien wij graag de woorden "de viering van doop en avondmaal" gewijzigd in "de bediening van de Heilige Doop en van het Heilig Avondmaal" (eventueel in: "de bediening van de sacramenten"). Het woord "bediening" in plaats van "viering" laat namelijk meer het verticale van Boven naar beneden uitkomen. Daar het een groot goed is dat de kerk op vele plaatsen nog bid- en dankdagen kent, zien wij (mede gelet op artikel XII K.O. '51) liever gesproken worden van: "boete-, bede- en dankdagen" (ook in deze volgorde: bede voorafgaand aan de dank). Voorts verdienen ook de diensten op de Oudejaarsavond en de Nieuwjaarsdag vermelding in dit artikel. Het woord "trouwdiensten" dient te worden vervangen door "huwelijksdiensten" om de heiligheid en de goddelijke instelling van het huwelijk te laten uitkomen en daarmee andere levensverbintenissen buiten de bijbelse inzetting van de echt (tussen man en vrouw), en dus te beschouwen als echtbreuk, nadrukkelijk uit te sluiten.
25
"Getijdediensten" dient, als een in de gereformeerde liturgie vrijwel onbekend (en rooms aandoend) verschijnsel, te vervallen. Artikel VII-2 In plaats van de woorden "na overleg" dienen hier de woorden "in overleg" (overeenkomstig artikel XI K.O. '51) te worden gehandhaafd. De in het ontwerp voorgestelde wijziging betekent met betrekking tot de inrichting van de eredienst een belangrijke verzwakking van de positie van de voorgangers ten opzichte van die van de kerkeraad, hetgeen, gelet op de gewetensvolle taak en het aandeel hierin van de voorganger, dient te worden voorkomen. Artikel VII-3 In dit artikel dienen de woorden "de verschijning" van Christus te vervallen. Het betreft hier geen heilsfeit en past hierom dus niet in de opsomming van heilsfeiten. Bovendien doen de woorden rooms aan (Epifanieën). Eveneens dient te vervallen "de dag van de Drieëenheid". Wij zien geen reden een Anglicaanse traditie in te voeren in onze kerk, en laten bij niet opnemen van deze woorden in de Kerkorde toch de Luthersen vrij hierin hun traditie te volgen. Het betreft hier wederom geen heilsfeit noch een kerkhistorisch feit. Artikel VIII-2 De formulering van dit lid is volkomen onduidelijk. Het is juister hier zowel het begrip kinderdoop als het begrip volwassendoop expliciet te noemen, in plaats van het onduidelijke "voor wie of door wie". Ook de uitdrukking "nadat het geloof door en met de gemeente beleden is" geeft niet duidelijk aan wat de toelichting op het artikel wél zegt: dat het hier gaat om de belijdende gemeente en dus niet om de individuele openbare belijdenis des geloofs. In het licht van wat de toelichting zegt, zou dit dan betekenen: - dat ten aanzien van de kinderdoop de openbare belijdenis des geloofs van de ouders géén voorwaarde is, dus dat ook de kinderen van doopleden die geen belijdenis hebben gedaan, gedoopt kunnen worden, iets wat onzes inziens ook juist is, daar alle kinderen der gemeente op grond van de uitgebreidheid van het genadeverbond "behoren gedoopt te wezen" (Doopsformulier), maar ook
26
- dat ten aanzien van de volwassendoop dan echter óók geen persoonlijke openbare belijdenis des geloofs nodig is, hetgeen wij afwijzen, en ook - dat kinderen van de zogenaamde geboorteleden buiten het recht vallen om gedoopt te worden (immers artikel III-2 van het Ontwerp Kerkorde laat de geboorteleden vervallen als niet behorende tot de gemeente) hetgeen wij als een volstrekt verwerpelijke consequentie beschouwen. Gezien het vorenstaande menen wij dat in dit artikel de term "kinderen van de gemeente" niet mag ontbreken; dat het daarom moet blijven bij de formulering van het oude artikel XV K.O. '51. Tevens zijn wij van mening dat artikel III-2 de ongedoopte leden van de gemeente niet mag laten vervallen (zie ook onze consideratie op het desbetreffende artikel). y
Voorgestelde lezing van lid 2 eventueel: "De Heilige Doop wordt bediend aan de kinderen van de gemeente en aan hen die niet als kind werden gedoopt, na het afleggen van de openbare belijdenis des geloofs." Artikel IX-1 De vervanging van de woorden "in het midden der gemeente" door "door de gemeente" wijzen wij af, immers: - naar het woord van Noordmans is de gemeente tegelijk ook "schare": niet allen in de gemeente kunnen als ware gelovigen worden aangemerkt. De nodiging tot het Heilig Avondmaal is gericht aan de gelovigen en dus moet het Heilig Avondmaal worden gevierd niet door allen, maar door de gelovigen in het midden van de gemeente. Deze scheidslijn mag niet worden uitgewist. Waartoe dient anders de zelfbeproeving in het kader van de voorbereiding op het Heilig Avondmaal?; - de term "door de gemeente" laat niet alleen doopleden toe aan de Tafel des Heeren, maar zelfs niet-gedoopten, die immers ook tot de gemeente gerekend dienen te worden (zie onze consideratie op artikel III-2) als kinderen des Verbonds in de lijn der geslachten ("de gelovigen en hun zaad"). Deze verbreding van de toelating tot het Heilig Avondmaal van zelfs doop- en geboorteleden kunnen wij niet aanvaarden. Wij moeten vasthouden aan de klassieke lijn: geboorte-Doop-Openbare belijdenis-Heilig Avondmaal.
27
Artikelen IX-2 en IX-3 Hier wordt de klassieke lijn (geboorte-Doop-Openbare belijdenisHeilig Avondmaal) losgelaten en wordt zelfs ruimte geschapen voor de kindercommunie. Wij wijzen ook dit laatste af, niet omdat kinderen niet zouden kunnen geloven, maar omdat kinderen veelal nog niet rijp zijn voor openbare geloofsbelijdenis en zelfbeproeving. Wij volgen hierin de oudchristelijke en gereformeerde traditie. Lid 2 dient duidelijk de openbare belijdenis des geloofs te stellen en lid 3 dient te vervallen. Artikel X-l Wij achten dit artikel in zijn geheel een verarming ten opzichte van artikel VIII K.O. '51. Wij bepleiten hier de handhaving van de vermelding van de "arbeid tot kerstening van overheid en volk en de strijd voor het reformatorisch karakter van staat en volk". Artikel X-2 Hier ontbreekt de geestelijke roeping van de diaken ("troostelijke redenen" - klassiek bevestigingsformulier). Artikel X-4 Met het oog op de uniciteit van Christus stellen wij voor, de woorden "gemeenten waarvan de leden uit andere culturen afkomstig zijn" te doen voorafgaan door het bijvoeglijk naamwoord "christelijke" (dus: "christelijke gemeenten waarvan de leden enz.). Artikel XI-4 "De voorbereiding op de openbare belijdenis des geloofs" dient te worden ^geplaatst na "het leren leven uit Gods beloften en naar Zijn geboden". Voor al het volgende is immers een belijdend geloof nodig. Tevens zijn wij van mening dat er door de wijze waarop de zinsneden in het Ontwerp zijn geplaatst, er een ongeoorloofde ontkoppeling tussen belijdenis en Heilig Avondmaal plaatsvindt. Artikel XI-5 "De belijdenis en de geschiedenis van de kerk" moet naar boven worden geschoven, naar na "het lezen en verstaan van de Heilige Schrift". Kennis van Schrift, van belijdenis en van geschiedenis zijn immers onontbeerlijk voor het in het artikel daarop volgende.
28
Artikel XI-7 Gezien de betekenis en het gewicht van de openbare belijdenis des geloofs dient te worden vastgehouden aan de oude formulering: "Tot deze belijdenis worden zij niet toegelaten dan na onderzoek door de kerkeraad". "Onderzoek" gaat wezenlijk dieper dan "zich verstaan met". Artikel XI-8 Wij stellen voor hieraan toe te voegen het woord "gezin": "...met name in gezin, huis en school", teneinde hiermee de waarde van het christelijk gezin tot uitdrukking te brengen. Artikel XII-1 In plaats van "in de weg van het belijden" dient te worden gesteld het concretere "in de weg van Schrift en belijdenis". Wij achten het zinvol hier aan de Naam van Jezus Christus toe te voegen: "het Hoofd der Kerk en de Herder van Zijn Gemeente" (zie artikel XX K.O. '51). Dit geeft een uitdrukkelijk pastorale toon aan het geheel van dit lid. Na artikel XII Na artikel XII over het Opzicht moeten wij (na de vergelijking met de K.O. '51) ons ten sterkste verzetten tegen het ontbreken van een artikel over huwelijk en gezin. Het huwelijk als een inzetting van God zal heilig gehouden worden. Het gaat niet aan om een eeuwenlang als schriftuurlijk erkende heilige inzetting geruisloos en zonder discussie te laten vervallen. Het is overigens geheel niet terzake doende om (zoals wordt gedaan in de verantwoording d.d. 02.09.1993 van de Werkgroep aan de synodeleden, blz.17) te spreken van "het sacramentele denken over het huwelijk", dat niet via de opname in de kerkorde gevoed zou moeten worden. Wij vinden dit argument ridicuul en irreëel in kerken van de Hervorming, waarin over het huwelijk nimmer sacramenteel is gedacht zoals in de R.K. Kerk. Het is een argument dat past in een tijd waarin het huwelijk naar het gevoelen van de massa aan betekenis en waarde inboet. Juist daarom is een artikel over het huwelijk als inzetting van God van het hoogste belang. Nu wordt de deur opengezet voor de inzegening van niet-huwelijkse relaties, in strijd met de bijbelse visie op het huwelijk en dus een praktijk, de kerk hoogst onwaardig.
29
Ook beroept de bovengenoemde verantwoording van de Werkgroep zich erop dat de kerk nog geen theologische discussie heeft gevoerd over de zin van het huwelijk. Maar juist daarom al mag een bestaande instelling in de kerkorde niet zomaar worden geschrapt. Bovendien is Gods Woord hierin duidelijk. Artikel XIII Wij hebben geen bezwaar tegen vrijwillige "aanpassing" van kerkvoogdijen aan de Kerkorde, maar willen ook hier nogmaals ruimte bepleiten voor de zogenaamde "vrije kerkvoogdijen" (in aansluiting op onze consideratie betreffende artikel V-2). Artikel XIV Een vraag: Moet bij "de daartoe aangewezen colleges" niet worden vermeld door wie deze worden aangewezen? Het betreft hier immers zaken waarvoor "in de orde der kerk" niet een afzonderlijk orgaan is aangewezen. Artikel XVI-1 Wij stellen u voor, de zinsnede "De kerk neemt deel aan de oecumenische arbeid in Nederland en in de wereld" te laten vervallen vanwege haar onbegrensde breedheid. Ook zonder deze zinsnede blijft het artikel zijn oecumenische strekking behouden, maar dan meer begrensd door de grenzen van geloof, belijdenis en geschiedenis. Ook in de oecumene kan de belijdenis van de uniciteit van Christus niet opgegeven worden en is ook de wijze waarop Christus wordt beleden, niet onbelangrijk. Artikel XVI-2 De tweede zin van dit lid doet tekort aan de uniciteit van Christus en brengt het gevaar van syncretistische invloeden met zich mee. Belijders van een andere dan de christelijke godsdienst kunnen worden gerespecteerd in de oprechtheid van de principes, maar de Schrift biedt geen grond tot waardering van andere godsdiensten. Respect voor personen behoeft geen vermelding in de Kerkorde. Wij stellen daarom voor, deze tweede zinsnede te laten vervallen. Artikel XVI-3 Voor de woorden "in samenwerking met kerken en gemeenten" dient te worden vermeld: "in samenwerking met christelijke kerken en gemeenten".
30
Artikel XVIII-3 Indien de kerk kiest voor federatie met de evangelisch-luthersen, kan dit lid ongewijzigd blijven. Indien de kerk kiest voor fusie, is aparte vermelding van de evangelisch-luthersen hier overbodig. De Kerkorde geldt toch vanzelf ook voor hen? Nogmaals stellen wij hier nadrukkelijk dat wij zowel fusie als federatie van de kerkgenootschappen afwijzen en als maximum stellen de mogelijkheid van kerkordelijk geregelde samenwerking, zonder federatieovereenkomst, volgens een Tussenorde. Gode en Zijn genade in alles bevolen, Namens de Kerkeraad van de Hervormde Gemeente te Sint Anthoniepolder, J.G. Vriens, scriba
31
4. "De kerk weerspreekt wat haar belijdenis beweert" (De Konkordie van Leuenberg)
In het Reformatorisch Dagblad van 3 november 1992 schreven wij onder bovenstaande titel het volgende betreffende de Konkordie van Leuenberg. "De kerk erkent de betekenis van de Konkordie van Leuenberg voor de samenbinding van de lutherse en de gereformeerde tradities (...) voor het belijden in het heden." Zo luidt de slotzin van artikel 1-4 van het concept voor de Kerkorde van de Verenigde Reformatorische Kerk. Onverwachts wordt dus veler aandacht gevestigd op de "Konkordie van Leuenberg", een geschrift dat vele theologen hooguit kennen van naam en dat bij het kerkvolk al vrijwel geheel onbekend is. Nu ineens krijgt het een primaire plaats in genoemde (concept-) kerkorde, waar het in één adem genoemd wordt met onze gereformeerde belijdenisgeschriften. Hoe vernietigend deze erkenning van de Leuenberger Konkordie (afgekort LK) is voor het gereformeerd belijdend karakter van de Kerk, is door anderen inmiddels reeds aangewezen. Aanvaarding van dit artikel zou dan ook een regelrechte ramp betekenen voor de Kerk in Nederland, met name ook voor het gereformeerde deel in de Nederlandse Hervormde Kerk. 1
Hevig verzet
Duidelijk is intussen dat de erkenning van de betekenis van de LK in dit ontwerp geschiedt met het oog op de deelname van de evangelisch-luthersen aan het zogenaamde Samen op Weg-proces. Het onbegrijpelijke daarbij is dat juist deze LK zo'n hevig verzet geoogst heeft van de zijde van heel de zogenaamde Bekenntnisbewegung (Belijdenis-beweging) in Duitsland. Vooral ook van lutherse zijde is zij in krachtige bewoordingen van de hand gewezen. En nu komt dan de Kerk in Nederland met zo'n omstreden geschrift onze kerkelijke belijdenissen ontkrachten. Ook al is dan na aangebrachte wijzigingen het eindontwerp van de LK in 1973 door de lutherse Duitse landskerken aanvaard, dat neemt niet weg het fel protest van de belijdende gemeenschappen juist ook in die kerken. De Scandinavische lutherse kerken konden zich er al helemaal niet mee verenigen.
32
Nu is het dan ook dat velen zich afvragen: Wat is toch eigenlijk die LK en wat is het bedreigende ervan voor het gereformeerde belijden? Sterker uitgedrukt: Waarin is de LK een bewijs van het voortgaande moderne proces van devaluatie van de oude belijdenissen (dr. L. Doekes)? Die vragen vereisen een nadere beschouwing van de LK.
Stroom van bezwaren
In september 1971 kwamen op de Leuenberg bij Bazel 44 vertegenwoordigers samen van ongeveer negentig uitgenodigde kerken in Europa. Op basis van de zogenaamde "Schauenburger Thesen" (resultaat van gesprekken tussen lutherse en gereformeerde theologen op initiatief van de Wereldraad van Kerken, 1963-1967) hield men zich daar bezig met het streven naar confessionele eenheid tussen de lutherse en gereformeerde kerken in Europa. Het resultaat was het ontwerp van een "Konkordie" (= overeenstemming) "van reformatorische kerken in Europa": de zogenaamde "Leuenberger Konkordie", die door dertig van de aanwezige kerkvertegenwoordigers werd ondertekend en daarna tot 1973 aan de verschillende kerken werd voorgelegd. Een stroom van bezwaren brak nu los, waarvan we er een aantal willen noemen, met name van de kant van de Duitse belijdenisbeweging. Om te beginnen: het "Theologisch Convent van Belijdende Gemeenschappen". Dat is een orgaan van de "Conferentie van Belijdende Gemeenschappen", die een overkoepeling vormt van de verschillende belijdenis-bewegingen in Duitsland. Hiertoe behoren de volgende bewegingen: "Kein Anderes Evangelium" met haar vele regionale afdelingen, "die Evangelische Sammlung Berlin", "die Kirchliche Sammlung um Bibel und Bekenntnis" in verschillende landskerken, de "Ludwig-Hofacker-Vereinigung" in Württemberg, het "Gnadauer Verband" en de "Evangelische Notgemeinschaft", terwijl als gastleden deelnemen de zelfstandige Evangelisch-Lutherse Kerk in Duitsland, "die Evangelische Sammlung" in Württemberg en die in het Rheinland, "die Kirchliche Sammlung in Nordelbien" en "die Sammlung Bekennender Evangelischer Frauen". Dat is dus nogal wat.
Primaire opdracht
Welnu, deze verbonden belijdende gemeenschappen hebben bij monde van het Theologisch Convent gezamenlijk stelling genomen
33
tegen de LK in haar discutabele doelstellingen en dubbelzinnige formuleringen met de volgende bezwaren: 1. Zij verzwijgt de primaire opdracht der Kerk om de Drieënige God te aanbidden. 2. Zij maakt de dienst aan de wereldgemeenschap - die toch het gericht tegemoet gaat! - tot een fundament voor de eenheid der kerken. 3. Zij vervult niet haar roeping om de huidige bedreigende dwaalleer tegen te gaan. 4. Zij beweert het grote belang van het historisch-kritisch Schriftonderzoek in plaats van het onfeilbaar gezag van de ganse Heilige Schrift voor alle levens- en geloofsvragen.
Ratzeburger Thesen
Krachtiger nog klinken de zogenaamde "Ratzeburger Thesen" van de "Kirchliche Sammlung um Bibel und Bekenntnis" in Duitsland, vastgesteld op een vergadering van theologen uit Duitsland, Denemarken, Noorwegen, IJsland, Zweden, Finland, Amerika en Canada na beraad in werkgroepen. De bezwaren tegen de LK komen op het volgende neer: 1. De LK brengt niet voluit het Evangelie tot gelding, want: zij verzwijgt de rechtvaardige toorn van God en dus het wonder van Zijn barmhartigheid in Christus; zij tekent de mens niet als liggend onder Gods toorn en om Christus' wil begenadigd; zij miskent de rechtvaardigende daad Gods; zij kent niet de "genadige ruiling" (Christus mijn zonden, ik Zijn gerechtigheid) maar vervlakt dit tot een wereldse (horizontale) gerechtigheidsboodschap. 2. De LK mist het beroep op de Heilige Schrift. 3. De LK verzwijgt de fundamentele betekenis van de leer der Drieëenheid (voor de theologen: het "magnus consensus" van de Chr. Kerk!), is dus vrijzinnig en neemt afstand van het hart van de christelijke leer. 4. De LK bedient zich onkritisch van moderne denkvormen, een liberale theologie die de denkvormen van de oude belijdenissen achterhaald acht, en huldigt een wettisch georiënteerd activisme. 5. De LK bedient zich van dubbelzinnige formuleringen; zij kan op allerlei manier worden geïnterpreteerd, wat in tegenspraak is met het wezen van een konkordie (= eenstemmigheid). 6. De LK wil zelf als een nieuwe belijdenis zijn en stelt als zodanig de verwerping der dwalingen in oude belijdenissen (denk aan de Dordtse Leerregels) buiten kracht.
34
7. De LK maakt dus de geldigheid van de belijdenisgeschriften krachteloos, hetgeen betekent dat wie èn de belijdenisgeschriften handhaaft èn de LK ondertekent, zich schuldig maakt aan een dubbele waarheid. Dit moet wel weer tot nieuwe scheuringen leiden. 8. De LK veroordeelt niet de valse leer, stort zodoende de gemeenten in verwarring en miskent dus de zielszorgerlijke (pastorale) verantwoordelijkheid van de Kerk. 9. Het dringende van de LK tot een snelle overeenstemming is in strijd met de verantwoordelijkheid ten opzichte van verleden en toekomst.
Historisch bepaald
De "Kirchliche Sammlung um Bibel und Bekenntnis" in de Evangelisch-Lutherse landskerk van Hannover roept er toe op deze zaken niet over te laten aan de kerkelijke leiders maar aan de gelovige belijders (belijders tegenover beleidsmakers dus). Daarom hebben de kerkleden informatie nodig, want veel eenvoudige gemeenteleden kennen de confessionele verschillen niet, die in de LK worden verdoezeld. Maar onkunde en oppervlakkigheid kunnen toch de basis niet zijn voor kerkelijke eenwording. In de LK wordt de basis niet gezocht in de ene Waarheid van het Evangelie, maar in de veranderde vooronderstellingen van de huidige kerkelijke situatie, in nieuwe denkvormen, in dienst aan de wereld voor een aardse gerechtigheid. De oude tegenstellingen - zo wordt beweerd - zijn slechts historisch bepaald en raken de tegenwoordige stand van de leer niet meer. Zij worden terzijde gesteld. Het resultaat is - grof gezegd - dat men een eenheid zoekt niet in het geloof maar in hetgeen men samen niét gelooft. Het gaat in de LK niet om tweederangs theologische verschilletjes die verdoezeld worden, maar om de Waarheid van het Evangelie zelf. Daarom is de LK een mislukte poging om het reformatorisch erfgoed te bewaren. Zij moet om de Waarheid van het Evangelie worden afgewezen.
Niet maatgevend
Ook de "Kirchliche Sammlung um Bibel und Bekenntnis" in Bayern noemt een aantal gevaren van en bezwaren tegen de LK: 1. Het gevaar dat door de LK een theologie de reformatorische kerken binnensluipt, die (in tegenstelling tot de Reformatie) de
35
Drieënige God naar de achtergrond schuift en de kerk vooral anthropocentrisch (= met de mens in het middelpunt) vormt. 2. De LK opent de deur tot het ontmythologiseren van de oude belijdenissen: zij spreekt van het falen van de traditionele denkvormen van de zestiende en zeventiende eeuw. Waarom zouden daar ook de oudkerkelijke belijdenissen niet van uitgesloten zijn? Hier is niet meer de Heilige Schrift maatgevend, maar buitenbijbelse maatstaven. 3. In de LK blijft in het duister Wie Jezus is. Is Hij de eeuwige Zone Gods, Die tevens Mens werd ("vere homo - vere Deus" = waarachtig Mens en waarachtig God) of is Hij slechts een bijzonder mens met bijzondere volmacht van God? 4. In het duister blijft ook of Jezus de rechtvaardige Zoon van God is, Die in het gericht van God de zonden boette en verzoende, of dat Hij slechts door Zijn martelaarschap iets vertoonde van Gods liefde tot de mensen. De leer van de verzoening door voldoening is hier dus verdoezeld. 5. In het duister blijft ook de vraag of de wederkomst van Jezus gericht en vernietiging over de wereld brengt en een nieuwe schepping maakt, of dat het slechts gaat om een politieke en sociale verwerkelijking van humane gerechtigheid. De LK neigt tot dit laatste. 6. Een waarachtig geestelijke konkordie (overeenstemming) moet gebaseerd zijn op de basis van een gemeenschappelijk geloof, maar de LK meent dat een konkordie ook wel te verantwoorden is ondanks grondige leerverschillen. Vandaar zoveel bleke en voor verschillende uitleg vatbare formuleringen. Dat werkt een valse eenheid. 7. In de LK ontbreekt een noemenswaardige leer van de Kerk (ecclesiologie). Waar is men dan als kerken mee bezig? 8. In de LK wordt het onderscheid tussen kerk en wereld uitgewist.
Sleeswijk-Holstein
Vervolgens zijn er 34 predikanten van de Evangelisch-Lutherse landskerk van Sleeswijk-Holstein die in een verklaring oproepen tegenover de LK het confessionele karakter van de Kerk te bewaren. Zij stellen dat de LK slechts tot eenheid zoekt te komen door fundamentele geloofsaspecten buiten beschouwing te laten. En ook zij wijzen erop - dat blijkt dus toch wel heel opvallend te zijn in de LK - dat de LK niet spreekt van de toorn van God; dat zij daarom ook niet kent het komende gericht dat voor de zondige wereld het
36
einde betekent; dat zij daarentegen wel de valse verwachting koestert dat het Rijk Gods zich hier en nu in de geschiedenis verwerkelijkt; dat zodoende in de LK het Evangelie van Jezus Christus naar het Woord van God en overeenkomstig de belijdenisgeschriften niet meer rein en onvervalst geleerd wordt. Tenslotte wordt door de 34 predikanten gesteld dat, als het de LK werkelijk ernst is met de overeenstemming tussen de kerken in de zin van het Evangelie, zij dan niet mag blijven staan bij een louter institutair kerkelijke eenheid, maar het waarlijk moet gaan om een geestelijke eenheid. En die ontbreekt. Dus blijft het maar bij een vormelijk compromis.
Kernbegrippen
Als wij nu het vorenstaande overzien, dan blijkt er een behoorlijke overeenstemming tussen de bezwaren die door de verschillende belijdende gemeenschappen tegen de LK zijn aangevoerd: de LK stelt de belijdenisgeschriften buiten werking (zij raken zogenaamd de huidige stand van de theologie niet), zij veroordeelt de valse leer niet, zij munt uit in vaagheid en het verzwijgen van kernbegrippen zoals de Drieëenheid, de toorn en het gericht van God, de verzoening door voldoening, zij ondermijnt het Schriftgezag, zij koestert een horizontale Koninkrijksverwachting en zij bedient zich bij dit alles van dubbelzinnige formuleringen. Duidelijk blijkt daaruit dat de LK volkomen haaks staat op de leer van de Heidelbergse Catechismus, de Nederlandse Geloofsbelijdenis, de Dordtse Leerregels en bovenal op de Waarheid van de Heilige Schrift zelf.
Zichzelf tegensprekend
Deze konkordie, die zo breed is bestreden door heel de belijdenisbeweging in Duitsland en door zo weinige kerkvertegenwoordigers in Europa is vastgesteld, wordt nu zonder blikken of blozen in onze Nederlandse kerken binnengehaald. Is dat niet een slag in het gezicht van het meest vitale deel van onze Vaderlandse Kerk der Hervorming? Wordt hiermee niet het gereformeerde belijden, dat nog altijd zo breed ook in de Nederlandse Hervormde Kerk gevonden wordt, de keel gesnoerd? Een kerkorde die spreekt van gemeenschap met de belijdenis van het voorgeslacht - die trouwens nog steeds de belijdenis is van velen uit ons tegenwoordige geslacht - en daarbij tegelijk erkent de betekenis
37
van de Konkordie van Leuenberg voor het belijden in het heden, spreekt zichzelf tegen, ontkracht haar woord en verstikt de ruimte voor gereformeerde belijders. Als dit het belijden van de kerk is en zij weert wat haar belijden weerspreekt (art. 1-9), dan weert zij de gereformeerde belijdenis. Rest een belijdende kerk zonder belijdenis. Quis non fleret? - wie zou niet wenen? Wij citeren met instemming dr. L. Doekes in zijn boek "Credo": "Tegenover dit voortgaand proces van devaluatie der symbolen (= belijdenissen), zoals die blijkt uit de Konkordie van Leuenberg, is de Kerk van Christus geroepen de belijdenis vast te houden die zij uit Gods Woord geleerd heeft (1 Timotheüs 1:12-14, Hebreeën 4:14). Zij heeft tot het uiterste te strijden voor het geloof dat eenmaal de heiligen overgeleverd is. De katholieke inhoud van haar confessie is niet uit mensen, maar uit God (Mattheüs 16:17, 1 Johannes 4:2)". Een laatste opmerking: De slotzin van artikel I van de nieuwe (concept-)kerkorde, luidend "De kerk weert wat haar belijden weerspreekt", gelieve men te lezen als: "De kerk weerspreekt wat haar belijdenis beweert".
38
5. De Barmer Thesen, een falende verklaring In het Reformatorisch Dagblad van 21 januari 1993 schreven wij over de theologische Verklaring van Barmen het volgende. Het concept van de kerkorde van de (toekomstige?) Verenigde Reformatorische Kerk in Nederland spreekt zich in artikel 1,4 uit over het belijden van de kerk. Na de opsomming van de oudchristelijke en reformatorische belijdenissen erkent dit artikel uitdrukkelijk de betekenis van de theologische Verklaring van Barmen voor het belijden in het heden. 1
Al vaker zijn er in het verleden stemmen opgegaan om deze zogenoemde Barmer Thesen (waarin de hand van de bekende theoloog Karl Barth met zijn algemene verzoeningsleer duidelijk aanwezig is, LHO) te verheffen tot officieel belijdenisgeschrift van de Nederlandse Hervormde Kerk, maar zonder resultaat. Thans wil men dan trachten ze in één adem te noemen met de belijdenisgeschriften van de kerk, blijkbaar zonder oog te hebben voor het kennelijke falen van de Barmer Thesen. Weliswaar kan men de betekenis van de Barmer Thesen voor de kerk in het verleden niet ontkennen. Ze zijn immers ontworpen in 1934, op de eerste Belijdenissynode (Bekenntnissynode) van de Duitse Evangelische Kerk, waar 138 lutherse en gereformeerde theologen het waagden de valse leer van de zogenoemde Deutsche Christen te verwerpen. Het gold hier met name een theologie die doordrenkt was van de nationaal-socialistische ideologie. In het voetspoor van de oude christelijke kerk en van de reformatoren verwierp men nu uitdrukkelijk de dwaalleer. Zo werden de Barmer Thesen door de bijbelgetrouwe christenen in heel Duitsland dankbaar aanvaard en bijna unaniem toegestemd. Ongetwijfeld zijn zij dus van grote betekenis geweest.
Falen/overstij gen
Niettemin bleek ook al spoedig het falen van deze thesen. Te wijzen valt op de zogenaamde "Wuppertaler Bekenntnis", opgesteld in 1965. De Barmer Thesen waren daarvoor wel richtinggevend, maar
39
niet voldoende in de veranderende theologische situatie, omdat ook duidelijke schriftcritici zich voor hun ideeën beriepen op de Barmer Thesen. De Wuppertaler Bekenntnis sluit zich qua opbouw wel aan bij de Barmer Thesen, maar overstijgt deze tegelijk op wezenlijke punten en neemt veel rechtstreekser stelling tegen concrete dwaalleringen. Ook valt te wijzen op de "Berliner Ökumene-Erklarung 1974 Freiheit und Gemeinschaft in Christus", vastgesteld onder leiding van prof. dr. Walter Künneth in Erlangen, ingevolge een besluit van het Theologisch Convent van de Conferentie van Belijdende Gemeenschappen. Tot de eerste ondertekenaars ervan behoorden 150 vertegenwoordigers van belijdende gemeenschappen uit Duitsland en andere landen van Europa en van de wereld.
Bedreiging
In een documentatieband onder redactie van de professoren Walter Künneth en Peter Beyerhaus werden de stellingen van de Berliner Ökumene-Erklarung grondig theologisch onderbouwd. Deze Verklaring nu werd veertig jaar na de Barmer Thesen nodig geacht omdat nieuwe ideologieën de heerschappij in de kerk zoeken te veroveren, waartegen de verantwoordelijke leiders van de oecumenische beweging zich niet afgrenzen. Dit vormt een nieuwe, dodelijke bedreiging van de kerk. Bovengenoemde verklaringen wijzen dus al enigszins op het zwakke en ongenoegzame van de Barmer Thesen. Nu is onlangs in het theologisch tijdschrift "Das Wort und die Zeit" (Beitrage zur Schriftauslegung im Sinne der Reformation; december 1992), een blad dat zich sterk beweegt in de geest van dr. H.F. Kohlbrugge, in krachtige bewoordingen het falen van de Barmer Thesen aangewezen bij monde van de voorzitter van de "Landesarbeitskreis der Bekenntnisbewegung Rheinland", pastor H. Hörstgen te Duisburg. Hij gaat als volgt in op de verhouding tussen de voor de Barmer Thesen zo kenmerkende woorden "Zuspruch" en "Anspruch" (artikel II).
Belofte/eis
"Met "Zuspruch" wordt hier bedoeld de aanzegging (belofte) van het Evangelie van de vergeving der zonden en het eeuwige leven. En onder "Anspruch" (aanspraak, eis, opdracht) is te verstaan dat de belofte concrete gevolgen moet hebben in heel ons levensbereik. Zegt ook de Jacobusbrief niet dat het geloof zonder werken dood is?
40
Maar betekent dat dat het geloof alleen niet meer dan de halve waarheid is en dat het, om volkomen te zijn, ook de andere kant nodig heeft, namelijk de werken? Komt dan niet de vraag boven of wij zo niet plotseling terechtkomen in de wet der werken, die een wet is van vloek en zonde en dood? (...) Wat wij thans waarnemen aan nood en ellende in onze gemeenten is juist de vrucht van datgene wat na 1945 is voortgekomen uit de strijd van de "Bekennende Kirche" (de Belijdende Kerk in Duitsland). Men wilde de gereinigde en geordende gemeente daarstellen. Maar er is ontstaan wat wij nu overal om ons heen zien. In zekere mate heeft men de Verklaring van Bannen van 1934 hooggehouden en erbij gezworen. Men geloofde met de formule van Gods belofte en opdracht (Zuspruch und Anspruch) in Jezus Christus het rechte instrument in handen te hebben om alle dwaalleer te weren en in de toekomst niet meer te laten opkomen. Maar het tegendeel is gevolgd. De opdracht (Anspruch) kreeg steeds meer de overhand over de toezegging (Zuspruch). Deze laatste werd meer en meer vervalst".
Vervalsing
"In gelijke mate voltrok zich ook de vervalsing van wat Barmen onder de opdracht (Anspruch) verstond. De toezegging (Zuspruch) verviel inhoudelijk tot de verkondiging van een algemene liefde en barmhartigheid van God (ligt dit trouwens niet in de lijn van de barthiaanse algemene-verzoeningstheologie, die ongetwijfeld reeds in de Barmer Thesen ligt opgesloten?, LHO). Jezus is niet meer de eniggeboren Zoon van God, maar de "Man van Nazareth", louter de mens zoals God hem hebben wil, het voorbeeld, in wie Gods liefde en barmhartigheid menselijke gestalte heeft aangenomen. Bijgevolg houdt de opdracht (Anspruch) nu in, deze Jezus in menselijke liefde na te volgen. Dat is nu vandaag allerwegen de geprogrammeerde zogenaamde "christelijke ethiek" als sociaal-ethische verantwoordelijkheid. Zo is de goede en rechte Verklaring van Barmen opgegaan in een sociaal-ethische opdracht tot vrede, gerechtigheid en heelheid van de schepping. Daarmee is de weg van afglijding sedert 1945 gekenmerkt. Op deze weg glijden de gemeenten sedertdien af, zoals wij met smart en droefheid moeten vaststellen". Tot zover "Das Wort und die Zeit". En moet nu de kerk in Nederland, waar zó het falen van de Barmer Thesen is aangetoond, deze falende thesen opnemen in haar kerkorde in een artikel over het belijden? Moeten de zich verenigende
41
kerken elkaar vinden op deze afglijdende weg van een horizontale sociaal-ethische theologie, waarvoor de Verklaring van Barmen blijkbaar ruimte biedt?
42
6. Opmerkingen over de Augsburgse Geloofsbelijdenis Zal de ontworpen Verenigde Protestantse Kerk in Nederland, naar sommigen menen, een nieuwe kerk zijn met een andere grondslag dan die van de Nederlandse Hervormde Kerk? Zal zij niet meer een kerk met een gereformeerde belijdenis genoemd kunnen worden? En moet zij uit dien hoofde worden afgewezen? Waarom? Vanwege de Leuenberger Konkordie? Maar deze is uitdrukkelijk niet (meer) opgenomen onder de belijdenisgeschriften; zij wil ook zelf niet verstaan zijn als een belijdenis en stelt zelfs nadrukkelijk dat de in de kerken geldende belijdenissen van kracht blijven. Hoeveel bezwaar wij ook tegen haar hebben, zij bepaalt uiteindelijk de grondslag van de Kerk niet. Zij is niet meer dan de uitdrukking van een (aanvechtbare) opinie. Maar wordt de grondslag van de Kerk soms veranderd door opname van de Onveranderde Augsburgse Confessie en de Catechismus van Luther, waardoor de (verenigde) Kerk zich verbonden weet met de lutherse traditie? Wié toch zal kunnen volhouden dat de Augsburgse Geloofsbelijdenis niet voluit een reformatorische belijdenis is? Met déze belijdenis zijn Luther en Melanchthon (de opsteller ervan) en zovele gelovigen in Duitsland zalig geworden. Deze zelfde belijdenis is ook door tal van gereformeerde vaderen gaarne en van harte onderschreven. De verschillen die er in de historie waren en momenteel nog zijn tussen luthersen en gereformeerden, betreffen toch niet het hart van de Confessie van Augsburg, maar een aantal lutherse opvattingen buiten de Confessie van Augsburg. De z.g. ubiquiteits-gedachte (de opvatting omtrent een lichamelijke aanwezigheid van Christus in het Heilig Avondmaal op grond van Zijn alomtegenwoordigheid ook naar Zijn mensheid; de leer der consubstantiatie) staat niet in de Augsburgse Confessie. De lutherse opvatting dat ook de ongelovigen aan het Heilig Avondmaal daadwerkelijk deelhebben aan het lichaam en bloed van Christus (weliswaar tot hun oordeel), staat evenmin in de Augsburgse Confessie.
43
Het is toch bekend dat Melanchthon zijn Confessie reeds bij de opstelling ervan in 1530 zodanig heeft geformuleerd dat naar zijn mening ook de gereformeerden zich erin zouden moeten kunnen vinden. Die poging heeft hij zelfs versterkt bij de wijziging van deze Confessie in 1540. Als Melanchthon in artikel 10 van de Augsburgse Confessie leert "dat het ware lichaam en bloed van Christus waarachtig onder de gedaante van brood en wijn in het Avondmaal tegenwoordig is", dan spreekt hij zich daarbij nadrukkelijk niet uit over de wijze waarop Christus tegenwoordig is (lichamelijk, of geestelijk door het geloof). Melanchthons formulering is door hem niet bedoeld tegen de calvinisten, maar tegen de zwinglianen (die in het Heilig Avond-maal niet een reële tegenwoordigheid van Christus zagen, maar slechts een herinnering aan Christus (memoria in plaats van praesentia). 2
Tal van onze gereformeerde vaderen hebben dan ook ijverig gestreefd naar eenwording met de luthersen op basis van deze Confessie. Tal van onze gereformeerde vaderen hebben dan ook gaarne en van harte deze lutherse Confessie ondertekend.
Johannes Calvijn
Luisteren wij eens naar de grote Hervormer van Genève, Johannes Calvijn. Hij schrijft in 1557 in een brief aan een zekere Martin Schalling in Regensburg het volgende: "Auch das Augsburgische Bekenntnis weise ich nicht ab, das ich langst gern und willig unterschrieben habe, so wie sein Verfasser selbst es ausgelegt hat." Calvijn heeft dus sedert lang de Augsburgse Geloofsbelijdenis gaarne en gewillig onderschreven in de zin van de uitlegging door haar eigen opsteller (Melanchthon). Van die uitlegging zegt hij in een brief van 1561 aan Pfarrer David Weter in Sankt Gallen: "Melanchthon hat damals freimütiger als je in seinem ganzen Leben unsern Glauben bekannt und mutig die Phantasterei von der Allgegenwart des Leibes Christi zurückgewiesen." Melanchthon gelooft dus zelf niet in de alomtegenwoordigheid van het lichaam van Christus in het Heilig Avondmaal, heeft zelf het gereformeerde geloof beleden en de lutherse dwalingen omtrent het Heilig Avondmaal afgewezen. 3
4
44
Maar - zo kan men zeggen - hier gaat het dan om de Veranderde Augsburgse Geloofsbelijdenis van 1540 (de z.g. Variata), terwijl de Luthersen vasthouden aar_ de Onveranderde Augsburgse Geloofsbelijdenis van 1530 (de z.g. Invariata), welke door Calvijn zeer beslist niec zou zijn ondertekend. Dit is echter pertinent een historische onjuistheid. Immers uk een brief van Calvijn aan keizer Karei V in 1544 (waarin hij duidelijk maakt dat luthersen en gereformeerden in wezen strijden voor dezelfde zaak) blijkt duidelijk dat Calvijn zowel de Invariata als de Variata heeft ondertekend, in de geest van haar opsteller (Melanchthon), "die immers nog onder ons is", en "wie zou die betekenis beter verstaan dan hij?" "Wij stemmen volledig overeen", zegt Calvijn van Melanchthon, die hij noemt "die heerlijke man". 5
Franciscus Junius
Franciscus Junius, die in de Kerk ook een grote rol speelde in de Hervormingstijd, stelde in 1566 een nieuwe belijdenis op onder de titel "Scriptum de Fide". Deze belijdenis was niet specifiek calvinistisch noch luthers van aard en werd door Junius opgesteld met de bedoeling om juist als calvinisten ook de lutherse nuance te erkennen. Zo hoopte hij, evenals Prins Willem van Oranje, reeds in de Hervormingstijd op vereniging van beide richtingen. 7
Jan Arentsz. Mandenmaker
Ook de bekende hageprediker hoopte op de vereniging van beide richtingen en sloot zich gaarne aan bij de Augsburgse Confessie. 8
Guido de Brés
Van de bekende martelaar en opsteller van onze calvinistische Nederlandse Geloofsbelijdenis (1561), Guido de Brés, is eveneens bekend dat hij een voorstander was van vereniging met de Augsburgse Geloofsbelijdenis. 9
Johannes a Lasco
De uit Polen afkomstige Hervormer Johannes a Lasco had in de Nederlandse vluchtelingengemeente te Londen een belangrijke hand
45
in de totstandkoming van onze klassieke liturgische formulieren. In 1546 schreef a Lasco in een brief aan Albertus Hardenberg te Bremen: "Ik meen niet dat dit geschil (over de Confessie) van zulk een gewicht zij, over de uiterlijke tekens der sacramenten, naardien we het eens zijn over de verborgenheden, dat men terzake van die uiterlijke tekens de christelijke gemeenschap en liefde zou breken. De grootste verborgenheid in het Avondmaal is toch de gemeenschap des lichaams en bloeds Christi, en daarin zie ik geen verschil, terwijl we allen openbaar belijden dat we in het Avondmaal deelachtig worden het ware lichaam en bloed Christi. Wat nu wijders de wijze betreft op dewelke zulks geschiedt, is niet nodig angstvallig en nieuwsgierig daarnaar te onderzoeken en daarover zoveel onnodige onrust in de Kerk te veroorzaken, die behalve dat al genoeg gekweld en van onze vijanden onderdrukt wordt." 10
In 1556 schreef dezelfde a Lasco te Frankfort een "Purgatio" (= verdediging of rechtvaardiging) die verband hield met de positie en houding van de gereformeerden in de vluchtelingengemeente aldaar. De lutherse overheid dwong namelijk de gereformeerde vluchtelingen de Augsburgse Geloofsbelijdenis te ondertekenen. Dan schrijft a Lasco ter verantwoording: "Wij zijn niet alleen niet tégen de Augsburgse Confessie, maar zij is ons lief en dierbaar; slechts Gods Woord mag ons in onze consciëntie overtuigen van iets beters als er iets gebrekkigs in voorkomt." 11
Petrus Dathenus
Het bovenvermelde standpunt van Johannes a Lasco is in 1556 ook door Petrus Dathenus in Frankfort mede-ondertekend. 11
Caspar Olevianus
Olevianus is vooral bekend doordat hij samen met Zacharias Ursinus (een leerling van de lutherse Melanchthon!) in 1563 onze calvinistische Heidelberger Catechismus heeft opgesteld. Desondanks achtte ook de calvinist Olevianus zich gebonden aan de Augsburgse Geloofsbelijdenis. Er is dan ook geen fundamentele tegenstrijdigheid tussen de Heidelberger Catechismus en de Augsburgse Geloofsbelijdenis. 12
46
De Keurvorst van de Palts, Frederik de Vrome, die aan Ursinus en Olevianus de opdracht gaf tot het opstellen van de Heidelberger Catechismus, weersprak uitdrukkelijk de mening alsof hij afvallig wilde worden van de Augsburgse Geloofsbelijdenis. 12
Hiëronymus Zanchius, Petrus Martyr, Andreas Hyperius
De gereformeerde theologen in Hervormingstijd Hiëronymus Zanchius, Petrus Martyr en Andreas Hyperius, alsook andere Heidelberger, Bremer en Frankfurter gereformeerde theologen hebben eveneens de Augsburgse Geloofsbelijdenis ondertekend. 13
Bernardus Smytegelt
Opvallend is dat zelfs een bekend man als de prediker Bernardus Smytegelt (de man van "Het gekrookte riet") te Middelburg bereid was met de lutheranen samen te gaan en daarbij het verschillend inzicht inzake het Heilig Avondmaal maar op de koop toe nam. 14
Jean Henri Merle d' Aubigné
Van de bekende Réveilman en kerkelijk geschiedschrijver Jean Henri Merle d' Aubigné, die zoveel invloed had op Mr. G. Groen van Prinsterer, wordt gezegd dat hij niet vreesde voor de Confessio Augustana, wel voor overdrijving van de lutherse geest. 15
Wie kan met deze historische gegevens nog volhouden dat vanuit de gereformeerde beginselen de strijd zich moet richten tegen de Augsburgse Geloofsbelijdenis, die door de gereformeerde vaderen zo van harte is ondertekend? Persoonlijk moeten wij dan ook zeggen, dat wij met deze belijdenis geen enkele moeite hebben, omdat zij zeer wel met de gereformeerde belijdenis is te verenigen. Zie overigens onze opmerkingen tenzake op blz. 12 en 20. Volledigheidshalve willen wij nog het volgende opmerken: a. Luther zelf leerde - in tegenstelling tot de lutheranen na hem nadrukkelijk niet de alomtegenwoordigheid van het lichaam van Christus in het Heilig Avondmaal. Deze leerstelling staat dan ook niet uitdrukkelijk in de Augsburgse Geloofsbelijdenis. b. De lutherse opvatting dat ook de ongelovigen aan het Heilig Avondmaal daadwerkelijk het lichaam van Christus eten en Zijn bloed drinken, is bij de luthersen pas opgekomen na de opstelling 16
47
van de Augsburgse Geloofsbelijdenis en staat dus evenmin in deze belijdenis. c. Bij een godsdienstgesprek in 1536 te Wittenberg, dus nog vóór de wijziging van de Augsburgse Confessie (1540), bleek duidelijk dat Luther zelf over het Heilig Avondmaal dacht in overeenstemming met de gereformeerden. d. In de grond van de zaak is het niet terecht van lutherse zijde de Onveranderde en de Veranderde Confessie van Augsburg (van resp. 1530 en 1540) tegenover elkaar te stellen. Reeds in 1530 zelf is namelijk de Latijnse editie van de Confessie al veranderd, de Duitse editie echter niet. Niet Luther zelf, maar de latere (zogenaamde gnesio-)lutheranen beroepen zich, uit verzet tegen de gereformeerden, op de Duitse editie van 1530, die zij de Onveranderde noemen. e. In overeenstemming met de Latijnse editie van 1530 heeft Luther zelf in 1541 de Veranderde Augsburgse Confessie goedgekeurd. Het zou daarom billijker zijn als de lutheranen thans de aanduiding "Onveranderd" bij de Augsburgse Confessie zouden laten vallen.
48
7. Waar is straks de Nederlandse Hervormde Kerk? Men zegt: Als de fusie doorgaat, wordt de Nederlandse Hervormde Kerk opgeheven. Men zegt: Als de fusie doorgaat, gaat de Nederlandse Hervormde Kerk op in een nieuwe Kerk en bestaat dan als zodanig niet meer. Het wordt een andere Kerk met een andere grondslag. Men zegt: Als de fusie doorgaat, wordt de Nederlandse Hervormde Kerk versmald voortgezet door de gemeenten die niet meegaan in de fusie. De ontwerp-kerkorde voor de Verenigde Protestantse Kerk in Nederland zegt daarentegen: "De Verenigde Protestantse Kerk in Nederland is de voortzetting van de Nederlandse Hervormde Kerk, de Gereformeerde Kerken in Nederland en de Evangelisch-Lutherse Kerk in het Koninkrijk der Nederlanden." "De Verenigde Protestantse Kerk in Nederland bestaat uit al de gemeenten, te weten de protestantse gemeenten, de hervormde gemeenten, de gereformeerde kerken en de evangelisch-lutherse gemeenten." Wat de ontwerp-kerkorde hier stelt is bij ons weten nimmer en nergens kerkrechtelijk en juridisch toegelicht en onderbouwd. Het staat er zomaar zwart op wit. Dat is als een grote omissie aan te merken. Niettemin hebben wij voor onszelf de indruk dat het hier gestelde juist is. Immers een besluit tot fusie is toch geen besluit tot opheffing? Fusie betekent dat de Nederlandse Hervormde Kerk zich wil voegen in een breder verband, maar zij wil in genen dele opgeheven worden. Als geestelijk lichaam blijft de Kerk bestaan, zij het onder andere naam en binnen een andere, bredere organisatievorm. En bij haar voortzetting in breder verband gaan alle rechten en plichten mee. 17
Men kan dus niet stellen dat meegaan in een fusie afscheiding betekent van de historische Hervormde Kerk en dat niet-meegaan voortzetting zou betekenen van de oude maar dan versmalde Neder-
49
landse Hervormde Kerk. Dat zou ontegenzeggelijk een onhoudbare illusie zijn. Kerkrechtelijk betekent de presbyteriaal-synodale structuur van de Nederlandse Hervormde Kerk dat de classicale vergaderingen de grondvergaderingen van de Kerk zijn: daar zijn de gemeenten (middels afvaardiging) aanwezig. De Generale Synode bestaat uit classicale afgevaardigden, dus vanuit het grondvlak van de Kerk, en zij komt dus op uit de Kerk zelf. Dat betekent: als classes en synode op kerkrechtelijk juiste wijze besluiten tot vereniging, dan besluit de Kerk zelf als zodanig daartoe. Zulk een besluit geldt derhalve voor het geheel van de Kerk. Geen gemeente ontkomt daaraan, tenzij men met de Kerk breekt en dus de daad van afscheiding pleegt. Niet te ontkennen valt dat in de praktijk het grondvlak van de Kerk niet recht vertegenwoordigd is in de synode. Het beeld van de synode weerspiegelt niet de realiteit van het kerkvolk. De ene afgevaardigde vertegenwoordigt met zijn ene stem een handjevol kerkleden, de andere vertegenwoordigt ook met zijn ene stem vele duizenden. Die situatie is aanvechtbaar. Zo worden er immers door de synode besluiten genomen die niet wezenlijk door de Kerk gedragen worden, ja zelfs tegen haar wil kunnen zijn. Intussen is dat een gebrek dat in de Kerk zelf ligt (grote nietmeelevende delen die toch vertegenwoordigd zijn) en in de Kerkorde (die een betere vertegenwoordiging dient te regelen), een gebrek dat alleen kerkordelijk opgelost kan worden. Het geeft momenteel geen recht een op kerkrechtelijk juiste wijze genomen synodebesluit ongeldig te verklaren. Als de Kerk op ambtelijke en formeel juiste wijze besluit tot vereniging, zal het dan ook géén gemeente vrijstaan niet mee te gaan. Vanuit het gereformeerde kerkrecht gedacht zijn de gemeenten niet souverein, niet zelfstandig, niet autonoom. De afzonderlijke gemeente heeft in het Nederlandse gereformeerde kerkelijke recht altijd een ondergeschikte plaats gehad ten opzichte van het grotere kerkelijke verband. De Kerk is een eenheid. Die gedachte is schriftuurlijk-confessioneel. Het Kuyperiaans-dolerende idee van de zelfstandigheid van de plaatselijke kerken is onhistorisch, zoals meermalen theologischwetenschappelijk is aangetoond. 18
50
Geen gemeente heeft hier zelfstandig te beslissen. De Kerk beslist. Zij is een eenheid. Zet dus het kerkverband zich voort in een fusie met andere kerken, dan gaan van rechtswege alle gemeenten mee , tenzij men breekt met het verband en dus de daad van afscheiding pleegt. Het is uitgesloten om buiten de meerdere vergaderingen en dus buiten het kerkverband om, van rechtswege de Kerk zelfstandig voort te zetten. 17
Het dilemma is dan ook: enerzijds meegaan, meegenomen worden, of anderzijds zich afscheiden, de Kerk prijsgeven en als afgescheiden groepering verdergaan. Het Hervormde gevoelen heeft dit laatste altijd verworpen als separatistisch, onschriftuurlijk en onconfessioneel. Groen van Prinsterer, Hoedemaker, zelfs in een diepgezonken Kerk achtten zij afscheiding zonde voor God. In hoofdstuk 11 zullen wij zien wat de grote Hervormer Calvijn ervan zegt.
51
8. Dolerende geluiden Het is volkomen duidelijk dat grote delen van de Nederlandse Hervormde Kerk, zo niet de meerderheid, de beoogde eenwording met gereformeerden en luthersen niet begeren. Inmiddels dreigt toch de beoogde eenwording te worden geforceerd. Aangevuurd door haar moderamen walst de synode over de bezwaren heen en voert zij de Kerk op een weg die zij niet wil. Tot in de synode toe klonk reeds de noodkreet: "Heere, behoed ons, wij vergaan!" Maar als God het in Zijn ondoorgrondelijke raad niet verhoedt, wat dan? Dat is voor velen nu reeds de vraag. In plaats van te zwijgen en de Heere te verbeiden, worden er herhaaldelijk antwoorden gegeven die ons herinneren aan geluiden uit de Doleantie-tijd van ruim een eeuw geleden: actie! daden stellen! reformeren! niet buigen voor een synode maar voor Christus!
Het veiligstellen van de kerkelijke goederen
Een aantal Hervormde kerkvoogdijen heeft met het oog op de dreigende kerkfusie de kerkelijke goederen en fondsen waarover zij het beheer hebben, overgedragen (verkocht) aan een stichting voor een symbolisch bedrag. Op basis van de statuten stelt de stichting dan de goederen en fondsen ten dienste van de plaatselijke Hervormde Gemeente. Deze handelwijze is te verstaan als een veiligstelling van de goederen en fondsen (kerkgebouw, pastorie, landerijen, bankrekening, enz.). Komt het straks als gevolg van de kerkfusie tot een breuk met het kerkverband, dan hoopt men in het bezit van deze goederen en fondsen te blijven. Zulks doet denken aan de handelwijze van de Dolerenden in de vorige eeuw te Amsterdam en elders. Eerst veiligstellen van de goederen om het intussen stilzwijgend aan te sturen op een breuk en daarna de goederen op te eisen. Zo volgde te Amsterdam de zogenaamde paneelzagerij door de Dolerenden. 19
52
Op andere plaatsen dreigde men met een scheepsmast de kerkdeuren open te breken gelijk weleer bij de inneming van Den Briel. Zozeer meende men recht te hebben op de goederen. Men kwam echter bedrogen uit. 20
In veel gevallen beseft men in de gemeenten niet hoe "dolerend" men in feite bezig is. De vraag is bovendien in hoeverre de vorming van een stichting tot behoud van de kerkelijke goederen zinvol is. Immers: 1. In feite bezit zo'n gemeente dan geen kerkgebouw meer, geen pastorie meer, geen bezittingen meer, geen fondsen meer. Die zijn -juridisch uitgedrukt - vervreemd (verkocht). Om deze reden kan autorisatie voor het beroepingswerk worden geweigerd en brengt men dus een gemeente in de grootste moeilijkheden. 2. Als de rechter de betreffende kerkvoogdijen in het ongelijk stelt, is het niet uitgesloten dat vervolgens op juridische gronden en op rechterlijk bevel dergelijke stichtingen worden ontbonden en de goederen toch weer voor de Kerk worden teruggeëist. De gemeente heeft met haar stichting haar doel niet bereikt. 3. Als de rechter de aanspraak van de synode op de kerkelijke goederen afwijst en de betreffende kerkvoogdijen in het gelijk stelt, heeft zo'n stichting geen zin. De gemeente behoudt dan het vrije beheer over haar goederen. 4. Daar de stichtingsstatuten moeten bepalen dat de goederen en fondsen die nu in haar bezit zijn, ten dienste staan van de plaatselijke Hervormde Gemeente (die deel uitmaakt van de Nederlandse Hervormde Kerk), zal dat na eventuele kerkfusie zonder twijfel betekenen, dat deze goederen en fondsen nu voortaan ten dienste staan van de Verenigde Protestantse Kerk in Nederland, waarin de Hervormde Gemeente zich immers juridisch voortzet. Een nietmeegaand en dus afgescheiden deel zal daar generlei aanspraak op kunnen maken. Dat wilde men met zo'n stichting nu juist voorkomen, maar het tegendeel wordt dus bereikt. Zo komt men - evenals destijds de Dolerenden - met die gewaande veiligstelling van de kerkelijke goederen bedrogen uit. Doch afgezien van dit alles moet naar ons gevoelen een dergelijke stichting als onkerkelijk en ongeestelijk worden beschouwd, in strijd met het geestelijke karakter van de Kerk als lichaam van Christus. Men is Kerk of men is het niet. En een stichting is dat niet.
53
Christus of de synode Wie moet men nu gehoorzamen? Christus of de synode? Christus is het Hoofd van Zijn Kerk, de synode niet. Daarom moet het komen tot de principiële keuze: Christus of de synode, zo hoort men stellen. De leuze komt overeen met de keuze van de Dolerenden. De titel van een invloedrijk geschrift van de dolerende ds. J.J.A. Ploos van Amstel luidt: "Eene vraag: Wie moet in Christus' Kerk gehoorzaamd? De Synode of Christus? Ter verdediging van onze handelwijze op kerkelijk gebied, tegenover bedenkingen daartegen ingebracht, beantwoord door J.J.A. Ploos van Amstel." In dit geschrift betekent het gehoorzamen van Christus niet alleen een breken met de synode, maar ook met de kerk ("een hoop stenen"), hetgeen dus inderdaad uitloopt op scheiding (doleantie). Anderen bleven, zuchtend onder het juk van de synode, Christus gehoorzamen binnen de Kerk. 21
Al heel spoedig echter kwam ds. Ploos van Amstel na zijn daad van Doleantie tot de belijdenis: "Niet alles in de strijd droeg een even heilig karakter; niet alle wapenen kwamen uit het tuighuis des Heeren. Hier werden kloven geslagen tussen broeders en broeders" "De vorst der duisternis kan onder de vlag van reformatie allerlei sluikwaar binnenloodsen, om misschien straks te laten zien, dat wij in sommige dingen jammerlijk door hem bedrogen waren." "Wij kunnen in onze haastigheid en onkunde laag nederzien op sommigen die niet aanstonds met ons medegaan, terwijl van velen wel eens zou kunnen gelden het woord van Christus: Vele laatsten zullen de eersten zijn!" "Wij moeten niet zo spoedig iemand voor een vijand houden, die toch waarlijk een broeder is." "Het is zo mogelijk dat wij de weg verkeerd inslaan, of dat aanstonds insluipen zonden en dwalingen, die van onberekenbare gevolgen kunnen zijn voor de toekomst." 22
Wij zien nu waar de Doleantie op uitgelopen is. Ook van de "reformatie" van ds. Ploos van Amstel (te Reitsum en omgeving) is niets overgebleven. Niets? Een kerk die nu... Samen op Weg is!
54
Vereniging van gereformeerd gezinden Gesteld dat nu eens alle gereformeerd gezinden binnen de Nederlandse Hervormde Kerk in het geval van fusie eensgezind zouden zeggen: Wij gaan niet mee!, zou dan mogelijk niet het langbegeerde ogenblik aanbreken dat zij met de gelijkgezinden uit de afgescheiden kerken weer één kunnen worden? Bij sommigen binnen en buiten de Hervormde Kerk leeft die hoop, nu de voortgang van het Samen op Weg-proces op een breuk in Hervormde gelederen dreigt uit te lopen. Maar vergeet men toch niet dat dr. A. Kuyper met zijn zogenaamde reformatie-streven met dezelfde droom was bezield: vereniging van alle gereformeerden in zijn Doleantiekerk, die de wettige voortzetting van de oude Gereformeerde Kerk in Nederland heette te zijn. Zijn droom bleef echter een droom. Vele Afgescheidenen begeerden de eenheid met de Dolerenden niet. En vele gereformeerden in de Nederlandse Hervormde Kerk volgden het visioen van dr. Kuyper evenmin. De verdeeldheid werd alleen maar groter. En een zeker voorman van de Dolerenden schreef reeds 25 jaren na de Doleantie het volgende: "Men behoort te waarderen de arbeid der Ned. Herv. broederen, die zoeken het Evangelie te brengen aan zovelen als het hun mogelijk is. Wij mogen op de Ned. Herv. Kerk niet toepassen het woord: Die vuil is, dat hij nog vuiler worde! Integendeel, wij hebben ons erin te verblijden, als Christus er - al ware het ook onder een deksel - verkondigd wordt. Hier en daar is het getal ledige plaatsen - door de Doleantie ontstaan - in de kerkgebouwen der Hervormden meer dan gevuld daar, waar een rechtzinnige prediking gehoord wordt. Ja, in tal van gemeenten waar in de dagen van de Doleantie slechts een liberale of moderne prediking te horen viel, arbeiden nü in de Ned. Herv. Kerk rechtzinnige leraars." 23
Wij blijven wat wij zijn: Hervormd (Voortzetting van de Nederlandse Hervormde Kerk buiten het genootschap)
Wij schreven hierover reeds in het hoofdstukje: Waar is straks de Nederlandse Hervormde Kerk? Gaat de beoogde fusie niet door, dan blijft de Nederlandse Hervormde Kerk in haar huidige gestalte bestaan.
55
Gaat de fusie wel door, dan zet deze Kerk zich voort in het bredere verband waarbinnen Hervormde Gemeenten ongewijzigd kunnen blijven voortbestaan op de grondslag van Schrift en belijdenis. Nog op 16 maart 1996 heeft de praeses van de Hervormde Synode in zijn slottoespraak verklaard: "Wij varen doelbewust af op een verenigde kerk; een kerk waarin geen gemeente gedwongen wordt zich te verenigen. Een kerk waar vooralsnog op allerlei niveaus ruimte zal blijven voor eigen vormen van kerkelijk leven." Eenvoudiger gezegd: na de fusie verandert er plaatselijk niets. Wie echter bij de Kerk niet blijft, breekt met haar. Maar neen, menen velen, wij gaan niet mee, wij blijven wat wij zijn: Nederlands Hervormd. Ook dit standpunt doet weer denken aan de Dolerenden. De Dolerenden wilden óók geen breuk; zij bedoelden geen breuk, geen afscheiding. Zij beoogden reformatie van de Kerk door middel van Doleantie. Zij braken met de synode, hergroepeerden en reorganiseerden zich en achtten zich de wettige voortzetting van de Nederlandse Kerk der Reformatie te zijn. Zóver gingen zij in hun waan de voortgezette Kerk te zijn, dat zij zelfs Hervormde kerkeraadsleden meenden te kunnen afzetten. Archieven en goederen eisten zij op als vermeende eigendommen van de voortgezette Kerk. 't Bleek alles een illusie: de zogenaamde voortgezette Kerk bleek in werkelijkheid een afgescheiden kerk te zijn. Gedachtig aan de geschiedenis zij men thans gewaarschuwd tegen dergelijke dolerende illusies, om te voorkomen dat men te laat tot de ontgoocheling komt: Wij zijn niet meer wat wij dachten te zijn (Hervormd), wij zijn wat wij niet dachten te zijn (afgescheiden).
56
9. De betrekkelijkheid van een Kerkorde Welk gewicht moet er voor het kerk-zijn gehecht worden aan een Kerkorde? Heeft zij doorslaggevende betekenis voor ons kerkelijk standpunt? Bezwaren te hebben tegen de ontworpen Kerkorde kan mogelijk als reden aangevoerd worden om de zich verenigende Kerk te verlaten en zich daarvan afzijdig te houden, eventueel onder de oude maar dan in feite vervallen Hervormde Kerkorde van 1951. De vraag is dus: moet een Kerk worden beoordeeld naar haar Kerkorde? Het antwoord luidt: Neen, maar naar haar officiële belijdenis! Men moet van het geloof der Kerk oordelen uit de openbare belijdenissen der Kerk zelf (Besluit Dordtse Leerregels). Een andere vraag: Gaat de verbindende kracht van een Kerkorde boven die van Gods Woord? Antwoord: Zo is het in het gereformeerde kerkrecht nooit verstaan. Derde vraag: Betekent een slechte Kerkorde de ondergang van de Kerk en is een goede Kerkorde garantie voor haar geestelijke bloei? Wijlen prof. H.Th. Obbink (1869-1947), hoogleraar te Amsterdam en te Utrecht, heeft eens de volgende veelzeggende opmerking gemaakt: 24
"Toen de Kerk nog onvoorwaardelijke ondertekening van de Drie Formulieren van Enigheid eiste (dus vóór 1816, onder de oude Dordtse Kerkorde), werd zij modern. Toen de modernen (na 1816, onder de Staatsreglementenbundel) de rekbare formule betreffende handhaving van de leer "in geest en hoofdzaak" invoerden (dus in feite de leervrijheid bekrachtigden), werd de Kerk in meerderheid rechtzinnig (Réveil)." Anders gezegd: onder de hooggeprezen Dordtse Kerkorde raakte de Kerk in verval, onder de verfoeide reglementenbundel kwam er een opleving. Gods Geest laat Zich blijkbaar door een Kerkorde niet binden. Gods
57
Woord en de belijdenis, daarop gegrond, zijn van hogere norm. Ook de beroemde Utrechtse professor Gisbertus Voetius (15891676) wees in zijn "Politia Ecclesiastica" op het hogere gezag van Gods Woord boven de Kerkorde. Hij zegt: 25
"Daarom werd vanouds uitdrukkelijk aan het hoofd der kerkordeningen gesteld, dat wanneer iemand eene kerkelijke wet had overtreden, zonder dat hij iemand had geërgerd of verwarringen gezocht aan te richten, indien hij slechts de innerlijke godsdienst, in de eerste tafel der Wet vereist, onderhouden had, de zodanige met die overtreding zijn geweten niet besmet had." Van dezelfde opvatting was de Groningse hoogleraar Samuël Maresius (1599-1673) in zijn "Confessionis Exegesis". Ruardus Acronius (overl. 1611), gewezen rooms priester, was een vooraanstaand theoloog in de Hervormingstijd, verschillende malen synodepreses en speelde een gewichtige rol in de strijd tegen de remonstranten. In 1578 was hij preses van de Nationale Synode te Dordrecht. Van bepaalde zijde trof deze synode, die ook een nieuwe Kerkorde ontwierp, het verwijt dat zij menselijke bepalingen gelijkstelde met het Woord van God. Acronius echter repliceerde in 1596 dat het in een Kerkorde ging om "middelbaere dinghen, die ten besten der ghemeijnten Gods nae ghelegentheyt der persoonen, des tijds ende plaetsen verandert moghen worden, ende de conscientien nae gelijcheijt van Godts woort niet en verbinden, oock geensins als een Godtsdienst onderhouden worden," 26
Derhalve: een Kerkorde is een middelmatige zaak; een Kerkorde mag de consciënties niet binden op gelijke wijze als Gods Woord. En alsof dat nog niet duidelijk genoeg was, stelde Acronius kort en goed, dat artikelen in een Kerkorde die tegen Gods Woord strijden, niet geldig zijn en eenvoudig gerekend moeten worden alsof zij niet vastgesteld zijn. Dat men in die tijd werkelijk zo dacht, blijkt duidelijk uit de veranderingen, door verschillende synoden in de vroegere kerkordeningen gemaakt.
58
"Ongelukkig dat dit beginsel in onze dagen door velen verworpen wordt", zegt de geschiedschrijver Diest Lorgion. 26
James Durham (1622-1658)
Luisteren wij vervolgens nog naar een stem uit Schotland. De beroemde Schotse oudvader James (Jacobus) Durham, wiens godvruchtige werken nog altijd gelezen worden in de reformatorische kring, ook in ons land, was predikant van de Dominicaner Kerk van de Church of Scotland te Glasgow en hofprediker van koning Karei II. Aangegrepen door de ongelukkige verschillen, twisten, verdeeldheden, afwijkingen en bestrijdingen binnen de Church of Scotland schreef hij aan het eind van zijn leven een geschrift onder de titel: "Des stervenden mans testament aan de Kerk van Schotland". Aan dit geschrift ontlenen wij het volgende: 27
"Allen die de Schrift gelezen hebben en de oudvaders nagegaan, van welk een groot gewicht zij éénheid achten, en met welk een afkeer zij van verdeeldheid spreken, zelfs als een "maximum malum" ofwel het grootste kwaad dat de Kerk treffen kan; of in de kerkgeschiedenis beschouwd hebben de vele treurige gevolgen en worstelingen hierop gevolgd, en het droevig verval der Kerk onder dezelve, wanneer de vrienden beschaamd en verslagen schenen, de vijanden bemoedigd werden en zich vermaakten, en de toeschouwers gelegenheid gegeven werd öf tot spotten, of deze droevige staat beklaagden; of die bij ervaring de bittere vruchten daarvan geproefd hebben, züllen, en als zij niet geheel verblind zijn, moeten overtuigd zijn van de vele verschrikkelijke kwaden, die opgesloten liggen in dat ééne kwaad: verdeeldheid "Er kunnen in de Kerk verschillende personen zijn, zowel dienaars als ledematen, met welke men niet ingenomen is. Maar eene Kerk te wenschen, geheel gezuiverd van onwaardige dienaars of ledematen, zou gelijk staan met te verwachten dat er zich geen kaf zou bevinden op den dorschvloer, en men zal alzoo krachteloos maken de vele voorschriften, waarbij ons deze plicht geboden wordt, terwijl men buiten de triumpheerende Kerk geen kerk zal kunnen vinden, waar het aldus gesteld is." "Vereeniging kan ook bestaanbaar zijn, al vindt men verschillende misslagen en gebreken in de uitoefening van het kerkbestuur, zoals mogelijk het ongehinderd laten van ontrouwe kerkedienaars of lede-
59
maten, ja zelfs het ongerechtvaardigd censureeren van sommigen en het toelaten tot het leeraarsambt van dezulken die daartoe geheel ongeschikt zijn en diergelijke meer. Dit zijn inderdaad gebreken, maar niet van zoodanigen aard dat daardoor een Kerk geen Kerk meer zijn zou. En ofschoon men deze dikwijls heeft voorgewend als de oorzaken van scheuring en afscheiding, kan dit nooit op goede gronden verdedigd worden, maar is steeds door alle concilies en vaders veroordeeld, en kan ook geenszins met goede bewijsredenen onderschraagd worden." "Veel gebreken kunnen de openbare godsdienstoefening, de wijze van kerkbestuur en de kerkelijke reglementen aankleven, zoals ook het geval schijnt geweest te zijn met de gemeente van Korinthe, waar (...) sommige zaken nog geheel op orde gesteld moesten worden. Toch dringt de Apostel nergens méér op vereeniging aan dan in zijnen Zendbrief aan die gemeente. Men kan niet verwachten dat dit alles ooit volmaakt zijn zal, en men mag hiervan geen grond maken, om vereeniging uit te stellen. En als er gebreken van dezen aard bestaan, dan is het middel tot herstel niet te zoeken in verdeeldheid te veroorzaken, maar in het bevorderen van vereeniging." Derhalve, de treurige toestand van een Kerk en een slechte Kerkorde zijn volgens Durham nog geen reden om de Kerk te verlaten en de eenheid te verbreken. Uit de Onveranderde Augsburgse Confessie, artikel 15, citeren we nog het volgende: "Von Kirchenordnungen, von Menschen gemacht, lehrt man die jenigen zu halten, die ohne Sünde gehalten werden können." Weliswaar slaat deze uitspraak niet in eerste instantie op menselijke kerkorden, maar op kerkelijke inzettingen (zoals bepaalde feestdagen); toch kan men deze uitspraak ook ruimer verstaan. Dr. H.G. Kleyn schrijft in "Algemeene Kerk en Plaatselijke Gemeente" (1888), blz. 24, dat een Kerkenordening niet alles mag bevatten wat men daarin zou willen stellen, "maar alleen hetgeen dienstig is om eendracht en eenigheid te voeden en te bewaren, en alles te onderhouden in de gehoorzaamheid Gods. Ongeoorloofd daarentegen zijn alle menschelijke wetten tot
60
invoering van godsdienstige instellingen, welke, niet op Gods Woord gegrond zijnde, der Gemeente worden opgelegd, op straffe van het verlies van kerkelijke rechten, of, gelijk dit in Romes kerk geschiedt, als de consciëntiën bindend." "Daarentegen indien deze Kerkenordening in het geweten der Gemeente een bevestigend medegetuigenis vindt, is deze wel degelijk daaraan in de consciëntie verbonden, ofschoon erkend moet worden, dat zulks minder betrekking heeft op den vorm (de letter) der wetten, als op het doel waartoe deze wetten zijn ingesteld." En op blz. 29 schrijft hij: "Uit de vrijheid van den Christenmensch vloeit dan voort dat elke kerkelijke ordonnantie krachteloos wordt, indien zij afstuit op de consciëntie, en dat verzet tegen zulk een ordonnantie wel een kerkelijk vonnis kan tengevolge hebben, maar zulk een, dat de consciëntie niet bindt, en aldus wel over dien persoon met betrekking tot de Kerk, maar niet met betrekking tot God geldt." Tenslotte zij erop gewezen dat de ontworpen nieuwe Kerkorde voor de Verenigde Protestantse Kerk in Nederland in artikel 1-3 de Heilige Schrift belijdt als enige bron en norm van de kerkelijke verkondiging en dienst. En die norm gaat alles te boven!
61
10. Groen van Prinsterer en het recht der Hervormde gezindheid In de onlangs verschenen heruitgave van het in 1848 verschenen werk van Mr. G. Groen van Prinsterer, "Het recht der Hervormde gezindheid", schreven wij het volgende voorwoord:
"Wie de geschiedenis vergeet, is gedoemd haar opnieuw te beleven."
De hernieuwde uitgave van Het regt der Hervormde gezindheid brengt ons de waarheid van deze uitspraak in herinnering in een tijd waarin de strijd om de rechtmatige plaats voor de belijdenis der Kerk opnieuw gestreden moet worden. Daarbij is dit oude boek van Mr. G. Groen van Prinsterer, de man die zich noemde "een staatsman niet, een evangeliebelijder", opnieuw actueel. Hoezeer was deze belijder een strijder voor het goede recht van de gereformeerde belijdenis in kerk, staat en school, juist in een tijd waarin dat recht in de praktijk zozeer werd miskend en er aldus geschud werd aan de fundamenten van het geloof van de Kerk. 't Was treurig gesteld in de Nederlandse Hervormde Kerk in confessioneel opzicht. Velen verlieten deze Kerk, die in hun ogen geen kerk meer was vanwege de verkrachting der belijdenis. Groen bleef. Naar zijn eigen woorden niet uit zwakheid, niet uit ontrouw. Hij wilde juist niet zoals de Afgescheidenen 'het strijdperk verlaten', maar het krachtig opnemen voor het recht der Hervormde gezindheid - zeg: het recht van de belijdenis - in de Kerk die juist in die belijdenis haar historische wortel en wezen vond. Met intense belangstelling volgde Groen de gang van zaken in de Kerk in die jaren van de afscheidingsbeweging. Enerzijds had hij bezwaar tegen de betiteling van de separatisten als geestdrijvers en neuswijze sektarissen. Hij wist zich één met hen in belijdenis en leer en pleitte voor hen in zijn beroemde geschrift De maatregelen tegen de Afgescheidenen aan het staatsregt getoetst (1837). Anderzijds achtte hij de daad van het breken met de Kerk zonder enige reserve ontijdig.
62
Zolang de Symbolische Schrift, de belijdenis, haar wettig gezag nog behield, achtte hij de veroordeling van het vertrek der Afgescheidenen niet onbillijk en de weigering om mee te gaan juist lofwaardig. "Het verlaten van een kerk is zonde, wanneer het niet plicht is." De plicht der gelovigen in de Nederlandse Hervormde Kerk is juist, volgens Groen, zich te beroepen "met nadruk en onbekrompenheid op de belijdenis, op de Formulieren, als op het kenmerk der gezindheid, als op de aanwijzing der leer aan wier belijdenis in het Kerkgenootschap en in de Staat rechten verleend zijn, wier schennis wel, maar wier vernietiging niet mogelijk is." Dit standpunt verdedigde Groen reeds tijdens de zogenaamde 'Adresbeweging' in het door hem opgestelde Adres van de zeven Haagsche Heeren (1842) aan de Hervormde Synode. Ook binnen de kring van de 'Christelijke Vrienden', in 1845 gevormd door de bekende ds. O.G. Heldring, liet Groen zich door dit standpunt leiden. Tot zijn verdriet begon echter binnen de kring van deze vrienden van het Réveil de nadruk te verschuiven van de leer naar de christelijke liefdadigheid. Zo raakte de zaak van de Kerk op de achtergrond en Groen beklaagde zich over de "werkeloosheid der gelovigen in het Hervormde Kerkgenootschap". En dat in een tijd waarin de belijdenis van de Kerk steeds meer geweld werd aangedaan door de toelating van hoogst onschriftuurlijke dwalingen. Zo kwam hij ertoe in het tijdschrift De Vereeniging, Christelijke Stemmen, periodiek van de Christelijke Vrienden, een reeks artikelen te publiceren, die in 1848 gebundeld werd onder de titel Het regt der Hervormde gezindheid. Krachtig heeft Groen in dit werk gepleit voor het recht van de belijdenis en gewaarschuwd tegen haar ontkrachting, terwijl de Kerk zuchtte onder een haar opgedrongen bundel staatsreglementen, waarin voor de belijdenisgeschriften geen plaats was. Hoewel nimmer de belijdenis rechtens was afgeschaft - de Synode, die krachtens het reglement slechts met het bestuur van de Kerk belast was, was daartoe ten enenmale onbevoegd - werd zij toch krachteloos gemaakt door de omstreden formule van 'geest en hoofdzaak', een formule die men weliswaar van Groen had overgenomen, maar in een nooit door hem bedoelde dubbelzinnige bete-
63
kenis. Zo werd de Kerk dan wel niet in rechte, maar toch in de praktijk een kerk zonder belijdenis en had de leervrijheid ruim baan. Nu, anderhalve eeuw later, leven wij weer onder een belijdende kerkorde. Na langdurige strijd heeft in de kerkorde van 1951 de belijdenis haar wettige plaats herkregen, zij het onder de dubbelzinnige en rekbare formule 'in gemeenschap met de belijdenis der vaderen'. Maar na ruim veertig jaar confessionele kerkorde keren de oude tijden weerom! Opnieuw is de belijdenis in het geding. Onder de benaming 'Samen op Weg' wordt een verenigingsproces gedreven, dat streeft naar eenwording van de Nederlandse Hervormde Kerk, de Gereformeerde Kerken in Nederland en de EvangelischLutherse Kerk in het Koninkrijk der Nederlanden onder een nieuwe kerkorde, waarin opnieuw de belijdenis geweld wordt aangedaan, met name door de opneming van de zogenaamde Konkordie van Leuenberg (1971). Deze Konkordie, tot hiertoe bij het kerkvolk en zelfs onder theologen nagenoeg onbekend, is weliswaar allang door de Hervormde Synode aanvaard, maar had tot nu toe nimmer een plaats in de kerkorde. De consequentie van haar opname is vérstrekkend voor het confessionele gehalte van de verenigde kerk die men beoogt. Zij staat immers volkomen haaks op de leer van de Heidelbergse Catechismus, de Nederlandse Geloofsbelijdenis en de Dordtse Leerregels, en bovenal op de waarheid van de Heilige Schrift zelf, die in deze belijdenisgeschriften van de Kerk haar uitdrukking vindt. Zij ontkracht alle historische belijdenissen van onze Nederlandse Hervormde Kerk. Niet alleen verzet de Konkordie zich uitdrukkelijk tegen het getuigenis van de Dordtse Leerregels inzake de leer van de dubbele predestinatie (de leer van de goddelijke verkiezing en verwerping), maar tegelijk is zij nog veel sterker in haar ontkrachting van onze belijdenisgeschriften als zij uitspreekt: "De veroordelingen inzake de leer zoals deze in de belijdenisgeschriften zijn uitgesproken, raken (...) niet meer de huidige stand van de leer in de kerken die instemmen met de Konkordie Met deze uitspraak worden immers niet alleen de verwerpingen der dwalingen in de Dordtse Leerregels ontkracht, maar ook de veroor-
64
delingen in de overige belijdenisgeschriften, zoals de leerstellige dwalingen van roomsen, dopersen, luthersen, joden en mohammedanen en de ketterijen als van Marcion, Sabellius, Arius, Socinus, Arminius en vele anderen. Zo komt de ganse confessie ten val. Het erkennen van de Konkordie van Leuenberg, zoals in het ontwerp van de nieuwe kerkorde wordt voorgesteld, zal in feite een verwerping van de belijdenisgeschriften zijn, ook al zegt de Konkordie zelf met een duidelijke contradictio in terminis (innerlijke tegenstrijdigheid) dat zij de verbindende kracht van de belijdenissen in de deelnemende kerken laat bestaan. Hoe bedrieglijk! Een ontkrachte confessie is geen confessie meer, maar een schijnbelijdenis. Zo worden wij in de praktijk weer kerk zonder belijdenis. Is onze Kerk haar geschiedenis vergeten? Is de strijd om de belijdenis dan toch tevergeefs geweest? Moeten geestelijke verworvenheden nu opnieuw worden ingeleverd? Moet opnieuw de oude strijd gestreden worden, omdat opnieuw de belijdenis haar centrale plaats wordt ontzegd? Helaas, ja! "Wie de geschiedenis vergeet, is gedoemd haar opnieuw beleven." We kunnen opnieuw beginnen! De genadige God ontferme Zich over Zijn Kerk! Dankbaar zijn we daarom voor de heruitgave van dit werk van Mr. G. Groen van Prinsterer over het recht der Hervormde gezindheid. Het kan ons sterken in het geding om de belijdenis. Het moge onze Synode ervan overtuigen dat zij op de verkeerde weg is, een weg die dodelijk is voor de Kerk. Het mag de bezwaarden ook wapenen tegen de roep om afscheiding, die hier en daar opklinkt op grond van de ontworteling van onze Kerk van haar historische belijdenis. Ook dat zou dodelijk zijn voor de Kerk, al zouden velen daarin te goeder trouw zijn, menende dat afscheiding geen afscheiding is, maar voortzetting van de oude Hervormde Kerk. Wat zegt Groen in dit geschrift? De Afgescheidenen wilden geenszins de vorming van een nieuwe kerk. Zij wilden, buiten het Kerk-
65
genootschap, voortzetting van de gevestigde Kerk. Maar Groen veroordeelt deze misvatting! Ook nu worden dergelijke illusoire geluiden gehoord. Wel zegt Groen: "Geen behoud, geen bestaan van een kerk, wanneer haar geloof aan de willekeur der mensen ondergeschikt is. Deze verloochening van het wezen der instelling is een ontbinden van de Kerk." "Het terzijdestellen van de Formulieren is eigenlijk een slechten van de muur, omdat door de vijanden een wijde, wijde bres begeerd wordt. Het is bijgevolg een verwerpen van het geloof, een al te gedienstig omverhalen van de grondslagen waarop de veiligheid en het aanzijn van de Kerk berust." Niettemin waarschuwt hij tegen separatie en klaagt hij: "Zo weinigen hebben duidelijk inzicht in het wezen van een kerk".
Wat is de zaak?
"De Formulieren zijn als historische rechtmatige belijdenis der Kerk vereenzelvigd met haar bestaan. Met het wegnemen van het teken (de Symbolische Formulieren) valt de zaak die erdoor betekend wordt, niet weg." Anders gezegd: al schuift men de Symbolen, de Formulieren, de belijdenisgeschriften terzijde, het geloof blijft, omdat daarin het wezen van de Kerk verankerd ligt. In de belijdenis op zichzelf, vertolkt in de Formulieren, ligt de historische wortel en het wezen van de Hervormde Kerk. Terzijdestelling van de Formulieren brengt feitelijk in het wezen van de zaak géén verandering, ten ware men de oorsprong en het wezen van de Kerk verloochenen wil. Men zal, zelfs na feitelijke terzijdestelling van de belijdenis, altijd gehouden zijn aan de leer, die niet om de Symbolen, maar blijkens de Symbolen de leer der Kerk is. Zelfs synodale afschaffing van de belijdenis zou dus in het recht der gemeente op handhaving van het kerkgeloof geen verandering brengen. Doe de belijdenisgeschriften weg, de belijdenis blijft, de Hervormde Kerk blijft, omdat haar historische wezen kerk der Hervorming is. Dat is niet ongedaan te maken. Vandaar dat Groen zegt dat schennis van haar rechten wel, maar vernietiging niet mogelijk is. Daarom geen afscheiding, geen verlating van het Kerkgenootschap, geen vereniging in een afzonderlijk lichaam, geen voortzetting buiten haar lichaam.
66
De bewustheid van goed recht is geen reden om voor miskenning te wijken. Het gaat dus om het recht der Hervormde gezindheid, dat blijft, al worden de Symbolen aangetast. Vereniging van christenen uit onderscheiden genootschappen veronderstelt en behoeft volgens Groen getrouwheid der christenen aan hun eigen gezindheid. Met andere woorden: trouw aan de belijdenis. Dat is de rechte grondslag tot vereniging. Neen, Groen wilde dus geen formulierknecht zijn. Het ging hem niet om starre handhaving van de Formulieren als zodanig. Het ging hem om wat wij tegenwoordig noemen: de religie van de belijdenis. Om handhaving van de leerstellingen, in de Formulieren uitgedrukt. Om eerbiediging van het geloof van de Kerk. Dat geloof mag niet aan de willekeur van mensen ondergeschikt worden. De strijd om de belijdenis is een strijd om de waarheid. En die waarheid is de grondslag van het wezen van de Kerk. Daar gaat het ook nu opnieuw om: het recht der Hervormde gezindheid, niet der dwaling. Maar is die strijd van een minderheid in de Kerk niet hopeloos? "Nee", zei Groen in zijn dagen. "In de vaderlandse Kerk" - wat is er toch eigenlijk tegen die uitdrukking van Groen, daar immers de geschiedenis der Hervormde Kerk zo nauw met die van het vaderland verweven is? - "komen bestanddelen van een christelijke gemeente aan het licht. Er zijn nog getrouwe leden. Er is ergernis over het onrecht dat de Kerk lijdt. Er is opwekking te bespeuren." Gode zij dank, het kon vandaag gezegd zijn! En wat die minderheid betreft? "Wij zijn niet machteloos omdat wij de minderheid zijn. Want de boventoon is altijd geweest bij minderheden die zich van hun samenhang en eenheid bewust zijn en beginselen hebben. En al zijn wij dan de minderheid, de Heere is machtig te redden niet alleen door velen maar ook door weinigen. Daarom vrezen wij niet, omdat Hij, van Wie onze hulp komt, meerder is dan allen." Geloven wij dat nog? De Koning der Kerk gebiede Zijn zegen over de heruitgave van dit werk, dat ook na anderhalve eeuw nog (weer) zo hoogst actueel is in een voor de Nederlandse Hervormde Kerk zo cruciaal tijdsgewricht.
67
De Heere beware ons om Christus' wil voor nieuwe scheuring en verbrokkeling, voor verder verval en dwaling, maar brenge onze vaderlandse Kerk terug tot haar wezenlijke grondslag: de Hervormde gezindheid en belijdenis.
68
11. Calvijn en de onzuiverheid van de Kerk Van al hetgeen de grote Hervormer Calvijn gezegd heeft "Van de ware Kerk met welke wij eenheid moeten onderhouden, dewijl zij de Moeder is van alle godvrezenden" in zijn Institutie (IV-1), achten wij het dienstig op deze plaats het volgende te citeren. Welke houding moeten wij aannemen met betrekking tot de eenheid van de Kerk als wij in aanmerking nemen haar grote onzuiverheid? "Hiervan hebben Christus Zelf, Zijn apostelen en bijna al de profeten ons een voorbeeld gegeven. Ontzettend zijn de beschrijvingen waarmee Jesaja, Jeremia, Joel, Habakuk en anderen de gebreken van de Jeruzalemse Kerk bewenen. Onder het volk, de overheid en de priesters was alles tot die trap bedorven, dat Jesaja niet aarzelt Jeruzalem op één lijn te plaatsen met Sodom en Gomorra (Jes. 1:10). De godsdienst was deels in minachting, deels besmet. Aangaande de zeden, daarin worden alom dieverijen, roverijen, trouweloosheden, doodslagen en dergelijke wanbedrijven opgenoemd. En evenwel hebben de profeten geen nieuwe kerken opgericht of nieuwe altaren gebouwd om daarop hun bijzondere offeranden te offeren. Maar dewijl zij, hoedanig de mensen ook waren, echter overwogen dat de Heere Zijn Woord onder hen gegeven en Zijn rechten ingesteld had, waardoor Hij aldaar gediend werd, zo hebben zij in het midden van de vergadering der bozen reine handen tot Hem opgeheven. Inderdaad, zo zij gemeend hadden dat zij daardoor enigszins verontreinigd werden, zij zouden liever honderd doden hebben willen sterven, dan zich daartoe te laten brengen. Niets hield hen derhalve van scheuring terug, dan de begeerte om de enigheid te bewaren. Indien de heilige profeten een gewetenskwestie gemaakt hebben van zich van de Kerk te vervreemden om zeer vele en zware zonden, niet van deze of gene persoon, maar van bijna het ganse volk, dan matigen wij onszelf teveel aan, indien wij terstond van de gemeenschap der Kerk durven afgaan, wanneer niet aller zeden met onze beschouwingswijs of ook met de christelijke belijdenis overeenkomen.
69
En hoedanig is de tijd geweest van Christus en Zijn apostelen? Toch heeft de vertwijfelde goddeloosheid der Farizeeën en de ongebonden wijze van leven, die toen alom de overhand had, hen niet kunnen verhinderen zich van dezelfde plechtigheden met het volk te bedienen en met de overigen in dezelfde tempel te vergaderen tot de openbare oefening van de godsdienst. Waarom anders, dan omdat zij wisten dat door het gezelschap der bozen degenen die met een rein geweten dezelfde godsdienstplechtigheden delen, geenszins worden verontreinigd? Indien het voorbeeld der profeten en apostelen bij iemand weinig doet, die zij tenminste voldaan met het gezag van Christus! Daarom drukt Cyprianus zich wel uit. Hij zegt: Schoon er onkruid of onreine vaten in de Kerk gezien worden, zo hebben wij nochtans geen reden om de Kerk te verlaten. Wij moeten alleen ons erop toeleggen dat wij zelf koren mogen zijn; wij moeten naarstigheid aanwenden en zoveel doenlijk is, trachten dat wij zelf een gouden of zilveren vat mogen wezen. Voorts, de aarden vaten te verbreken komt alleen de Heere toe." (IV-1-18, 19). "Maar zij zeggen dat het een onduldbare zaak is dat de pest der zonden zo alom om zich heen grijpt. Doch ook hier laat de uitspraak van de apostel ons immers niet verlegen. Onder de Corinthiërs hadden niet alleen niet weinigen gedwaald, maar de besmetting had schier het gehele lichaam der gemeente aangestoken. Daar was niet alleen één soort van zonde, maar er waren er zeer véle. Ook waren de dwalingen niet onbeduidend, maar sommige daarvan waren gruwelijke zonden. Er was niet alleen een verdorvenheid der zeden, maar ook der leen Wat doet hier de heilige apostel, dat is het werktuig van de hemelse Geest, naar Wiens getuigenis de Kerk staat of valt? Zoekt hij een afzondering van hen? Werpt hij hen buiten het Rijk van Christus? Treft hij hen met de uiterste bliksem der vervloeking? Hij doet niet alleen van dit alles niets, maar hij verklaart en erkent haar voor een Kerk van Christus en een vergadering van heiligen. Indien de Kerk blijft onder de Corinthiërs, - waar hete twisten, scheuringen en afgunst zijn, - waar krakélen, gekijf en hebzucht omgaan, - waar openlijk een schelmstuk wordt goedgekeurd, dat zelfs in het oog der heidenen verfoeilijk zijn zou,
70
- waar de naam van Paulus, die zij als een vader hadden behoren te eren, baldadig bespot wordt, - waar sommigen de opstanding der doden belachen, welk stuk weg te nemen gelijk staat met een vernietigen van het ganse Evangelie, - waar de gaven Gods aan de eerzucht en niet aan de liefde worden dienstbaar gemaakt, - waar zeer vele dingen onvoegzaam en onordelijk worden gedaan; en daarom (de Kerk) blijft, omdat de bediening des Woords en der sacramenten daar niet wordt verworpen, wie zou dan de titel van Kerk durven ontnemen aan zulke vergaderingen, aan wie zelfs het tiende gedeelte dezer gebreken niet kan worden ten laste gelegd? Die met zó'n grote gemelijkheid tegen de Kerken van de tegenwoordige tijd uitvaren, wat zouden zij, bid ik u, de Galatiërs gedaan hebben, die bijna waren afgevallen van het Evangelie, en bij wie nochtans dezelfde apostel de Kerk aantrof?" (IV-1-14). Weten wij het vandaag beter dan de grote Hervormer, die het bewaren van de eenheid zag als eis van de Heilige Schrift? Hebben wij ten aanzien van een vervallen Kerk de moed niet meer "het Woord erin te werpen" (Kohlbrugge), opdat men nog wonderen zou zien?
71
12. Een jaar vol verwarring In het familieblad "Terdege", 12e jaargang nr. 7 (28 december 1994), werd het volgende vraaggesprek geplaatst. Hervormde predikanten die hun ambt serieus nemen, hebben het achterliggende jaar talloze "overuren" gemaakt door Samen-opWeg. Het bestuderen van de nieuwe kerkorde, beoordelen van allerlei formele voorstellen en informeren van de kerkeraden kost zeeën van tijd. Ds. L.H. Oosten heeft in grote lijnen zijn oordeel gevormd. Met zijn kerkeraad wijst hij niet alleen fusie, maar ook federatie van de deelnemende kerken af. "De geschiedenis laat zien dat de kerk van de Reformatie in deze lage landen een planting Gods is. Het was ook in het verleden zeker niet allemaal rozegeur en maneschijn, maar door alles heen heeft de Heere gewaakt over Zijn kerk tot op deze dag." Vervaagt in deze opvatting niet het onderscheid tussen de onzichtbare kerk en de Hervormde kerk als instituut? "Daar moetje zeker voor waken. Maar de onzichtbare kerk heeft wel een zichtbare zijde. Die mag ons niet onverschillig zijn." Toch lijken velen zo gericht op het instituut, dat het zicht op de onzichtbare kerk verdwijnt. "Dat gevaar is, door alle verwarring die er heerst, heel groot. Velen vechten voor het genootschap, terwijl ze weinig oog hebben voor het wezen. Zo ligt het voor mij niet. Ik wil de zichtbare en de onzichtbare kerk bij elkaar houden. Ik geloof dat de kerk der Reformatie, zoals de Heere die hier geplant heeft, Gods kerk is."
Illusie
Hoe ziet u in dit licht de afgescheiden kerken? "Ik ontken niet dat de Heere daar Zijn kinderen en knechten heeft, maar dat is geen legitimatie van het afscheidingsprincipe. Deze kerken kan ik onmogelijk als plantingen van God zien. In de lijn van de Schrift en de reformatorische belijdenis beschouw ik scheuring op zichzelf als een ketterij."
72
Wat blijft bij een eventuele fusie van de Hervormde Kerk over? "Dat is de grote vraag. Er zijn er die denken de Hervormde Kerk in afgeslankte vorm voort te kunnen zetten. Eventueel gesteund door afgescheidenen, voor wie het tijdstip van wederkeer dan is aangebroken. Dat is een illusie. De praktijk zal tonen dat het de zoveelste afgescheiden kerk wordt. Als de kerk in haar ambtelijke organen besluit om te fuseren, kun je niet zeggen datje door achter te blijven de Hervormde Kerk voortzet. Wel is de vraag of de synode een zo ingrijpend besluit over de kerk als geheel kan nemen, wanneer het merendeel van het grondvlak daar niet achter staat. Dat is in strijd met het principe van het presbyteriaal-synodaal kerkrecht en mijns inziens aanvechtbaar via de Generale Commissie voor Bezwaren en Geschillen." Fusie betekent het eind van de planting Gods? "Zoals ik het nu bezie misschien wel wat betreft de organisatievorm, maar niet als organisme. De stroom van de Hervormde kerk zet zich voort in een breder verband. Een verbreding die mij overigens niet aangenaam is."
Oorlogsveld
U wijst toch zowel fusie als federatie af? "Inderdaad, maar je kunt onder protest toch meegenomen worden. Zoals dat ook het geval was toen er ruimte kwam voor de vrouw in het ambt." Bevestigt dit niet de kritiek uit afgescheiden kring dat hervormdgereformeerden als puntje bij paaltje komt alles slikken? "Dat is geen kwestie van slikken. Als je in het oorlogsveld de kogels om je heen hoort fluiten, kun je weglopen of doorvechten. Ik kies in de kerk voor het laatste." Kunt u in die gefuseerde kerk nog een beroep doen op de belijdenis? "Zeker. In de nieuwe kerkorde gaan de gereformeerde belijdenisgeschriften mee. De lutherse komen erbij. Voor mij is dat geen onoverkomelijk bezwaar. Ik weet me in goed gezelschap van mensen als Calvijn, Guido de Brés, Datheen en a Lasco, die de Augsburgse confessie ruimhartig hebben ondertekend. A Lasco zegt zelfs: "Wij zijn niet alleen niet tegen de Augsburgse Confessie, maar zij is ons lief en dierbaar." Als het voor die mensen geen breekpunt was, is dat ook voor mij niet het geval.
73
De Leuenberger Konkordie is na ernstige kritiek buiten de belijdenissen gehouden. Die wordt nu in een apart lid genoemd. De Leuenberger zegt trouwens zelf al dat ze niet verstaan wil wezen als een nieuwe belijdenis. Wat niet wegneemt dat ik het een onding vind en ervoor vecht om die eruit te krijgen. Maar zolang de kerkorde zegt dat het Woord van God de enige bron en norm is voor het kerkelijk spreken en handelen, geeft mij dat een basis om op te staan. Met de Schotse prediker Durham zeg ik: Zelfs al zucht u onder een slechte kerkorde, verlaat de kerk toch niet."
Brokken
Hoe waardeert u het feit dat in de strijd om het behoud van de Hervormde Kerk rechtzinnig en vrijzinnig elkaar vonden in het "Hervormd Pleidooi" ? "De gedachte was denk ik: Hoe meer tegenstanders van fusie, hoe beter?" Sloeg prof Graafland de spijker op de kop toen hij sprak van vleselijke elementen? "Zonder meer. Met de geest van het "Hervormd pleidooi" kan ik me verenigen, maar het is voor mij niet duidelijk hoe Kohlbruggianen kunnen optrekken met vrijzinnigen." Hebt u de indruk dat de ontwikkelingen rond Samen op Weg de eenheid van de gereformeerde gezindte in engere zin dichterbij brengen? "Dat wordt in afgescheiden kring wel verondersteld. Ik zie dat niet. Meeleven uit andere kerkverbanden doet me goed, maar "het gouden moment" van ds. J.H. Velema kun je gerust vergeten. De denkwijze van een afgescheiden mens is totaal anders dan die van een hervormd mens. Ze willen ons afgescheiden hebben. Die bonders moeten uit de Hervormde kerk. Daarvan zegt ds. Van den Bergh terecht: Wie een hervormd mens kent, weet wel beter. Wel zullen er brokken vallen. De zoveelste aderlating."
Koning
Hoe beoordeelt u de ontwikkeling van de gereformeerde gezindte als geheel? De een signaleert veroppervlakkiging, anderen wijzen op een verrechtsing. "Ik zie beide in dezelfde lijn. Je kunt wel rechts zijn, maar als het
74
alleen maar buitenkant is, ben je zeer oppervlakkig. De vermolming van de gereformeerde gezindte zet zich sterk door. Wat heb je nou als je straks een kerk vol mensen hebt zonder televisie, alle vrouwen met een hoedje op het hoofd, en het hart ontbreekt? Mijn grote verontrusting richt zich op het feit dat nauwelijks meer een geestelijk gesprek mogelijk is. Het gaat over dominees, kerken, dogma's en televisie en daar blijft het bij. Dat maakt me zeer pessimistisch. Het enige wat mij moed geeft, is dat de kerk een Koning heeft Die regeert, en een keer ten goede kan geven. Een lichtpuntje is wat dat betreft dat bij veel jongeren toch een openheid voor het Woord te bespeuren valt. Wie weet wat de Heere ondanks alles nog met Zijn kerk voorheeft."
75
13. Groot geschrei Het maandelijks verschijnende contactblad van de Hervormde Gemeente te Sint Anthoniepolder bracht in maart 1996 de volgende meditatieve bijdrage. " Waarom zoudt gij zo groot geschrei maken ?" (Micha 4:9). Groot geschrei! Dat is er vandaag in de Kerk waartoe wij behoren. Waar gaat het heen met de Kerk der Vaderen, die de HEERE Zelf geplant heeft in deze lage landen in de gezegende dagen van de Kerkhervorming? Door vele diepten en grote noden is de Kerk reeds heengegaan. Hoe kort na de Reformatie was er de strijd met de Remonstranten en hun dwalingen in de leer, zodat er meer dan 200 predikanten moesten worden afgezet! Hoe bedreigend was de beweging van het scheurzieke Labadisme vanwege het geestelijke en morele verval in de kerk. Hoe spoedig was er na de Reformatie een Nadere Reformatie nodig vanwege diep bederf. Hoe verscheurend waren de kerkelijke twisten tussen Voetianen en Coccejanen. Hoe verderfelijk was de doordringende geest van de 18e-eeuwse "Verlichting" vanuit Frankrijk, die het verstand verhief boven het schriftuurlijk geloof en die zo een voorloper werd van het Modernisme in de Kerk. Hoe verwoestend was de geest van de Franse Revolutie, die ook door de Kerk met gejuich werd binnengehaald en die ook in de 19e eeuw krachtig werkte in de Kerk en leidde tot de verderfelijke leervrijheid, de opkomst van de vrijzinnigheid, maar ook tot scheuring en afscheiding. Welk een slag voor de Vaderlandse Kerk was de Doleantie (18861892) onder leiding van dr. Kuyper (ontstaan van de Geref. Kerken), die beweerde: Al Gods volk gaat met mij mede, alleen Jan Rap en zijn maat blijven achter! Maar wat bleek? Boven al deze verwoestende krachten en bedreigingen voor onze Nederlandse Hervormde Kerk stond haar Koning!
76
En ervaren mocht worden tot op deze dag wat reeds Luther gezongen had: "Houdt Christus Zijne Kerk in stand, zo mag de hel vrij woeden...ƒ" De Koning der Kerk heeft dwars door alle aanvechting en bedreiging, ja, ook dwars door alle ontrouw en dwaling heen, Zijn Kerk in ons vaderland nimmer verlaten. Veel rechtzinnigen hebben in de weg van scheuring en scheiding haar verlaten, de Koning echter niet. Velen hebben beweerd dat de oude Kerk der Hervorming in ons land niet meer bestond (1816) of dat de Kerk der Vaderen een valse kerk geworden was (1834), nochtans bleef de Heere met Zijn Woord en Geest, met Zijn volk en knechten in haar tot op deze dag. Nog heeft Hij Zijn hand niet van ons afgetrokken. Velen, juist in het rechtzinnige deel van de Kerk, schreien en roepen vandaag: Nu is het gedaan met de kerk, weldra gaat zij Samen-opWeg in een fusie met anderen en dan bestaat onze oude Vaderlandse Kerk niet meer, omdat het een fusie is die wij niet wensen en niet begeren omdat zij niet uit God is. Bestaat een organisme niet meer, omdat het opgaat in een bredere organisatievorm? Verdwijnt het orgaan in de lucht, als het meegenomen wordt in een breder verband?
Groot geschrei!
Wat moeten wij doen? Een predikant, nog geen twee jaren in het ambt, zegt: "Ik ga die zondige kerk verlaten" en hij scheidt zich af. Groot geschrei! Alsof de Kerk nooit zondig geweest is! Alsof het Evangelie van Christus er is om rechtvaardigen en niet zondaars te roepen tot bekering! Een andere predikant, ook nog maar nauwelijks in het ambt, zegt: "Mijn hart is al buiten de kerk, ik wacht alleen nog op een wenkje van de Heere", een wenkje dat hij dus kennelijk nog niet gehad heeft, en dus handelt hij in zijn vlees. Groot geschrei! Weer een andere predikant zegt: "Ik blijf met mijn hart in de Hervormde Kerk, ook al zal ik eruit geworpen woraen." Groot geschrei! En opnieuw een predikant zegt: "Wij zetten straks op eigen houtje de Hervormde Kerk voort, als de fusie een feit wordt, en stellen onze
77
gebouwen, goederen en fondsen alvast veilig in een stichting, om die mee te nemen." Een drogreden en een illusie, bovendien een ontlopen van het oordeel en ook een ontrouw-zijn aan de plaats waar wij geroepen zijn in onze vervallen Kerk. Groot geschrei! Zo'n stichting is onkerkelijk en onkerkordelijk en in strijd met het geestelijk karakter van de Kerk als lichaam van Christus en dus onschriftuurlijk. Zij is tegelijk een eerste stap op de weg naar scheiding van de Kerk. En ook dat zogenaamde voortzetten van de Hervormde Kerk, dat een nieuwe naam en een nieuwe ambtelijke organisatie vraagt voor die verzameling van losrakende gemeenten en dus een nieuwe kerk betekent, loopt in de praktijk uit op een zijspoor, op afscheiding en doleantie, wat men juist beweert niet te willen. Men zij gewaarschuwd!
Groot geschrei!
De Gereformeerde Bond in de Nederlandse Hervormde Kerk zegt: "Wij kunnen niet weg en wij kunnen niet mee!" en wil vooralsnog geen verdere uitspraken doen, die men mogelijk in de toekomst niet zal kunnen waarmaken. Volgens anderen is dat te slap, want men zou moeten zeggen: "Wij zullen niet mee!" Groot geschrei! Weer anderen beweren: "Echt, die fusie gaat door!" (Wie bepaalt dat? Een synode? Of God, Wiens raad zal bestaan?) "Maar wij willen niet mee!" Wat dan? Groot geschrei!
Er is niets nieuws onder de zon
De profeet Micha, als geroepen godsgezant, roept tot zijn schreiende volk, dat gebogen ligt onder de rechtvaardige oordelen Gods vanwege hun afmakingen: "Nu, waarom zoudt gij zo groot geschrei maken? Is er geen Koning onder u? Is uw Raadgever vergaan, dat u smart, als van een barende vrouw, heeft aangegrepen?" Te midden van alle kerkelijke verwarring en vragen waarin onze Kerk vandaag verkeert, mogen wij u toeroepen: "Is er geen Koning onder u? Is uw Raadgever vergaan?" - "Jezus Christus is gisteren en heden Dezelfde en tot in der eeuwigheid!" Hij, Die in de geschiedenis van onze Kerk (Zijn Kerk) het betoond heeft, door alle strijd, aanvechting, dwaling, afwijking en kerkelijke
78
schuld en zonden heen, dat Hij ons nooit verlaten heeft en Die ook tot op vandaag bewijst dat Hij Zijn hand nog niet van Zijn Kerk afgetrokken heeft, moet toch het Voorwerp van ons geloof en onze hoop zijn. Niet wat mensen beslissen of wat zelfs synoden besluiten, maar Zijn raad zal bestaan en Hij zal al Zijn welbehagen doen. "Waarom zoudt gij zo groot geschrei maken? Is er geen Koning onderu?" Wat gaat er gebeuren? Dat is toch alleen Hèm bekend en voor ons nog verborgen. Laat ons nu dit bedenken: 1. De Kerk is - al besluit zij onverhoopt daartoe - nog lang niet aan het eindpunt van het Samen-op-Weg-proces en dus nog lang niet één met gereformeerden en luthersen. Dat duurt nog minstens 10 a 15 jaar, voordat het - naar menselijke gedachten - gerealiseerd is... Als dat ooit gebeurt! Want er is toch een Koning onder u?! 2. Sociologisch onderzoek in de Kerk wijst uit dat over 10 a 15 jaar de verhoudingen gans anders zullen liggen, omdat dan de rechterzijde in de Hervormde Kerk de meerderheid zal hebben. Van de meerderheid moeten we het overigens niet hebben, want God regeert. Maar wie zal zeggen wat dat betekent voor de Kerk en voor dit proces? 3. Hoe voorbarig en ongelovig is het dan om bij voorbaat goederen veilig te stellen in een stichting en zich in te beelden straks op eigen houtje de Hervormde Kerk voort te kunnen zetten, wat immers ten hoogste uitloopt op een soort "vrijgemaakte" Hervormde Kerk en dus de zoveelste afscheiding. 4. Alle afscheidingen welhaast hebben gepretendeerd de wettige voortzetting van de oude Hervormde Kerk te zijn. Het bleek een illusie. 5. Leert de geschiedenis niet, dat niet de mens maar God de gang van Zijn Kerk bepaalt? "Nu, waarom zoudt gij zo groot geschrei maken? Is er geen Koning onder u? Is uw Raadgever vergaan, dat u smart, als van een barende vrouw, heeft aangegrepen?" Waar is dan uw toevlucht en grond van vertrouwen? 6. Van de kant van de drijvers, zelfs uit eigen kring, moeten wij het odium (de smaad) van smoesjes, slapheid en valse lijdelijkheid, dat hier en daar klinkt, maar met vreugde aanvaarden, daar toch
79
de Schrift van een stil geloofsvertrouwen gans anders spreekt (Jes. 30:7b, 15). 7. Gesteund door een eensgezinde kerkeraad heeft uw predikant in eigen gemeente (ook in zijn vorige gemeente en ring en classis), in de Ring Binnenmaas, in de Classis Barendrecht, in referaten in den lande, in artikelen in de pers en in allerlei kontakten, schriftelijk en mondeling een duidelijk "neen" doen horen tegen het streven van Samen-op-Weg. Maar als het toch doorgaat? Hoe dan verder? Als, als, als... Wat wij niet weten... Stop toch met dat geschrei! O, HEERE, bewaar ons voor ons vleselijk ijveren en vooruitlopen! Geloven wij werkelijk in "de werking der sterkte Zijner macht, die Hij gewrocht heeft in Christus, als Hij Hem uit de doden heeft opgewekt; en heeft Hem gezet tot Zijn rechterhand in de hemel, verre boven alle overheid en macht en kracht en heerschappij en alle naam die genaamd wordt, niet alleen in deze wereld, maar ook in de toekomende. En heeft alle dingen Zijne voeten onderworpen, en heeft Hem der gemeente gegeven tot een Hoofd boven alle dingen, Welke Zijn lichaam is, en de vervulling Desgenen, Die alles in allen vervult" (Ef. 1:19-23)? "Nu, waarom zoudt gij zo groot geschrei maken? Is er geen Koning onder u? Is uw Raadgever vergaan?" "Maar d' altoos wijze raad des HEEREN houdt eeuwig stand, heeft altoos kracht. Niets kan Zijn hoog besluit ooit keren...I"
80
14. Hoop voor de Kerk van Nederland (Dr. F.W. Krummacher)
"Alzo is er dan ook in deze tegenwoordige tijd een overblijfsel geworden naar de verkiezing der genade " (Romeinen 11:5). Mij trof bijzonder een gedeelte uit een preek van dr. F.W. Krummacher, die in de vorige eeuw predikant was te Elberfeld, waar ook de bekende dr. H.F. Kohlbrugge heeft gestaan. Dit gedeelte uit de 37e preek van Krummacher uit "Elisa de Profeet" (deel V) neem ik graag over. "Onlangs had ik ergens een ontmoeting met een volk, niet geheel ongelijk aan dat van oud Israël, waarmede wij hier aan de BenedenRijn in kerkelijk en geestelijk opzicht nauw verwant zijn. Ik bedoel: in Nederland. Nooit ontmoette ik een inniger aankleven aan de Vaderlandse Kerk, dan ik die onder de Nederlandse gereformeerde belijders, en inzonderheid onder de levendige gelovigen, gevonden heb. Gij hebt er wellicht al iets van vernomen dat de Kerk aldaar, in weerwil van dat de meesten van haar lidmaten vasthouden aan de letter van de waarheid in hun belijdenisgeschriften, tegenwoordig toch geen verblijdend gezicht oplevert. Gij hebt het wellicht reeds gehoord, hoe zij op een ontzettende wijze slechts een reuke des doods ademt, ja hoe zelfs haar meeste herders en schriftgeleerden vervuld zijn met misnoegen en afkeer jegens haar levende kinderen; terwijl men mannen die als het zout der aarde mogen gerekend worden en die met de adem van hun eigen geloofsleven de bazuin van het Evangelie blazen, niet dulden kan. Onder zulke omstandigheden zou men menen dat de liefde tot zulk een Kerk toch bij de gelovigen verkoelen moet. En dat ganse scharen uit zulk een Kerk moesten uitgaan en zich op de een of andere wijze van haar afzonderen. En toch, hoewel er in de laatste tijd als gevolg van een al te sterke verdrukking ook werkelijk een kleine afscheiding heeft plaatsgevonden en er hier en daar een hoopje (hoewel onder bittere tranen) uit de moederkerk is uitgegaan, zo blijft nochtans verreweg de grootste meerderheid der levendige Christenen deze Kerk getrouw. Al is het dat deze onrechtvaardige en hardvochtige moeder haar meest liefhebbende kinderen met voeten treedt, zij verlaten toch
81
hun moeder niet, maar blijven haar met de tederste eerbied op het harte dragen. En waarom toch kleven zij land en Kerk zo getrouw en standvastig aan? Niet zozeer omdat zij in haar geboren werden en uit haar moederborsten de eerste melk van het eeuwige leven dronken. Ook niet zozeer omdat de Kerk in de letter van haar belijdenisgeschriften toch nog op het rechte levens- en geloofsfundament bleef rusten. Neen, de oorzaak ligt nog veel dieper. Velen onder hen erkennen nog de duizenden grote wonderen Gods uit de schitterende geschiedenis van hun land en Kerk. Zij zijn de stromen van het martelaarsbloed, waarmee zij bij haar geboorte begoten en gewijd werd, nog niet vergeten. Zij zien in den geest de vaderen die als geloofshelden gestorven zijn, nog biddende voor de Kerk van Nederland, voor de troon van God staan; en zij zien even zoveel beloften over hun Kerk zweven. Zij blijven nog vasthouden aan de goddelijke toezeggingen, die aan de vaderen gedaan zijn voor de Kerk des Vaderlands. En op die grond zien zij een hartverblijdende toekomst voor de Kerk van Nederland tegemoet; een toekomst die hun vaderen op zalige wijze aanschouwden, waarin zij bevredigd en vergenoegd ontslapen zijn. Dit zijn meestal de oorzaken waarom zij hun land en hun Kerk niet kunnen opgeven. Met bestendige hoop staren zij daarop, terwijl zij geloven dat God, Die van oudsher zo wonderbaar Zijn genade en macht aan haar verheerlijkt heeft, haar nu niet verlaten noch vergeten zal. En zo staan zij daar, als echte erfwachters des Heeren, een nieuwe levensperiode van hun Kerk tegemoet te zien. En hun hoop zal niet beschaamd gemaakt worden, maar misschien nog eerder dan zij het vermoeden tot de zaligste verwezenlijking komen."
82
75. Nawoord Ongaarne publiceerde ik dit geschrift. Ongaarne, omdat boze geesten het te kwader trouw zouden kunnen opvatten als een pleidooi voor Samen op Weg. Het tegendeel is waar. De onbevangen lezer zal dat moeten erkennen. Verzet tegen het aan de gang zijnde verenigingsproces zal echter op billijke wijze moeten geschieden. Noch de Augsburgse Confessie, noch de slechte Kerkorde, noch de onzuivere geestelijke gesteldheid van de Verenigde Protestantse Kerk in Nederland moeten het object van het verzet tegen dit proces zijn. Laat men daarentegen liever accentueren, dat de synode op nietheilzame wijze tracht door te zetten wat de Kerk zelf overwegend niet begeert. Richte men zich tegen de Leuenberger Konkordie en de Barmer Thesen, tegen ongereformeerde elementen of omissies in de Kerkorde. Anderzijds ook tegen iedere gedachte van doleantie of scheiding. Onderkenne men het oordeelskarakter van Godswege over de vervallenheid van de Kerk en houde men zich verre van de waan, in eigen kracht en wijsheid de Nederlandse Hervormde Kerk in stand te kunnen houden. Stelle men meer zijn geloof en hoop op een genadig en wonderdoend God. "De HEER', in Israël geprezen, doet wond'ren Hij alleen " f
Bovenal zij onze bede, onder ootmoedige belijdenis van onze persoonlijke en kerkelijke zonden: "Bewaar en vermeerder Uw Kerk; verstoor de werken des duivels en alle geweld dat zich tegen U verheft, mitsgaders alle boze raadslagen die tegen Uw Heilig Woord bedacht worden; totdat de volkomenheid Uws Rijks kome, waarin Gij alles zult zijn in allen" (Heid. Cat., 123). De Heere ontferme Zich over onze oude Nederlandse Hervormde Kerk, die wij dienen en die wij liefhebben juist ook in haar gebreken.
83
16. Noten 1. De betreffende zinsnede is in het herziene concept van de Kerkorde verplaatst naar artikel 1-5, derhalve in een afzonderlijk lid. 2. D. Gerdes, Kort Begrip der voornaamste merkwaardigheden rakende den opstel en overgave der wijdtberoemde Augsburgsche Confessie, A'dam 1731, blz. 53. 3. R. Schwarz, Johannes Calvins Lebenswerk in seinen Briefen, Tübingen 1909, dl. II, blz. 169. 4. R. Schwarz, a.w., blz. 375. 5. Hierover: Dr. Keiser, Wunderthausen, in: Monatsblatt "Biblische Zeugnisse", Barmen 1930, blz. 212. 6. D. Gerdes, a.w., blz. 98. 7. Dr. J.N. Bakhuizen van den Brink, Protestantse Pleidooien, Kampen 1962, dl. II, blz. 172-173. 8. Dr. R. Fruin, Opstellen over Willem van Oranje, Utrecht/Antwerpen 1960, blz. 106. Te Amsterdam las ds. Arentsz. zelfs openlijk van de kansel de artikelen voor, die over het Avondmaal handelen, met hartelijke instemming. 9. R. Fruin, a.w., blz. 105. 10. D. Gerdes, a.w., blz. 71-72. 11. Zie hierover: Amsterdamsch Zondagsblad, 1888, blz. 25-26. 12. Dr. F.W. Krummacher, De Duitsche Kirchentag te Berlijn in Sept. 1853, in: Ernst en Vrede, 1853, dl. I, blz. 463. 13. D. Gerdes, a.w., blz. 98-99. 14. Documentatieblad Nadere Reformatie, 18ejrg. 1994, nr. 2, blz. 78. 15. F.W. Krummacher, a.w., blz. 466. 16. D. Gerdes, a.w., ad a) blz. 79; ad b) blz. 78; ad c) blz. 109; ad d) blz. 51-53; ade) blz. 110, 113-114. 17. Bij fusie,houdt de Ned. Herv. Kerk wel als zelfstandig rechtspersoon op te bestaan. Zowel qua naam als qua vermogen gaat de gehele Hervormde Kerk dan op in het nieuwe gefuseerde kerkverband. De Herv. Kerk omvat immers mede haar onderdelen (de gemeenten). Het vermogen met alle rechten en plichten wordt overgedragen aan de nieuwe kerkelijke rechtspersoon. Zie: Mr. J.J.H. Post over De zakelijke kant van Samen op Weg in: Reformatorisch Dagblad, 13 juni 1996. 18. Dr. H.G. Kleyn, Algemeene Kerk en Plaatselijke Gemeente, Dordrecht 1888, blz. 20, 26-28, 45. Dr. C.A. Tukker, De Classis Dordrecht van 1573-1609, Leiden 1965, blz. 26-28.
19. Hierover o.a. C.A. Lingbeek, Herinneringen uit den tijd der Doleantie, Leiden 1929; J.C. Rullmann, De strijd voor kerkherstel in de Nederlandsch Hervormde Kerk der XIXe eeuw, Kampen 1928.
84
20. Zie bv. G.H. van Kasteel, Vóór vijf-en-twintig jaren. Bladzijden uit de geschiedenis der Doleantie in Friesland, Sneek 1911, blz. 34. 21. Ploos: "Ik kies liever vrij van alle banden der Synode in eene schuur het Woord te prediken." "Wij zijn toch werkelijk niet gebonden aan het steenen gebouw." "De Kerkeraden in de Ned. Herv. Kerk zijn gelijk aan den hond, geketend aan het hok. De leeraars die onder dat Synodaal verband zijn, mogen zich schamen over hunne positie." Uitdrukkelijk beroept hij zich op het woord van Paulus: "Gaat uit het midden van hen en scheidt u af, zegt de Heere." 22. Ds. J. J. A. Ploos van Amstel, in de bundel Uit de Diepte, deel I, Amsterdam 1887, blz. 749v. 23. G.H. van Kasteel, a.w., blz. 91. 24. Ontleend aan W.A. Zeydner, De Hervormde Kerk op den Tweesprong, Rotterdam 1937, blz. 3, 32. 25. Ontleend aan J.J. van Toorenenbergen, Bijdragen tot de verklaring, toetsing en ontwikkeling van de Leer der Hervormde Kerk, Utrecht 1865, blz. 230. Zie ook mijn: Wat gelooft gij van de Kerk?, Utrecht 1988, hfdst. 10. 26. Biografisch Lexicon voor de geschiedenis van het Nederlandse Protestantisme, Kampen 1983, dl. 2, blz. 15. Dr. E.J. Diest Lorgion, De Nederduitsche Hervormde Kerk in Friesland sedert hare vestiging tot het jaar 1795, Groningen 1848, blz. 36. 27. Geciteerd uit: John Howie, Schotsche Geloofshelden, Leiden zj., blz. 8689.
85
BEWAAR UW KERK De auteur van dit geschrift pleit niet alleen voor verzet tegen "Samen op weg", maar vooral voor een éérlijk verzet daartegen. Tegelijk pleit hij tegen het verlaten van de Nederlandse Hervormde Kerk, ook onder de huidige omstandigheden. Daarom gaat hij in op vragen omtrent de belijdenis, de betekenis van de kerkorde, het beheer van de goederen, alsook op de vraag waar de Nederlandse Hervormde Kerk blijft als de Generale Synode besluit tot fusie. Wordt de Nederlandse Hervormde Kerk opgeheven en verdwijnt zij in het niet? Is er nog hoop voor de Kerk in Nederland? Blijve de bede uit de Catechismus: "Bewaar en vermeerder Uw Kerk!" Ds. L.H. Oosten is sinds 1976 predikant in de Nederlandse Hervormde Kerk.
ISBN
9 UITGEVERIJ FRITS HARDEMAN - EDE
90-71272-76-1