Utrecht: sterk door diversiteit Diversiteitsagenda 2010-2014
Utrecht: sterk door diversiteit Diversiteitsagenda 2010-2014
DE WINDEN DIE VERSPREIDEN Toen zij bij hem binnentraden en zeiden: “Vrede”, antwoordde hij: “Vrede”. Hij zeide (bij zichzelven): “Vreemde mensen.” De Heilige Koran, 51 Het probleem met vreemden is vooral dat ze werkelijk bestaan en ademhalen, af en toe iets eten, opvattingen hebben. Het lijkt wel of jullie steeds echter worden, zoals de foto’s, vroeger, in de doka’s van onze vaders – hoe ze langzaam maar zeker tevoorschijn kwamen uit het bad met ontwikkelaar. Geen wezens van licht, bewaard in zilver, of djinns uit vuur geschapen, gewoon dezelfde bezielde apen als wij – ieder jaar iets minder vreemd. Hoe moeten we het zeggen, hoe leggen we jullie uit dat we liever met vreemden omgaan van veilige afstand, als idee, als onzichtbare bewoners van krachten prachtwijken, ergens in de schemerwereld achter muren van papier – niet als gretige, getalenteerde sollicitanten naar onze banen, daar worden we verlegen van, en bang: halal eten in de kantine, Turkse koffie bij vergaderingen, baklava? Duizelig draaien we rond en rond als derwisjen op onze ergonomische bureaustoelen, met onze middelbare, hoogopgeleide blanke mannenbillen stevig bij elkaar. We hebben het beste met de wereld voor, als onze vreemden maar zo hoffelijk zijn om vreemden te blijven. Wij zijn tevreden met hoofden als donkere kamers. Hou op met kloppen! Als jullie het licht aan doen, oude beelden bederven, je ontwikkelen tot collega’s, vrienden, minnaars, familie – wat unbidan we dan?
Ingmar Heytze | 13-15 november 2009
Inhoudsopgave Voorwoord
5
Inleiding
6
Conclusies en aanbevelingen 1. Diversiteit en integratie: een actuele politieke uitdaging 2. Randvoorwaarden voor een succesvol diversiteitsbeleid 3. Talentontwikkeling 4. De gemeente, een kleurrijke organisatie 5. Utrecht als ontmoetingsplaats
8
10 11 13 14 15
Bijlagen 1. De Salutileden 2. Totstandkoming ‘Utrecht: sterk door diversiteit’ 3. Verslagen van Iftar, expertmeeting, conferentie 4. Saluti- Kort advies over het Meerjarenkader Diversiteit en Integratie (2007)
18 19 20 34
Leeswijzer In hoofdstuk 1 , 3, 4 en 5 staat Saluti stil bij diversiteit en integratie als actuele politieke uitdaging. Aan de hand van de thema’s talentontwikkeling, de gemeente, een kleurrijke organisatie en Utrecht als ontmoetingsplaats, formuleert Saluti concrete aanbevelingen voor diversiteitsbeleid. In hoofdstuk 2 benoemt Saluti de belangrijkste randvoorwaarden voor een succesvol gemeentelijk diversiteitsbeleid. Op uitnodiging van Saluti heeft de Utrechtse dichter Ingmar Heytze drie gedichten gemaakt, passend bij de dialoog over diversiteit en integratie in de moderne samenleving van Utrecht. U vindt deze gedichten terug in dit advies.
Voorwoord Tegen de stroom in Dit advies gaat tegen de stroom in van de huidige tijdgeest , waarin de afstand tussen Nederlanders en migranten vaak onnodig groot wordt gemaakt. Tegen de stroom in, van de gedachte dat diversiteit en integratie geen aparte thema’s in het gemeentelijk beleid meer hoeven te zijn. Het proces van integratie en interculturalisatie is namelijk nog niet klaar. Er is nog veel te doen. Saluti wil achterstanden niet laten oplopen en niet wachten op spanningen, maar investeren in de stad. Utrecht heeft veel te winnen bij goed diversiteitsbeleid. Beleid dat het mogelijk maakt dat Utrechters hun kwaliteiten ontwikkelen en benutten, beleid dat mensen uitdaagt om vanuit hun eigen kracht een bijdrage te leveren aan de gehele gemeenschap. De sociale cohesie wordt hierdoor versterkt en Utrecht is zo de stad waar je je thuis voelt en geaccepteerd weet. Geen stad van gescheiden circuits, maar een stad met gewaardeerde eigenheid. Deze groei naar een moderne en open stad gaat niet zonder wrijving. Het stelt eisen aan individuen die in staat moeten zijn te kunnen participeren en zich daarvoor inzetten. Maar het stelt ook eisen aan Utrechtse instellingen en instituties die diversiteitsbeleid ontwikkelen en daarbij rekening houden met verschillen in de samenleving. Een divers Utrecht is meer dan een vergezicht. Het is zowel de realiteit als een ambitie, die alleen gerealiseerd kan worden wanneer iedereen zich inzet, wanneer de gemeente Utrecht kiest voor het opnemen van diversiteitsbeleid in het college programma en zich controleerbaar verbindt aan de doelen van dat beleid. Carla van Rest- Van Nieuwkerk Voorzitter Saluti Februari 2010
5
Inleiding Saluti wil u, als aankomend raads- of collegelid, een diversiteitsagenda voor 2010-2014 aanreiken. Wát staat de gemeente én inwoners van Utrecht te doen en hoe? Met dit advies, ‘Utrecht: sterk door diversiteit’, kijkt Saluti terug op vier jaar gemeentelijk beleid en geven wij de mogelijkheden aan om participatie en integratie van alle burgers in de stad te bevorderen. De aanleiding voor dit advies is het verzoek van toenmalig wethouder, dhr. Cees van Eijk om het College van B&W dat gevormd wordt na de gemeenteraadsverkiezingen in 2010, te adviseren over de wijze waarop beleid inzake diversiteit en integratie vorm kan krijgen. Daarbij vroeg de wethouder ons te kijken naar de prioriteiten en de werking van de programmatische aanpak van de afgelopen vier jaar. Na de wisseling in het College in 2009, heeft ook de nieuwe portefeuillehouder, mevrouw Marka Spit het verzoek onderschreven.
Saluti verstaat onder diversiteit: het erkennen en waarderen van sociale en culturele verschillen tussen individuen en groepen mensen en het centraal stellen van gemeenschappelijke overeenkomsten. Diversiteit heeft betrekking op alle aspecten waarin bewoners van Utrecht verschillend zijn. Zowel naar geslacht, etnische herkomst, leeftijd, seksuele geaardheid en mate van (in-)validiteit. Daarbij richt Saluti zich met dit advies in het bijzonder op de verschillen naar etnische herkomst en/of nationaliteit. Het College van B&W hanteert in ‘Veelzijdig talent in een betrokken stad’, het uitvoeringsprogramma Diversiteit en Integratie 2007-2010, dezelfde definitie.
Saluti onderscheidt drie niveaus waarop diversiteit een vraagstuk is:
1. 2. 3.
Het individuele niveau: het niveau waarop individuen hun talent ontwikkelen; Het institutionele niveau: de diversiteit van organisaties en instellingen in de stad; Het samenlevingsniveau: het niveau waarop inwoners van de stad deelnemen aan de samenleving.
Deze drie niveaus liggen in het verlengde van de drie ambities die het college heeft geformuleerd in het uitvoeringsprogramma Diversiteit en Integratie 2007-2010. In dit advies bekijkt Saluti per ambitie wat het beleid de afgelopen jaren heeft opgeleverd en waar de kansen voor de komende collegeperiode liggen.
1. 2. 3.
het ontwikkelen van talenten en kwaliteiten (individueel), het creëren van kleurrijke organisaties (institutioneel), het verbinden van Utrechters met elkaar én met de stad (samenleving).
6
Voor de totstandkoming van ‘Utrecht: sterk door diversiteit’ heeft Saluti veel Utrechters uit zijn brede netwerk, uitgenodigd om hun mening te geven en mee te denken over de stad. Saluti bouwt met dit advies voort op eerder uitgebrachte adviezen. Zo heeft Saluti in 2007, op verzoek van het College van B&W het advies ‘Veelzijdig talent in een betrokken stad’ uitgebracht over het Meerjarenkader Diversiteit en Integratie (zie bijlage 4). Kernpunten in dat advies waren: • gedeelde resultaatverplichtingen: elke wethouder benoemt twee speerpunten waarop hij/zij aan het eind van de collegeperiode kan worden aangesproken; • hoge prioriteit voor een instrumentarium (dat de voortgang van het diversiteitsbeleid monitort) en de individuele wethouders ondersteunt; • Versterking van expertise over diversiteit in het gemeentelijk apparaat Een belangrijk deel van deze adviezen heeft het college van B&W overgenomen en de eerste resultaten zijn geboekt, maar Saluti constateert dat Utrecht er nog lang niet is. Met dit advies presenteert Saluti een unieke kans om vanaf de vorming van het nieuwe college rekening te houden met diversiteit in het beleid.
7
Conclusies en aanbevelingen Saluti kiest voor een stad met veel ruimte voor diversiteit waar individuen zich mede kunnen identificeren met de groep die hen stimuleert en van waaruit zij in staat zijn te participeren in de gemeenschap. Deze keuze staat voor duurzaam samenleven, waarbij mogelijke conflicten en daarbij behorende beheersmaatregelen tot een minimum worden beperkt. Tegelijkertijd stelt dat de hoogste eisen aan de kwaliteit van beleid en van de instituties in de stad. Juist in die kwaliteit van beleidsvoering moet stevig geïnvesteerd worden. Doelen worden geformuleerd, maar de realisatie van die doelstellingen is zwak georganiseerd. Met het afschaffen van het Programmabureau Diversiteit en Integratie is gekozen voor mainstreamen van diversiteitsbeleid. Op dit moment zijn de voorwaarden daartoe maar in geringe mate aanwezig. Er is beperkte kennis van diversiteit bij de verschillende afdelingen van de gemeentelijke organisatie. Te weinig wordt diversiteit gezien als integraal onderdeel van het gemeentelijk beleid. Wij dringen dan ook aan, op stevig investeren in de kwaliteit van aansturing en monitoring van het beleid. Saluti onderscheidt drie niveaus van diversiteitsbeleid. Ten eerste het niveau van” talentontwikkeling”. Om te kunnen participeren zijn basisvaardigheden nodig en moeten individuele talenten zich kunnen ontwikkelen. De resultaten van inburgering en van re-integratie zijn tot nu toe teleurstellend. In het beleid moet het niet enkel gaan over deelname aan re-integratie en inburgeringstrajecten maar vooral ook om het resultaat: daadwerkelijk participeren in de Utrechtse samenleving. In het bijzonder moet participatie van (migranten) vrouwen bevorderd worden, door het ontwikkelen van een samenhangend emancipatiebeleid, waarbij de kennis en ervaring van zelforganisaties bij het activeren en emanciperen van (migranten) vrouwen benut wordt. Bij “de stad als diverse organisatie”, gaat het erover dat Utrecht, met zoveel culturen en diversiteit alleen in staat is goed te functioneren wanneer die diversiteit ook terugkomt in haar organisaties en instituties. De gemeente zal hierbij voorop moeten lopen en een voorbeeld stellen. Saluti constateert dat dit tot nu toe niet is gebeurd. Het niveau van” de stad als ontmoetingsplaats”, gaat over diversiteit en integratie als tweezijdig proces. Wederkerigheid is naar de mening van Saluti een sleutelwoord. Beeldvorming is een concrete hindernis om tot succesvolle integratie te komen. Die beeldvorming is wederzijds vertekend en doet in ieder geval geen recht aan de vele positieve ontwikkelingen die zich voordoen binnen de migrantengemeenschappen. In het advies doet Saluti meerdere aanbevelingen. Enkele centrale aanbevelingen zijn:
• Leg verantwoordelijkheid voor de sturing en controle van diversiteit en integratie vast in de portefeuille van één wethouder en daaraan gekoppeld bij één directeur. • Continueer en verbeter het monitoren van diversiteit en integratie zodat een consistente informatiebron voor beleid gewaarborgd blijft. • Stel concrete targets voor de diverse samenstelling van het personeelsbestand van de gemeentelijke diensten, met name voor de midden en hogere functies en verbind aan de streefcijfers een bonus malus systeem voor de verantwoordelijke leidinggevende. • Ontwikkel een systeem van contract compliance om diversiteit bij opdrachtverlening te bevorderen. • Versterk de betrokkenheid van migrantenorganisaties bij gemeentelijk beleid, zodat zij als volwaardige partners van het gemeentebestuur hun bijdrage kunnen leveren aan de Utrechtse samenleving. • Ontwikkel stedenbanden met steden in de landen van herkomst. • Benoem etnisch talent in sleutelposities die uiting geven aan de diversiteit in de stad. 8
DE ONOVERKOMELIJKE GEBEURTENIS En zij die rechts zullen staan – hoe (gelukkig) zijn deze die rechts staan! Zij zullen zich bevinden tussen doornloze lotusbomen, en trossen bananen, en dekkende schaduwen, en stromende wateren, en overvloedig fruit, noch afgesneden, noch verboden. De Heilige Koran, Soera 56 Er woont in elk van ons een kleine man met spierwit haar. Hij leest de lijnen in je hand, voorspelt een zwarte toekomst, scheurt namen uit het telefoonboek, hoort terreur in oude kinderliedjes. Wat hij wil weet niemand, hijzelf misschien nog het minst: verheffen of vernederen, mensen verdelen in een gelukkige en een ongelukkige kant. Laat het verschieten van de sterren mijn getuige zijn: ik draag zo’n man in mij, zo’n bleke pruik die vindt dat hij respect toont door een ander de vrijheid te gunnen om te verrekken, liefst aan de andere kant van de grens. Zo’n man die zichzelf wil horen zeggen dat alles moet kunnen in dit tolerante land, en er achteraan denkt: zolang mijn huis niet minder waard wordt en ze met hun poten van mijn auto blijven, als iemand anders maar de schuld krijgt – sterren blozen aan de hemel en ik weet niet waar ik met mezelf naar toe moet, hoe zet ik die man mijn hoofd uit – heb geduld, omhels die bange kleine man, zet hem in het midden van de wereld, geef hem ogen om te kijken. Ik beloof niet dat het helpt. Ingmar Heytze | 15 november 2009
1. Diversiteit en integratie: een actuele politieke uitdaging Diversiteitsbeleid is een sociale en economische noodzaak voor Utrecht. De stad heeft veel te winnen bij diversiteit. De uitdaging is om optimaal gebruik te maken van de vele kwaliteiten die in de stad aanwezig zijn. Utrecht kiest ervoor een stad van kennis en cultuur te zijn. Wanneer we die uitstraling willen waarmaken en kennis en cultuur willen benutten als bron van groei, dan begint dat bij succesvol diversiteitsbeleid. Etnische ondernemers hebben de economie in verschillende wijken nieuwe impulsen gegeven door buurtwinkels open te houden en daarmee ook steeds meer autochtone klanten te trekken. De leefbaarheid in die wijken is hierdoor toegenomen, maar ook is een diverse stad beter in staat om kenniswerkers aan te trekken en hoogopgeleiden te binden. Lombok is een voorbeeld van hoe het diverse karakter van een wijk grote aantrekkingskracht uitoefent op hoogopgeleiden. Daarmee worden creatieve, ondernemende mensen gebonden aan de stad. Utrecht zou hiermee ook haar internationale bekendheid kunnen vergroten. Dit levert tevens economische voordelen op, zoals het aantrekken van talenten en bevordering van het investeringsklimaat in de stad. Saluti constateert dat de tweede en derde generatie migranten in hoog tempo achterstanden weg werken. Er ontstaat een nieuwe middenklasse van (hoog) opgeleide jongeren die een grote bijdrage kan en wil leveren aan de gemeenschap. Saluti constateert tevens dat tot nu toe onvoldoende wordt geprofiteerd van deze ontwikkelingen. De netwerken van succesvolle migranten zijn onvoldoende bekend bij beleidsmakers en beslissers. Migranten worden nog te vaak aangesproken op één aspect van hun identiteit: als migrant, dat dikwijls geassocieerd wordt met problemen en overlast. Andere dimensies van identiteit, zoals collega, stadsgenoot, student, worden nog te weinig herkend en erkend. Slaagt Utrecht er niet , of onvoldoende, in de potentie van haar eigen bevolking te benutten, dan ontstaat er achterstand, maar ook een verwijdering tussen bevolkingsgroepen. Gebeurt dat langs etnische lijnen, dan is het gevolg een etnische tweedeling met toenemende sociale spanningen. Investeren in een constructief klimaat is minder kostbaar en levert meer op dan reparatie achteraf.
10
2. Randvoorwaarden voor een succesvol diversiteitsbeleid De keuze in 2006 om de aansturing van het diversiteitsbeleid neer te leggen bij het Programmabureau Diversiteit en Integratie heeft in de afgelopen collegeperiode ertoe geleid dat veel deskundigheid is verzameld binnen dat bureau. Met de opheffing van het bureau,begin 2010, komt de vraag aan de orde hoe de opgebouwde kennis en ervaring te behouden. Saluti constateert dat met het opheffen van het programmabureau is gekozen voor mainstreamen. Dat stelt hoge eisen aan de veranderkracht van de diensten en de aansturing van dit beleid. De gekozen vorm heeft namelijk veel invloed op de uitvoering en de resultaten van het beleid. Een programma directeur D&I of de verantwoordelijkheid alleen bij de directeuren van diensten leggen,maakt verschil. Saluti, vindt mainstreamen op zich een goed streven en een mogelijk succesvolle uitkomst van een jarenlange ontwikkeling van beleid ten behoeve van specifieke groepen. De keuze voor mainstreaming moet echter niet gemaakt worden uit bezuinigingsoverwegingen, vermoeidheid over het taaie proces, of door een te optimistisch beeld van de werkelijkheid. De huidige situatie laat zien dat het vaak nog ontbreekt aan voorwaarden als voldoende deskundigheid bij de afzonderlijke afdelingen, continue agendering van diversiteitvraagstukken als integraal onderdeel van beleidsvoering en verantwoordelijkheid nemen voor het eigen aandeel in het beleid. Specifiek beleid wat betreft etnische diversiteit is vaak nog steeds hard nodig om ongelijkheid in kansen te doorbreken en om de weerbarstige cultuur in bijvoorbeeld organisaties en instellingen om te vormen. Om een succesvol diversiteitsbeleid ook via mainstreaming te waarborgen, is het noodzakelijk dat de raad, het college en directie, zich duidelijk committeren aan het beleid. Dat er concrete doelen worden geformuleerd en dat de uitvoering wordt afgerekend op het halen van die doelen. De diensten moeten nu zelf hun diversiteitsdoelen formuleren en hun beleid toetsen op inclusiviteit: “De mate waarin alle burgers ongeacht achtergrond bereikt en betrokken worden”. Als de gemeente erin slaagt deze inclusiviteit te realiseren, is er grote winst geboekt in het tot stand brengen van een diverse en inclusieve stad. Op dit moment is dat nog niet het geval. Aandacht voor diversiteit betekent nog te vaak extra activiteiten plannen, bovenop het reguliere werk. Het thema diversiteit is daarmee geen integraal onderdeel van het reguliere aanbod van diensten. Te vaak gaat het om projecten met een korte doorlooptijd, waarna wordt overgegaan tot de orde van de dag.
11
Aanbevelingen
1. Formuleer de Utrechtse ambitie voor diversiteit en vertaal die naar doelen voor de afzonderlijke diensten. 2. Benut de schat aan gegevens van de Monitor Diversiteit en Integratie 2010 om succesvolle ontwikkelingen verder te steunen, bij te sturen en te faciliteren waar nodig. 3. Continueer en verbeter het monitoren van Diversiteit en Integratie zodat een consistente informatiebron voor beleid blijft gewaarborgd. 4. Leg verantwoordelijkheid voor de sturing en controle van diversiteitsbeleid bij één wethouder en één directeur. 5. Committeer wel de overige bestuurders: Diversiteit en Integratie zijn een verantwoordelijkheid van het college als geheel. 6. Stel duidelijke eisen aan de inclusiviteit van het beleid van de gemeentelijke organisatie. 7. Investeer in de interculturele competenties van het personeel van de diensten. 8. Zorg voor een goede overdracht van de resultaten van het programma bureau Diversiteit en Integratie.
12
3. Talentontwikkeling Het gaat om mensen. Individuen die kunnen participeren op alle terreinen van het leven in de stad. Die betekenisvolle relaties aangaan met hun omgeving en inhoud geven aan hun eigen bestaan. Daarvoor is een minimum aan vaardigheden vereist. Voldoende kennis van de taal, maatschappelijke weerbaarheid en zeker wat betreft de jongeren, voldoende kansen in het onderwijs. Het is belangrijker mensen duurzaam toe te leiden naar de arbeidsmarkt of naar vrijwilligerswerk, zodat zij tot daadwerkelijke participatie komen, dan dat zij uit de bijstand worden gehouden. Het is belangrijker dat individuen hun kwaliteiten en ambities ontwikkelen dan dat zij deelnemen aan scholing die niet motiveert en/of onder hun niveau ligt. Te vaak wordt geconstateerd dat bij inburgering en( re-) integratie naar arbeid het aanbod bepalend is en niet de vraag; dat er weinig tot geen afstemming is tussen de verschillende afdelingen en trajecten. De deelnemers zijn daardoor onvoldoende in staat , of in staat gesteld hun mogelijkheden te realiseren. Het Participatiebudget (bundeling van de gemeentelijke middelen voor re-integratie, inburgering en volwasseneneducatie) biedt goede kansen om de zo gewenste integrale aanpak te realiseren. Daar moet vol op worden ingezet. In de huidige praktijk is er te veel verspilling van middelen en daarmee het verspillen van kansen voor de deelnemers. De achterstanden in het onderwijs moeten aangepakt worden in de klas, door te investeren in de competenties van leerkrachten. De gemeente moet dat in het overleg met de scholen bevorderen. De segregatie bestrijden door het invoeren van één moment van inschrijving is een noodzakelijke maatregel. Ondanks een eerste stap (in 2007) om in Utrecht (migranten) vrouwenemancipatie op de agenda te krijgen, ontbeert de stad een duidelijke visie op emancipatie. Met het opheffen van IDEA is er des te meer behoefte aan een degelijk beleidsplan dat richting geeft en faciliteert. In de afgelopen collegeperiode was het doel dat (migranten) vrouwen hun talenten kunnen ontwikkelen en zelf kunnen kiezen of ze een actieve opvoedingsondersteunende rol in het gezin spelen of op andere wijze deelnemen aan de maatschappij. Deze doelen zijn nog steeds actueel. Een voorbeeld hiervan is, dat hoewel de arbeidsparticipatie van (migranten) vrouwen enigszins is toegenomen, vooral voldoende beschikbaarheid van betaalbare, formele kinderopvang een belangrijke factor voor deelname blijkt zijn. De gemeente kan, door hierin te investeren, snelle resultaten boeken. Aanbevelingen 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Investeer in zeer goed opgeleide medewerkers die de intakegesprekken houden voor re-integratie en inburgeringstrajecten; zij moeten bevoegdheden hebben om samen met hun cliënt maatwerk te realiseren. Leg bij re-integratie- en inburgeringstrajecten de verantwoordelijkheid voor de participatie bij een centraal coördinatiepunt dat de verschillende afdelingen omvat en waar de bevoegdheid ligt om beslissingen te nemen. Stimuleer etnisch ondernemerschap. Ontwikkel een samenhangend emancipatiebeleid waarin ook aandacht voor de ondersteuning van emancipatieprocessen bij migrantenvrouwen. Benut hierbij de kennis en ervaring van zelforganisaties bij het activeren en emanciperen van (migranten) vrouwen. Formuleer duidelijke doelen en instrumenten om de werkloosheid onder migranten jongeren terug te dringen in samenspraak met scholen en ondernemers in de stad. Investeer in de uitbreiding van betaalbare, formele kinderopvang.
¹ Discussienota vrouwenemancipatie 2008-2010 een advies van Saluti i.s.m. het Participatie-team (P-Team).Hierin geven wij concrete aanbevelingen voor een beleidsplan emancipatie.
13
4. De stad van kleurrijke organisaties Een divers samengestelde bevolking vraagt om diversiteit van instellingen en organisaties. De meeste publieke organisaties in Utrecht kennen een eenzijdige personele samenstelling. Vooral in hogere functies ontbreken hooggeschoolde migranten. Op directie- en bestuursniveau zijn migranten veelal afwezig. Gelijkwaardige participatie is alleen mogelijk wanneer organisaties en instellingen toegankelijk zijn voor alle burgers en hun personeelsbestand een afspiegeling is van de bevolking. De gemeente kan en moet deze ontwikkeling bevorderen: diversiteit is een kwaliteitseis waar een gemeente als Utrecht niet buiten kan: het percentage migranten en Utrechters met een niet-Westerse herkomst in Utrecht bedraagt zo’n 21%. Naar verwachting zal dit in 2025, 35% zijn (toekomstig landelijk gemiddeld 22%). Daar waar de overheid betaalt kan en mag kwaliteit gevraagd worden. De tijd van vrijblijvendheid aangaande diversiteitsbeleid is gepasseerd. Saluti constateert dat de gemeente Utrecht onvoldoende in staat is gebleken diversiteit in het eigen personeelsbestand te realiseren. Daarmee ondergraaft de gemeente haar positie als beleidsmaker en verliest ze aan geloofwaardigheid. In het collegeprogramma 2006 – 2010 is de afspraak opgenomen dat er in die periode één medewerker uit de doelgroep niet westerse migranten zou worden aangetrokken in de hogere managementslagen. Deze afspraak heeft geen resultaat gehad. Veel commissies en raden die de gemeente instelt bestaan volledig uit ‘witte’ mensen. Een recent voorbeeld daarvan is de oprichting van de Utrecht Development Board, ‘representatief’ voor Utrecht, maar bestond bij aanvang geheel uit autochtone Nederlanders . De gemeente zou juist het voorbeeld moeten geven aan andere instellingen. Migrantenorganisaties hebben een belangrijke functie als brug tussen individu en samenleving. Zij bieden herkenning en vergroten daarmee het thuisgevoel. Zij vertegenwoordigen hun achterban om belangen te verwoorden en de stap naar participatie te verkleinen. Het beleid ten aanzien van de migrantenorganisaties is er onvoldoende op gericht die functies en kwaliteiten te bevorderen. De organisaties moeten meer als partner betrokken worden bij de beleidsontwikkeling en thema’s die hen aangaan. Aanbevelingen 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Stel concrete targets voor de diverse samenstelling van het personeelsbestand van verschillende gemeentelijke diensten ook voor de midden en hogere functies.. Verbind aan de streefcijfers een bonus –malus systeem voor de verantwoordelijk leidinggevende. Stel een visitatiecommissie in, die integraal adviseert over het diversiteitsbeleid van de diensten en maak dit een onderdeel van het systeem van kwaliteitszorg binnen de gemeente. Creëer een gemeentelijk diversiteitsnetwerk, zodat nieuw talent eerder en beter zichtbaar wordt. Wijs hierbij binnen de afzonderlijke diensten ‘trekkers’ aan en betrek ook bewonersgroepen en migrantenorganisaties bij dit netwerk. Versterk de betrokkenheid van migrantenorganisaties bij gemeentelijk beleid, zodat migrantenorganisaties als volwaardige partners van het gemeentebestuur hun bijdrage kunnen leveren aan de Utrechtse samenleving. Maak het voeren van een diversiteitsbeleid onderdeel van de subsidiëringvoorwaarden en eis rapportage van de resultaten. Ontwikkel een systeem van contract compliance om diversiteit bij opdrachtverlening te bevorderen. Maak de zorg toegankelijker voor álle Utrechtse burgers. Investeer in cultuursensitieve zorg voor ouderen en hulpvragenden. Een voorbeeld is het aanwijzen van een centraal zorgpunt in de wijken waar meertalige medewerkers werkzaam zijn.
²Bron: Bestuursinformatie, gemeente Utrecht. ³Inmiddels heeft de gemeente, mede op aandrang van Saluti, daar een eerste stap in de goede richting in genomen door het benoemen van een vooraanstaande vrouw van Marokkaans-Nederlandse afkomst.
14
5. Utrecht als ontmoetingsplaats “Integratie gaat over interactie”, stelt publicist Paul Scheffer. En dat gaat niet alleen om de migranten, maar om de gehele Utrechtse samenleving. Wederkerigheid is naar de mening van Saluti een sleutelwoord. Van zowel migranten als autochtone Nederlanders vraagt dat zelfonderzoek. Leven wij zelf naar de normen, die wij anderen opleggen? Het gaat over normen die wederzijds gelden, zoals gelijke behandeling, burgerschap en vrijheid van godsdienst. Het betekent elkaar halverwege ontmoeten en het is verplichtend aan beide kanten. De ontwikkeling naar een diverse stad is een gemeenschappelijk proces van alle burgers, of zij nu kort of lang in Nederland wonen. Die wederkerigheid is niet slechts een keuze, maar onvermijdelijk. En het is niet altijd een soepel lopend proces; bij groei horen nu eenmaal spanningen. Daar staat tegenover dat een stad groeit door haar diversiteit. Door de verschillen ontstaat er positieve spanning en nieuwsgierigheid. Het brengt een stad tot leven. Wat bindt is de ontmoeting. Op die ontmoeting moet geïnvesteerd worden. Ontmoeting wint aan betekenis wanneer er waardering is voor elkaars eigenschappen. Een diverse stad maakt die verschillen en verschillende kwaliteiten zichtbaar in de straten en binnen organisaties. Er vindt betekenisvolle ontmoeting plaats tussen groepen die met elkaar interesses delen op sportief, cultureel of economisch gebied. Er ontstaat dan erkenning en respect voor elkaars kwaliteiten en dat voorkomt dat integratie een karikatuur wordt, waarin de een leert en de ander normeert. De grootste belemmering om constructieve ontmoeting mogelijk te maken is de beeldvorming. In de bijeenkomsten die saluti heeft georganiseerd ter voorbereiding van het advies kwam dit punt sterk naar voren. Onder veel migranten leeft de gedachte dat de beeldvorming misschien wel dé grootste belemmering is voor hun participatie. Migranten komen vaak alleen in beeld in relatie tot problemen en achterstand. Ook vanuit de overheid wordt etniciteit vaak genoemd in relatie tot problemen. Het onbedoelde neveneffect is dat een negatieve beeldvorming wordt bevorderd. Naast de reëel bestaande problemen, zijn er echter ook veel positieve ontwikkelingen te noemen. De tweede en derde generatie identificeren zich steeds meer met Utrecht als hún stad en identiteit gevende omgeving. Dat geeft aanleiding tot binding. In het onderwijs worden de achterstanden in hoog tempo ingelopen. Er ontstaat een nieuwe middenklasse van hoogopgeleide en maatschappelijk actieve migranten. Dat zijn bronnen waaruit we kunnen putten. Deze ontwikkelingen worden nog te weinig onderkend. Migranten worden vooral gekend als cliënt, als object van zorg. Daardoor ontstaan er eenzijdige beelden. Er bestaan onvoldoende netwerken tussen deze ontwikkelende elites en beleids- en opiniemakers. We kunnen dus ook niet voldoende aansluiten op en gebruik maken van de eigen kracht van de gemeenschappen. Utrecht moet (ondanks dit ook landelijk bestaande probleem), op creatieve wijze werken aan een eigen, lokale en meer realistische, beeldvorming over diversiteit.
15
Aanbevelingen 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Introduceer doelgroepspecifieke communicatie in de publieksdienstverlening. Investeer in het terugdringen van de (wederzijds)eenzijdige beeldvorming. Ga door met het investeren in betekenisvolle ontmoetingsmomenten in wijken; voor oudere migranten en migrantenzelforganisaties . Ontwikkel meer innovatieve methodes om discriminerend deurbeleid tegen te gaan, zoals de mystery guests in Amsterdam. Maak gebruik van rolmodellen als voorbeeld voor zowel migranten als autochtonen: maak diversiteit zichtbaar en breng ook deze kwaliteiten van de stad in beeld. Benoem etnisch talent in sleutelposities die uiting geven aan de diversiteit in de stad. Ontwikkel stedenbanden met steden in de landen van herkomst.
16
MARYAM Hij zeide: “Mijn Heer, geef mij een teken.” (God) zei: “Uw teken is dat gij voor drie opeenvolgende dagen en nachten tot niemand zult spreken.” De Heilige Koran, Soera 19 Men moet goed zijn voor wie onderweg is. Het is lang geleden dat mijn reis een aanvang nam. En nu ik oud ben, mijn hoofd in grijze haren is ontvlamd – moet ik nu nog leren spreken zoals ik nooit gesproken heb? Houdini trok van Hongarije naar Amerika, bevrijdde zich uit een dwangbuis, handboeien, een kist met water. Ik blijf begraven in mijn eigen taal. De verpleegster praat liever harder dan trager. Ik geloof niet dat ze wil dat ik een woord versta. Ik hoor haar denken: oude nieuwe Nederlandse met je hoofd vol dadels en kamelen, waarom zit je dood te gaan op deze kamer naast een telefoon vol thuiszorg die je toch niet bellen kunt, wat doe je hier, welk misverstand tilde je op als een tornado, waarom uitgerekend naar dit land. Alleen, ‘waarom’ is nooit zo’n goede vraag tussen verschillende generaties. Ik zou zeggen: omdat wij tuinen vonden waardoorheen rivieren stroomden, op het water lagen duizend boten, toen we ieder scheepsruim hadden volgeladen waren de stromen ingedroogd tot ijdele gesprekken. Wat kan ik zeggen als de ene ziel de andere niet helpen kan? Duisternis zal ons bedekken. Ingmar Heytze | 9-15 november 2009
Bijlage 1 Salutileden -Dhr. Ditter Blom, vicevoorzitter Saluti -Dhr. Mohammed Dahmane -Dhr. Mustafa Göktaş -Mevr. Emilia Hernandez-Pedrero -Dhr. Haider Mousawi -Mevr. Carla van Rest- Van Nieuwkerk, voorzitter Saluti -Mevr. Zhour Shleesh -Mevr. Sandra Sue -Mevr. Wil Velders-Vlasblom -Dhr. Taco van Wisselingh -Dhr. Arend Odé Samenstelling Denk en Schrijfcommissie Diversiteitsagenda 2010-2014 -Dhr. Ditter Blom -Dhr. Arend Odé -Dhr. Menne Scherpenzeel -Mevr. Sandra Sue -Mevr. Carla van Rest- Van Nieuwkerk Samenstelling Begeleidingscommissie Bijeenkomsten -Mevr. Annemarieke Blom -Mevr. M. Lampe -Mevr. Carmelita Serkei -Mevr. A. Karadeniz -Dhr. Ditter Blom -Mevr. Carla van Rest- Van Nieuwkerk
18
Bijlage 2 Totstandkoming advies: iftar, expertmeeting en conferentie Voor de totstandkoming van dit advies heeft Saluti drie bijeenkomsten georganiseerd waar in totaal zo’n tweehonderd Utrechters uit het netwerk van Saluti aan deelnamen en daarnaast ambtenaren, bestuurders en professionals. De verslagen van deze bijeenkomsten leest u in bijlage 3. Tijdens de eerste bijeenkomst, de Iftar, onderzochten de deelnemers waar de opbrengsten en blinde vlekken zaten in het diversiteitsbeleid van de gemeente Utrecht tot nu toe. De tweede bijeenkomst, een expertmeeting, behandelde de vraag hoe de gemeente het participatiebudget kan inzetten als ‘beleidsinstrument’ om uiteindelijk bij te dragen aan een effectief integratie- en diversiteitsbeleid. De conferentie ‘Tegen de stroom in. Naar een integratie- en diversiteitsbeleid voor Utrecht 2010-2014’, was de derde bijeenkomst die Saluti organiseerde. Het doel van deze conferentie was de relevante thema’s uit de twee voorgaande bijeenkomsten te bespreken en daarnaast ideeën te ontwikkelen over de manier waarop een extra impuls gegeven kan worden aan het diversiteitsbeleid en welke concrete acties de gemeente Utrecht moet nemen.
19
Bijlage 3 Verslagen van iftar, expertmeeting, conferentie Verslag Iftar ‘Blinde vlekken in het diversiteitsbeleid van Gemeente Utrecht’, 3 september 2009 Op donderdag 3 september vond de jaarlijkse iftar van Saluti plaats in het ‘Hart van Lombok’. De avond stond in teken van reflectie. Deskundigen, vertegenwoordigers uit verschillende maatschappelijke groeperingen, ambtenaren en overige geïnteresseerden uit het netwerk van Saluti waren uitgenodigd om met Saluti mee te praten over de ‘blinde vlekken in het diversiteitsbeleid van Gemeente Utrecht’. De iftar is één onderdeel van een drietal bijeenkomsten die in het kader van het adviestraject ‘DiversiteitsAgenda 2010-2014’ worden georganiseerd. Opening Nadat Carla van Rest, voorzitter van Saluti, haar welkomswoorden had uitgesproken gaf zij aansluitend een toelichting op het adviestraject. Het adviestraject ‘DiversiteitsAgenda 2010-2014’ is, op verzoek van de toenmalige wethouder Cees van Eijk in gang gezet. Voor zijn vertrek vroeg hij Saluti om het college van B&W te adviseren over het integratie- en diversiteitsbeleid van de afgelopen jaren. Hoe is de stand van zaken ten aanzien van de in het programma aangegeven doelstellingen? En wat moet er op het gebied van diversiteit de komende collegeperiode gebeuren? Over deze vragen wil Saluti met haar netwerk in gesprek. En zoals bij de totstandkoming van elk advies, betrekt Saluti de deskundigheid en ervaring van mensen uit haar netwerk. Door middel van een avond zoals de iftar komt heel diverse kennis en ervaringsdekundigheid aan het licht en vangt Saluti signalen op van relevante aandachtspunten. Deze werkwijze geeft het uiteindelijke advies een breder draagvlak waardoor het meer gezaghebbend kan zijn.
20
Programma De avond werd verder ingeleid door de dagvoorzitter, Khalid Boutachekourt. Nadat de dagvoorzitter een korte toelichting had gegeven op de werkvorm, vonden in twee sessies rondetafelgesprekken plaats volgens het World café model. In de eerste ronde gingen de aanwezigen met elkaar in gesprek over de top drie van de‘blinde vlekken’ van het diversiteitsbeleid. De discussie aan elke tafel werd geleid door een Saluti-lid. Als tafelvoorzitters gaven zij de aanwezigen de gelegenheid om met elkaar in discussie te gaan over de genoemde onderwerpen. In ronde twee wisselden de aanwezigen van tafel. Alleen de tafelvoorzitter (de Saluti-lid) bleef zitten. Die ontving de nieuwe groep en evalueerde de genoemde aandachtspunten van de vorige groep. Om een verdiepingsslag in de discussie aan tafel te realiseren stelde de tafelvoorzitter een tweede vraag: Als jij burgemeester van Utrecht zou zijn, welk onderwerp krijgt dan jouw voorkeur en waarom? In beide sessies konden de aanwezigen steekwoorden, onderwerpen, voorbeelden en aandachtspunten op tafel schrijven. Deze heeft Saluti verzameld en samengebracht met de verslagen van de tafelvoorzitters. Hieruit waren vier onderwerpen te destilleren, die veelvuldig door de aanwezigen aan verschillende tafels zijn genoemd. 1. Het personeelsbeleid van de Gemeente Utrecht. Veel van de aanwezigen vonden dat de gemeente meer moet doen om diversiteit in het personeelsbestand aan te brengen. Convenanten sluiten met andere organisaties, zoals de Werkgeversalliantie, mogen niet ontaarden in vrijblijvendheid. Meetbare resultaten en concrete acties uitvoeren op dit gebied was volgens velen van essentieel belang. Niet alleen om kansen te ontplooien voor burgers met een diversiteitsprofiel, maar ook om als organisatie een ware afspiegeling van de samenleving te vormen. Het ambitieniveau ten aanzien van prestatieafspraken tussen diensten moet scherper worden geformuleerd. 2. Cultuursenisitieve zorg. Hoewel cultuursensitieve zorg door zorginstellingen steeds meer onder de aandacht wordt gebracht, zijn veel aanwezigen het erover eens dat de gemeente niet met het thema ‘werkt’. Een aantal aanwezige psychologen veronderstellen dat dit te wijten is aan de weinig diverse omgeving waarin het GG&GD zich bevindt, een weinig diverse omgeving die weinig openstaat voor de waarde van diversiteit, zo menen enkelen: ‘je kunt als zorginstelling nog zo vaak aankloppen en vragen om co-assistentie, maar de bestuurlijke omgeving is niet divers en er ontbreekt een ‘sense of urgency’ voor dit onderwerp. 3. Beeldvorming en de zichtbaarheid van diversiteit. Corrigeren de dialogen, georganiseerd door de gemeente Utrecht, de negatieve beeldvorming rondom allochtonen? Vele aanwezigen antwoorden negatief. Met elkaar praten, elkaar begrijpen, leren kennen, luisteren en elkaar respecteren blijken in de praktijk lastiger te bereiken. De aanwezigen zien hier een rol voor de gemeente, maar blijven het moeilijk vinden om de taak van de overheid hierin te benoemen. 4. Inburgering. Met name vertegenwoordigers van maatschappelijke groeperingen spreken zich uit over inburgering. De gemeente zou moeten stimuleren dat goed lopende projecten op dit gebied mogen door blijven lopen, verankering dient centraal te staan. Ook moet er aandacht zijn voor de verschillende ontwikkelingsfasen van kwetsbare doelgroepen. Effectief beleid betekent hier optimale afstemming met de doelgroep.
Verslag Expertmeeting ‘Toeleiden naar Participatie’, 20 november 2009 Expertmeeting Adviesorgaan Saluti – Toeleiden naar evenredige en volwaardige participatie
21
Opening Carla van Rest, voorzitter van Adviesorgaan Saluti, heet de aanwezigen welkom en opent de vergadering. Adviesorgaan Saluti is gevraagd om advies te geven over diversiteit en integratie in de stad Utrecht in de komende collegeperiode. Daarbij wordt gekeken hoe goed lopende dienstverlening geborgd kan worden, maar ook welke aanpak juist nieuw beleid nodig heeft. In het traject naar het advies heeft Adviesorgaan Saluti de input van verschillende deskundigen nodig. Ten behoeve daarvan werd er bijvoorbeeld een Iftarmaaltijd gehouden, waar is gepraat over de op handen zijnde ontwikkelingen waaraan de gemeente in de komende collegeperiode aandacht moet besteden. Op 4 december vindt er een conferentie plaats waarin diverse thema’s aan de orde komen. Op de expertmeeting van vandaag staat één onderwerp centraal, het participatiebudget. Adviesorgaan Saluti denkt dat er nieuwe kansen liggen in het samenvoegen van de verschillende budgetten. Er is veel geld te besteden en men hoopt het college een goede handreiking te doen om hier de komende periode volop gebruik van te maken. De dagvoorzitter, Khalid Boutachekourt, stelt zich kort voor en vertelt dat Ella Vogelaar een toespraak zal houden over de Wet participatiebudget. Vervolgens zullen de aanwezige experts aan de hand van een casus onderzoeken en bediscussiëren hoe de burger met dit instrument beter kan worden bediend. De aanwezigen brengen vanuit hun verschillende achtergronden een grote diversiteit aan expertise mee. Wet Participatiebudget Ella Vogelaar heeft zelf bijgedragen aan het ontstaan van de Wet Participatiebudget. Zij is tot eind 2002 voorzitter geweest van de toenmalige Taskforce Inburgering, die destijds werd ingesteld door minister Roger van Boxtel. Een van de adviezen van de Taskforce betrof het realiseren van een participatiefonds, waarin de budgetten voor re-integratie, educatie en inburgering zouden worden samengebracht. Er is bij deze budgetten immers sprake van forse overlap, terwijl het om dezelfde burgers gaat. In Den Haag waren de budgetten opgedeeld over drie departementen; re-integratie viel onder Sociale Zaken en Werkgelegenheid, het educatiebudget onder OC&W en inburgering viel destijds onder het departement Binnenlandse Zaken. Tijdens haar ministerperiode wilde Ella Vogelaar de ambitie om één fonds te realiseren graag zo snel mogelijk realiseren. Als resultaat van een periode van hard werken en lobbyen is de wet vervolgens op 1 januari 2009 in werking getreden. Na het aftreden van mevrouw Vogelaar besloot men echter naar aanleiding van een brief van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap dat het educatiebudget in 2010 en 2011 toch nog een apart budget zou blijven. Geen goede ontwikkeling, vindt mevrouw Vogelaar – niet voor de ROC’s zelf en zeker niet voor de burgers. Zij denkt overigens dat gemeenten op plaatselijk niveau niet belemmerd worden om hier toch anders mee om te gaan. De Wet Participatiebudget is geen doel op zich, maar een hulpmiddel om de verkokering op landelijk en gemeentelijk niveau te doorbreken. Ook gemeenten hebben namelijk aparte units voor inburgering, integratie en educatie. In Utrecht is er weliswaar één Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling, maar uit contacten met burgers begreep mevrouw Vogelaar dat er nog onvoldoende afstemming is. Een positieve bijkomstigheid van deze wet is een administratieve lastenvermindering. De financiële verantwoording kan nu in één keer plaatsvinden. Ten slotte – en dat is het belangrijkste – geeft deze wet de mogelijkheid om de burger een betere dienstverlening te bieden, door het samenvoegen van de geldstromen.
22
Nu de wet er is, moet er op lokaal niveau gebruik van worden gemaakt. Dit is een grote verandering en het duurt volgens mevrouw Vogelaar wel een paar jaar voor de uitvoering optimaal is. Het uitgangspunt moet niet langer het uitvoeren van de regelgeving zijn, maar wat de burger nodig heeft om te participeren op de arbeidsmarkt of op maatschappelijk of sociaal niveau. Welke bagage heeft deze persoon daarvoor nodig? Denken vanuit de burger zou ook de leidraad moeten zijn voor het gemeentelijk beleid. Daarnaast moet de werkwijze in de gemeente duidelijk zijn en moet bekend zijn welke budgetten er beschikbaar zijn. Om prioriteiten te kunnen stellen, is het van belang om een totaalbeeld te hebben van alle doelgroepen. Toeleiding naar de arbeidsmarkt is een actueel onderwerp; door de stijgende werkeloosheid is er bij de UWV-instanties en de gemeentes een sterke tendens om zich vooral bezig te houden met het aan het werk helpen van de makkelijk bemiddelbare burgers. Dit is wel begrijpelijk, maar als de economie straks weer aantrekt en er meer werk beschikbaar is, zijn ook de moeilijker te plaatsten werklozen hard nodig. Als daar nu niet aan wordt gewerkt, zijn deze mensen (waaronder ook migranten) straks onvoldoende gekwalificeerd om de arbeidsmarkt te betreden. Het is belangrijk dat gemeenten een visie voor de lange termijn hebben, waarbij zij in beeld hebben om welke aantallen mensen het gaat. Hoe kan er meer worden samengewerkt bij de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling? Essentieel is volgens mevrouw Vogelaar het gezamenlijk inkopen van diensten. Bij de inkoop speelt de regelgeving en de inkooptechniek nu een grotere rol dan de inhoudelijke vraag wat er daadwerkelijk nodig is. Er moet een verbinding worden gelegd tussen inkopers en mensen die kennis hebben van de praktijk. Ook bij de dienstverlening zelf is een andere, vraaggerichte instelling nodig. Consulenten moeten een open gesprek aangaan met klanten over hun dromen en ambities en welke talenten zij hebben om die ambities in de samenleving te realiseren. Mensen een ander kant opsturen maakt hen alleen maar ongelukkig. Tot slot geeft mevrouw Vogelaar een voorbeeld ter illustratie. Een wijkteam voerde gesprekken met de bewoners van de hoogbouwflats in Utrecht Overvecht en was daarbij op zoek naar de mogelijkheden en talenten van deze mensen. Een medewerker vertelde dat zij een autochtone vrouw bezocht waarbij het gesprek in eerste instantie niet verder kwam dan een klachtenstroom. Pas bij het weggaan zag het wijkteamlid een naaimachine staan en vroeg de vrouw hiernaar. Een omslag vond vervolgens plaats in het gesprek; de vrouw werd een ander mens toen zij over haar hobby begon te praten. Na drie maanden tijd gaf zij – opgebloeid en met een gevoel van eigenwaarde – naaicursussen in de flat aan allochtone vrouwen. De voorzitter bedankt Ella Vogelaar voor haar inspirerende woorden, die goed aansluiten bij het nu volgende interactieve gedeelte van de bijeenkomst. Ontwerpateliers Het gezelschap wordt verdeeld in twee groepen die naar aanleiding van een casus zullen nadenken hoe de dienstverlening rond participatie en integratie in Utrecht beter gestalte kan krijgen. Het advies dat de groepen meekrijgen, is uit te gaan van het gezichtspunt van de burger zelf. Daarnaast vraagt de voorzitter de aanwezigen om in gedachten te houden dat het advies voor het college concreet en toepasbaar moet zijn. Groep a.
Casus Rosa (onder leiding van Khalid Boutachekourt)
Rosa is in haar thuisland hoog opgeleid, maar vanwege haar gezinssituatie heeft zij de inburgeringscursus in Nederland niet afgerond. Zij doet nu (zwart) schoonmaakwerk, maar wil graag een opleiding, werk en kinderopvang. De aanwezigen constateren dat deze vrouw in ieder geval gemotiveerd is om te werken. 23
Haar vraag naar kinderopvang past niet bij haar cultuur; zij heeft dus in die zin al een stap naar de Nederlandse cultuur gezet. Het is belangrijk om naar Rosa te kijken zonder vooroordelen en zonder voor haar te denken, zo wordt gezegd. Beter is het om haar te vragen wat zij wil of kan, en wat zij daarbij nodig heeft. Misschien wil Rosa wel werken en leren tegelijk. Er moet eerst een gesprek plaatsvinden, waarin de vrouw met haar wensen kan komen. De vrouw legaal schoonmaakwerk laten doen is een oplossing die wordt genoemd, maar de meesten twijfelen aan het effect hiervan op lange termijn. De kans is groot dat zij het werken onder haar niveau niet lang zal volhouden. De experts concluderen dat de uitsparing op termijn groter is, als deze vrouw duurzaam op de arbeidsmarkt functioneert. De talenten van Rosa moeten optimaal worden benut voor de samenleving. Met deze complexe hulpvraag zou Rosa nu het advies krijgen om met diverse specialisten te spreken. De aanwezigen vragen zich af hoe de dienstverlening in Utrecht beter ingericht kan worden. Kan de gemeente wel voldoende maatwerk bieden? Een aanwezige geeft aan dat een persoonlijk re-integratiebudget of persoonsgebonden budget in dit geval een uitkomst kan bieden; de cliënt kan dan – eventueel met wat hulp – een plan van aanpak voor zijn re-integratie schrijven. Er wordt vervolgens een contract gemaakt tussen de burger en de betrokken partijen, waarin zij zich verantwoordelijk stellen voor de uitvoering van het plan. Het advies aan het college is om deze mogelijkheid nader te onderzoeken. De aanwezigen vinden het belangrijk dat een burger een vast aanspreekpunt heeft dat de regie heeft en tenminste weet waar de antwoorden op de vragen te vinden zijn. Het zou helpen als de afdeling Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Bureau inburgering (BIGU) zouden worden samengevoegd. Daarnaast vindt men het van wezenlijk belang dat regievoerders zelf analyses kunnen uitvoeren, competenties bezitten uit de menswetenschap en de juiste contacten kunnen leggen met andere dienstverleners. Daarvoor is wellicht scholing nodig. De cliënt zou de weg naar deze coördinator of klantmanager gemakkelijker weten te vinden als er ook een fysieke plek zou zijn, liefst op wijkniveau, die zou fungeren als front office (één loketgedachte). Daarbij is het van belang dat de burger voldoende privacy heeft om zijn of haar verhaal te vertellen. De kinderopvang voor de kinderen van Rosa vormt een randvoorwaarde voor het succesvol doorlopen van het door haar gekozen traject. Daarom is het belangrijk dat hierin wordt voorzien. De Wet Maatschappelijke Ondersteuning biedt ook mogelijkheden rond participatie; de uitvoering hiervan vindt echter gescheiden plaats van de Wet Participatiebudget, zo constateren de experts. Zij adviseren het college om voor de nieuwe collegeperiode een gemeentelijke visie op participatie te formuleren, die een duidelijke richting geeft aan de uitvoering. Adviesorgaan Saluti kan in het advies vast een voorzet geven. De visie van de aanwezigen op participatie wordt geformuleerd als het volwaardig kunnen deelnemen aan de samenleving door de juiste opleiding (educatieve zelfredzaamheid), het beheersen van de taal (sociale zelfredzaamheid) en het vinden én behouden van werk (professionele zelfredzaamheid). Groep b.
Casus Fatima (onder leiding van gespreksleider Ditter Blom)
In een korte reflectie op het factsheet stellen de aanwezigen vast dat de gemeente ten aanzien van de streefcijfers haar inburgeringsdoelstellingen niet heeft gehaald. De afgelopen periode heeft de gemeente vooral geïnvesteerd in kwaliteitsverbetering, een keuze waar de aanwezigen achter staan. Het doel was om de trajecten efficiënter en doelgerichter te maken. De samenwerking tussen Bureau Inburgering en het ROC is sterk verbeterd. Met deze samenwerking en stroomlijning van het proces heeft Utrecht een voorsprong ten opzichte van de andere steden in Nederland. Toch blijft er een spanningsveld: hoewel de focus op kwaliteitsverbetering is gericht, stuurt de overheid op outputgegevens en niet op kwaliteit. Deze stelling wordt evenwel niet door allen onderschreven. Gemeentebesturen kunnen kiezen voor kwaliteit boven kwantiteit; de wet biedt deze ruimte wel degelijk.
24
In het gezin van Fatima loopt de lijn naar de buitenwereld via de kinderen en de opleidingen die zij volgen. Als er via deze weg een brug geslagen kan worden, kan dat Fatima erg helpen. Zij is eveneens gebaat bij een persoonlijk begeleider volgens het concept van het Maatjesproject, want persoonlijke stimulans en ondersteuning is in haar ontwikkelingsproces een belangrijke succesfactor. Als de verschillende schakels van de onderwijsketen goed op elkaar zijn afgestemd en als ouderparticipatie hierin een goede plek krijgt, biedt dit voor Fatima perspectief en een kans op participatie en activering. ROC-Midden Nederland biedt geïntegreerde inburgerings- en scholingstrajecten aan. Het ROC, de sociale dienst en bureau inburgering werken integraal samen, waardoor de gang van loket naar loket vermeden wordt. Desondanks blijft het een complexe samenwerking die aan participanten goed moet worden uitgelegd, zodat persoonlijke wensen en mogelijkheden en wettelijke verplichtingen in hun onderlinge samenhang duidelijk in beeld zijn. De drie aspecten: ‘wat wil ik’, ‘wat kan ik’ en ‘wat moet ik’ spelen een rol, ook bij Fatima, en het is belangrijk dat dit goed aan haar wordt uitgelegd. De aanwezigen verwachten dat met integrale trajecten en goed op elkaar afgestemde samenwerking de gewenste kwaliteit en effectiviteit van inburgering, re-integratie en scholing bereikt kan worden. Hierbij merken zij op dat niet iedereen een complexe inburgerings-, scholings- of re-integratievraag heeft. Kandidaten met een gerichte enkelvoudige vraag zien geen voordeel in deze integrale aanpak en ook hiervoor moet ruimte zijn. Niet iedereen met wie een intakegesprek gevoerd wordt, is hulpbehoevend terwijl dit vaak wél de aanname is. Een dergelijke houding roept veel irritatie op en moet vermeden worden. Dit stelt eisen aan de functionaris die de intake doet. Deze functionaris moet hoger opgeleid zijn, voldoende kennis hebben van de inburgerings-, educatie en reintegratiekaart van de gemeente Utrecht en competent zijn in het definiëren van de vraag. De aanwezigen willen in het midden laten of het intakeloket centraal of decentraal is georganiseerd, als de lijnen met bijvoorbeeld het onderwijsveld en de wijkteams maar open zijn en men goed op de hoogte is van elkaars taken en werkzaamheden. Daarnaast moet er meer ruimte komen om complexe aanvragen in een persoonlijk traject om te zetten. De ruimte die de wet hiervoor biedt, wordt onvoldoende benut omdat controlerende instanties dit tegenhouden. Wie neemt verantwoordelijkheid voor het individuele traject? Wie kan garanderen dat dit tot de gewenste resultaten leidt? Naar aanleiding van deze vragen worden individuele aanvragen nogal eens afgewezen. Het verhaal van Fatima onderstreept deze observatie. Na haar intake werd Fatima – als tusseninstromer – in een geïntegreerd traject geplaatst en deze plaatsing bleek voor haar niet succesvol. Door de persoonlijke bemoeienis van mevrouw Vogelaar heeft Fatima een individueel inburgeringstraject kunnen volgen; ze heeft het onlangs succesvol afgesloten. Fatima werkt nu in de functie waarvoor zij koos en heeft het bijzonder naar haar zin. Om dit resultaat te kunnen bereiken was het noodzakelijk om door te blijven zetten en om vast te houden aan het eigen ideaal. Zonder op details in te gaan is het aan te bevelen om bij de Sociale Dienst een lijst van aandachtpunten en criteria neer te leggen die in de nieuwe organisatie geregeld moeten worden. Meer ruimte voor individuele trajecten, intensiveren van de ketensamenwerking, meer aandacht voor de sleutelrol van ‘maatjes’ en een zorgvuldige eerste intake zijn voorbeelden hiervan. Nu de Sociale Dienst in een reorganisatieproces zit, liggen er mogelijkheden om hierop aan te sluiten. Over de reorganisatie is zojuist een notitie naar de gemeenteraad gestuurd, die door belangstellenden is op te vragen.
25
Plenaire terugkoppeling De gespreksleiders vatten kort samen wat er in beide groepen naar voren is gekomen. Er zijn opvallend veel overeenkomsten, zo constateert de voorzitter. Hij geeft vervolgens het woord aan Carla van Rest. Mevrouw Van Rest denkt dat de meningen van de experts die in de discussies naar voren kwamen zeker kunnen worden benut in het advies voor het college. Daarnaast bracht de expertmeeting Adviesorgaan Saluti ook bruikbare feitelijke informatie: zojuist is er een rapport naar de gemeenteraad gestuurd over de organisatorische samenvoeging van de dienst inburgering en de sociale dienst. Daarnaast werd duidelijk dat het Participatiebudget met ingang van 2010 jaarlijks met minimaal € 35 miljoen wordt gekort; er zal dus meer moeten worden gedaan met minder middelen. Deze informatie is nodig om met het advies te kunnen aansluiten bij het gemeentelijk beleid. Het meest effectieve advies sluit aan bij het beleid dat wordt ontwikkeld, maar gaat daarin ook een stapje verder. In een goed advies worden criteria gesteld, waarborgen gevraagd en wordt aangedrongen op specifieke keuzes. Die keuzes wil Adviesorgaan Saluti op de conferentie van 4 december a.s. graag nog scherper stellen op basis van experts en documentenanalyses.
26
Verslag Conferentie ‘Tegen de stroom in. Naar een Diversiteitsagenda 2010-2014, 4 december 2009 Opening De voorzitter van Saluti, Carla van Rest, heet de vele aanwezigen welkom en opent de conferentie. Vandaag wordt er nagedacht over diversiteit in het kader van het toekomstig integratiebeleid van de gemeente Utrecht. We gaan hiermee tegen de stroom in van de huidige tijdgeest, waar men zich vooral bezig lijkt te houden met minaretten en hoofddoekjes in plaats van met volwaardig burgerschap, tegengaan van discriminatie en fatsoenlijk samenleven. De conferentie is de laatste in een serie van drie bijeenkomsten; met de uitkomst wil Saluti het nieuwe Utrechtse college van burgemeester en wethouders (2010-2014) aandachtspunten meegeven ten aanzien van de vormgeving van het diversiteitsbeleid, een agenda voor de nieuwe collegeperiode. Dit is niet alleen gewenst, maar ook politiek noodzakelijk. De aanleiding van dit adviestraject: • een eerder adviesaanvraag van oud-wethouder Van Eijk • toename van etnische diversiteit in de stad Utrecht • nieuwe problemen en uitdagingen in het integratiedebat • het toenemend belang van etnisch diversiteits- en integratiebeleid De conferentie moet concrete inzet voor de komende jaren opleveren, bouwstenen voor het advies. We moeten echter niet alleen kijken naar wat er nog moet gebeuren, zo drukt mevrouw Van Rest ons op het hart, we moeten ook kijken naar wat er al bereikt is en in stand houden wat het beleid aan positieve resultaten heeft opgeleverd. Monitoren Het programmabureau Diversiteit en Integratie is al vanaf het begin van deze collegeperiode gestart met het monitoren van de uitvoering van het beleidprogramma, het Meerjarenkader ‘Diversiteit en Integratie; veelzijdig talent in een betrokken stad’. De drie speerpunten waren talentontwikkeling, kleurrijke organisaties en Utrecht als ontmoetingsplaats. Het is bijzonder dat de uitvoering van het beleid gemonitord wordt. Dat gebeurt lang niet overal en geeft inzicht in de resultaten van het beleid. Door middel van monitoren krijg je boven tafel waar het aan het begin van het traject niet goed is gegaan wat betreft doelstelling en analyse. Monitoren maakt je dus kwetsbaar maar is onontbeerlijk voor de goeie vervolgstappen. Carla van Rest vervolgt haar toespraak: Ik durf de stelling aan dat de uitkomst van de monitor, met name de speerpunten Talentontwikkeling en Utrecht als ontmoetingsplaats onvoldoende recht zal doen aan alles wat er is gebeurd en wat veel Utrechtse burgers heeft geïnspireerd en nader tot elkaar gebracht. Omdat veel doelen hiervan heel algemeen gesteld zijn, zoals wordt evaluatie van de inspanningen bemoeilijkt. Je kunt dan niet echt kan ‘bewijzen’ dat de resultaten van een project direct voortvloeien uit de wijze waarop het is opgezet en aangepakt. Gelukkig zijn er ook meetbare successen te melden en dat Carla van Rest ook, omdat het beeld er niet één moet zijn van ‘het is allemaal kommer en kwel”. Waar Utrecht trots op mag zijn is de Utrechtse aanpak van discriminatie. Doelen, zoals het zichtbaar maken van discriminatie door het verhogen van de meldingsbereidheid en het bespreekbaar maken c.q. het onderwerp op de agenda krijgen van maatschappelijke organisaties. Het beleid heeft geleid tot forse toename van het aantal meldingen (60% in campagne periode (fffmelden!) en meer dan 30 organisaties hebben het onderwerp discriminatiebestrijding geagendeerd binnen de eigen organisatie.
27
Wat zijn volgens Saluti de kernpunten in het denken en handelen over diversiteit en integratie de komende jaren? •
Wederkerigheid: “Integratie gaat over interactie”, aldus Paul Scheffer. Het gaat niet alleen om de migranten, maar om de hele samenleving. Ook het “autochtone onbehagen” moet aan de orde komen. Wederkerigheid is een sleutelwoord. Van zowel migranten als autochtone Nederlanders vraagt dat zelfonderzoek. Leven wij zelf naar de normen, die wij anderen opleggen? Integratie betekent elkaar halverwege ontmoeten en het is verplichtend aan beide kanten.
•
Kwaliteit: Dat betekent het benutten van alle talenten. Zoals de kwaliteit van een gemeentelijke organisatie die álle talenten (personeel) benut; kwaliteit van beleid dat daarop is gericht; kwaliteit van een samenleving waar mensen van heel verschillende –etnische- afkomst ervaren dat ze erbij horen, gezien en erkend worden, omdat ze elk naar haar talent en inzet een bijdrage aan die samenleving kunnen leveren.
•
Aandacht: blijvende aandacht voor diversiteit en integratie op alle niveau ’s van bestuur; Het is en zal voorlopig nog niet vanzelfsprekend zijn dat verworvenheden zomaar in stand blijven of dat de integratie vanzelf zal gaan, dat knelpunten zoals vandalisme en straatellende of uitsluiting en discriminatie spontaan verdwijnen.
Wat zou de concrete inzet voor de komende jaren van het gemeentebestuur moeten zijn? Daarover wil Saluti de aanwezigen aan het woord laten. Saluti nodigt de deelnemers van de conferentie uit om hun visie te geven en ervaringen met de voortgang van de integratie en diversiteit te delen, zodat Saluti deze kan meenemen in het advies aan het nieuwe college. Stadsdichter Omdat wij niet moeten vergeten dat diversiteit en integratie ook over cultuur en emoties gaan, heeft Saluti de stadsdichter Ingmar Heytze gevraagd om voor Utrecht een gedicht te maken. Het zijn er drie geworden. Woorden die verbinden. Hij kwam ze tijdens de conferentie zelf voordragen. 28
Programma Dagvoorzitter Khalid Boutachekourt licht kort het verloop van de dag toe, en inventariseert globaal welke deelnemers er aanwezig zijn. Er blijkt een divers gezelschap bijeen te zijn: vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties, politici, ambtenaren, studenten, etc. Waarom kwamen zij naar de conferentie? Omdat men zeer betrokken is bij integratie en diversiteit, omdat men geïnteresseerd is in de standpunten ten aanzien daarvan en graag wil deelnemen aan het maatschappelijk debat of omdat men er zelf een specifiek standpunt over heeft ingenomen. Wanneer zouden we tevreden over de dag zijn? Als het werkelijk iets oplevert, wordt er gezegd, als te zijner tijd blijkt dat het toekomstige stadsbestuur er echt iets mee kan. Het gezelschap werd door dagvoorzitter Khalid Boutachekourt uitgenodigd om deel te nemen aan het participatieve programmaonderdeel, waarin deelnemers in werkcarrousels met elkaar in gesprek gingen over thema’s rondom het vraagstuk van diversiteit en integratie in Utrecht. De werkcarrousels zouden in twee sessies plaatsvinden en hadden de volgende thema’s:
o
De zichtbaarheid van diversiteit in de gemeentelijke organisatie
o
Beeldvorming en het leefklimaat in de stad
o
Kleurrijk wonen: bouwen voor de diverse stad
o
Toeleiden naar participatie
o
Cultuursensitieve zorg
o
Kansen voor vrouwen, emancipatiebeleid in de toekomst
Het doel van de werkcarrousels is het formuleren van aandachtspunten voor elk van bovenstaande thema’s en daarnaast een advies of aanbeveling te formuleren voor het nieuwe college. Een beknopte weergave van het belangrijkste advies per onderwerp volgt hieronder: De zichtbaarheid van diversiteit in de gemeentelijke organisatie: • Noem voor de midden en hogere lagen van de gemeentelijke organisatie concrete streefcijfers om de diversiteit binnen de gemeente duurzaam te verhogen en verbind aan de streefcijfers een bonus –malus systeem voor de verantwoordelijk leidinggevende. Beeldvorming en leefklimaat in de stad: • Introduceer doelgroepspecifieke communicatie in de publieksdienstverlening. Een aangepaste manier van communiceren zal het bereik vergroten en daarmee leiden tot een meer effectieve dienstverlening De gemeente moet zelf zorgen voor een uitstekende PR: Een zorgvuldige woordkeuze en burgers aanspreken op alle facetten van hun identiteit, niet alleen op de culturele identiteit. 29
Kleurrijk wonen: bouwen voor de diverse stad: • Nu wordt er veelal gebouwd vanuit de visie van politici en huizenbouwers, terwijl bijvoorbeeld de jeugd nooit wordt bevraagd. De gemeente zou beter en betaalbaar kunnen gaan bouwen vanuit de vraag van de bewoners. Gericht op leefstijl, behoeften en inkomen. Toeleiden naar participatie: • Stel in het integratie- en participatiebeleid vooral de zelfredzaamheid van individuele cliënten centraal. Duurzaam toeleiden naar participatie houdt in dat er per cliënt gekeken moet worden naar de vraag wat er nodig is om diegene beter toe te leiden naar studie, werk of maatschappelijke participatie. Niet het huidige aanbod, maar de behoefte van de cliënt dient centraal te staan. Ook moet de gemeente een integrale visie op participatie formuleren alvorens er (nieuw) beleid uitvoeringsklaar wordt gemaakt. Cultuursensitieve zorg: • De zorg moet toegankelijker gemaakt worden voor álle Utrechtse burgers. Een voorbeeld is het aanwijzen van een centraal zorgpunt in de wijken waar meertalige medewerkers werkzaam zijn. Uitgebreide informatievoorziening is hierbij een hoofdzaak. Kansen voor vrouwen, emancipatiebeleid in de toekomst: • Emancipatie moet weer expliciet als beleidsonderdeel in het gemeentelijke beleid opgenomen worden. De rol van zelforganisaties bij het activeren en emanciperen van vrouwen moet niet onderschat of vergeten worden. Naast faciliteren en voorwaarden scheppen, moet de gemeente ook regels of streefcijfers stellen. Intermezzo Na de eerste sessie werkcarrousels verzorgde Jetty Mathurin een kort theateroptreden waarin zij op een creatieve wijze aandachtspunten in het vraagstuk van diversiteit en integratie behandelde. Aansluitend werd de tweede sessie werkcarrousels geïntroduceerd.
30
Drie integratiesoera’s Na afronding van de tweede sessie werkcarrousels droeg Ingmar Heytze zijn drie gedichten voor.
31
Plenair debat In het plenaire debat stond terugkoppeling van de adviezen die voortkwamen uit de werkcarrousels centraal. Khalid Boutachekourt leidde het debat. In het begin stelde hij het panel van deskundigen voor: Ella Vogelaar, Farid Azarkan, Mostafa el Filali en Paul Verweel. De gespreksleiders van elk werkcarrousels vertellen kort wat er naar voren is gekomen, hierop reageerde steeds één van de deskundigen en was er mogelijkheid voor het publiek om er verder op in te gaan. Er ontstond een discussie met de gespreksleiders, het panel van deskundigen en het publiek. Aan het eind van het debat maakt dagvoorzitter Khalid Boutachekourt een drietal samenvattende opmerkingen die als belangrijke aandachtspunten moeten gelden: 1.
Veel beleid voor diversificatie binnen de gemeente staat op papier, maar in de praktijk gebeurt er te weinig. Het management moet beoordeeld worden op het vermogen om personeel voldoende te boeien en te binden. Het lijkt de gemeente aan enige durf te ontbreken – de gemeente moet eisen durven stellen, aan zichzelf, maar ook aan anderen. Farid Azarkan vult aan dat het in het belang van de stad is als de samenstelling van de gemeentelijke organisatie divers is. Is er een quotaregeling nodig? Het gaat in ieder geval niet vanzelf!
2.
Registratie van etniciteit moet volgens een aantal deelnemers vermeden worden omdat het de beeldvorming rondom allochtonen negatief beïnvloed. Het argument dat specifieke registratie nodig is om inzichtelijk te maken hoe problemen precies in elkaar steken vindt Farid Azerkan een non-argument. Hiermee ontstaat er ook dis cussie rondom het gebruik van de begrippen allochtoon en autochtoon. Farid Azarkan pleit voor communicatie met een positieve insteek; mensen willen niet op een deelidentiteit worden aangesproken. Jongeren lopen soms uit de pas, dat is zo, maar hun afkomst heeft daar lang niet altijd iets mee te maken. Het voegt niets toe om hun identiteit te vermelden, aldus Fharid Azarkan; het zijn gewoon Utrechters.
3.
Door de financieringsstroom te bundelen en te vereenvoudigen, wordt de burger beter bediend. Ontschotten aan de voorkant betekent tegelijk ontschotten aan de achterkant. Spreid budgetten over de termijn die de burger nodig heeft. Wees daarin niet te rigide benadrukt Ella Vogelaar. Denk vanuit de burger: wat heeft die nodig om te kunnen participeren in de Utrechtse samenleving?
4.
Scheiding tussen verschillende bevolkingsgroepen is er altijd geweest, het is utopisch om te denken dat dit door het bouwen van een wijk zou verdwijnen. Oude woningen worden nu vervangen door nieuwe, die een stuk duurder zijn. Paul Verweel noemt een aantal kansrijke voorbeelden uit het herstructureringsproject van Hoograven (invites you!). Bewoners moeten de ruimte krijgen voor inspraak en participatie, voor hun eigen leefstijl.
5.
Volgens Mostafa El Filali is het een probleem dat veel nieuwe Nederlanders de taal onvoldoende machtig zijn om hun zorgbehoeftes te uiten. De gemeente moet voorzieningen toegankelijk en laagdrempelig maken. De WMO heeft de zorg al dichter bij de mensen gebracht, maar velen van hen weten dat niet. Bovendien zijn veel oudere allochtonen onvoldoende in staat om hun zorgvraag te verwoorden.
6.
Het onderwerp emancipatie moet terug op de politieke agenda, maar het woord emancipatie alleen dekt de lading niet; integratie en participatie horen er ook bij. De dagvoorzitter vindt het verbazingwekkend dat deze aandachtspunten niet prominent worden vermeld in de programma’s van de Utrechtse politieke fracties. Paul Verweel onderschrijft dit. Sport betreft een zekere socialisatie en emancipatie.
32
Sluiting De inbreng levert hopelijk de nodige stof tot nadenken aan het nieuwe college. Daarna nodigt de voorzitter allen uit om nog te borrelen en te netwerken, waarna de conferentie wordt gesloten.
33
Bijlage 4 Saluti Advies Meerjarenkader Diversiteit en Integratie (2007) “Veelzijdig talent in een betrokken stad” Kort Advies over het meerjarenkader Diversiteit en Integratie Saluti, 22 maart 2007 In dit kort advies gaan wij in op het voorliggend meerjarenkader. Onze belangrijkste aanbevelingen –genoemd in paragraaf 1 – daarbij zijn: • • •
gedeelde resultaatverplichtingen: elke wethouder benoemt twee speerpunten waarop hij/zij aan het eind van deze collegeperiode kan worden aangesproken; hoge prioriteit voor een instrumentarium (dat de voortgang van het diversiteitsbeleid monitort) en de individuele wethouders ondersteunt; een versterking van de Utrechtse MIX als bewaker, aanjager en intern expertisecentrum voor het programma Diversiteit en Integratie.
In paragraaf 2 maken we een analyse van interne en externe tegenkrachten en gaan we in op de veranderkracht van het nieuwe beleid. In paragraaf 3 leveren we input voor de uitwerking van het beleid. Dit advies is tot stand gekomen dankzij de inzet van vele deskundigen uit het netwerk van Saluti, onder andere tijdens een speciaal georganiseerde expertmeeting op 6 maart jongstleden.
1. Meerjarenkader Diversiteit en Integratie een nieuw discours Saluti ondersteunt het streven van het college om diversiteit breder te zien dan alleen integratie. Deze verbreding betekent immers dat de afgesleten en schijnbaar onuitroeibare indeling autochtoon-allochtoon minder bepalend voor het discours zal worden – dat is winst. Saluti is van mening dat elk mens verschillende identiteiten in zich verenigt: men is bijvoorbeeld én Nederlander, én stedeling, én Turks, én een dagje ouder, én kunstliefhebber, én man – en men wenst niet voortdurend slechts op één deelidentiteit aangesproken te worden. De acceptatie van het bestaan van meerdere identiteiten binnen elk persoon zou het samen-leven enorm helpen. Zolang mensen “tot in de veertiende generatie” als allochtoon gezien worden zal geen enkele integratiepolitiek voldoende resultaat op kunnen leveren. De recente verwikkelingen rondom de Turkse / Marokkaanse (deel)identiteit van twee staatssecretarissen zijn daarvan een treurige illustratie.
34
gedeelde resultaatverplichtingen Saluti ziet en waardeert dat u een ambitieus stuk heeft willen neerzetten. Het stuk ademt uit dat het incorporeren van diversiteitsbeleid een proces is waarvoor een gezamenlijke inspanning en een gezamenlijke investering nodig is. Niet slechts van de wethouder Diversiteit en Integratie maar zeker ook, misschien wel meer dan ooit, van u allen als collegeleden. Saluti dringt er daarom op aan dat u onderling een goed werkende manier zoekt om de bijkomende resultaatverplichtingen te verdelen. Dit meerjarenkader valt of staat met heldere en concrete resultaatafspraken waaraan elke collegelid zich committeert. In de praktijk is de afgelopen jaren gebleken dat het “mainstreamen” van beleid (met name dit beleid) minder gemakkelijk is dan het lijkt en dat gedeelde verantwoordelijkheid niet altijd tot gedrágen verantwoordelijkheid leidt. In onze advisering zijn wij herhaaldelijk gestuit op het ontbreken van dwarsverbanden tussen verschillende wethoudersportefeuilles en tussen verschillende diensten of afdelingen. Saluti adviseert het college om elke wethouder twee speerpunten te laten benoemen binnen het kader van het meerjarenkader Diversiteit en Integratie, waarop hij/zij aan het eind van deze collegeperiode aangesproken kan worden. Saluti gaat ervan uit dat deze speerpunten een financiële vertaling krijgen in de uitwerking van het meerjarenkader. Het monitoren van de inspanningen én het ondersteunen daarvan is van groot belang: Saluti adviseert de wethouder Diversiteit en Integratie om hoge prioriteit te geven aan een instrumentarium waarmee hij de voortgang van de “mainstreaming” monitort en zijn collega’s ondersteunt . Daarnaast pleit Saluti voor het opzetten van een bestuurlijk/ambtelijke task force die voldoende “power” heeft om te zorgen voor een krachtige inzet op de speerpunten van dit beleid . Het gaat daarbij om een flexibel inzetbare groep die over middelen beschikt om stevig en direct actie te kunnen ondernemen waar dat nodig is voor de sociale cohesie in de stad. Met de Utrechtse MIX heeft u ook een expertisecentrum in handen waarmee macht en handelingskracht gebundeld kan worden in het programma Diversiteit en Integratie. Saluti vindt een versterking van de Utrechtse MIX als bewaker, aanjager en intern expertisecentrum voor het programma Diversiteit en Integratie van fundamenteel belang om uw ambities te verwezenlijken. versterkte rol Saluti Tenslotte constateren wij dat het meerjarenprogramma Diversiteit en Integratie een sterke bondgenoot verdient in een krachtig en onafhankelijk adviesorgaan. Saluti is in de afgelopen jaren uitgegroeid tot een stevige en deskundige netwerkorganisatie waarin flexibel ingegaan kan worden op vragen vanuit het college. Graag bieden wij aan uw bondgenoot te zijn bij het realiseren van deze ambities.
Zorgen dat een bepaald beleid een vanzelfsprekend onderdeel wordt van alle beleidsterreinen. Mogelijk kan het “beleidsschema interculturalisatie” dat onder het vorige beleid ontwikkeld is, in een uitgebreide vorm verder gebruikt worden voor de monitoring van resultaatgerichte afspraken. 6 Bestaande uit verschillende wethouders, hoofden van Dienst en de programmadirecteur Diversiteit en Integratie. 4 5
35
2. Analyse Een heldere analyse van kansen en bedreigingen is onontbeerlijk voor het kunnen aansturen op succes. De sterkte van de optimistische insteek is tegelijkertijd de zwakte: er is nog onvoldoende in kaart gebracht welke bedreigingen er zijn om dit beleid te doen slagen en vooral: er is nog te weinig zichtbaar in het meerjarenkader weergegeven welke kansen op basis van deze analyse versterkt moeten worden om de bedreigingen te doen afnemen. Saluti geeft alvast een voorzet en signaleert tegenkrachten op twee terreinen: intern, binnen de gemeentelijke organisatie en extern, de samenleving als geheel en Utrecht in het bijzonder. interne tegenkrachten Hoe gaat het college ervoor zorgen dat de gemeente zelf die kleurrijke en toegankelijke organisatie wordt, met kleurrijke producten, die als voorbeeld kan dienen voor anderen? Op papier is men hierover immers al jaren enthousiast; in de praktijk blijkt dit moeizaam te verwezenlijken: • Er zijn al jaren streefcijfers voor de samenstelling van het personeelsbestand maar er is bijzonder weinig succes geboekt met het binnenhalen en behouden van allochtonen met name op hogere functieniveau’s . Slechts enkele afdelingen van sommige diensten vormen in hun personeelsbestand een afspiegeling van de Utrechtse bevolking. • Anderhalf jaar geleden is de “Integratiewijzer” geïntroduceerd en slechts een krappe twintig van de honderden afdelingen van de gemeente hebben deze tot op heden ingezet – en dan alleen nog vanwege de vasthoudendheid van de betrokken (en ondertussen vertrokken, vooralsnog niet vervangen) procesmanager integratie . • De gemeente probeert al jaren meer stageplaatsen voor jongeren aan te bieden; tot op heden zonder veel succes; heeft het college de indruk dat de diensten voldoende bereid zijn (en de mogelijkheid krijgen) om te investeren in faciliteiten om mensen vrij te stellen voor de begeleiding van stagiaires ? Er is zeker en ongetwijfeld veel goodwill aanwezig bij het college, de diensten en individuele ambtenaren. Toch is het de ervaring van Saluti dat er een echte cultuuromslag nodig is om de hardnekkigheid van de interne tegenkrachten te neutraliseren en om de bestaande goodwill te kunnen vertalen in resultaten. De uitdaging voor het college is om “geduldig” beleid op papier om te zetten naar een effectieve praktijk. externe tegenkrachten Er zijn verschillende ontwikkelingen gaande in de samenleving – en ook in Utrecht – die ervoor zorgen dat mensen juist uit elkaar groeien: • toenemende segregatie in het onderwijs; • toenemende segregatie in de wijken; • afname van het aantal interetnische contacten onder jongeren en volwassenen; • toenemende tweedeling in economische omstandigheden en arbeidsparticipatie, die grotendeels samengaat met een etnische tweedeling; • polarisatie rondom religie en onbegrip ten opzichte van het islamitisch geloof bij autochtonen; • toegenomen risico op radicalisering onder islamitische én rechtse jongeren; • het niet accepteren van verschillende deelidentiteiten van medeburgers – met name op sommige gebieden (meerdere paspoorten hebben, een ander land van herkomst hebben, homoseksueel zijn) • negatieve beeldvorming over met name allochtone jongeren
36
Saluti is zich er van bewust dat op al deze punten beweging gaande is en acties worden ondernomen door gemeentelijke instanties. Zo weet Saluti dat er steun is voor de initiatieven van ouders om segregatie in het basisonderwijs tegen te gaan . Saluti meent echter dat het programma Diversiteit en Integratie aandacht moet besteden aan deze externe krachten, juist om te laten zien dat er wél aan gewerkt wordt. veranderkracht van het nieuwe beleid Het valt Saluti op dat u in het meerjarenkader stelt dat dit kader voortborduurt op – en een hergroepering is van – bestaand en eerder beleid; maar dat u niet analyseert wat van dat eerder en ander beleid al dan niet succesvol is (geweest) in het bestrijden van deze tegenkrachten. Het ontbreken van deze afweging in een meerjarenkader vindt Saluti een gemis en het ondermijnt de veranderkracht. Saluti waardeert de nadruk op het positieve van dit nieuwe beleid en is zeker geen voorstander van eindeloos probleemanalyses maken. Het tijdig signaleren van problemen en knelpunten betekent echter wel dat je kunt anticiperen met adequaat beleid. Een voorbeeld daarvan is dat als je analyseert dat de “etnische tweedeling” vaak gepaard gaat met een economische tweedeling, je tot betere acties en beleid komt dan wanneer je die analyse achterwege laat. (Het thema jongeren, kunst en cultuur kan een prima insteek worden om deze vicieuze cirkel te doorbreken.) Dergelijke analyses en doorlopende lijnen versterken de veranderkracht van het nieuwe beleid. Saluti vindt dat er erg veel doelstellingen worden genoemd, die niet SMART genoeg zijn geformuleerd. Dat die doelstellingen er zijn is uiteraard lovenswaardig. Het haalbaar en meetbaar maken van de doelstellingen ontbreekt echter nog. Het is zeker wenselijk dat alle jongeren die daarvoor in aanmerking komen een stageplaats kunnen vinden. Het SMART maken van deze doelstelling vergt wel dat er een hoeveelheid jongeren aan verbonden wordt, die binnen een specifiek bepaalde tijdspanne aan een stageplaats kunnen komen, zodanig dat het realistisch is dat dat gaat lukken en ook acceptabel is voor alle betrokkenen. Daarmee neemt de geloofwaardigheid van de doelstelling toe: de gemeente Utrecht realiseert zich dat er meerdere actoren betrokken zijn bij de stageplaatsen en laat dat tot uitdrukking komen (en: de gemeente Utrecht kan waarmaken wat zij belooft). Saluti adviseert het college om de veranderkracht van het nieuwe beleid te versterken door (een beperkter aantal) doelstellingen SMART uit te werken. communicatie In het meerjarenkader geeft u zeer summier aan dat communicatie van groot belang is voor het overtuigen en motiveren van partners intern en extern. Bovenstaande analyse van Saluti bevestigt het grote belang van goede en overtuigende communicatie. Saluti ziet graag een uitwerking tegemoet. 3. Uitwerking van het meerjarenkader Graag levert Saluti alvast enige input voor de verdere uitwerking van het meerjarenkader. Het gaat daarbij op de eerste plaats om de manier waarop het college tot een integraal en inclusief beleid wil komen – zodanig dat de geforceerdheid van het begrip diversiteit verdwijnt en de tweezijdigheid van integratie benadrukt blijft. Ook wil Saluti iets zeggen over de waardering van burgerinitiatief en participatiemogelijkheden voor burgers. Tenslotte gaat Saluti nog in op het versterken van ontmoeting. Helaas houdt de gemeente (POI) na afschaffing van Wet SAMEN geen registratie meer bij. Resultaten worden zo moeilijk meetbaar. In 2006 was 13,3 % van het personeel van allochtone afkomst; 7,4 % bij schalen 10-18. Bron: procesmanager Integratie. In 2007 wordt de Integratiewijzer, die omgevormd wordt naar Diversiteitswijzer, bij 28 werkeenheden ingezet. 9 Pas zeer onlangs is bij POI iemand aangesteld om dit te coördineren. Naar de mening van betrokkenen kan de gemeente hier nog veel van het bedrijfsleven leren. 10 Als burger-initiatiefnemers besluiten zij om gezamenlijk hun (witte) kinderen naar de (zwarte) buurtschool te laten gaan, om zo een bijdrage te leveren aan een gemengde buurt en school. Met name Turkse en Marokkaanse ouders juichen dit toe, omdat zij hun kinderen graag ook zien spelen met “witte” kinderen uit de buurt. 7 8
37
integraal en inclusief beleid Hier en daar komt het meerjarenkader over alsof de diversiteit er wat geforceerd in is gebracht: Utrechtenaren worden met name genoemd waar het gaat om discriminatie, allochtonen weer waar het gaat om participatie. Sommige groepen lijken juist uit beeld verdwenen: jongeren zijn in en mogen zich via kunst en cultuur ontwikkelen, maar oudere allochtonen worden niet meer genoemd. Saluti neemt aan dat maatwerk voor verschillende groepen (en individuen daarbinnen) de bedoeling blijft. Het college vraagt van burgers en organisaties inzet: op hun eigen wijze, maar ook in de vorm van een startkwalificatie, inzet voor een kleurrijke organisatie. De vraag blijft actueel of burgers in gelijke mate ook daadwerkelijk de kansen krijgen om aan deze verwachtingen te voldoen. Beeldvorming speelt hierin een (negatieve) rol en zal actief bestreden moeten worden. En worden organisaties voldoende geholpen om tot kleurrijke producten of kleurrijk beleid te kunnen komen? Bij sport bijvoorbeeld bleek de inzet van clubs als Image Support onmisbaar voor het interculturaliseren van witte sportclubs. Saluti adviseert het college om sterk in te zetten op de ondersteuning van organisaties binnen en buiten de gemeente om kleurrijk beleid en producten te ontwikkelen en daarvoor haar eigen expertisecentrum “De Utrechtse MIX” te versterken. Het meerjarenkader wil overbrengen dat integratie een tweezijdig proces is: discriminatie zal bijvoorbeeld streng worden bestreden. Ook meldt het college dat “aan allochtonen geen andere eisen mogen worden gesteld dan aan autochtonen”. In de praktijk gebeurt dit echter wel. Een voorbeeld daarvan is het analfabetisme onder autochtonen, dat, in tegenstelling tot de taalachterstand onder allochtonen, niet wordt genoemd als een falen in participatie in de samenleving en waar derhalve geen “inburgeringsprogramma’s” voor bestaan. De educatieve infrastructuur voor alfabetisering is de afgelopen jaren ook aangetast door een andere prioritering binnen de besteding van de educatiegelden (ten behoeve van inburgering). Het college kan ook hierin meer naar twee kanten kijken. participatie Saluti onderschrijft de waardering van wethouder Van Eijk voor de methodiek van Agenda 22. Een kanttekening en aandachtspunt van onze kant is dat deze methodiek een lange adem en zorgvuldigheid van het college vraagt, want het serieus betrekken van mensen bij beleidsvoorbereidingen kost tijd. Burgers hebben een goede neus voor “schijninspraak”. Gezien de tijd en energie die deze methodiek vraagt is het extra belangrijk om waakzaam te zijn dat iedere schijn van “schijninspraak” wordt vermeden (bijvoorbeeld wanneer door tijdgebrek – en hoe vaak wordt er niet onder tijdsdruk gewerkt? – inspraak wordt afgeraffeld). Saluti zal uiteraard scherp volgen hoe het college de agenda 22 methodiek voor dit beleid gaat uitwerken. Saluti denkt dat het college zich daarnaast nog meer dan nu kan richten op en kan aansluiten bij initiatieven vanuit de burgers en de stad. Er gebeurt ontzettend veel – veel mensen en organisaties zijn van goede wil gebleken en zijn bereid om energie te steken in de stad. De rol van de gemeente kan dan ook zijn om dwarsverbanden te maken in het bestaande: goede initiatieven ondersteunen en met elkaar verbinden. versterken van ontmoeting door cultuur De invalshoek van kunst en cultuur als aanjager voor de ontwikkeling van de creatieve stad vindt Saluti verfrissend en enthousiasmerend. Jongeren op die manier op hun talenten aanspreken zal een bijdrage leveren aan positieve beeldvorming. Waar het college kunst en cultuur wil gebruiken als voertuig voor uitwisseling tussen mensen vraagt Saluti serieus aandacht voor de kosten van cultuuractiviteiten en cultuuronderwijs: groepen met een laag inkomen kunnen nauwelijks gebruik maken van het aanbod van culturele instellingen.
38
Saluti is, net als het college, gecharmeerd van activiteiten die op een speelse wijze contacten tussen de bevolking vergroten, zoals het wereldfeest, dat van u extra geld heeft gekregen. Saluti vraagt daarom uw aandacht voor de stadsspelen die in sommige steden worden georganiseerd , waarbij jongeren uit alle wijken tegen elkaar strijden – in verplicht gemengd samengestelde teams – op verschillende gebieden, zoals sport, muziek, koken, kennis en kunst. Speelse competitie verbroedert; meerdere jongeren krijgen de kans hun talenten te laten zien en de wijken kunnen trots zijn op hun eigen “helden”. Dergelijke activiteiten passen goed in een optimistisch beleid dat positieve beeldvorming wil stimuleren. Saluti adviseert het college om ook in Utrecht de mogelijkheden van stadsspelen te onderzoeken.
11
Onder andere in Amsterdam (zie de homepage van Amsterdam), in samenwerking met de Rabobank. “StadsSpelen Amsterdam” is een strijd tussen de inwoners van de Amsterdamse stadsdelen op het gebied van dans, muziek, koken, quiz en voetbal.
39
Colofon Uitgave Saluti, Stedelijk Adviesorgaan Interculturalisatie Postbus 2158 3500 GD Utrecht Internet www.utrecht.nl/saluti
[email protected] Ambtelijk secretariaat Loubna Adahchour / 030 286 5951
[email protected] Annemarie de Nil (ambtelijk secretaris) / 030 286 5951
[email protected] Tugba Çavusoglu (projectondersteuner) / 030- 286 8217
[email protected] Samenstelling Saluti, Stedelijk Adviesorgaan Interculturalisatie Redactie Marie-José Linders (EMJEE Communicatie) Vormgeving Funda Çavusoglu (fundacavusoglu.com) Drukwerk DMO ReproService, Gemeente Utrecht Huisstijl Saluti De Hollandse Meesters www.hollandsemeesters.nl Bronvermelding Het overnemen van gegevens uit deze publicatie is toegestaan met de bronvermelding: Saluti, Stedelijk Adviesorgaan Interculturalisatie Datum 2 februari 2010
40
Saluti is ingesteld door Gemeente Utrecht