Users as Muse. Exploring Participation Models for (Prosumer) Engagement and Value-Creation. Gebruikers als muze. Participatiemodellen voor kennisuitwisseling tussen het publiek en het museum onderzocht.
Aanvraag embedded research 2 november 2013
Inhoud
1. Titel
p. 3
2. Samenvatting
p. 3
3. Hoofdaanvrager
p. 3
4. Medeaanvragers
p. 3
5. Inbedding
p. 4
6. Looptijd
p. 4
7. Samenstelling onderzoeksteam
p. 5
8. Beschrijving
p. 5
9. Wetenschappelijke producten en deliverables
p. 10
10. CV aanvragers
p. 11
11. Literatuur
p. 12
2
1. The Audience as Muse. Designing Participation Models for (Prosumer) Engagement and Value-Creation. 2. Samenvatting De rol van musea is in het digitale tijdperk onderhevig aan enorme veranderingen. Door het online presenteren van museale collecties ontstaan nieuwe contexten en mogelijkheden voor publiek. De consumer wordt prosumer, maar welke rol is er precies voor hen weggelegd? Op welke manier kan het museum gebruik maken van deze ontwikkelingen? De case study voor dit onderzoeksproject is het online platform Modemuze, een samenwerking tussen zeven Nederlandse musea met een mode- en kostuumcollectie. Dit onderzoeksproject ontwerpt, ontwikkelt en test een tool voor een platform waarop de bezoeker een andere rol krijgt dan in traditionele zin. Onderzocht wordt hoe Modemuze zich voor ‘special interest’ bezoekers kan ontwikkelen. Theorieën over publieksparticipatie, waarin het publieksperspectief en uitwerking in de praktijk vaak ontbreken, vormen het kader dat wordt getest aan de hand user-motivation en user-feedback. Hoofdvraag is wat de betekenis van het (digitaal) museum zou moeten zijn, welke vorm een platform moet aannemen om duurzame relaties met prosumers te kunnen faciliteren. Kernbegrippen: Digitaal museum, Participatie, Waardecreatie, Modemusea.
3. Hoofdaanvrager Dr. Javier Gimeno-Martínez (VU)
4. Medeaanvragers Prof. Dr. Ginette Verstraete (VU) Modemuze.nl. projectteam: -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐
Drs. Annemarie den Dekker, Amsterdam Museum Ninke Bloemberg, Centraal Museum Utrecht Gieneke Arnolli, Fries Museum Leeuwarden Drs. Madelief Hohé, Gemeentemuseum Den Haag Drs. Sjouk Hoitsma, Museum Rotterdam Drs. Trudie Rosa de Carvalho, Nationaal Museum Paleis Het Loo Drs. Bianca du Mortier, Rijksmuseum Amsterdam
Vertegenwoordigd door: -‐ -‐
Drs. Mila Ernst (projectmanager Modemuze) Drs. Marijke Oosterbroek (Manager E-Cultuur, Amsterdam Museum)
3
5. Inbedding van het project Dit project is een initiatief van de onderzoeksgroep Design and Community binnen het departement Kunst & Cultuur van de Faculteit Letteren (VU). Design and Community focust op de wijze waarop gemeenschappen design, zowel materieel als symbolisch, construeren en hoe design om beurt de culturele, sociale, economische en politieke relaties binnen een gemeenschap organiseert. Modemuze treedt op als partner in dit onderzoek, waarbij zij dient als case study in het onderzoeken van nieuwe relaties tussen museale collecties en special interest groepen. Een deel van het onderzoek richt zich op het ontwerpen en testen van (een) publieksgerichte toepassing(en) voor de Modemuze website waarop de gezamenlijke museale data wordt gepresenteerd. Dit onderzoekstraject vindt plaats in de ontwikkelingsfase van de website en zal vormend zijn voor de verdere opzet van de participatie die middels de site wordt gezocht met het publiek. In het najaar van 2010 namen zeven Nederlandse musea met een belangrijke modeen kostuumcollectie het initiatief om een gezamenlijke modesite te realiseren onder de naam Modemuze. Achtergrond was de jarenlange en regelmatige samenwerking tussen de kostuum- en modeconservatoren van deze musea: Amsterdam Museum, Rijksmuseum Amsterdam, Nationaal Museum Paleis het Loo, Gemeentemuseum Den Haag, Fries Museum Leeuwarden, Centraal Museum Utrecht en Museum Rotterdam. Het project, onder de naam Modemuze, wordt ondersteund door het Mondriaan Fonds, het VSB-fonds en het SNS Reaal Fonds en start per 1 november 2013. Modemuze heeft een looptijd van 5 jaar. De eerste 2 jaar zullen gebruikt worden om een platform te bouwen en verder uit te breiden naar inhoud en functionaliteit. Het landelijk online platform Modemuze richt zich op het permanent toegankelijk maken van museale deelcollecties, die vanwege hun kwetsbaarheid slechts tijdelijk kunnen worden getoond, met daarbij een gefundeerde online kennisuitwisseling met een breed publiek. Op de site worden de mode- en kostuumcollecties van de zeven participerende musea (en toekomstige partners) samengevoegd om zo een centraal online archief te vormen. Dat wil zeggen, de bestaande data van deze musea die online staan (of komen), worden gebundeld en aan elkaar gelinkt op de nieuwe website. Dit maakt de aard van het project Modemuze specifiek: de website wordt een doorzoekbaar archief gebaseerd op een combinatie van niet-homogene collectiedata van verschillende musea.1 Een van de belangrijkste doelstellingen van het project is om publiek te laten participeren en de interesses en kennis van verschillende professionals te verzamelen en te integreren op het platform.2 Het project zet in op aansluiting bij een breed publiek, om het Nederlandse mode- en kostuumerfgoed te verrijken en actualiteit te geven.
6. Looptijd 10 maanden (01 januari 2014 tot en met 31 oktober 2014), zie werkprogramma.
1
De musea hanteren hun eigen collectieregistratiesysteem. Dit refereert zowel aan het type software voor de registratie, als de (invoer)structuur die daarbinnen kan verschillen. 2 Projectplan Modemuze.nl 2013, p. 5.
4
7. Samenstelling onderzoeksteam a)
b) c) d)
e) f)
Hoofdaanvrager: Dr. Javier Gimeno-Martínez (VU, hoofd onderzoeksgroep Design & Community en medeorganisator van het platform Design and Fashion Cultures bij Netherlands Institute for Cultural Analysis-NICA) Medeaanvrager: Drs. Mila Ernst (projectleider Modemuze.nl) Medeaanvrager: Prof. Dr. Ginette Verstraete (VU) Embedded researcher: Lisa Whittle, MA Adviseur: Prof. Dr. Ginette Verstraete (VU Amsterdam) Adviseur: Drs. Marijke Oosterbroek (Manager E-Cultuur, Amsterdam Museum), Hester Gersonius (Nieuwe Media, Amsterdam Museum) Adviseur: Dr. Judith van Gent (Team Manager Documentatie en Fotografie, Amsterdam Museum) Technische ondersteuning: Marc Bloemendaal, Finalist (Websitebouwer) Private en publieke partijen: - Amsterdam Museum. Het Amsterdam Museum treed op als host voor de embedded researcher en faciliteert deze door de verstrekking van kennis uit voorgaande projecten. - Centraal Museum Utrecht. Ondersteuning van het project als onderdeel van het project Modemuze.nl, door levering data en inhoudelijke kennis. - Fries Museum Leeuwarden. Ondersteuning van het project als onderdeel van het project Modemuze.nl, door levering data en inhoudelijke kennis. - Gemeentemuseum Den Haag. Ondersteuning van het project als onderdeel van het project Modemuze.nl, door levering data en inhoudelijke kennis. - Museum Rotterdam. Ondersteuning van het project als onderdeel van het project Modemuze.nl, door levering data en inhoudelijke kennis. - Nationaal Museum Paleis Het Loo. Ondersteuning van het project als onderdeel van het project Modemuze.nl, door levering data en inhoudelijke kennis. - Rijksmuseum Amsterdam. Ondersteuning van het project als onderdeel van het project Modemuze.nl, door levering data en inhoudelijke kennis.
8. Beschrijving van het onderzoek
a) Wetenschappelijke kwaliteit De rol van musea is in het digitale tijdperk onderhevig aan enorme veranderingen. Door het online presenteren van museale collecties ontstaan nieuwe contexten en mogelijkheden voor publiek. Zo zien steeds meer projecten kansen in bijvoorbeeld crowd sourcing of het openstellen van de eigen data (Linked Open Data) waarbij het publiek de centrale rol krijgt. De rol van consumer verschuift naar die van prosumer, maar welke rol is er precies voor hen weggelegd?3 Op welke manier kan het museum, als onderdeel van de creatieve industrie, gebruik maken van deze ontwikkelingen? Deze ontwikkelingen in digitale technieken bieden in het bijzonder kansen voor museale modecollecties. Textiel en kleding zijn kwetsbare objecten en worden
3
Hier wordt de definitie van prosumer gevolgd als gesteld in ‘Production, Consumption, Prosumption. The Nature of Capitalism in the Age of the Digital Prosumer’ door George Ritzer en Nathan Jurgenson (2010).
5
slechts voor korte periodes tentoongesteld. Online tentoonstellingen kunnen de bereikbaarheid van deze collecties maximaliseren. Dit onderzoek bestudeert dit potentieel via de ontwikkeling van het platform Modemuze, dat een digitale, intermuseale modecollectie zal presenteren. De embedded researcher onderzoekt kritisch hoe Modemuze zich niet alleen voor de gemiddelde museumbezoeker kan ontwikkelen, maar ook voor ‘special interest’ bezoekers zoals ontwerpers, reenactmentgroepen en verzamelaars. De mogelijkheden van Web 2.0 worden hier benut om deze doelgroepen niet alleen als passieve gebruikers te laten optreden, maar ook als actieve opbouwers van dit platform. Dit onderzoek doet mee aan de realisatie van dit platform en bekijkt dit proces kritisch vanuit een wetenschappelijk standpunt. Modemuze vormt een ideale en unieke case om in de praktijk te reflecteren op de veranderende relatie tussen musea en de consument, tussen de creatieve industrie en museumprofessionals, dilettanten en verzamelaars.4 Modemuze legt een nadrukkelijke focus op participatie, hetgeen aanzet tot het nader onderzoeken van de rol van het digitale museum.
Probleemstelling De herdefinitie van musea in het digitale tijdperk werpt aan de ene kant vragen op over de mogelijkheid voor musea zich te profileren als een culturele autoriteit en selectief om te gaan met de informatie die online wordt geplaatst. Aan de andere kant doen er zich nieuwe kansen voor om het museum profileren als een participerend platform. De vraag is hoe musea beide functies kunnen uitoefenen en of ze überhaupt compatibel zijn. De laatste definitie van het museum door het ICOM dateert uit 2007 en stelt het museum voor als: A museum is a non-profit, permanent institution in the service of society and its development, open to the public, which acquires, conserves, researches, communicates and exhibits the tangible and intangible heritage of humanity and its environment for the purposes of education, study and enjoyment.5 Om hun onderwijzende en onderzoekende rol te waarborgen, moeten musea informatie blijven ontsluiten die het betrouwbare kenmerk van museale kennis draagt. Echter kan de door de consument gegenereerde informatie van bijzondere waarde zijn voor instellingen als musea. Het is hierbij van belang onderscheid te maken tussen verschillende soorten gebruikers. Museumapplicaties en interactieve tools worden meestal bedacht voor de gemiddelde museumbezoekers: een breed, veelal browsend publiek. De bezoeker die waardevolle informatie zou kunnen toevoegen, wordt niet specifiek in acht wordt genomen. Wanneer dit wel wordt gedaan kunnen interactieve tools in twee richtingen werken. Deze selectieve crowd sourcing moet worden nader onderzocht en kritisch bekeken. Hoe verandert in zo’n geval de rol van het publiek en van het museum? Op welke wijze kunnen culturele instellingen zinvolle vormen van participatie vormgeven? Er bestaan voorbeelden van digitale museale projecten waarin de bezoeker wordt gestimuleerd de collectie te doorzoeken en ermee aan de slag te gaan. Een
4
De mode en kostuumcollecties van de betrokken musea lenen zich bij uitstek voor een dergelijke onderzoek. De collecties vullen elkaar inhoudelijk aan in tijd en focus van de verzameling. Door deze bij elkaar te brengen verrijken de deelcollecties elkaar en ontstaat voor het publiek een vernieuwend overzicht op het gebied van mode- en kostuumgeschiedenis. 5 ICOM website.
[28 oktober 2013].
6
recent voorbeeld is de ontwikkeling van de Rijks Studio van het Rijks Museum Amsterdam, waarbij bezoekers onder hun eigen account eigen collecties kunnen samenstellen en afbeeldingen kunnen gebruiken om objecten mee te produceren.6 Ook in de vorm van social tagging proberen verschillende musea het publiek een meer invloedrijke rol te geven binnen het instituut.7 Daarnaast zijn er projecten, waarin de data van verschillende instanties worden gekoppeld om zo een netwerk van informatie te creëren en visualiseren. Deze linked data projecten zijn echter niet publieksgericht, de gebruiker heeft hierin echter vaak slechts een bezoekende rol. Over het algemeen kan worden afgevraagd of de gebruiker daadwerkelijk invloed heeft op de data binnen het netwerk. Dit zal een kenwaarde binnen de ontwikkeling van Modemuze zijn. Dit onderzoeksproject ontwerpt, ontwikkelt en test een tool voor een platform, een digitaal museum, waarin de bezoeker een andere rol krijgt dan in traditionele zin. De musea leveren in eerste instantie de content (data), hetgeen het uitgangspunt is van de website. Vanaf dit punt zijn meerdere wegen naar participatiemodellen te bewandelen. Het voorliggend onderzoek zal hierin richting uitwijzen, omdat het concept en de uitwerking getest zullen worden aan de hand van theorie, user-motivation en user-feedback. Dit voorstel voor embedded research richt zich op het ontwikkelen van een theoretisch kader voor de praktijk binnen het complexe veld van e-cultuur, erfgoed en creatieve industrie. Het behelst een onderzoek naar de rol en vorm van digitaal erfgoed in relatie tot verschillende gebruikersgroepen met Modemuze als case. Hoofdvraag daarbij is wat de betekenis van het museum in de toekomst zou moeten zijn, welke rol en vorm een digitaal platform zou moeten aannemen om duurzame relaties met prosumers te kunnen faciliteren. Benadering/Methodologie In de eerste fase van het project zal de ontwikkeling van Modemuze gericht zijn op de ‘special interest’ groepen.8 Dit is het publiek met een specifieke interesse en kennis, geselecteerd op hun aansluiting met of rol als onderdeel van de creatieve industrie. Door middel van een publieksgericht onderzoek wordt getracht antwoord te geven op de vraag hoe men een digitaal museum inricht ten dienste van deze groepen? Drie groepen die naar verwachting een grote rol zullen spelen op het platform zijn als volgt door Modemuze geformuleerd: jonge designers, reenactors en amateur verzamelaars. Elk van deze groepen heeft unieke kenmerken en interesses in mode en vormen een goede aanvulling op elkaar. 1. Jonge designers zijn de nog studerende, of recent afgestudeerde ontwerpers die hun weg in de modewereld aan het vormen zijn. De musea die onderdeel vormen van Modemuze hebben kenbaar gemaakt dat deze partijen inspiratie halen uit voorwerpen uit hun collecties en vooral gericht zijn op de gebruikte materialen en technieken, maar uiteraard ook stijl. Deze groep is op de hoogte van actuele ontwikkelingen op modegebied kunnen deze aan de historische collecties koppelen. 2. Reenactmentgroepen, bijvoorbeeld de Jane Austen Society, zijn vaak zeer actief op internet en richten zich met precisie op het namaken van historische kleding. Doordat zij deze kleding vervolgens ook dragen, komt deze tot leven en wordt gepoogd zo realistisch mogelijk te ervaren hoe men zich hierin
6
Rijks Studio.
[30 oktober 2013]. Voorbeelden hiervan zijn het Centraal Museum Utrecht (The Tagging Game) en het Amsterdam Museum. Op deze laatste site kan men in het online adlibsysteem tags toevoegen bij alle objecten. [30 oktober 2013], [30 oktober 2013}. 8 Projectplan Modemuze, december 2012, p. 7. 7
7
vroeger gedroeg. Wanneer de reenactors bij elkaar komen, wordt dit vaak uitvoerig gedocumenteerd. Deze informatie zou van uitzonderlijke waarde zijn ter verrijking van de bestaande collecties. 3. Amateurverzamelaars vertegenwoordigen weer een andere tak van het museale modepubliek. Met een eigen spiegelcollectie vinden zij vaak veel aansluiting bij de collecties van musea, maar hebben daarnaast veel unieke vondsten en kennis te bieden die niet aanwezig zijn in de musea. Diepere kennis, zowel als nieuwe vondsten, kunnen nieuw licht werpen op de bestaande collecties. Na het formuleren van heersende theoretische standpunten vanuit het wetenschappelijk vakgebied, worden de genoemde special interestgroepen aan de hand van participatief onderzoek in meerdere fasen betrokken bij een ontwerp voor de website. In de eerste fase, zullen de drie groepen worden uitgenodigd voor een bijeenkomst dan wel diepte interview, waarin zowel de wenselijke bijdrage als de mate en vorm van participatie die deze groepen wensen kunnen worden geformuleerd. Zouden deze groepen hun kennis willen linken aan museale collecties? Op welke manier zouden ze dat willen doen en onder welke voorwaarden? Welke kansen voor informatie-input kan Modemuze vergemakkelijken voor het publiek? De hieruit volgende kennis zal worden getest aan het vooraf bepaalde theoretisch kader en op basis van deze twee pijlers zal in de tweede fase een voorstel worden gemaakt voor een participatiemodel voor de website. Dit wordt van te voren zo veel mogelijk vrij gelaten, zodat de bevindingen naar aanleiding van de gesprekken leidend blijven. Het kan dus zijn dat er een alomvattend ontwerp ontstaat of dat er toch gekozen wordt voor twee of drie aparte toepassingen/ingangen binnen dezelfde presentatie. Wanneer dit advies omgezet is in een testbare (pilot) versie van de website, of ingang in de website, zal aan de drie verschillende groepen worden gevraagd om deze te testen om zo in de praktijk te kunnen analyseren wat werkt en wat niet (fase drie). Voor deze derde fase in het onderzoek is één maand berekend, waarna na deze periode een tweede gesprek zal worden gehouden. Ook is het mogelijk om een dagdeel te observeren hoe er met de site omgegaan wordt. De bevindingen uit deze fase van het onderzoek zullen worden vergeleken met de uitgangspunten en dit zal worden omgezet in een advies voor een definitieve toepassing voor het platform Modemuze: een concept voor interactieve datavisualisatie op een participatief museaal platform. Hoewel dit onderzoek zich toespitst op een vernieuwende museale case study, is tevens het uitgangspunt dat een dergelijk onderzoek zich uitstekend leent voor vertaling naar andere instituten of bedrijven binnen de creatieve industrie. Theoretisch kader Binnen de museale sector is er sinds de jaren ’70 een ‘visitor experience-driven’ of publieksgecentreerde aanpak ontstaan.9 Mede door de ontwikkelingen op digitaal vlak heeft dit invloed uitgeoefend op de gebruikerservaring van het museum. Recente theorieën binnen de museale sector stellen bijvoorbeeld dat het museum publieksgericht moet zijn, dat gebruikers hun eigen betekenis geven aan een culturele ervaring.10 Naast een democratisering van kennisuitwisseling, die de rol van het museale instituut problematiseert, wordt aangegeven dat er veel mogelijkheden
9
Kidd 2011, p. 64. De stem van de gebruiker zou hierbij zowel het projectontwerp en publieksgerichte programma’s kunnen informeren en aanscherpen. Zie: Simon 2010, [27 oktober 2013]. 10
8
liggen in de digitale technieken die tot nu toe onbenut zijn gebleven.11 In Identity and the Museum Visitor Experience, stelt John Falk dat de institutionele doelen van musea dusdanig aangepast moeten worden, zodat zij op de verwachtingen en motivatie van bezoekers kunnen inspelen.12 Dit suggereert een incorporatie van ondervraging van het beoogde publiek enerzijds en het testen van de beoogde doelstellingen anderzijds. Gerenommeerde publicaties, zoals Nina Simon’s The Participatory Museum en David Gauntlett’s Making is Connecting, verschaffen inzicht in de manier waarop particpatieprojecten opgebouwd zijn. Echter concentreren deze zich op voorbeelden of content analyses van bestaande projecten. Het publieksperspectief, hetgeen een significant aandeel in studies naar publieksparticipatie zou moeten behelzen, ontbreekt. Daarnaast is het soms de vraag of ook zinvolle participatie wordt beoogd wanneer een publieksprogramma wordt toegepast. Gauntlett bepleit in Making is Connecting dat mensen traditioneel onderwijzen (onder andere door musea) afwijzen (‘sit-back and be told-culture’). Volgens Gauntlett heeft er een verschuiving plaatsgevonden naar een maak cultuur (‘making-and-doing-culture’), wat onder andere door de komst van nieuwe media gefaciliteerd wordt.13 De actieve houding van het maken, zorgt ervoor dat mensen waardevolle connecties met de wereld om zich heen maken en hier zo ook (nieuwe) betekenissen aan kunnen geven. Voor zinvolle participatie is het zaak nog verder te denken en het publiek in staat te stellen nieuwe betekenissen aan de collecties te geven, die vervolgens ook erkende plek moeten krijgen om een duurzaam verrijkingsproces waar te maken. Echter stelt Andrew Keen in The Cult of the Amateur, dat het onderscheid tussen “content creators” en “content consumers” absoluut behouden moet blijven.14 Zal publieksparticipatie de kennis van musea verbreden of zal hun deelname leiden tot de banalisering van deze kennis? Welke plek krijgt de door de gebruikers gegenereerde informatie in relatie tot de wetenschappelijke museale data? Wanneer wordt nagestreefd dat de gebruiker als maker een zinvolle participatieve relatie aangaat met een museaal platform, heeft dit verschillende implicaties. Bijvoorbeeld, als een gebruiker het gereedschap wordt gegeven dat voorheen exclusief gereserveerd was voor de conservator, kunnen vragen over auteurschap en restricties gesteld worden. Als Keen’s kritiek op deze verschuivende rol van de consument als producent moet worden gevolgd, loopt de waarde van informatie, vooral van die van professionelen, groot gevaar.15 Wat zijn de grenzen van de vrijheid of moet deze wel begrensd worden? Is er een gatekeeper nodig? Kan betekenis worden gecreëerd door mass (online) collaboration? Wordt hierbij werkelijke meerwaarde gecreëerd? En welke gevolgen heeft een dergelijke aanpak voor het museum? Elementen uit heersende theorieën over publieksparticipatie en het digitaal museum zullen een kader vormen voor het verdere onderzoek.
b) Benutting/relevantie Dit onderzoek stoelt op de disciplines van mode-, media- en museumstudies. De bevindingen van het onderzoek zullen leiden tot de ontwikkeling van (een) toepassing(en) op een vernieuwend digitaal platform, dat internationaal al op de kaart is gezet en een groot draagvlak kent in de museale wereld.16 Uniek aan dit
11
Kidd 2011, pp. 64-65. Falk 2009, p. 243. [Check!] 13 Gauntlett 2011, pp. 11-13. 14 Keen 2007, p. 188. 15 Zie onder andere: Keen 2007, p. 186. 16 Bianca du Mortier, mode- en kostuumconservator in het Rijksmuseum Amsterdam, vertegenwoordigde en presenteerde Modemuze.nl in 2012 op ICOM Costume. Daarnaast is 12
9
onderzoeksproject is dat theorieën uit de geesteswetenschappen worden getoetst aan de realiteit, waaruit een concreet product voortvloeit dat in bètaversie is getest door het publiek dat heeft meegewerkt bij het creëren. Door de toepassing in te richten met en voor een publiek dat onderdeel vormt van de creatieve industrie, zal ook het platform zich versterkt verbinden aan deze sector. Het praktisch uitvoeren van vooraf bepaalde theoretische perspectieven leidt vervolgens ook tot het kunnen produceren van nieuwe wetenschappelijke perspectieven en inzichten. Publieksparticipatie is een actueel thema binnen de creatieve sector. Echter zijn er weinig praktische, publieksgerichte onderzoeken die theorie koppelen aan praktijk. Deze pilot, zowel het eindproduct als de weg er naartoe, fungeert als voorganger voor vele mogelijke verder ontwikkelingen in participatieprojecten. Dit beperkt zich niet tot de museale instellingen, maar kan toepassing vinden in vrijwel alle instituten binnen de creatieve industrie die een wens van publieksparticipatie uitdragen. De bevindingen van dit onderzoek kunnen daarom worden voortgezet in vervolgonderzoek.
c) Samenhang van het onderzoek Vanuit de VU zal dit project worden begeleid op de theoretische en reflexieve kant. Binnen de groep Design and Community wordt gekeken naar de interactie tussen design en maatschappij. Begeleiding over mode studies, prosumer en de culturele impact van Web 2.0. zal worden gegeven door hoofdaanvrager Javier GimenoMartínez in samenwerking met Ginette Verstraete, hoogleraar Comparative Arts and Media Studies. Modemuze wordt gevormd door een externe projectleider en de zeven modeen kostuum conservatoren als vertegenwoordigers van de musea. Op deelterreinen (o.a. collectie, ICT, sponsoring, PR) wordt gedurende het project kennis gedeeld en gebruik gemaakt van de ervaring en expertise van specifieke medewerkers binnen de musea. Mila Ernst (CultuurGoed) is aangesteld als projectleider en aldus verantwoordelijk voor de coördinatie van de samenwerking en de realisatie van het platform. De projectleider van Modemuze zal in nauwe samenwerking met de onderzoeker de eerste fase van de ontwikkeling van het project vormgeven om zo optimaal gebruik te kunnen maken van onderzoeksresultaten. Het Amsterdam Museum, als penvoerder van het project Modemuze, wil graag optreden als host en de embedded researcher faciliteren. Zij hebben inmiddels veel ervaring opgedaan met veel bezochte verhalen websites (o.a. www.geheugenvanoost.nl en www.buurtwinkels.nl), waar vrijwilligers hun eigen verhalen delen met het museum. In het project Modemuze zien zij de uitdaging op welke wijze musea verdere online betrokkenheid kunnen genereren, zowel bij professioneel geïnteresseerden, als bij hobbyisten en verzamelaars, in het complexe veld van de creatieve industrie en belangrijke stakeholders voor musea in het algemeen.
9. Geplande wetenschappelijke producten en andere deliverables Het resultaat van het onderzoek is tweeledig: praktisch gezien is de uitkomst van de embedded research een toepassing(/toepassingen) op een groot nationaal platform, dat internationaal al op de kaart is gezet en een groot draagvlak kent in de museale wereld. Het uitvoeren van vooraf bepaalde theoretische perspectieven leidt vervolgens ook tot het kunnen produceren van nieuwe wetenschappelijke perspectieven en inzichten. Naast de waarde die deze hebben voor het project Modemuze, zullen deze ook relevant zijn voor andere samenwerkingsprojecten,
het draagvlak van het project groot, niet alleen onder de initiatiefnemers, maar ook in de gehele musea.
10
zowel in de museale sector als de creatieve industrie. De toepassing(en) zijn interessant voor zowel de modewereld (wetenschappelijke en de industrie), de creatieve industrie en de wetenschap, vanwege de opzet van het onderzoek en de uitvoering. Door de wens van specifiek geselecteerde doelgroepen om te zetten in een toepassing(/toepassingen) die door diezelfde groepen getest wordt, kunnen de inzichten die het resultaat zijn van dit onderzoek ingezet worden bij de ontwikkeling en het gebruik van toepassingen die zich richten op publieksparticipatie en community building. De bevindingen van het onderzoek, het proces zowel als het resultaat, zullen door de onderzoeker gevormd worden tot een artikel, hetgeen in wetenschappelijke context (journal) gepubliceerd wordt (Fashion Theory/Science Education/Journal of Research in Science Teaching/Museumvisie/Cultural Trends/Information Technology & People). Ook kan op (internationale) conferenties, zoals het jaarlijks gehouden DEN (Digitaal Erfgoed Nederland) of de MuseumNext conferentie in 2014, een bijdrage worden geleverd door het onderzoek te presenteren.17 Niet alleen in Nederland is er belangstelling voor deze museale samenwerking, ook bij collegainstellingen in het buitenland (musea, Europeana Fashion) is er veel interesse in de ontwikkeling van het project.
10. Kort CV van de aanvragers 10.1. Dr. Javier Gimeno-Martínez (VU) Javier Gimeno-Martínez is universitair docent aan de VU. Hij heeft een MA-diploma Industriële Vormgeving behaald aan de Universidad Cardenal Herrera te Valencia (Spanje) en een MA-diploma Kunstgeschiedenis aan de Universidad de Valencia. Hij behaalde zijn doctoraat in 2006 aan de KULeuven met het proefschrift “The Role of the Creative Industries in the Construction of Regional/European Identities (19752002): Design and Fashion in Belgium and Spain.” Hij was gastonderzoeker in het departement Designgeschiedenis aan de Royal College of Art (Londen, VK) in het academisch jaar 2009-2010. Gimeno-Martínez doceert “Methods of Design Analysis: The Meanings of Design”, “The Arts and Crafts of Dutch Design” (MA Design Cultures) en “Modegeschiedenis en -theorie” (BA Media, Kunst, Design en Architectuur) aan de VU. Zijn onderzoek bestudeert design en mode als verbonden aan consumptie, gender en nationale identiteit. Sinds het behalen van zijn doctoraat heeft hij onderzoek verricht naar de veranderde culturele statuut van het design en de kunstambachten vanaf 1950 tot op heden. Designers en designcritici zijn niet de enige actieve spelers die het designlandschap vormgeven. Gimeno-Martínez kijkt naar de institutionalisering van het design binnen zijn onderzoek. Instellingen voor designpromotie, musea en designprijzen hebben een rol gespeld in de perceptie van design, mode en kunstambachten. Hij was postdoctoraal onderzoeker van het FWO (2007-2010) en redactielid van de Journal of Design History (Oxford University Press) (2008-2013). Hij is een van de drie organisatoren van het Design and Fashion Cultures Platform aan het Netherlands Institute for Cultural Analysis (NICA). 10.2 Drs. Mila Ernst (projectleider Modemuze) Mila Ernst studeerde nieuwe en nieuwste geschiedenis (UvA) en werkte na haar studie in o.m. het Zaans Museum en het Amsterdam Museum. Als hoofd educatie
17
Mogelijkheid tot aanvraag voor de participatie loopt tot 15 november 2013. De aanvraag zal ingediend worden voor deze datum.
11
van het Amsterdam museum ontwikkeling zij een vernieuwend social inclusion beleid en was zij initiator van het succesvolle verhalenproject www.geheugenvan oost.nl waar buurtbewoners hun verhalen met elkaar en het museum delen. Op dit moment werkt zij als kleine zelfstandige onder de naam CultuurGoed aan projecten op het snijvlak van erfgoed, participatie en educatie. Tot december 2011 was zij projectleider bij het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis van de landelijke website www.vijfeeuwenmigratie.nl. Sindsdien werkt zij voor verschillende grote en kleine (culturele) opdrachtgevers. 10.3. Prof. Dr. Ginette Verstraete (VU) Ginette Verstraete is hoogleraar Comparative Arts and Media aan de VU waar zij ook afdelingshoofd is. Ze behaalde haar BA-diploma (licentiaat) aan de Universiteit Antwerpen en haar MA-diploma aan het University College Dublin. Ze behaalde haar doctoraat aan de State University of New York at Buffalo. Na haar terugkomst uit de VS heeft ze gedoceerd aan de Universiteit Antwerpen (1992) en was zij universitair docent aan de Universiteit Maastricht (1992-2002) en universitair hoofddocent aan de UvA, waar zij de Simone de Beauvoir leerstoel hield in Contemporary Intellectual History (2000-2005). Verstraete is gastdocent, gastonderzoeker of programmacoördinator aan de UC Berkeley, UC Santa Cruz, The Open University (VK) en de Central European University te Budapest. In 2012 was ze Fellow bij NIAS-Wassenaar en in 2013 gastonderzoeker aan New York University. Ze is redactie- en adviserend lid van verschillende internationale academische tijdschriften, boekenreeksen en onderzoeksscholen. Ze heeft verschillende onderzoeksbeurzen ontvangen van Fulbright, NWO, ESF, German Federal Cultural Foundation, etc. Ze heeft verschillende doctoraten met succes begeleid en heeft deelgenomen aan verschillende doctoraatscommissies. Ze heeft gepubliceerd over cultuurwetenschappen en mediastudies, media, globalisering, mobiliteit en over de kruispunt tussen media en kunsten. Haar huidig onderzoeksproject heeft als titel: 'Networked Mobilities: Media, Movement and Urban Space'. Lisa Whittle, MA De voorgestelde embedded researcher, Lisa Whittle, is onlangs afgestudeerd van de VU Amsterdam en heeft een MA in Design Cultures en een BA in Fashion & Design van het Amsterdam Fashion Institute. De combinatie van deze twee studies maakt de onderzoeker uiterst geschikt om dit onderzoek uit te voeren. Als ontwerper is zij zelf onderdeel geweest van de creatieve industrie, hetgeen voorgaand onderzoek als wetenschapper zeker heeft beïnvloed. Haar afstudeerproject voor de VU vloeide voort uit de onderzoeksstage bij het project Modemuze en richtte zich op de nieuwe verbanden tussen drie ‘phallus beursjes’ die ontstonden bij het samenvoegen van voorheen gescheiden informatie van het Rijksmuseum, Paleis Het Loo en het Amsterdam Museum. De kennis en ervaring uit dit onderzoek, en kennis van het (uitvoerende) modevak en voortgezette betrekking bij Modemuze zorgen voor een onderbouwde visie op het hier voorgestelde onderzoek.
11. Literatuur Dr. Javier Gimeno-Martínez: “Restructuring Plans for the Textile and Clothing Sector in Post-industrial Belgium and Spain,” in Fashion Practice (Berg) 3.2 (2011), pp. 197-224.
12
“Redefining Social Design in 1970s Belgium: Affordable Design vs. Elite Design,” in Interiors: Design, Architecture and Culture (Berg) 2.2 (2011), pp. 149-168. “The Signe d'Or Award Scheme from 1956 to 1960: The Economic Reasons for ‘Good Design’”, in Konsthistorisk Tidskrift/ Journal of art History (Routledge) 79.3 (2010), pp. 127-145. “Industrial Design in the Museum. The Case of the FN Milking Machine (ca. 1947)”, in The Burlington Magazine (Burlington Magazine Foundation) 1290 (September 2010), pp. 603-608. Gimeno-Martínez, Javier and Jasmijn Verlinden, “From Museum of Decorative Arts to Design Museum: The Case of the Design Museum Gent”, in Design and Culture (Berg) 2.3 (2010), pp. 259-283. Gimeno-Martínez, Javier and Fredie Floré (eds.), Design and Craft: A History of Convergences and Divergences. 7th Conference of the International Committee of Design History and design Studies. 20-22 September 2010. Brussels: Vlaamse Koninklijke Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten, 2010. “Women Only. Design Events Restricted to Female Designers during the 1990s.” Design Issues (MIT Press) 23.2 (2007), pp. 17-30. “La Nave. How to Run an Anarchical Design Company.” Journal of Design History (Oxford University Press) 15.1 (2002), pp. 15-32. “Deciding the Cultural Status of Craft and Design: The Design Museum as Defining Agent for the Term Design.” Another Name for Design: Words for Creation. International Conference of Design History and Design Studies. Osaka: Osaka University (2008), pp. 114-117. “We Do Not Just Make Clothes. The Institutionalisation and Intellectualisation of Belgian Fashion (1981-2001).” Connecting: 5th International Conference on Design Studies and Design History [CD-ROM]. Helsinki: University of Art and Design, (2006), pp. 1-9. Prof. Dr. Ginette Verstraete: Verstraete, G. (2011). The politics of convergence: On the role of the mobile object. Cultural Studies 25 (4/5), pp. 534-547. Verstraete, G (2011). Review of Anthropology and the Individual: A Material Culture Perspective, ed. Daniel Miller. Theory, Culture & Society 28.5 (September 2011), pp. 155-159. Verstraete, G. (2010). Tracking Europe: Mobility, diaspora, and the politics of location. Durham, NC: Duke UP. Blom, I., Schröter, J. & Verstraete, G. (Eds.). (2010). Intermedialities: Theory, history, practice. Acta Universitatis Sapientiae. Film and Media Studies 2. Imre, A. & Verstraete, G. (Eds.). (2009). Media globalization and post-socialist identities. European Journal of Cultural Studies 12 (2), 131-233.
13
Verstraete, G. (2008). Diaspora et interactivité dans l’oeuvre de Keith Piper. In B. Darras (Dir.). Série images analyses.Publications de la Sorbonne. Images et Etudes Culturelles, pp. 51-64. Verstraete, G. (2007) Women’s resistance strategies in a high-tech multicultural Europe. In K. Marciniak, A. Imre & A.O’Healy (Eds.) Transnational feminism in film and media (pp. 111-128). New York: Palgrave Macmillan. Verstraete, G & Cresswell, T. (Eds.). (2002). Placing mobility, mobilizing place: The politics of representation in a globalized world. Amsterdam: Rodopi. Literatuurlijst Gebruikte literatuur: Falk, John H., Identity and the Museum Visitor Experience, Walnut Creek, CA (Left Coast Press) 2009. Gauntlett, David, Making is Connecting. The Social Meaning of Creativity, From DIY and Knitting to YouTube and Web 2.0, Cambridge (Polity Press) 2011. Keen, Andrew, The Cult of the Amateur. How Today’s Internet is Killing Our Culture, New York (Doubleday) 2007. Kidd, Jenny, ‘Enacting Engagement Online: Framing Social Media Use for the Museum’, Information Technology & People, 24 (2011) 1, pp. 61-77. Simon, Nina, The Participatory Museum, (Museum 2.0) 2010. [27 oktober 2013]. Voorgestelde literatuur: Black, Graham, Transforming Museums in the Twenty-first Century, Oxford (Routledge) 2012. Falk, John H., Lynn D. Dierking, Museum Experience Revisited, Walnut Creek, CA (Left Coast Press) 2012, Second Edition. Livingstone, S., ‘The Participation Paradigm in Audience Research’. The Communication Review 16 (2013) 1-2, pp. 21-30. Van Dijck , J., ‘Users Like You: Theorizing Agency in User-Generated Content’. Media, Culture and Society 31 (2009) 1, pp. 41-58. Verboom, Jessica, Payal Arora, ‘Museum 2.0: A Study Into the Culture of Expertise Within the Museum Blogosphere’, First Monday 18 (2013) 5. [27 oktober 2013].
14