UNIVERZITA PALACKÉHO V OLOMOUCI FAKULTA FILOZOFICKÁ KATEDRA NEDERLANDISTIKY
BAKALÁŘSKÁ PRÁCE NIZOZEMSKÁ FILOLOGIE Het beeld van Nederland in stadsgezichten en landschappen van schilders uit de Gouden Eeuw Obraz Nizozemí v městských scenériích a krajinách z tzv. Zlatého století
The picture of the Netherlands in landscape and townscapes in the Golden Age
Vedoucí práce: Doc. Dr. Wilken Engelbrecht, cand. litt.
Vypracovaly: Zuzana Vaidová & Kateřina Šedová
V Olomouci, 2008
Verklaring
Wij verklaren, dat we dit bachelorwerk aan het thema Het beeld van Nederland in stadsgezichten en landschappen van schilders uit de Gouden Eeuw zelf, alleen met gebruik van de genoemde literatuur en de andere bronnen en met begeleiden van heer Doc. Dr. Wilken Engelbrecht, cand. litt. hebben gemaakt.
Prohlašujeme, že jsem naši závěrečnou práci na téma Obraz Nizozemí v městských sceneriích a krajinách z tzv. Zlatého století vypracovaly samostatně a uvedly jsme v ní veškerou literaturu a ostatní zdroje, které jsme použily.
Dankbetuiging
Wij danken onze begeleider heer Doc. Dr. Wilken Engelbrecht, cand. litt. voor zijn vakbegeleiding en aanmerkingen bij de verwerking van het bachelorwerk.
Olomouc, 17.4.2008 Zuzana Vaidová & Kateřina Šedová
Inhoud INLEIDING ................................................................................................. 6 1. GOUDEN EEUW (K.Š.) ......................................................................... 8 1.1 Wetenschap tijdens de Gouden Eeuw (Z.V.).................................... 8 1.2. Literatuur tijdens de Gouden Eeuw (Z.V.) ..................................... 10 1.3 Het begin van de koloniale traditie (Z.V.)........................................ 12 1.4 De maatschappelijke vehouding (K.Š. & Z.V.)................................ 14 2. DE TACHTIGJATIGE OORLOG (K.Š.)................................................ 16 2.1 De redenen van het conflict (K.Š.).................................................. 16 2.2 Het verloop van de oorlog (K.Š.) .................................................... 19 2.3 Het einde van de tachtigjarige oorlog (K.Š.) ................................... 21 3.DE REVOLUTIE IN DE KUNST - (ARCHITECTUUR EN SCHILDERKUNST) (K.Š. & Z.V.) ............................................................ 23 3.1 De architectuur (Z.V.) ..................................................................... 23 3.1.1 Vertegenwoordigers van de renaissancebouwkunst (Z.V.)...... 24 3.1.2 De Nederlandse renaissance (Z.V.)......................................... 25 3.1.3 Het classicisme (Z.V.) .............................................................. 26 3.1.4 De vertegenwoordigers van het classicisme (Z.V.).................. 27 3.2 De schilderkunst (K.Š.)................................................................... 28 3.2.1 Schilders en genres tijdens de Gouden Eeuw(K.Š.) ................ 30 3.2.2 Sint-Lucasgilde (K.Š. & Z.V.) ................................................... 34 4.1 Landschappen (K.Š) .......................................................................... 37 4.1. De oorsprong, ontwikkeling en de vertegenwoordigers van de landschapschilderkunst .................................................................... 37 4.1.1. Het uitbeelden van ´t landschap in de prehistorie en oudheid 37 4.1.2 Het uitbeelden van het landschap in de middeleeuwen en in de renaissance ...................................................................................... 37 4.1.3 Het uitbeelden van het landschap in de 17e eeuw ................... 38 4.1.4 Het uitbeelden van het landschap in de 19e en de 20e eeuw... 38 4.2 De Italianisten................................................................................. 38 4.3 Schilders van de Nederlandse landschappen ................................ 40 4.3.1 Haarlemse school .................................................................... 43
4
4.3.2 Esaias van de Velde (1587-1630)............................................ 44 4.3.3 Jan Josephsz. van Goyen (1596-1656) ................................... 46 4.3.4 Salomon van Ruysdael (1600/1603-1670)............................... 50 4.3.5. Jacob Isaacsz. van Ruisdael (1628/1629-1682) ..................... 52 4.3.6 Aert van der Neer (1603/1604-1677) ....................................... 57 5 Stadsgezichten (Z.V.) ........................................................................... 59 5.1 De oorsprong van de stadsgezichten ............................................. 59 5.1.1 Kunsttechniek van de zeventiende- eeuwse schilders............. 59 5.1.2 De stad als een kunstmotief voor kunstenaars ........................ 60 5.2 Wie zich met wat bezighield? ......................................................... 60 5.2.1 Wat was de hulpmiddel voor de kunstenaars? ........................ 61 5.3 Schilders van alles wat tot de stad behoort .................................... 62 5.3.1 Pieter Saenredam (1597 – 1665)............................................. 62 5.3.2 Emanuel de Witte (1617 – 1692) ............................................. 65 5.3.3 Pieter de Hooch (1629 – 1684)................................................ 66 5.3.4 Johannes Vermeer van Delft (1632 – 1675) ............................ 67 5.3.5 Gerrit Adrienszoon Berckheyde (1638 – 1698)........................ 70 5.3.6 Jan van de Heyden (1637 – 1712)........................................... 72 5.3.7 Carel Fabritius (1622 – 1654) .................................................. 74 5.3.8 Egbert van der Poel (1621 – 1664).......................................... 74 5.3.9 Daniel Vosmaer (1622 – 1699/1670) ....................................... 75 5. 4 Stadsgezichten vanaf 15de eeuw tot nu toe ................................... 76 6. HET VERVAL VAN DE GOUDEN EEUW (K.Š. & Z.V)........................ 77 6.1. Het verval van de kunst in de 18e eeuw ........................................ 77 CONCLUSIE ............................................................................................ 79 CONCLUSIE IN HET TSJECHISCH........................................................ 80 CONCLUSIE IN HET ENGELS................................................................ 82 BRONNEN ............................................................................................... 84
5
INLEIDING In de eerste plaats willen we in onze werk een algemeen beeld van Nederland geven. We proberen enkele historische, politieke en culturele samenhangen te noemen. Over politiek spreken we in verband met de relatie tussen de Republiek tot andere Europese landen, verder hebben we het over de opstelling van Nederland in verband met de wereldhandel. We schrijven over de gevolgen van de Tachtigjarige Oorlog. Wat de maatschappelijke verhouding betreft, proberen we te verhelderen hoe de maatschappij in de Gouden Eeuw eruit zag, we schrijven over de religieuze kwesties maar ook over wetenschap en hoe de wetenschap uit die tijdinvloed heeft gehad op de toekomstige wetenschappers en de maatschappij. Een stuk van onze werk bestemmen we ook voor kwesties uit de cultuur zoals literatuur of architectuur. We zijn van mening dat alles nauw samenhangt en het zodoende mogelijk is om een verband te zoeken tussen al de voornoemde gebieden van het menselijke leven en de schilderkunst. In moderne tijd dient ons voor de documentatie een fototoestel – een fotografie – maar vroeger hadden de mensen in plaats daarvan de beeldende kunst. Door bemiddeling van de schilderkunst kunnen we de gezichten van belangrijke staatsmannen zien, we komen erachter hoe de woningen van de mensen er uitzagen in de steden of op het platteland, hoe de mensen hun tijd doorbrachten of zels wat ze aten. We zien hoe het landschap er uitzag, wat de schilders aan het landschap heeft geboeid, hoe de steden er uitzagen en hoe de architectuur in die tijd was.
Landschappen – Kateřina Šedová Ik ben geen studente kunstgeschiedenis dus bekeek ik de schilderijen als een gewone toeschouwer die in het weekend naar een museum gaat – wat mij op het eerste gezicht in het oog springt... Na de gewonnen opstand tegen Spanje beginnen de Nederlanden met het vormen van nieuwe kusnt. De vrijheid geeft hun genoeg energie om hun land aan de
6
wereld te laten zien. De schilderijen zijn vol van het klassieke Nederland – water, zee, wolken, lucht, wind en molens, een wankel evenwicht tussen natuur en mens, van water en land, van lucht en water.
Stadsgezichten – Zuzana Vaidová In mijn deel probeer ik de stad in het globaal te duiden. Ik wilde me richten op het gezicht van stad en binnenstad. Ik wil over kerken, interieurs van kerken, straten, pleinen, het leven van de stadsinwoners praten. Ik ben geen studente kunstgeschiedenis maar ik probeer over enkele schilderijen uit kunst oogpunt praten of om werken van enkele schilders te vergelijken.
7
1. GOUDEN EEUW De zogenaamde Gouden Eeuw is de periode in de Nederlandse geschiedenis, toen de Zeven Provinciën (Holland, Zeeland, Groningen, Utrecht, Friesland, Gelderland, Overijssel en Drenthe1) een economische opbloei beleefden. Deze periode duurde bijna de hele 17e eeuw. In het jaar 1581 ontstond, nog tijdens de Tachtigjarige Oorlog, de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, op het gebied van het huidige Nederland. De republiek was in deze periode als staatsinrichting niet gebruikelijk. Op 26 juli 1581 werd in Den Haag het zgn. Plakkaat van Verlatinghe getekend. Deze verklaring was een officiële ontkenning van de Spaanse koning Filips II als heer van de Nederlanden. Men verklaarde dat Filips met zijn onwettig gedrag de troon verlaten had, vandaar de titel van het document. De Gouden Eeuw was de tijd van de oprichting van de eerste Noord-Nederlandse universiteit, namelijk de Universiteit van Leiden die op 8 februari 1575 werd opgericht (na de oprichting van deze universiteit ontstonden er ook in andere provincies universiteiten). De Universiteit Leiden werd als een soort geschenk gegeven door Willem van Oranje na het Leidens verzet tijdens de Tachtigjarige Oorlog tegen de Spanjaarden. De stad kon uit twee geschenken kiezen, namelijk tussen een tien jaar lange vrijstelling van belasting betalen of een universiteit. De Universiteit kreeg als motto “Praesidium libertatis” dat betekent “bolwerk van de vrijheid”.2
1.1 Wetenschap tijdens de Gouden Eeuw Aan de oprichting van de universiteiten en hun opbloei was ook de ontwikkeling van de wetenschap verbonden. De 17e eeuw was daarom in Nederland ook de tijd van de wetenschap – bijv. de wiskunde, 1
Drenthe had wel een eigen Statenvergadering, maar was te dun bevolkt en te arm om in de Staten-Generaal vertegenwoordigd te zijn. Daar warden de Drentse belangen waargenomen door Overijssel.
2
http://www.historie.leidenuniv.nl/index.php3?m=2&c=14.
8
natuurkunde, biologie; de tijd van uitvindingen zoals microscoop, thermostaat, onderzeeër of, heel praktisch, de houtzaagmolen. Op het gebied van wiskunde moeten we Rudolf Snellius (15461613) en zijn zoon Willibord Snellius (1580-1626) noemen. Nu kennen we het zogenaamde “getal van Ludolph” vijfendertig decimalen van п. Dat getal kwam van de Duits-Nederlandse wiskundige Ludolph van Ceulen. Antoni van Leeuwenhoek was de uitvinder van de eerste microscoop – dat was steeds nog alleen een primitieve microscoop. De andere namen die we in verbinding van dit apparaat kunnen noemen zijn: Zacharias Jansen of Cornelis Drebbel (1572-1633) – de uitvinder van de onderzeeboot en van de thermostaat. En aan de verbetering van de microscoop werkten Christiaan Huygens, Antoni van Leeuwenhoek zelf en Jan Swammerdam. Jan
Swammerdam
was
een
anatoom.
Hij
ontdekte
de
rode
bloedlichaampjes en bestudeerde de structuur van de hersens en longen. Hij was ook bezig met het bestuderen van insecten. In deze studies was Antoni van Leeuwenhoek zijn opvolger, hij ging door met de studie van bloed en het sperma. Verder werkte bijvoorbeeld Reinier de Graaf (16411673) op het gebied van de biologie. Hij was een arts en anatoom en beschreef de bolletjes rond de eicel die nu de “Graafse follikels” worden genoemd. De Nederlandse wetenschappers hielden zich niet alleen met biologie bezig maar ook bijvoorbeeld met de botanica. Ze bestudeerden bijv. vreemde planten en dat was logisch, omdat er veel exotische planten uit de Nederlandse koloniën werden gebracht. Éen van de belangrijkste botanici van deze tijd was de Nederlandse natuurhistoricus van Duitse afkomst Georg Everard Rumphius (1627-1702). Jan van der Heyden (1637-1712), een Nederlandse schilder, vond een vernuftig mechaniek uit. Dat was een speciale lantaarn. Dat was de eerste straatlantaarn. De vlam ging nooit uit. Deze uitvinding had veel succes. De lantarens kregen in de stad (Amsterdam) eigen plaatsen,
9
waarmee
deze
stad
de
eerste
Europese
stad
met
openbare
straatverlichting werd. Dankzij de Nederlandse tolerantie werden er door buitenlandse filosofen progressieve ideeën geformuleerd. Deze zijn van de PortugeesJoodse filosoof Baruch Spinoza en de Fransman René Descartes. De reden waarom we René Descartes onder de belangrijke Nederlandse figuren kunnen noemen, is wegens de tolerantie. Hij kon zijn werken niet in Frankrijk publiceren dus ging hij naar de Zeven Provinciën. Spinoza en Descartes waren niet alleen filosofen maar ze waren ook bezig met andere gebieden van het menselijke weten. Spinoza wijdde zich ook aan de optica en Descartes aan de wiskunde. Dat was alleen een korte inleiding van de Nederlandse bijdrage in de 17e eeuw aan de mondiale wetenschap.
1.2. Literatuur tijdens de Gouden Eeuw De Gouden Eeuw was niet alleen gunstig voor alle gebieden van de wetenschap, maar ook voor de literatuur. De Gouden Eeuw is de tijd van oden, sonnetten, puntdichten, elegieën, moralistische toneelspelen, komedies en tragediën. Er werd “politieke poëzie”, “boertige poëzie”, “amoureuze poëzie” en de “aandachtige poëzie” geschreven. Dit is de verdeling van de poëzie volgens de dichter Bredero.3 Vertegenwoordigers van deze periode zijn bijv. Joost van den Vondel (1587-1679), Gerbrand Adriaenszoon Brederro (1585-1618), Roemer Visscher (1547-1620), Constantijn Huygens (1596-1687), Jacob Cats (1577-1660), Pieter Corneliszoon Hooft (1581-1647) die vooral dankzij zijn politieke poëzie beroemd is. Hij is de auteur van allegorieën zoals “Het Pascha” of “Palamedes of de vermoorde onnoselheit”. Hij schreef ook hekeldichten en sonnetten over de liefde.
3
Krijtová, O.: Nizozemská poezie zlatého věku, p. 75.
10
Met de naam van Hooft was ook de naam van een culturele en intellectuele kring verbonden. De leden van die kring ontmoetten elkaar in een kasteel vlakbij Amsterdam in Muiden – de zgn. Muiderkring: “In de zomer, gewoonlijk in augustus, ontmoetten veel vrienden uit de wereld van kunst en wetenschap, met wie Hooft een levendige briefwisseling door de rest van het jaar onderhield, elkaar op het Muiderslot, waar ze hun dagen doorbrachten met liedjes, dansen en de recitatie van gedichten.”4 Bovendien voerden ze taalkundige debatten. Het “Boertigh Amoreus en Aandachtigh Groot Lied-boeck” is het werk van Gebrand Adriaenszoon Bredero. Hij is beroemd dankzij zijn kluchten of komedies. Heel populair was zijn “De Spaanse Brabander”. Zijn “Boerengezelschap” kunnen we vergelijken met de genreschilderijen van de Nederlandse genreschilders – het gewone leven van de gewone mensen. Joost van Vondel was katholiek en hij verborg dat niet. De thema´s van zijn toneelstukken zijn meestal onderwerpen uit de Bijbel. Roemer Visscher is beroemd voor zijn snelgedichten. Tweeduizend puntdichten, maar niet alleen deze, heeft Constantijn Huygens (1596-1687) geschreven. Hij was secretaris van de stadhouder Frederik-Hendrik en de vader van de beroemde Nederlandse wetenschapper Christiaan Huygens (1629-1695). Jacob Cats (1577-1660), het “Vadertje Cats”, was de auteur van morele gedichten. In 1637 werd de “Statenbijbel” uitgegeven. De Statenbijbel was heel belangrijk werk op de weg naar de unificatie van de Nederlandse schrifttaal. Er waren meer andere belangrijke werken die bijdroegen aan de systematisering van het Nederlands. De “Twee-spraack van de Nederduytsche letterkunst” (1584) van de Amsterdamse rederijkerskamer De Eglentier enzovoort. En een belangrijke rol (zoals in andere gewichtige
4
Dutch Arts Literature in Netherlands, p. 23. “In the summer, usually in August, the many friends in the world of the arts and sciences with whom Hooft conducted a lively correspondence during the rest of the year, came together at Muiden Castle, where they passed their days in song, dance and the recitation of poems.”
11
kwesties) speelde in de ontwikkeling van de Nederlandse taal ook de al genoemde Muiderkring. De tolerantie en vrijheid in Nederland in deze tijd gold ook voor pers. Maar de tolerantie was gebaseerd op aan deze werkelijkheid. “Het geleerde boek – vooral in het Latijn geschreven – kon alleen in handen van een deskundige komen. De korte pamfletten voor het brede publiek waren iets anders. Het gebeurde vaak, dat sommige schotschriften werden verboden. De auteur en de drukker kregen hoge boetes en een beul verbrandde het verdoemde stuk feestelijk op een schavot.”5 In deze periode werden er veel tijdschriften uitgegeven, bijv. de “Haarlemsche Courant” (later “De oprechte Haarlemse courant”) en “Nouvelles des Divers Endroits” (ook wel Gazette de Leyde). De Nederlandse maatschappij was, zoals we al hebben gezegd, min of meer tolerant en het levensniveau van alle lagen van de bevolking (ook van de lagere) was in deze tijd in vergelijking met de rest van Europa heel goed. De redenen van deze situatie vormden de vluchtelingen uit de zuidelijke Nederlanden en hun kennis, de handel die zich dankzij de grote vaarten naar het oosten en later naar het westen ontwikkelde.
1.3 Het begin van de koloniale traditie In Nederland was er eerder geen koloniale traditie. Maar tijdens de Gouden Eeuw veranderde alles. Een heel belangrijke stap in de richting van de Nederlandse koloniale toekomst werd gemaakt door de Nederlandse koopman Jan Huygen van Linschoten. Jan was koopman en ontdekkingsreiziger. En na thuiskomst uit de oriënt publiceerde hij belangrijke informatie over de vaarroutes naar Indonesië en de Republiek. Dit boek noemde hij “Itinerario, voyage ofte schipvaert, van Ian Huygen
5
van der Horst, J.: Dějiny Nizozemska p. 210. “Učená kniha – především sepsaná v latině – se mohla dostat jen do rukou odborníka. Krátké pamflety pro širokou veřejnost byly něco jiného. Často se stávalo, že byl nějaký hanopis zakázán. Autor a tiskař pak byly odsouzeni k vysokým pokutám a kat zavržený spisek slavnostně spálil na popravišti.”
12
van Linschoten naer de Oost ofte Portugaels Indien, inhoudende een corte beschrijvinghe der selver landen ende zeecusten”. (Amsterdam 1595). Maar nog steeds was de situatie niet eenvoudig. Er bestonden te veel handelsmaatschappijen die bezig waren met de overzeese handel. Een van de compagnieën was bijvoorbeeld De compagnie de Verre. Voor deze compagnie werkten bijv. Cornelis de Houtman, Olivier van Noort en Willem Barentsz. Cornelis de Houtman (1565-1599) was de eerste Nederlander, die aan een reis rond de wereld deelnam. De expeditie van Cornelis de Houtman was niet succesvol. Maar de naam van Willem Barentsz is steeds beroemd of de naam van Jans Tasman die naar Australië voer (in 1624 ontdekte hij een nieuw eiland - Tasmanië). In het begin van de overzeese handel onstonden er dus veel elkaar beconcurrerende maatschappijen.6 Jan van Oldenbarnevelt zag deze situatie niet zitten en na het ontstaan van de Engelse Oost-Indische compagnie wilde hij er een einde aan maken om de concurrentiepositie van Nederland te versterken. De Staten-Generaal hebben daarom besloten om alle bestaande compagnieën in één grote compagnie te verenigen. Daarom ontstond in 1602 de zogenaamde VOC (Verenigde Oostindische Compagnie). Deze compagnie bemiddelde de handel tussen Oost-Indië en Europa. De leiders van de VOC waren “de Heren XVII” – de vertegenwoordigers
van
zes
Nederlandse
kamers
(Amsterdam,
Middelburg, Delft, Hoorn, Enkhuizen en Rotterdam), gedeeltelijk ook vertegenwoordigers van de oude compagnieën. De Indonesische archipel was min of meer een Nederlandse bezitting. De naam die met de in 1619 bij de stad Jacatra gestichte hoofdstad Batavia verbonden is, is de naam van Jan Pieterszoon Coen. De activiteiten van de VOC in het oostelijke deel van de wereld gebeurden op Ceylon, Molukken, Formosa (nu Taiwan) enzovoort. 6
Voor 1602 (voordat de VOC ontstond) bestonden er 12 verschillende maatschappijen: Compagnie van Verre, de Nieuwe Compagnie, de Oude Compagnie, de Nieuwe Brabantse Compagnie, de Verenigde Compagnie Amsterdam, de Magellaanse Compagnie, de Rotterdamse Compagnie, de Compagnie van De Moucheron, de Delftse Vennootschap, de Veerse Compagnie, de Middelburgse Compagnie en de Verenigde Zeeuwse Compagnie.
13
De vaarten naar het westen (dat betekent naar het Amerikaanse continent en de aangrenzende eilanden) werden ondernomen door de WIC (West-Indische Compagnie) die in 1621 werd opgericht.
1.4 De maatschappelijke verhouding De kolonisatie bracht nieuwe stoffen, kruiden, metalen naar Europa. De wereldhandel betrof ook de handel hier in Europa. De Nederlandse schepen transporteerden grondstoffen en koopwaren van het zuiden naar het noorden, van Groot-Brittannië naar continentaal Europa. De wereldhandel bracht echter ook kaperij en slavenhandel met zich mee. Beide activiteiten waren destijds legaal. De kaperij werd door de VOC ondersteund. De schepen hadden een speciaal document, dat kaperij legaal maakte als vijandelijke handeling tegen met name de Spanjaarden. En de WIC organiseerde de slavenhandel tussen Afrika en Amerika. Wegens de wereld handel was de 17e eeuw de tijd, dat de opbloei van de industrie begon. Het was ook de eeuw, dat de Nederlanders nieuwe technieken leerden dankzij de vluchtelingen en dankzij de kennis opgedaan bij de zeereizen. Alle voornoemde feiten betekenden geld. En geld betekende nieuwe mogelijkheden. Mogelijkheden voor alle mensen – kooplui, handwerkers, adel, de stadhouders en natuurlijk ook voor kunstenaars. Net als tegenwoordig was de grote economische opbloei minder goed voor de Nederlandse landbouw. Sommige landbouwers verkochten hun boerderijen en gingen naar de steden. Dat wijst op de realiteit dat de Nederlandse maatschappij in twee groepen was verdeeld, de minder rijke maatschappij op het platteland en de rijkere maatschappij van de stad. De voornoemde groepen van verscheidene beroepen of sociale lagen vergaderden in speciale verenigingen zoals gilden, schuttersgilden of rederijkerskamers. De gilden controleerden de economische situatie in de steden. Ze hadden de productie of concurrentie onder controle. Elk beroep had een
14
eigen gilde – bakkers, viskopers, handelaars en ook kunstenaars. Ze bezaten een gildenhuis waar ze elkaar ontmoetten. Ze betaalden lidmaatschapsgeld en ze droegen aan liefdadige doeleinden bij. Ze organiseerden verschillende feesten. Net als de gilden fungeerden ook de schuttersgilden en de rederijkerskamers. Elk van deze verenigingen had zijn eigen doel. De schuttersgilden verdediging en de rederijkerskamers concentreerden zich op cultuur – literair en toneeloptreden. De officiële religie in de Habsburgse landen was het katholicisme dat streng werd bewaakt. In de Republiek was omgekeerd de officiële religie het calvinisme, hoewel daar, anders dan in de Habsburgse landen, andere christelijke religies (remonstranten, lutheranen en iets minder ook katholieken) en de joodse religie werden getolereerd. In 1585 vluchtten na de val van Antwerpen veel inwoners, meestal calvinisten, uit het zuiden naar het noorden om een nieuw leven met religieuze tolerantie te beginnen. De vluchtelingen brachten kapitaal en gespecialiseerde kennis mee (bijvoorbeeld linnenweverij, slijpen van diamanten enz.). In de meeste steden kregen de immigranten zonder problemen plaats waar ze konden wonen. Kerken en kloosters die verlaten waren, werden nu door de vluchtelingen gebruikt voor hun ondernemingen. Met de economische groei groeiden ook de steden. Bijvoorbeeld in Leiden en Haarlem steeg het aantal van de inwoners twee keer en in Amsterdam tussen de jaren 1530 en 1647 steeg het aantal inwoners liefst vijfmaal, van 30.000 tot een ongelofelijke 140.000 inwoners. Tijdens deze periode zijn rond 150.000 mensen uit het zuiden naar het noorden gevlucht. In Leiden steeg het cijfer van emigranten tussen de jaren 1581 en 1621 op 28.0007. Leiden was toen voor het grootste deel bewoond door buitenlanders afkomstig uit Vlaanderen en Brabant. In Amsterdam was de situatie vergelijkbaar met die van Leiden. In Amsterdam waren er sommige straten en hun omgeving waar het makkelijker was zich verstaanbaar te maken in het Frans en Vlaams dan in het Amsterdamse 7
Israel, J. I.: The Dutch Republic. Its Rise, Greatness, and Fall, 1477-1806, p. 328-332, tabellen 12 en 13.
15
dialect. Zo groeide Amsterdam uit tot één van de belangrijkste centra van cultuur, handwerk en economie. Amsterdam begon de plaats van Antwerpen in te nemen. Met het erbijkomen van nieuwe inwoners moesten de steden ook nadenken over de uitbreiding van sommige stadsdelen. Zo ontstond bijvoorbeeld in Rotterdam de Waterstad en in Amsterdam, dat zich naar het westen uitbreidde, ontstonden er drie nieuwe grachten: Prinsengracht, Herengracht, Keizersgracht. De welstand van de noordelijke Lage Landen lokte heel veel andere mensen uit heel Europa die hier een beter leven hoopten te vinden. In het begin van het 17e eeuw, nadat Filips II de macht overnam in Portugal, kwamen er ook veel Joden naar Nederland. Er bestond al in de zestiende eeuw een Joodse communiteit in Amsterdam, maar deze gemeenschap is na het eind van de Tachtigjarige Oorlog nog veel groter geworden. De Joden en hun handelsvermogen gaf hun een goede positie om met het bouwen van een nieuw leven in Nederland te beginnen. Ze werden zonder grotere problemen aangenomen. Met zoveel contacten uit de wereld van handel waren ze voor de Zeven Provinciën heel lucratief. Maar toch waren er veel wetten waaraan ze zich moesten houden. Zo mochten ze geen lid worden van een gilde, ze mochten niet met een niet-joodse trouwen enz.
2. DE TACHTIGJARIGE OORLOG
2.1 De redenen van het conflict De opvolger van Karel V, zijn zoon Filips II volgde alleen in de regering van Spanje en Nederlanden op. De rest van het rijk van zijn vader ging naar zijn oom Ferdinand I van Oostenrijk. Filips wilde verdergaan met de politiek van Karel V en wilde de autoriteit van de monarchie en van de katholieke religie behouden en verstevigen. Hij groeide op in Spanje en de Nederlanden kende hij weinig. Zijn regeren in Nederlanden lukte niet zoals hij gehoopt had. In het noorden was de calvinistische religie al te veel verspreid om nog te proberen het
16
katholicisme in het geloof van de bevolking terug te krijgen. De industrie in Vlaanderen en Brabant was al in die tijd sterk getroffen door malaise en dat heeft ook de koning heel veel beïnvloed, wat de financiën betreft. Zijn financiële hervorming was voor de bevolking onacceptabel. De stadhouders in het noorden waren zich bewust van de ontevredenheid van de bevolking. Onder leiding van prins Willem van Oranje (1533-1584), de stadhouder van Holland, Zeeland en Utrecht die zelf uitgestrekte Brabantse goederen in bezit had, sloten de stadhouders (edelen die de koning in de provinciën vertegenwoordigden) zich in 1562 aan bij de Liga der Groten. In 1561 is Granvelle, één van de belangrijkste raadsmannen van de Spaanse koning, kardinaal en aartsbisschop van Mechelen geworden. Granvelle had de taak om de religie in de Nederlanden te reorganiseren. De leiders van Liga waren onder anderen Willem van Oranje (1533-1584), Lamoral graaf van Egmond (1522-1568), stadhouder van Vlaanderen en Artesië en Filips II Montmorency, graaf van Horne (1524-1568), de stadhouder van Gelre en tevens admiraal van de Nederlanden. In 1563 eiste de Liga het vertrek van Granvelle. De edelen wilden zelfs weigeren deel te nemen aan de zitting in de Raad van State zolang Granvelle daar was. In 1564 won de Liga, omdat Filips niet tevreden was dat de reorganisatie van de kerk zo langzaam ging. Granvelle vertrok en de edelen kregen zelfs meer invloed op de Raad van State. De Liga der Groten probeerde de koning te overtuigen om veranderingen in de binnenlandse politiek aan te brengen. In 1566 ontving Margaretha van Parma (1522-1586), stiefzuster van Filips en landvoogdes van de Nederlanden in Brussel, het eerste van drie smeekschriften van de Nederlandse edelen (Willem van Oranje onthield zich van deze poging). De edelen wilden door middel van dit document verwijzen naar de onstabiele situatie, kritiseerden het handelen van inquisitie en deden een voorstel om de uitspraak tegen de ketters in te trekken. Ruim 200 edelen, die het smeekschrift hebben gesteund, vertrokken naar Brussel. Tijdens de overgave van de smeekschriften
17
werden de edelen voor het eerst geuzen8 genoemd. Margaretha stuurde de eisen naar Filips maar het antwoord kon helaas niet snel komen. Het afwachten heeft voor veel onrust gezorgd. Tijdens het afwachten van de edelen ontstonden er in veel plaatsen groepen van protestanten die niet zo maar konden afwachten en het gebeuren in hun handen hebben genomen. Het resultaat was de Beeldenstorm: Tussen 13 augustus en eind september 1566 werden veel rooms-katholieke kerken, kapellen, abdijen en kloosters en hun inhoud vernield. Met geweld werden steden ingenomen, katholieke priesters werden om het leven gebracht. Margaretha kon de onrust niet tegen houden. Filips, die wraak wou nemen, moest iemand vinden om de situatie te kalmeren en in zijn ogen de beste voor deze taak was Fernando Alvárez de Toledo, hertog van Alva (1507-1582). De hertog van Alva is in augustus 1567 gekomen en Margaretha heeft in september 1568 uit protest haar ambt neergelegd. Zij was het absoluut niet eens met de methode waarop Alva de onrusten wilde oplossen, voor haar was het veel te gewelddadig. Alva had van Filips drie belangrijke opdrachten gekregen namelijk de opstandelingen straffen, hij moest ervoor zorgen dat alleen het katholieke geloof in Nederlanden zou worden beleden en de centralisatie van het bestuur invoeren. Alva heeft daarom twee medestanders van Oranje gevangen genomen en onthoofd namelijk de graaf van Egmond en de graaf van Hoorne.9 De executie van deze twee was het begin van de bestrijding van de oppositie en van het protestantisme. Daarmee begon volgens de traditie, de Opstand der Nederlanden, de Tachtigjarige Oorlog.10
8
Van der Horst, Dějiny Nizozemska (2005), p. 118. ”Ills ne sont que de gueux!”, op deze manier werden de edelen, die het smeekschrift aan Margaretha hebben aangeboden, uitgelachen. Gueux betekent in het Frans bedelaar. De edelen waren beledigd, maar gebruikten deze bijnaam daarna als ‘geuzennaam’. Al snel hebben ambachtslieden kleine bedelaarsdrinkkroezen gemaakt, die de leden van de oppositie om hun nek droegen als hun symbool. In alle streken van het land werden ze dan met de kreet “Leve de geuzen!” verwelkomd. Van der Horst, Dějiny Nizozemska (2005), p. 118. 9
Zowel Egmond en als Horne bleven na al die gebeurtenissen overtuigd katholiek en waren het ook niet eens met de Beeldenstorm die zij hielpen bestraffen. 10
Van der Horst, Dějiny Nizozemska (2005), p. 112-118.
18
2.2 Het verloop van de oorlog In de eerste jaren van de oorlog veranderde de situatie heel snel. Eerst ging het na een eerste overwinning helemaal in het noorden aan de grens van Groningen met Duitsland bij Heiligerlee (1568) helemaal niet goed met de opstandelingen. In het jaar 1572 hebben de watergeuzen (Protestanten die na de Beeldenstorm gevlucht zijn) echter de Hollandse havenstad Den Briel ingenomen. Dat was het eerste echte succes van de 11
opstand. Deze verovering van Den Briel heeft
op de provincies Holland en Zeeland grote indruk
gemaakt
en
dus
zijn deze twee
provincies echt in opstand gekomen tegen de Spaanse koning. Na deze gebeurtenissen hebben zich ook andere provincies bij Willem van Oranje aangesloten. Op 6 januari 1579 sloten de zuidelijke provincies Artesië en Henegouwen en de Franstalige Vlaamse stad Dowaai de Unie van Atrecht waarin ze terugkeerden naar koning Filips II. Tegenover de Unie van Atrecht hebben de noordelijke provincies als reactie op 23 januari van dat jaar Unie van Utrecht gesloten en in 1581 hebben deze provincies het Plakkaat van Verlatinghe ondertekend in Den Haag, een officiële verklaring waarin de betrokken provincies verklaren dat de Spaanse koning Filips II niet meer hun koning is en de troon verlaten werd verklaard. Niet alle provincies die zich hebben aangesloten bij de Unie van Utrecht konden hun zelfstandigheid volhouden. Vlaanderen en Brabant werden na een paar jaar weer door de Spaanse legers veroverd. Andere provincies die zelfstandig gebleven zijn vormden de Republiek der Verenigde Nederlanden. Willem van Oranje werd op 10 juli 1584 doodgeschoten door Balthasar Gerards in de Prinsenhof in Delft. Op 3 augustus werd de Prins
11
De Unies van Atrecht en Utrecht Zelfgemaakte kaart met tekenprogramma, http://nl.wikipedia.org/wiki/Afbeelding:Utrecht-atrecht.jpg, (22.2.2008 01:43).
19
begraven. Gerards werd gepakt en tenslotte voor straf met paarden uit elkaar getrokken (gevierendeeld). De opstand van de noordelijke provincies tegen het Spaanse rijk eindigde met de vorming van een nieuwe onafhankelijke staat. Niemand had gedacht dat het zover zou komen. Het calvinisme was het meest verspreid in het zuiden van de Lage Landen. Het duurde langer voordat het calvinisme zich ook in het Noorden heeft uitgebreid. De economische depressie, die rond het jaar 1550 plaats vond, heeft meer het zuiden getroffen, en heeft dus in het noorden niet tot zoveel ontevredenheid geleid. Het verzet tegen de Spaanse koning en zijn internationale politiek had plaats in Brussel – weer in het zuiden van het land. De opstand en nakomende splitsing van het land, die tijdens de regering van Karel V verenigd waren, heeft in het Noorden geleid tot religieuze vrijheid in tegenstelling tot het zuiden. In het jaar 1585 heeft de hertog van Parma Antwerpen, het laatste bolwerk van de Verenigde Provinciën in het zuiden, gedwongen om te capituleren. Met de val van Antwerpen hebben de opstandelingen hun rijkste en belangrijkste stad verloren, maar in korte tijd werd duidelijk, dat Antwerpen goed door Amsterdam kon worde vervangen. Zoals eerder gezegd was, heeft de val van Antwerpen voor veel emigranten naar het noorden
gezorgd
die
hun
gespecialiseerde
kennis,
kapitaal
en
internationale handelsrelaties meenamen. Het zuiden heeft daardoor enorme schade geleden. Antwerpen had in het jaar 1560 bijna honderdduizend inwoners en in 1589 bleven in de stad slechts 40.000 inwoners achter. Na enige tijd begon de stad zich weer langzamerhand te herstellen en is zij een tussenschakel tussen de Verenigde Provinciën en de Spaanse Nederlanden geworden. De landbouw kreeg in het zuiden weer een grote rol in de economie en op het platteland begonnen nieuwe
20
handwerken en industrieën zoals de kantklosserij, de spijkersmederij en ook linnenweverij die Kortrijk tot een belangrijke linnenmarkt maakte.12 De economische ontwikkeling van Holland en Zeeland gaf aan de noordelijke provincies een belangrijke politieke rol in heel Europa. De provincie Holland was van al die Verenigde Provincies het belangrijkste. Deze provincie met het grootste aantal inwoners is in korte tijd het economische en culturele centrum geworden. De Staten-Generaal (vanaf de vorming van de Republiek van de Verenigde Nederlanden vormde de Staten-Generaal in feite de confederale regering) vergaderde al sinds de zestiende eeuw in Den Haag. Iedere provincie had één stem in de StatenGeneraal dus in theorie was Holland gelijk aan de andere provincies. Het Twaalfjarig Bestand tussen de jaren 1609-1621 was voor Nederland een opluchting. In Nederland werd er tijdens deze jaren niet gevochten. In 1621 begonnen de gevechten opnieuw. Prins Maurits en na diens dood zijn broer Frederik Hendrik (1584-1647) probeerden ook het zuiden bij de Zeven Provinciën in te lijven. Hun leger werd in die tijd als een perfect voorbeeld van oorlogswezen gezien. Het is hun gelukt om het noorden van Brabant, delen van Vlaanderen (Zeeuws-Vlaanderen) en Limburg bij het gebied toe te voegen. Maar het is helaas niet gelukt om Antwerpen weer in te nemen. De Zuidelijke Nederlanden bleven tot 1700 onder de controle van Spanje.
2.3 Het einde van de Tachtigjarige Oorlog In 1618 begint de Dertigjarige Oorlog die in heel Europa wordt uitgevochten. Alleen de Republiek vocht niet mee, want daar was al oorlog. In het jaar 1641 begonnen de strijdende partijen met de vredesonderhandelingen en de Republiek werd er ook bij uitgenodigd. Door de oorlog die de Republiek tegen Spanje heeft gevoerd, is ze in het Europese gebeuren belangrijk geworden. De Republiek onderhandelde 12
Kossman-Putto, J.A. & Kossman, E.H.: De Lage Landen, Geschiedenis van de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden, p. 27.
21
met Spanje in Münster (een stad in het noordelijk deel van Westfalen, Duitsland). De Spaanse onderhandelaars hadden uitgebreide volmachten meegekregen van koning Filips IV, hij zelf zocht al jaren naar vrede. De onderhandelaars werden het vrij snel eens. De tekst van het Twaalfjarig Bestand werd als voorbeeld genomen en de Republiek werd als een soevereine staat erkend. De vredesteksten werden naar Den Haag en Madrid gestuurd en uiteindelijk op 15 mei 1648 getekend. Deze datum wordt ook als het officiële einde van de Tachtigjarige Oorlog gezien.
22
3.DE REVOLUTIE IN DE KUNST - (ARCHITECTUUR EN SCHILDERKUNST)
3.1 De architectuur De oorlog, de economische ontwikkeling, het uitbreiding van de steden, dat alles had een wending ten gevolge. De wending betrof niet alleen de maatschappij maar die bracht ook een nieuwe opbouw met zich mee, nieuwe visies en manieren in de kunst en natuurlijk ook in de architectuur. Tijdens de oorlog werden er veel kerkelijke of wereldlijke gebouwen geruïneerd. De vooraanstaande personen van de Nederlanden lieten hun huizen opbouwen. De architectuur van het noorden van Nederland beleefde zijn beste periode tussen 1585 – 1621. De laat-gotische stijl werd door de renaissance afgewisseld (de renaissance van het noorden kwam later dan de renaissance uit Italië en er bestond enige verschillen tussen de “noordelijke” en de “zuidelijke” renaissance). In dezelfde eeuw (17e eeuw) begon het classicisme invloed te krijgen. Deze invloed kwam van het Franse classicisme. De acceptatie van de renaissance en het classicisme en de afwijzing van de barok in het noorden was volgens mij in deze tijd heel logisch en onvermijdelijk. De houding van de calvinistische kerk van het Noorden tegenover de katholieke pronkerigheid van het zuidelijke deel was afwijzend. De noordelijke landen namen de barokstijl nergens aan in tegenstelling tot de zuidelijke landen. Het calvinisme zette matigheid en tucht door. Ook in de architectuur gaven ze in overeenkomst met hun geloof de voorkeur aan terughoudendheid. Zowel de renaissance als het classicisme vond zijn inspiratie bron in de klassieke Oudheid. Beide richtingen geven voorkeur aan de ratio. Met de culturele stroming van de renaissance kwam als denkrichting het humanisme mee en het classicisme werd door de verlichting begeleid. De renaissance richtte zijn aandacht op de mens in tegenstelling tot de barok,
23
die zijn aandacht op God richtte. Het classicisme zette eenvoudigheid door en de barok wilde overdonderen. De opdrachtgevers waren steden, of de burgers zelf en ook de gilden lieten hun huizen ontwerpen. Dus er ontstonden nieuwe stadhuizen, wagen, vleeshuizen en burgerhuizen. Aan het begin van de 17e eeuw werd er in Amsterdam met de opbouw van de zogeheten grachtengordel begonnen. De eerste gracht was de Herengracht, dan de Keizersgracht en de naam van de laatste gracht die aan Amsterdamse Grachtengordel toebehoort, is de Prinsengracht. Aan deze grachten bevinden zich nog steeds veel huizen die in de 17e eeuw werden gebouwd. Aan de Herengracht kunnen we veel huizen uit de werkplaats van Philips Vingboons en Hendrick de Keyser bewonderen die hun sporen op deze gracht achterlieten. Een voorbeeld van De Keysers werk is het huis Bartolotti. Aan de Prisengracht staat de Westerkerk (1620–1631), eveneens ontworpen door Hendrick de Keyser. In de Westerkerk werd Rembrandt van Rijn met zijn zoon Titus uit zijn eerste huwelijk en zijn tweede vrouw Hendrickje begraven.
3.1.1 Vertegenwoordigers van de renaissancebouwkunst Zoals we gezegd hebben, waren onder andere steden de opdrachtgevers van kunst. Amsterdam had zijn eigen architect. Deze kwam uit Utrecht maar hij vestigde zich hier. Dat was Hendrick de Keyser (1565–1621) die een architect en beeldhouwer was. Tot zijn bouwwerken behoren bijvoorbeeld de Zuiderkerk (1603–1611), de Noorderkerk (1695– 1621) en voornoemde Westerkerk (1620–1631) in renaissancestijl. In de Zuiderkerk werd hij zelf begraven. Het Oost-Indisch Huis is zeker vermeldenswaardig. “Het Oost-Indisch Huis is een gebouw in het centrum van Amsterdam dat als bestuurs- en administratie kantoor diende voor de Amsterdamse kamer van de Vereenigde Oostindische Compagnie (VOC). Naast de vergadering van de 20 bevindhebbers van de Amsterdamse kamer, vonden hier ook meestal vergaderingen plaats van de Heren XVII,
24
de 17 leden tellende centrale directie van de VOC.”13 Dit waren enkele voorbeelden van de Keyser´s bouwwerken. Aan het eind van zijn leven neigde hij tot het maniërisme.
Het Oost-Indisch Huis 14
De Waag15
De andere vertegenwoordiger van de renaissance is Lieven de Key (±1550–1627). Hij was vooral een Haarlemse architect. Gebouwen die volgens zijn ontwerpen werden gebouwd zijn in Haarlem de Waag (1594– 1599), het Vleeshuis (1602–1605) en het is niet zeker wie de auteur is van het ontwerp van het huidige Frans Hals Museum (voorheem het Oudemannenhuis, 1607–1611), er bestaan twee vermoedens: Lieven de Key of Jacob van Campen.
3.1.2 De Nederlandse renaissance De Nederlandse architectuur verschilde van de Italiaanse vooral in het overwegende gebruik van baksteenconstructies. Het was lastig om de decoratieve elementen van baksteen te verzorgen, daarom werden ze uit steen gehakt, evenzo kroonlijsten, randen van puntgevels, raamlijsten,
13
http://nl.wikipedia.org/wiki/Oost-Indisch_Huis_%28Amsterdam%29 (26.2.2008, 23:31).
14
http://nl.wikipedia.org/wiki/Afbeelding:Oih_amsterdam.jpg (26.2.2008, 18:31).
15
http://nl.wikipedia.org/wiki/Afbeelding:Haarlem_Waag.jpg (26.2.2008, 18:36).
25
deurlijsten enz. Stenen tektonische en decoratieve elementen wisselde de bakstenenlagen van het metselwerk af en in dit wijze vormde zich de eigenaardige Nederlandse stijl. 16
3.1.3 Het classicisme In de tijd van het classicisme liet de bestuurlijke en financiële elite haar buitenplaatsen bouwen. Het begin van het classicisme had gelegen bij het hof van de Oranjes. Frederik Hendrik, die zelf een verfijnde smaak en belangstelling voor architectuur had, was begonnen met de bouw van zijn residentie, Huis Honselaarsdijk (vanaf 1621), en van het huis Ter Nieburg in Rijswijk (vanaf 1630) een programma te realiseren dat uitdrukking moest geven aan zijn vorstelijke ambities. 17 In het classicisme hadden Huygens en Van Campen in de jaren dertig een beslissende rol gespeeld bij de vestiging van deze nieuwe, op mathematische
ontwerpschema´s
gebaseerde
richting.
Niet
de
ornamentiek van zuilen, pilasters en festoenen, zoals nog in hoge mate bij Lieven de Key en Hendrik de Keyser, maar de harmonische proporties van een universele orde maakten een gebouw ´klassiek´.18 Binnen het universalistische denken van het classicisme hingen kunst en wetenschap ten nauwste met elkaar samen en in die zin was kunst dan ook doctus, geleerd, te noemen.19
16
Kibic, K.: Dějiny architektury III p. 73 – 74. „Nizozemská architektura se lišila od italské hlavně přiznáním cihelné konstrukce. Zdobné prvky však bylo obtížné zajistit z cihel, a proto byly tesány z kamene, stejně jako římsy, okraje štítů, ostění oken, dveří atd. tak se kamenné tektonické i dekorativní články střídaly s vrstvami cihelného zdiva a tím se vytvořil svérázný nizozemský styl.“
17
Frijhoff & Spies, Nederlandse Cultuur (1999), p.483.
18
Frijhoff & Spies, Nederlandse Cultuur (1999), p.480.
19
Frijhoff & Spies, Nederlandse Cultuur (1999), p. 480.
26
3.1.4 De vertegenwoordigers van het classicisme Jacob van Campen (1595–) was een classicist die samenwerkte met Constantijn Huygens, de secretaris van Frederick Hendrick. Ze ontwierpen samen het huis van Huygens. Onder de ontwerpen van Jacob van Campen kunnen we bijvoorbeeld het voormalige stadhuis (1648– 1665) van Amsterdam (heden het Koninklijk Paleis op de Dam), het Rembrandthuis (1606–1627) of het Mauritshuis in Den Haag noemen. Voor op dit laatste gebouw werkte hij samen met Pieter Post. Dit laatste gebouw is nu het Rijksmuseum het Mauritshuis met collecties uit koninklijk bezit, vooral uit de 17e eeuw.
Mauritshuis 20
Pieter Post (1608–1669) was de hofarchitect van Frederik Hendrik. Paleis Huis ten Bosch (1645–) van Post staat op Unesco-lijst van werelderfgoed. De Waag in Gouda (1668) en het Stadhuis van Maastricht (1659–1664) zijn andere voorbeelden van zijn bouwwerken. Philip Vingboons (1607-1678) was ook een creatieve Amsterdamse architect. Zijn bouwwerken kunnen we vooral langs Herengracht en Keizersgracht in Amsterdam zien. Philips Vingboons is de auteur van De Schuilkerk Sint Johannes en Ursula in het Amsterdamse Begijnhof (1671-1672). Een schuilkerk is een kerk voor de niet-calvinistische gelovigen die van buiten 20
http://nl.wikipedia.org/wiki/Afbeelding:The_Hague_Mauritshuis_and_Hofvijver_at_night.jpg (26.02.2008, 19:40).
27
niet als zodanig herkenbaar is. Het was gewoon zo dat een nietcalvinistische kerk officieel zijn kerkgebruiken en kerkdiensten in het geheim moest houden. Philips Vingboons was ook beïnvloed door het Italiaanse classicisme dus hoorde hij zoals Jacob van Campen of Pieter Post tot de Nederlandse classicisten.
Palais Huis ten Bosch 21
3.2 De schilderkunst De Nederlandse opstand, politieke en religieuze revolutie, was ook een revolutie in kunst en architectuur. De Nederlandse Gouden Eeuw in kunst en in architectuur begon niet meteen met het vormen van de Republiek, dat had nog zijn tijd nodig. De jaren tussen 1572 en 1590 waren vol veranderingen en er waren geen middelen en ook geen vraag naar kunst. In het begin van de opstand moest alles met een lage begroting worden gemaakt. Er waren bijna geen welgestelde koopmannen die in deze onzekere periode in kunst wilden investeren. De helden van de revolutie konden nog niet worden gehuldigd met dure kunstwerken.22 Dat zou allemaal veranderen toen de tijd niet meer zo onzeker was en de
21
http://nl.wikipedia.org/wiki/Afbeelding:Huis_ten_Bosch_close-up.JPG (27.2.2008 17:52).
22
Israel, J.I: The Dutch Republic. Its Rise, Greatness, and Fall, 1477-1806, p. 547.
28
bevolking langzamerhand rijker werd - dan begint de boom van de Nederlandse schildertraditie. De kunst bloeide altijd alleen onder een geweldig hof, onder kunstliefhebbers, de kerk, of onder de adel. In de Nederlanden wordt integendeel de burgerij de mecenas. De decoratieve kunst van paleizen en de kerkmuurschilderingen zijn in het Noorden afwezig. De kunst van de kerk, koninklijke hoven en adellijke residenties verandert in schilderkunst voor burgerlijke huizen. Wat de inhoud betreft worden vooral scènes uit het alledaagse leven en land- en stadgezichten uitgebeeld. De schilders dachten er niet over om zich in verre landen te verplaatsen. De mensen wilden hun eigen leven geschilderd zien.23 De kunst en de kunstenaars uit de Gouden Eeuw namen de hele materiële, sociale en de culturele realiteit van de Nederlandse burger van die tijd waar die hem omringde en beeldden alles van zijn omgeving uit, aan de ene kant soldaten in landschappen en de schepen op zee aan de andere kant. In andere delen van het zeventiende-eeuwse Europa was het mogelijk om in een stad of zijn omgeving te leven en toch niet veel te zien en waar te nemen wat zich afspeelde op de achtergrond. Het leven in de Republiek was volkomen anders dan in andere landen in die tijd. Nederland was de overlaadhaven van de wereldhandel en schepen en zee waren dus overal. Omdat de visserij zo fundamenteel voor het Nederlandse landschap was, was het bijna onvermijdelijk om deze scènes niet op een doek terug te vinden. “Daarom hield hij van de zee en het is duidelijk dat die liefde hem ook al uit anderen hoofde als aangeboren was. Er zijn dan ook nooit méér schilders van de zee geweest dan gedurende de zeevaarende Gouden Eeuw.”24 Het was onvermijdelijk om zonder het gevoel van de wisselwerking tussen de zee en de vasteland, tussen de stad en het platteland, tussen steden zelf, tussen soldaten en zeemannen
23
Muther, R. Dr.: Dějiny malířství, p. 567 – 569.
24
Timmers, J.J. Prof.Dr.: De Glorie van Nederland, p. 235.
29
en de burgers, tussen het exotische en het gewone en tussen het buitenlandse en het binnenlandse te leven.
3.2.1 Schilders en genres tijdens de Gouden Eeuw Na lange strijd is Nederland eindelijk Republiek geworden en het duurde niet lang voor dat er mensen waren die zelf in de kunst investeerden. Nederland had daarvoor niet veel schilders en misschien daarom werden er later ook zo veel geboren. Tot dat het Noorden verbonden was met het Zuiden waren de Vlamingen er om te schilderen. Nederland had geen eigen Van Eyck (1390–1441), geen Rogier der Weyden enz. Plotseling worden er over het hele land schilders geboren: in Amsterdam, in Dordrecht, in Leiden, in Delft, in Utrecht, in Rotterdam, in Enkhuizen, in Haarlem... Frans Hals (1583-1666), Pieter Lastman (15831633), Hendrick Avercamp (1585-1634), Esaias van de Velde (15871630), Hercules Pietersz. of Hercules Seg(h)ers (1589 of 1590–1636), Jan van Goyen (1596–1656), Pieter Jansz Saenredam (1597-1665), Salomon van Ruysdael (1600–1670), Aert van der Neer (1603/1604-1677), Adriaen Brouwer (1605–1638), Rembrandt van Rijn (1606-1669), Jan Lievens (1607-1674), Adriaen van Ostade (1610-1685), Gerard Dou (1613-1675), B. van der Helst (1613-1670), Jan Dirksz. Both (1615/18-1652), Govert Flinck (1615-1660), Ferdinand Bol (1616-1680), Albert Cuyp (1620-1691), Jan Baptist Weenix (1621-ca.1660), Allart van Everdingen (1621-1675), Carel Fabritius (1622-1654), Adam Pynacker (1622-1673), Paulus Potter (1625-1654), Jan Havicksz. Steen (1626-1679), Jacob van Ruisdael (1628-1682), Gabriël Metsu (1629-1667), Pieter de Hooch (1629-na 1683), Ludolf Bakhuysen (1631-1708), Johannes Vermeer (1632-1675), Nicolaes Maes (1634-1693), Adriaen van de Velde (1636-1672), Jan van der Heyden (1637-1712), Meindert Hobbema (1638-1709). 25 Populaire genres in de Gouden Eeuw waren historiestukken, portretten, alledaagse tafeleren die ook wel genrestukken worden 25
http://www.rijksmuseum.nl/aria/artists.jsp?char=A&lang=nl.
30
genoemd, stillevens, zee- en schepen schilderijen, landschappen en stadsgezichten. Een historiestuk is een schilderij dat een bijbels, mythologisch, historisch, allegorisch of literair tafereel afbeeldt. De term is niet van toepassing op middeleeuwse schilderijen. Deze term komt uit de renaissance, toen het afbeelden van scènes uit de Oudheid in de mode kwam26. In Nederlanden was het vooral Rembrandt die met dit genre bezig was en verder nog schilders die veel geïnspireerd en beïnvloed waren door Italiaanse voorbeelden zoals bijv. de zgn.
Utrechtse
caravaggisten:
Hendrick
ter
Brugghen (1588-1629), Dirck van Baburen (15951624) en Gerard van Honthorst (1592-1656). 27
Portetten waren in de 17e eeuw zeer
gewild. Ieder welgestelde burger wilde zijn eigen portret hebben. Er werd vanaf 1600/1630 een ongelofelijk aantal portretten geschilderd. Bijna ieder beroep is op een portret vertegenwoordigd een admiraal en koopman, pastoor en professor, wethouder en ook reder. De portretten van vrouwen zijn in tegenstelling tot de portretten van mannen. In andere gevallen zij het zelfs hele families ook met bedienden of oudere dochters met hun mannen of die jongere met hun speelgoed. Er kwamen ook veel opdrachten van vooraanstaande leden van een schutterij, gilden die ook hun residenties lieten afbeelden of leden van bestuursorganen. De gilden beleefden na de oorlog een aanmerkelijke opbloei. Tussen deze was het voornamelijk de weversgilde. De linnenweverij was na de val van Antwerpen één van de belangrijkste industries geworden de linnewerverij werd namelijk door de emigranten uit het Zuiden naar de Zeven provincies gebracht. En zoals de schuttergilden en de koop- od handelsgilden gaven ook de ambachtsgilden opdrachten aan diverse 26
http://nl.wikipedia.org/wiki/Historiestuk. (24.2.2008, 19:06).
27 Rembrandt van Rijn, De Aartsengel vertrekt van Tobias, 1637, Olieverf op hout, 2 66 x 52 cm, Musée du Louvre, Paris http://www.wga.hu/frames-e.html?/html/v/vroom/index.html.
31
schilder om hun leden en huizen af te beelden. Ieder beroep en ieder vak liet zich op een portret vereeuwigen. Tussen al die schilders die dit soort werk deden en portretten schilderden moeten we Rembrandt en Frans Hals noemen. Rembrandt naast gewone portretten is ook auteur van één van de bekendste gildeschilderijen - De Nachtwacht. Verder waren er nog veel meer schilders van de portretten: Dirck Jacobsz (1496-1567), Dirck Barendsz (1534-1592), Cornelis Ketel (1548-1616), Werner van den Valckert (ca. 1585-1627/28), N. E. Pickenoy (1588-1650/56), Thomas de Keyser (ca. 1596-1667), Michiel Jansz. van Miereveld, (1567-1641), Paulus Moreelse (1571-1638) en nog veel anderen.
Frans Hals28
Rembrandt van Rijn29
Alledaagse
tafeleren
tonen
het
30
alledaagse leven, in feite zijn het illustraties
van oude spreekworden en gezegden of hebben deze werken een morele boodschap die wij in onze tijd niet meer in staat zijn te achterhalen. Dit soort schilderijen laten ook zien hoe de mensen in de 17e eeuw leefden en ook bijv. hoe hun woningen er uit zagen zoals bij Johannes Vermeer (1632-1675).
28
Frans Hals, Huwelijksportret van Isaac Massa en Beatrix van der Laen, c. 1622 ,Olieverf op doek, 140 x 166,5 cm, Rijksmuseum, Amsterdam.
29
Rembrandt van Rijn, De Nachtwacht, 1642, Olieverf op doek, 363 x 437 cm, Rijsmuseum, Amsterdam.
30
Johannes Vermeer, Het melkmeisje, c. 1658-1660, Olieverf op doek, 45.4 x 41 cm, Rijksmuseum, Amsterdam, http://www.rijksmuseum.nl/aria/aria_assets/SK-A-2344?lang=nl&context_space=&context_id=.
32
De stillevens beleefden in het Noorden hun hoogtepunt. Soms werden bijv. in portretten stillevens geschilderd, vaak door een andere schilder die in deze genre gespecialiseerd was.31
Balthasar van der Ast32
Hendrick C. Vroom (ca. 1566-1640) is één van de zee- en schepenschilders Door de ontdekkingsreizen en de ontwikkeling van de zeevaart was het nodig, dat er iemand was om de boten die terugkwamen uit Indië en Brazilië af te beelden. Verder was het nog bijv. Jan Porcellis (1584-1632) gevolgt door Simon de Vlieger (1601-1653).
Jan Porcellis33 31
Simon de Vlieger34
http://nl.wikipedia.org/wiki/Stilleven, (25.2.2008, 19:51).
32
Bathasar van der Ast, Stilleven met vruchten en bloemen, Olieverf op paneel, 40 x 70 cm, Rijksmuseum, Amsterdam, http://www.rijksmuseum.nl/aria/aria_assets/SK-A-2152?lang=nl&context_space=&context_id=.
33 Jan Porcellis, Zeegezicht, Oliverf op eik, 23 x 21 cm, Staatliche Museen, Berlin http://www.wga.hu/index1.html.
33
Rond 1650 waren er in Nederland ongeveer twee en half miljoen schilderijen geschilderd. Natuurlijk waren die niet allemaal van een bijzondere kwaliteit. Maar toch was ongeveer tien procent van deze hoeveelheid van zeer goede kwaliteit. Schilderen was in de Republiek, in de 17e eeuw, een belangrijke “industrie”. Het grote aantal schilderijen was niet alleen bedoeld voor de Nederlandse markt maar ook voor export, naar die delen van Europa waar de burgerlijke cultuur protestant was, bijv. naar Duitsland. In het begin van deze periode, waren er maar weinig buitenlandse vorsten die in de Nederlandse kunstwerken geïnteresseerd was, op de uitzondering na van Christiaan IV (1577 – 1648) uit Denemarken.35
3.2.2 Sint-Lucasgilde Als wij over de schilderkunst praten, moeten we nog de gilden op terugkomen. Zoals we hebben gezegd bestonden er in toenmalige Nederland zogenaamde gilden. Zoals andere beroepen hadden ook de kunstenaars hun eigen gilde. De Sint-Lucasgilde was niet aleen voor schilders maar ook voor andere kunstambachten glazeniers, etsers, beeldhouwers, houdsnijders, graveurs, plateelbakkers, boekdrukkers of kunsthandelaren. De naam van hun gilde was Sint-Lucasgilde – SintLucas is de patroon, een beschremer van kunstenaars. Dit gilde werd in 1382 in Antwerpen opgericht. In de 17de eeuw bestoden er centras in Amsterdam, Utrecht, Delft en Leiden. “De naam van het gilde verwijst naar de evangelist Lucas, vanwege het feit dat hij als eerste een afbeelding van Maria zou hebben vervaardigd. “Om gilde te worden moet een aspirant aan een aantal voorwaarden voldoen: een leertijd van zes jaar, maar soms ook korter als hij een meesterstuk produceerde.”36 Zoals alle andere gildes was ook de Sint-Lucasgilde door functionarissen bestuurd die voor 34
Simon de Vlieger, Kustgezicht, Olieverf op paneel, 30 x 39 cm, pratuculier bezit, http://www.wga.hu/index1.html.
35
Israel, J.: The Dutch Republic. Its Rise, Greatness, and Fall, 1477-1806, p. 555.
36
http://nl.wikipedia.org/wiki/Sint-Lucasgilde (16.3.2008, 23:23).
34
een bepaald tijdperk – gebruikelijk voor twee jaar – door de leden en ambtenaren werden gekozen. De gilde had een functie van een soort controleur – ze bepaalde de inkomens van schilders en gaven ook financiële steun aan de weduwes en de afhankelijke van de kunstenaars. Voordat iemand in dit gilde trad, moest hij het kunstambacht en dingen die met dat verbonden waren leren. Het gilde organiseerde ook het jaarlijkse feest van Sint-Lucas en de begrafenissen van de leden. De goede economische situatie had twee kanten. Er bestond grotere vraag naar schilderrijen, dus genoeg werk voor iederen maar er waren ook te veel schilders in de steden: “Zo werkten er in Amsterdam tegen het midden van de eeuw een drie honderdtal schilders; niet te verwonderen dat velen onder hen er andere baantjes moesten bijnemen om hun inkomen aan te vullen.”37 Zo had bijv. Jan Steen (1629-1679) een brouwerij in Delft en is later een herbergier in Leiden geworden en de landschapschilder Aert van der Neer (1603/1604-1677) verhoogde zijn inkomen met het verkopen van wijn. En deze situtaie had ten gevolge, dat schilders sneller moesten werken en dan was er grotere productie van schilderijen voor lagere prijzen. Als ze sneller wilden werken konden ze niet met alle genre´s bezig zijn. Om sneller te werken moesten ze zich alleen in éen genre specialiseren. “Om een redelijke productie te kunnen verzekeren, werkten de kunstenaars ook vaak samen, waarbij eenieder schilderde waar hij het best in was.”38 De belangrijke rol in Nederlandse schilderskunst van de 17de eeuw speelde de sfeer. Het licht en de lucht zijn twee parameters, die zo typisch zijn voor de meesters van de Gouden Eeuw. De fascinatie voor het licht is duidelijk bijv. bij Rembrandt, Vermeer, Witte en de lucht is ook een belangrijke element voor landschapschilders en schilders die met stadsgezicht bezig waren.
37
Beheydt, L: Één een toch apart, p. 125
38
Beheydt, L: Één een toch apart, p. 126
35
Schilders
van
de
genrestukken,
stillevens,
landschappen,
stadsgezichten enz. werkten gebruikelijk voor de open markt. Om hun werk te kunnen verkopen moesten de schilders burgers van de stad, waar ze leefden, worden en daarvoor moesten ze in de stad een paar jaar wonen. En ze moesten ook lid zijn van de gilde. De werk van schilders die niet lid van een gilde waren en die hun werk ergens anders wilden verkopen konden verwachten dat hun werk in beslag werd genomen en moesten ook met een boete rekenen die tussen de stad en de gilde werd verdeelt. Alleen op jaarlijkse beurzen mochten de kunstenaars in steden waar ze niet leefden hun werk aanbieden.
36
4. Landschappen 4.1 De oorsprong, ontwikkeling en de vertegenwoordigers van de landschapschilderkunst Landschapschilderkunst is de weergave van landschappen; bergen, valleien, bomen, rivieren en bossen, als onderdeel van de schilderkunst.39 Landschapschilderkunst vormde zich allengs als een genre. Op schilderijen met een bijbels of mythologisch thema wordt de rol van de figuur kleiner ten gunste van het landschap dat langzamerhand als een onderwerp op zichzelf wordt beschouwd.
4.1.1 Het uitbeelden van het landschap in de prehistorie en oudheid In de prehistorie en oudheid was er geen belangstelling voor de landschappen. In de prehistorische kunst speelt het uitbeelden van het landschap geen rol. De hele aandacht is gericht alleen op het afbeelden van mens en eventueel op het dier. Pas later in de oudheid wordt de mens of het dier in een landschap gezet of krijgt zelf het landschap de hoofd rol. Dat kunnen we bijv. waarnemen op schilderingen op Egyptische begraafplaatsen of op behouden muurschilderijen – decoraties van de huizen - in Pompei en Herculaneum
4.1.2 Het uitbeelden van het landschap in de middeleeuwen en in de renaissance In de middeleeuwse schilderkunst werd het landschap op schilderijen helemaal niet afgebeeld. Later in de gotiek begint een intensieve interesse in het afbeelden van het landschap. Dat gebeurt vooral in de Nederlandse schilderkunst. Bijv. is het al te zien op de werken van de gebroeders Van Limburg40, later in de werk van Rogier van der 39
http://nl.wikipedia.org/wiki/Landschapschilderkunst, (9.3.2008, 18:44).
40
Gebroeders Van Limburg is de gebruikelijke benaming voor Paul, Herman en Johan van Limburg, telgen uit een kunstenaarsfamilie uit Nijmegen en alle drie belangrijke illuminatoren of miniaturenschilders uit de middeleeuwen. Hun werk voor de hertog van Berry wordt door kunsthistorici tot de absolute hoogtepunten van de middeleeuwse schilderkunst gerekend. http://nl.wikipedia.org/wiki/Gebroeders_Van_Limburg, (12.3.2008, 21:00).
37
Weyden (1399/1400-1464), Jan van Eyck (1385-1441) of Hieronymus Bosch (ca. 1450-1516). Over echte landschapschilderkunst kunnen we pas in de renaissance spreken. Goede voorbeelden zijn bijv. Pieter Breugel de Oude (1525-1596) of Hendrick Avercamp (1585-1634). 4.1.3 Het uitbeelden van het landschap in de 17e eeuw Landschapschilderkunst in de ware zin van het woord is pas in de e
17 eeuw “ontdekt”. Als één van de grondleggers is Esaias van de Velde beschouwd. Verder zijn het bijv. Jan van Goyen (1596-1656), Salomon van Ruysdael (ca. 1600-1670), Hercules Seghers (1590-1638), Jacob van Ruisdael (1628-1682) en Meindert Hobbema (1638-1709). Deze schilders streefden naar een diepe realistische weergave van het landschap. Ze wilde het schilderen zoals het werkelijk was. De glorie van de Nederlandse landschapschilders werd later door de Franse schilders Nicolas Poussin (1594-1665) en Claude Lorrain 1600-1682) in de schaduw gesteld. 4.1.4 Het uitbeelden van het landschap in de 19e en de 20e eeuw In de 19e eeuw zijn er al veel schilders die het landschap getrouw willen uitbeelden Bijv. in Engeland werkende J. M. W. Turner (1775-1851), verder door de impressionisten zoals bijv. Claude Monet (1840-1926).
In de buiten-Europese kunst heeft de landschapschilderkunst een grote traditie in China
4.2 De Italianisten In het begin van de 17e eeuw staan twee stromingen van landschapschilders tegenover elkaar. Aan de ene kant stonden de schilders die in Nederland Nederlandse landschappen schilderden en aan de andere kant stonde schilders die naar Italië en speciaal naar Rome vertrokken om daar carrière te maken en hun vak te leren of hun opleiding te voleinden en die dus ook Italiaanse landschappen schilderden ”Aanvankelijk sloten zij zich te Rome aaneen in de welbekende
38
schildersbent met haar typisch studentikoze gebruiken en festijnen. Zij woonden ook in één buurt bij elkaar, in en om de Via Margutta, dicht bij de Porta del Popolo, waar de reizigers uit het noorden de stad binnenkwamen. Deze buurt is tot op de dag van vandaag een typisch kunstenaarscentrum gebleven met talloze schilders- en beeldhouwersateliers.”41
De
leden
van
de
schildersbent
noemde
zichzelf
de
Bentveughels.42 De Italianisanten kunnen we in twee groepen indelen. De eersten verbleven in Italië tussen de jaren 1620 en 1640. Van deze schilders zijn het bijv. Cornelis van Poelenburch (1594/95-1667) en Bartholomeus Breenbergh (1598/1600-1657). Tot de tweede groep behoren de schilders die tussen de jaren 1640 en 1675 naar Italië vertrokken: Jan Both (16151652), Jan Asselijn (ca. 1610-1652), Nicolaes Berchem (1620-1683), Jan Baptist Weenix (1621-1663), Adam Pynacker (1622-1673) en Karel Dujardin (1626-1678). De eerste generatie schilderde over het algemeen Italiaans landschap met klassieke ruïnes en kleine figuurtjes uit bijbelse of mythlogische verhalen. Bij de tweede generatie zijn er nog ruïnes aanwezig maar die nemen geen centrale plaats meer in. Herders, reizigers, kooplieden en tekenaars nemen bij deze schilders de meest belangrijke plaats in. Deze schilders laten de Nederlandse burger een stukje van de Italiaanse schoonheid zien. Ze schilderen kleine landschappen uit de omgeving van Rome en Tivoli die door predikanten en herders, door godinnen en badende nimfen worden verlevendigd. Het landschap was helemaal anders dan dat ze gewend waren uit hun geboorteland. Hun landschappen zijn niet echt aan realiteit gehecht. Hun schilderijen gaan uit de realiteit maar worden niet nauwkeurig nageschilderd, zoals dat in Nederland wordt gedaan. De Italianisanten maakten de schilderijen ook
41
Timmers, J.J. Prof.Dr.: De Glorie van Nederland, p. 234.
42
Kiers, J. & Tissink, F.: De glorie van de Gouden Eeuw, Schilderijen, beeldhouwkunst en kunstnijverheid,, p. 141. „Een belangrijke aanleiding voor het oprichten van de Bentvueghels was de bepaling van Italiaanse Accademia dat alle buitenlandse kunstenaars contributie moesten betalen, of zijn lid waren of niet. De Hollanders weigerde dat. Verenigd stonden zij sterker en konden ze een blok vormen tegen Accademia.“
39
niet in natuur maar werden in ateliers geschilderd. De basis van zo´n schilderij is een schetsen of een getekende studies die vaak lang van te voren werden gemaakt. Naast landschappen schilderden zij ook stadsgezichten van Rome en andere steden in Italië waar ze doorheen hebben gereisd of waar ze een tijd door hebben gebracht. Deze schilderijen werden als souvenirs door de vreemdelingen verkocht. Zelfs de Italiaanse schilders lieten zich door de Nederlandse schilders inspireren en zo ontstond een nieuwe genre in Italiaanse kunst – “i vedutisti” – dat vooral in Venetië bloeide met meesters zoals Guardi en Canaletto. Sommige Nederlandse schilders keerden na een paar jaar weer terug naar hun geboorteland en sommige zijn ook in Italië gebleven. Zoals bijv. Paulus Bril (1554-1626), Jan Frans van Bloemen, genaamd Orizzonte (1662-1749), Gerard van Honthorst, bijgenaamd Gherardo delle Notti (1590-1656), Caspar van Wittel, genaamd Gaspate Vanvitelli (16531736).43 Sommigen van de schilders die terug gekomen zijn leefden de rest van hun leven alleen op de schetsen en indrukken die ze van hun verblijf van Italië hadden gebracht. Capser van Wittel44 4.3 Schilders van de Nederlandse landschappen In plaats van Italiaanse scénes worden er door de schilders die thuis zijn gebleven gewone Nederlandse ladschappen geschilderd. De nimfen
en
godinnen
veranderen
in
boeren,
vissers,
voerlieden,
houthakkers, jagers, matrozen en zeemannen. Het schilderen van landschappen was in het begin van de 17e eeuw geen belangrijk onderdeel van de schilderkunst. Pas na het tweede kwart van de eeuw 43
Timmers, J.J. Prof.Dr.: De Glorie van Nederland, p. 235.
44
Caper van Wittel (1653 – 1736), De Engelenburcht te Rome vanuit het zuiden gezien, Olieverf op canvas, ca. 1690, 87 x 115 cm, private collectie, http://www.wga.hu/index1.html.
40
komen de landschappen tot opbloei. Het waren vooral emigranten uit het zuiden die de landschapkunst in het noorden in leven hielden. Het was in de eerste plaats Gillis van Coninxloo (1544-1607), die talrijke opvolgers had en die door zijn compositiewijze grote invloed tot diep in de zeventiende eeuw had.45 Tussen zijn opvolgers behoren o.a. - die net zo als Coninxloo uit het zuiden zijn geëmigreerd - Roelandt Savery (15781629)
en
David
Vinckboons
(1578-1628).
Het
waren
meestal
gefantaseerde landschappen. Bij de Vlamingen kwam er niets op het realisme aan. De schilderijen werden in ateliers bewerkt zonder dat de schilder zich aan de realiteit hechtte en schilderde uit fantasie. In Nederland veranderde dit. De schilders schilderden wat ze zelf waargenomen hadden. Er werden schetsen gemaakt die de schilders zelf ergens in het landschap gemaakt had en welke hij later op een doek bewerkte.
Gillis van Coninxloo46 De Haarlemmer Hercules Segers (1590-1638) heeft de Vlaamse traditie van de gestoffeerde fantasielandschappen doorbroken. Ook al houden sommige van zijn berglanschappen zich niet aan de realiteit maar zijn helemaal op zijn fantasie gebaseerd. Hij was niet alleen een schilder maar ook etser en op dit gebied heeft hij een nieuw procedé ontwikkeld. Voor Segers zijn de figuren in het landschap niet zo belangrijk, dat is in
45
Timmers, J.J. Prof.Dr.: De Glorie van Nederland, p. 239. “Hij sloot de voorgrond op zijn schilderijen af door de bomen rechts en links, waarvan de kruinen naar elkaar toereikten en die zodoende de middenpratij invatten. Hiermee wordt de aandacht van de toeschouwer op die middenpartij gevestigd. Overigens werkte hij nog steeds met de drie plannen: bruine voor-, groene middel- en blauwe achtegrond.” 46
Gillis van Coninxloo, Elias gevoed door de raven, Olieverf op hout, einde van de 16e eeuw, 115 x178 cm, Musée Royaux des Beaux Arts, Brussel, http://nl.wikipedia.org/wiki/Gillis_van_Coninxloo (18:51, 10.3.2008).
41
tegenstelling met Hendrick Avercamp (1585-1634) in wiens werk het landschap net zo belangrijk is als de figuren.
Hercules Segers47
Hendick Avercamp48
Het is diudelijk dat de Vlaamse traditie toch nog overleefde. De leerlingen van Gillis Coninxloo, Esaias van de Velde en Hercules Segers, de leden van de Haarlemse Sint-Lucasgilde behoren tot de eersten die met het schilderen van de realistische lanschapschilderkunst begonnen zijn. Hun werk heeft aandeel aan het vormen van de karakteristieke realistische Nederlandse stijl waarin de horizon die in onder het midden van het schilderij ligt een belangrijke rol speelt en de lucht die meer plaats inneemt. “De Nederlanders zijn de eerste om de schoonheid van de hemel te ontdekken”.49 In sommige schilderijen is zelfs de lucht min of meer het onderwerp van een schiderij geworden. Integendeel tot het werk van de
Vlamingen
was
in
het
werk
van
de
Nederlanders ruimte, wijde openheid en licht waar te nemen. Adriaen Jansz. van Ostade 50
47
Hercules Segers, Gezicht op Rhenen, 1625-30, Olieverf op eik, 43 x 67 cm, Staatliche Museen, Berlijn, http://www.wga.hu/index1.html.
48
Hendrick Avercamp, Winterlandschap met ijsvermaak, ca. 1608, Olieverf op paneel, 87,5 x 132 cm, Rijksmuseum, Amsterdam, http://www.rijksmuseum.nl/aria/aria_assets/SK-A1718?lang=nl&context_space=&context_id=.
49
Gombrich, E.H.: Příběh umění, p. 341. „Holanďané byli první, kdo objevil krásu nebe.“
50
Adriaen Jansz. van Ostade, Schilders in zijn atelier, 1663, Olieverf op eik, 38 x 35,5 cm,Gemäldegalerie, Dresden, http://www.wga.hu/index1.html.
42
Voor dat een schilder aan een landschap begon te werken ging die eerst de natuur in om te observeren, hij maakte schetsen en studies en verder werd het schilderij in het atelier verwaardigd.
4.3.1 Haarlemse school De stad Haarlem is eeuwenlang een typisch schilderstad geweest. En op het gebied van de schilderkunst is Haarlem tussen de jaren 1580 en 1630 ook belagrijker gweest dan bijvoorbeeld Amsterdam. Haarlem is in de 17e eeuw door de Vlaamse immigranten één van de grootse steden van Holland geworden. De Vlamingen gaven aan de stad een economische en culturele impuls. “In 1634 telde het kunstenaarsgilde 58 kunstschilders, 6 etsers, 7 glasschrijvers en 6 beeldhouwers. Vanwege de bloei van kunst en commercie werd Haarlem wel het Florence van het Noorden genoemd”51 De Haarlemse kunstenaars waren toonaangevend. Het zijn de Haarlemers die we kunnen beschouwen als de grondleggers van de Nederlandse landschapschilderkunst.
51
Kiers, J. & Tissink, F.: De glorie van de Gouden Eeuw, Schilderijen, beeldhouwkunst en kunstnijverheid p. 37.
43
4.3.2 Esaias van de Velde (1587-1630) Esaias van de Velde is de “vader” van de Nederlandse landschapschilderkunst en speelde een belagrijke rol in het vormen van de landschapschilderkunst. De ouders van Esaias – vader Hans van de Velde – waren Vlaamse protestanten die in 1585 naar Nederland zijn gevlucht. Esaias wordt in 1587 in Amsterdam geboren. Het schilderen leerde hij van zijn vader maar ook bij Gillis Coninxloo. Tussen de jaren 1610-1618 werkt hij in Haarlem, waar hij ook lid van het Sint-Lucasgilde werd. In Haarlem wordt Esaias ook onder anderen meester van Jan van Goyen. In 1618 vertrok Van de Velde naar Den Haag waar hij niet alleen typische Hollandse landschappen maar ook berglandschappen schilderde. Hij maakte schetsen in de natuur en vervaardigde het schilderij dan in een atelier. Esaias van de Velde was niet alleen een schilder maar ook een etser van militaire tafeleren en genrestukken en etse ook zijn landschappen. Regelmatig werd hij ook door andere schilders gevraagd om hun schilderijen van figuurtjes te voorzien.
Esaias van de Velde – Het Ponteveer52
52
Esaias van de Velde, Het ponteveer, 1622, Paneel, 75,5 x 113 cm, Rijksmuseum, Amsterdam, http://www.rijksmuseum.nl/aria/aria_assets/SK-A-1293?lang=nl&context_space=&context_id=.
44
Het ponteveer werd geschilderd toen Van de Velde in Den Haag woonde. Het ponteveer is gekenmerkd door kalmte. Er is geen bijbelse, historische of mythologische verhaal uitgebeeld maar het is de natuur die in dit schilderij de hoofdrol speelt. Een veerpont vol met mensen en dieren steekt de rivier over. Aan beide kanten van de rivier staan volgende passagiers op het veerpont te wachten. Op de rechtse oever wordt er hard aan een nieuwe zeilboot gewerkt. Ook al is het ponteveer vol met mensen en actie heeft de toeschouwer toch gevoel van kalmte. Het is ook voor de eerste keer dat een typisch Hollands rivierlandschap op een groot formaat wordt afgebeeld en daarom wordt dit schilderij als het eerste hoogtepunt van de Nederlandse landschapsschilderkunst beschouwd. “Met Het ponteveer zette hij de toon voor een lange traditie in de verbeelding van het Hollandse riviergezicht.”53 Het thema van de veerboot zal worden herhaald en verder bewerkt in het werk van Jan van Goyen en Salomon van Ruysdael. De rest van zijn leven bijft Van de Velde in Den Haag waar hij hofschilder van Prins Maurits van Oranje en Frederik-Hendrik is. In Den Haag blijft die tot aan zijn dood in 1630.
53
Kiers, J. & Tissink, F.: De glorie van de Gouden Eeuw, Schilderijen, beeldhouwkunst en kunstnijverheid, p.43.
45
4.3.3 Jan Josephsz. van Goyen (1596-1656) Jan van Goyen behoort samen met Esaias van de Velde en Salomon van Ruysdael tot
de
grondleggers
van
Nederlandse
landschapschilderkunst. 54
Jan van Goyen werd geboren op 13
januari
in
Leiden
als
zoon
van
een
schoenmaker. Toen Van Goyen tien jaar oud was, kwam hij als leerling bij de schilder Coenraet Adriansz van Schilperoort. In volgende twee jaren was hij nog bij drie andere meesters als leerling. Later vertrekt Van Goyen naar Hoorn waar hij waarschijnlijk in de leer was bij Willem Gerritz. In deze tijd heeft Van Goyen besloten om geen glazenmaker te worden – dat die tot nu toe leerde – en wijdde zich volledig aan landschapschilderkunst. Rond 1615 gaat hij op een studiereis naar Frankrijk samen met zijn leermeester. Na de terugkomst gaat Van Goyen zoals veel andere schilders van die tijd naar Haarlem in de leer bij Esaias van de Velde, die een fundamentele invloed op Van Goyens werk heeft. Van Goyen werkt in Van de Veldes levendige stijl, maar zijn werk verandert later en hij begint met het schilderen van monochrome55 landschappen. Rond 1632 verhuisde hij naar Den Haag, waar hij voor een tijd Paulus Potter (1625-1654) te gast had – een schilder vooral van vee in het Nederlandse landschap, auteur van het schilderij De Stier. Zijn dochters huwelijkte hij uit aan schilders. Éen van die echtgenoten is Jan Havicksz. Steen (1626-1679), bij welke de schoonvader het talent waardeert.
54
Portret van Jan van Goyen, toenmalige grafiek gemaakt volgens portret van Van Goyen gemaakt door Gerard ter Borch.
55
Monochroom - Monochroom betekent letterlijk: in één kleur. De term komt van het Griekse woord 'monochromos': van één kleur. De term wordt ook veel gebruikt voor kunstwerken (schilderijen) die niet slechts in één kleur, maar in weinig kleuren uitgevoerd zijn. http://www.rijksmuseum.nl/aria/aria_artists/00017059?lang=nl.
46
Van Goyen is ook bezig met het kopen en verkopen van huizen en ook met de handel van tulpen. Maar aan het einde van zijn leven realiseert die een paar nadelige transacties die hem ruïneren. Van Goyen sterft in Den Haag in armoede 27 april 1656. Jan van Goyen is één van de productiefste schilders van de Gouden Eeuw. Zijn eerste werk is in 1620 gedateerd, verder is hij auteur van ongeveer 1200 schilderijen en 800 tekeningen. Van Goyen reisde veel rond in Nederland en op deze reizen maakte hij zijn schetsen en studies om later, als hij in zijn atelier is, die in schilderijen verwerken. “Aan de hand van schetsboeken is zijn spoor te volgen in Noor- en Zuid-Holland (ca. 1647), Brabant (1648), langs de Rijn (1650-1651) en tenslotte in Gelderland en Kleef (1656).”56 Zijn vroege werk is vol kleuren en vol figuurtjes en verhalen, pas later worden zijn schilderijen rustiger en de composities eenvoudiger.
Jan van Goyen – Landschap met twee eiken57
56
Ben Broos, Uit de schatkamer van de verzamelaar, p. 30.
57 Jan van Goyen, Landschap met twee eiken, 1641, Olieverf op doek, 88,5 x 110,5 cm, Rijksmuseum, Amsterdam, http://www.rijksmuseum.nl/aria/aria_assets/SK-A-123?lang=nl&context_space=&context_id=.
47
A 123 Canvas 88,5 x 110,5 signed and dated I V G 1641 Stadsgeluiden sterven af
zal ik dezelfde kant opgaan
Bij het beklimmen van de trap
vóór de rivier haal ik hem in
Ik kom weer voor het schilderij
dan kan ik ook zijn ogen zien
‘landschap met twee eiken’ om vijf uur dwingt een bel onder de scheve bomen twee kleine kromme mannen
ons richting garderobe mijn gedachte blijven achter
naar elkaar toe gebogen een zware lucht daar boven
bij man die onaantastbaar het immense veld door ging
één man passeerde juist
om voor het donker aan te komen
en is nu op het punt voor eeuwig te verdwijnen
en die volmaakt werd opgenomen
achter de kleine heuvel
in de vierkante meter verbeelding van de schilder Jan van Goyen.
zijn verte beslaat de breedte van canvas waar ik voor sta
58
Sipko Melissen, 1985.
de ruimte hem toegemeten is groot genoeg voor twee
“’A 123’ is het inventarisnummer waaronder het schilderij in de catalogus van het Rijksmuseum vermeld staat. Melissen gebruikt het, aangevuld met andere geegevens betreffende het schilderij, waaronder de initialen van de schilder, als titel. Hij geeft daarmee duidelijk te kennen, dat wat volgt over een schiderij gaat. Niettemin zou de weglopende, derde, man te achterhalen zijn, als niet om vijf uur het Rijksmuseum moest worden verlaten. De werkelijkheid belet de ‘ik’` in hem een reisgenoot te vinden. Alsof het schilderij dat al niet doet.”59
58
Korteweg, A: Een engel zingend achter een pilaar, Gedichten over schilderijen, p. 189.
59
Korteweg, A: Een engel zingend achter een pilaar, Gedichten over schilderijen, p. 116.
48
Door het hoge tempo waaop Van Goyen bezig was met zijn werk, had hij misschien niet de tijd om nieuwe en nieuwe motieven te bewerken. Zo komen sommige elementen steeds weer opnieuw in zijn werk voor, zoals bijv. de twee eiken. Het schilderkunst van Jan van Goyen werd tijdens de geschiedenis voor een lange tijd vergeten. Zijn werk moest opnieuwe worden “ontdekt” en pas in 1851 noemt de schilder Charles Blanc hem sterk in zijn monotonie. In de 18e eeuw wordt Van Goyen door niemand verkocht en niet gekocht. Van Goyen behoorde toen niet in een serieus galerie. Nog Taine noemt hem niet eens in zijn encyclopedie en Fromentin vermeldt zich over Van Goyen met sommige voorbehouden: onzeker, niet constant, vluchtig en verwerkelijkt. Pas Théofil Thoré (pseudoniem W. Bürger)60 - ontdekker van Vermeer – heeft voor Van Goyen begrip. Kunsthandelaar Charles Sedelmayer verzamelde in lange jaren in stilte het werk van Van Goyen en in 1875 organiseerde hij een tentoonstelling aan hem gewijd. Het succes was enorm.61 Korte overzicht van prijzen van Van Goyens schilderijen die op verschillende auctie’s werden verkocht: 1699 in Amsterdam
6,0 Hollandse guldens
1770 in Leiden
7,5 Hollandse guldens
1800 in Amsterdam
4,0 Hollandse guldens
1835 in Amsterdam (twee)
20,0 Hollandse guldens
1845 in Amsterdam
75,0 Hollandse guldens
1870 (gekocht door Sedelmayer)
505,0 Hollandse guldens
1881 in Parijs
30 500,0 Franse franks
1912 in Amsterdam
10 000,0 Hollandse guldens
1912 in Amsterdam
3 500,0 Hollandse guldens
1913 in Parijs
14 500,0 Franse franks62
60
Franse criticus W. Bürger (pseudoniem van Étienne-Joseph Théophile Thoré, 1807-1869).
61
Filla, E.: Jan van Goyen: Úvahy o krajinářství, p. 60.
62
Filla, E.: Jan van Goyen: Úvahy o krajinářství, p. 61.
49
In 1779 werden twee van zijn schiderijen in Brussel voor 150 guldens verkocht en dezelfde twee schilderijen werden later in Gent in 1791 voor 23 guldens verkocht. In 1813 bereiken beide schidlerijen slechts 30 hol.zl. In 1870 wordt één van zijn schilderijen in Parijs verkocht voor 500 Franse franks en in 1941 wordt die in Amsterdam vóór 2025 guldens. In 1809 kost een ander schilderij 14 Hollandse Guldens en in Amsterdam in 1910 kost hetzelfde schilderij 5000 guldens.
Jan van Goyen63
Jan van Goyen64
4.3.4 Salomon van Ruysdael (1600/1603-1670) Salomon van Ruysdael werd in Haarlem of in Naarden geboren rond 1600. De geboortenaam van Van Ruysdael is eigelijk De Goyer, de naam heeft hij met zijn broer Isaack veranderd naar het gelijknamige kasteel Ruisendaal in de buurt van hun vaders geboorteplaats Blaricum. De enige uit de familie die zijn naam met een ‘i’ schreef was Salomons neef Jacob van Ruisdael. In 1623 werd hij als schilder ingeschreven in het Haarlemse SintLucasgilde en in 1648 werd hij zelfs de voorzitter van het gilde. Zijn opleiding kreeg die waarschijnlijk bij Esaias van de Velde, zoals Jan van 63
Jan van Goyen, Rivierlandschap met een vee-veerpont, 1654, Oliverf op canavas, 66 x 82 cm, partuculier bezit, http://www.wga.hu/index1.html.
64
Jan van Goyen, Rivierlandschap, 1652, 66,7 x 98 cm, Wallraf-Richartz Museum, Cologne, http://www.wga.hu/index1.html.
50
Goyen – zijn schilderijen zijn in zijn vroegere werk onder de invloed van Van de Velde en later van Van Goyen. Salomon van Ruysdael samen met Pieter Molijn (1595-1661) en Jan van Goyen was één van de vertegenwoordigers van de zgn. tonale landschapschilderkunst.65 Zijn hele leven bracht die in Haarlem door en zoals Van Goyen ook Van Ruysdeal ging ook op korte reizen om schetsen voor zijn stadsgezichten en landschappen van verschillende plaatsen te maken. Het weerzien Immer vervaarlijk blijft het schilderij. Rivierlandschap van Salomon Ruysdael. Rivierlandschap met het veer en overhaal. De zomer is voorbij. Octoberlicht. Statig vaart onder wolken, tegen tij, het grotezeil op, ik denk komend van Dordt, een machtige tjalk. Licht wordt er uitgestort in gouden banen, maar de atmosfeer draagt al verandering. Er komt onweer. Van overzee, in tweespalt levenslang, aanzie ik Holland, in dit groots gericht
Salomon van Ruysdael66
van licht en donker. – Vóór zijn nedergang.
Ida Gerhardt, 1970
67
In tegendeel tot Het pontveer waar de toeschouwer door de boot van de ene kant naar de andere met zijn blik springt, is het bij Van Ruysdaels Rivierlandschap anders. Bij Van Ruysdael staat de rivier niet centraal en dus het eerste blik gaat naar de linkere oever met de grote bomen het volgelade veerpont en verder naar de horizon. Ook dit motief van de diagonale terugwijkende rivier, de boomgroepen en het bootje komen bij Van Ruysdaels schilderijen vaker voor.
65
Broos, B.:, Uit de Schatkamer van de Verzamelaar, p. 52. „Kenmerkend voor hun werken in deze stijl is het beperkte palet van op elkaar afgestemde kleuren.“
66
Salomon van Ruysdael, Rivierlandschap met veerpont, 1649, Olieverf op doek, 99,5 x 133,5 cm, Rijksmuseum, Amsterdam, http://www.rijksmuseum.nl/aria/aria_assets/SK-A3983?lang=nl&context_space=&context_id=.
67
Korteweg, A: Een engel zingend achter een pilaar, Gedichten over schilderijen, p. 121.
51
Salomon van Ruysdael68 In 1936 wordt er een tentoonstelling van het werk van Salomon van Ruysdael door Jacques Goudstikker georganiseerd. Jacques Goudstikker had een rijke kunstcollectie die grotendeels tijdens de Tweede Wereldoorlog door Herman Göring bemachtigd werd en na de oorlog kwam een gedeelte van deze kunstcollectie in rijksbezit. Later zijn twee van zijn werken uit de collectie van Goudstikker in het Rijksmuseum komen hangen – Schepen op een turbulente zee en Rivierlandschap met gezicht op Herwen en Aerdt in Gelderland. Maar in 2006 werd besloten dat de schilderijen teruggeven moeten worden aan de eerste erfgename van Goudstikker, Marei von Seher.
4.3.5. Jacob Isaacsz. van Ruisdael (1628/1629-1682) “De grootse dichter tussen allen landschapschilders is Jacob van Ruisdael” - Johan Wolfgang Goethe. Jacob van Ruisdael wordt in Haarlem geboren de jaar van zijn geboorte is nog steeds punt van discussie net zo als zijn sterfplaats. Van zijn leven weten we niet veel. Al op zijn twaalfde schijnt die zijn eerste schilderijen te scheppen, die later groot succes hebben. Zijn eerste werk is uit 1646 gedateerd. Waarschijnlijk kreeg Jacob les van zijn vader – 68
Salomon van Ruysdael, Riviergezicht bij Deventer, 1645, Olieverf op doek, 110 x 151,5 cm, Rijksmuseum, Amsterdam, http://www.rijksmuseum.nl/aria/aria_assets/SK-A-3259?lang=nl.
52
lijstenmaker, schilder en kunsthandelaar - en ook misschien van zijn oom Salomon van Ruysdael, die zelf een grote landschapschilder was. Zijn vader, oom en andere schilders onder andere Jan van Goyen en Cornelis Vroom hebben op jonge Jacob groot invloed gehad. Behalve schilder was Jacob van Ruisdael ook arts, chirurg om precies te zijn, hij schijnt in 1672 gepromoveerd te zijn in Caen69. Arnold Houbraken schrijft in zijn geschiedenis van de Nederlandse schilderkunst70 dat Van Ruisdael zelfs paar operaties in Amsterdam uitvoert. Zijn naam komt voor in “Series Doctorum” van de Collegium Medicum in Amsterdam maar later verdwijnt zijn naam van de tijdschrift. Verder is over zijn chirurgenloopbaan niet veel bekend. In 1648 treedt Jacob in het schildersgilde van Haarlem, het SintLucasgilde in. Jacobs talent was al gauw duidelijk, dat die op minimumleeftijd van twintig jaar in het gilde wordt toegelaten. Zoals andere schilders van die tijd ging ook Van Ruisdael op studiereizen door Nederland om schetsen en studies te maken. Zo komt hij bijv. in Egmond aan Zee terecht waar hij met zijn vader schildert, verder gaat Van Ruisdael naar Naarden en Rhenen. Met zijn vriend Nicolaes Berchem maakt hij een reis naar Bentheim aan de Duits-Nederlandse grens waar die aantal schilderijen van de Bentheim slot maakte. Verder komt die ook in Alkmaar terecht bij zijn familie. Na zijn studiereizen, in 1656, gaat Van Ruisdael naar Amsterdam waar hij in 1659 burgerrechten kreeg. In Amsterdam opent Jacob zijn atelier en neemt jonge schilders in de leer zoals bijv. Meidert Hobbema (1638-1709). Zijn schilderijen worden veel gekocht, de prijzen van zijn schilderijen waren hoger dan die van Van Goyen en zijn omvangrijke productie bewijst dat hij genoeg klanten had. Van Ruisdael kan een comfortabel leven leiden. Hij blijft vrijgezel en heeft een nauwe relatie met zijn vader en zorgt voor hem tot aan zijn dood. Waar Jacob van Ruisdael
69
Caen – een stad in Frankrijk in de regio Basse-Normandie.
70
De groote schouburgh der Nederlantsche konstschilders en schilderessen.
53
gestorven is, is niet bekend - in Haarlem of in Amsterdam - hij is wel in Haarlem begraven in Sint-Bavokerk. In zijn vroege werk kunnen we duidelijk de invloed van zijn vader, oom en Cornelis Vroom zien. In zijn beste werken – het Joodse kerkhof, het Gezicht op Bentheim, de Molen bij Wijk bij Duurstede – zijn de composities vaak impozanter, poëtischer en dramatischer dan de werkelijkheid en zijn vol met sentiment en gevoel – zijn schilderijen hebben bijna een romantische inslag – dat is in tegendeel met zijn tijdgenoten die een realistische weergave van de landschap willen geven. Zijn werk is nauwkeurig gecomponeerd en dus niet echt realistisch. Hij schilderde niet alleen boslandschappen met centrale motieven zoals ruïnes, watermolens, grote eiken maar maar ook stadsgezichten in vogelucht, zeegezichten en winterse tafeleren. “Zijn kunst zou van grote invloed zijn op de landschapschilderkunst van de achttiende en de negentiende eeuw in Engeland en Frankrijk.”71
Één van de van de motieven die we vaker bij Van Ruisdael terug zien zijn de wind- en watermolens. Zoals in deze schilderij De molen bij Wijk bij Duurstede die omstreeks 1670 is gedateerd. Van Ruisdeal beeldt
hier
het
klassieke
Nederlandse landschap uit – veel water, wolken, lucht, wind en molens.72
71
Timmers, J.J. Prof.Dr.: De Glorie van Nederland, p. 241.
72
Jacob van Ruisdael, De molen bij Wijk bij Duurstede, ca. 1670, Olieverf op doek, 83 x 101 cm, Rijksmuseum, Amsterdam.
54
Joodse kerkhof Luchten van Ruysdsael hangen nog als zwerk Wat dreigt? Lichtval vergruist het travertin van tombes. Naam? Het zwijgt. De witte berk wijst onheil aan, de beek zondvloedbegin. Kapot zijn zij graftekens van zichzelf dubbel verval maakt plus uit min maal min, gedachte resten van een kerkgewelf, even abstract, zij storten morgen in, tenzij dit schilderij hen staande houdt. Kunst denkt vooruit: waar blijft het water van de beek? Stort het zich, waterval, ijskoud
Jacob van Ruisdael73 over de lijst de ruimte binnen? Kan ik blijven wie ik ben? Of ben ik fout? Geen duif met palmtak vliegt volgens plan
C.O. Jellema, 198374
Het kerkhof op het schilderij is geïnspireerd door de Joodse begraafplaats in Oudekerk aan de Amstel en de ruïne van het kasteel door de ruïne van kasteel in Egmond, die op meerdere schilderijen van Van Ruisdael terugkomt.
73
Jacob van Ruisdael, De Joodse begraafplaats., c. 1657, Olieverf op canvas on, 141 x 182.9 cm, Institute of Arts, Detroit.
74
Korteweg, A.: Een engel zingend achter een pilaar, Gedichten over schilderijen, p. 163.
55
Op het eerste gezicht Uitbarstingen van landschap. Het portret Ontbreekt. Coup du solei verlicht van boven het blekerveld bij Haarlem. Het lijkt net of het zo was. Ik wil het wel geloven:
aanraken,Thomas, mag hier niet, suppoosten zijn parkwachters met uniform en pet. Ik zie je staan, tenger, om me te troosten; heb, snel verliefd, je op doeken gezet:
uitzicht op Bentheims of op watermolens, bosvijvers die een hertenpoot weerkaatsen,
Jacob van Ruisdael75
de wandelaar ben ik, die, omgewend,
kijkt of je komt – zo worden, nolens, volens, Ruysdaels landschappen ideale plaatsen voor onze picknick – jij, mooi, onbekend.
C.O. Jellema, 198376
Jacob van Ruisdaels invloed was buitengewoon, hij beïnvloedde niet alleen zijn Nederlandse tijdgenoten maar ook kunstenaars in andere landen in twee volgende eeuwen – Thomas Gainsborough (1727-1788), John Constabel (1776-1837) en de School van Barbizon77 bijv.
75
Jacob van Ruisdael, Gezicht op Haarlem, ca. 1670, Olieverf op doek, 43 x 38 cm, Rijksmuseum, Amsterdam, http://www.rijksmuseum.nl/aria/aria_assets/SK-A-351?lang=nl&context_space=&context_id= 76
Korteweg, A.: Een engel zingend achter een pilaar, Gedichten over schilderijen, p.162.
77
School van Barbizon is een Franse school, die in periode van 1830 tot 1870 werkte in de omgeving van Barbizon bij Fontainebleau. Uitgangspunt was het schilderen van landschappen. http://nl.wikipedia.org/wiki/School_van_Barbizon (4.4.2008, 15:52).
56
4.3.6 Aert van der Neer (1603/1604-1677) Over het leven van Aert van der Neer is niet veel bekend. Waarschijnlijk werd hij in Amsterdam geboren en op een onbekend moment is hij naar Gorinchem verhuisd, waar hij volgens Arnold Houbraken ‘Majoor bij de heren van Erkel’ was. Dit vermoeden zou kunnen uitleggen waarom er alleen zo weinig werken van zijn begin gedateerd zijn. Rond 1632 – in dit jaar trouwd hij - vertrekt hij weer naar Amsterdam, waar in 1634 Eglon Hendrick van der Neer (1604-1677) wordt geboren die later portret- en genreschilder wordt – ook de kleinzoon Aert van der Neer de Jonge. Omdat Van der Neer niet in staat was om het gezin alleen van zijn kunst onderhouden opent hij een wijn-winkel en een herberg maar toch raakt hij in de misère. Aert van der Neer gaat dood in volkomen armoede in zijn woning in Kerkstraat. Bij het registreren van zijn eigendom werden zijn schilderijen slechts rond 5 Hollandse guldens geschat. Zijn eerste werken zijn omstreeks 1639 en 1642 gedateert beide landschappen zijn niet van een hoge kwaliteit. Maar het duurt niet lang voordat de schilder rijpere werken maakt. Hij verrijkte de Nederlandse schilderkunst met een nieuwe genre – het landschap bij maanlicht.
Aert van der Neer – Riviergezicht bij maanlicht78
78 Aert van Neer, Riviergezicht bij maanlicht, ca. 1645, Olieverf op paneel, 55 x 103 cm, Rijksmuseum, Amsterdam, http://www.rijksmuseum.nl/aria/aria_assets/SK-A-3245?lang=nl&context_space=&context_id=
57
Daarnaast schilderde Van der Neer ook nachtelijke branden en wintergezichten. De nachtelijke branden werden later uitgebeeld door Egbert van der Poel (1621-1664). Hoewel Van der Neer in Amsterdam leefde, kunnen we in zijn schilderijen een stuk van Nederland zien – de natuur rond Haarlem en Leiden en de rivieren Maas en Rijn. In sommige schilderijen komen we ook Dordrecht tegen, waar Albert Cuyp woonde. Uit meerdere bronnen is bekend dat deze twee schilders een vriendelijke verhouding hadden. Op Van der Neers doeken is te zien, dat hij beïnvloed was door het werk van Cuyp. Cuyp was ook de leermeester van Van der Neer en hij verlevendigde Van der Neers werk met werk met figuurtjes en dieren. Ook al zijn Van der Neers schilderijen op de kunstmarkt niet zo hoog geprijsd zoals die van Albert Cuyp of Meidert Hobbema, ze zijn voor hun bijzondere betovering vaak zeer gezocht en zijn opgenomen in talrijke collecties. Rond 150 schilderijen zijn toegankelijk voor het publiek. De grootste colletie van Van der Neers werk is in de Hermitage in SintPetersburg.
Aert van de Neer79
Aert van de Neer80
79
Aert van der Neer, Gevroren rivier in de avond, ca. 1648, Olieverf op canvas, National Gallery, Londen, http://cs.wikipedia.org/wiki/Soubor:Neer1.jpg, (4.4.2008, 17:51).
80 Aert van der Neer, Rivier in winter, ca. 1645, Olieverf op paneel, 35.5x62 cm, Hermitage, Sint-Petersburg, http://www.hermitagemuseum.org/fcgibin/db2www/descrPage.mac/descrPage?selLang=English&indexClass=PI CTURE_EN&PID=GJ923&numView=1&ID_NUM=1&thumbFile=%2Ftmplobs%2FCBL84PB9VBZD_23WGR6.jpg&embViewVer=last& comeFrom=quick&sorting=no&thumbId=6&numResults=3&tmCond=Aert+van+der+Neer&searchIndex=TAGFIL EN&author=Neer%2C%26%2332%3BAert%26%2332%3Bvan%26%2332%3Bder, 4.4.2008.
58
5 Stadsgezichten 5.1 De oorsprong van de stadsgezichten “In de Middeleeuwen verschijnt het stadsgezicht als achtergrond voor
Bijbelse
taferelen
en
81
portretten.”82 In de Gouden eeuw ontwikkelde het realistische landschap zich en hetzelfde gebeurde met het stadsgezicht. specialiseerden
“In
de
17e
Nederlandse
eeuw schilders
zich
in
gedetailleerde
en
herkenbare stads- en landschappen die beantwoordden aan het gevoel van lokale trots bij de rijke Nederlandse middenklasse.”83 Dankzij het protestantse geloof werden er geen afbeeldingen van heiligen gemaakt. “In de protestantse samenleving werden afbeeldingen van heilgen niet meer gevraagd en dus gingen sommige schilders zich toeleggen op de afbeelding van de kale architectuur van kerkgebouwen.”84 Er was geen grote vraag naar dit soort kunst “... en dus gingen sommige schilders zich toeleggen op de afbeelding van de kale architectuur van kerkgebouwen.”85
5.1.1 Kunsttechniek van de zeventiende- eeuwse schilders Schilders die met stadsgezichten of kerkinterieurs waren bezig, werden door construcivistisch gestructureerde ruimte en lichte effecten gefascineerd. Ze inspireerden de andere schildersgeneraties. Bijvoorbeeld Johannes Vermeer en zijn zijn kunsttechniek die is ook op De gezicht van de Delft zichtbaar is iets wat kon later de impressionisten inspireren in hun techniek. “Zijn paneelstreek werd verfijnder en hij ontwikkelde de stippeltechniek: met kleine verfstippen werkte hij de illusie van licht.”86 Of
81 De Aanbieding van het Lam Gods (1425-29) – Jan van Eyck, olieverf op hout, Cathedral of St Bavo, Ghett. http://www.wga.hu/frames-e.html?/html/e/eyck_van/jan/index.html. 82 http://nl.wikipedia.org/wiki/Stadsgezicht (17.03. 2008, 00:19). 83 http://nl.wikipedia.org/wiki/Veduta (17. 03. 2008, 00:30)
.
84
Beheydt, L.: Één en toch apart, p. 138. 85 Beheydt, L.: Één en toch apart, p. 138. 86 Kiers, J. & Tissink, F.: De glorie van de Gouden Eeuw, Schilderijen, beeldhouwkunst en kunstnijverheid, p. 198.
59
Pieter Saenredam en zijn constructivistische houding was misschien inspiratie voor werken van Piet Mondriaan.
5.1.2 De stad als een kunstmotief voor kunstenaars Schilders ontdekken de schoonheid van de eigen stad en geven ze verheerlijkend weer. Maar de steden werden niet aleen door de schilders verheerlijkt. Ook de schrijvers of dichters bezongen hem. Een goed voorbeeld is het treurspel Gijsbrecht van Amstel van Joost van den Vondel. De artistieke voorkeur voor de eigen stad wordt gedragen door de trots van de steden.
5.2 Wie zich met wat bezighield? Sommige schilders gaven de zogenaamde veduta weer. Een “Veduta” is een “Gedetaileerd topografisch stadsgezicht of schilderij van een landschap.”87 Tot de schilders die stadsgezichten weergaven horen zonder twijfel Jan van der Heyden (1637 – 1712) of Gerrit Berckheyde (1638 – 1698) of Jan van Goyen (1596 – 1656). De specialisatie van Jan Vermeer van Delft (1632 – 1675) waren genreschilderijen, maar hij schiep ook twee veduta´s – Gezicht op Delft en een schilderij met de naam Het Straatje. Hier wil ik over deze twee schilderijen spreken. De concurrent van Jan Vermeer van Delft was Pieter de Hooch (1629 – 1684). Zijn specialisatie waren ook genreschilderijen. Waarom de keuze van De Hooch? In het merendeel van zijn kunststukken kunnen we door een raam of een deur een stadsstraatje zien en daarmee dus een ander aanzicht op de stad. Pieter Saenredam (1597 – 1665) en Emanuel de Witte (1617 – 1692) wijdden zich aan kerkinterieurs. In ons verhaal zullen ook Carel Fabritius (1622 – 1654), Egbert van der Poel (1621 – 1664) en Daniël Vosmaer (1622 – 1699/1670) terloops worden aangeroerd. De meeste schilders die hier zijn genoemd waren in Delft werkzaam – Pieter Saenredam, Jan van der Heyden, Carel Fabritius, Egbert van der Poel,
87
Šabouka, S.: Encyklopedie světového malířství, p. 354.
60
Daniël Vosmaer of Emanuele de Witte. Daaruit vloeit voort dat Delft een echt artistieke stad was. “Architectuurschilders waren misschien wel het meest van alle 17deeeuwse kunstenaars bezig met de weergave van zichtbare werkelijkheid. Ze
experimenten
combineerden
hun
met
verschillende
technische
perspectiefconstructies
vaardigheden
met
en
nauwkeurige
observaties.”88 5.2.1 Wat was de hulpmiddel voor de kunstenaars? In teksten over de schilders en hun kunstwerken komt vaak het begrip camera obscura voor. En wat is dat? Dat is een speciaal toestel (de voorganger van het fototoestel) dat de schilders met schilderen van veduta´s hielp. Maar dat is geen uitvindig van de 17de eeuw. De primitiever versie is veel ouder. Wat was er nodig om zo´n apparaat te construeren? Een Camera obscura “...is een verduisterde ruimte waarbij in een van de wanden een klein gaatje is aangebracht, later ook wel een lens. Het hierdoor invallende licht werpt een afbeelding van de buitenwereld op de tegenoverliggende wand. Net zoals bij afbeelding door een lens het geval is, wordt de buitenwereld op zijn kop afgebeeld. Als de achterwand van de camera obscura doorzichtig wordt gemaakt (bijvoorbeeld met matglas) is de afbeelding van buitenaf te zien.”89
Op de volgende pagina´s wil ik me wijden aan schilders die bezig waren met stadsgezichten.
88 Kiers, J. & Tissink, F.: De glorie van de Gouden Eeuw, Schilderijen, beeldhouwkunst en kunstnijverheid, p. 121. 89 http://nl.wikipedia.org/wiki/Camera_obscura_%28optica%29 (07.04.2008, 20:03).
61
5.3 Schilders van alles wat tot de stad behoort
5.3.1 Pieter Saenredam (1597 – 1665) Hij is in Assendelft geboren. Hij was leerling van de Haarlemse kunstenaar Pieter de Grebber (de Grebber werkte mee aan de decoratie van enkele belangrijke paleizen bijv. aan Huis ten Bosch in den Haag). Aan de aanvang van zijn carrière wijdde Saenredam zich aan portretten, landschappen en boekillustraties. In het jaar 1628 werden zijn illustraties in een boek uitgegeven. De naam van het boek was Beschryvinge ende Lof de Stad Haelrlem in Holland (de auteur van dit boek is Samuel Ampzing). Het boek gaat over de historie van Haarlem. “Maar niks in het boek laat de basis de nationale trots duidelijker zien dan Saenredams illustraties, vooral de drie landkaarten of de vogelperspectiefgezichten. Éen daarvan, waaraan hij veel aandacht had geschonken, was een topografische reconstructie van het Spaanse beleg in 1572.”90 Zijn
specialisatie
waren
kerkinterieurs
en
hij
gaf
ook
de
stadsgezichten weer. Voor elk werk op een schilderij kwam een serie studies. Hij maakte gedataileerde tekeningen. 91
Interieur
van
de
Sint
Odulphuskerk te Assendelft Dit is een schilderij van de interieur van de kerk in zijn geborenstad. Hier zijn zijn vader Jan Saenredam en de andere leden van zijn familie begraven. Op dit paneel kuunen wij zijn werk met het perspectief merken.
90 Nash, J.M.: The age of Rembrandt and Vermeer, p. 9. But nothing in the book shows the foundation of that new national pride more clearly than Saenredam ´s illustrations, especially the three maps or bird´s-eye views. One over which he had taken particular care was a topographical reconstruction of the siege of Haarlem by the Spanish in 1572. 91 Interieur van de St Odulphus te Assendelft (1649), olieverf op paneel, 50 x 76 cm, Rijksmuseum, Amsterdam http://www.wga.hu/frames-e.html?/html/h/heyden/index.html.
62
92
Sint Bavokerk Oorspronkelijk was de Sint Bavokerk
een
katholieke
kerk.
De
calvinistische
dominees wilden geen dingen in hun kerken hebben, die hun schapen konden afleiden. Maar de muziekliefhebbers waren tegen het verdwijnen van het orgel. Het orgel kunnen wij op meer schilderijen van hem zien. Dat kon misschien uitdrukking van zijn steun zijn. Op dit schilderij kunnen wij mensen opmerken maar niet zo veel mensen als op de weergaven van De Witte. Op Saenredam´s kerkinterieurs zijn de verticale en horizontale lijnen belangrijker dan de lichteffecten. Dat kunnen we op beide schilderijen bemerken. 93
Gezicht op Mariaplaats
en de Markt in Utrecht Het grote gebouw rechts is
De
Mariakerk
in
Utrecht. Deze kerk werd door hem meerdere keer verwerkt, net zoals de Buurkerk
links.
Bij
de
huidge Buurkerk bestaat de
toren
van
een
oorspronkelijke vroeggotische basiliek.
92
Interieur van de St Bavo in Haarlem (1648), olieverf op paneel, 200 x 140 cm, National Gallery of Scotland, Edinburgh http://www.wga.hu/frames-e.html?/html/h/heyden/index.html. 93 Mariaplaats en St. Marie in Utrecht (1662), olieverf op hout, 109,5 x 139,5 cm, Museum Boijmans Van Beuningen, Rotterdam http://www.wga.hu/frames-e.html?/html/h/heyden/index.html.
63
94
Interieur van de Buurkerk in Utrecht 95
De Buurkerk in Utrecht
De interieur van de kerk boven is de interieur van de Buurkerk, die wij kunnen ook op Het Gezicht op Mariaplaats en de Markt te Utrecht zien. Vandaag fungeert deze kerk als een museum – Het Nationaal Museum van Speelklok tot Pierement. Speelklokken dienden in 14de eeuw om alarm te slaan. De productie van de speelklokken bereikte het hoogte punt in de 17de eeuw. Die waren een geliefd muziekinstrument. In Nederland is de langste traditie van speelklokken. 96
Het Oude Stadhuis te Amsterdam Dit gebouw heeft op Dam
gestaan van 14de eeuw tot 1652. Het stadhuis bevond zich op de plaats van het huidige Koninklijk Paleis. In dit jaar brandde het gebouw. In het jaar 1648 werd er begonnen met het bouwen van het Nieuwe Stadhuis (nu Het Koniklijk Paleis). Op dit schilderij zien we groepjes mensen, misschien de raadsleden in hun typische calvinistische kleding. De perspectieftechniek van Pieter Saenaredam is beter afgewerkt dan die van De Witte (volgens de bestudeerde teksten). Witte´s kracht was in lichtwerking. 94
Interieur van de Buurkerk in Utrecht (1644), olieverf op eikenhout, 6o x 50 cm, National Gallery, London. De Buurkerk in Utrecht (1654), olieverf op hout, Collectie Six, Amsterdam. http://www.wga.hu/frames-e.html?/html/h/heyden/index.html. 96 Het Oude Stadhuis van Amsterdam (1657), olieverf op paneel, 65 x 85 cm, Rijksmuseum, Amsterdam. 95
64
5.3.2 Emanuel de Witte (1617 – 1692) Tijdens zijn leven werkte hij in Alkmaar (waar hij geboren is), Rotterdam en Delft en vanaf 1651 bleef hij in Amsterdam. In Delft kreeg hij zijn opleiding. Sinds 1636 was hij lid van het Sint-Lucasgilde. In het begin van zijn carrière schilderde hij mythologische of religieuze onderwerpen. Maar hij is vooral bekend om zijn kerkinterieurs. Hij gebruikte lichtcontrasten (licht en schaduw). Zijn stijl is meer losser dan stijl van die andere kerkinterieur´s schilders. Hij meed niet de figuren op zijn schilderijen. 97
Interieur van de Oude Kerk in Delft Delft
tijdens een kerkdienst Zoals volgt uit de naam van de schilderij, we zijn getuigen van een kerkdienst
in
lichteffecten
de
die
Oude de
Kerk.
Witte
De
gebruikte
voegden natuurlijkheid toe. Emanuel de Witte leefde 8 jaar in Delft, dus was het voor hem onvermijdelijk om het inetrieur van Delftse kerken te schilderen. 98
Interieur van een kerk Bij dit doek is geen jaar vermeld en het
schilderij
komt
uit
een
particuliere
verzameling. Maar ik wilde het kiezen om te vergelijken met Saenredams kerkinterieurs, want dit is totaal anders. Het schilderij herinnert aan Rembrandt en zijn schilderijen. Zijn
werk
met
de
licht
herinnert
aan
lichteffecten van Rembrandt. 97
Interieur van de Oude Kerk te Delft tijdens een kerkdienst (1651), olieverf op hout, 61 x 44 cm, Wallace Collectie, London. http://www.wga.hu/frames-e.html?/html/w/witte/index.html. 16 Interieur van een Kerk (-), olieverf op doek, 80 x 63 cm, Privécollectie. http://www.wga.hu/frames-e.html?/html/w/witte/index.html.
65
5.3.3 Pieter de Hooch (1629 – 1684) Hij is in Rotterdam geboren. Hij was een genreschilder. En waarom heb ik hem bij andere schilders gerangschikt? Dat is eenvoudig. We kunnen tussen zijn werkstukken een paar schilderijen met stadstraten vinden en volgens mij waar is een stad meer de stad dan op straat. Hij leerde in Haarlem en in 1655 trad hij in Sint-Lucasgilde in Delft. Vanaf het jaar 1660 leefde hij in Amsterdam. Zijn stijl ontwikkelde in de loop van de tijd – hij begon met donkere kleuren en later werden zijn schilderijen lichter. Ook zijn perspectief werd afgewerkt. 99
Musicerende groep in een hof Dit is ook een genreschilderij, maar wat
mij heeft geboeid is de doorkijk door het poortje. Door middel van de doorkijk kunnen we een gracht
opmerken. Op de andere kant van de
gracht is de typische Nederalndse architectuur geschilderd – het overwegende gebruik van baksteenconstructies en grote ramen (de grote ramen waren een oplossing van het probleem met ontstatbiele onderlaag – ramen diende om het gewicht van de hele voorgevel te verlagen). 100
De Nederlandse Familie Op deze voorstelling is een groepje van
zeven mensen afgebeeld. Vijf mensen zijn in zwarte kledingen gekleed. De kleur van de kleren is typisch voor calvinisten. In de achtergrond is er een toren van een kerk en de muren van andere huizen.
99
Musicerende groep in een hof (1677), olieverf op doek, 83.5 x 68.5 cm, National Gallery, London http://www.wga.hu/frames-e.html?/html/w/witte/index.html. 100 De Nederlandse Familie (c. 1662), olieverf op doek, 114 x 97 cm, Gemäldegalerie der Akademie der bildenden Künste, Vienna.
66
5.3.4 Johannes Vermeer van Delft (1632 – 1675) Hij bracht zijn hele leven in Delft door. Toen hij 21 jaar was werd hij lid van het Sint-Lucasgilde. Hij begon met historiestukken, maar hij werd beroemd dankzij zijn genreschilderijen. En wat is typisch voor zijn voorstellingen? Ik zou zeggen kleuren – geel, blouw en rood. Dat kunnen wij niet alleen op zijn genrestukken opmerken maar dat is ook op Gezicht op Delft en Het Straatje zichtbaar. En deze twee weergaven zijn de reden waarom heb ik hem in mijn werk gekozen. 101
Gezicht op Delft
Vermeer´s Gezicht op Delft is misschien het
meest
populair
Nederlandse
stadsgezicht. Wij zien de stad, water, schepen, twee groepjes mensen en grote
witte
wolken
alles
op
een
schilderij.
Zijn werk had (en ik geloof, dat nog steeds heeft) invloed aan veel kunstenaars maar niet alleen aan schilders. Door Vermeer werden ook enekele dichters beïnvloed onder zulke behoorde ook Albert Verwey of Willem Toorn. Albert Verwey was onder andere Nederlandse dichter. Hij leefde tussen jaren 1865 – 1936. “Verwey presenteert zijn gedicht als een innerlijke monoloog van de schilder. Deze stelt vast, dat de werkelijkheid van de stad veel mooier is dan de weerspiegeling ervan in het water en vraagt zich af of analoog daaraan op eenzelfde manier het hemelse Jeruzalem eens zijn Delft zal overtreffen.”102
101
Gezicht op Delft (1659-60), olieverf op doek, 98,5 x 117,5 cm, Mauritshuis, Den Haag http://www.wga.hu/frames-e.html?/html/v/vermeer/02c/index.html. Kortweg, A.: Een engel zingend achter een pilaar, Gedichten over schilderijen, p. 168
102
67
Delfse Vermeer, ziende naar Delft zoals hij het zal schilderen
‘Een stad aan de overkant, Met torens, poorten, daken, Walschoeiingen en aken, Wolkschaduw, zonnebrand.
Wij zien van de overzij Het voegschrift in haar muren, Haar koele kleurglazuren, Haar verte en haar nabij.
Hoe overtreft haar glans Haar spiegelschijn in ´t water! – Straalt zo de Godsstad later Tot schijn mijn stad van thans?´ Albert Vervey, 1925 103
103
Kortweg, A.: Een engel zingend achter een pilaar, Gedichten over schilderijen, p. 168.
68
Vermeer: Gezicht op Delft
Ik maak je hierin aanwezig. Je schaduw kondigt je aan om een hoek. Boodschappen gedaan in onzichtbare stegen. Bevend
raakt geschilderd zonlict je aan als je verschijnt op de kade. Gehoede regenten staan te wachten op dode schepen
Ze kijken je na. Joffer. Zeker laat ik er één bij je slapen vannacht, als ik je in leven houd, driehondred jaar hiervandaan. Willem van Toorn, 1979104
104
Kortweg, A.: Een engel zingend achter een pilaar, Gedichten over schilderijen, p. 169.
69
105
Het Straatje
In tegenstelling met de schilderijen van de Hooch is er éen verschil in hun zicht – dit is de zicht uit straat naar huis en hof en De Hooch maakte de omgekeerde aanzichten. Op deze schilderij van Vermeer zien wij twee vrouwen die aan het werken zijn en twee kinderen die misschien aan het spelen zijn. Dus een alledagseleven. Ook de typische rode bakstenen en grote ramen kunnen wij opmerken.
5.3.5 Gerrit Adrienszoon Berckheyde (1638 – 1698) Gerrit Berckheyde is in Haarlem geboren en in Haarlem is hij gestorven. In Haarlem trad hij het Sint-Lucasgilde in. Hij werkte in Amsterdam en in Den Haag ook. Tot de schilderkunst bracht hem zijn broer Job Adriensz. Berckheyde. Gerrit Berckheyde leerde bij Frans Hals. Gerrit werd vooral vooral voor zijn stadsgezichten beroemd. Hij verdronk in 1698 in de Haarlemse Brouwersvaart.106. 107
Gezicht op Dam met het
stadhuis Het Nieuwe stadhuis van van
Campen
in
de
classicistische stijl, rechts staat Waaghuis en op het plein zijn veel mensen aan het vandelen of handelen. Wat
anders
zouden
Nederlanders doen dan handelen.
105 Het Straatje (1657-58), olieverf op doek, 54,3 x 44 cm, Rijksmuseum, Amsterdam. http://www.wga.hu/frames-e.html?/html/v/vermeer/02c/index.html. 106 http://www.rijksmuseum.nl/aria/aria_artists/00017186?lang=nl. 107 Amsterdam: View of the Dam with the Town Hall (1697), olieverf op doek, 69 x 91 cm, Privécollectie. http://www.wga.hu/frames-e.html?/html/b/berckhey/gerrit/index.html.
70
108
Herengracht
Op deze schilderij kunnen wij het meest typisch beeld van Amsterdam zien. Een gracht. De gracht, die naar de rivier Amstel vloeit, de rustige
waterspiegel
met
vier schepen en groepen mensen enkele aan het praten, andere aan het wandelen en de hemel is uit bijzondering zonder wilde wolken. 109
Het
Spaarne
in
Haarlem Zoals heb ik gezegd leefde hij in Haarlem en de stad werd een belangrijke object van zijn schepping. Op dit paneel zien wij rijen huizen, werkende
mensen,
een
toren die behoort tot de Grote Kerk en niet in de laatste plaats zien wij de rivier Spaarne die Haarlem stroomt door. De rivier diende voor goederentransport. En het zwarte ding links is de kraan om zware lading naar boven uit rivier te brengen.
Grote Markt in Haarlem en Dam in Amsterdam waren de plaatsen die de onderwerpen van zijn werk werden. Onder zijn kunstkwerken waren ook landschappen of de kerkinterieurs. Hij was door werken van Pieter Saenredam en Emanuel de Witte beïnvloed.
108
Herengracht (1672), olieverf op paneel 40,5 x 63, Rijksmuseum Amsterdam. http://www.rijksmuseum.nl/aria/aria_assets/SK-A-4750?lang=nl&context_space=&context_id=. 109 Het Spaarne in Haarlem, olieverf op paneel 32 x 45, 5, Rijksmuseum Amsterdam http://www.rijksmuseum.nl/aria/aria_assets/SK-A-35?lang=nl&context_space=&context_id=.
71
5.3.6 Jan van de Heyden (1637 – 1712) 110
Jan van der Heyden is in Gorinchem geboren maar hij
leefde in Amsterdam. Hij was heel ontwikkelde man. Hij was bezig niet alleen met schilderen maar hij was werkzaam zoals een wetenschapper.
Hij
verbeeterde
een
straatverlichting
in
Amsterdam, zoals hebben wij al gezegd. Hij ontwierp olielampen, die uit ijzer en hoorn geconstrueerd werden. Zijn idee van dit werd in
meer
steden
aangenomen.
Hij
verbeeterde
ook
de
brandsweerpomp: “... de inderdaad effectieve brandspuit, die een doorgaane waterstraal af kon geven. Toch bleven de open haarden, de schorstenen en de bakkersgevaarlijke
en
andere
punetn
en
ovens ook
hieromtrent kwamen uiteraard weer apparte
voorschriften
en
verordeningen.”111 112
Werken van van der Heyden zijn nauwgezet bewerkt. Op zijn schilderijen kunnen wij alles zien – niet alleen architectuur, rivier, bomen of mensen maar ook takken of vuilnis. Hij was heel precies. “Vooral in de 18de eeuw werden zijn stadsgezichten zeer gewaardeerd en werden ze vaak nagevolgd.”113 Volgens mij gebruikte hij de breedst kleurschaal van alle schilders die ik gekozen heb. De realisatie van de figuren op Heyden´s kunstwerken zijn niet zijn werk, want de figuren schilderden voor hem Adriaen van de Velde (1636 – 1672) of Johannes Lingelbach (1622 – 1674).
110
http://www.amsterdamsegevelstenen.nl/Koestraat5.htm. Timmers, J.J.: De glorie van Nederland, p. 205. 112 http://www.rijksmuseum.nl/aria/aria_artists/00018505?lang=nl. 113 http://www.rijksmuseum.nl/aria/aria_artists/00018505?lang=nl 111
72
114
Herengracht
Grote witte wolken, groene bomen, huizen met gevels in renaissance stijl, schepen met goederen, waterspiegel met alles wat heb ik benoemd. Zijn Herengracht is absoluut anders in vergelijking
tot
Berckheyde.
Herengracht
Het
paneel
van van
Berckheyde is kouder, Heyden´s paneel is meer optimistich voor mij. 115
De Dam met Stadhuis en de Nieuwe
Kerk Volgens mij is dit de voorstelling van de hele Nederlandse nationale trots. Het gezicht
die
heeft
Heyden
gekozen
benadrukt de grote van het gebouw van het nieuwe stadhuis (dus misschien de trots op dit niuwe gebouw en de natie) en ook de beeldhouwerk met uitgespreidde handen boven het gevel is heel symbolisch. 116
Huis ten Bosch van de
Achterkant De andere belangrijke gebouw, die hij schilderde was dit paleis die onstond op het ontwerp van Pieter de Post. Dit gebouw werd gebouwd als buitenplaats voor Amalia
van
Solms
(de
114
Herengracht (-),36x45, Louvre Paris http://www.artcyclopedia.com/artists/heyden_jan_van_der.html. Dam met Stadhuis en de Nieuwe Kerk (1667), olieverf op doek, 85 x 92 cm. Galleria degli Uffizi, Florence. http://www.wga.hu/frames-e.html?/html/h/heyden/index.html. 116 Huis ten Bosch van de Achterkant (1637–1712), olieverf op hout, 39.1 x 55.2 cm. http://www.metmuseum.org/works_of_art/collection_database/european_paintings/The_Huis_ten_Bosch_Seen _from_the_Back/viewObject.aspx?&OID=110001090&PgSz=1. 115
73
echtgenote van de toenmalige stadhouder Frederick Hendrick). Heel harmonisch en rustig sfeer op deze schilderij is (volgens mijn mening) door het zachte licht en de mensen aan het wandelen veroorzaakt.
5.3.7 Carel Fabritius (1622 – 1654) Carel Fabritius is in Middenbeemster geboren. Maar hij leefde in Amsterdam met zijn eerste vrouw en zijn kinderen. Hij verloor zijn eerste vrouw bij een bevaling van hun laatste kinder. Voor de tweede keer trad hij in huwelijk met een Delftse vrouw. Dat gebeurde in 1650 en vanaf het jaar 1651 leefde ze in Delft, waar Carel Fabritius stierf. Hij stierf bij de expolsie van Delftse Kruithuis. De stad na deze explosie was veelvuldig onderwerp van enige schilders. Fabritius leerde bij Remrandt van Rijn en dat was logisch dat hij door hem beïnvloed was maar ook door Johannes Vermeer van Delft en Pieter de Hooch. Van ideren van ze overnam hij iets anders. Hij zelf was bezig met portretten, genrestukken en historie werken. 117
Gezicht op Delft
Op dit doek is wat van genreschilderij en wat van stadsgezicht.
Wij
kunnen
een muziekspeler zien met zijn
instrument
en
de
Nieuwekerk met andere huizen. Behulpmiddel tot stadsgezicht te scheppen was camera obscura.
5.3.8 Egbert van der Poel (1621 – 1664) Is in Delft geboren. In 1650 trad hij Delftse gilde in. Hij woonde vlakbij Rotterdam maar hij bracht zijn tijd in Delft door. Hij wordt tot de Nederlandse landschapschilders ranggeschikt.
117 Gezicht op Delft (1652), olieverf op doek, 15,4 x 31,6 cm, National Gallery, London. http://www.wga.hu/frames-e.html?/html/f/fabritiu/index.html.
74
118
119
Deze werkstukken van Egbert van der Poel zijn voorstellingen van de ontploffing van de Delftse kruithuis. Bij dit ongeluk stierven veel mensen. Onder deze was ook al genoemd Carel Fabritius. Op het eerste doek wordt het kruithuis in vlammen afgebeeld. En op het tafereel is de stad na de explosie.
5.3.9 Daniël Vosmaer (1622 – 1699/1670) Hij is in Delft geboren. In zijn achtentwintig trad hij in SintLucasgilde hier. Hij was bezig met zeestukken en hij schilderde zoals der Poel de stad na de explosie. Er bestaat documentatie over zijn samenwerking met Carel Fabritius. Vosmaer is in 1669/1670 in den Briel gestorven. 120
Loggia
Een andere zicht op Delft. De grond van de Loggie schijnt me als op-art van de twintigste eeuw. En wat kunnen we zien zijn de Oude Kerk, de Nieuwe Kerk en Stadhuis. En wij kunnen iets wat heel typisch voor Nederland is bemerken – twee windmolen die in de stad staan.
118 De explosie van Delftse Kruithuis (c. 1654), oilieverf op doek, Gemeente Musea, Delft http://www.wga.hu/frames-e.html?/html/b/berckhey/gerrit/index.html. 119 Gezicht op Delft na de explosie in 1654 (1654), olieverf op hout, 36,2 x 49,5 cm, National Gallery, London http://www.wga.hu/frames-e.html?/html/b/berckhey/gerrit/index.html. 120 Loggia (1663), olieverf op doek 90,5 x 112 cm, Delft, Stedelijk Museum ´Het Prinsenhof´ http://www.achterdegevelsvandelft.nl/huizen/Laan%20van%20Overvest%2010.htm.
75
5. 4 Stadsgezichten vanaf 15de eeuw tot nu toe Het was al gezegd dat de genre van stadsgezichten ontstond als zelfstandig genre in de 17de eeuw. Maar de stad kunnen we op schilderijen of etsen of andere uiting van schilderkunst al van de 15de of 16de eeuw zien. Vanaf de 15de eeuw (bijv. de werken van Vlaamse kunstenaar Jan van Eyck (1395 – 1441) tot de 17de eeuw werd de karakter van stadsgezichten en kerkinterieurs of voorstelingen van straten veranderd. Maar de ontwikkeling legde niet stil. In de 18de eeuw onstonden verschilende variaties van dit genre. Het centrum van deze schilderkunst was in Italië. De benaming voor de schilder die met veduta´s was bezig was vedutakunstenaar – bijv. Italiaanse schilder van de rococo-stijl Giovanni Antonio Canal – Canaletto (1697 – 1768) of de Italiaanse schilder en architect Giovanni Paolo Pannini (1691 – 1765). Onder de vertegenwoordigers van de stadsgezichtschilders (of beter onder de navolgers van de schilders van de eerdere eeuws) zijn in de 19de eeuw vooral de impressionisten zoals de Italiaan Camille Pissaro (1830 – 1903), Franse impressionist Alfred Sisley, of de neoipressionist Paul Signac (1863 – 19635). Onder de werken van Vincent van Gogh (1853 – 1880) kunnen we ook stadsgezicht of schilderijen met straten vinden. Vanaf de twintigste eeuw is een foto aan het woord.
76
6. HET VERVAL VAN DE GOUDEN EEUW Het polietike en economische verval begint rond het einde van de zeventiende eeuw. De betekenis van de Republiek als een internationale handel centrum begon vervallen na 1700 en in 1750 hebben de Provinciën hun bevoorrechte positie verloren. De dure oorlogen tegen Frankrijk tussen de jaren 1672 en 1678, die door Willem III van Oranje-Nassau (1650-1702) werden gevoerd, hebben heel ernstig de financiële middelen belast. Het duurde niet dat de Republiek werd ingehaald door Frankrijk en Engeland en later ook de Duitse gebieden die zeer verwoest waren na de Dertigjarige oorlg herstelden zich langamerhand. Tijdens de hele 17e eeuw speelde de stadhouder – Prins van Oranje – een belangrijke rol in de politieke en in de leven van het volk. Dat veranderde toen Willem III overleed zonder erfgenaam in 1702. De volgende stadhouder was niet niet gekozen tot 1747 – Willem IV van Oranje-Nassau; tak van Oranje-Nassau in Friese dynastie.
6.1. Het verval van de kunst in de 18e eeuw De achteruitgang in de achtiende eeuw heeft niet alleen economie en handel getroffen. De creatieve impuls van de Nederlandse kunst beleefde de zelfde aftakeling. De hoge standard van de werken en van de kunstenaars die in de zeventiende eeuw gebruikelijk was begon omstreeks
het
einde
van
de
eeuw
vervallen.
De
Nederlandse
kunstschepping uitzet zich in de breedte dan in de diepte. De oude genres worden herhaald en du kunstenaars zijn niet in staat om met iets nieuws te komen. “In het algemeen gezegd, het zich bezighouden met kunst scheen meer belangrijk dan de geschepte kunst...”121 Ondanks alles werden er in Nederlanden meer geschept dan in de rest van Europa. En ook in deze tijd bestond er sleep van gewaardeerde kunstenaars. Wat de 121
Dutch Visual Arts in Netherlands, p. 21, “Generally speaking, being occupied with art seemed to be more important than the art produced…”.
77
motieven betreft traden de landschappen terug voor de stadsgezichten en tot woord kwamen schilderijen met mythologische tematiek. De kunstwerken werden beneden waarden verkocht. Het probleem was dat iedereen wilde verkopen en niet inkopen. Sommige kunstenaars vertrokken naar buitenland maar natuurlijk gingen de schilders door met hun werk. Grote meesters begonnen naast de kunst ook met andere activiteiten, omdat de kunst niet genoeg opleverde. Zo bijv. Jan van Goyen speculeerde met schilderijen, tulpen en huizen; Jan Steen – zijn schoonzoon – heeft een herberg gehuurd; Meidert Hobbema krijgt een baan als wijnroeier122; Pieter de Hooch was in dienst bij linnenhandelaar; Jan van de Capelle was een lakkenhandelaar zoals zijn vader; Adriaen van de Velde had een linnen winkel.
122 Wijnroeier - beambte in openbare dienst die komt peilen hoeveel wijn er in de vaten bij slijters en verbruikers is, om de accijns die zij verschuldigd zijn te berekenen.
78
CONCLUSIE Vanaf 1585 tot het eind van de 1680 beleefden de Zeven Provinciën een cuturele en economische opbloei. Na lange strijd is Nerderland eindelijk onafhankelijkheid geworden van de Spaanse overheersing. De provincie Holland met haar machtige Amsterdam speelde een balngrijke rol on het begin van de nieuwe era met de vrijheid. De vluchtelingen die naar Amsterdam gevlucht zijn, inclusief de welgestelde joden uit Vlaanderen, Spanje en Portugal hebben met zijn mee prosperiteit gebracht. Met de groei van de inwoners in de Nederlandse steden werd er veel verbouwd. De Republiek is de overlaadhaven van de wereldhandel geworden. Met het vormen van de nieuwe staat vormt zich ook nieuwe kunst. In tegenstelling tot Vlaanderen waar de kunst overschauwd was door Rubens, werden er in Nederland plotselling fantastische kustenaars geboren. Het “nieuwe” volk was trost op hun hrad gewonnen vrijheid. Hoewel de culturele verbinding toch sterk gebleven is vormden zich in Nederland nieuwe genres en nieuwe kunstenaars. In tegenstelling tot Vlaanderen waar het culturele centrum in Antwerpen lag in Nederlands onstoden er diverse centras van cultuur naast Amsterdam – Haarlem, Delft, Utecht, Leyden en andere steden. “Nederland had daarvoor geen eigen nationaal schilder en misschien daarom heeft die later zo veel gekregen. Tot dat de Nederlanders verbonden waaren met Vlaamingen, hadden die de taak om te denken, creëren en schilderen voor hun. Nederland had niet zijn eigen Van Eyck, Memling zelfs geen Rogier van der Weyden.”123
123
Eugène Fromentin, Staří mistři, p. 81. „Holandsko nikdy předtím nemělo mnoho národních malířů a snad náhradou za tento nedostatek jich později dostalo tolik a vpravdě národních. Pokud bylo spojeno s Vlámskem, bylo úkolem Vlámska přemýšlet, tvořit a malovat za ně. Nemělo ani svého Van Eycka, ani svého Memlinga, ba svého Rogiera van der Weydena.“
79
CONCLUSIE IN HET TSJECHISCH Od roku 1585 až do konce roku 1680 prožívala Republika spojených nizozemských provincií kulturní a ekonomický rozkvět. Po dlouhém boji, který tomu předcházel, je Nizozemí konečně oproštěno od nadvlády Španělska. Důležitou roli v počátcích nové éry této země sehrála Provincie Holland, s již tehdy velmi významným městem Amsterdam. Nejen do tohoto města přicházeli uprchlíci zvenčí. Byli to převážně zámožní židovští obyvatelé z Flander, ale i Španělska nebo také později z Portugalska, kteří s sebou do oblasti 7 Spojených provincií přinesli kontakty ze světa obchodu, což mělo samozřejmě vliv na hospodářskou prosperitu země. Nizozemsku se podařilo v té době dosáhnout velkého významu na poli světového obchodu. Republika se stala tzv. překladištěm světového obchodu. Ekonomická prosperita a vyhlášená nizozemská tolerance měla za následek narůstání počtu obyvatel. V naší práci se pokoušíme osvětlit na jakých principech asi tehdejší společnost fungovala a jak byla rozvrstvena. Prostor
k působení
díky
zmiňované
toleranci
získali
vědci,
filosofové nebo tisk. Některé významné osobnosti té doby pracují na modernější podobě jazyka a ke slovu se dostala řada významných literátů. Díky ekonomické prosperitě a snad i nárůstu počtu obyvatel se rozvíjela i oblast architektury – přestavovalo se a dostavovalo, vznikaly nové stavby. Mezi významné architektonické počiny sedmnáctého století zcela jistě patřila síť grachtů v Amsterdamu nebo velkolepé projekty venkovských sídel v klasicistním stylu. Se zrodem nového státu se v Nizozemí objevila i řada významných malířů, narozdíl od Flander, kde zdá se, veškeré malíře zastiňuje malíř jediný, a to Rubens.. Národ byl hrdý na svou získanou svobodu, a i přestože kulturní sepětí mezi oběma zeměmi i v období Zlatého věku přetrvává, bylo to právě severní Nizozemí, které nám dovolilo poznat mistry nejrůznějších i
80
nově vznikajících žánrů výtvarného umění. Prostřednictvím jejich děl nám je nyní umožněno vidět obličeje významných státníků i „obyčejných“ lidí, vědět, jak asi vypadaly příbytky lidí ve městech i na venkově, jak lidé trávili svůj čas nebo co jedli. Vidíme, jak vypadala krajina a co na ni malíře zaujalo, jak vypadala města a jaká byla jejich architektura. V Nizozemí existovalo vedle Amsterdamu center několik, mezi nimi například Haarlem, Delft, Utrecht nebo Leyden, na rozdíl od Flander, jež měly jedno kulturní centrum, a tím byly Antwerpy. “Holandsko nikdy předtím nemělo mnoho národních malířů a snad i náhradou za tento nedostatek jich později dostalo tolik vpravdě národních. Pokud bylo spojeno s Vlámskem, bylo úkolem Vlámska přemýšlet, tvořit a malovat za ně. Nemělo ani svého Van Eycka, ani svého Memlinga, ba ani svého Rogiera van der Weyden.”124 Ale byli to právě tito tzv. vlámští primitivové, kteří skvěle připravili cestičku budoucím generacím ať už z jihu nebo ze severu.
124
Eugène Fromentin, Staří mistři, p. 81. „Holandsko nikdy předtím nemělo mnoho národních malířů a snad náhradou za tento nedostatek jich později dostalo tolik a vpravdě národních. Pokud bylo spojeno s Vlámskem, bylo úkolem Vlámska přemýšlet, tvořit a malovat za ně. Nemělo ani svého Van Eycka, ani svého Memlinga, ba svého Rogiera van der Weydena.“
81
CONCLUSIE IN HET ENGELS Since 1585 until the end of the year of 1680, the Dutch Republic was culturally and economically flourishing. After the long fight that preceded, the Netherlands finally accomplished to free itself from the Spanish domination. At the beginning of the new period the crucial role represented the province Holland with the very important city of Amsterdam at that time. The city played the role of a shelter of refugees, predominantly of wealthy Jewish inhabitants of Flanders as well as of Spain or later of Portugal. They brought to the seven joined provinces the commercial contacts that economically influenced the prosperity of the country. At that time the Netherlands achieved immense prestige in the world commercial field. Due to the economic prosperity and renowned Dutch tolerance, the number of inhabitants grew steadily. Our work tries to clarify the principles that shaped the functioning and the stratification of the society at that time. Scholars, philosophers and also public press gained the access for their activity thanks to the above mentioned tolerance. Some of the important people were working on the more modern form of the language and also a lot of bookmen achieved the access to their word. The economic prosperity and perhaps also the increase of inhabitants enabled the architecture to blossom as well. Many buildings were rebuilt, finished and even constructed. Among the most outstanding architectural pieces of work of the seventeenth century belonged undoubtedly the Gracht´s chain in Amsterdam as well as the spectacular rural classicist residences. The birth of the new state spawned a great number of significant painters in the Netherlands. In Flanders, on the contrary, there is only one painter outshining all the rest, Rubens… The nation was proud of its newly gained freedom and although the cultural connection between the two countries has endured even in the Golden era, it was especially the Netherlands that has introduced masters of various newly evolved genres of fine arts. Their works enable us to see
82
faces of prominent statesmen as well as of “common” people, to get to know the urban and rural human habitations and to find out the way people spent their free time or what they ate at that time. We can see the way the country looked like and what attracted the painters in it, then we can see what the towns looked like and the sort of its architecture. Besides Amsterdam, there were more cultural centres in the Netherlands, for instance Haarlem, Delft, Utrecht or Leyden. In Flanders, on the contrary, there was just one on them, Antwerp. “The Netherlands never had many national painters and perhaps as the compensation for this deficiency it has gained later some verily national ones. As long as it was joined with the Flemish country, it was the Flemish job to think, create and paint. It didn’t have its Van Eyck, Memling, not even its Rogier van der Weyden.”125 However there were just these Flemish troglodytes who perfectly prepared the ground for the future generations whether from the south or from the north.
125 125
Eugène Fromentin, Staří mistři, p. 81. „Holandsko nikdy předtím nemělo mnoho národních malířů a snad náhradou za tento nedostatek jich později dostalo tolik a vpravdě národních. Pokud bylo spojeno s Vlámskem, bylo úkolem Vlámska přemýšlet, tvořit a malovat za ně. Nemělo ani svého Van Eycka, ani svého Memlinga, ba svého Rogiera van der Weydena.“
83
BRONNEN •
Beheydt, L.: Éen maar toch apart, Kunst en cultuur van de Nederlanden, Waanders Uitgevers, Zwolle, 2002.
•
Broos, B., Buvelot, Q., Duprac F.J., van der Ploeg P., Vermeeren C.,
Uit
de
Schatkamer
van
de
Verzamelaar,
Hollandse
Zeventiende-eeuwse schilderijen uit Nederlandse Particulieren bezit, V+K Publishing/Inmerc,Wormer Mauritshuis, Den Haag 1995. •
Filla, E.: Jan van Goyen: Úvahy o krajinářství, Státní nakladatelství krásné literatury, hudby a umění, Praha 1959.
•
Frijhoff, W., Spies, M.: Nederlandse Cultuur in Europese Context, 1650 Bewochten eendracht, Den Haag: Sdu Uitgevers, 1999.
•
Fromentin, E.: Staří mistři, Státní nakladatelství krásné literatury, hudby a umění, Praha 1957.
•
Gombrich, E.H.: Příběh umění, Odeon, Praha 1992.
•
Van der Horst, H.: Dějiny Nizozemska, Nakladatelství Lidové noviny, Praha 2005
•
Israel, J.: The Dutch Republic. Its Rise, Greatness, and Fall, 14771806, Oxford: Clarendon Press 1995.
•
Kibic, K.: Dějiny architektury III Architektura renesanční a barokní, Vydavatelství ČVUT 1999.
•
Kiers, J. & Tissink, F.: De glorie van de Gouden Eeuw, Schilderijen, beeldhouwkunst
en
kunstnijverheid,
Waanders
b.v.,
Zwolle,
Rijksmuseum, Amsterdam 2000. •
Korteweg, A.: Een engel zingend achter een pilaar, Gedichten over schilderijen, Sdu Uitgeverij Koninginnengracht, Den Haag 1992.
•
Kossman-Putto, J.A. & Kossman, E.H.: De Lage Landen, Geschiedenis van de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden, Rekkem: Ons Erfdeel 1997.
•
Krijtová, O.: Nizozemská poezie zlatého věku, Státní pedagogické nakladatelství, Praha 1982.
•
Muther, R. Dr.: Dějiny malířství, Praha: Laichtertův výbor spisů nejlepších spisů pučných, 1904.
84
•
Nash, J.M.: The age of Rembrandt and Vermeer, Dutch painting in the seventeenth century, Phaidon, Milan, 1979.
•
Pijan, J.: Dějiny umění, Odeon, Praha 1981.
•
Šabouka, S. a kol.: Encyklopedi světového malířství, Academia, nakladatelství Československé akademie věd, Praha,1975.
•
Timmers, J.J. Prof.Dr.: De Glorie van Nederland, Elsevier, Amsterdam – Brussel, 1972.
•
Van der Horst, Han: Dějiny Nizozemska, Praha: Nakladatelství Lidové noviny 2005.
•
Wheelock, A.K.: Vermeer, Publishers, New York
•
Dutch Arts Literature in Netherlands, Government Printing Office, Hague 1987.
•
Dutch Visual Arts in Netherlands, Government Printing Office, Hague 1989.
Webpaginas´s •
http://nl.wikipedia.org/wiki/Hoofdpagina
•
http://www.wga.hu/index.html
•
http://www.rijksmuseum.nl/index.jsp
•
http://www.hermitagemuseum.org/
•
http://www.amsterdamsegevelstenen.nl/
•
http://www.metmuseum.org/
•
http://www.achterdegevelsvandelft.nl/
•
http://www.historie.leidenuniv.nl/
85