Universiteit Twente, Enschede Opleidingen: Cluster Bedrijfsinformatie Technologie Business Information Technology Croho: 56066 wo-bachelor en 60025 wo-master Varianten: voltijd/deeltijd/duaal Visitatiedatum: 14 september 2009
© Netherlands Quality Agency (NQA) Utrecht, december 2009
2/74
© NQA - visitatie Universiteit Twente, cluster wo-bachelor Bedrijfsinformatie-Technologie wo-master Business Information Technology (vt/dt/du)
© NQA - visitatie Universiteit Twente, cluster wo-bachelor Bedrijfsinformatie-Technologie wo-master Business Information Technology (vt/dt/du)
3/74
Inhoud Inhoud
4
Deel A: Onderwerpen 1.1 Voorwoord 1.2 Inleiding 1.3 Werkwijze 1.4 Oordeelsvorming 1.5 Oordelen per facet en onderwerp
6 8 9 9 11 12
Deel B: Facetten Onderwerp 1 Onderwerp 2 Onderwerp 3 Onderwerp 4 Onderwerp 5 Onderwerp 6
14 16 21 38 41 44 48
Deel C: Bijlagen Bijlage 1: Bijlage 2: Bijlage 3: Bijlage 4: Bijlage 5:
4/74
Doelstelling van de opleiding Programma Inzet van personeel Voorzieningen Interne kwaliteitszorg Resultaten
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden Deskundigheden panelleden Bezoekprogramma Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal Domeinspecifieke referentiekader en opleidingscompetenties
54 55 61 67 69 71
© NQA - visitatie Universiteit Twente, cluster wo-bachelor Bedrijfsinformatie-Technologie wo-master Business Information Technology (vt/dt/du)
© NQA - visitatie Universiteit Twente, cluster wo-bachelor Bedrijfsinformatie-Technologie wo-master Business Information Technology (vt/dt/du)
5/74
Deel A: Onderwerpen
6/74
© NQA - visitatie Universiteit Twente, cluster wo-bachelor Bedrijfsinformatie-Technologie wo-master Business Information Technology (vt/dt/du)
© NQA - visitatie Universiteit Twente, cluster wo-bachelor Bedrijfsinformatie-Technologie wo-master Business Information Technology (vt/dt/du)
7/74
1.1
Voorwoord
Dit rapport is het verslag van het panel dat in opdracht van NQA de opleidingen Bedrijfsinformatie Technologie (BIT) en Business Information Technology (MBI) van de Universiteit Twente heeft onderzocht. Het beschrijft de werkwijze, de bevindingen en de conclusies. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in het kader van de accreditatie van wetenschappelijke opleidingen. Het onderzoek is begonnen in augustus 2009, toen het definitieve zelfevaluatierapport bij NQA is aangeleverd. Als onderdeel van het onderzoek heeft het panel de opleiding gevisiteerd op 14 september 2009. Het panel bestond uit: De heer prof.dr. P.M. Ribbers (voorzitter, domeinpanellid); De heer prof.dr. J.M.T. Vanthienen (domeinpanellid); De heer M.J. van Strien BICT (studentpanellid); De heer prof. dr. A.P. de Vries (advisieur); De heer drs. J.H. Boerke (NQA-auditor). Dit panel voldoet aan de eisen zoals gesteld in het document Protocol ter beoordeling van de werkwijze van visiterende en beoordelende instanties van de NVAO (oktober 2007) en is door de NVAO goedgekeurd. Het panel beschikt over relevante werkvelddeskundigheid en over vakdeskundigheid. Onder vakdeskundigheid wordt verstaan het vertrouwd zijn met de meest recente ontwikkelingen en vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op het niveau/oriëntatie van de te beoordelen opleiding. Daarnaast beschikt het panel over onderwijsdeskundigheid, studentgebonden deskundigheid en visitatiedeskundigheid (zie bijlage 2). Het rapport bestaat uit drie delen: • Deel A: een hoofdrapport, het Onderwerprapport, waarin de oordelen van het panel over de basiskwaliteit van de opleiding op onderwerpniveau worden uitgesproken met daarbij de overwegingen waarop die oordelen zijn gebaseerd. Het gaat hier om oordelen in de gradatie positief/negatief. Tevens wordt hier het eindoordeel geformuleerd. • Deel B: een Facetrapport waarin op facetniveau door het panel oordelen en argumenten ter onderbouwing van dat oordeel worden gegeven. De oordelen gaan uit van de vierpuntsschaal (onvoldoende, voldoende, goed en excellent) conform het voorschrift van de NVAO. Uitzondering hierop is facet 2.6, als gevolg van aanvullende instructies van de NVAO wordt hier het oordeel voldaan of niet voldaan gegeven. Dit Facetrapport vormt de basis van het Onderwerprapport. • Deel C: hierin zijn alle relevante bijlagen opgenomen.
8/74
© NQA - visitatie Universiteit Twente, cluster wo-bachelor Bedrijfsinformatie-Technologie wo-master Business Information Technology (vt/dt/du)
1.2
Inleiding
De Universiteit Twente heeft 5 faculteiten die 23 bachelor- en 31 masteropleidingen verzorgen. De opleidingen Bedrijfsinformatie Technologie (BIT) en Business Information Technology (MBI) vallen sinds 2007 onder de Faculteit Management en Bestuur (MB). In dat jaar is het penvoerderschap van de opleidingen overgegaan van de Faculteit Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica (EWI) naar MB. Dit om de bedrijfskundige profilering beter te kunnen communiceren. De universiteit heeft 8000 studenten en is daarmee een relatief kleine universiteit. De Faculteit Management & Bestuur biedt 5 bachelor- en 6 masteropleidingen aan. De opleidingen binnen de faculteit MB BSc-opleidingen Bedrijfsinformatietechnologie (BIT) (Interfacultaire opleiding van MB en EWI) Bedrijfskunde (BK) Bestuurskunde (BSK) Gezondheidswetenschappen (GZW) Technische Bedrijfskunde (TBK)
MSc-opleidingen Business Information Technology (MBI) (Interfacultaire opleiding van MB en EWI) Business Administration (BA) Public Administration (PA) European Studies (ES) Health Sciences (HS) Industrial Engineering & Management (IEM)
De faculteit had in december 2008 1859 studenten. De faculteit omvat elf vakgroepen met een wetenschappelijke staf van in totaal 240 personen (inclusief promovendi). In het totaal wordt door de faculteit MB 50,71 fte ingezet voor onderwijs. De opleidingen Bedrijfsinformatietechnologie en Business Information Technology zijn interfacultaire opleidingen. Het onderwijs wordt dan ook verzorgd door de faculteiten Management & Bestuur (MB) en Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica (EWI). De voorloper van de huidige BSc-opleiding Bedrijfsinformatietechnologie en MSc-opleiding Business Information Technology (MBI) is de vierjarige Ir-opleiding Bedrijfsinformatietechnologie die in 1993 was gestart als resultaat van de constructieve samenwerking tussen de faculteiten Informatica (nu EWI) en Technologie & Management (nu MB). De driejarige bachelor is daadwerkelijk in september 2001 van start gegaan. De master is in september 2003 gestart. De bacheloropleiding had op 1 december 2008 106 studenten, de masteropleiding had op dat moment 61 studenten. De student-stafverhouding bij MB voor de BSc-BIT en de MSc-BIT ligt tussen 1:21 (EWI) en 1:27 (MB). 1.3
Werkwijze
De beoordeling van de opleiding door het panel verliep volgens de werkwijze zoals die is neergelegd in het Beoordelingsprotocol van NQA. Deze werkwijze wordt hieronder beschreven. Het onderzoek vond plaats op basis van het domeinspecifieke referentiekader dat voor de opleiding geldt (zie facet 1.1).
© NQA - visitatie Universiteit Twente, cluster wo-bachelor Bedrijfsinformatie-Technologie wo-master Business Information Technology (vt/dt/du)
9/74
NQA onderscheidt drie fasen in het visiteren: de voorbereidingsfase, het eigenlijke bezoek door het panel en de rapportagefase. Hieronder volgt een korte toelichting per fase. De voorbereidingsfase Allereerst heeft een NQA-auditor het zelfevaluatierapport gecontroleerd op kwaliteit en compleetheid (de validatie) en daarmee op bruikbaarheid voor de visitatie. Vervolgens bereidden de panelleden zich in de periode augustus/september 2009 inhoudelijk voor op het bezoek d.d. 14 september 2009. Zij bestudeerden het zelfevaluatierapport (en bijlagen), formuleerden hun voorlopige oordelen op basis van argumenten en zij formuleerden vraagpunten. Zij gaven hun bevindingen door aan de NQA-auditor. Op basis van een overzicht van voorlopige oordelen inventariseerde de NQA-auditor tenslotte kernpunten en prioriteiten voor materialenonderzoek en gesprekken. Tijdens een voorbereidende vergadering is het bezoek door het panel voorbereid. De opleiding heeft in haar zelfevaluatierapport kenbaar gemaakt voor welk domeinspecifiek referentiekader zij kiest. De NQA-auditor heeft met de domeindeskundigen van het panel bekeken of sprake is van adequate domeinspecifieke doelstellingen, of dat nadere aanvulling dan wel nadere specificatie nodig is. In het facetrapport is aangegeven op welke internationaal domeinspecifieke kader het opleidingsprogramma is gebaseerd. Het bezoek door het panel NQA heeft een bezoekprogramma ontwikkeld voor de (dag-)indeling van het bezoek door het panel dat is aangepast aan de specifieke situatie van de opleiding (bijlage 3). Er vonden gesprekken plaats met het (opleidings)management, docenten, studenten, afgestudeerden en met werkveldvertegenwoordigers. Ook vond er een gezamenlijk gesprek plaats met de studieadviseur, de kwaliteitszorgmedewerkster en de opleidingscoördinator. Aan het begin en tijdens het bezoek heeft het panel ter inzage gevraagd materiaal bestudeerd. Tussen de gesprekken door heeft het panel ruimte ingelast om de bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen)oordelen. De bevindingen zijn door de panelleden beargumenteerd. Aan het einde van het bezoek heeft de voorzitter een mondelinge terugkoppeling gegeven van enkele indrukken en ervaringen van het panel, zonder expliciete oordelen uit te spreken. De fase van rapporteren Door NQA is, op basis van de bevindingen van het panel, een tweeledige rapportage opgesteld, bestaande uit een facetrapport en een onderwerprapport, waarin de kwaliteit van de opleiding is beoordeeld. Met dit rapport kan de opleiding accreditatie aanvragen bij de NVAO. De opleiding heeft in oktober 2009 een concept van het Onderwerp- (deel A) en Facetrapport (deel B) voor een controle op feitelijke onjuistheden ontvangen. Naar aanleiding daarvan zijn enkele wijzigingen aangebracht. In het Onderwerprapport (deel A) wordt door NQA een oordeel op de onderwerpen en op de opleiding als geheel gegeven. Het definitieve rapport is door het panel vastgesteld in november 2010.
10/74
© NQA - visitatie Universiteit Twente, cluster wo-bachelor Bedrijfsinformatie-Technologie wo-master Business Information Technology (vt/dt/du)
Het visitatierapport is uiteindelijk in december 2010 ter beschikking gesteld aan de opleiding, die het samen met de accreditatieaanvraag kan indienen bij de NVAO. In het rapport worden de twee opleidingen steeds per facet beschreven en beoordeeld. Waar het facet voor beide opleidingen geldt, wordt dat expliciet aangegeven. 1.4
Oordeelsvorming
In dit hoofdstuk wordt per onderwerp een oordeel uitgesproken op basis van weging van de facetten die van dat onderwerp deel uitmaken. Bij deze weging spelen de beslisregels zoals die door NQA in het Beoordelingsprotocol zijn geformuleerd en nader uitgewerkt in de notitie Handreiking voor oordeelsvorming een belangrijke rol. Tevens is bij de beoordeling rekening gehouden met accenten die de opleiding eventueel legt, het domeinspecifieke kader en een vergelijking met andere relevante opleidingen op een aantal aspecten. Het eindoordeel is voorzien van een aanvullende tekst als sprake is van: • weging van de oordelen op facetniveau; • benchmarking; • generieke bevindingen die het facetniveau overschrijden; • bepaalde accenten respectievelijk ‘best practices’. In de oordelen per onderwerp wordt steeds een herhaling gegeven van de oordelen op de facetten gevolgd door een weging die leidt tot het eindoordeel. De (uitgebreide) argumentatie is te vinden in het facetrapport.
© NQA - visitatie Universiteit Twente, cluster wo-bachelor Bedrijfsinformatie-Technologie wo-master Business Information Technology (vt/dt/du)
11/74
1.5
Oordelen per facet en onderwerp
Totaaloverzicht van oordelen op facet- en onderwerpniveau Onderwerp/Facet
Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding 1.1 Domeinspecifieke eisen 1.2 Niveau bachelor/master 1.3 Oriëntatie wo Totaaloordeel Onderwerp 2 Programma 2.1 Eisen wo 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma 2.3 Samenhang in opleidingsprogramma 2.4 Studielast 2.5 Instroom 2.6 Duur 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud 2.8 Beoordeling en toetsing Totaaloordeel Onderwerp 3 Inzet van personeel 3.1 Eisen wo 3.2 Kwantiteit personeel 3.3 Kwaliteit personeel Totaaloordeel Onderwerp 4 Voorzieningen 4.1 Materiële voorzieningen 4.2 Studiebegeleiding Totaaloordeel Onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg 5.1 Evaluatie resultaten 5.2 Maatregelen tot verbetering 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld Totaaloordeel Onderwerp 6 Resultaten 6.1 Gerealiseerd niveau 6.2 Onderwijsrendement Totaaloordeel
12/74
Opleidingen Bedrijfsinformatie Technologie Bachelor Master Goed Goed Goed Positief
Goed Goed Goed Positief
Goed Goed Goed Voldoende Goed Voldaan Goed Goed Positief
Goed Goed Goed Goed Goed Voldaan Goed Goed Positief
Goed Goed Goed Positief
Goed Goed Goed Positief
Goed Goed Positief
Goed Goed Positief
Goed Goed
Goed Goed
Goed Positief
Goed Positief
Goed Voldoende Positief
Goed Voldoende Positief
© NQA - visitatie Universiteit Twente, cluster wo-bachelor Bedrijfsinformatie-Technologie wo-master Business Information Technology (vt/dt/du)
Doelstellingen opleiding Alle drie de facetten van dit onderwerp zijn voor beide opleidingen met een goed beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleidingen derhalve positief. Programma Het facet 2.4 Studielast is voor de bacheloropleiding met een voldoende beoordeeld. De andere facetten zijn met een goed beoordeeld. Bij de masteropleiding zijn alle facetten met een goed beoordeeld. Aan facet 2.6 is voldaan. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleidingen derhalve positief. Inzet van personeel Alle drie de facetten zijn voor beide opleiding met een goed beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleidingen derhalve positief. Voorzieningen Beide facetten zijn voor beide opleiding met een goed beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleidingen derhalve positief. Interne kwaliteitszorg Alle drie de facetten zijn voor beide opleiding met een goed beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleidingen derhalve positief. Resultaten Facet 6.1 is bij beide opleidingen met een goed beoordeeld. Facet 6.2 is voor beide opleidingen met een voldoende beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleidingen derhalve positief. Totaaloordeel Op grond van voorgaand schema en de inhoudelijke onderbouwing daarvan blijkt dat de opleiding op de zes onderwerpen positief scoort. De conclusie is dat het totaaloordeel over de opleiding positief is.
© NQA - visitatie Universiteit Twente, cluster wo-bachelor Bedrijfsinformatie-Technologie wo-master Business Information Technology (vt/dt/du)
13/74
Deel B: Facetten
14/74
© NQA - visitatie Universiteit Twente, cluster wo-bachelor Bedrijfsinformatie-Technologie wo-master Business Information Technology (vt/dt/du)
© NQA - visitatie Universiteit Twente, cluster wo-bachelor Bedrijfsinformatie-Technologie wo-master Business Information Technology (vt/dt/du)
15/74
Onderwerp 1
Facet 1.1
Doelstelling van de opleiding
Domeinspecifieke eisen
Ba:Goed; Ma:Goed
Criterium - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Bacheloropleiding • De bacheloropleiding BIT is te vergelijken met de academische bacheloropleidingen Informatiekunde en opleidingen Informatica & Economie. Deze opleidingen zijn verenigd in het Platform Informatiekunde. Dit platform heeft in 2008 de Discussienota Informatiekunde geschreven waarin Informatiekunde gedefinieerd wordt als: “De subdiscipline van informatica die vanuit wetenschappelijk en ontwerpperspectief informatie- en communicatieprocessen in sociale systemen onderzoekt en de ondersteuning van die processen met behulp van ICT. De wisselwerking tussen IT en sociale context, meestal die van een organisatie of netwerk van organisaties, is daarbij een onderzoeksobject op zich”. Internationaal gezien, valt BIT binnen het vakgebied “Information Systems”. • Op grond van deze omschrijving is voor de opleiding de volgende algemene doelstelling geformuleerd: “Met de opleiding wordt beoogd zodanige kennis, vaardigheden en inzicht bij te brengen op het gebied van de bedrijfsinformatietechnologie, alsmede op deelgebieden van (technische) bedrijfswetenschappen en informatica, dat de afgestudeerde gekwalificeerd is voor een zelfstandige beroepsuitoefening op Bachelorniveau en in aanmerking komt voor een eventuele vervolgopleiding op Masterniveau (MBI)”. • Voor het domeinspecifieke referentiekader baseert de opleiding zich op het wereldwijd gebruikte IS 2002 Model Curriculum and Guidelines for Undergraduate Degree Programs in Information Systems, dat gezamenlijk is opgesteld door de Association for Computing Machinery (ACM), de Association for information Systems (AIS) en the Association of Information Technology Professionals (AITP). Recent is een gezamenlijke taskforce van de ACM en AIS een proces gestart met als doel het IS 2002 model curriculum te herzien. De taskforce is van mening dat IS curricula continu moeten worden aangepast als gevolg van de voortdurende ontwikkelingen in het vakgebied. In Revising Undergraduate IS Model Curriculum: New Outcome Expectations” wordt een aantal nieuwe ontwikkelingen genoemd en aanpassingen op het IS 2002 curriculum voorgesteld. • Omdat het nieuwe referentiecurriculum nog in ontwikkeling is, gebruikt de opleiding vooralsnog een combinatie van het gedetailleerde IS 2002 curriculum en de voorgestelde revisies van de ACM/AIS taskforce uit 2008. In IS 2002 en IS Revised 2008 wordt
16/74
© NQA - visitatie Universiteit Twente, cluster wo-bachelor Bedrijfsinformatie-Technologie wo-master Business Information Technology (vt/dt/du)
•
•
•
•
omschreven welke kennis en vaardigheden studenten na afronding van hun bachelor moeten bezitten. In IS Revised 2008 worden in de kern drie categorieën onderscheiden : Information Systems Specific Knowledge Skills, Foundational Knowledge and Skills, Knowledge and Skills related to Domain Fundamentals. Op grond van deze kaders heeft de opleiding een zestal subdoelen en daar weer op gebaseerd 21 eindtermen geformuleerd (zie bijlage 5). Deze zijn opgenomen in de Onderwijs- en examenregeling. In het zelfevaluatierapport is een schema opgenomen waaruit blijkt welke subdoelen door welke eindtermen gedekt worden. Het panel is van oordeel dat er sprake is van een adequate set eindtermen die goed aansluit bij het internationale domeinspecifieke referentiekader. De eindtermen zijn blijkens het gesprek met het management gevalideerd door de BIT-adviesraad. In het zelfevaluatierapport is ook een schema opgenomen waaruit blijkt met welke opleidingen BIT verwantschap vertoont. BIT onderscheidt zich naar eigen zeggen van andere opleidingen informatiekunde doordat zij de nadruk legt op architectuur van informatiesystemen en IT voor bedrijfsprocessen en diensten. Het panel stelt vast dat de opleiding over een duidelijk eigen profiel beschikt. De opleiding heeft een technologische pijler en is sterk ontwerpgericht. Kort omschreven gaat het om ‘IT in context’. Met vergelijkbare Amerikaanse opleidingen zijn er veel parallellen met name waar het gaat om de mix van IT en een ander domein. De opleidingen daar zijn echter wat traditioneler; de opleiding van Twente is sneller wat betreft onderzoek en nieuwe ontwikkelingen. De opleiding doet grotendeels al wat in het te actualiseren internationale referentiekader wordt voorgesteld. Vergelijking met andere buitenlandse opleidingen (Münster bijvoorbeeld) leert dat het daar meer gaat om ‘echte’ informaticaopleidingen met bijvoorbeeld keuzevakken bedrijfskunde of omgekeerd. Er is dus niet zozeer sprake van een eigen domein BIT. Münster is daarnaast vrij sterk op retail gericht waar de BITopleiding weinig aan doet. Gezien de mogelijke ontwikkeling dat bachelorstudenten steeds vaker de arbeidsmarkt zullen betreden, is er een verkennend onderzoek gedaan naar de aansluiting op de arbeidsmarkt onder alumni, afnemende bedrijven en de BIT-adviesraad. De bevindingen worden verwerkt in het project “professionele en academische vaardigheden”.
Masteropleiding • De Master of Science opleiding Business Information Technology (MBI) bouwt voort op de Bachelor of Science opleiding Bedrijfsinformatietechnologie. Een Master of Science opleiding op het gebied van Information Systems leidt studenten op voor een leidinggevende positie. • In de OER is als doelstelling vastgelegd: “de masteropleiding stelt zich ten doel dat afgestudeerden beschikken over een combinatie van wetenschappelijke attitude en specialistische technische kennis die hen in staat stelt geavanceerde IT-systemen te analyseren, te ontwerpen, te valideren en te implementeren in hun gebruikscontext Daarbij staan innovatieve ontwikkelingen en de integratie en optimalisatie van bedrijfsprocessen en IT centraal”. Deze doelstelling is nader uitgewerkt in negen subdoelen; bijvoorbeeld: “Studenten verwerven inzicht in en doen ervaring op met methoden en technieken voor het modelleren en beschrijven van systemen en hun
© NQA - visitatie Universiteit Twente, cluster wo-bachelor Bedrijfsinformatie-Technologie wo-master Business Information Technology (vt/dt/du)
17/74
•
•
•
•
eigenschappen” of “Studenten ontwikkelen een constructief kritische houding waarin keuzen worden verantwoord en besproken”. Voor het domeinspecifieke referentiekader baseert de opleiding zich op de wereldwijd gebruikte nota “MSIS 2006: Model Curriculum and Guidelines for Graduate Degree Programs in Information Systems” die is opgesteld in een samenwerkingsverband tussen the Association for Computing Machinery (ACM) en the Association for Information Systems (AIS). MSIS 2006 geeft als algemene eindkwalificatie voor afgestudeerden in het vakgebied dat zij toegerust moeten zijn voor leidinggevende posities in het werkveld van IS. MSIS specificeert dit als volgt: “Graduates will have the following skills, knowledge, and values: - A core of IS management and technology knowledge - Integration of IS and business foundations - Broad business and real world perspective - Communication, interpersonal, and team skills - Analytical and critical thinking skills - Specific skills leading to a career” Deze competenties, kennis en waarden komen overeen met de MBI-eindtermen. Op grond van deze kaders heeft de masteropleiding 22 eindtermen geformuleerd (zie bijlage 5). Deze zijn opgenomen in de Onderwijs- en examenregeling. In het zelfevaluatierapport is een schema opgenomen waaruit blijkt welke subdoelstellingen door welke eindtermen gedekt worden. Het panel is ook hier van oordeel dat er sprake is van een adequate set eindtermen die goed aansluit bij het internationale domeinspecifieke referentiekader. In het zelfevaluatierapport is ook een schema opgenomen waaruit blijkt op welke wijze de opleiding MBI zich onderscheidt van de andere opleidingen door haar accenten op IT architecturen en genetwerkte bedrijven. Daarmee lijkt de opleiding het meeste op de eveneens tweejarige masteropleiding Busisness Information Systems van de Technische Universiteit Eindhoven. Voor de internationale positionering zie boven. Waar het gaat om eisen vanuit het werkveld bestaat er sinds 1992 een BIT-adviesraad. Deze heeft als hoofddoel de aansluiting van de opleidingen, met name MBI te monitoren. Alumni geven aan dat zij tevreden zijn over de voorbereiding door de opleiding op hun huidige werk. Een andere indicatie dat wordt voldaan aan de eisen van de arbeidsmarkt is blijkens het zelfevaluatierapport dat de extern uitgevoerde masteropdrachten door deelnemende bedrijven hoog worden gewaardeerd.
18/74
© NQA - visitatie Universiteit Twente, cluster wo-bachelor Bedrijfsinformatie-Technologie wo-master Business Information Technology (vt/dt/du)
Facet 1.2
Niveau bachelor / master
Ba:Goed; Ma:Goed
Criterium - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor of een master. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Bacheloropleiding • De opleiding hanteert de Dublin descriptoren voor de toetsing van het bachelorniveau. • Aan de hand van een uitgebreide matrix ìn het zelfevaluatierapport heeft de opleiding inzichtelijk gemaakt dat de eindkwalificaties het wo-niveau weerspiegelen. In de matrix zijn de Dublin Descriptoren gekoppeld aan de 21 eindtermen en aan de 13 doelen die zijn geformuleerd in IS Revised 2008. • Enkele voorbeelden die een indruk geven van de wijze waarop de eindtermen zijn gekoppeld aan de Dublin descriptoren: de Dublin descriptor ‘toepassen van kennis en inzicht’ is onder meer gekoppeld aan de eindtermen: ‘is in staat om op een deelgebied bij te dragen aan de ontwikkeling en/of toepassing van het vakgebied’; ‘is in staat oplossingen/systemen te ontwerpen en hierbij kennis, methoden en technieken uit het vakgebied te selecteren en te benutten’ en ‘is in staat samen te werken in een team, een ontwikkelproces te managen en te plannen als ook om een ontwikkelproces te documenteren’. De descriptor ‘Oordeelsvorming’ komt onder meer terug in de eindterm ‘is in staat ethische, sociale, culturele en maatschappelijke aspecten van problemen, oplossingen en ontwikkelingen in het vakgebied te analyseren en te bespreken’. Masteropleiding • De opleiding hanteert de Dublin descriptoren voor de toetsing van het masterniveau. • Aan de hand van een uitgebreide matrix in het zelfevaluatierapport heeft de opleiding inzichtelijk gemaakt dat de eindkwalificaties het wo-niveau weerspiegelen. In de matrix zijn de Dublin Descriptoren gekoppeld aan de 22 eindtermen en aan de 8 doelen die zijn geformuleerd in MSIS 2006. • Enkele voorbeelden die een indruk geven van de wijze waarop de eindtermen zijn gekoppeld aan de Dublin descriptoren: de descriptor Oordeelsvorming komt onder meer terug in de eindtermen: “is in staat consequenties van ontwikkelingen binnen het vakgebied en hun samenhang over meerdere partijen zoals in bedrijfsnetwerken te overzien en te optimaliseren” en “De afgestudeerde heeft inzicht in ethische, sociale, culturele en maatschappelijke aspecten van problemen en oplossingen in het vakgebied en kan deze inzichten benutten bij het internationaal functioneren als academicus”. De descriptor Communicatie komt bijvoorbeeld terug in de eindterm: “De afgestudeerde is in staat onderzoeksresultaten, ontwerpen en implementaties te verantwoorden en zowel schriftelijk als mondeling te presenteren; hij kan de afgelegde verantwoording kritisch analyseren en erover debatteren”.
© NQA - visitatie Universiteit Twente, cluster wo-bachelor Bedrijfsinformatie-Technologie wo-master Business Information Technology (vt/dt/du)
19/74
Facet 1.3
Oriëntatie WO
Ba:Goed; Ma:Goed
Criteria - De eindkwalificaties zijn ontleend aan eisen vanuit de wetenschappelijke discipline, de internationale wetenschapsbeoefening en voor daarvoor in aanmerking komende opleidingen de relevante praktijk in het toekomstig beroepenveld; - Een wo-bachelor heeft de kwalficaties voor toegang tot ten minste één verdere wo-studie op masterniveau of eventueel voor het betreden van de arbeidsmarkt; - Een wo-master heeft de kwalificaties om zelfstandig wetenschappelijk onderzoek te verrichten of multi- en interndisciplinaire vraagstukken op te lossen in een beroepspraktijk waarvoor een wo-opleiding vereist is of dienstig is. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Bacheloropleiding • Hierboven is reeds aangegeven welke eindkwalificaties de opleiding hanteert, hoe die tot stand gekomen zijn en hoe die gebaseerd zijn op de eisen vanuit de wetenschappelijke discipline, de internationale wetenschapsbeoefening. Het panel is daarover positief. • Doel van de bacheloropleiding is “het opleiden van academische bachelors die in staat zijn efficiënte en effectieve IT systemen en hun toepassingen van hoge kwaliteit te ontwerpen en af te stemmen op hun gebruikscontext.” De opleiding BIT leidt studenten op die zich richten op de integratie van IT en bedrijfsprocessen om te voldoen aan de informatiebehoefte van organisaties. Daarom moeten informatiesysteemprofessionals over zowel kennis van IT als over bedrijfswetenschappen beschikken. Met hun sleutelrol in het bepalen van de eisen aan IT systemen binnen organisaties en de vertaling ervan in specificaties, ontwerp en implementatie, slaan zij de brug tussen techniek en management. • Het bachelordiploma BIT geeft direct toegang tot de masteropleiding Business Information Technology aan de UT. De drie TU’s hebben afspraken gemaakt over wederzijdse toelating tot de MSc-programma’s. Zo kunnen BIT studenten met een afgeronde bachelor rechtstreeks doorstromen in de master Business Information Systems, Computer Science and Engineering en Information Security Technology aan de Technische Universiteit Eindhoven. Dat geldt ook voor de master Computer Science, Media & Knowledge Engineering en Transport en Infrastructure & Logisitics master aan de Technische Universiteit Delft en de 3TU-master Science Education & Communication. Tenslotte kunnen bachelorafgestudeerden rechtstreeks doorstromen naar alle masteropleidingen Informatiekunde in Nederland. • Het is geen hoofddoel van de opleiding dat er een goede aansluiting op de arbeidsmarkt is. In lijn met het UT- brede beleid streeft de opleiding naar doorstroom naar de masteropleiding Business Information Technology. Gezien de eindtermen van de bacheloropleiding is het wel de verwachting – en daar zijn ook signalen voor – dat een BIT-afgestudeerde goed zou kunnen functioneren in de midden- tot hogere starterfuncties bij bijvoorbeeld organisatie- en IT-adviesbureaus.
20/74
© NQA - visitatie Universiteit Twente, cluster wo-bachelor Bedrijfsinformatie-Technologie wo-master Business Information Technology (vt/dt/du)
Masteropleiding • Hierboven is reeds het wetenschappelijke karakter van de eindkwalificaties aangetoond. • De eindtermen sluiten bovendien aantoonbaar aan bij het internationaal vastgestelde domeinspecifieke kader. Bij het beroepenveld wordt aangesloten via de in MSI2006 geformuleerde careertracks. Dat zijn voor de MBI-afgestudeerden IT Consultancy en IT Enterprise Architect. • MBI richt zich op de Enterprise Systems Lifecycle (ESL zie 2.2) met de nadruk op bedrijfsnetwerken. Afgestudeerden bezitten volgens het zelfevaluatierapport “Als kern kennis op het gebied van management en IT. Zij kunnen deze kennis integreren en toepassen binnen de brede organisatiepraktijk. Daarbij beschikt de specialist Information Systems over goed ontwikkelde communicatieve, inter-persoonlijke en teamvaardigheden. Tevens beschikt hij over de specifieke vaardigheden die nodig zijn voor een toekomstige, succesvolle carrière in het vakgebied, zoals kennis van IT en organisatie, een kritische houding, belangstelling voor continu bijleren en innoveren”. • De geformuleerde eindtermen zijn zodanig dat zij bij verwerving ervan studenten in staat stellen om zelfstandig wetenschappelijk onderzoek te verrichten of multi- en interdisciplinaire vraagstukken op te lossen in een beroepspraktijk waarvoor een woopleiding vereist is of nuttig is. In de praktijk blijkt dat bijvoorbeeld uit het feit dat er thans drie voormalige MBI-studenten een promotietraject binnen de vakgroep Information Systems & Change Management van de faculteit MB zijn ingegaan. Ook zijn er regelmatig afstudeerders die aan de hand van hun scriptie een paper op een conferentie presenteren, in een tijdschrift publiceren of een scriptieprijs winnen. Studenten kiezen ook regelmatig het vak Research Project als extra research keuzevak.
Onderwerp 2
Facet 2.1
Programma
Eisen WO
Ba:Goed; Ma:Goed
Criteria - Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats in interactie tussen het onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek binnen relevante disciplines; - Het programma sluit aan bij ontwikkelingen in de relevante wetenschappelijke discipline(s) door aantoonbare verbanden met actuele wetenschappelijke theorieën; - Het programma waarborgt de ontwikkeling van vaardigheden op het gebied van wetenschappelijk onderzoek; - Bij daarvoor in aanmerking komende opleidingen heeft het programma aantoonbare verbanden met de actuele praktijk van de relevante beroepen.
© NQA - visitatie Universiteit Twente, cluster wo-bachelor Bedrijfsinformatie-Technologie wo-master Business Information Technology (vt/dt/du)
21/74
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Bacheloropleiding • Interactie onderwijs -onderzoek Het eerste jaar is vooral gericht op het aanleren van basiskennis. De interactie tussen het onderwijs en het onderzoek is dan nog beperkt. In het tweede en derde jaar is er echter sprake van een intensiever interactie tussen onderwijs en onderzoek. Het onderwijs wordt verzorgd door docent-onderzoekers die zelf actief onderzoek doen en begeleiden. In verschillende leerstoelen en vakgroepen wordt onderzoek gedaan dat is gerelateerd aan de problematiek van de wisselwerking tussen organisaties en ICT. Voorbeelden van onderzoeksvelden zijn: Agents & services based adaptive networked informatiesystemen of Change management & implementation of Security. Onderzoek op deze gebieden is veelvuldig geïntegreerd in de verschillende vakken binnen BIT. Een duidelijk voorbeeld van de interactie onderwijs en onderzoek is het vak Bedrijfsinformatiesystemen waarin BIT-studenten de architectuur van een onderneming met de architectuurmodelleertaal Archimate ontwerpen. Deze taal is mede ontwikkeld in een onderzoeksproject aan de Universiteit Twente en inmiddels als internationale standaard geadopteerd door de Open Group. Een ander voorbeeld is het tweedejaars vak Bedrijfsfunctieondersteuning, waarin resultaten van het onderzoek naar ERPsystemen worden opgenomen in de lesstof of het tweedejaarsvak Bedrijfsprocesondersteuning dat de laatste ontwikkelingen op het gebied van modellering, tools en technieken integreert. Het panel is positief over de interactie tussen onderzoek en onderwijs binnen de opleiding. • Aansluiting bij relevante wetenschappelijke disciplines Studenten komen vooral binnen het bachelorreferaat in aanraking met recente ontwikkelingen en theorieën binnen het vakgebied. BIT-studenten doen daar zelf onderzoek. Een voorbeeld hiervan is coördinatietheorie, adoptietheorie of usability theorie uit het human-computer interaction vakgebied. Docent-onderzoekers stellen onderwerpen voor voor het bachelorreferaat die aansluiten bij het lopende onderzoek. In het zelfevaluatierapport zijn in een tabel voorbeelden aangegeven van bachelorreferaatprojecten waaraan studenten kunnen meedoen. Bijvoorbeeld: Planning with fuzzy data, Monitoring tools for informative websites, User needs analysis of erecruting sites. Het panel is van oordeel dat het programma in voldoende mate aansluit bij relevante wetenschappelijke disciplines. • Onderzoeksvaardigheden Onderzoeksvaardigheden komen in verschillende vakken aan de orde. In het eerste jaar bijvoorbeeld binnen het vak Communicatie en Ontwerp in ICT-projecten wordt geleerd hoe te komen van een probleemstelling naar een oplossing. Binnen Bedrijfsinformatiesystemen wordt geleerd een methodische aanpak te volgen. De opleiding kiest er bewust voor niet één vak researchvaardigheden of methoden en technieken aan te bieden. Het panel heeft daar begrip voor, maar vindt wel dat dit onderdeel van het curriculum, met name in het tweede jaar, voor studenten explicieter gemaakt moet worden. Ze ondersteunt dan ook het voornemen van de opleiding om de leerlijn onderzoeksvaardigheden te versterken en ook meer aandacht te schenken aan researchmethodes. 22/74
© NQA - visitatie Universiteit Twente, cluster wo-bachelor Bedrijfsinformatie-Technologie wo-master Business Information Technology (vt/dt/du)
•
Onderzoeksvaardigheden komen vooral aan de orde in de bachelorproef waarmee de opleiding wordt afgerond. Deze proef bestaat uit een praktijkafsluiting, het vak BIT BV en een wetenschappelijke afsluiting, het bachelorreferaat. Bij BIT BV gaat het vooral om toegepast onderzoek waarbij een praktijkprobleem van een bestaand bedrijf door een team van BIT-studenten wordt opgelost. De begeleiding is in handen van de wetenschappelijke staf en medewerkers van het bedrijf. Vooral bij het bachelorreferraat wordt de houding van wetenschappelijk onderzoek aangeleerd. De onderwerpen worden aangedragen door de wetenschappelijke staf. Studenten kiezen een opdracht en formuleren een onderzoeksvoorstel. Onder meer via workshops komen ze in aanraking met het doen van onderzoek, het zoeken naar literatuur, het beargumenteren en het schrijven van een wetenschappelijk paper. Dit laatste wordt uiteindelijk gepresenteerd tijdens de ‘Twente Student Conference on IT”. Het panel heeft meerdere conferentiebundels bekeken en is onder de indruk van het niveau dat daar door bachelorstudenten bereikt wordt. Het panel zou deze manier van afsluiting van een bacheloropleiding voor dit vakgebied als voorbeeldig (in de dubbele betekenis van het woord) en dus als excellent willen beoordelen. Actuele praktijk/beroepenveld Vooral in de ontwerpprojecten en -opdrachten maken BIT studenten kennis met problemen en situaties zoals die in de actuele praktijk spelen. Hierboven is reeds het vak BIT BV genoemd. Daarin komen studenten in aanraking met de visie van verschillende advies- en softwareontwikkelingsbedrijven op het doen van IT gerelateerde projecten. Daarnaast zijn er in verscheidene vakken gastsprekers uit het beroepenveld (IBM, PricewaterhouseCoopers). Tenslotte neemt een deel van de BIT studenten één of meer keer in hun studieperiode deel aan excursies die door de studieverenigingen InBITween, Stress of Inter-Actief worden georganiseerd. Studenten noemen de focus op bedrijven en de sterke koppeling met de praktijk een sterk punt van de opleiding.
Masteropleiding • Interactie onderwijs -onderzoek - Binnen het mastercurriculum is er sprake van een intensieve interactie tussen onderzoek en onderwijs. Het onderwijs wordt verzorgd door docent-onderzoekers die ook actief onderzoek doen (zie 3.1). Naast of in plaats van standaard tekstboeken maken de MBI-vakken gebruik van wetenschappelijke artikelen uit internationale tijdschriften en boeken op het gebied van informatiesystemen, marketing, strategie en management. Een voorbeeld hiervan is het vak Business Development in Networks waarin naast het tekstboek de student tijdschriften, zoals Journal of Marketing, Research Policy en Strategic Management Journal, en boekhoofdstukken doorneemt. Het panel heeft daarnaast goede readers gezien met actuele, relevante teksten. Het panel is positief over de interactie tussen onderzoek en onderwijs binnen de masteropleiding. - Lopende of recente onderzoeksprojecten worden direct opgenomen in MBI -vakken in de vorm van gastcolleges van betrokken onderzoekers en/of discussies over de resultaten en aanpak van het onderzoeksproject. Zo doet de UT in de Rotterdamse haven onderzoek naar een Multi-agentsyeem. Dit onderzoek komt terug in het vak Business Process Integration Lab. © NQA - visitatie Universiteit Twente, cluster wo-bachelor Bedrijfsinformatie-Technologie wo-master Business Information Technology (vt/dt/du)
23/74
•
•
•
Aansluiting bij actuele wetenschappelijke theorieën - MBI leidt studenten op tot beginnende onderzoekers door hen bekend te maken met het “design-sciences paradigm”. Het gaat hier om “een wetenschappelijk ontwerpparadigma dat tracht de grenzen van het menselijk en organisatievermogen te verleggen door het creëren van nieuwe en innovatieve artefacten. Binnen dit paradigma worden kennis over en begrip van het probleemdomein en haar oplossingen bereikt door het bouwen en toepassen van ontworpen artefacten”. Deze design-sciences-systematiek wordt impliciet door de meeste docenten/onderzoekers gebruikt bij het masteronderwijs. Het onderwijsmanagement wil deze systematiek zichtbaarder in het curriculum verankeren - Aan de hand van een aantal concrete voorbeelden laat de opleiding zien dat er wordt aangesloten op actuele wetenschappelijke theorieën. In het vak E-commerce bijvoorbeeld, wordt ingegaan op de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen op het gebied van value modeling met behulp van de recente e3 value methode. In de laatste edities is het vak uitgebreid met het iteratief ontwikkelen van E-business ideeën middels Design Thinking. In het vak Data warehousing & Data mining werd recent leerstof over causal graphs opgenomen. Dit onderwerp is belangrijk voor OnLine Analytical Processing omdat studenten anders eenvoudige data verkeerd kunnen interpreteren. Actuele ontwikkelingen met betrekking tot de zachtere kant van IT projecten komen onder andere aan de orde in het vak Implementatie van IT in organisaties. Het panel is van oordeel dat het programma goed aansluit bij relevante wetenschappelijke disciplines. In de eindopdracht gaan studenten zelf op zoek naar de laatste ontwikkelingen en theorieën binnen de verschillende disciplines. Onderzoeksvaardigheden - In het verplichte vak Design Science Methodology leren studenten expliciet diverse onderzoeksvaardigheden. Daarnaast moeten ze een aanvullend researchvak volgen. Ook in andere vakken als Design of Software Architecture en Architecture of Information Systems worden onderzoeksvaardigheden opgedaan of getraind. - Voor veel vakken moeten er wetenschappelijke papers geschreven worden. Het afstudeeronderzoek tenslotte is meestal geïncorporeerd in het onderzoek van vakgroepen en leerstoelen. Het panel is van oordeel dat het programma van de masteropleiding de ontwikkeling van onderzoeksvaardigheden goed mogelijk maakt. Actuele praktijk/beroepenveld - De leden van de staf hebben via parttime aanstellingen of nevenactiviteiten goede contacten met het beroepenveld. Het vak ICT-management wordt bijvoorbeeld gegeven door een externe docent. In het vak Business Process Integration Lab worden meerdere gastsprekers uitgenodigd. Daarnaast nemen stafleden deel aan beroepsorganisaties als National Architectuur Forum, NGI, ACM AIS (zie 1.1) et cetera. Tenslotte vindt het afstudeeronderzoek meestal plaats in een IT-intensieve klantorganisatie, een kennisintensief IT bedrijf in de MKB-sector of een van de grotere IT dienstverleners.
24/74
© NQA - visitatie Universiteit Twente, cluster wo-bachelor Bedrijfsinformatie-Technologie wo-master Business Information Technology (vt/dt/du)
Facet 2.2
Relatie doelstellingen en inhoud programma
Ba:Goed; Ma:Goed
Criteria - Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen; - De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma; - De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheden om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Bacheloropleiding • Het huidige BIT-curriculum is in 2004 gestart Het programma omvat drie jaar van elk vier kwartielen. De opleiding is gebouwd op vier pijlers: bedrijfsinformatietechnologie, informatica, bedrijfskunde en wiskunde. De belangrijkste is bedrijfsinformatietechnologie (BIT). Deze discipline slaat de brug tussen de informatica en de bedrijfskunde. De wiskundevakken vormen een aparte pijler, omdat deze vakken abstracte tools en methoden bieden die de andere drie disciplines ondersteunen. De onderzoeks-, ontwerpen professionele vaardigheden worden over de verschillende pijlers heen ontwikkeld. Ethische, sociale en culturele aspecten komen met name aan bod in de vakken Management & Organisatie en Technologie Assessment van ICT. • In een schema in het zelfevaluatierapport laat de opleiding zien hoe de eindtermen door de verschillende vakken gedekt worden. Ook laat de opleiding in een tabel zien hoe de vakken per discipline matchen met het internationale domeinspecifieke kader. • Voor alle vakken zijn leerdoelen geformuleerd die zijn beschreven in termen van waarneembaar gedrag, bijvoorbeeld “kan software van gemiddelde complexiteit ontwerpen, implementeren en testen door toepassing van programmeerbegrippen en structuren [. . .]” Deze leerdoelen zijn opgenomen in een bijlage bij het rapport: BSc BiT: “leerlijnen”, eindkwalificaties en leerdoelen. In deze bijlagen staat tevens een uitgebreide en gedetailleerde tabel waarin de nagestreefde 21 eindtermen zijn gekoppeld aan de leerdoelen. • Het panel heeft tijdens het visitatiebezoek met nadruk gekeken naar de wijze waarop in het curriculum aandacht wordt besteed aan bedrijfseconomische aspecten en bedrijfsprocessen, omdat het daar vanuit het zelfevaluatierapport onvoldoende zicht op had gekregen. Uit gesprekken met management, docenten en studenten is duidelijk geworden dat deze aspecten in meerdere vakken voldoende aan bod komen. Het panel heeft ook kunnen vaststellen dat ontwerpvaardigheden door het hele curriculum heen, aan bod komen zowel in vakken als in opdrachten. Dat culmineert in het eerder genoemde BIT BV waarin aan de hand van een daadwerkelijk probleem met een reële probleemeigenaar het hele proces van analyse tot ontwerp en het uiteindelijke opleveren van een product wordt doorlopen.
© NQA - visitatie Universiteit Twente, cluster wo-bachelor Bedrijfsinformatie-Technologie wo-master Business Information Technology (vt/dt/du)
25/74
•
Het panel is van oordeel dat het programma duidelijk opgebouwd is vanuit de doestellingen en naar het oordeel van het panel op een goede wijze geconcretiseerd is in de verschillende onderwijseenheden.
Masteropleiding • Het huidige masterprogramma dateert van 2006. Het programma kent een verplicht deel (70 EC) en een keuzedeel (50 EC waaronder het afstudeerproject). Het verplichte deel is opgebouwd rond drie vakken clusters: System lifecycle, Business networks en Research skills. Centraal thema in het mastercurriculum is de modellering van bedrijfsprocessen met IT architectuur. Binnen het curriculum wordt gebruik gemaakt van de life cycle terminologie van het Enterprise Unified Process (EUP). EUP gaat uit van de verschillende disciplines die nodig zijn om IT-systemen succesvol te bedenken, ontwerpen, ontwikkelen en managen in een organisatie. In een schema in het zelfevaluatierapport laat de opleiding zien hoe de elementen van de lifecycle worden gedekt door de verschillende curriculumonderdelen. • In een ander schema in het zelfevaluatierapport laat de opleiding zien hoe de eindtermen door de verschillende vakken gedekt worden. Ook laat de opleiding in een tabel zien hoe de vakken per discipline matchen met het internationale domeinspecifieke kader. • Voor alle vakken zijn leerdoelen geformuleerd die zijn beschreven in termen van waarneembaar gedrag, bijvoorbeeld “Explain which integration techniques are available and how to apply them to meet high-level requirements in different enterprise integration cases regarding aspects like reliability, scalability, security, flexibility, and maintenance (AIS)”. • Deze leerdoelen zijn opgenomen in een bijlage bij het rapport: MSc BiT: “leerlijnen”, eindkwalificaties en leerdoelen. In deze bijlagen staat tevens een uitgebreide en gedetailleerde tabel waarin de nagestreefde 21 eindtermen zijn gekoppeld aan de leerdoelen. • Het panel concludeert dat het programma duidelijk opgebouwd is vanuit de geformuleerde eindtermen en op een goede wijze geconcretiseerd is in de verschillende onderwijseenheden. De inhoud van het programma biedt studenten goede mogelijkheden om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken.
Facet 2.3
Samenhang in opleidingsprogramma
Ba:Goed; Ma:Goed
Criterium - Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend studieprogramma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Bacheloropleiding • Een belangrijk samenhang brengend principe is dat de verschillende (verwante) vakken ondergebracht zijn onder de hierboven genoemde vier pijlers. Daarbij heeft de pijler bedrijfsinformatietechnologie een integrerende functie.
26/74
© NQA - visitatie Universiteit Twente, cluster wo-bachelor Bedrijfsinformatie-Technologie wo-master Business Information Technology (vt/dt/du)
•
•
•
•
•
•
Het vakkencluster informatica omvat de vakken die te maken hebben met “kennis, methodes en technieken op het gebied van het ontwerpen van de technologische artefacten waarmee de informatievoorziening van een organisatie gerealiseerd wordt”. Het vakkencluster kent drie onderdelen: programmeren als basis, gegevensbanken en communicatietechnologie en softwareengineering als methodologische onderbouwing. Het cluster als geheel levert uitgangspunten voor het vakkencluster bedrijfsinformatietechnologie en de ontwikkeling van ontwerpvaardigheden. In een schema in het zelfevaluatierapport laat de opleiding zien dat er zowel sprake is van horizontale als van verticale samenhang: zo volgt na Programmeren1 in kwartiel 1 het vak Programmeren 2 in kwartiel 3. Maar ook hebben Programmeren 1 en 2 uit jaar 1 een relatie met het onderdeel Gegevensbanken in jaar 2 en met Formele methoden voor softwareenginnering in jaar 3. De vakken binnen het vakkencluster bedrijfsinformatietechnologie vormen een duidelijke lijn door de gehele bachelor heen. Binnen dit cluster krijgt de student langs verschillende perspectieven zicht op de werking, specificatie en de implementatie van diverse informatiesystemen zoals die binnen commerciële en niet commerciële organisaties worden gebruikt. Om de vakken in dit cluster op elkaar af te stemmen, is een raamwerk ontwikkeld gebaseerd op een vijftal determinanten. Ook voor dit cluster wordt in een schema weergegeven hoe vakken binnen een jaar en door het curriculum met elkaar samenhangen: bijvoorbeeld Informatiesystemen uit jaar 1 met Bedrijfsprocesondersteuning in jaar 2. Belangrijk is ook dat de BITvakken gedoceerd worden vanuit twee faculteiten, zodat zowel vanuit de optiek van de IT als vanuit de bedrijfskunde kennis en vaardigheden worden aangeleerd. De samenhang tussen de vakken bedrijfskunde is gebaseerd op het Porter’s Value Chain Model. Dit model geeft een organisatie weer in een serie of keten van hoofdactiviteiten die waarde toevoegen aan diens producten of services. In een tabel in het zelfevaluatierapport laat de opleiding zien hoe de verschillende bedrijfskundige vakken in dit model passen. Ook hier worden door middel van een schema de verbanden tussen vakken binnen een jaar en tussen verschillende jaren aangegeven. Voor wat betreft het cluster wiskunde is al eerder aangegeven dat dat abstracte tools en methoden biedt die ondersteuning geven aan de drie andere disciplines en de daaronder vallende vakken. Binnen de opleiding staat het ontwerpen centraal. De ontwerpbenadering vormt als het ware de rode draad door het curriculum heen. De vakken waarbinnen de ontwerpvisie naar voren komt, vormen een ontwerplijn die wordt afgesloten met de zogenoemde bachelorproef. De opleiding wil de ontwerplijn nog versterken. Uit het gesprek met studenten is duidelijk geworden dat zij de bovenbeschreven samenhang herkennen. Zo wijzen zij ook op de relatie tussen de programmeervakken in jaar 1 en de relatie daarvan met het vak Software Engineering Modellen in jaar 2. Zij wijzen op de integratie van de verschillende disciplines in het Integratieproject aan het eind van het eerste jaar en het onderdeel BITBV in het derde. Ook zien ze het verband tussen de verschillende clusters blijkens de opmerking “dat je alleen IT kunt toepassen als je voldoende kennis van een organisatie hebt”. Uit de vakevaluaties blijkt dat studenten de samenhang van het programma positief waarderen.
© NQA - visitatie Universiteit Twente, cluster wo-bachelor Bedrijfsinformatie-Technologie wo-master Business Information Technology (vt/dt/du)
27/74
Masteropleiding • In de vorige paragraaf is reeds aangegeven dat het curriculum gebaseerd is op het Enterprise Unified Proces. Deze EUP loopt als een rode draad door het hele curriculum heen. Alle verplichte vakken staan in relatie tot een van de elementen van de lifecycle. Dat geeft al in belangrijke mate inhoudelijke samenhang. • In een schema in het zelfevaluatierapport laat de opleiding door middel van kleuren zien hoe vakken binnen een cluster op elkaar aansluiten. Zo volgt binnen het cluster Integration in Business Networks in jaar 1 E-com in het derde kwartiel op CSCW in het tweede en dat weer op BDNP in het eerste kwartiel. Een vorm van horizontale samenhang dus. • Via pijlen in datzelfde schema toont de opleiding hoe vakken over de twee jaar met elkaar samenhangen Zo is te zien dat het vak Business Process Integration Lab (jaar 2) voortbouwt op Design of Sofware Architecture, Specification of Information Systems en Architecture of Information Systems (jaar 1). Het verplichte researchvak Design Science Methodology (jaar 1) en de research electives (jaar 2) zijn belangrijke vakken ter voorbereiding op het Final Project. • Een deel van het curriculum bestaat uit keuzevakken. Om te borgen dat studenten een samenhangend keuzepakket kiezen, zijn er drie career tracks (keuzevakkenpakketten gericht op een bepaald beroepsprofiel) benoemd, namelijk “Academia” (voor de studenten die een loopbaan binnen de wetenschap ambiëren), “IT Consultancy” en “IT Enterprise Architect”. De laatste twee tracks sluiten aan op de lijst met Job Objectives die door MSIS 2006 geformuleerd worden. De samenhang van de keuzevakken met de rest van het curriculum wordt geborgd doordat studenten geen volledig vrije keuze hebben, maar kiezen uit een aanbod van 5 ‘research electives’ en een lijst van 30 aangemerkte vakken die in relatie staan met de genoemde careeer tracks. • Uit het Twee-jaar-afgestudeerdenonderzoek Master Business Information Technology 2007 blijkt dat de bevraagde alumni vinden dat het programma een goede samenhang heeft. Dat werd bevestigd in het gesprek met de studenten. Ook het panel is van oordeel dat de samenhang in beide curricula helder is.
Facet 2.4
Studielast
Ba: voldoende; Ma:Goed
Criterium - Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Bacheloropleiding • De meest directe informatie over studeerbaarheid en studielast komt via de studieadviseur en via de studenten in de opleidingscommissie. Als de studieadviseur signalen krijgt dat de studievoortgang van studenten belemmerd wordt door afnemende
28/74
© NQA - visitatie Universiteit Twente, cluster wo-bachelor Bedrijfsinformatie-Technologie wo-master Business Information Technology (vt/dt/du)
•
•
•
•
•
•
studeerbaarheid van het programma, geeft hij zijn bevindingen door aan de opleidingsdirecteur. Deze agendeert dit weer mee bij de volgende bijeenkomst van de opleidingscommissie. Ook worden alle voorgestelde curriculumwijzigingen onder andere met het oog op studeerbaarheid beoordeeld door de opleidingscommissie. De studeerbaarheid wordt daarnaast gemonitord in de vakevaluaties. In die evaluaties wordt ook gevraagd naar de hoeveelheid tijd die aan een vak besteed is. Blijkt dat de studielast te hoog zou zijn, dan wordt dat binnen de opleidingscommissie besproken en worden er indien nodig acties ondernomen. De geprogrammeerde studielast bedraagt 42 uur per week. Uit vakevaluaties blijkt dat de benodigde studietijd de formele studielast niet overstijgt. In tegendeel; uit bachelorsatisfactieonderzoek blijkt dat studenten gemiddeld maar 24 uur per week studeren. Dit werd door de studenten met wie de commissie sprak bevestigd. Alleen het laatste semester van het derde jaar wordt wel de 40 uur gehaald. Studenten geven aan dat ze naast de studie allemaal of bestuurswerk doen en/of een bijbaan hebben, vaak een eigen bedrijfje. Ze accepteren dat ze zo langer over de studie doen. Hoewel het panel begrip heeft voor de situatie heeft het toch moeite met de gerealiseerde studielast. Er is naar zijn mening ruimte voor verrijking van het programma. De opleiding heeft aangegeven de leerlijn onderzoeksvaardigheden te willen versterken en ook de ontwerplijn. Verder werkt de opleiding momenteel aan versterking en verzwaring van de professional skills lijn. Volgens het zelfevaluatierapport wordt er vrijwel nooit melding gemaakt van duidelijke studiebelemmerende factoren, wat wordt bevestigd door de studenten in het gesprek. Om studievertraging te voorkomen springt de opleiding bewust “zuinig” om met vastgelegde instapdrempels, hoewel de eisen ten aanzien van bachelorreferaat en start van de master (minimaal 150 EC) wel hard zijn. De opleiding maakt er in het zelfevaluatierapport melding van dat de vakken Programmeren 1 en Discrete wiskunde voor sommige studenten struikelvakken zijn. Dat werd door de studenten in het gesprek bevestigd. Zij wezen erop dat voor sommigen ook het leervak Management & Organisatie problemen oplevert. Zij gaven echter ook aan dat er actief op ingespeeld wordt en dat er de mogelijkheid is om hulp te krijgen. Daarnaast zijn er voldoende herkansingsmogelijkheden. Het totaal aantal contacturen bedraagt voor: Jaar 1; 496 uren Jaar 2; 340 uur Jaar 3; 190 uur (excl. keuzevakken) Het panel komt op dit facet tot het oordeel voldoende op grond van de aanmerking over de gerealiseerde studielast.
Masteropleiding • De meest directe informatie over studeerbaarheid en studielast komt via de studieadviseur en via de studenten in de opleidingscommissie (Zie tekst bachelor). • In vakevaluaties wordt gevraagd naar de hoeveelheid tijd die aan een vak besteed is. Blijkt dat de studielast te hoog zou zijn, dan wordt dat binnen de opleidingscommissie besproken en worden er indien nodig acties ondernomen
© NQA - visitatie Universiteit Twente, cluster wo-bachelor Bedrijfsinformatie-Technologie wo-master Business Information Technology (vt/dt/du)
29/74
•
•
• •
•
De geprogrammeerde studielast bedraagt 42 uur per week. Uit vakevaluaties blijkt dat de benodigde studietijd de geprogrammeerde studielast benadert. In het gesprek met de studenten kwam naar voren dat met name de buitenlandse studenten de studie als zwaar ervaren. Volgens het zelfevaluatierapport wordt er vanuit de vakevaluaties vrijwel nooit melding gemaakt van duidelijke studiebelemmerende factoren. De opleiding springt bewust “zuinig ”om met vastgelegde instapdrempels. Ook in het gesprek met de studenten kwamen er geen duidelijk studiebelemmerende factoren naar voren. Evenmin werden er struikelvakken benoemd. Op curriculumniveau heeft de opleiding informatie over de studeerbaarheid onder andere uit de satisfactieonderzoeken. Deze gegevens zijn voor de mastersatisfactie echter alleen bekend op faculteitsniveau. Recentelijk is er naar aanleiding van klachten van studenten een discussie geweest over de aanwezigheidsplicht bij veel vakken. Uitkomst was dat toch het merendeel van de docenten de aanwezigheidsplicht noodzakelijk vonden in het kader van te maken opdrachten. Het aantal contacturen bedraagt in jaar 1: 276 uur; in jaar 2: 42 uur (excl. keuzevakken)
Facet 2.5
Instroom
Ba:Goed; Ma:Goed
Criteria Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: - wo-bachelor: vwo, hbo-propedeuse of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek - wo-master: bachelor en eventueel (inhoudelijke) selectie Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Bacheloropleiding • De opleiding hanteert de wettelijke instroomeisen. VWO studenten met het profiel N&G die instromen en geen aanvullend Wiskunde B2 hebben gevolgd, moeten deze deficiëntie in het eerste jaar na aankomst weggewerkt hebben. De UT verzorgt een cursus Wiskunde B2 voor alle technische opleidingen. • Uit instroomgegevens blijkt dat er de laatste jaren een dalende lijn in de instroom te constateren is en dat de instroom van vrouwen aan de lage kant blijft. Om de instroom te verhogen, wordt onder leiding van een aan de opleiding verbonden medewerker communicatie & marketing geprobeerd de zichtbaarheid van de opleiding te vergroten en de profilering te versterken. Per het studiejaar 2009-2010 is er sprake van bijna een verdubbeling van de instroom
30/74
© NQA - visitatie Universiteit Twente, cluster wo-bachelor Bedrijfsinformatie-Technologie wo-master Business Information Technology (vt/dt/du)
•
•
•
• •
De UT heeft naast een eerstegraads lerarenopleiding informatica, vele trainings- en nascholingsprogramma’s voor onder andere vwo-docenten. Docenten kunnen zo in hun lessen studenten voorbereiden op een wetenschappelijke studie in de informatica. Daarnaast is er -met name op regionaal niveau- een aantal activiteiten ontwikkeld waarmee de instelling een goed inzicht krijgt in de aansluiting VWO-UT. De lerarenopleiding ELAN van de Universiteit Twente heeft bijvoorbeeld samen met de opleiding Informatica van de hogeschool Saxion Enschede het Steunpunt Informatica Oost opgericht. Binnen dit steunpunt worden ongeveer drie maal per jaar bijeenkomsten georganiseerd voor docenten Informatica van middelbare scholen uit de regio. Een ander initiatief is het Pre-University College. Dit wil scholieren interesseren in het wetenschappelijk onderwijs in het algemeen en de bètawetenschappen in het bijzonder. Er zijn twee doelgroepen: scholieren die bijspijkeronderwijs nodig hebben en scholieren die binnen het reguliere onderwijs onvoldoende uitgedaagd worden. Waar het gaat om de aanpassing aan het deelnemen aan wetenschappelijke onderwijs en de gehanteerde werkvormen speelt de begeleiding door de studieadviseurs een belangrijke rol. Studenten gaven, afgezien van de hiervoor genoemde struikelvakken, in het gesprek met het panel geen duidelijk blijk van aansluitproblemen qua inhoud of vorm. De opleiding probeert via verschillende activiteiten studenten te werven: scholenvoorlichting, advertenties (onder andere op schoolweb en examen.nl), meeloopdagen, voorlichtingsdagen, film BIT and beyond, twitteren, Tube your future en in 2010 ook Podcasts. Vrijstellingen voor bepaalde programmaonderdelen zijn in principe mogelijk, maar worden slechts mondjesmaat toegekend. De UT heeft ten behoeve van studenten van buiten de EU de Code of Conduct ondertekend.
Masteropleiding • De opleiding is toegankelijk voor Nederlandse WO bachelorstudenten, Nederlandse HBO Bachelorstudenten en Internationale bachelor en masterstudenten. • Wat betreft de eigen bachelorstudenten is er voor gezorgd dat het programma qua vorm en inhoud aansluit op de bachelopleiding. UT Bit-studenten kunnen verweven studeren. Dat houdt in dat ze, mits ze 135 EC (inclusief propedeuse) hebben gehaald, met toestemming van de examencommissie mastervakken mogen gaan studeren. Dat bevordert studeerbaarheid en een goede aansluiting. Met ingang van 2009 is de norm 150 EC. • Stromen bachelors uit andere opleidingen in, dan moeten ze indien ze kennis op het gebied van bedrijfskunde of programmeren missen, zogenoemde homologatievakken volgen. Deze vakken worden in hun keuzeruimte ingevuld. • Voor hbo-instromers is er een toelatingsregeling vastgesteld. Hebben zij bepaalde deficiënties, dan is er een premasterprogramma van 30 EC. Ze mogen deze vakken, om studievertraging te voorkomen, verweven met mastervakken studeren. Met de Hogeschool Saxion en Windesheim zijn schakelprogramma’s afgesproken. Dit zijn twee minoren van 30 EC die binnen het hbo-programma kunnen worden doorlopen.
© NQA - visitatie Universiteit Twente, cluster wo-bachelor Bedrijfsinformatie-Technologie wo-master Business Information Technology (vt/dt/du)
31/74
• •
•
•
•
Vanaf februari 2009 is er ook een premasterprogramma voor buitenlandse studenten die over onvoldoende onderzoeksvaardigheden beschikken. Van internationale studenten worden toelating en aansluiting individueel bekeken. Zij moeten een achtergrond hebben in het gebied van Information Systems, Computer Science of nauw verwant gebied. Hun dossier wordt beoordeeld op: - hoogte van scores; over het algemeen moet een student minimaal over een GPA van 3.3 op een vierpuntsschaal bezitten; - het profiel (de verhouding van wiskunde, IT en bedrijfskundevakken) en de onderzoeksvaardigheden: indien een student over een scheve verhouding bezit, maar verder wel excellent is op de andere beoordelingscriteria kan overwogen worden de student toe te laten met zogenaamde homologatievakken; - Engelse taalvaardigheid: IELTS overall score 6.0, met een minimum score van 6.0 op iedere subschaal. Voor het academisch jaar 2010-2011 wordt deze eis bijgesteld naar een overall score van 6.5.
Studenten, ook de buitenlandse, met wie het panel heeft gesproken, geven aan dat de opleiding goed aansluit op eerdere opleiding en/of werkervaring. Daar helpt bij dat de voertaal Engels is. Uit het onderzoek Mastersatisfactie 2007 blijkt dat de meerderheid van de masterstudenten tevreden is over de aansluiting op de vooropleiding. Het aantal instromende internationale studenten is stijgend. In 2007 is slechts 1 internationale student de master ingestroomd, maar in 2008 zijn er 11 internationale studenten, waarvan 4 vrouwelijke, van start gegaan. Het communicatie- en marketingplan voor de masteropleiding is conform dat van de bacheloropleiding. Dat geldt ook voor de voorlichtingsinstrumenten. De opleiding wil de instroom van buitenlandse studenten en bachelors van andere Nederlands universiteiten vergroten.
Facet 2.6
Duur
Voldaan
Criteria De opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum: - wo-bachelor: in de regel 180 studiepunten - wo-master: minimaal 60 studiepunten, afhankelijk van de opleiding Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Bacheloropleiding • De opleiding omvat 180 EC verdeeld over 3 jaar van 60 EC. • Zestig studiepunten zijn toegekend aan de propedeuse, 120 aan de hoofdfase. • De omvang en de verdeling van de opleiding is opgenomen in het Onderwijs- en Examenreglement 2009-2010.
32/74
© NQA - visitatie Universiteit Twente, cluster wo-bachelor Bedrijfsinformatie-Technologie wo-master Business Information Technology (vt/dt/du)
Masteropleiding • De opleiding omvat 120 EC verdeeld over 2 jaar van 60 EC. • De omvang en de verdeling van de opleiding is opgenomen in het Onderwijs- en Examenreglement 2009-2010.
Facet 2.7
Afstemming tussen vormgeving en inhoud
Ba: Goed; Ma:Goed
Criteria - Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen; - De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Bacheloropleiding • Het didactisch concept van de opleiding BIT is in overeenstemming met de drie O’s die het onderwijs aan de Universiteit Twente kenmerken: Onderwijs, Onderzoek en Ondernemen. Het didactisch concept van de opleiding kan volgens het zelfevaluatierapport gekarakteriseerd worden als een mix van: klassieke kennisontwikkeling, integratie in projectvakken (losse onderwijseenheden) vakkenclusters (over de onderwijseenheden heen). De didactische visie is onder meer vastgelegd in het document Route’14 Strategische visie 2009-2014 en in de studiegids. Omdat BIT een multidisciplinaire opleiding is, is een goede kennisbasis van de onderliggende disciplines Informatica en Bedrijfskunde belangrijk. In het eerste jaar volgen studenten dan ook vooral theorievakken door middel van klassieke hoor- en werkcolleges. De integratie van de verschillende disciplines vindt plaats in de projectvakken (zie ook 2.3). • Binnen veel vakken, ook binnen de klassieke theorievakken, wordt er gewerkt met projectopdrachten en cases, al dan niet rechtstreeks uit de praktijk. Een voorbeeld van een opdracht is het schrijven van een advies over de inrichting van een datawarehouse voor Diagnose Behandeling Combinaties voor het Medisch Spectrum Twente. • De opleiding wil door activerend, uitdagend en op ontwerpen gericht onderwijs de bachelorstudenten voorbereiden op een vervolg (master, baan) waarin professionele kennis voortdurend wordt aangevuld en beargumenteerd wordt toegepast. Bij de meeste onderdelen van het BSc-programma is er dan ook sprake van activerende onderwijsvormen: tussentijdse opdrachten, in te leveren werkstukken, studentpresentaties, etc.
© NQA - visitatie Universiteit Twente, cluster wo-bachelor Bedrijfsinformatie-Technologie wo-master Business Information Technology (vt/dt/du)
33/74
•
Om aan haar didactische visie gestalte te geven werkt de opleiding met de volgende werkvormen:
Hoorcollege Werkcollege Practicum Projectwerk Groepsopdracht Individ. opdracht Tentamen Zelfstudie Keuze afhankelijk •
•
Jaar 1 (uren) 178,0 170,0 148,0 228,0 0 0 29,0 926,0 0
Jaar 2 (uren) 182,0 84,0 128,0 140,0 16,0 20,0 27,5 942,0 140,5
Jaar 3 (uren) 38,0 152,0 0 96,0 80,0 62,0 3,5 128,0 980,0
Totaal (uren) 398 406 276 464 96 82 60 1996 1120
% 8,0 8,7 5,5 9,2 1,9 2,9 1,2 40,4 22,2
Een belangrijke activerende en integratie bevorderende werkvorm zijn de projecten. Die hebben een verschillende opzet. Zo zijn er projecten die vooral ten doel hebben aangeleerde kennis en vaardigheden te integreren, andere projecten zijn meer op specifieke toepassingen gericht. De opleiding geeft in het zelfevaluatierapport aan dat er in de loop van de studie een zekere projectmoeheid ontstaat. Dat heeft er vooral mee te maken dat projectonderwijs in verhouding de meeste tijd kost en minder flexibiliteit geeft dan traditionele vormen van onderwijs. Het beleid is daarom om ongeveer 1 projectvak per semester aan te bieden om de druk op de tijdsbesteding te beperken. De projecten en de groepsopdrachten hebben nog een ander nadeel, omdat de individuele toetsing beperkt wordt. Docenten hebben daarom handvatten aangereikt gekregen om meeliftgedrag te voorkomen. Dat gebeurt onder andere door ook vormen van individuele beoordeling in de projectvakken toe te passen. Het panel is van mening dat het uitgevoerde didactische concept goed in lijn is met de geformuleerde doelstellingen en op adequate wijze, met name ook in het projectwerk, vorm heeft gekregen in de gehanteerde werkvormen.
Masteropleiding • Het didactisch concept van de masteropleiding BIT is eveneens in overeenstemming met de drie O’s die het onderwijs aan de Universiteit Twente kenmerken: Onderwijs, Onderzoek en Ondernemen. Dat betekent ondermeer dat onderzoek een belangrijke rol speelt in het onderwijs, maar dat de UT er ook voor kiest om de master afgestudeerden optimaal voor te bereiden op een hoogwaardige functie in bedrijfsleven of publieke sector. Uitgangspunten zijn vastgelegd in de bij de bachelor genoemd documenten. • Uitgaande van de doelstellingen (zie 1.1) heeft de opleiding gekozen voor een mix aan werkvormen. Er wordt veel gewerkt met aan de praktijk of aan lopend onderzoek ontleende opdrachten. Deze opdrachten komen uit meerdere toepassingsgebieden. Zo leren studenten dat concepten toepasbaar zijn in meerdere sectoren met hun specifieke problematiek. Door het werken in teams worden tevens professionele en academische vaardigheden aangeleerd.
34/74
© NQA - visitatie Universiteit Twente, cluster wo-bachelor Bedrijfsinformatie-Technologie wo-master Business Information Technology (vt/dt/du)
•
•
•
•
Via hoorcolleges, het bestuderen van de wetenschappelijke literatuur en het zelf actief zoeken naar aanvullende bronnen, komen studenten in aanraking met de laatste bedrijfskundige theorieën en technologische ontwikkelingen. Ook worden regelmatig onderwijscases, simulaties of games gebruikt. Om studenten verschillende technologieën en theorieën te leren, wordt nooit voor één product, theorie of benadering gekozen maar worden er ook alternatieven aangereikt. Zo leren studenten te oordelen en afwegingen te maken en ontwikkelen ze een kritische houding. Voor de link naar de praktijk, het toelichten van de complexiteit van de bedrijfskundige context en het duidelijk maken van het verschil tussen toepassingsdomeinen worden er veelvuldig gastdocenten uitgenodigd. Meer dan bij de bachelorstudenten wordt een beroep gedaan op zelfstandigheid en zelfsturing. Dat blijkt ook uit bijgaande tabel: Werkvormen in MSc-programma Ma1 Hoorcollege 192,0 Werkcollege 46,0 ICT practicum 38,0 Projectwerk 0 Groepsopdracht 328,0 Individ. opdracht 64,0 Tentamen 31,5 Zelfstudie 979,5 Keuze afhankelijk Totaal 1680,0
•
Ma2 26,0 16,0 0,0 0,0 98,0 840,0 0 0 700,0 1680,0
totaal 218,0 62,0 38,0 0 462,0 904,0 31,5 979,5 700,0 3360,0
% 6,5 1,8 1,1 0 12,7 26,9 0,9 29,1 20,8 100,0
Het panel is van mening dat het uitgevoerde didactische concept goed in lijn is met de geformuleerde doelstellingen en op adequate wijze, door middel van een aantrekkelijke mix aan werkvormen vorm heeft gekregen.
Facet 2.8
Beoordeling en toetsing
Goed
Criterium - Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Bachelor- en masteropleiding • De BIT-opleidingen hebben een eigen examencommissie. De leden worden door de opleidingsdirecteur bij de decaan van de faculteit MB voorgedragen en door de decaan benoemd. De commissie bestaat uit 4 leden die verplichte vakken binnen de curricula © NQA - visitatie Universiteit Twente, cluster wo-bachelor Bedrijfsinformatie-Technologie wo-master Business Information Technology (vt/dt/du)
35/74
•
•
•
•
•
•
doceren: 2 leden zijn afkomstig van de faculteit EWI en 2 van de faculteit MB. De examencommissie wordt ondersteund door een griffier die binnen Bureau Onderwijs Ondersteuning (BOO) is aangesteld voor deze taak. Het dagelijks bestuur (voorzitter + secretaris) handelt alle lopende zaken af die volgens de standaardregels kunnen worden behandeld en doet hiervan achteraf verslag aan de gehele commissie. De griffier legt alle besluiten vast in het besluitenboek. In het document Regels & Richtlijnen van de examencommissie heeft de examencommissie om haar taken goed uit te kunnen voeren en de kwaliteit van tentamens en examens goed te kunnen borgen een aantal criteria geformuleerd die zij regelmatig zal onderzoeken. In 2008 is er faculteitsbreed aandacht besteed aan toetsing om onder andere de transparantie voor studenten waar nodig te verhelderen en de kwaliteit waar mogelijk te verbeteren. De faculteit heeft een toetsbeleid vastgesteld en er zijn/worden workshops voor de vakgroepen georganiseerd over kwaliteit van toetsing. Er is ook een instrument ontwikkeld waarmee docenten zelf de kwaliteit van hun toetsen kunnen scannen, met daaraan gekoppeld een aantal tips voor het construeren van een toets en het bepalen van de toetskwaliteit. Er is een toetsplan ontwikkeld waarvan het panel tijdens het visitatiebezoek een eerste aanzet heeft gezien. Het heeft er een positieve indruk van gekregen. Het vindt de nadruk die gelegd gaat worden, en inmiddels ook gelegd wordt, op de koppeling van de toetsing aan leerdoelen en eindtermen in plaats van aan kennisgebieden een goede ontwikkeling. Toetsen worden door de individuele docenten ontwikkeld, maar er vindt wel collegiale feedback plaats. Waar vakken door twee docenten worden gegeven, worden de toetsen wel onafhankelijk van elkaar gemaakt, maar door beiden nagekeken. Waar er afwijkingen zijn vindt dan overleg plaats. De belangrijkste borging van de kwaliteit zijn de evaluaties achteraf. Elk vak wordt afgesloten met een formele beoordeling. Dat kan op basis van een in te leveren werkstuk zijn (al of niet met een mondelinge presentatie) of van een schriftelijk of mondeling tentamen. Bij projecten is vaker sprake van een groepsbeoordeling, maar meestal is er dan ook sprake van de individuele beoordeling van enkele leerdoelen. In het studentenstatuut is per vak gespecificeerd hoe er beoordeeld wordt. Zo zijn er - schriftelijke tentamens; - praktische oefening in groepsverband; schriftelijke verslaggeving daarvan per groep en (voor zover mogelijk) individuele beoordeling van de wijze, waarop de student aan activiteiten in groepsverband heeft deelgenomen; - praktische oefeningen en schriftelijke verslaglegging daarvan; - praktische oefeningen of opdrachten, schriftelijke en of mondelinge verslaglegging daarvan, schriftelijk tentamen. Aan het tentamen mag pas worden deelgenomen als de praktische oefeningen zijn verricht en de verslaglegging daarvan met een voldoende resultaat is beoordeeld. De beoordeling van het onderdeel bachelorreferaat van de bachelorproef is individueel en de daarbij te hanteren procedures zijn in onder meer in de betreffende vakbeschrijving en de Criteria Paper Review Bachelorreferaat zorgvuldig geregeld. De mastertheis wordt altijd beoordeeld door 2 examinatoren. Er wordt gebruik gemaakt van een standaard beoordelingslijst en voor studenten is een studiehandleiding beschikbaar (zie ook 6.1).
36/74
© NQA - visitatie Universiteit Twente, cluster wo-bachelor Bedrijfsinformatie-Technologie wo-master Business Information Technology (vt/dt/du)
•
• •
•
De organisatie van de tentamen- en presentatieoosters ligt in handen van het Bureau Onderwijszaken. Omstreeks juni verschijnt er een tentamenrooster voor het volgend studiejaar. Schriftelijk tentamens worden per vak twee maal per jaar aangeboden. Nakijktermijnen en inzagerecht zijn in het studentenstatuut vastgelegd. De maximale nakijktermijn bedraagt 20 werkdagen voor een schriftelijk en 1 werkdag voor een mondeling tentamen. Gedurende tenminste 20 werkdagen na de bekendmaking van de uitslag van een schriftelijk tentamen krijgt de student op zijn verzoek inzage in zijn beoordeelde werk en kan een nabespreking plaatsvinden. Alle regelingen rond tentamens en examens vastgelegd in de OER of in de Regels & Richtlijnen van de examencommissie. Het panel heeft een selectie van toetsen bekeken en heeft daar een positieve indruk van gekregen. Er is sprake van een afwisseling aan toetsvormen. Open- en geslotenboek tentamens, tentamens met openvragen, true-falsevragen en meerkeuze vragen. Daarnaast casustoetsen en opdrachten. Er is dus voldoende verscheidenheid om de verschillende doelen van beoordeling: kennis, vaardigheden, toepassing en inzicht te kunnen meten. Daar elke toets voorzien was van vakinformatie met een vakomschrijving en leerdoelen, heeft het panel kunnen constateren dat de toetsen goed aansluiten op de leerdoelen, werkvormen en inhoud van de leerstof. Het niveau van de toetsen past bij de fase waarin ze aangeboden worden, dat wil zeggen dat er sprake is van een opklimmende moeilijkheidsgraad. De criteria voor beoordeling zijn steeds helder. Het panel heeft op grond van de vakbeschrijvingen kunnen vaststellen dat er goede informatie wordt gegeven over de wijze van toetsing. De kwaliteit van de toetsing wordt meegenomen in het jaarlijkse Bachelor Satisfactieonderzoek en in vakevaluaties. Daaruit blijkt dat studenten over het algemeen tevreden zijn over de toetsing. Dat werd bevestigd in het gesprek met de studenten. De informatie over de toetsing is adequaat en wordt op tijd gegeven er wordt voldoende oefenmateriaal aangeboden en de toetsen dekken de leerstof. Meeliftgedrag wordt voorkomen doordat studenten meelifters een gele of rode kaart kunnen geven. Bij voorkomen ervan wordt het probleem aangekaart. Tevens is er een groepsevaluatie van het proces. In een aantal projecten is er ook sprak van individuele assessments.
© NQA - visitatie Universiteit Twente, cluster wo-bachelor Bedrijfsinformatie-Technologie wo-master Business Information Technology (vt/dt/du)
37/74
Onderwerp 3
Facet 3.1
Inzet van personeel
Eisen WO
Goed
Criterium - Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door onderzoekers die een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het vakgebied. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Bachelor- en masteropleiding • Bij de UT wordt onderwijs verzorgd door de vakgroepen die ook onderzoek doen op het betreffende gebied. Zo verzorgt de staf van de afdeling wiskunde van de faculteit EWI niet alleen het merendeel van het onderwijs binnen de opleiding Technische Wiskunde, maar ook het wiskundeonderwijs voor vrijwel alle andere opleidingen van de UT. • Het onderwijs van de BSc- en de MSc-opleiding BIT wordt voor het overgrote deel verzorgd door wetenschappelijke staf van de faculteit MB en de faculteit EWI, afdeling INF. Bij de masteropleiding zijn met name de vakgroep Information Systems & Change Mangement (MB) en Information Systems (EWI) betrokken. • De docenten zijn, blijkens de cv’s die het panel heeft gezien, vrijwel allemaal gepromoveerd en doen naast het onderwijs onderzoek. In een uitgebreide tabel in het zelfevaluatierapport geven de opleidingen een overzicht van de onderzoeksprogramma’s en de onderzoekinstituten en -scholen waarin de docenten participeren. Enkele van de onderzoeksprogramma’s, zijn onlangs geaccrediteerd en hebben een goede tot excellente beoordeling gekregen. Van een aantal andere onderzoeksprogramma’s loopt de heraccreditatie nog. • In de bacheloropleiding, waar het overigens vaak om basisvakken gaat, worden ook hoogleraren ingezet bij het onderwijs, zodat ze als rolmodel kunnen worden beschouwd. • In de masteropleiding worden in principe alleen gepromoveerde docenten ingezet. Uit evaluatiegegevens blijkt dat deze docent/onderzoekers van mening zijn dat ze in het vak dat ze verzorgen een goede relatie kunnen leggen met hun eigen onderzoek. • Bij de meeste vakken besteden de docenten aandacht aan de relatie met onderzoek. Studenten worden geconfronteerd met onderzoeksliteratuur en er is in opdrachten aandacht voor onderzoeksmethoden en -technieken. In het vak bachelorreferaat worden ieder semester thema's uit het vakgebied en uit het onderzoek van leerstoelen, of leerstoelclusters, aangeboden voor nader onderzoek. Docenten/onderzoekers begeleiden een groep studenten die aan onderzoek rondom hetzelfde thema werkt. • Veel docenten hebben, blijkens de cv’s, een sterke band met de praktijk. Vooral in vakken waar de combinatie van theorie en praktijk van belang is, worden docenten ingezet die voor een groot deel van hun tijd actief zijn in het bedrijfsleven. Hieronder vallen vakken als BIT-BV en IT-management. Op veel plaatsen in het programma worden ook gastdocenten uit de praktijk ingeschakeld om gastcolleges te geven, maar de totale omvang daarvan in fte is gering.
38/74
© NQA - visitatie Universiteit Twente, cluster wo-bachelor Bedrijfsinformatie-Technologie wo-master Business Information Technology (vt/dt/du)
Facet 3.2
Kwantiteit personeel
Goed
Criterium - Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Bachelor- en masteropleiding • Het onderwijs wordt vaak voor meerdere opleidingen gelijk gegeven. Met name kennen de bacheloropleidingen van MB een structuur van het delen van algemene vakken over de verschillende opleidingen heen. Door deze onderlinge toelevering van onderwijs, is het niet mogelijk om de docenteninzet per opleiding vast te stellen. • De inzet van het personeel wordt bepaald door de vakgroepvoorzitters in overleg met de opleidingsdirecteur. Voor elk vak wordt een verantwoordelijk docent aangewezen. Hij draagt zorg voor een goede opzet en uitvoering van zijn vak binnen de inhoudelijke en onderwijskundige randvoorwaarden zoals die op opleidingsniveau (opleidingsdirecteur) zijn vastgesteld. De vakgroepsvoorzitters bespreken in de jaargesprekken met docenten o.a. hoeveel tijd nodig en beschikbaar is voor het verzorgen van het onderwijs. • Gegevens over de student/stafverhouding worden niet op opleidingsniveau verzameld en bijgehouden, maar op faculteitsniveau. • Bij benadering ligt de student-stafverhouding bij MB voor de BSc-BIT en de MSc-BIT tussen 1:21 (EWI) en 1:27 (MB). • Uit indirecte indicatoren: waardering door studenten van de opleiding en behaald eindniveau, maakt de opleiding op dat het onderwijs efficiënt is ingericht. Anderzijds wordt er aangegeven dat sommige docenten problemen hebben met de druk van het onderwijs op de onderzoekstijd. In het gesprek met de docenten werd deze problematiek weliswaar onderkend, maar niet als onoverkomelijk ervaren. Het hoort bij het vak en er wordt gewoon hard gewerkt. Studenten geven aan dat er weinig klachten zijn over lesuitval als gevolg van ziekte en dat er sprake is van een open sfeer. Docenten zijn bovendien goed bereikbaar, zowel persoonlijk als per email. Het panel concludeert dat er voldoende capaciteit is en komt ondanks het punt van de werkdruk tot het oordeel goed.
Facet 3.3
Kwaliteit personeel
Goed
Criterium - Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma.
© NQA - visitatie Universiteit Twente, cluster wo-bachelor Bedrijfsinformatie-Technologie wo-master Business Information Technology (vt/dt/du)
39/74
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Bachelor- en masteropleiding • Het personeelbeleid krijgt, binnen de wettelijke kaders en die van het instellingsbeleid, vorm op faculteitsniveau. De inzet van het personeel wordt – binnen de beleidskaders van de betrokken faculteiten – bepaald in overleg tussen de opleidingsdirecteur en de vakgroepvoorzitters. • De universiteit voert het beleid dat voor UD/UHD/HGL-functies in principe alleen gepromoveerde medewerkers worden aangetrokken. Het onderwijs wordt vrijwel volledig uitgevoerd door personeel uit de categorie HGL t/m UD en een enkele “onderwijs”docent. Promovendi verzorgen – voor maximaal 20% van hun tijd – onderdelen van sommige vakken of zijn “dagelijks begeleider” bij afstudeeropdrachten. Het panel stelt op basis van cv’s en het gesprek met de docenten vast dat de docenten voldoende gekwalificeerd zijn “voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma”. • In de jaargesprekken (= functioneringsgesprekken) komen zowel onderwijs als onderzoek en de kwaliteit daarvan aan de orde. Wat de onderwijstaken betreft komen onder meer de volgende onderdelen aan de orde: Certificering in de vorm van de
BasisKwalificatie Onderwijs (met eventuele DUIT-cursus), verdere didactische professionalisering, gegeven en te geven onderwijs (vakken en geschatte werktijd), afstudeerbegeleiding en vakevaluaties. In het document Jaargesprekken 2009 Faculteit MB worden procedures en planning beschreven en is een checklist opgenomen. Docenten bevestigen dat deze gesprekken daadwerkelijk jaarlijks worden gehouden en dat de opleidingsdirecteur als informant kan optreden. •
•
•
•
Scholing wordt afgesproken tijdens de jaargesprekken. Binnen de faculteit MB is er de afgelopen jaren veel aandacht geweest voor de Engelse taalvaardigheid van docenten. Studenten tonen zich over die taalvaardigheid van de docenten tevreden. Daarnaast worden medewerkers in staat gesteld zich te ontwikkelen in hun vakgebied en binnen hun eigen functie, maar ook om zich te scholen in ondersteunende competenties. Scholing vindt onder andere plaats door het bijwonen van congressen en symposia. Dit is jaarlijks een onderwerp van gesprek tijdens het jaargesprek. Jonge UDers en onderzoekers krijgen de gelegenheid om een periode in het buitenland te verblijven. Daarnaast worden binnen de Universiteit Twente verschillende cursussen en trainingen aangeboden, via het eigen Career Development Center. De Universiteit Twente biedt aan nieuwe medewerkers een didactisch inwerktraject (DUIT). Recent is DUIT aangepast om aan te sluiten bij de nationale BasisKwalificatie Onderwijs (BKO). Ook worden vele kortere didactische cursussen aangeboden. Sinds 2008 heeft het CvB vastgesteld dat nieuwe docenten binnen 2 jaar hun BKO-certificaat moeten halen. Het panel is heel positief over deze aanpak. In de Keuzegids Hoger Onderwijs (2006) wordt de kwaliteit van docenten door de studenten op gemiddeld 7,2 gewaardeerd. De vakinhoudelijke deskundigheid krijgt in dit onderzoek een score van 7,8 Ook uit de vakevaluaties blijkt dat studenten tevreden zijn
40/74
© NQA - visitatie Universiteit Twente, cluster wo-bachelor Bedrijfsinformatie-Technologie wo-master Business Information Technology (vt/dt/du)
over de didactische kwaliteit van meeste docenten. De resultaten van deze evaluaties werden bevestigd in het gesprek met de studenten.
Onderwerp 4
Facet 4.1
Voorzieningen
Materiële voorzieningen
Goed
Criterium - De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Bachelor- en masteropleiding • De materiële voorzieningen van de opleidingen worden gedeeltelijk op instellings- en gedeeltelijk op faculteitsniveau verzorgd. Naast de “eigen” zalen waar sommige opleidingen over beschikken, beschikt de universiteit over 55 (werk)collegezalen met een totale capaciteit van ongeveer 4250 onderwijsplaatsen. De faculteit beschikt over 17 projectkamers die, indien er geen onderwijs gegeven wordt, ook door studenten gebruikt kunnen worden • Behalve studieplekken in de bibliotheek en de projectruimten, zijn er voor BIT-studenten ook studieplekken beschikbaar in het onlangs geopende Educafé van de faculteit EWI. Verder zijn er met name voor studenten die intern afstuderen enkele werkplekken beschikbaar in het gebouw Capitool. • De faculteit MB beschikt over twee computerpracticumruimten waarin in het totaal 50 PC’s zijn ondergebracht. Veel van de computerpractica binnen de opleidingen BIT worden verzorgd door faculteit EWI, afdeling INF. Deze afdeling beschikt over 5 practicumzalen met in het totaal 8 clusters van 12 practicumsystemen. Is er geen onderwijs gepland, dan zijn de PC’s voor persoonlijk gebruik beschikbaar. • De twee opleidingen maken gebruik van de centrale bibliotheek van de UT die gevestigd is in de Vrijhof. De collectie van Bedrijfsinformatietechnologie omvat ongeveer 1500 boeken, 1000 tijdschriftabonnementen en alle (niet vertrouwelijke) afstudeerverslagen. Via het netwerk van de UT kunnen studenten ook van de uitgebreide digitale bibliotheek gebruik maken. • De campus van de UT heeft een draadloos netwerk. Dit houdt in dat elke student en medewerker met een draadloze laptop overal op de campus toegang kan krijgen tot het internet. Studenten die geen draadloze laptop hebben, kunnen terecht in de computerzalen van MB, EWI of de UT. Om te stimuleren dat alle studenten een eigen laptop hebben, kunnen ze een renteloze lening krijgen waaarmee ze een door de UT geselecteerde laptop kunnen aanschaffen. Via de internetapplicatie ‘My Campus’ kunnen studenten door middel van één digitaal loket toegang krijgen tot alle (elektronische) informatiebronnen die ze nodig hebben.
© NQA - visitatie Universiteit Twente, cluster wo-bachelor Bedrijfsinformatie-Technologie wo-master Business Information Technology (vt/dt/du)
41/74
•
•
•
Binnen de opleidingen werd tot voor kort bij vrijwel alle vakken gebruik gemaakt van het course-management systeem TeleTOP. Inmiddels is dit systeem vervangen door Blackboard. Studenten vinden dat een stap vooruit. Het panel heeft tijdens de rondleiding de materiële voorzieningen bekeken en er een positief beeld van gekregen. Dat geldt zowel voor de onderwijsruimtes als voor de practicumruimtes en de ict-voorzieningen. Het is het met de docenten eens dat de voorzieningen voor soft- en hardware heel goed zijn. Daar de faculteit MB in de zomer van volgend jaar weer terug verhuist naar de nieuwbouw op de campus, wordt het huidige probleem van de dislocatie opgeheven. Studenten ervaren deze dislocatie niet echt als een probleem. Daar dit ongemak tijdelijk is en spoedig wordt opgeheven, komt het panel toch tot het oordeel goed op de voorzieningen. Uit evaluatiegegevens (Keuzegids HO 2006) blijkt dat studenten tevreden zijn over de voorzieningen. BIT bachelorstudenten gaven een gemiddeld cijfer van 7,8 voor de collegezalen, practicaruimten en oefenwerkplekken. Gemiddeld oordeel over de faciliteiten was 8,1, waarbij het oordeel over de computer en netwerkfaciliteiten 8,8 bedroeg. Docenten geven blijkens de Docentenenquête 2008 aan dat ze met de beschikbare onderwijsfaciliteiten hun onderwijs naar behoren kunnen uitvoeren.
Facet 4.2
Studiebegeleiding
Goed
Criteria - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang; - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Bachelor- en masteropleiding • De studiebegeleiding wordt voornamelijk op faculteitsniveau verzorgd door studieadviseurs. Vanaf 2006 is de faculteit overgegaan op een intensiever systeem van begeleiding wat vooral een actievere benadering van met name de eerstejaarsstudenten door de studieadviseurs inhoudt. Voor de opleidingen die MB verzorgt, is 2,5 fte studieadviseur beschikbaar. • De studiebegeleiding heeft als doel: “het op een professionele wijze informeren, begeleiden en adviseren van (individuele) studenten ter bevordering van de studievoortgang en het tegemoet komen aan behoeften van studenten”. De studieadviseur geeft zowel individuele als collectieve adviezen en begeleiding. De studieadviseur die het panel sprak, gaf aan dat het vooral gaat om de individuele student met wie het niet zo goed gaat en om buitenlandse studenten met persoonlijke problemen. • Eerstejaarsstudenten krijgen bij het begin van de studie schriftelijke informatie over de begeleiding en worden uitgenodigd een afspraak te maken. De studieadviseur zelf nodigt studenten gemiddeld drie keer uit voor een persoonlijk gesprek. Tussentijds kan een
42/74
© NQA - visitatie Universiteit Twente, cluster wo-bachelor Bedrijfsinformatie-Technologie wo-master Business Information Technology (vt/dt/du)
•
•
•
•
•
•
•
•
student altijd een afspraak maken. In het eerste jaar krijgt de student na het derde kwartiel een studieadvies. De opleidingen kennen geen Bindend Studieadvies. In het tweede en derde jaar is het aan de studenten om eventueel een afspraak te maken. Indien ze in de bacheloropleiding in totaal minder dan 75% van de nominaal te behalen studiepunten scoren, worden ze opgeroepen voor een voortgangsgesprek. Voor studenten die nog niet voldoen aan de toelatingseisen van de masteropleiding, is er de mogelijkheid deel te nemen aan een zogenoemd premasterprogramma van 30 EC. Van hen wordt verwacht dat ze naar eigen behoefte en inzicht gebruik maken van de studieadviseur. De studieadviseur controleert elk semester of studenten niet een te grote achterstand oplopen. Indien een master student minder dan 50% van de nominaal te behalen studiepunten heeft gehaald, wordt hij opgeroepen voor een gesprek. Ook de doorlooptijd van de masterthesis wordt in de controle meegenomen. Wordt de verblijfsduur in de master met 50% overschreden, dan wordt contact opgenomen met de student en met de onderwijscoördinator/afstudeercoördinator van de leerstoel. Deze laatste heeft een taak waar het gaat om de inhoudelijke begeleiding. Indien nodig kan de studieadviseur doorverwijzen naar de studentenpsycholoog of decaan. Sinds 2008 heeft de faculteit een opdrachtencoördinator. Deze informeert, adviseert en begeleidt studenten bij het zoeken van externe opdrachten. Het panel is positief over het aanstellen van een dergelijke begeleider. Mededelingen over roosters en programma’s zijn te vinden op de website. Mededelingen over vakken worden bekend gemaakt via Blackboard. Deze informatie wordt ook gepubliceerd via een onderwijsmededeling in het UT-Nieuws en op de UT-website (bijvoorbeeld VIST). In sommige gevallen worden mededelingen ook per e-mail verspreid. Belangrijkste informatiebronnen voor het studieprogramma zijn de studiegids en de website. Wijzigingen in het studieprogramma worden, zoals studenten aangeven, doorgegeven via de website of per mail. Tijdens het tweede studiejaar zijn er enkele voorlichtingsbijeenkomsten over de keuzes na de propedeuse (keuzevakken, minoren). Daarnaast zijn er voorlichtingsbijeenkomsten over de masteropleiding. Minstens één keer per jaar krijgt de student schriftelijk bericht over zijn studievoortgang. Daarnaast kan de student altijd zijn studievoortgangsgegevens bekijken via het UT-brede systeem TOST. Met ingang van november 2009 zal fasegewijs een nieuw studentenvolgsysteem Osiris worden ingevoerd. Het is uiteindelijk de bedoeling dat studenten dan verplicht zijn om elk semester een studieplanning in te voeren in Osiris. Ze worden pas toegelaten tot tentamens als de studieadviseurs deze studieplanningen “voor gezien” hebben afgevinkt. In mei 2008 is er een studentenquête uitgezet over de studiebegeleiding (Evaluatie van de studiebegeleiding MB). Uit de resultaten blijkt dat het merendeel van de studenten tevreden is over de studiebegeleiding (opgeroepen studenten 60%, studenten die op eigen initiatief afspreken 75%). Ook zijn de eerstejaars studenten positiever over de studiebegeleiding dan daarvoor het geval was.
© NQA - visitatie Universiteit Twente, cluster wo-bachelor Bedrijfsinformatie-Technologie wo-master Business Information Technology (vt/dt/du)
43/74
•
Het bachelor satisfactie onderzoek 2008 laat hetzelfde zien. De respons bij dit onderzoek is laag, maar geeft de indicatie dat studenten over het algemeen tevreden zijn over de studie-advisering en -begeleiding. Ook over de informatievoorziening, behalve die over de roosters en roosterwijzigingen, wordt positief geoordeeld. Van de studenten die het panel sprak, heeft het die klachten niet gehoord. Ze waren zonder meer positief over de begeleiding en de informatievoorziening.
Onderwerp 5
Facet 5.1
Interne kwaliteitszorg
Evaluatie resultaten
Goed
Criterium - De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Bachelor- en masteropleiding • De interne kwaliteitszorg is in eerste instantie een taak van de faculteit. Op instellingsniveau vindt er monitoring plaats via de Planning & Control-cyclus en de kwaliteitszorg voor de minoren wordt aangestuurd door een commissie van opleidingsdirecteuren (Validatie- en Accreditatiecommissie en Universitaire Commissie Onderwijs). • Binnen het facultaire kwaliteitszorgsysteem is de PDCA-cirkel het centrale uitgangspunt voor de interne kwaliteitszorg. Doel is: “continue verbetering door systematisch verbeteracties te formuleren en knelpunten op te lossen”. • De informatie ten behoeve van deze verbeterfunctie wordt verzameld op drie niveaus: - in de kwartieloverzichten; daarin staan de vakken centraal en wordt informatie opgenomen over de mening van studenten omtrent de inhoud van een vak, didactische kwaliteit van de docent etc. - in de semesteroverzichten; hier staat de opleiding centraal en is informatie opgenomen over het percentage studenten dat mee heeft gedaan aan de vakken, het percentage geslaagden per vak, de gemiddelde cijfers etc. - in de jaaroverzichten tenslotte staan de verschillende studentencohorten centraal en is informatie opgenomen over instroom, rendementen, studievoortgang en doorstroming en over afhakers. • In het document Onderwijskwaliteit in beeld (versie januari 2009) zijn voor de hierboven beschreven drie niveaus de parameters en de daarbij behorende signaalwaarden opgenomen. De signaalwaarden (streefdoelen) geven aan welke doelen de faculteit nastreeft en bij welke waarden tot actie of nader onderzoek moet worden overgegaan (act uit PDCA cyclus). Voor bijvoorbeeld de Kwartieloverzichten (vakniveau) zijn er doelen geformuleerd rond algemene aspecten (leerdoelen duidelijk getoetst), organisatie
44/74
© NQA - visitatie Universiteit Twente, cluster wo-bachelor Bedrijfsinformatie-Technologie wo-master Business Information Technology (vt/dt/du)
•
(lesmateriaal, samenhang), docenten (lesgeven, communicatie), toetsing en werkvormen. Signaalwaarden zijn 60% score op minimaal 3.0 in een vijfpuntsschaal of uitkomst is > 6 op een tienpuntsschaal. De opleidingen maken voor de evaluatie van het onderwijs gebruik van de volgende instrumenten: Overzicht van evaluaties binnen de opleidingen BIT Kwartiel - Vakevaluaties (studenten), incl. meerjarenoverzicht vakevaluaties - Panelgesprekken (gesprekken OKC-studenten met docenten) Semester - deelnemers en percentage geslaagden per vak, gemiddelde cijfer etc. (kwantitatieve gegevens) Jaar (cohort) - In- en doorstroom; rendement & afhakers; studievoortgang etc. (kwantitatieve gegevens) - Keuzegids/CHOICE (studenten) - WO-monitor (alumni) Tweejaarlijks - UT-studenttevredenheidsonderzoek (bachelorresp.masterstudenten) Driejaarlijks - MT Docentenenquête Incidenteel - Klachtenafhandeling - Metabeoordeling eindopdrachten - Onderwijsmiddagen (veelal curriculumnivau) - Bijeenkomsten adviesraad
•
Het panel stelt vast dat relevante aspecten van de opleiding in één of meer evaluaties worden bevraagd. Het panel is tevens van mening dat er valide en betrouwbare meetinstrumenten worden gebruikt. Met name de verbeterde respons na de overgang op papieren vragenlijsten in 2008 is een goede ontwikkeling. Door de kleine schaal van de opleidingen worden naast het formele instrumentarium ook op meer informele wijze klachten geïnventariseerd en eventueel aanpassingen doorgevoerd. Met name de actieve studievereniging speelt, blijkens het gesprek met de studenten, een belangrijke rol in de signalering en communicatie van kleine(re) klachten.
Facet 5.2
Maatregelen tot verbetering
Goed
Criterium - De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen.
© NQA - visitatie Universiteit Twente, cluster wo-bachelor Bedrijfsinformatie-Technologie wo-master Business Information Technology (vt/dt/du)
45/74
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Bachelor- en masteropleiding • Per kwartiel worden vakken met knelpunten aan de hand van een opleidingsoverstijgend overzicht faculteitsbreed toegewezen aan de diverse opleidingsdirecteuren. Zij gaan op basis van een vakdossier en een aantal gerichte bespreekpunten met de betreffende docent(-en) in gesprek om te komen tot verbeterafspraken. De uitkomsten van deze besprekingen worden door de opleidingsdirecteur samengevat en door de kwaliteitszorgmedewerker verwerkt in het vakdossier. • De opleidingsdirecteur is verantwoordelijk voor de afhandeling van de besproken punten. De tijdstippen waarop de informatie wordt aangeleverd en vervolgens moet worden besproken in de diverse gremia, onder andere de opleidingscommissie, zijn opgenomen in de facultaire kwaliteitszorgkalender. • In het zelfevaluatierapport wordt een aantal voorbeelden gegeven van verbeteringen als gevolg van evaluaties. Te denken valt aan het meer betrekken van gastdocenten uit de praktijk bij een vak, literatuurwijzigingen, wisselen van docent, vervangen van software bij een practica etc. Bij het vak BIT BV is overgegaan op samenwerking met bedrijven uit de regio – in plaats van in het westen van het land – om studenten ook voldoende praktijkervaring op te laten doen. Het 1e jaars bachelorsvak BIS (Bedrijfsinformatiesystemen) is op basis van evaluaties en gesprekken met studenten in 2005 grondig herzien. De hoorcolleges kennen nu meer interactieve werkvormen en studentpresentaties. In de werkcolleges zijn nieuwe werkvormen geïntroduceerd zoals tools voor modelleren van architectuur en een supply-chain management game. Volgens studenten is er ook een andere docent gekomen. Bij het MBI vak ICT-Management toonden de evaluaties in 2005 en 2006 aan dat studenten de inhoud te praktijkgericht vonden en meer van bachelors- dan van masterniveau. Sinds 2007 wordt het vak gegeven door een andere docent en is grondig herzien. Studenten wijzen ook nog op het invoeren van een nieuw vak: IT en Recht. • In de vorige visitatie (2002) werd door de commissie aangegeven dat er meer aandacht zou moeten zijn voor het internationale kader van de opleidingen. In 1.1 is beschreven hoe de opleidingen de modelcurricula IS 2002/2008 als uitgangspunt hebben genomen. Een kritiekpunt was ook dat studenten voornamelijk konden doorstromen naar de eigen masteropleiding. Nu kunnen studenten doorstromen naar meerdere opleidingen. Naar aanleiding van de vorige visitatie is de ontwerplijn sterker verankerd in het curriculum en er is systematischer aandacht voor de samenhang in het programma. De balans tussen professionele en academische vaardigheden wordt in de bacheloropleiding bewaakt door in de afronding van de opleiding zowel een meer onderzoeksgericht onderdeel (bachelorreferaat) als een meer praktijkgericht onderdeel (BIT BV) op te nemen. In de masteropleiding wordt die balans bewaakt door bij praktijkopdrachten en de beoordeling ervan duidelijke academische eisen te stellen.
46/74
© NQA - visitatie Universiteit Twente, cluster wo-bachelor Bedrijfsinformatie-Technologie wo-master Business Information Technology (vt/dt/du)
Facet 5.3
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld
Goed
Criterium - Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Bachelor- en masteropleiding • Studenten zijn betrokken bij de kwaliteitszorg doordat zij evaluaties invullen en deelnemen aan eventuele panelgesprekken (als nadere informatie gewenst is). Ook zijn ze betrokken bij het uitvoeren van activiteiten. Zo hebben studenten zitting in de OnderwijsKwaliteitscommissie (OKC) die bestaat uit student-assistenten van alle opleidingen binnen MB. De leden van deze commissie dragen zorg voor de uitvoering van de vakevaluaties en de rapportages van de resultaten. Het is de bedoeling dat via de website van de OKC resultaten van de evaluaties worden teruggekoppeld naar de studenten. Verder zijn studenten actief binnen de opleidingscommissie (BIT-OC) Deze commissie komt ongeveer negen keer per jaar bij elkaar. Kwaliteitszorgonderwerpen staan, blijkens notulen die het panel heeft gezien, steeds op de agenda. Hiervoor is reeds gewezen op de rol van de studentenvereniging waar het gaat om klachtbehandeling. • De medewerkers zijn op drie manieren bij de kwaliteitszorg betrokken: - Zij moeten op basis van evaluatieresultaten zo nodig verbetermaatregelen doorvoeren. In sommige gevallen zal het opleidingsmanagement op grond van de signaalwaarden afspraken willen maken over de verbeteracties. - een aantal docenten voert zelf evaluatieactiviteiten uit met betrekking tot hun eigen onderwijs door bijvoorbeeld extra vragen toe te voegen aan het standaard evaluatieformulier of door evaluatiegesprekken na afloop van het onderwijs. - docenten worden zelf om een oordeel gevraagd over een aantal aspecten van het onderwijs en de onderwijsvoorzieningen door middel van de docentenenquête. • Alumni worden bij de kwaliteitszorg betrokken doordat jaarlijks de WO-monitor onder alumni wordt uitgezet. Incidenteel zetten alumni zelf een enquête uit. In één van hun enquêtes is op verzoek van de opleiding een vraag opgenomen over de aspecten die de alumni hebben gemist in de opleiding en over aspecten die zij belangrijk vinden voor de toekomst (Twee-jaarsafgestudeerdenonderzoek Bedrijfsinformatietechnologie, 2007 en Twee-jaarsafgestudeerdenonderzoek Master Bedrijfsinformatietechnologie, 2007). • Werkgevers maken deel uit van de BIT-adviesraad. Deze raad komt in 2009 in april en oktober bijeen. Vertegenwoordigers met wie het panel heeft gespreken geven aan dat er over een aantal van te voren afgesproken thema’s wordt gediscussieerd. Onderwerpen van de afgelopen tijd waren onder andere: aandacht voor meer gedragsmatige aspecten in de opleiding, de werking van organisaties, de afzet mogelijkheden voor studenten en mogelijke belemmeringen. Door de inbreng van deze raad krijgt de opleiding een goed beeld van de eisen waar afgestudeerden aan moeten voldoen. De raad bestaat uit 9
© NQA - visitatie Universiteit Twente, cluster wo-bachelor Bedrijfsinformatie-Technologie wo-master Business Information Technology (vt/dt/du)
47/74
leden. Daarnaast worden vertegenwoordigers van het werkveld bij de opleidingen betrokken bij het inbrengen van casuïstiek, het geven van gastcolleges, de begeleiding en beoordeling van externe opdrachten.
Onderwerp 6
Facet 6.1
Resultaten
Gerealiseerd niveau
Ba:Goed; Ma:Goed
Criterium - De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Voor het verifiëren van de vraag of de eindkwalificaties ook daadwerkelijk worden behaald, hebben de opleidingen voldoende bruikbare instrumenten: de reguliere toetsing, de regel dat de studieresultaten op de afzonderlijke onderdelen voldoende moeten zijn om voor het Bsc- respectievelijk Msc-examen te slagen, de procedure en beoordeling van het afstudeertraject, de rol van externe deskundigen bij de beoordeling. Bacheloropleiding • De afsluiting van de bacheloropleiding bestaat uit de onderdelen BIT BV en Bachelorreferaat. In BIT BV, een project, ontwerpen studenten in teamverband een oplossing voor een probleem uit de praktijk. De opdrachten weerspiegelen de werkzaamheden die studenten zouden moeten verrichten als ze na het afronden van hun bacheloropleiding de arbeidsmarkt zouden betreden. De externe opdrachtgevers zijn als adviseur bij de beoordeling van de studenten betrokken. In het vak Bachelorreferaat voeren studenten (individueel) een onderzoek uit dat is gekoppeld aan het onderzoek van een van de vakgroepen. Het vak wordt afgesloten met een paper en studenten moeten het paper presenteren op een afsluitende conferentie. Het panel heeft al eerder (zie 2.2) aangegeven dat ze de opzet zeer lovenswaardig vindt. • Het BITBVproject wordt beoordeeld op eindresultaat (50%), eindpresentatie (25%) en inzet/aanpak projectmanagement (25%). Voor het bachelorreferaat zijn er in het Engels duidelijke formele en inhoudelijke criteria vastgesteld (Criteria Scoring Bachelorreferaat). Daarnaast zijn er de eisen waaraan een conferentiepaper moet voldoen en is er een handleiding: How to write a paper (Enschede, 2008). Het panel heeft al eerder aangegeven onder de indruk te zijn van deze wijze van afstuderen. • Het panel heeft 1 afstudeerbundel (Proceedings of the 8th Twente Student Conference on IT. Enschede, 25 01-2008) met 13 BIT- referaten voorafgaand bekeken en ook nog een aantal tijdens het visitatiebezoek.
48/74
© NQA - visitatie Universiteit Twente, cluster wo-bachelor Bedrijfsinformatie-Technologie wo-master Business Information Technology (vt/dt/du)
•
•
De inhoud van de papers voldoet naar opzet goed aan de eisen van een wetenschappelijk artikel: positionering en onderzoeksvraag, literatuuroverzicht, gebruikte methode, kritische bespreking van de resultaten. Uiteraard is dit nog bachelorniveau; de onderzoeksmethode is daarom vaak beschrijvend, vergelijkend, evaluerend, studie van de literatuur terzake, questionnaires. Toch is het niveau reeds hoog. De onderwerpen zijn actueel en relevant, de literatuur meestal uitvoerig. Het geheel geeft ook een erg verzorgde indruk. Docenten zijn zeer tevreden over de kwaliteit van de papers in de conferentiebundel en het panel is het daarmee eens. Het panel concludeert dat de gerealiseerde kwalificaties voldoende zijn om het mastertraject in te gaan of om een (junior) startfunctie in het bedrijfsleven te vervullen. De bundels geven een goed beeld van de eindkwalificaties die bereikt zijn. Sommige van de papers zijn volgens het zelfevaluatierapport in internationale congresbundels en journals gepubliceerd. Uit het bachelor satisfactieonderzoek 2008 blijkt dat ongeveer 95% van de UT-studenten verwacht een masteropleiding te volgen. Hiervan willen 69% van de BIT-studenten dit doen aan de UT- en 23% van de BIT-studenten in het buitenland. Van de 88 studenten die tot nu toe in de bachelor zijn afgestudeerd, (excl. overstappers van de ongedeelde opleiding) is 80% doorgestroomd naar de UT master MBI en 16% naar een andere master van de UT. Tot nu toe hebben de meeste bachelorstudenten dus nog gekozen voor een vervolg masteropleiding op de UT.
Masteropleiding • De masteropleiding wordt afgesloten met de zogenoemde masterthesis. In deze eindopdracht tonen studenten hun kennis en begrip van het vakgebied en hun competentie om hun kennis en inzicht toe te passen om een reële problematiek op te lossen. Het gaat hierbij over het algemeen om een combinatie van ontwerp- en onderzoeksvaardigheden. De meestal externe opdrachten zijn van dezelfde aard en niveau als de werkzaamheden die studenten moeten verrichten als zij de arbeidsmarkt als MSc Bedrijfsinformatietechnologie opgaan. De masterthesis wordt altijd door twee examinatoren beoordeeld (één afkomstig uit de faculteit EWI en één uit de faculteit MB). Meestal hebben de externe opdrachtgevers een adviserende stem bij de beoordelingen. • Voor de beoordeling is er een uitgebreide set criteria verdeeld over de onderdelen: onderzoek (14 criteria), verslag, zelfstandigheid en colloquium. Deze criteria zijn opgenomen in het Beoordelingsformulier Afstudeeropdracht. • Het panel heeft elf afstudeerwerken plus beoordelingen (in een range van 6 tot 10) vooraf bestudeerd. Daarnaast heeft ze nog een aantal werken ter plekke bekeken. Ook had het panel de beschikking over een overzicht van de laatste 25 afstudeerwerkstukken met beoordeling. Het panel heeft de werkstukken op een aantal criteria bekeken als: probleemstelling, gebruikte methodes, gebruik relevante literatuur, beantwoording vraagstelling en voldoende masterniveau. De werkstukken scoren, naar de mening van het panel, op één na allemaal voldoende tot zeer goed, waarbij de meerderheid ligt op een 8 of hoger. Er is in alle gevallen sprake van actuele onderwerpen op een breed terrein van de bedrijfsinformatietechnologie. De probleemstellingen zijn (zeer) relevant en voldoende verantwoord. De vraagstellingen hebben voldoende niveau en worden meestal consequent uitgewerkt en behandeld. De opzet en structuur van het onderzoek © NQA - visitatie Universiteit Twente, cluster wo-bachelor Bedrijfsinformatie-Technologie wo-master Business Information Technology (vt/dt/du)
49/74
•
•
•
zijn duidelijk. Er wordt een mix aan onderzoeksmethodes ingezet zoals literatuuronderzoek, interviews, case studies, design, test in een survey. De verantwoording van de gebruikte methode is vrijwel overal in orde. De conclusies zijn voldoende onderbouwd en de vraagstelling wordt beantwoord. De gebruikte literatuur is in orde tot (zeer) uitgebreid en is relevant, actueel en internationaal. Het panel komt tot de conclusie dat de afstudeerwerken op één na, getuigen van een goed womasterniveau. Het panel heeft zijn oordeel gecheckt aan dat van de docenten en kwam slechts in een paar gevallen tot andere beoordelingen; soms iets hoger, soms iets lager. Werkveldvertegenwoordigers met wie het panel heeft gesproken, waren positief over de kwaliteit van de afgestudeerden. Afgestudeerden gaven aan dat opleiding en werk goed aansluiten, wat bevestigd wordt door resultaten van het Twee-jaarafgestudeerdenonderzoek Master Business Information Technology 2007. Alumni voelen zich startbekwaam, omdat ze een goede inhoudelijke bagage hebben meegekregen. Ze zijn sterk onderzoeksmatig (nieuwsgierig) ingesteld en beschikken over een goed analytisch en probleemoplossend vermogen. Werkgevers bevestigen dat en geven aan dat ze goed zijn in ontwerpen en verbeteren van de bedrijfsvoering. Ze zijn in staat de vertaalslag te maken naar een systeem(oplossing) in een specifieke context. Alumni wijzen verder op het voordeel dat ze hebben leren samenwerken en projectmatig kunnen werken. Werkgevers merken op dat studenten wat minder sterk zijn als het gaat om meer gedragsmatige aspecten als bijvoorbeeld een gesprek kunnen voeren met een klant. De opleidingen werken momenteel, mede op aanbeveling van de adviesraad, aan versterking en verzwaring van de professional skills lijn (zie ook 2.4). Startfuncties waarin de afgestudeerden overwegend terecht komen zijn: businessconsultant, young research consultant en software engineer. Een van de afgestudeerden met wie het panel sprak was promovendus aan de UT. Uit eigen onderzoek onder alumni blijkt dat studenten vinden dat de opleiding hen goed heeft voorbereid op de eerste functie: 60% in sterke, 40% in ruim voldoende mate. Vrijwel alle respondenten doen werk dat verband houdt met het vakgebied Business Information Technology. De voornaamste taken zijn onderzoeken en analyseren en ontwikkelen en ontwerpen. Alle respondenten zouden achteraf deze opleiding opnieuw volgen. Geen van de respondenten is van mening dat zijn capaciteiten tekort schieten voor de huidige functie.
Facet 6.2
Onderwijsrendement
Voldoende
Criteria - Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen; - Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers.
50/74
© NQA - visitatie Universiteit Twente, cluster wo-bachelor Bedrijfsinformatie-Technologie wo-master Business Information Technology (vt/dt/du)
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Bacheloropleiding • In het document Onderwijskwaliteit in beeld zijn de streefwaarden voor de rendementen vastgelegd. B-rendement na 3 jaar (P-geslaagden) B-rendement na 4 jaar (P-geslaagden) B-rendement na 5 jaar (P-geslaagden) •
•
•
•
• •
VWO-instroom*
50%
VWO-instroom*
85%
VWO-instroom*
95%
Hoewel uit een tabel in het zelfevaluatierapport blijkt dat de rendementen na 3, 4 en 5 jaar niet worden gehaald, zijn ze ten opzichte van andere vergelijkbare geaccrediteerde UT-opleidingen als Technische Informatica en Technische Bedrijfskunde relatief gunstig. De verklaringen voor de lager dan nagestreefde rendementen zijn (a) de “zachte knip” en (b) de vele nevenactiviteiten van BIT-studenten. Dit laatste wordt overigens gestimuleerd door de opleiding en de instelling. De “knip” tussen bachelor en master is in recente jaren stapsgewijs verhoogd van 120 EC naar 150 EC (in 2009/2010). De effecten daarvan zijn nu nog niet bekend. De faculteit overweegt een harde knip in te stellen. De invoering van een nieuw studieplanningsinstrument (o.b.v. Osiris), universiteitsbreed, in 2010/2011, geeft mogelijk verbetering van de rendementen, omdat studenten nadrukkelijker geconfronteerd worden met hun planning. De opleiding zal de uitkomsten daarvan evalueren en indien noodzakelijk verbeteracties ondernemen. De opleiding tracht de rendementen ook te verbeteren door meer te werken met activerende werkvormen. Gezien het feit dat nog niet alle streefwaarden worden gehaald, maar de opleiding wel aantoonbaar activiteiten ontplooit om de rendementen te verbeteren, komt het panel op dit facet tot het oordeel voldoende.
Masteropleiding • Het streefcijfer voor het uiteindelijke rendement van de opleiding is vastgesteld op 90%. • Met het huidige administratieve systeem van de UT zijn de rendementcijfers voor de master slecht vast te stellen. Het is de verwachting dat dit met de invoering van OSIRIS in 2009 eenvoudiger zal zijn. • De “zachte knip” maakt nauwkeurig bepalen van de rendementen niet goed mogelijk. Uit de gegevens van drie masterafstudeercohorten (2005/05 tot 2007/08) komt dat studenten gemiddeld 6 jaar over het totale traject doen (bachelor- + masteropleiding). De opleidingen schatten dat het circa 3,5 jaar voor de bachelor en 2,5 jaar voor de master betreft. Omdat het gegevens betreft van de eerste afstudeercohorten, zijn nog geen harde conclusies te trekken.
© NQA - visitatie Universiteit Twente, cluster wo-bachelor Bedrijfsinformatie-Technologie wo-master Business Information Technology (vt/dt/du)
51/74
•
•
•
•
•
•
Van de eerste twee cohorten is inmiddels 91% afgestudeerd. De rendementsresultaten voor de latere cohorten zijn goed in lijn met de eerste twee. Dit geeft aan dat de rendementsstreefwaarde haalbaar is. Het “verharden van de knip” tussen bachelor- en masteropleiding maakt het meten van studiesnelheid en rendement in de masteropleiding eenvoudiger, waardoor studievoortgang beter kan worden gemonitord De “zachte knip” maakt nauwkeurig bepalen van de rendementen niet goed mogelijk. Uit de gegevens van drie masterafstudeercohorten (2005/05 tot 2007/08) blijkt dat studenten gemiddeld 6 jaar over het totale traject doen (bachelor- + masteropleiding). De opleidingen schatten dat het circa 3,5 jaar voor de bachelor en 2,5 jaar voor de master betreft. Omdat het gegevens betreft van de eerste afstudeercohorten, zijn nog geen harde conclusies te trekken. Van de eerste twee cohorten is inmiddels 91% afgestudeerd. De rendementsresultaten voor de latere cohorten zijn goed in lijn met de eerste twee. Dit geeft aan dat de rendementsstreefwaarde haalbaar is. Het “verharden van de knip” tussen bachelor- en masteropleiding maakt het meten van studiesnelheid en rendement in de masteropleiding eenvoudiger, waardoor studievoortgang beter kan worden gemonitord. Omdat er voor de masteropleiding nog te beperkte gegevens zijn om harde kwantitatieve uitspraken te doen, maar eerste resultaten in een positieve richting wijzen, komt het panel op dit facet tot het oordeel voldoende.
52/74
© NQA - visitatie Universiteit Twente, cluster wo-bachelor Bedrijfsinformatie-Technologie wo-master Business Information Technology (vt/dt/du)
© NQA - visitatie Universiteit Twente, cluster wo-bachelor Bedrijfsinformatie-Technologie wo-master Business Information Technology (vt/dt/du)
53/74
Deel C: Bijlagen
54/74
© NQA - visitatie Universiteit Twente, cluster wo-bachelor Bedrijfsinformatie-Technologie wo-master Business Information Technology (vt/dt/du)
Bijlage 1:
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden
© NQA - visitatie Universiteit Twente, cluster wo-bachelor Bedrijfsinformatie-Technologie wo-master Business Information Technology (vt/dt/du)
55/74
56/74
© NQA - visitatie Universiteit Twente, cluster wo-bachelor Bedrijfsinformatie-Technologie wo-master Business Information Technology (vt/dt/du)
© NQA - visitatie Universiteit Twente, cluster wo-bachelor Bedrijfsinformatie-Technologie wo-master Business Information Technology (vt/dt/du)
57/74
58/74
© NQA - visitatie Universiteit Twente, cluster wo-bachelor Bedrijfsinformatie-Technologie wo-master Business Information Technology (vt/dt/du)
© NQA - visitatie Universiteit Twente, cluster wo-bachelor Bedrijfsinformatie-Technologie wo-master Business Information Technology (vt/dt/du)
59/74
60/74
© NQA - visitatie Universiteit Twente, cluster wo-bachelor Bedrijfsinformatie-Technologie wo-master Business Information Technology (vt/dt/du)
© NQA - visitatie Universiteit Twente, cluster wo-bachelor Bedrijfsinformatie-Technologie wo-master Business Information Technology (vt/dt/du)
61/74
Bijlage 2:
Deskundigheden panelleden
bachelor- en masteropleiding BedrijfsinformatieTechnologie, Universiteit Twente
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met meest recente ontwikkelingen
X
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op niveau/oriëntatie te beoordelen opleiding
X
X
X
Onderwijsdeskundigheid
X
X
X
Panellid NQA: De heer drs. J.H. Boerke
X
Adviseur: De heer prof.dr.ir. A.P. de Vries
Panellid: De heer prof.dr. J.M.T. Vanthienen
Relevante werkvelddeskundigheid
Panellid student: De heer M.J. van Strien BICT
Panellid: De heer prof.dr. P.M. Ribbers
Deskundigheid conform Protocol VBI’s
X
X
Studentgebonden deskundigheid
Internationale deskundigheid
X
X
Visitatiedeskundigheid
X
X
X X
X
X
Nadere informatie over de achtergronden van de panelleden:
De heer prof.dr. P.M. Ribbers Prof. dr. Ribbers is ingezet als panellid vanwege zijn domeindeskundigheid, zijn onderwijsdeskundigheid en zijn internationale deskundigheid. Hij is actief als spreker en als lid van programmacommissies van internationale conferenties als ECIS, HICSS en ICIS. Hij heeft geparticipeerd in diverse Europese onderzoeksprogramma’s, de laatste daarvan is PRIME (Privacy and Identity Management for Europe) waarin hij leiding heeft over het economisch programma. Zijn belangstelling uit naar de bestuurlijke kant van de Bestuurlijke Informatiekunde (in het bijzonder vraagstukken van alignment, governance en information economics, e-commerce, en strategische en
62/74
© NQA - visitatie Universiteit Twente, cluster wo-bachelor Bedrijfsinformatie-Technologie wo-master Business Information Technology (vt/dt/du)
organisatorische gevolgen van IT). Hij heeft ruim 60 artikelen in nationale en internationale tijdschriften en enkele boeken op zijn naam staan en is promotor geweest van een 30tal promovendi. Buiten de UvT bekleedt hij diverse functies: gasthoogleraar aan de Universiteit van Hasselt in Belgie, onderzoeker aan RSM – Erasmus universiteit (voor het PRIME project), lid van het Bestuur van het Gridforum, lid van de adviesraad van het NVBI (Nederlandse Vereniging voor Beedigde Informaticaadviseurs), lid van de Adviesgroep Maatschappelijke Vragen van ICT-Regie. Opleiding: 1965 – 1971 1980
Werkervaring 1971 – 1983 1983 – 1986 1986 1988 1987 1987 – 1998 1991 – 1995 1986 – heden
Economie, Katholieke Hogeschool Tilburg (Cum Laude afgestudeerd) Promotie (i.d.) op het proefschrift “Organisatie en Planning van de Inkoopfunctie in de Industriële Onderneming” (ook Cum Laude) (Promotor: prof.dr. H.O. Goldschmidt)
Economische Hogeschool Limburg (EHL) te Hasselt; wetenschappelijk medewerker EHL; Hoogleraar Organisatie van de Onderneming Katholieke Universiteit Brabant; Hoogleraar Bestuurlijke Informatiekunde Decaan van de Economische Faculteit KUB Opzetten van de executive opleiding Master in Information Management, TiasNimbas TiasNimbas: lid van DB Washington University, St. Louis USA; affiliate professor Informatie Management TiasNimbas: voorzitter Departement Informatiekunde binnen de Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen en Academic Director Opleiding Master of Informatiemanagement
Enkele recente publikaties: • Cokky Hilhorst, Piet Ribbers, Eric van Heck, Martin Smits: Using Dempster-Shafer Theory and Real Options Theory to assess Competing Strategies for Implementing IT Infrastructures: a case study. Decision Support Systems 2008 • Erik Beulen, Pieter Ribbers: Governance of Complex IT outsourcing partnerships. In: S. Rivard, B. Aubert: Information Technology Outsourcing. M.E. Sharpe – Advances in Information Technology Outsourcing, 2008 • Michael Papazoglou, Pieter M. Ribbers: e-Business – Organizational and technical Foundations. John Wiley & Sons, Ltd, 2006 (pp 710) • Erik Beulen, Pieter Ribbers, Jan Roos: Managing IT outsourcing, Governance in Global Partnerships. Routledge, 2006 (pp. 300) • P. Ribbers, E. Beulen: International examples of Large-Scale Systems – Theory and Practice: A Case Study of managing IT outsourcing Partnerships in Asia. Communications of the AIS, volume 11, 2003 • M.T.Smits, K.G.van der Poel, P.M.A.Ribbers: Information Strategy: Assessment of information strategies in insurance companies. In: R.D.Galliers, Dorothy E. Leidner: Strategic Information Management: Challenges and Strategies in Managing Information Systems. Butterworth – Heinemann, 2003 • P.Ribbers, R.Peterson, R.O’Callaghan: Information Technology Governance by Design: Investigating Hybrid Configurations and Integration Mechanisms. In: Orlokowsky, W.J. Weill, P., Ang, S., and Krcmar, H.C. and Degross, J.l. (Eds). Proceedings of the International Conference on Information Systems, Brisbane, Australia, ICIS Administrative Office Atlanta, 2000; p. 435 - 453.
© NQA - visitatie Universiteit Twente, cluster wo-bachelor Bedrijfsinformatie-Technologie wo-master Business Information Technology (vt/dt/du)
63/74
De heer prof.dr. J.M.T. Vanthienen Prof. dr. Jan Vanthienen is ingezet als panellid vanwege zijn domeindeskundigheid, zijn onderwijsdeskundigheid en zijn internationale deskundigheid. Hij is licentiaat-doctorandus in de toegepaste economische wetenschappen en de beleidsinformatica en doctor in de toegepaste economische wetenschappen te Leuven. Als hoogleraar beleidsinformatica is de heer Vanthienen verbonden aan de onderzoekseenheid Kwantitatieve Beleidsmethoden en Beleidsinformatica van de Katholieke Universiteit Leuven, zijn onderzoeksgebieden zijn informatie- en kennismanagement, business intelligence en business rules, en analyse en ontwerp van informatiesystemen. Hij is medeoprichter van het Leuven Institute for Research in Information Systems (LIRIS) en lid van AIS, ACM, IEEE Computer Society en Studiecentrum Automatische Informatieverwerking (SAI). Hij publiceerde meer dan 100 artikelen in gereviewde internationale tijdschriften en proceedings van conferenties. Hij is titularis van de PricewaterhouseCoopers E-Business leerstoel en co-titularis van de Microsoft Research Chair on Intelligent Environments, beide aan de K.U. Leuven. In het verleden was hij cochair van de European Conference on Verification and Validation of Knowledge Based Systems (EuroVaV). Voor deze visitatie is de heer Vanthienen individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1982 – 1986 1974 – 1979
Werkervaring: 1979 – heden 1979 – 1981 1982 – 1987 1987 1987 – 1991 1991 – 1994 1979 – 1996 1996 – heden Diversen: 2006 2003 – 2004 1996 – 2000
Doctor in Applied Economics – K.U.Leuven – Department of Applied Economics Licentiaat-Doctorandus in de Toegepaste Economische Wetenschappen en de Beleidsinformatica – K.U.Leuven – Department of Applied Economics
K.U. Leuven: Researcher Assistant First assistant Associate professor (docent) Associate professor (hoofddocent) Professor Full Professor
Chairman of the Research Group Management Informatics (LIRIS) Member of the Department Board (Departementsbureau) of the Department of Applied Economics, K.U.Leuven Vice-chairman Department of Applied Economics
Voor cv/publicaties, zie ook: http://www.econ.kuleuven.be/eng/fetew/medewerker/cv.aspx?PID=271
De heer M.J. van Strien BICT De heer Van Strien is ingezet als panellid student. Hij is tweedejaarsstudent Information Management aan een andere instelling. Naast zijn studie is de heer Van Strien voorzitter van de studievereniging. Door zijn ervaring als lid van de visitatiecommissie van zijn vorige studie HBO Bedrijfskundige Informatica heeft de heer Van Strien kennis van het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs. Hij is representatief voor de primaire doelgroep van de opleiding en beschikt over studentgebonden deskundigheden met betrekking tot de studielast, de onderwijsaanpak, de
64/74
© NQA - visitatie Universiteit Twente, cluster wo-bachelor Bedrijfsinformatie-Technologie wo-master Business Information Technology (vt/dt/du)
voorzieningen en de kwaliteitszorg bij opleidingen in het domein. Voor deze visitatie is hij aanvullend individueel geïnstrueerd. Opleiding: 1997 – 2002 2002 – 2003 2003 - 2007 2007 – 2008 2009 – 2010
HAVO (Economie en Maatschappij) Bedrijfskundige Informatica (Hogeschool Rotterdam) Bedrijfskundige Informatica (Hogeschool Zeeland) Premaster Information Management (Universiteit van Tilburg) Master Information Management
Werkervaring: 2005 – 2008 Junior Cognos BI developer (Maxxton BV) 2007 Internee system development (Zeelandia BV) 2009 – heden Service desk employee (SpITs, Tilburg University) Diversen: 2008 – 2009
Voorzitter studievereniging Asset | SBIT
De heer prof.dr.ir. A.P. de Vries Professor De Vries is ingezet als adviseur vanwege zijn onderwijsdeskundigheid, zijn domeindeskundigheid en zijn internationale deskundigheid. Over onderwijs- en domeindeskundigheid beschikt de heer De Vries door zijn ervaring als universitair hoofddocent en als hoogleraar Informatieen communicatietheorie, Elektrotechniek en Wiskunde en Informatica. Domeindeskundigheid heeft hij door zijn functie als senior onderzoeker aan het CWI, als strategisch-technisch adviseur bij Teezir B.V. en als technisch consultant bij Thaesis B.V. Door zijn internationale samenwerking voor verschillende publicaties, zijn onderzoek aan de Hong Kong University en zijn stages in Cambridge beschikt de heer De Vries tevens over internationale deskundigheid. Voor deze visitatie is hij individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 09/’90 – 08/’95 Doctoraal in Computerwetenschappen (cum laude), Universiteit van Twente, Enschede 11/’95 – 12/’99 promovendus Computerwetenschappen en Ergonomie, Centrum voor Telematica en Informatietechnologie, Universiteit van Twente, Enschede Promotor: Professor Peter M.G. Apers Werkervaring: 12/’99 – heden Postdoc/Senior Onderzoeker, Centrum Wiskunde & Informatica (CWI), Amsterdam, (eerste jaar part-time in Twente) 09/’03 – 08/’08 Universitair Hoofddocent, Delft Universiteit of Technology, Delft (0.2 fte) 09/’08 – heden Hoogleraar, Delft University of Technology, Delft (0.2 fte)
© NQA - visitatie Universiteit Twente, cluster wo-bachelor Bedrijfsinformatie-Technologie wo-master Business Information Technology (vt/dt/du)
65/74
Panellid NQA de heer drs. J.H. Boerke De heer Boerke is ingezet als NQA panellid. Hij heeft eerdere ervaring met visitaties in verschillende domeinen en 12 jaar lang ervaring met visiteren in het HBO. Hij bezit auditorkwaliteiten vanwege jarenlange visitatie-ervaring en cursussen gevolgd bij Lloyd’s Register. Opleiding: 1959 – 1965 1965 – 1973 1982 – 1987 1987 – 1988 1990
HBS-A Doctoraal Nederlands Doctoraal onderwijskunde Assistant-to-the-manager Culturele bedrijfsvoering
Werkervaring: 1973 – 1981 1985 – 1987 1987 – 1989 1989 – 1992 1992 – 1996 1997 – 2003 2004 – heden
Lyceum Sancta Maria Ministerie van O&W Nieuw Elan/De Baak VNO Nederlands Instituut voor Kunst en Management Koninklijk Instituut van Ingenieurs (KivI) HBO-raad NQA
66/74
© NQA - visitatie Universiteit Twente, cluster wo-bachelor Bedrijfsinformatie-Technologie wo-master Business Information Technology (vt/dt/du)
Bijlage 3:
Bezoekprogramma
Bezoekprogramma BIT opleidingen: 14 september 2009 Tijdstip
Programmaonderdeel
Deelnemers
09.00 – 11.00 uur
Ontvangst Materiaalbestudering
Rector Magnificus UT, Prof.dr. H. Brinksma (Ed) (Visitatiepanel)
11.00 – 11.45 uur
Gesprek met opleidingsmanagement
prof.dr. J van van Hillegersberg (Jos)(OLD BIT) prof. dr. P.J.J.M. van Loon (Paul)(decaan MB) prof.dr.ir A.J. Mouthaan (Ton)(decaan EWI)
11.45 – 11.55 uur
pauze
11.55 – 12.40 uur
Gesprek met studenten (representatieve groep verspreid over opleidingen (BSc en MSc) en studiejaren)
Niels Boom Marc Hulsebosch Rik Leunissen Mark Steunenberg Joni Hoppen dos Santos
12.40 – 13.45 uur
Lunchpauze + bezoek practicumzalen en Educafe
(Visitatiepanel) bij rondleiding docent en/of student
13.45 – 14.30 uur
Gesprek met docenten
Dr. P.A.T. van Eck (Pascal)(EWI, tevens vz OLC) Dr. M.E. Iacob (Maria) (MB) Dr.ir. C.P. Katsma (Christiaan) (MB) Dr.ir. M. van Keulen (Maurice)(EWI) Dr.ir. J.M. Moonen (Hans) Dr. N. Sikkel (Klaas)(EWI, tevens vz. ex cie) Dr.ir. A.A.M. Spil (Ton)(MB) Prof.dr. R.J. Wieringa (Roel) (EWI)
(representatieve groep verspreid over opleidingen (BSc en MSc), vakken, specifieke taken, etc.)
14.30 – 14.40 uur
pauze
© NQA - visitatie Universiteit Twente, cluster wo-bachelor Bedrijfsinformatie-Technologie wo-master Business Information Technology (vt/dt/du)
67/74
Tijdstip 14.40 – 15.10 uur
Programmaonderdeel gesprek met ondersteuning (kwaliteitsmedewerker, studieadviseur, coördinator/vakevaluatie)
15.10 – 15.40 uur
Gesprek met werkveld en afgestudeerden (leden praktijkraad, externe begeleiders M-opdrachten, werkgevers afgestudeerden, recent afgestudeerden (max. 3 jaar)
Deelnemers Sanne Spuls Cornelis ten Napel Celine Heijnen.
Diederik Rothengatter (AIO UT) Stein Welberg Matthijs Punter Roland v.d. Kamp (Rijnconsult/ praktijkraad) Henry Franken (Bizzdesign)
15.40 – 17.00 uur
Intern paneloverleg en bestudering materiaal
(Visitatiepanel)
17.00 – 17.30 uur
Tweede gesprek met opleidingsmanagement en afronding
Prof Jos van Hillegersberg (OLD BIT) prof Paul van Loon (decaan MB) prof. Ton Mouthaan (decaan EWI)
17.30 – 18.00 uur
Afsluitend paneloverleg
(Visitatiepanel)
68/74
© NQA - visitatie Universiteit Twente, cluster wo-bachelor Bedrijfsinformatie-Technologie wo-master Business Information Technology (vt/dt/du)
Bijlage 4:
Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
Aansluiting DSRK - Eindtermen - Dublindescriptoren Afdekking eindtermen bachelor door leerdoelen bachelorvakken. Afdekking eindtermen master door leerdoelen mastervakken. Afstudeerverslag Managing the Teaching-Research Nexus at the University of Twente Alumni-enquête 2009 Bachelor Satisfactie 2008 Aanvullende rapportage Beleid vastgesteld door CvB: KM: 383.982/ PA&O Bijdrage vakken aan eindkwalificaties bachelor Curriculum 2002 Master Concept Curriculum 2003 Master Plan Curriculum 2006 CV's docenten bachlor- en masteropleiding Discussienota Informatiekunde DOC tabellen BSc juli 08 DOC tabellen MSc juli 08 Docentenenquête 2008 NL Docentenenquête 2008 UK Docentenlijst bachelor en mastervakken Evaluatie studiebegeleiding MB FSS 2009/2010 Bachelor FSS 2009/2010 Master Gegevens in blackboard ter waarborging van toetskwaliteit Het derde jaar van de bacheloropleiding BIT Het eerste bachelorcurriculum ICT in onderwijs bij de faculteit Management en Bestuur Jaarcirkel BOO – 2009 KUO tabellen BSc 080724 KUO tabellen BSC juli 08 KUO tabellen MSc 080724 KUO tabellen MSC juli 08 Kwartielrapportage 2006/2007 Kwartielrapportage 2007/2008 Kwartielrapportage 2008/2009 Lijst met titels Masterthesis Master Satisfactie 2007 Matrix met daarin de mate waarin het DSRK door de vakken wordt afgedekt Matrix met daarin de mate waarin het MSIS 2002 DSRK door de vakken wordt afgedekt Memo freeriding Naar een ICT - kern - Curriculum Nieuwe opzet BIT BV
© NQA - visitatie Universiteit Twente, cluster wo-bachelor Bedrijfsinformatie-Technologie wo-master Business Information Technology (vt/dt/du)
69/74
Notitie kwaliteitsimpuls MB Bachelors Notitie Notebooks Notitie onderwijskwaliteit in beeld Notulen adviesraad mei 2009 Notulen opleidingscommissie BIT 18-12-2008 Onderwijs in cijfers 2008 Onderzoek aanwezigheidsplicht studentenfractie opleidingscommissie BIT Overgangsregeling Ir. – BaMa Overgangsregeling Trimesters – Semesters Overzicht werkvormen master Raamwerk Information Systems vakken Samenstelling BIT Adviesraad Schets kwaliteitszorg 2006 Schrijven bij functioneringsgesprekken 2009 - MB08.0863 Strategic Research Oriëntations Opleiding BIT Studiegids 2008-2009 Themaopdrachten Integratieproject 2009-2009 Toelatingsmatrix minors 2009 - 2010 Uitwerking van de curricula voor BIT en INF Verdeling fte ondersteunend personeel Verslag Onderwijsmiddag 14-05-2008 Voorbeeld vakevaluatieformulier MB NL Voorbeeld vakevaluatieformulier MB UK Voorlichtingsbrochure bachelor BIT Werkregels Interfacultaire Examencommissie Werkvormen Bachelor Wettelijke studieadviezen WO Monitor BIT WO Monitor MBI Zelfevaluatierapporten EWI 2006 - Algemene Deel Zelfevaluatierapporten EWI 2006 - Informatica Deel Verder: • • • • • •
70/74
Curriculum materiaal (studieboeken, handboeken, readers) Propedeuse-en hoofdfaseboeken Studiehandleidingen Evaluaties Een representatieve set toetsen (digitaal) Afstudeerwerken
© NQA - visitatie Universiteit Twente, cluster wo-bachelor Bedrijfsinformatie-Technologie wo-master Business Information Technology (vt/dt/du)
Bijlage 5:
Domeinspecifieke referentiekader en opleidingscompetenties
Voor domeinspecifieke referentiekader zie: Gorgone, J., G. Davis, J. S. Valacich, and H. Topi et al. (2003). "IS 2002 Model Curriculum and Guidelines for Undergraduate Degree Programs in Information Systems," Data Base (34) 1. Topi, H., Valacich, J.S., Wright, R.T., Kaiser, K., Nunamaker Jr., J.F., Sipior, J.C., & Vreede, G.J. de (2008). Revising Undergraduate IS Model Curriculum: New Outcome Expectations. The Communications of the Association for informatiesystemen, 23(32), pp.591-602. Retrieved on March 18th 2009 from http://aisel.aisnet.org/cais/vol23/iss1/32/
Opleidingscompetenties: Bachelor Nr 1
2 3 4 5
6
7 8
9 10
Eindterm Een BIT bachelor; is in staat om op een deelgebied een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van wetenschappelijke kennis en kan hiertoe onder begeleiding een onderzoeksplan opzetten en uitvoeren; is in staat om op een deelgebied bij te dragen aan de ontwikkeling en/of toepassing van het vakgebied; is in staat (veranderings-)problemen in het vakgebied te analyseren en de hiervoor benodigde informatie te verwerven; is in staat oplossingen/systemen te ontwerpen en hierbij kennis, methoden en technieken uit het vakgebied te selecteren en te benutten; is in staat oplossingen/systemen te evalueren op hun eigenschappen en probleemoplossend vermogen en om op basis hiervan een keuze tussen verschillende oplossingen te maken en te verantwoorden; is in staat ethische, sociale, culturele en maatschappelijke aspecten van problemen, oplossingen en ontwikkelingen in het vakgebied te analyseren en te bespreken; is in staat samen te werken in een team, een ontwikkelproces te managen en te plannen als ook om een ontwikkelproces te documenteren; is in staat onderzoek en ontwerpen te verantwoorden en zowel schriftelijk als mondeling te presenteren aan verschillende doelgroepen, zowel aan kritische vakgenoten als aan mensen die zijn/haar vaktechnische competenties niet hebben; is in staat zich zelfstandig nieuwe kennis en vaardigheden eigen te maken; is multidisciplinair ingesteld en heeft kennis van tenminste één ander vakgebied;
© NQA - visitatie Universiteit Twente, cluster wo-bachelor Bedrijfsinformatie-Technologie wo-master Business Information Technology (vt/dt/du)
71/74
11
12
13 14 15
16
17 18
19 20 21
is in staat om bij een praktijkprobleem uit het bedrijfsinformatietechnologisch vakgebied de eigenschappen van de oplossingen te voorspellen en op basis hiervan een oplossing te selecteren en deze selectie te motiveren en hierover te adviseren; heeft inzicht in de wisselwerking tussen ontwerp en implementatie van informatietechnologie en de ontwikkeling van de organisatie als sociaal systeem van samenwerkende individuen en groepen; heeft inzicht in de wijze waarop de productie van goederen en diensten tot stand komt en wordt bestuurd; heeft kennis van kostensoorten en inzicht in kostprijsberekening en budgettering en in de betekenis hiervan voor het kunnen beheersen van bedrijfsprocessen; heeft inzicht in de rol die informatietechnologie speelt bij de operationele uitvoering van bedrijfsfuncties. De bachelor bezit de kennis om de informatiesystemen die deze functies ondersteunen te analyseren en te (her)ontwerpen. De bachelor kan daarbij bekende analyse- en ontwerpmethoden toepassen; heeft inzicht in de bepalende rol die informatietechnologie speelt bij de inrichting van bedrijfsprocessen en bij de besturing van die processen. De bachelor bezit de basiskennis die nodig is voor het ontwerpen van processen en van de hiervoor benodigde informatievoorziening, en kan elementaire afwegingen ten aanzien van kwaliteit en risicobeheersing maken; heeft ervaring in het gebruik van methoden en technieken voor het ontwerp van en inzicht in implementatie- en onderhoudsaspecten van gegevensbanken; heeft inzicht in methoden, technieken en gereedschappen voor de ontwikkeling van software systemen en inzicht in management- en kwaliteitsaspecten van het softwareontwikkelproces en softwareproducten; heeft een kwalitatief inzicht in de lagenstructuur van communicatiesystemen, waarbij de informatie-uitwisseling tussen de systeemdelen centraal staat; heeft kennis en inzicht in het ontwerpen van user-interfaces, waarbij de interactie tussen de eindgebruikers en het systeem centraal staat; heeft op een deelgebied van de bedrijfsinformatiesystemen kennis van de wetenschappelijke literatuur en heeft ervaring met het individueel onder begeleiding opzetten, uitvoeren en presenteren van een onderzoek op dit deelgebied;
Bron: Zelfevaluatierapport Bachelor Bedrijfsinformatietechnologie 2009.
72/74
© NQA - visitatie Universiteit Twente, cluster wo-bachelor Bedrijfsinformatie-Technologie wo-master Business Information Technology (vt/dt/du)
Master Nr 1
1a
1b
1c
1d
1e
1f
1g
1h
1i
Eindterm De afgestudeerde heeft diepgaande kennis en inzicht in het vakgebied zoals aangegeven in de opleidingsspecifieke eindtermen, zoals beschreven onder 1a, 1b, etc. De afgestudeerde is in staat om relaties te leggen tussen enerzijds o.a. bedrijfsstrategie en bedrijfsprocessen en anderzijds de architectuur van ICTsystemen en de IT-infrastructuur, op basis van diepgaande kennis en inzicht in de levenscyclus van ICT-systemen in een organisatiecontext. Hij weet deze relaties bovendien te benutten en te ontwikkelen. De afgestudeerde is in staat de bedrijfsstrategie, de strategie voor bedrijfsinformatiesystemen en de operationalisaties te begrijpen en te ontwikkelen in een architectureel kader. Hij overziet de gevolgen daarvan voor zowel de korte als de langere termijn en op zowel effectiviteit als efficiëntie van technologie en veranderingen in bedrijfsprocessen. De afgestudeerde is in staat bij te dragen aan geïntegreerde ontwikkeling van bedrijfsprocessen en bedrijfsinformatiesystemen en hiertoe het traject met onder andere requirements analyse, resource management en planning, architectuur ontwerp, implementatie, invoering en beheer te overzien, uit te voeren en te managen. De afgestudeerde heeft gedegen kennis van, inzicht in en ervaring met het proces en de beschikbare methoden en technieken voor zowel het plannen en managen als het uitvoeren van systeemontwikkeling en veranderingstrajecten voor bedrijfsinformatiesystemen en bedrijfsprocessen. De afgestudeerde is in staat methoden en technieken voor geïntegreerde ontwikkeling van bedrijfsprocessen en bedrijfsinformatiesystemen toe te passen, een beargumenteerde selectie te maken, de principes over te dragen en bij te dragen aan de verdere ontwikkeling. De afgestudeerde heeft kennis van en inzicht in diverse aspecten van bedrijfsinformatiesystemen, zoals gebruikersvriendelijkheid, aanpassingsvermogen, beveiliging en beheer en de afgestudeerde is in staat deze kennis toe te passen. De afgestudeerde heeft kennis van en inzicht in ontwikkelingen binnen het vakgebied en in het concept innovatie als ook in de wisselwerking tussen technologische innovaties en innovaties in bedrijfsprocessen en bedrijfsorganisatie. De afgestudeerde heeft kennis van en inzicht in mogelijkheden voor en problemen bij samenwerking en het managen van relaties over de organisatiegrenzen heen en de rol van informatiesystemen in deze. is in staat consequenties van ontwikkelingen binnen het vakgebied en hun samenhang over meerdere partijen zoals in bedrijfsnetwerken te overzien en te optimaliseren.
© NQA - visitatie Universiteit Twente, cluster wo-bachelor Bedrijfsinformatie-Technologie wo-master Business Information Technology (vt/dt/du)
73/74
1j
2
3 4
5
6
7
8
9
10
11 12
beschikt over specialistische kennis op een deelgebied van het vakgebied bedrijfsinformatietechnologie. Hij heeft ervaring met wetenschappelijk onderzoek en is in staat hieraan bij te dragen en de resultaten toe te passen in een organisatiecontext. De afgestudeerde is in staat een bijdrage te leveren aan wetenschappelijk onderzoek en hij kan hiervoor zelfstandig een onderzoek van beperkte omvang ontwerpen, uitvoeren en presenteren. De afgestudeerde is in staat om een originele bijdrage te leveren aan de ontwikkeling en/of toepassing van het vakgebied. De afgestudeerde is in staat complexe (veranderings)problemen in het vakgebied te analyseren en hij weet de hiervoor benodigde kennis en informatie te verwerven. De afgestudeerde is in staat oplossingen/systemen te ontwerpen, te valideren en te implementeren in hun gebruiksomgeving, en hij weet hierbij geavanceerde kennis, methoden en technieken uit het vakgebied te selecteren, en te benutten. De afgestudeerde is in staat oplossingen/systemen en implementaties te evalueren op hun eigenschappen en probleemoplossend vermogen, ook als hij zich in een nieuwe en/of onbekende situatie bevindt, als zijn informatie onvolledig is en als hij geconfronteerd wordt met onzekere eigenschappen. Tevens kan de afgestudeerde op basis van deze evaluaties keuzen maken en deze verantwoorden. De afgestudeerde heeft inzicht in ethische, sociale, culturele en maatschappelijke aspecten van problemen en oplossingen in het vakgebied en kan deze inzichten benutten bij het internationaal functioneren als academicus. De afgestudeerde is in staat samen te werken in een team. Hij kan aan deze samenwerking leiding geven. Hij weet een ontwikkelproces te managen en te plannen en is in staat om een ontwikkel- of onderzoeksproces te documenteren. De afgestudeerde is in staat onderzoeksresultaten, ontwerpen en implementaties te verantwoorden en zowel schriftelijk als mondeling te presenteren; hij kan de afgelegde verantwoording kritisch analyseren en erover debatteren. De afgestudeerde is in staat om zich zelfstandig nieuwe kennis en vaardigheden eigen te maken en om op basis van reflectie de persoonlijke ontwikkeling te organiseren en af te stemmen op de ontwikkeling in het vakgebied. De afgestudeerde is in staat daar waar nodig andere disciplines bij zijn werk te betrekken. De afgestudeerde is in staat internationale wetenschappelijke literatuur op het vakgebied kritisch te lezen, te benutten en hierover te debatteren.
Bron: Zelfevaluatierapport Master Bedrijfsinformatietechnologie 2009
74/74
© NQA - visitatie Universiteit Twente, cluster wo-bachelor Bedrijfsinformatie-Technologie wo-master Business Information Technology (vt/dt/du)