JAARGANG 7 • JUNI 2007 • NUMMER 2
c c
Thema: Veiligheid Elk kind heeft het recht om op te groeien in een veilige situatie. Daar richt de jeugdzorg zich op. Kinderen horen aandacht en liefde te krijgen. Dat is de reden waarom de jeugdzorg ingrijpt wanneer ouders een kind verwaarlozen en mishandelen. Dat klinkt alleen makkelijker dan het is, want het is niet altijd even eenvoudig te beoordelen wat zich precies binnenshuis afspeelt. En wat is veiligheid precies? Wanneer grijpt de jeugdzorg in? Wanneer is de situatie thuis weer zodanig dat het kind thuis veilig is, dat de ouders het de aandacht en liefde kunnen geven waar het recht op heeft?
Unieke samenwerking 2 imams en jeugdzorg
Hulpverleners krijgen veiligheidskaart
MTFC: Rust en duidelijkheid voor jonge kinderen 3
Alle uitvoerende medewerkers van de vijf grootste zorginstellingen en bureau jeugdzorg in de stadregio Amsterdam krijgen een veiligheidskaart. Deze geplastificeerde kaart is een hulpmiddel bij het beoordelen van en beslissen over de veiligheid van een kind. Aan de ene zijde staat een zestal praktische vragen die hulpverleners zichzelf en collega’s kunnen stellen als de veiligheid van een kind in het geding is. Aan de andere zijde staat een korte uitleg over het beoordeling- en beslissingsproces. De kaart maakt hulpverleners attent op veel voorkomende valkuilen. Zie verder het themagedeelte van dit nummer.
Het failliet van de modellenbouwers 4
Lees verder pag. 7 D O O R : L I N D A VA N W I J K
Een loket probleemleerling REC BovenAmstel is het eerste Regionale Expertisecentrum in Nederland dat vanaf 1 augustus regionalisatie van de indicatiestelling doorvoert. De maatregel leidt tot een lagere drempel om een rugzak aan te vragen, een beter zicht op de probleemkinderen en een efficiëntere werkwijze.
c
Resultaten projectgroep jonge kinderen Bureau Jeugdzorg, Altra, de Bascule en Spirit spraken afgelopen jaar af dat kinderen tot zes jaar zo snel mogelijk geholpen moesten worden. Inmiddels worden de eerste resultaten van het afgesloten convenant zichtbaar. In november werden 194 kinderen tot 6 jaar in gezinnen opgevangen, in maart was dit aantal gestegen tot 274. Het aantal kinderen tot 2 jaar dat langer dan zes maanden residentieel werden opgevangen is inmiddels gereduceerd tot nul. Meer informatie: www.spirit.nl
c
Ouders waarderen ambulante begeleiding Ouders en scholen zijn tevreden over de expertise en communicatieve vaardigheden van de ambulant begeleiders. Dat blijkt uit een kwaliteitsmeting van REC BovenAmstel. Ambulant begeleiders ondersteunen ouders en docenten als zij een leerling hebben met gedrags- of psychiatrische problemen. Scholen en ouders lieten zich in dit onderzoek ook positief uit over het effect van de begeleiding. De resultaten van de kwaliteitsmeting zijn te vinden op www.recbovenamstel.nl.
c
n 2003 startte de overheid met de regeling voor speciaal onderwijs. Er werden Regionale Expertise Centra (REC’s) in het leven geroepen met elk een eigen Commissie voor de Indicatiestelling. Met een indicatie kunnen ouders kiezen of zij hun kind in het speciaal onderwijs willen laten plaatsen of met een rugzak op de gewone school willen laten. Ouders en scholen konden zich tot nu toe melden bij een centraal loket in Amsterdam voor een aanvraag voor een rugzak of een plaatsing op een school voor speciaal onderwijs. Maar op 1 augustus gaat het roer om.
SAKE RIJPKEMA
I
Beter zicht
Leerlingen aan het werk op ‘De Wetering’, een van de scholen voor speciaal onderwijs in Amsterdam.
Bernard Homans coördinator REC BovenAmstel, het REC dat het onderwijs coördineert aan kinderen met gedragsproblemen, legt uit: ‘Vanaf 1 augustus krijgt ieder samenwerkingsverband in het Primair Onderwijs (PO) en Voortgezet Onderwijs (VO) een loket. Scholen en ouders krijgen hierdoor in hun regio één aanmeldingspunt. Het regulier onderwijs krijgt hierdoor een beter zicht op de uitstroom van leerlingen naar het speciaal onderwijs en de leerlingen met een rugzak binnen het regulier onderwijs.’ ‘De verandering past in het beleid van de overheid om indicatiestellingen zoveel mogelijk te bundelen’, vervolgt Homans. ‘Want ieder REC regelde tot nu toe hun eigen indicatiestelling. Om een voorbeeld te geven: REC2 draagt de zorg voor de indicatie van leerlingen met spraak en taalproblemen, REC4 voor kinderen met ernstige gedragsproblemen. Met de regionalisatie kan de voorbereiding voor de indicatiestellingen voor alle REC’s op elkaar worden afgestemd. Er komt één dossier per kind waarin alles staat voor de nodige indicaties voor speciaal onderwijs, maar dat ze ook kunnen gebruiken voor de indicaties voor de jeugdzorg.’ Hans Kruijssen, projectleider schakelloket en transferium van het samenwerkingsverband VO Onder het IJ: ‘In
Amsterdam worden in vergelijking met de andere regio’s weinig rugzakken aangevraagd. Het centrale loket nam dossiers die niet 100 procent in orde waren namelijk niet in behandeling. Een aanvraag kost veel tijd. Het regioloket dat na de zomervakantie in ons samenwerkingsverband van start gaat maakt de drempel om een rugzak aan te vragen lager.’ ‘Wij werken voor zo’n zestig VO-scholen en verwachten komend jaar 570 indicatiestellingen’, stelt Kruijssen. ‘We zij het enige samenwerkingsverband in de regio dat al twee jaar werkt met een zogenaamd schakelloket. Dit loket plaatst leerlingen in het Transferium. De school zorgt hierbij voor een onderwijskundig rapport. Het is voor ons geen probleem om een goed regioloket neer te zetten, omdat we al twee jaar gewend zijn om eigen dossiers aan te leggen. Voor de andere samenwerkingsverbanden is het nieuw.’ Bernard Homans: ‘Iedereen die in de nieuwe regioloketten aan het werk gaat, krijgt een scholingstraject en volop ondersteuning. We willen natuurlijk wel dat dit meteen goed gaat.’ Meer informatie: www.recbovenamstel.nl
1
c D O O R : TA M A R A F R A N K E
Unieke samenwerking imams en bureau jeugdzorg
‘Jong aan de Amstel’ is een gezamenlijke uitgave van zeven instellingen voor de jeugdzorg, de jeugdpsychiatrie en het speciaal onderwijs in de stadsregio Amsterdam: Altra, De Bascule, Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam, HVOQuerido, MOC ’t Kabouterhuis, REC BovenAmstel en Spirit. ‘Jong aan de Amstel’ verschijnt vier keer per jaar. De artikelen in dit blad vertegenwoordigen niet noodzakelijkerwijs het standpunt van de organisaties. Evenmin kunnen aan de inhoud van dit blad rechten worden ontleend. Overname artikelen Overname van artikelen uit ‘Jong aan de Amstel’ is alleen toegestaan na voorafgaande schriftelijke toestemming van de redactie. Hoofdredactie Martin Gerritsen Kernredactie Sanne Bender (Spirit), Bernard Homans (REC BovenAmstel) Hans van der Jagt (Altra), Maurits de Jong (Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam), Peter Kempers (HVO-Querido), Clara Vollaard (De Bascule), Inez Zuiderveld (MOC ’t Kabouterhuis)
Preventie
‘E
Redactie Rik van Beijma (Spirit), Hermien Buijse (Altra), Anita van Ewijk (Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam), Vincent Fafieanie (Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam) Vaste medewerkers Marnix de Bruyne, Michel van Dijk, Tamara Franke, Corina de Feijter, Suzan Hilhorst, Evelien Hoekstra, Michèle Mathezing, Sake Rijpkema, Wim Stevenhagen en Linda van Wijk.
r was een voorlichtingsavond voor imams over wat de jeugdzorg is en doet. En de reacties over en weer waren zo positief dat daar een training voor imams over opvoeden en pedagogische ondersteuning uit voortkwam. Evenals een serie voorlichtingsbijeenkomsten voor Marokkaanse ouders en jongeren. We hebben nu twee van de zes sessies gehad. Daarna volgen nog drie themabijeenkomsten over school, seksualiteit en verslaving. De reacties zijn tot nu toe bijzonder enthousiast. Een imam vertelde dat hij de pas opgedane kennis al kon gebruiken in een gesprek met ouders met een puberende dochter. Dit is een uniek project dat de mogelijkheid biedt om eindelijk de miscommunicatie tussen
‘Omdat bij imams vaak de kennis over de jeugdzorg ontbreekt, wijzen zij ouders niet op het hulpaanbod. Hierdoor maken Marokkaanse ouders en kinderen nauwelijks gebruik van het vrijwillige aanbod binnen de jeugdzorg en missen zo de preventieve werking hiervan. Gevolg is dat deze gezinnen alleen in aanraking komen met de gedwongen hulpverlening. Iets wat slechts onbegrip oproept, omdat het haaks staat op de Marokkaanse ideeën en normen over opvoeding. Voor sommige ouders is het ondenkbaar dat iemand anders of een instantie iets te zeggen heeft over je kind en in het ergste geval je kind bij je weghaalt, of zoals zij het ervaren ‘afpakt’. ‘Een bijkomend probleem is dat Marokkaanse ouders met opvoedingsproblemen onvoldoende verband leggen tussen hun manier van opvoeden en het effect daarvan op het gedrag van hun kinderen. Een gegeven waar de jeugdzorginstellingen zich meer bewust van moeten zijn. Maar ook de ouders zelf en de imams. Daarom ben ik bijzonder verheugd over het enthousiasme van de imams. Vooral omdat imams het gezag hebben om ouders op hun verantwoordelijkheid te wijzen. De imam is een sleutelfiguur in de Marokkaanse gemeenschap. En daar geeft dit project nieuwe invulling aan.’
DOOR: EVELIEN HOEKSTRA
Redactie-adres Jong aan de Amstel Fred. Roeskestraat 73 - 1076 EC Amsterdam email:
[email protected]
Hoofddorp krijgt eigen Kabouterhuis
Druk Rob Stolk BV
Het Medisch Orthopedagogisch Centrum ’t Kabouterhuis in Hoofddorp startte zeven jaar geleden met een beperkte capaciteit dagbehandeling en later ook met intern onderwijs in een gedeelde groepsruimte met Altra Jeugdzorg. Nu is de nieuwbouw van het MOC bijna voltooid en wordt ‘t Kabouterhuis een volwaardige vestiging met een compleet hulpaanbod.
‘Jong aan de Amstel’ behandelt elk nummer een bepaald thema. Hierin belicht ze het onderwerp vanuit verschillende hoeken en geeft daarbij een overzicht van het hulpaanbod van de jeugdzorg op dit terrein. Tot nu toe kwamen de volgende thema’s aan bod:
‘W
Vroegtijdige signalering* maart 2003 De harde kern juni 2003 Kindermishandeling september 2003 Basisonderwijs december 2003 Jeugdpsychiatrie* maart 2004 Voortgezet onderwijs juni 2004 Crisishulp november 2004 Huiselijk geweld maart 2005 Jeugdgezondheidszorg juni 2005 Lokaal jeugdbeleid oktober 2005 Speciaal onderwijs (primair) december 2005 Armoede maart 2006 Meidenhulpverlening juni 2006 Lichtverstandelijk gehandicapten oktober 2006 Voortgezet speciaal onderwijs december 2006 Hulp aan huis maart 2007 Veiligheid juni 2007
Oude nummers van ‘Jong aan de Amstel’ zijn – zolang de voorraad strekt – op te vragen via het emailadres van de redactie:
[email protected] * Niet meer voorradig
c
e zijn erg blij dat we in de zomer ons nieuwe gebouw in gebruik kunnen nemen met alle faciliteiten intern en veel ruimte’, vertellen locatiemanager Annelies de Leeuw en behandelcoördinator Janine Borsboom. De fysiotherapeut en logopedist krijgen er een eigen kamer, er is een gym/oefenruimte en genoeg plaats om buiten te spelen met een skelterbaan, een zandheuvel en speeltoestellen. Met drie groepen en een combinatieklas is er plek voor 32 kinderen tot acht jaar met ernstige gedragsproblemen of een complexe ontwikkelingsproblematiek. Ook zijn er tien ambulante plekken beschikbaar en is het Okido aanbod uitgebreid. Het MOC biedt dagbehandeling, diagnostiek en observatie in combinatie met begeleiding van het gezin.
MOC nauw samen met de ouders en kinderen. ‘De afstemming met de ouders en hulpvraag van het kind staan centraal in het competentiegerichte model dat wij gebruiken. In de dagbehandeling werkt de gezinsbegeleiding veel met huisbezoeken. Ook geven wij gedragstherapeutische training aan kinderen, ouders en docenten op scholen. Wij gaan dan met onze spullen naar de scholen toe.’
Oplossingsgericht Typisch Hoofddorp, zo omschrijft de Leeuw de werkwijze en aanpak. ‘Wij zijn oplossingsgericht ingesteld in deze regio.’ Zo is ook het Loket Vroeghulp ontstaan om gedragsproblemen bij jonge kinderen vroegtijdig te signaleren. Coördinator Marga Klaphake: ‘Wij adviseren, informeren en ondersteunen medewerkers van de kinderopvang en ouders als er sprake is of lijkt te zijn van een ontwikkelingsachterstand of een handicap. Hierbij hebben we ook zeer regelmatig overleg met ’t Kabouterhuis, het Jeugd RIAGG en de ziekenhuizen.’
Meer informatie: www.kabouterhuis.nl, www.integralevroeghulp.nl,
[email protected], 06-46201393
Behoefte Vanaf 2002 heeft De Leeuw met het team ’t Kabouterhuis in Hoofddorp opgezet. ‘Er is een duidelijke behoefte aan een MOC in deze regio met een grote en groeiende jeugdpopulatie. Bovendien hoeven de kinderen uit de regio Hoofddorp, Nieuw Vennep en Zwanenburg nu niet meer naar Amsterdam. Dat scheelt in reistijd, waardoor de hulp toegankelijker is. Een duidelijk winstpunt.’ In de regio Amstelland en de Meerlanden werkt het
2
SAKE RIJPKEMA
Ontwerp en DTP Roggeveen | Grafisch Ontwerp Amsterdam
2003/1 2003/2 2003/3 2003/4 2004/1 2004/2 2004/3 2005/1 2005/2 2005/3 2005/4 2006/1 2006/2 2006/3 2006/4 2007/1 2007/2
bureau jeugdzorg en de Marokkaanse gezinnen op een concrete manier aan te pakken.’
Evenals alle ouders worstelen ook Marokkaanse ouders met opvoedingsvragen. Maar zij gaan voor advies naar de imam. De problemen zijn echter vaak zo complex dat imams niet altijd een antwoord hebben. Tijd voor gerichte voorlichting, stelt Mohamed Salihi. Hij geeft de trainingen en voorlichting aan de imams. Zelf is hij werkzaam als gezinstherapeut bij De Bascule en voorzitter van de Unie van Marokkaanse Moskeeën in Amsterdam.
’t Kabouterhuis heeft sinds dit jaar in Hoofddorp een volwaardige vestiging met een compleet hulpaanbod.
c D O O R : M I C H E L VA N D I J K
Rust en duidelijkheid voor jonge kinderen
Bureau Jeugdzorg meet mening cliënten Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam ontwikkelt op dit moment een digitale vragenlijst die ouders en jongeren via internet kunnen invullen. Na het afsluiten van de zorg, krijgen zij van de betrokken hulpverlener een envelop met daarin de uitnodiging mee te doen aan het onderzoek. Met een eigen wachtwoord kunnen zij vervolgens inloggen op de speciale website www.onderzoek.bjaa.nl. Omdat niet iedereen beschikt over internet, zit er in de envelop ook een ouderwets papieren versie van de vragenlijst. Met deze combinatie van een digitale en schriftelijke meting heeft Bureau Jeugdzorg een permanent inzicht hoe de cliënten hun hulp ervaren. Onderwerpen die worden gemeten zijn onder andere bereikbaarheid, contact, bejegening en het resultaat van de hulp. Meer informatie: www.bjaa.nl
Jonge kinderen met ernstige gedragsproblemen zijn niet gebaat bij langdurige opname in een residentiele voorziening. Tijdelijke pleegzorg met behandeling is voor hen een beter alternatief. Het MTFC-P-programma maakt dat mogelijk.
H
et Multidimensional Treatment Foster Care Program for Preschoolers (MTFC-P) is een behandelprogramma voor kinderen die tijdelijk in pleeggezinnen wonen. Daarna gaan ze terug naar de eigen ouders. Atanka Mensink, Hoofd Zorglijn TGV van De Bascule, is blij met het programma. ‘Tot nu toe groeide een kind voor onbepaalde tijd op bij pleegouders en keerde het niet terug naar de ouders. Met MTFC-P is dat laatste wel mogelijk.’
c
PMTO: succes verzekerd
In het programma behandelen ‘opvoedouders’, zoals de pleegouders genoemd worden, negen tot twaalf maanden elk één kind. Eén á twee keer per week komen alle ouders bij elkaar om ervaringen uit te wisselen. Tegelijkertijd krijgen de kinderen speltherapie, vertelt Annelies Niessen, programmamanager van De Bascule. ‘Ze leren daarin sociale vaardigheden, zoals leren luisteren of voor jezelf opkomen, maar ook basale vaardigheden die passen bij de ontwikkelingsfase van het kind.’ Een belangrijk deel van het werk gebeurt bij de opvoedouders thuis. Mensink: ‘Daar leert het kind zich hechten, doordat het elke dag dezelfde ouders ziet, en ervaart het spelenderwijs het dagelijks ritme van ontbijt, naar school gaan en naar bed.’ Elke dag vullen de ouders een vragenlijst in over het gedrag van het kind. ‘We kunnen daardoor zien of het gedrag verbetert en
SAKE RIJPKEMA
Opvoedsalaris
Atanka Mensink: ‘Het kind ervaart spelenderwijs het dagelijks ritme van ontbijt, naar school gaan en naar bed gaan.’
doen daarmee ook onderzoek naar de effectiviteit van deze behandeling,’ vertelt Niessen. Tijdens het verblijf van het kind bij de opvoedouders wordt tevens gekeken of de ouders de zorg voor het kind na verloop van tijd weer kunnen overnemen. Van hen wordt vooral verwacht dat ze behandeling aanvaarden voor hun problemen. Mensink: ‘Dat is een belangrijk criterium voor terugplaatsing. Lukt dat niet, dan wordt het kind groot in een pleeggezin.’
c
Voorlichting aan doelgroepen Het cliëntenbestand van de jeugdzorg is cultureel zeer divers. Vanuit de Stadsregio kwam daarom de vraag om bepaalde doelgroepen gericht voor te lichten over opvoed- en opgroeiondersteuning. In de twee regio’s van Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam zijn op dit moment voorlichtingteams in oprichting. Zij zullen een deel van deze taak op zich nemen. Meer informatie: www.bjaa.nl
DOOR: EVELIEN HOEKSTRA
Centrum geeft trauma een plaats Anderhalf jaar geleden is het Centrum voor Traumagerelateerde Stoornissen opgericht aan de Bascule. Kinderen met een Post Traumatische Stress Stoornis (PTSS), maar ook met andere door trauma veroorzaakte problemen zoals angst-, stemming- en gedragsstoornissen kunnen hier terecht. Naast ambulante behandeling en consultatie wordt er ook wetenschappelijk onderzoek verricht.
V
erantwoordelijk hoogleraar kinder- en jeugdpsychiatrie Frits Boer: ‘Binnen de verschillende instellingen bestond al deskundigheid maar die was erg versnipperd. Nu kunnen we alle kennis samenbrengen en daaraan onderzoek verbinden.’ Er vroeg bij zijn is voor kinderen van groot belang. Klachten bij een trauma zijn divers. Gespannen gedrag, angstig zijn, agressiviteit vertonen, zijn signalen. Het gevoel voor veiligheid is verdwenen. Het niet tijdig herkennen van posttraumatische reacties door hulpverleners en professionals zorgt er voor dat kinderen onnodig lijden aan de gevolgen van traumatische gebeurtenissen, waardoor ze ontwikkelingsachterstanden kunnen oplopen. ‘Daarom ontwikkelen we samen met Bureau Jeugdzorg een screeningsinstrument om vast te kunnen stellen of een kind last heeft van een aan een trauma gerelateerde stoornis,’ aldus Boer.
Behandelmethoden Aan het poliklinische traumacentrum van de Bascule
worden specifiek twee behandelmethoden toegepast: EMDR (Eye Movement Desensitization and Reprocessing) en de Trauma-Gerichte Cognitieve Gedragstherapie (TGCGT). EMDR is momenteel erg in opkomst in Nederland en zorgt voor de verwerking van een traumatische ervaring, zoals seksueel misbruik, verkeersongeluk of ziekenhuiservaring. Bovendien nemen de symptomen die zijn ontstaan door de nare herinnering af. Doel van de behandeling is om de gebeurtenis een plek te geven, zodat het kind aan de gebeurtenis kan terugdenken zonder dat het spanning geeft. De gebeurtenis wordt ‘geparkeerd’ zodat het kind het kan ervaren als iets uit het verleden dat afgesloten is.
Psycho-educatie Bij de Trauma-Gerichte Cognitieve Gedragstherapie (TG-CGT) wordt hetzelfde doel bereikt, maar op een wat andere manier. Ouders en kind krijgen psycho-educatie, en via ontspanningsoefeningen, affectmodulatie, en het ontwikkelen van cognitieve probleemoplossingsvaardigheden wordt het kind in staat gesteld zijn traumaverhaal te vertellen. Op dit moment worden de medewerkers van de Bascule getraind door een aantal Amerikanen die veel ervaring hebben met deze behandelmethode. ‘We willen het kind in staat stellen om de traumatische gebeurtenissen in de eigen levensgeschiedenis een plaats te geven, zodat het niet langer een losse, onverwerkte storende gebeurtenis is. Daarbij hoort ook het controle krijgen over herinneringen aan het trauma,’ aldus Boer.
GGZ-instellingen, kinderartsen en Bureau Jeugdzorg Amsterdam kunnen doorverwijzen naar het traumacentrum van de Bascule. Dit kan via het Centraal Aanmelden Informatiepunt van de Bascule, tel: 020-8901901.
3
Bureau Jeugdzorg en de Bascule hebben een nieuw Amerikaans programma naar Amsterdam gehaald: Parent Management Training Oregon (PMTO). Deze ambulante training is speciaal voor ouders van kinderen van 6 tot 12 jaar met gedragsproblemen. Met het PMTO moeten ouders in twintig sessies overtuigd raken van het feit dat ze invloed kunnen uitoefenen op hun kinderen. De ervaringen in rollenspelen maken de ouders zelfverzekerder in hun omgang met hun kind, speciaal bij psychiatrische problematiek en multiproblem-gezinnen. PMTO is evidence en research based. Dit laatste betekent dat de methode continu wordt geëvalueerd en aangescherpt. Meer informatie: www.pmto.nl.
c
Culturele achtergrond cliënten zorgaanbieders Nederlands Surinaams Marokkaans Turks Antilliaans Ghanees Overig Onbekend
1387 738 376 183 136 89 533 554
(35%) (18%) (9%) (5%) (3%) (2%) (13%) (14%)
c
’16+ van Spirit effectief’ Het aanbod van 16+ van Spirit is potentieel effectief en veelbelovend. Dat staat in een rapport dat maart 2007 verscheen naar aanleiding van een onderzoek naar de effectiviteit van 16+. Het rapport stelt dat Spirit een goed programma biedt voor een deel van de doelgroep die er bij 16+ binnenkomt. Wel adviseert het rapport een meer uniforme uitvoering van het programma. Daarnaast wil het rapport aanscherping van de methodiek met cognitieve aspecten en het vaststellen van specifieke elementen. Meer informatie: www.spirit.nl
c
c V O O R P U B L I C AT I E
Het failliet van de modellenbouwers
Bureau Jeugdzorg Oost verhuisd Inmiddels is locatie Oost van Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam verhuisd van de Helmholtzstraat naar hun nieuwe onderkomen op de Weesperstraat 99-5, 1018 VN Amsterdam. Het telefoonnummer is ongewijzigd: 020 - 560 80 80.
c
Buyne nieuwe portefeuillehouder jeugdzorg Hennah Buyne werd 14 maart 2007 geïnstalleerd als opvolgster van wethouder Ahmed Aboutaleb. Het takenpakket van Buyne bestaat uit de portefeuilles Werk en Inkomen, Onderwijs, Jeugd, Diversiteit en Grote Stedenbeleid. Buyne werd tevens benoemd als portefeuillehouder jeugd Stadsregio Amsterdam. Buyne is geboren in Paramaribo. Ze kwam op haar negende naar Nederland. Ze heeft een lange staat van dienst in de rechterlijke macht. Ze was drie jaar Officier van Justitie en elf jaar rechter in Groningen. Nadat zij vier jaar rechter in Amsterdam was, werd ze raadsheer aan het gerechtshof in Arnhem. Meer informatie: www.amsterdam.nl
Operatie Jong stelt voor Centra voor Jeugd en Gezin in het leven te roepen en hen het knooppunt te laten zijn voor (lichte) opvoedhulp en (geïntegreerde) indicatiestelling. Als deze visie door het kabinet wordt overgenomen, wat heeft dit dan voor consequenties voor de ontwikkeling van de zorgstructuren in het voortgezet onderwijs? De visie van Frits Otto, coördinator Samenwerkingsverband 28/2 voor het Voortgezet Onderwijs en Hans Kok, projectleider ‘Zorg op Maat’.
K
c
Spirit werkt met beoordelingsboog
ok: ‘De gemeente moet dit niet willen. Ik loop al jaren mee en zie dezelfde discussies steeds weer terugkomen. Eerst ging het om de Bureaus Jeugdzorg, toen om de gezinscoach, nu om de Centra voor Jeugd en Gezin. We denken steeds opnieuw dat kinderen problemen hebben omdat we het stelsel niet goed hebben georganiseerd. Wat een onzin. Een kind heeft een probleem en dat moeten we oplossen. Deze discussie is nonsens, maar we praten er toch weer over.’ Otto: ‘De discussie over de Centra voor Jeugd en Gezin is inderdaad al eens gevoerd. Dit is oude wijn in nieuwe zakken.’
Andere afkortingen
Spirit ontwikkelt een nieuwe pleegzorgmethodiek waarbij binnen drie tot zes maanden duidelijkheid moet komen over het toekomstperspectief van een kind. Ze ontwikkelde hiertoe een beoordelingsboog. Hierdoor wordt het voor kind, ouders, pleegouders en Bureau Jeugdzorg transparant welke criteria en afwegingen tot een advies leiden. De nieuwe pleegzorgmethodiek is naar verwachting rond de zomer beschikbaar. Meer informatie: www.spirit.nl
Kok: ‘Je kunt een lijn trekken van de jaren zestig tot nu
over hoe de jeugdhulp het onderwijs moet ondersteunen. We hebben telkens andere afkortingen, maar het komt in feite steeds op hetzelfde neer. We gaan niet uit van de problemen, maar van de structuren. We denken dat als we de structuren op orde hebben, de problemen vanzelf worden opgelost. Wat een onzin. Amsterdam moet het onderwijszorgsysteem versterken. Laten we eens luisteren naar wat leerlingen zelf willen. Kijk naar onderzoek dat Young Works heeft uitgevoerd onder leerlingen. Leerlingen hebben hun verhalen verteld – soms zijn dat gruwelijke verhalen - en hun oplossingen gegeven. Ouders denken dat hun kinderen hen alles vertellen, maar dat is niet zo. Kinderen willen ook niet altijd met hun ouders praten. Ze willen praten met een volwassene op school die ze kunnen vertrouwen. Dat beeld zetten de leerlingen neer. Dus als we dat nou eens zouden organiseren..’ Otto: ‘Leerlingen zien vaak de conciërge als meest waardevolle vertrouwenspersoon.’ Kok: ‘Ik hoop dat Amsterdam de vrijheid creëert, waarbij we geen last meer hebben van instituties, want als er iets de afgelopen dertig jaar is aangetoond, dan is het wel het failliet van de modellenbouwers.’
Dit is een voorpublicatie uit het boek Op het schoolplein. Onderwijs en jeugdzorg: van flirt tot vaste verkering. Hermien Buyse en Hans Kruyssen (red.) ISBN: 9789066658509. SWP, Amsterdam, juni 2007. 136 pag. euro 21,90.
D O O R : M I C H E L VA N D I J K
Positief opvoeden met Triple P c
Spirit voert meer programma’s uit Spirit kon in 2006 haar productieprognose herhaaldelijk aanpassen. Dit kwam doordat de rijksoverheid en de gemeente Amsterdam structurele en incidentele middelen beschikbaar stelden. Daarnaast bracht Spirit in 2006 de capaciteiten van een aantal pleegzorgprogramma’s in overeenstemming met de realiteit. Ook de capaciteiten van Nieuwe Perspectieven (Preventief) zijn in 2006 aangepast. Het aanvalsplan en het aanvullend aanvalsplan leidden vanzelfsprekend ook tot aanpassingen in de capaciteit. In 2006 werden in totaal 6433 zorgactiviteiten afgesloten. Dit is 411 (7 procent) meer dan op grond van de prognose voor 2006 werd verwacht, vooral door een toename van capaciteit en productie van de programma’s Jeugdhulp en Crisisinterventie. Meer informatie: www.spirit.nl
Amsterdam-Noord is het eerste Amsterdamse stadsdeel dat werkt met Triple P. Andere stadsdelen, zoals Slotervaart en Zuidoost, volgen later dit jaar. Met dit programma bieden de verschillende jeugdinstellingen één methodiek voor alle ouders.
c
’Privacywetgeving belemmert aanpak kindermishandeling niet’
uders ondersteunen bij het opvoeden van kinderen met (beginnende) gedrags- en emotionele problemen, dat is het pedagogisch uitgangspunt van Triple P (Positief Pedagogisch Programma), een opvoedingsmethodiek uit Australië. Triple P werkt met vijf basisprincipes: een veilige en stimulerende omgeving, leren door positieve ondersteuning, aansprekende discipline, realistische verwachtingen en goed voor jezelf zorgen als ouder. Amsterdam-Noord is het eerste stadsdeel dat werkt met dit opvoedprogramma. Maarten Vos, preventiewerker bij Mentrum, en Barbera Olthof, pedagogisch adviseur bij Kansweb, zijn enkele van de hulpverleners die de afgelopen maanden zijn getraind in de methodiek van Triple P.
Eye-opener
Privacywetgeving en het beroepsgeheim vormen geen belemmering om informatie uit te wisselen bij (vermoedens van) kindermishandeling. Dit schrijven het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP), de Inspectie Jeugdzorg en de Inspectie voor de Gezondheidszorg in een brief aan minister Rouvoet. Binnen de wet is veel ruimte om gegevens uit te wisselen tussen jeugdzorg en gezondheidszorg. De nadruk moet liggen op goed hulpverlenerschap. Vanuit dat oogpunt is het vanzelfsprekend om kindermishandeling te melden en in te grijpen als dat nodig is. Meer informatie: www.cpbweb.nl
c
Triple P is een gestructureerd programma dat bestaat uit vijf niveaus die elkaar logisch opvolgen en gaan van lichte naar steeds ernstiger problematiek. Het eerste niveau bestaat uit algemene informatie via de media, en daarna volgen advies bij alledaagse opvoedingsvragen, adviesgesprekken op een spreekuur of huisbezoek en intensieve individuele- of groepstraining om vaardigheden te leren die gedragsproblemen bij kinderen helpen verminderen. De verschillende jeugdinstellingen in Noord voeren elk een ander niveau van het programma uit. Olthof geeft bij Kansweb bijvoorbeeld voornamelijk pedagogisch advies (niveau 2 en 3). Belangrijk onderdeel daarvan vormt een DVD die ze uitdeelt en bespreekt met de ouders. ‘Daarop staan zowel goede als slechte voorbeelden over opvoeding. Voor veel ouders is dat een eyeopener, omdat ze zich in veel voorbeelden herkennen.’
4
WIM STEVENHAGEN
O
Voor veel ouders is zo’n advies voldoende, maar sommige ouders hebben meer nodig. Zij worden door Olthof doorverwezen voor meer intensieve begeleiding. Zoals naar de groepstrainingen en individuele consultatie van Maarten Vos bij Mentrum (niveau 4).
Schreeuwen De zelfredzaamheid van ouders vormt een belangrijk principe van Triple P. Olthof: ‘Hulpverleners zijn geneigd om het van ouders over te nemen. Deze methodiek daarentegen maakt juist gebruik van het probleemoplossend vermogen van ouders.’ Vos beaamt: ‘Het gaat uit van empowerment. Ouders moeten zelf doelen leren stellen, zelf kiezen waaraan ze willen werken. Dat kunnen concrete zaken zijn. Ik sprak vandaag een moeder van een gezin dat gewend is voortdurend naar elkaar te schreeuwen. Dat wil moeder niet meer. We hebben daarom afgesproken dat het gezin zich erin gaat oefenen om zachtjes te leren praten met elkaar en dat wij hen daarbij helpen.’
Jeugdzorg in de regio Amsterdam Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam is onder andere verantwoordelijk voor de intake van cliënten. Zij vormt als het ware ‘de voordeur’ voor de jeugdzorg en stelt vast welke hulp kinderen en jongeren en hun ouders nodig hebben. Als kan worden volstaan met kortdurende, relatief eenvoudige hulp, dan verleent Bureau Jeugdzorg deze zelf. Indien meer en/of intensievere hulp nodig is, dan zorgt Bureau Jeugdzorg dat de cliënt wordt geholpen met een zorgprogramma. Deze programma’s worden in de agglomeratie Amsterdam uitgevoerd door vijf instellingen voor Hulp op indicatie (HOI), ook wel zorgaanbieders genoemd: Altra, de Bascule, HVOQuerido, MOC ’t Kabouterhuis en Spirit. Deze bieden zowel ambulante hulp, daghulp als residentiële hulp. Ook is Bureau Jeugdzorg verantwoordelijk voor de indicatiestelling voor kinderen met psychiatrische problematiek. Dit kan onder andere met indicaties die leiden tot de inzet van Persoons Gebonden Budget (PGB). Kijk voor het volledige overzicht van het jeugdzorgaanbod in Stadsregio Amsterdam op www.jeugdhulpwijzer.nl
Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam Bureau Jeugzorg vormt de toegang tot een groot deel van de jeugdhulpverlening in de agglomeratie Amsterdam. Zij verleent hulp, indiceert, verwijst én begeleidt kinderen en jongeren (en hun ouders) zodanig, dat deze de juiste hulp krijgen. Zij werkt hiertoe samen met lokale voorzieningen en de gespecialiseerde jeugdhulpverlening. Ook begeleidt Bureau Jeugdzorg kinderen, jongeren en hun gezin bij de uitvoering van door de rechter opgelegde maatregelen binnen de (gezins-)voogdij en de jeugdreclassering. Bureau Jeugdzorg fungeert als meldpunt voor (vermoedens van) kindermishandeling. Bij al het handelen van Bureau Jeugdzorg staan de rechten van het kind centraal.
Jeugdhulpverlening Deze richt zich op cliënten die op vrijwillige basis met de jeugdzorg te maken krijgen. Daarnaast ondersteunt Bureau Jeugdzorg andere professionals, zodat cliënten geen gebruik hoeven te maken van de meer intensieve jeugdzorg. Naast het houden van dagelijks spreekuur, neemt BJAA deel aan de zorgstructuren van het basis-, voorgezet en speciaal onderwijs. Voor jonge kinderen wordt samengewerkt met de jeugdgezondheidszorg. BJAA is ook de toegangspoort voor de jeugd-ggz, hoewel de huisarts mag blijven verwijzen. In geval kinderen worden bedreigd, kan een zorgmelding bij BJAA
worden gedaan waarna volgens een procedure wordt gehandeld. Voor crisissituaties heeft BJAA een crisisteam dat binnen zeer korte tijd ter plaatse is. Als een client bij BJAA is aangemeld, wordt er een uitgebreide analyse gedaan om vast te stellen wat de kern is van de problematiek en wat voor hulp nodig is. Meestal is geïndiceerde hulp nodig. Wanneer relatief lichtere hulp volstaat, kan Bureau Jeugdzorg hulp- en adviesgesprekken voeren (max. 5). Wanneer de geïndiceerde hulp in gang is gezet, volgt en stuurt Bureau Jeugdzorg de hulp aan indien nodig. Het de taak van Bureau Jeugdzorg om de Raad voor de Kinderbescherming om een onderzoek te vragen als de ontwikkeling van een kind wordt bedreigd en/of ouders niet meewerken aan de hulpverlening. Vaak wordt dat voorafgegaan door de eerdergenoemde zorgmelding. Bureau Jeugzorg is daarmee ook de intake-poort van de Raad voor de Kinderbescherming
Gezinsvoogdij De gezinsvoogd ondersteunt een gezin als een kind door de situatie thuis niet meer goed en/of veilig kan opgroeien. Deze begeleiding start na een uitspraak van de kinderrechter. De gezinsvoogd geeft de ouder(s) bindende adviezen en ondersteunt bij de verzorging en opvoeding van het kind.
Voogdij In de Nederlandse wet staat dat iedereen die jonger is dan achttien jaar onder gezag moet staan. Als er geen ouder is die het gezag kan uitoefenen, dan kan in de agglomeratie Amsterdam de voogdij worden opgedragen aan Bureau Jeugdzorg. De voogdijwerker behartigt dan namens Bureau Jeugdzorg de belangen van de minderjarige en neemt de belangrijke beslissingen.
Jeugdreclassering Als een jongere in aanraking komt met de politie en er een proces-verbaal wordt opgemaakt, dan kan – na een beslissing van een bevoegde justitiële instelling – de jeugdreclassering worden ingeschakeld om herhaling te voorkomen. De jeugdreclasseringwerker betrekt de situatie op het werk of school, de vrijetijdsbesteding, vriendenkring en de thuissituatie bij de begeleiding, en zal de jongere intensief motiveren en controleren.
Opvoedondersteuning Bureau Jeugdzorg biedt ouders en professionals ondersteuning bij vragen over opgroeien en opvoeden. Hiertoe verzorgt Bureau Jeugdzorg trainingen en kan men terecht bij diverse Opvoedwinkels.
Onderwijshulpverlening Op alle scholen voor voortgezet onderwijs is een onderwijshulpverlener werkzaam. Deze biedt schoolfunctionarissen advies en consult. In overleg met de school worden indicaties opgesteld en worden hulpen adviesgesprekken geboden. Voor een overzicht van het totale aanbod van Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam: www.bjaa.nl.
AANMELDING
TOEGANG EN INDICATIE
Scholen
Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam
Politie
• Jeugdhulpverlening
Maatschappelijk werk
• Jeugdbescherming • Jeugdreclassering
Altra biedt hulp aan kinderen en jongeren die zijn vastgelopen of dreigen vast te lopen in hun ontwikkeling en aan
Altra MOC ‘t Kabouterhuis Spirit
• Advies- en Meldpunt
Kinderopvang
Kindermishandeling
overigen
HVO-Querido De Bascule
Artsen
Raad voor de Kinderbescherming
ouders die steun nodig hebben bij de opvoeding. Ook scholen kunnen een beroep doen op Altra bij de begeleiding van hun leerlingen.
Hulp op maat Altra biedt hulp op maat. Dat betekent dat er een groot aantal programma’s wordt geboden, afgestemd op de de specifieke behoeften en vragen. Zo biedt Altra crisisopvang voor heel jonge kinderen die niet meer thuis kunnen wonen, crisishulp voor gezinnen die in acute problemen zijn gekomen en een reeks hulpprogramma’s voor kinderen en jongeren in alle leeftijdscategorieën. Aanstaande tienermoeders krijgen hulp bij de opvoeding van hun kind en worden geholpen op weg naar zelfstandigheid. De programma’s verschillen in duur en intensiteit. De meeste hulp is ambulant, dat wil zeggen dat de kinderen een of meerder keren in de week naar een van de locaties van Altra komen. Soms ook wordt de hulp thuis geboden. De hulp aan jonge moeders en de crisishulp voor jonge kinderen is residentieel: de moeders en kinderen wonen dag en nacht in een van de opvang- of leefgroepen van Altra.
Hulp op school Steeds meer hulpverlening vindt tegenwoordig op of vanuit de scholen plaats. Een bekend voorbeeld is het schoolmaatschappelijk werk dat voorziet in kortdurende hulp aan ouders van leerlingen met wie het op de basisschool niet goed gaat. Leerkrachten kunnen advies krijgen hoe ze het beste kunnen omgaan met het gedrag van de kinderen. Een ander voorbeeld is de Ouder-Kindtraining, bedoeld voor kinderen met gedragsproblemen en voor ouders die onvoldoende in staat zijn tot opvoeden. Het programma heeft een preventief karakter en vindt deels op school, deels bij de ouders thuis plaats. Voor het voortgezet onderwijs is er onder andere het Switchproject ontwikkeld. Het project is bedoeld voor leerlingen die zonder extra hulp en begeleiding een grote kans lopen vroegtijdig de school te verlaten.
Speciaal onderwijs
Altra
ZORGAANBOD
Altra helpt scholen en leerkrachten, maar geeft zelf ook onderwijs. Op het Altra College wordt les gegeven aan jongeren die zich door gedragsproblemen niet kunnen handhaven binnen het reguliere
5
Overigen
voortgezet onderwijs. Ze krijgen hier een nieuwe kans, zodat ze terug kunnen naar de school die het beste past bij hun mogelijkheden. De leerlingen die aan werken toe zijn, proberen we door middel van stages voor te bereiden op een baan. Het Altra College telt veertien afdelingen verspreid over Amsterdam, Zaanstreek en Waterland. Voor meer informatie: 020 – 555 8 333
De Bascule De Bascule is een academisch centrum voor kinder- en jeugdpsychiatrie waar kinderen, jongeren én hun ouders terecht kunnen als er sprake (of een vermoeden) is van kinder- en jeugdpsychiatrische problematiek. De Bascule onderzoekt, behandelt en begeleidt zowel kinderen, jongeren als gezinnen. Daarnaast biedt de Bascule ook consultaties aan andere hulpverleners. De Bascule biedt hulp vanuit verschillende locaties in de regio Amsterdam en de Gooi en Vechtstreek. De hulp wordt geboden in de vorm van poliklinische behandeling, dagbehandeling of dag-en-nachtbehandeling. Bij de invulling van de behandelingen wordt onder andere gebruik gemaakt van methodieken waarvan de werking wetenschappelijk is bewezen. De Bascule werkt nauw samen met de Vrije Universiteit en het AMC/Universiteit van Amsterdam. Het hulpaanbod van de Bascule is verdeeld in clusters.
Cluster kinderen Met de zorglijnen: • emotionele stoornissen • gedragsstoornissen • autistisch spectrum stoornissen • kinderpsychiatrische leerlingondersteuning
Cluster jeugd Met de zorglijnen: • emotionele stoornissen • gedragsstoornissen • autistisch spectrum stoornissen en psychosen • mandometercentrum (behandeling van eetstoornisssen)
Cluster forensische jeugdpsychiatrie Biedt hulp aan jongeren die met justitie in aanraking zijn gekomen (of dreigen te komen) en bij wie er sprake is van psychiatrische problematiek.
REC BovenAmstel
Jeugdzorg in de regio Amsterdam Cluster psychiatrie voor kinderen en jeugdigen met een verstandelijke beperking Biedt hulp aan verstandelijk gehandicapte kinderen en jongeren met een (vermoeden) van psychiatrische problematiek.
Cluster gezinnen Biedt hulp aan gezinnen en pleeggezinnen. Het cluster beschikt tevens over een consult- en adviesfunctie voor andere instellingen binnen de jeugdzorg en jeugd-ggz evenals voor vragen op het gebied van pleegzorg en adoptie. Het cluster bestaat uit de zorglijnen psychiatrische gezinsbehandeling en therapeutische pleegzorg.
Cluster scholen voor speciaal onderwijs De Pionier en de Professor Waterinkschool integreren onderwijs en begeleiding van kinderen die bij de Bascule in behandeling zijn.
Ambulante gezinsbehandeling Voor gezinnen met kinderen tot acht jaar waarbij de kinderen gewoon naar school of de kinderopvang gaan. De behandeling vindt plaats in de thuissituatie eventueel in combinatie met advies aan andere opvoeders in de school-of opvangsituatie van het kind. Praktisch pedagogische gezinsbegeleiding (PPG), richt zich op gezinnen met kind(eren) met een ontwikkelingsachterstand of een lichtverstandelijke handicap in de thuissituatie. (PPG is tevens beschikbaar voor gezinnen waar een of beide ouders moeilijk lerend zijn.)
Okido Begeleiding op het kinderdagverblijf, de peuterspeelzaal of voorschool van het kind. Een medewerker van MOC ’t Kabouterhuis komt naar de opvang toe om begeleiding te bieden aan de leidsters van het kind.
Diagnostiek Cluster speciaal onderwijs en zorg Onderzoekt en begeleidt kinderen met leer- en opvoedingsproblemen. Verricht tevens onderzoek en ontwikkelt nieuwe werkwijzen voor het speciaal en regulier onderwijs.
Regionaal Centrum voor Kinder- en Jeugdpsychiatrie (RCKJP) Gooi en Vechtstreek Voor kinder- en jeugdpsychiatrische diagnostiek en behandeling in de Gooi en Vechtstreek (in samenwerking met de Symfora groep).
Orthopsychiatrische residentiele voorziening Amsterdam Langdurige hulp en opvang voor kinderen en jongeren met gedragsproblemen of psychiatrische problematiek (in samenwerking met Spirit). Voor meer informatie: www.debascule.com of het Centraal Aanmeld- en informatiepunt: 020 – 890 19 01.
Medisch Orthopedagogisch Centrum ’t Kabouterhuis MOC ’t Kabouterhuis biedt hulp aan jonge kinderen tot acht jaar met ernstige gedragsproblemen of complexe ontwikkelingsproblematiek en hun ouders. Ze biedt multidisciplinair onderzoek en behandeling van het kind en begeleiding van het gezin. Uitgangspunt daarbij is: Samen met ouders zorgen voor een optimale ontwikkeling van het kind.
Dagbehandeling voor kinderen Van anderhalf tot zeven jaar. Voltijd of deeltijd in combinatie met intern onderwijs en begeleiding van het gezin. Er zijn speciale groepen voor jonge kwetsbare kinderen tot vier jaar, die zowel lichamelijk als sociaalemotioneel extra kwetsbaar zijn. Ook is er een speciale groep voor kinderen die een stoornis in het autistisch spectrum hebben. Binnen de dagbehandelinggroepen bestaat de mogelijkheid voor een observatieplaatsing van drie tot zes maanden
• via een consultatieplaatsing, een observatieplaatsing van zes weken op een van de dagbehandelinggroepen inclusief onderzoek. • via de uitzoekmodule, observatie (thuis/ op school of in de opvang) en onderzoek binnen zes weken. • via VTO- coördinatie (vroegtijdige onderkenning ontwikkelingsproblemen bij kinderen t/m vier jaar) VTO-coördinatie kan onderzoeken aanvragen bij ’t Kabouterhuis. Voor meer informatie: 020 – 644 53 51 of www.kabouterhuis.nl
Spirit
Indicatie
Spirit helpt opvoeders en jeugdigen met oplossen van problemen bij opvoeden en opgroeien. De meeste hulp biedt Spirit in elke regio van Amsterdam en omstreken. Naast dit hierna beschreven basisaanbod, biedt zij diverse andere hulpvormen. Het basisaanbod bestaat uit:
Ambulante spoedhulp met kleinschalige acute opvang Als er acuut hulp nodig is, geeft een hulpverlener intensieve hulp bij het gezin thuis. Zonodig vindt daarnaast direct opvang plaats van een jeugdige voor een paar nachten in een huis voor Kleinschalige Acute Opvang of in een pleeggezin.
Hulp van de regionaal ambulante teams Bij deze intensieve, ambulante hulpverlening zoekt Spirit met de jeugdige en de gezinsleden uit, wat er voor hem of haar nodig is om de problemen die er zijn op te lossen door middel van verschillende methodieken, praktische ondersteuning en advies.
Crisissituatie Pleegzorg Voor een jeugdige die tijdelijk niet in zijn of haar eigen gezin kan wonen, maar voor wie opvang in een gezinssituatie wel het beste zou zijn, zoekt Spirit een passend pleeggezin in het sociale netwerk van het gezin en anders in haar pleeggezinnenbestand.
Beter met Thuis
HVO-Querido HVO-Querido biedt opvang, woonbegeleiding en dagactiviteiten aan Amsterdammers die dat nodig hebben: dak- en thuislozen, vrouwen en gezinnen in nood en mensen met psychiatrische problemen. Jong en oud, mannen en vrouwen. Voor jeugdigen biedt HVOQuerido twee programma’s.
Beter met Thuis biedt ambulante hulp en hulp met verblijf, bij de opvoeding van kinderen van zes tot en met vijftien jaar die tijdelijk niet, continue, thuis kunnen wonen. Aan deze hulp is vaak al andere hulp vooraf gegaan en is het noodzakelijk gebleken dat het kind tijdelijk ergens anders verblijft. Samen met de ouders of andere opvoeders, werkt Spirit aan de terugkeer naar huis of anders naar een andere gezinssituatie.
Wonen kun je leren De HVO-Querido afdeling BWA leert jeugdigen van 16 tot 23 jaar zelfstandig wonen in een reguliere woning. Op eigen benen staan vereist praktische vaardigheden als verantwoord omgaan met geld en goed, jezelf en de omgeving. Leren wonen kan zowel individueel als in een groep.
Alexandria HVO-Querido biedt in Alexandria opvang en begeleiding aan 25 jonge vrouwen tussen de 18 en 23 jaar: dak- en thuislozen, zwangere vrouwen en jonge moeders. De hulp bestaat uit een combinatie van wonen en begeleiding. In Alexandria leren de vrouwen zelfstandig wonen. Voor meer informatie 020 - 462 00 50 of www.hvoquerido.nl.
Voor toelating tot het onderwijs van het de scholen van het REC BovenAmstel of voor toelating tot de ambulante begeleiding van het REC BovenAmstel (de rugzak) is een indicatie nodig: een cluster 4 indicatie. Cluster 4 staat voor speciaal onderwijs voor leerlingen met ernstige gedragsproblemen en/of psychiatrische stoornissen. Voor een cluster 4 indicatie moet worden aangetoond dat een leerling een ernstige onderwijshindernis ondervindt, dat het zorgsysteem van de school en externe hulpverlening niet voldoende is en dat er sprake is van een gediagnosticeerd gedragsprobleem en/of psychiatrische stoornis. Voor een rugzak moet worden aangemeld (formeel door de ouders) bij het centraal loket van het REC BovenAmstel bij de Bascule met gebruikmaking van het aanmeldingsformulier, dat van de website is af te halen: www.recbovenamstel.nl Voor aanmelding gericht op een schoolplaatsing vindt aanmelding rechtstreeks bij de school dan wel schoolafdeling plaats.
16+ 16+ helpt opvoeders en jongeren van zestien en zeventien jaar samen problemen op het gebied van opgroeien en opvoeden aan te pakken. De hulp wordt thuis in het gezin gegeven. De jongere kan tijdelijk in een woonruimte van Spirit verblijven. De hulp richt zich op terugkeer naar huis. Als terugkeer niet meer kan, dan wordt naar een andere oplossing gezocht, bij voorkeur bij familie of vrienden.
Echt-recht Conferentie Wanneer jeugdigen verantwoordelijkheid willen nemen voor een ‘wandaad’ die zij hebben gepleegd, kan een ‘Echt-recht Conferentie’ worden georganiseerd. Hier kunnen de dader, het slachtoffer zijn of haar familie en vrienden de gebeurtenis bespreken en een plan maken hoe de aangerichte schade enigszins hersteld kan worden. Voor meer informatie: www.spirit.nl of 020 – 5 400 500
6
Naast plaatsing met een indicatie is in crisissituaties onder bepaalde voorwaarden directe tijdelijke plaatsing in een cluster 4 school mogelijk. Dit kan in een Transferium of op een Op De Rails plaats. Plaatsing gaat uitsluitend via de samenwerkingsverbanden voor primair of voortgezet onderwijs, waarmee het REC BovenAmstel daarover afspraken heeft of via een leerplichtambtenaar (bij thuiszitters).
Aangesloten scholen E.J. van Detschool IJsbaanpad 7 - 1076 CV Amsterdam t: 020 - 676 98 49 em:
[email protected] De Pionier Rijkstraatweg 145 - 1115 AP Duivendrecht t: 020 - 698 21 31 em:
[email protected] Professor Waterinkschool Moreelsestraat 19 - 1071 BJ Amsterdam t: 020 - 679 86 27 em:
[email protected] Bets Frijlingschool Tafelbergweg 25 - 1105 BC Amsterdam t: 020 - 566 21 48 em:
[email protected] A.H. Gerhardschool Valentijnkade 62 - 1095 JL Amsterdam t: 020 - 665 18 11 em:
[email protected] Mr. G.T.J. de Jonghschool Terpstraat 36 - 1069 TV Amsterdam t: 020 - 410 07 40 em:
[email protected] De Kleine Prins Orteliusstraat 28 - 1057 BB Amsterdam t: 020 - 683 80 09 em:
[email protected] Altra College Plantage Middenlaan 33 - 1018 DB Amsterdam t: 020 - 555 83 33 em:
[email protected] De Wetering Gaasterlandstraat 7 - 1079 RH Amsterdam t: 020 - 644 22 32/644 02 69 em:
[email protected]
VEILIGHEID c
Recht op aandacht en liefde
SAKE RIJPKEMA
Elk kind heeft het recht om op te groeien in een veilige situatie. Daar richt de jeugdzorg zich op. Kinderen horen aandacht en liefde te krijgen. Dat is de reden waarom de jeugdzorg ingrijpt wanneer ouders een kind verwaarlozen en mishandelen. Dat klinkt alleen makkelijker dan het is, want het is niet altijd even makkelijk te beoordelen wat zich precies binnenshuis afspeelt. En wat is veiligheid precies? Wanneer grijpt de jeugdzorg in? Wanneer is de situatie thuis weer zodanig dat het kind thuis veilig is, dat de ouders het de aandacht en liefde kunnen geven waar het recht op heeft?
Francine Lamers-Winkelman: ‘Hoe eerder wordt ingegrepen, hoe beter.’
DOOR: MARNIX DE BRUYNE
Veiligheid is meer dan voorkomen mishandeling Onnodig veel kinderen in Nederland leven in een onveilige situatie. Hulpverleners en de opleidingen kunnen daar wat aan doen, zegt Francine Lamers-Winkelman, coördinator van het Kinder- en Jeugdtrauma Centrum in Haarlem en verbonden aan de afdeling Orthopedagogiek van de Vrije Universiteit. ‘Kindermishandeling is in Nederland nog altijd een taboe.’
‘H
eb je gezien hoe snel het al weer uit het nieuws is?’ Zonder bitterheid praat Francine Lamers op de Vrije Unversiteit over het door haar geleide onderzoek, waarvan de resultaten eind april werden gepresenteerd. Bijna 20 procent van alle jongeren, 160.000 in heel Nederland, worden jaarlijks slachtoffer van kindermishandeling - volgens de definitie uit de Wet op de Jeugdzorg - bleek uit dit onderzoek. De cijfers zijn zeker twee keer zo hoog als waarvan steeds was uitgegaan. Maar dat de aandacht ervoor zo snel wegebde, verbaas-
de haar niet. ‘Kindermishandeling is in Nederland nog altijd een taboe. Dat komt hier toch nauwelijks voor, is de gedachte. Het wordt weggestopt. Maar omdat in de VS niet zo’n taboe heerst, kon daar wel een meldplicht worden ingevoerd: iedereen die er met kinderen in aanraking komt - jeugdartsen, tandartsen, leraren - is verplicht elk vermoeden te melden. Zoiets zou in Nederland ook moeten.’
Taboe Hetzelfde taboe is volgens Lamers een verklaring dat opleidingen te weinig aandacht besteden aan het herkennen van kindermishandeling. ‘Het moet in je lijf zitten, je moet weten dat een bepaalde blauwe plek niet door buitenspelen komt, maar door mishandeling. Dat is goed te leren, maar niet op een achternamiddag. Opleidingen moeten daar structureel meer aan doen. Neem ADHD. Studenten leren op de basisopleiding wat de symptomen zijn. Maar ze leren niet dat kinderen die seksueel misbruikt zijn vaak ADHD-gedrag gaan vertonen. Je moet bij ADHD dus altijd doorvragen, kijken of er meer aan de hand is.’
7
Veiligheid is meer dan zorgen dat een kind niet wordt mishandeld. Lamers: ‘Er is sprake van een onveilige situatie als thuis asbakken vol peuken staan, wat bij inslikken tot maagproblemen kan leiden; als pa en ma aan de drugs zijn en niet op de kleintjes passen; als kinderen zonder begeleiding op straat spelen, die te jong zijn om op het verkeer te kunnen letten. Maar ook als een van de ouders voortdurend depressief is en alleen aan zichzelf toekomt. Door de emotionele verwaarlozing waartoe dat leidt, krijgen die kinderen later ook vaak psychische problemen.’ Hoe eerder wordt ingegrepen, hoe beter. Hulpverleners zijn echter vaak huiverig om in te grijpen. Enig begrip heeft Lamers wel. ‘Kindermishandeling zit op de grens tussen justitie en hulpverlening. Elke zaak is twee keer zo veel werk als gewone hulpverlening. Daarnaast zijn hulpverleners bang voor juridische procedures. Mishandelende ouders zijn vaak snel aangebrand en uitermate agressief. Ze dreigen met hun advocaten, wat weer leidt tot procedure bij het tuchtcollege. Dat kost allemaal veel te veel tijd en geld.’ Toch mag dat geen excuus zijn voor te laat ingrijpen, vindt Lamers. Vandaar dat ze lovend is over de Kindspoor-projecten, zoals Den Haag begin 2004 invoerde. ‘Zodra de politie in actie komt bij huiselijk geweld, melden de agenten aan jeugdzorg of er kinderen in het gezin zijn. Binnen vijf dagen gaat een speciaal daartoe opgeleide orthopedagoog met de kinderen praten. Ze kijken gelijk of er voldoende speelgoed in huis is, of het armoedig is of een zootje. Vervolgens wordt binnen twee weken beslist wat er moet gebeuren voor de kinderen.’
VEILIGHEID D O O R : TA M A R A F R A N K E
Een vermoeden van mishandeling en dan? In 2006 steeg het aantal meldingen van kindermishandeling bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) wederom met 10 procent ten opzichte van het jaar daarvoor. Maar wat gebeurt er met de ruim 3000 telefoontjes die er per jaar binnen komen? uim 3000 meldingen per jaar is zeker veel en het neemt alleen maar toe’, zegt Judith Paleari, bureaudienst medewerkster van het AMK. ‘In 2005 is er in Amsterdam door een aantal instellingen het Protocol Kindermishandeling ontwikkeld. Dit is inmiddels algemeen bekend bij organisaties in Amsterdam die met kinderen werken, zoals scholen en consultatiebureaus. Het protocol helpt hen bij het signaleren en melden van kindermishandeling. In het Protocol staat een routekaart die aangeeft welke acties je moet ondernemen bij een vermoeden van kindermishandeling.’ ‘Wij onderscheiden drie soorten acties: adviezen, consulten en onderzoeken. Een advies is een eenmalig telefonisch contact met het AMK. Iemand belt met het AMK omdat hij of zij vermoedt dat een kind wordt mishandeld. Tijdens dit adviesgesprek maken we samen een inschatting van de zorg over het kind. En bespreken we wat de mogelijke vervolgstappen zouden kunnen zijn. Als er meer telefonisch contact nodig is, dan betreft het een consult. Bijvoorbeeld een professional die graag wil overleggen voordat hij of zij een gesprek met de ouders heeft, of feedback wil over de te nemen stappen na een gesprek met de ouders.’
Het AMK probeert, indien nodig, passende hulp voor ouder en kind te organiseren.
Passende hulp ‘In situaties waarin de beller zelf niet de juiste hulp kan bieden, maar wel om ingrijpen vraagt, wordt er een melding gedaan bij het AMK. Vanaf dat moment ligt de verantwoordelijkheid voor de zorg bij het AMK. Het AMK start dan een onderzoek door in gesprek te gaan met de ouders en beroepsmatig betrokkenen te vragen of zij de zorgpunten herkennen. Het AMK probeert dan, indien nodig, passende hulp voor ouder en kind te organiseren. Als de situatie voor het kind levensbedreigend is of als de ouders geen hulp willen accepteren, dan draagt het
AMK het onderzoek over aan de Raad voor de Kinderbescherming, zodat hulp kan worden afgedwongen. Bij een melding vindt er in principe altijd terugkoppeling met de melder plaats. Particulieren mogen anoniem melden, dat betekent dat zij niet bekend worden gemaakt bij de ouders en het kind. Maar professionals melden in principe altijd open, uitzonderingen daargelaten. Ons doel is altijd om de situatie voor het kind zo snel mogelijk te verbeteren.’ Meer informatie: www.bjaa.nl
Training ‘Samenwerken voor veiligheid’ D
it voorjaar kreeg het inhoudelijk middenkader van Spirit, Altra, MOC ’t Kabouterhuis, de Bascule (cluster gezinsbehandeling), HVO Querido en Bureau Jeugdzorg een gezamenlijke training. De training besloeg twee dagen en moest de kennis, houding en vaardigheden over kindermishandeling vergroten en
ervoor zorgen dat de deelnemers hun medewerkers hierin kunnen coachen. Tevens was het doel om de samenwerking in de keten te versterken. Daarom zijn de trainingen in acht regio’s gegeven. Zo gingen medewerkers van verschillende instellingen, maar werkzaam in de zelfde regio, met
elkaar aan de slag. In dit trainingstraject zijn ook vier trainers vanuit de deelnemende instellingen opgeleid. Zij zullen de komende jaren de training verzorgen voor nieuwe medewerkers en dragen bij aan borging binnen de instellingen.
DOOR: SUZAN HILHORST
Dilemma’s bij vermoedens Een hulpverlener die vermoedt dat een kind wordt mishandeld, heeft niet alleen met het kind te maken, maar ook met de ouders. Als de mishandeling wordt gemeld, hangt het vertrouwen van de ouders aan een zijden draad. Dan is het de kunst namens het kind te blijven handelen, zónder dat die draad knapt.
I
n het spoeddebat over kindermishandeling liet minister Rouvoet van Jeugd en Gezin weten er niets voor te voelen huisartsen te verplichten kindermishandeling te melden. Volgens de minister zou een dergelijke meldplicht er juist toe leiden dat ouders hun kinderen niet meer naar de dokter sturen. Marian Sanders, kinderarts van het Lucas Andreas Ziekenhuis, gelooft dat een kinderarts juist veel kan bereiken door de ouders bij het onderzoek te betrekken: ‘Een jong kind onderzoek ik meestal waar de ouders bij zijn. Als ik vermoed dat het niet goed gaat
met een kind, dan bespreek ik dat direct.’ En die aanpak gaat volgens Sanders niet ten koste van het vertrouwen van de ouders: ‘Soms blijkt dat de problemen best te overzien zijn, dan zijn de ouders bijvoorbeeld al gebaat bij schuldhulpverlening. Vaak zijn ze opgelucht dat iemand er over begint, zodat ze iets aan de situatie kunnen doen. De meeste ouders willen nog altijd het beste voor hun kind.’
Voorzichtig Renée Neuteboom, directeur kinderopvang Combiwel: ‘Bij vermoedens zijn we voorzichtig. Een beschuldiging in die richting weegt zwaar, liever verwijzen we de ouders eerst naar de verschillende vormen van hulp. Sommige ouders vinden dat prettig, sommige niet. Het is altijd zoeken naar de juiste vorm.’ Blijft het vermoeden bestaan, dan grijpt Combiwel in: ‘Het gebeurt zelden, maar we hebben wel eens een melding gedaan. En ook al nam de moeder het ons achteraf kwalijk, het was op dat moment de juiste keuze.’ Vanwege de wet op de
8
privacy mogen medewerkers van Combiwel niet met, bijvoorbeeld, een leraar over een kind praten: Neuteboom: ‘Dat maakt het wel extra moeilijk.’
Lastig Ook voor huisartsen is het soms lastig. Sanders: ‘Een huisarts is de vertrouwenspersoon voor het hele gezin.’ Heel af en toe belt een huisarts naar de kinderarts om een verwijsbrief toe te lichten: ‘Als iemand bijvoorbeeld denkt bepaalde signalen te hebben opgevangen, maar het niet zeker weet. In dat geval behoudt de arts het vertrouwen van de ouders, maar gebeurt er wel iets met de vermoedens.’ Wat een huisarts volgens Sanders in ieder geval niet moet doen, is zelf gaan praten met een kind. Bijvoorbeeld om eerst helemaal zeker te zijn. ‘Dan kan er een hoop misgaan’, vertelt Sanders. Ze noemt een voorbeeld: ‘Iemand die niet gespecialiseerd is op dit gebied, kan een kind dingen in de mond leggen door insinuerende vragen te stellen. Daar schiet niemand iets mee op.’
HERMAN WOUTERS/HH
‘R
VEILIGHEID DOOR: CORINA DE FEIJTER
Iedereen krijgt hulp bij huisverbod Het preventief huisverbod is een nieuwe maatregel om huiselijk geweld in een vroeg stadium te voorkomen en te bestrijden. Naar verwachting wordt de wet in 2008 van kracht. Amsterdam-Noord doet mee aan een landelijke proef om deze maatregel in praktijk te testen.
(ASHG). Bij een crisis gaat het Crisisteam van Bureau Jeugdzorg erop af. Een medewerkster van het ASHG bezoekt de volgende dag de partner en/of kinderen om te bespreken of ze hulp willen en wat mogelijk is. Als er kinderen zijn schakelt ze het Vangnet Jeugd in. Het streven is het gezin gezamenlijk te bezoeken. De samenwerkende hulpverleningsinstellingen organiseren een
casusoverleg en stellen binnen tien dagen een hulpverleningsplan op. De Waag biedt de dader een agressietraining aan. Bij meldingen die niet leiden tot een huisverbod, kijkt de politie met Vangnet & Advies welke hulp geregeld moet worden. In de praktijk betekent dat vaak dat de partner en/of kinderen het huis verlaten.
I
ARIE KIEVIT/HH
n 2005 bedroeg het aantal meldingen van huiselijk geweld bij de Amsterdamse politie 7200. In de eerste drie maanden van dit jaar kreeg de politie een zelfde aantal van 7200 meldingen. De stijging komt mede door de toenemende aandacht voor huiselijk geweld. Begin maart startte de proef met het preventief huisverbod. ‘We geven met het huisverbod een signaal af dat we huiselijk geweld niet tolereren. We leggen nu min of meer ‘verplicht’ hulp op die mensen dwingt om daar iets positiefs mee te doen. Vaak willen ze zelf ook dat het huiselijk geweld stopt’, zegt projectleider Saskia Luitjes. De proef loopt tot 1 november. ‘Tot die tijd kunnen er honderd huisverboden worden opgelegd. Dat aantal hebben we afgesproken, omdat het past bij de uitvoeringscapaciteit van de deelnemende hulpverleningsinstanties. Inmiddels zijn er zes huisverboden opgelegd.’ Hoe werkt een huisverbod? ‘Bij een melding beoordeelt de politie, samen met een medewerker van Vangnet & Advies van de GGD, de situatie ter plekke. Is er sprake van een strafbaar feit, dan wordt de dader aangehouden en is er van een huisverbod geen sprake. Is dat niet het geval, dan schat de politie in of een huisverbod kan worden opgelegd. De hulpofficier van justitie beoordeelt vervolgens aan de hand van een risico-taxatieformulier hoe groot de kans is dat de dader opnieuw geweld gaat gebruiken. Daar rolt een bepaalde score uit en die bepaalt of het huisverbod wordt opgelegd of niet.’ De dader wordt verzocht vrijwillig het huis te verlaten. Hij mag tien dagen niet thuis komen. Hij moet zijn huissleutels inleveren en er worden praktische afspraken gemaakt. Kan de dader niet ergens anders verblijven, dan regelt HVO Querido tijdelijke huisvesting.
Hulpverleningsplan Het huisverbod wordt direct doorgegeven aan het speciaal opgerichte Advies- en Steunpunt Huiselijk Geweld
Een vrouw kijkt door het raam in een Blijf van mijn Lijfhuis. Op de vlucht voor haar ex-man vanwege huiselijk geweld.
DOOR: EVELIEN HOEKSTRA
Jonge kinderen in half jaar helpen Het Rijtuigenhof in Amsterdam vangt kinderen op die weggehaald zijn uit extreem onveilige thuissituaties. De politie heeft ze gebracht, de Raad van de Kinderbescherming en Bureau Jeugdzorg vond dat er geen uitstel meer mogelijk was. De crisisopvang biedt een oplossing voor kinderen van nul tot zes jaar. Hier kunnen ze tijdelijk terecht, maar hier kunnen ze niet blijven.
V
oor een kind is een veilige omgeving met een vaste verzorger van levensbelang. Het maakt het mogelijk om je te hechten en creëert een gevoel van geborgenheid. Een deel van de kinderen dat uit huis wordt geplaatst, wordt direct opgenomen in een pleeggezin, waar inderdaad deze voorwaarden worden geschapen. Maar een ander gedeelte wordt, afhankelijk van de problematiek, eerst opgevangen op de crisisopvang. En hier kan die situatie niet gecreëerd worden, door de wisseling van groepsleiders en de samenstelling van de groep.
Om dit probleem te ondervangen werd in oktober 2006 het convenant ‘Jonge kinderen groeien op in gezinsverband’ ondertekend door Altra, de Bascule, Spirit en Bureau Jeugdzorg Amsterdam. Hierin staat dat een kind niet langer dan een half jaar op de crisisopvang verblijft. Voor kinderen in de leeftijd van nul tot twee jaar geldt zelfs een duur van vier tot zes weken als maximum. ‘In het verleden woonden kinderen soms maandenlang of in sommige gevallen zelfs meer dan een jaar op de crisisopvang,’ vertelt Jolanda Vader, waarnemend hoofd van het Rijtuigenhof. ‘Het begon te lijken op een verblijfsgroep, dat is niet goed voor het kind, daar is iedereen het over eens. Met de ondertekening van het convenant maken we daar een einde aan.’
Pleeggezin Zo snel mogelijk naar een pleeggezin, is het adagium. De administratieve rompslomp moet worden verminderd zodat een kind makkelijker en sneller doorgeplaatst kan worden van het Rijtuigenhof naar een pleeggezin. Dit kan alleen niet altijd. Krijgt het kind
9
borstvoeding of is er sprake van geweld in het netwerk van een kind, dan kan het niet naar een pleeggezin vanwege de veiligheid van het pleeggezin. Bovendien staan de plaatsers vaak voor een dilemma omdat het vooraf niet altijd is vast te stellen hoe lang en dus waar een kind opgevangen moet worden. Want de oplossingen zijn in veel gevallen niet eenduidig. Voor de vier samenwerkende organisaties betekent het convenant dat ze goed op elkaar moeten afstemmen waar een kind naar toe kan als het naar de crisisopvang is gebracht. Vader: ‘We hebben een omslag gemaakt in ons denken en gaan nu veel meer uit van het kind. Natuurlijk kan een ouder haar of zijn kind minder vaak bezoeken als het in een pleeggezin woont en is het soms ingewikkelder om het vervolgtraject te onderzoeken, maar voor het kind is het beter. Dat staat voorop. Te vaak zijn partijen die moesten beslissen over de toekomst van en kind er niet uitgekomen, dat is nu verleden tijd. Het mag geen reden zijn om het kind hier te houden op het Rijtuigenhof en een gevoel van geborgenheid te onthouden.’
DOOR: MARTIN GERRITSEN
Annemieke Ter Steege:
‘Vertrouwen is de basis’ De veiligheid heeft natuurlijk topprioriteit in ‘De Verhulst’, de meisjesafdeling van Spirit. Dat vertelt Annemieke Ter Steege, gezinsgroepwerker of pedagogisch medewerker met ambulante taken, zoals het tegenwoordig heet.
‘I
k werk hier voor een deel met de meisjes in ‘De Verhulst’ en deels met het gezin waaruit de meisjes komen.’ Zo verklaart Annemieke haar lange functienaam. ‘Wij bieden hulp - fulltime, deeltijd en ambulant – aan meisjes van middelbare schoolleeftijd tot achttien jaar, maar de meeste meisjes die we begeleiden zijn vijftien, zestien jaar. Ze zitten hier omdat ze meisjesspecifieke problemen hebben of uit veiligheidsoverwegingen. Veiligheid is een breed begrip, maar het kan bijvoorbeeld zijn dat ze een risicovolle relatie hebben, seksueel zijn misbruikt of om andere redenen begeleiding van ‘De Verhulst’ nodig hebben.’
Heikel punt Het gevoel van veiligheid is dan ook een heikel punt in ‘De Verhulst’. Annemieke: ‘We proberen de meiden hier een gevoel van veiligheid te bieden, bijvoorbeeld doordat hier 24 uur per dag iemand van de groepsleiding aanwezig is bij wie ze terecht kunnen. We hanteren verder een duidelijke dagstructuur en houden de sfeer op de groep goed in de gaten. Zo proberen we escalaties tussen de meisjes te voorkomen of te reguleren. Meisjes moeten zich op hun gemak voelen om goed met hun eigen hulpverleningsdoelen aan de slag te kunnen gaan. Vertrouwen in de begeleiding is daarbij een basis.’ ‘De Verhulst’ werkt nauw samen met ouders, familie en netwerk van de meisjes, bijvoorbeeld door duidelijke afspraken te maken over bezoek dat het meisje mag ontvangen en wat zij buiten ‘De Verhulst’ doet. Soms is er sprake van onveiligheid in het gezin of het netwerk van de meisjes, zoals seksueel misbruik, eergerelateerd geweld of loverboys. Dan maakt ‘De Verhulst’ specifieke afspraken over contacten met anderen en komt er een ‘op maat gemaakt’ veiligheidsplan voor het meisje. ‘We overleggen bijvoorbeeld met de school om ervoor te zorgen dat de ouders en het meisje elkaar (tijdelijk) niet treffen’, vertelt Annemieke.
T E K S T: M A R T I N G E R R I T S E N
Camera
Hassiba (15), cliënt van De Verhulst, dagopvang van Spirit
c
‘Je staat er niet alleen voor’ ‘Ik doe nu vmbo-verzorging. Niet omdat ik dat leuk vind, maar het is gewoon een makkelijke opleiding. Het liefst zou ik de theateracademie doen, want acteren heb ik altijd leuk gevonden. Dat is echt iets waarin je jezelf kunt uitleven en waarin je iets van jezelf kunt laten zien. ‘Ik zit nu in het derde jaar van de opleiding, maar afgelopen tijd ging het een beetje moeilijk. Ik ben namelijk in december van huis gegaan omdat ik me daar niet meer veilig voelde. Maar telkens was ik weer bang dat ik mijn ouders op school zou tegenkomen. Ik kon ook niet langer thuis blijven. De spanning was te groot. Er waren te veel ruzies. Mijn moeder werd boos om hele kleine dingen en maakte er vervolgens iets groots van. Ze wilde me gewoon niet begrijpen. Het werd steeds erger. Mijn broer wist ervan en had mij gezegd dat ik bij hem mocht komen als ik hulp nodig had. ‘Dat heb ik gedaan en daarna kwam ik in de crisisopvang en uiteindelijk kon ik hier terecht. Hoe lang ik hier blijf, weet ik niet. Misschien een jaar. En dan ga ik misschien naar een pleeggezin. Ik ga in elk geval niet terug
naar mijn ouders. Maar eerlijk gezegd, weet ik ook niet of ik wel naar een pleeggezin wil. Ik ben bang dat dat teveel pijn doet. Dan heb ik ineens andere ouders. Ik weet niet of ik dat aankan. ‘Hier op ‘De Verhulst’ is het wel veilig, maar er is ook veel stress. Dan vraag ik me af wat ik hier doe. Er zijn hier zoveel mensen om me heen. Dan is het vaak moeilijk om rust te vinden. ‘Ik vind het belangrijk dat andere meisjes weten dat ze niet de enige zijn. Ik dacht eerst dat ik de enige was die deze problemen had, dat het aan mij lag, dat alle moeders zo deden. Ik was enorm gesloten, vertelde het tegen niemand. Tot ik het op een gegeven moment een vriendin van me vertelde. Ze schrok en zei dat het helemaal niet normaal was wat me overkwam. Dat moeten andere meisjes die in mij situatie zitten ook doen. Ze moeten er over praten met anderen, ze moeten hulp zoeken. Dan sta je er niet meer alleen voor.’ Om redenen van privacy wilde Hassiba niet op de foto. Het meisje op de foto is een model.
c 10
‘De Verhulst’ zit niet op een beschermd adres, zoals wel het geval is bij Meisa, de crisisopvang voor meisjes van Spirit. Toch zijn er wel degelijk maatregelen genomen om de veiligheid van de meisjes te waarborgen. Zo is er een camera bij de deur en is er een intercom. Annemieke: ‘Zo zien we wie voor de deur staat. Als het een onbekende is, doet iemand van de groepsleiding open.’ Meisjes mogen op zich wel bezoek ontvangen, maar daar wordt ook streng de hand aan gehouden. ‘De eerste afspraken vinden hier altijd beneden op de groep plaats’, legt Annemieke uit. ‘Als het om jongens gaat, moeten ze een identiteitsbewijs meenemen waarvan wij de gegevens noteren. Pas als iemand een paar keer is geweest en zich netjes gedraagt, mag hij naar de kamer van een meisje. Maar alleen als dit met ouders is afgesproken. Jongens mogen nooit logeren op ‘De Verhulst’. Verder zijn er twee bezoekvrije avonden, zodat de meisjes ook rust hebben. Dat zijn vaak thema-avonden waarop we een en ander met de meiden bespreken.’ Wat er uiteindelijk met de meisjes gebeurt, is afhankelijk van het meisje, haar ouders en bureau jeugdzorg. Annemieke: ‘Daarbij wordt heel duidelijk gekeken naar de veiligheid van het meisje. Is het mogelijk dat zij weer terug gaat naar haar ouders, na verblijf op ‘De Verhulst’? Dat is lang niet altijd het geval. Dan zoeken we een vervolgplaatsing die passend is voor het meisje, bijvoorbeeld in een pleeggezin of begeleid wonen.’