INHOUDSTAFEL
WINTERNUMMER 117
Андерграунд / Underground 1. 2. 4. 7. 8. 10. 18. 22. 26. 28. 31. 32. 34. 37.
Inhoudstafel Woord vooraf / Gierik, verenigt u! – de redactie Niet drummen - Sophie Siersack Steentjes - Sergey Shabutski Net als in de bioscoop - Marta Jakovleva Eduard Limonov - René Hooyberghs De zoektocht naar identiteit - Anna Russ ... ... ... - Gaea Schoeters Met heel veel liefde, van ‘t Zuid - Sophie Siersack interviewt Nadya Kotova De dag waarop ik besliste te blijven - Tatyana Feshchenko De mens is zijn Iphone - Valentine Golovachev Gedicht - Anatoly Bagritsky Blauwbaardvariaties - Bob De Nijs Verbeelding - Vitaly Burikin
41. 42. 44. 47. 50. 56. 58. 60. 65. 66. 70. 71. 72. 74. 76.
Imagine pierrot - Martin Carrette Sluitertijd - Kees Hermis Zaterdag - Peter Minten Monochroom - Michiel Heijungs Over Conscience en de burgers van Darlingen - Thierry Deleu Tekenen van naderen - Harry M. P. Van de Vijfeijke Zilveren kronen - John Toxopeus Posters & modellen / Het concrete lyricisme van Mark Insingel - Renaat Ramon Canon - Ludo Frateur ‘Niemand ruimt graag plaats voor een ander, en zeker niet voor een dode’ - Lukas De Vos Chaotische wachtkamer - Seger Weyts Reclames Onze medewerkers in het voetlicht Medewerkers winternummer 117 Impressum
Voorplat: illustratie – © Natasha Ivanova Achterplat: Zuid-Amerika Illustraties: © Vitaly Burikin
1
opmaak_117.indd 1
30-11-2012 14:43:41
Woord vooraf / Gierik verenigt u!
Rusland. Een onmetelijk land waar we eigenlijk niets over weten. Dat het er koud is, ja. En dat Poetin niet al te zuiver op de graad is. En iets over bolsjewieken die tijdens de Russische Revolutie de laatste tsaar vermoordden en zo de sovjetperiode inluidden. Dat was geen gemakkelijke periode voor de literatuur en de kunst, wat niet wil zeggen dat er niets geproduceerd werd. Naast het officiële (utopische) socialistisch realisme, werden er werken als De Meester en Margherita van Boelgakov en later Dokter Zjivago van Pasternak geschreven die in het Westen een diepe indruk nalieten. Vele schrijvers en kunstenaars zoals o.a. Nabokov, Gorki, Chagall of Natalja Gontsjarova emigreerden naar het buitenland van waaruit zij bleven werken. Er was dus een officiële en onofficiële (underground) manier om Russische kunst en literatuur te promoten. Nadya Kotova, galeriehoudster die Russische hedendaagse kunst in Antwerpen exposeert, zal dit in deze Gierik beamen. Net zoals René Hooyberghs in zijn essay deze ‘witte gemeenschap’ aanraakt om er de bijna tragikomische levensloop van Eduard Limonov uit de doeken te doen, een levensloop die door Emmanuel Carrère in een boek werd gegoten.
levendige en soms bevreemdende, maar vaak warme schilderijen. Wat proza betreft zijn we heel fier op het exclusieve verhaal van schrijfster-scenariste Gaea Schoeters die eind oktober de Grote Prijs Jan Wauters won. Door haar talrijke reizen kent zij Rusland goed en pende met plezier een innig, titelloos, maar inhoudsrijk kortverhaal. De getuigenis van de Oekraïense studente vertaalkunde Tatyana Feshchenko over de dag waarop ze besliste om in België te blijven, leest als een trein. And last but not least: de eerste soul- en funkproducent van Rusland en top-dj Valentine Golovachev-Valique, legt in zijn opiniestuk uit dat we met de komst van het web evolueren naar een nichemaatschappij waar mensen met gelijke interesses zich gaan groeperen. Wel, laten we dat ook met Gierik doen: mensen groeperen. Laten we in navolging van de Russische magazines zoals Novy Mir - dat met Solzjenitsin voor het eerst over de kampen durfde te schrijven, of De tijdgenoot waarin Toergenjev debuteerde met Vaders en zonen, een Gierikniche creëren met lezers en (debuterende) schrijvers die via kunst, muziek, proza of poëzie, de maatschappij willen begrijpen. Daar klinken we op: Nazdorovie!
De poëzie heeft altijd kunnen blijven gedijen. Dichters konden blijven publiceren in de wel almaar dunnere magazines. Begrijp wel dat sommige magazines 300 pagina’s telden en schrijvers als Tolstoj en Dostojevski er in afleveringen een heel boek in kwijt konden. Toch werd er maar weinig poëzie naar het Nederlands vertaald en zijn we trots met de vertalingen van dr. Eric Metz van vier steengoede, Russische dichters in ons gloednieuw nummer. Anna Russ is de bekendste. Zij wordt overladen met prijzen en haar poëzie is fris en humoristisch. Marta Yakovleva wordt zelfs voor het eerst vertaald in het buitenland, maar heeft duizenden fans op haar blog. En dan zijn er nog de muzikale poëten Anatoly Bagritsky en Sergey Shabutsky die intelligente gedichten schrijven. Vitaly Burikin, een jonge schilder uit Moskou gaf hun gedichten nog wat extra cachet dankzij zijn
Maar naast de Russen staat een legertje Nederlandstalige auteurs paraat om mee het glas te klinken. Volgt een poëtisch aanbod vol verrassingen en kwalitatieve bevestigingen. Catalaanse Vlaming Bob De Nijs inspireert zich op de Blauwbaardvariaties van Bartok. Hij wordt grafisch begeleid door de Catalaanse kunstenaar J. M. Subirachs, die van 1954 tot 1956 op uitnodiging van Luc Peire twee jaar in Brussel verbleef. De stadsdichter van Deinze Martin Carrette laat een pierrot zijn droom uitfietsen. Kees Hermis fotografeert met poëtische sluitertijd de alomtegenwoordige natuurlijkheid. Harry M. P. Van de Vijfeijke tekent het schroomvallige naderen van mensen die zich
2
opmaak_117.indd 2
30-11-2012 14:43:44
vragen stellen over hun eigenheid. Renaat Ramon maakt ‘kanttekeningen’ bij het concrete lyrisme van Mark Insingel, die openbaart dat denken op papier visueel best mogelijk is. Seger Weyts introduceert ons in de chaotische wachtkamer van zijn gedachten. Bovenop krijgen jullie nog drie bevreemdende verhalen uit drie verschillende leefwerelden. Peter Minten schetst een doodgewone zaterdag van een levendig ongewone man en vrouw. Ach, menselijke relaties... waarom zo moeilijk doen? Michiel Heijungs stelt een picturale vervalser voor die in de cel belandt, daar wordt afgetroefd, er kleurenblindheid aan overhoudt, maar eenmaal weer vrij een succesvolle carrière opbouwt via zijn tentoonstelling ‘Monochroom’: ‘Wie slechts door zijn ogen ziet, heeft een beperkte visie op de werkelijkheid!’. John Toxopeus vertelt over een boer die geilt op een schilderij, in duo een ave verum zingt en in het ziekenhuis zijn zilveren kronen verliest: zet daar maar eens je tanden in!
weest. Hendrik liet wel bijwijlen zijn ‘conscience’ aan het woord, maar Aalsters Boontje kwam dit jaar veel meer aan de bak. Thierry Deleu diept enkele minder bekende aspecten van het verblijf van de schrijver in Kortrijk op toen Hendrik daar arrondissementscommissaris was, hypochonder en toch sociaal bewogen. En welke waren zijn banden met de toenmalige vrijmetselaars in Kortrijk? Onlangs overleed Ivo Michiels (1923-2012) in het Zuid-Franse Le Barroux. Lukas De Vos haalt herinneringen op aan een vriend, een koppig en begenadigd schrijver, directeur van het vroegere Nieuw Vlaams Tijdschrift en winnaar van de Arkprijs van het Vrije Woord. Het vrije woord dat de medewerkers en de auteurs in Gierik & NVT sinds jaren verenigt. In het lentenummer 118 (maart 2013) neemt Jasper Vervaeke ons mee op reis in de Latijns-Amerikaanse literatuur en onderzoekt hoe sommige Zuid-Amerikaanse auteurs bindingen met België hebben. Weer een nummer vol ontdekkingen en dito verrassingen. ❚
1812 is het geboortejaar van Hendrik Conscience, de auteur die zijn Vlaamsche volk leerde lezen. Dat is ondertussen toch weer 200 jaar geleden en heel veel heisa is er dit herinneringsjaar niet ge-
Gierik & Nieuw Vlaams Tijdschrift en Nadya Kotova nodigen u uit op de voorstelling en afterwork-receptie van het winternummer 117 van Gierik & NVT
Андерграунд / Underground in galerie NK, Museumstraat 38 te Antwerpen op
vrijdag 14 december om 18 uur Verwelkoming en voordracht Medewerkers aan het themanummer: Sophie Siersack, Anatoly Bragitsky, Vitaly Burikin, Tatyana Feshchenko, Valentine Golovachev, René Hooyberghs, Natacha Ivanova, Marta Jakovleva, Anna Russ, Eric Metz, Gaea Schoeters en Sergey Shabutsky Tijdens de voorstelling loopt de tentoonstelling van Natacha Ivanova Nadien: glazen der vriendschap & receptie, gemoedelijke literaire en andere gedachtewisselingen. Regisseur Jurgen Telier verfilmt het hele gebeuren
3
opmaak_117.indd 3
30-11-2012 14:43:44
Sophie Siersack
Niet drummen
Het zijn collega’s. Ze waren één keer samen het bed in gedoken na het verjaardagsfeestje van een gemeenschappelijke vriend. ‘s Morgens hadden ze aan de ontbijttafel nog gegrapt over hun dronken roes en alhoewel Jeroen van die intimiteit tussen hen had genoten, spraken ze er op vraag van Kirsten nooit meer over. Ze werken mee aan een uitwisselingsproject dat Kirsten via haar school had geregeld. Ze zullen een maand Engelse les geven in een stad op 200 kilometer van Moskou en voelen zich in hun nopjes met die toch wel goedhartige daad. Voor hen staat een man, met een T-shirt waarop staat ‘Niet drummen, tenzij op het podium’. Hij praat luchtig over zijn vele, spannende reizen met een koppel dat al sinds acht uur aan de poort staat. Helemaal achteraan, na Nadya, praten twee mannen over organisaties die tegen betaling een visum regelen, maar voor de rest lijken ze elkaar niet te kennen. Nadya zucht diep terwijl ze haar boek voorzichtig voor zich openklapt.
Russisch consulaat te Antwerpen
Nadya stapt in de Della Faillelaan licht nerveus uit haar Audi R8 coupé. Het is negen uur ‘s morgens. Binnen een uur pas opent het Russische consulaat, maar er staat al veel volk voor de poort. Ze probeert te achterhalen wie als laatste arriveerde en sluit aan. Om klokslag tien uur, opent de portier Ivan Burikin het deurtje in de metalen afrastering. De hele drom krimpt ogenblikkelijk ineen tot een homogene massa, die naar de kleine deur gezogen lijkt te worden. Nadya, die haar boek meenam om de tijd nuttig te besteden, ziet zich genoodzaakt om het boek tegen haar borstkas te houden. Als de commotie in de groep zich enigszins stabiliseert, monstert ze de mensen rond haar. Een ouder koppel staat links van haar. Ze zien er gestresseerd uit. Het zijn Filip en Magda Verstraeten. Ze willen drie dagen Moskou en vier dagen Sint-Petersburg bezoeken nadat ze op televisie een reportage hadden gezien over het welvarende rijk. Filip die vooral een verwoed verzamelaar is van alles wat met de Koude Oorlog te maken heeft, wou al eerder naar Rusland gaan, maar Magda houdt van Spanje. Uiteindelijk kon hij haar overtuigen dankzij de reportage die ook de mooie boetiekjes, goede restaurants en een Mac Donalds in beeld brachten.
Rechts van deze willekeurige rij, praat een familie Tsjetsjenen luidruchtig, zich niets aantrekkend van de rest, alsof ze op een of andere zomerbarbecue lichtjes dronken worden. Tot Ivan Burikin dus om tien uur met een droge klik het deurtje in de poort opent. Fluks halen ze allemaal een papiertje boven en een dragonder van een vrouw duwt de wachtende rij naar links om de baan vrij te maken voor vier Tsjetsjenen die naar binnen stappen. De vrouw lacht haar gouden tanden bloot, neemt haar oorspronkelijke plaats in en de linkerhelft van de groep deint elastisch terug terwijl de portier het deurtje sluit. Magda Verstraeten ergert zich aan de rockabilly’s. Dat koppel stak ons voorbij! Wat denken ze wel? Zomaar voorbijsteken omdat ze jonger zijn? Ze doen alsof ze het niet gezien hebben, maar ik heb het wél gezien, denkt ze. Geërgerd uit ze haar ongenoegen tegen haar man die iets over beleefdheid zegt tegen een man in een sporttenue schuin achter hem. Nadya had deze laatste nog niet eerder opgemerkt.
Vóór Nadya staan Jeroen van Hamel en Kirsten Verbeek, twee rockabilly’s uit Antwerpen die hun ogen achter een Ray Ban verbergen.
4
opmaak_117.indd 4
30-11-2012 14:43:44
‘U zou beter wat meer respect hebben voor rangorde,’ zegt deze tegen Jeroen van Hamel en Kirsten Verbeek. ‘Zomaar voorbijsteken dat gaat niet. U kwam na deze vriendelijke mensen en moet uw beurt beiten. ‘Bijten?’, antwoordt Jeroen van Hamel na een kleine aarzeling. ‘Beiten. Afwachten.’ ‘Iedereen stond hier door elkaar gehusseld. Hoe kunnen wij nu weten wie voor wie is? Dan hadden ze dat maar eerder moeten zeggen,’ reageert Kirsten. ‘Wij zijn hier al een halfuur vóór hen gearriveerd,’ zegt Magda Verstraeten verontwaardigd tegen haar man terwijl ze naar iets denkbeeldigs op de grond staart. ‘Wel sorry, maar dat hebben we niet gezien mevrouw,’ riposteert Kirsten Verbeek in haar richting, ‘iedereen stond hier door elkaar en wíj hebben jullie niet gezien.’ Magda Verstraeten blijft geïntrigeerd naar het punt op de grond staren. ‘Ja, ja. Die mensen waren voor jullie. Jullie zijn achter hen aangekomen,’ roept de man in het ‘Niet drummen tenzij op het podium’- T-shirt, ‘ik zag jullie allemaal arriveren.’ Terwijl hij dit zegt, monkelt hij naar de groep onder zich. Hij staat op de middelste trede van een trap die naar het deurtje leidt en voelt dat hij iets moet doen om de orde onder zich te handhaven. Niemand kijkt hem aan terwijl hij met zijn wijsvinger reconstrueert wie eerst was en wie laatst. Jeroen van Hamel en Kirsten Verbeek blijven staan. ‘Waar gaat dat toch naartoe met deze maatschappij als er niet meer op een redelijke manier kan gecommuniceerd worden!’, zegt de man in sporttenue. Hij tracht zijn stem zo erudiet mogelijk te laten klinken, maar die verraadt trillende frustratie. Opnieuw reageert niemand. Tenzij je het gezucht van Magda en de goedkeurende knik van Filip erbij rekent. Nadya tracht krampachtig te lezen. Het is een dik boek van een gevestigde schrijver die al vijftien jaar op de Nobelprijs wacht. Een boek dat haar toch wat gewichtig laat voelen nu ze tussen dit volk staat dat zich laat betrappen op primair gedrag. Ze krijgt een duw in haar rug en kijkt achter zich. Een dame op naaldhakken, in een deux-pièces en met een zonnebril van MiuMiu kijkt haar recht in de ogen. ‘Waar komt die nu weer vandaan,’ denkt Nadya en schuift nerveus naar links op. Het mens duikt als een sluipschutter uit het
niets op, maar Nadya durft niets te zeggen uit schrik om voor burgertrut versleten te worden. Uit protest begraaft ze haar wenkbrauwen dieper in haar boek. Na een kwartier wandelt Ivan Burikin voor een tweede keer naar het deurtje. Hij roept korte, Russische bevelen en opnieuw drummen de Tsjetsjenen de rest van hun familie naar voren. Zij komen hun paspoort ophalen zo blijkt want de vier eerdere Tsjetsjenen stappen met hun paspoort in hun handen triomfantelijk de trapjes af en verdwijnen in hun wagen. De groep links, vooral Belgen en genaturaliseerde Russen, moeten hun visum nog aanvragen. Ze zijn gemakkelijk aan de hoop papieren en mapjes met pasfoto’s te herkennen. De genaturaliseerde Russen kijken stoïcijns voor zich uit terwijl de Belgen met een verbeten gezicht naar de grond staren. Om kwart voor elf mogen twee visa-aanvragers naar binnen en de rij verplaatst zich in één beweging naar voren. Magda Verstraeten en haar man, staan nu vóór Jeroen van Hamel en Kirsten Verbeek. Daar had de man in sporttenue voor gezorgd door zijn elleboog voor Jeroen te haken. Jeroen van Hamel reageerde niet omdat hij van zichzelf vindt dat hij een redelijk mens is en redelijke mensen maken nu eenmaal geen scène. De man in zijn ‘Niet drummen tenzij op het podium’-T-shirt staat nu goed zichtbaar voor iedereen, bovenaan de trap. Af en toe draait hij zich om en glimlacht zijn meest begripvolle lach. ‘Zou die dat nu expres aangetrokken hebben?’, vraagt Kirsten Verbeek. ‘Aan zijn smoel te zien wel,’ antwoordt Jeroen van Hamel. Die twee voor ons mogen ons wel bedanken dat we ze voor lieten,’ voegt hij eraan toe. ‘Bejaarden denken altijd dat het van de jeugd moet komen,’ laat Kirsten Verbeekin de richting van Magda en Filip Verstraeten vallen. ‘Wij waren hier eerst!’, fulmineert Filip. ‘Respect!’, roept de man in sporttenue. ‘Is dit beschaving?’, vraagt Nadya zich af. Er klinkt gegniffel. Een van de mannen achter haar kijkt geamuseerd naar de groep voor hen. Nadya denkt een zielsverwant gevonden te hebben, ontspant en zegt: ‘Ik ben blij dat ik achteraan sta, ziehier de beschaving op haar hoogtepunt!’, maar de man reageert niet en Nadya heeft al gauw spijt van haar spontane uitlating. Het is ondertussen al half twaalf als de man met zijn ‘Niet drummen tenzij op het podium’-T-shirt, Filip en Magda Ver-
5
opmaak_117.indd 5
30-11-2012 14:43:45
straeten en Jeroen van Hamel en Kirsten Verbeek op het domein mogen. Vijf aanvragers tegelijk! Op de website van het consulaat staat dat de deur onherroepelijk om halfeen sluit. De man in sporttenue staat nu nog voor Nadya. Het duurt ongeveer een kwartier per persoon om de aanvraag in te dienen. Met wat geluk mag ze toch nog binnen als de volgende twee naar buiten komen. Wat haat ze dit gedoe.
Nadya staat nu met de twee mannen op de bovenste trede. Ze trilt van ingetogen woede en denkt aan De stad der blinden van Saramago waarin hoogopgeleide mensen in opportunistische beesten veranderen om te overleven. Nog een kwartier. ‘Misschien mogen we om halfeen nog binnen. Dat kan toch?’, vraagt ze aan de twee mannen. Ze kijken haar meewarig aan. Om half een komt Ivan Burikin met de man met zijn ‘Niet drummen tenzij op het podium’- T-shirt en Filip en Magda Verstraeten naar buiten. Het is alles of niets. Nadya houdt haar adem in en voelt dat ook de spanning bij de mannen stijgt. De deur gaat open, maar Ivan Burikin blaft een korte, droge njet. Niemand mag naar binnen. De mannen grijpen de tralies van de poort vast en beginnen in het Nederlands te discussiëren. Nadya keert zich om en stapt naar haar wagen. Beschaving is een vernedering voor al wie met rede tracht te handelen. De woede staat in haar ogen als ze het zware boek in haar handtas bergt, de sleutel in het contact draait en langzaam wegrijdt. De twee mannen staan nog aan de poort. ❚
Tegen kwart na twaalf opent Ivan Burikin het deurtje. Hoffelijk geeft Nadya de man in sporttennue de ruimte om naar binnen te gaan en als ze hem wil volgen, glipt de vrouw met de MiuMiubril vóór haar naar binnen. Voor ze het beseft sluit Ivan Burikin het deurtje zonder zich iets van deze gemene streek aan te trekken. Ivan Burikin loopt met hen mee, bedenkt zich, draait zich om en zegt met uitgestreken gezicht: ‘Watch diez,’ en hij wijst naar de openingsuren aan de omheining, ‘twelvthurrtie, clozed. Come back Frraaiday.’ Ivan Burikin heeft dan niet veel te zeggen, maar hij heeft de macht om te beslissen wie wel en niet binnen mag. Aan zijn familie in Saratov liet hij weten dat hij een belangrijke post heeft als controleorgaan op het consulaat in België. En dat is dan nog niet gelogen ook!
6
opmaak_117.indd 6
30-11-2012 14:43:45
Павел Шабуцкий (Sergey Shabutsky)
Sergey Sjabutski
КАМЕШКИ (ТАНКА И ХАЙКУ)
STEENTJES (TANKA EN HAIKU’S)
Камешки вдохновенья В моём дырявом кармане. Копил на большую гору – Не набралось и на клумбу. Раскидаю по Интернету.
Steentjes van inspiratie In mijn broekzak met gaten. Gespaard voor een grote berg, Voor een bloembed nog te weinig. Ik strooi ze uit over het Internet.
Сухим кузнечиком пахнет Старая сигарета. Всё к одному приходит.
Naar droge sprinkhaan ruikt De oude sigaret. Alles komt op hetzelfde neer.
Иду с похорон подруги. Повсюду скорбные лица. “Спартак” опять проиграл.
Begrafenis van een vriendin. Op de terugweg gezichten vol rouw. Spartak Moskou heeft weer verloren.
За гробом своей подруги Старушка еле плетётся. Чем не гонка за лидером?
Achter het graf van haar vriendin Strompelt een oud vrouwtje moeizaam voort. Achtervolgingswedstrijd?
Ублюдок в тёмном подъезде. Даст пройти – Сложу о нём хайку.
Een schurk in het donkere portaal. Hij laat me vast door – Ik zal een haiku over ‘m schrijven.
Какое благоуханье Источают опавшие листья! Так ли запахну, опав.
Wat een heerlijke geur Verspreiden de gevallen bladeren! Zal ook ik zo ruiken, eens gevallen?
(vertaling: Eric Metz)
7
opmaak_117.indd 7
30-11-2012 14:43:45
Марта Яковлева (marta jakovleva)
КАК В КИНО давай будет так: все кончится как в кино нам пустят титры, а после мигнут экраном и включат свет. и зрители с кресел встанут хороший был фильм. конец вот немного странный… а впрочем… какая разница? все равно я тоже встану, не стану плести сюжет суфлировать реплики, выглядеть резонером не стану слушать что там случится скоро не стану верить памятным уговорам о том что все будет лучше, но попозжей попкорн рассыплется, кола отпустит газ все кресла поднимут морды как эскадрилья рояль на сцене гордо расправит крылья и тетя Люба в мусор смахнет тортильяс которые я приносила сюда для нас давай будет так: здесь просто погасят свет чуть чуть приберут, чуть чуть приоткроют окна и подоконник от стрелок дождя намокнет и шум закадровый наконец-то смолкнет и мы оставим уже в покое этот сюжет.
8
opmaak_117.indd 8
30-11-2012 14:43:45
Marta Jakovleva
NET ALS IN DE BIOSCOOP laten we het zo doen: er komt een einde net als in de bioscoop de aftiteling rolt over het scherm, iemand doet het beeld knipperen de lichten floepen aan, en kijkers komen uit hun stoelen overeind een goede film was het, maar met een raar einde dat wel… maar overigens… wat maakt het ook uit? ook ik zal opstaan, zal geen verhaal borduren replieken souffleren, de raisonneur uithangen ik wil niet aanhoren wat er straks gaat gebeuren wil geen bezweringen geloven van dat het allemaal wel goed zal komen alleen niet nu meteen de popcorn verkruimelt, de cola verliest zijn gas alle stoelen komen overeind zoals een esquadrille de piano op het podium spreidt trots zijn vleugels en in de vuilnisbak kiepert madam Ljoeba de tortilla’s die ik gisteren voor ons heb meegebracht laten we het zo doen: straks gaat het licht hier simpelweg uit hier en daar wordt wat geborsteld gaan de ramen op een kier en de vensterbank wordt nat van de pijlen van de regen het geluid buiten beeld zal eindelijk verstommen en we laten dit verhaal voor wat het was.
(vertaling: Eric Metz)
9
opmaak_117.indd 9
30-11-2012 14:43:46
René Hooyberghs
Eduard Limonov
Nu Poetin efficiënt heeft aangetoond dat hij een militante meidengroep als Pussy Riot de baas kan, maar daarmee vooral een neus heeft gezet naar al wie hem dit – vooral in het Vrije Westen – kwalijk neemt, is het leerrijk eens te zien hoe zijn hofhouding (en die van zijn voorgangers) met andere kleine opposanten omgaat. Geen verwoeder ‘opposant’ dan Eduard Limonov, tegen alles en iedereen, zo blijkt uit dit krachtige boek van Emmanuel Carrère, die hiermee een Franse trend voortzet: het schrijven van literair hoogstaande ‘biografieën’, literair verwerkte historische feiten, in de trant van HHhH (Laurent Binet) en Les bienveillantes (Jonathan Littell). Emmanuel Carrère is geen doetje, hij wint niet toevallig literaire prijzen à la Prix Renaudot (Limonov, 2011) of de Prix Femina (La classe de neige, 1995), en nog heel wat ander fraais. Bijna voorbestemd om over Rusland, communisme, sociale onderwerpen te schrijven: zijn moeder is Hélène Carrère d’Encausse, geboren Zourabichvili, afkomstig uit een aristocratische en ooit rijke Russische familie waarin opvoeding en discipline vanzelfsprekende kwaliteiten waren. Straatarm na de revolutie raakte de familie verspreid over heel Europa. Onder haar voorvaderen (en voormoederen) telt Hélène, en dus ook haar zoon Emmanuel, ‘zowel aanhangers van het Russische tsarenrijk als koningsmoordenaars’.
Zij studeert geschiedenis en politieke wetenschappen, vakken die ze ook zelf aan de Sorbonne doceert. Reeds in 1978 voorspelt ze het einde van de Sovjet-Unie (in haar boek L’Empire éclaté). Hoewel ze in feite gelijk kreeg, sloeg ze wat de oorzaken betreft de bal mis: ze dacht dat de Sovjet-Unie zou ten onder gaan aan een geboorte-explosie in de Islamitische deelrepublieken van Midden-Azië, terwijl het in werkelijkheid de economie en de afscheuringsbewegingen van de Baltische staten waren die de boel fataal deden ontploffen. Hélène bekleedde en bekleedt topfuncties in de internationale gemeenschap, is lid van de Koninklijke Academie van België en van de Académie Française. Emmanuel, haar zoon, is dus een succesvol schrijver, haar dochter Marina is een gerespecteerde journaliste, haar broer is de componist Nicolas Zourabichvili, haar nicht Salomé was Frans ambassadeur in Georgië en werd daar later (als Française) Minister voor Buitenlandse Zaken. Om maar te zeggen dat Emmanuel Carrère (°1957) het van geen vreemden heeft. Buiten romanschrijver en essayist is hij ook nog scenarist. Ik zie hier dat ik ooit zijn eerste boek (L’amie du jaguar, 1983) om één of andere reden heb gekocht en zelfs gelezen, maar weet er verder niets meer over. Bizar. Jan Cremer, Jean Genet, Ernest Hemingway, LouisFerdinand Céline, Arthur Rimbaud, Jean-Marie Dedecker, Don Quichot, dat zijn allemaal namen
10
opmaak_117.indd 10
30-11-2012 14:43:46
die door mijn hoofd spoken als ik over Eduard Limonov lees. (Even tussen haakjes: ik probeer in de Russische persoons- en plaatsnamen in deze tekst de ‘Nederlandstalige’ spelling te gebruiken, want die Fransen maken er nogal wat van. Dus Eduard in plaats van Edouard, enzovoort). Ook beloof ik mezelf een beetje onder controle te houden om horribele clichés als ‘Slavische ziel’ en ‘Russische melancholie’ uit de weg te gaan.
met Kasparov, met Le Pen: met ieder die tegen de stroom roeit. Natuurlijk loopt het ook altijd op een voorspelbare catastrofe uit, maar dat zal hem niet deren, hij haalt de pers en die belangstelling is zijn beloning. Emmanuel Carrère is goed gedocumenteerd, niet in het minst door Limonov zelf, maar behoudt het kritisch overzicht, merkwaardig: Limonov en Carrère voelen geen sympathie voor elkaar. Carrère geeft wel zijn mening over Limonov’s houding en politieke ‘overtuigingen’.
Limonov dus, een boeiend geschreven biografisch essay (Carrère zelf noemt het een roman) over leven en daden van een wat warrig politicus, tevens schrijver en dichter, of is het eerder omgekeerd. Politiek altijd aan de ‘foute kant’ van het politiek correcte denken, zich associërend met losers en marginalen, vrouwen als opstapjes naar roem en comfort gebruikend, genereus, sluw, dom, uitdagend, afstotelijk in zijn opvattingen, rechtlijnig, chaotisch, eerlijk, oneerlijk. Wat een figuur. Carrère schuwt daarbij zijn eigen twijfels niet. Bewondering voor Limonov’s gedrag in werkkampen en gevangenissen, voor zijn onbevreesde, provocerende houding over en tegenover de achtereenvolgende Sovjet en Russische staatshoofden Jozef Stalin, Nikita Chroestsjov, Leonid Brezjnev, Joeri Andropov, Konstantin Tsjernenko, Michail Gorbatsjov (de Sovjets), Boris Jeltsin, Vladimir Poetin, Dmitri Medvedev (de Russen). Vooral de Russen moeten het ontgelden bij Limonov, die slechts heil ziet in een grote coalitie van Sovjetstaten, een ruk terug naar het verleden en het Stalinisme, maar daarvoor slechts een handvol volgelingen achter zich kan scharen, en wie zijn dat dan: nasbols heten ze in het Russisch. Kaalgeschoren Hell’s Angels zonder motorfietsen, daar hebben ze geen geld voor, junkies, neonazi’s die het hakenkruis in de Russische vlag verwerken, Stalin-aanhangers. Zijn partij (ik spring ineens naar vandaag, het boek van Carrère begint na een proloog braaf chronologisch bij de geboorte van Limonov), de Nationaal Bolsjewistische Partij, telt 7000 leden, de Russische Federatie is in oppervlakte het grootste land ter wereld, in inwonersaantal het negende (140 miljoen), er zijn naar schatting 155 politieke partijen in Rusland, wat is Limonov dan? Niks natuurlijk, een druppel die nauwelijks sist op een reusachtige hete plaat, maar tegelijk een doorn in het oog van Poetin, die geen weerwerk duldt. Limonov sluit verbanden en verbonden met wie maar wil, ook met de misdadigste Serviërs, ook
Echt behoefte om een reeks werken van Limonov te gaan lezen heeft Carrère me niet bezorgd, er zijn in de eindeloze rij zelfvoldane autobiografische boekjes wel betere dingen te vinden dan die van Limonov (of Jan Cremer). Voor wat ik zo van Limonov’s poëzie op het internet vond (in Franse vertaling) loop ik ook al niet direct warm, maar naar zijn laatste prozatekst, Le Livre des Eaux ga ik wel uit nieuwsgierigheid op zoek, dat is volgens Carrère zijn ‘mooiste’ en meest rijpe werk, geschreven na een periode van bezinning in Centraal-Azië. Limonov vertelt er – voor de zoveelste keer – zijn eigen leven in, gelinkt aan zeeën, meren en rivieren, dat lijkt me wel eens wat. Voor de rest lijkt me vooral het volume aan publicaties indrukwekkend: ondanks zijn chaotisch bestaan tel ik zo een zestigtal boeken en boekjes tussen 1977 en vandaag. Limonov – tot het tegendeel bewezen zou worden – interesseert me meer om zijn heldhaftig machogedrag dan om zijn literaire kwaliteiten. Behalve in een interessante proloog en epiloog verdeelt Carrère het leven van Limonov in acht mooi afgescheiden chronologische delen: -
Oekraïne, 1943-1967 Moskou, 1967-1974 New York, 1975-1980 Parijs, 1980-1989 Moskou, Kharkov, december 1989 Moskou, Parijs, Servische Republiek Krajina, 1990-1993 Moskou, Altaï, 1994-2001 Lefortovo, Saratov, Engels, 2001-2003.
Eduard Venjaminovitsj Savenko (zijn echte naam) wordt in Dzerzjinsk geboren op 22 februari 1943,
11
opmaak_117.indd 11
30-11-2012 14:43:46
Stalin heeft dan nog tien jaar te leven. Dzerzjinsk is een industriestad aan de rivier Oka, een toen onoverkomelijke 400 kilometer ten oosten van Moskou. Dat begint al goed: het gat Dzerzjinsk is genoemd naar niemand minder dan Felix Dzerzjinsky, het onmeedogenloze eerste hoofd van de CHEKA, de geheime politie en voorloper van de KGB, Poetins vorige werkgever, vandaag de FSB. De industrie in Dzerzjinsk was voornamelijk gericht op de productie van chemische wapens, de stad was lang verboden terrein voor vreemde bezoekers. Eduard wordt er dus midden in de Tweede Wereldoorlog geboren. Eduards vader is een klein mannetje bij de NKVD (het nakomertje van de CHEKA), treinbegeleider van veroordeelden naar de werkkampen van de Goelag, dus nogal uithuizig. Zo ontkomt hij aan frontdienst. Eduards moeder lijdt onder een kleine misdaad van haar vader (als ‘directeur’ van een restaurant had hij wat gezwendeld), in de SovjetUnie werden de kinderen gestraft voor de misdaden van hun vaders. Geen toekomst dus, sociaal gezien. Zij is zwanger tijdens de strijd om Stalingrad. Het Duitse Zesde Leger capituleert in Stalingrad twintig dagen na de geboorte van Eduard, Stalin is en blijft een held voor de Savenko’s. In 1947 verhuizen ze naar Kharkov in de Oekraine, een reusachtig knooppunt van spoorwegen, waar vader Savenko verder aan de slag kan met het begeleiden van zijn transporten naar de kampen. Vergeet nooit de grote context als je over Rusland leest of schrijft: iemand die in 1943 geboren is, heeft twintig miljoen Russen overleefd die sneuvelden in de oorlog met Duitsland en er nog eens misschien wel twintig miljoen zien vermoorden door het eigen Stalinistische regime. En heeft meestal zijn tijd ofwel werkloos, ofwel met nutteloos lijkend werk doorgebracht. En met aanschuiven voor lege winkels.
nuchteren. Hij komt in de kleine onderwereld van Kharkov terecht. Dichters in de Sovjet-Unie waren wat vandaag stand-up comedians bij ons zijn, hij schrijft zich in voor een poëziewedstrijd, het is 7 november 1957, hij is veertien. Er doen nogal wat dichters mee, waaronder een latere grote naam: Jevgeni Jevtoesjenko, tien jaar ouder dan Eduard, en later de absolute vedette van de macht, kritisch maar getolereerd, dus verdacht van medeplichtigheid, net als Dmitri Sjostakovitsj, die later Jevtoesjenko’s Babi Jar (1962) op muziek zet. De snotneus Eduard wint zowaar de wedstrijd, eerste prijs: een doos domino’s, belachelijk, Eduard voelt zich voor de zoveelste keer door ‘de macht’ gepakt, maar zijn aanzien in het onderwereldje van Kharkov groeit. Maar niet genoeg, Eduard wordt een mislukt bandietje, een mislukte dichter: in de samisdat, het geheime circuit waarin manuscripten van romans en dichtbundels tersluiks tussen ingewijden worden doorgegeven, circuleren teksten van Michail Boelgakov, Anna Akhmatova, Osip Mandelstam, en vooral, uit Leningrad: Joseph Brodsky, de mooie jonge god van de clandestiene literatuur. Geen letter van Savenko, want zo heet hij nog. Kharkov stelt niets voor in de oneindige SovjetUnie. Vijf jaar na zijn succes op de poëziewedstrijd probeert hij zich de polsen over te snijden, in de badkamer van zijn ouderlijk huis, want hij woont nog thuis, de grote gangster. De volgende ochtend ‘il se réveille, chez les fous’, schrijft Carrère. Het psychiatrisch hospitaal is erger dan een gevangenis: er is geen tarief, geen uitzicht op vrijlating. Maar hij komt eruit, na twee maand al, hij wordt boekverkoper van deur-tot-deur, erger dan met stofzuigers leuren bij ons. Zijn baas is een vrouw, en wat voor eentje. Anna Rubinstein, een reusachtige berg van een mannenverslindende vrouw, seksueel onverzadigbaar, gespecialiseerd in het ontmaagden van jonge ventjes. Voor Eduard is er maar één manier om zich te laten gelden: Anna wordt zijn vaste vriendin, samen moeten ze de leiders worden van de 41, een soort beatnikcommune. Hij, het magere bebrilde ventje, slaagt daar ook nog in. Nu nog een naam vinden, want schrijvers hebben een schuilnaam – geen overbodige luxe. Het wordt Limonov: ‘ter ere van mijn zuur en oorlogszuchtig karakter’, limon betekent citroen en limonka granaat, dat lijkt hem een fijne merknaam. Joseph Brodsky, dat is de doorn in het oog van
Eduard is een klein ventje, overal de kleinste, draagt ook nog een bril: ik kan er van meespreken, erg cool op school is het niet. Hij laat zich gelden zoals dat bij nozems zonder uitzicht op respect gaat: je dwingt respect af door meer te drinken, meer dan wie ook in Kharkov. Volgens Carrère: een glas van 25 cl wodka per kwartier, een liter per uur. Daardoor wordt hij een kampioen in het doorzuipen wat ze in Rusland zapoï (zuipen!) noemen, dagenlang zonder te ont-
12
opmaak_117.indd 12
30-11-2012 14:43:47
Limonov: niet enkel circuleren zijn gedichten op bijna onleesbare vijfde doorslagen van getypte manuscripten doorheen de samisdat, hij wordt nog opgepakt en naar Siberië gestuurd ook: dát is pas erkenning door de autoriteiten, dát is het enige verzet dat respect afdwingt in Rusland, en dat valt in zo’n gat als Kharkov niet te halen: Moskou, daar ligt de uitdaging. Wat doet Limonov intussen voor de kost? Hij naait imitatie jeans in elkaar, een eigen ontwerp. Daar zit de grote rebel, met inderdaad rebels werk, want jeans zijn een westerse aberratie en dus verboden, hij maakt uit witte zeilstof witte jeans, al zijn maten lopen ermee rond, hijzelf ook. Brodsky zal altijd een gehate rivaal van Limonov blijven, Brodsky laat zich door het regime accepteren en komt later in New York ook meteen in de betere literaire kringen terecht, Brodsky is salonfähig, dat is wel het laatste wat Limonov wil zijn.
wat hen bindt, ook letterlijk. Verder heeft Moskou niet veel te bieden, te enggeestig voor de ambitieuze Limonov: de culturele hoofdstad van de wereld is New York, hop, naar New York dus. Merkwaardig: zowel Aleksandr Solzjenitsyn als Eduard Limonov verlaten Rusland in de lente van 1974. Chroestsjov is nu aan de macht, Stalin wordt van zijn voetstukken gesleurd. Joeri Andropov is baas van de KGB, hij weet dat aan Solzjenitsyn niet meer kan geraakt worden, die had vier jaar vroeger de Nobelprijs gekregen voor De Goelag Archipel. Andropov, volgens Carrère, op een topvergadering van de KBG: ‘Voor een nekschot zijn we tien jaar te laat. Er blijft ons nog enkel de uitwijzing.’ Dus Solzjenitsyn ‘mocht’ weg. Hij zou zich in het Westen nooit thuisvoelen, bleef ook kritiek spuien op het kapitalisme en kreeg in 1990 het Russische staatsburgerschap terug: Poetin ging hem persoonlijk in 2007 de Staatsprijs van de Russische Federatie thuis in Moskou overhandigen. Poetin, de ex-KGB’er! Eduard Limonov wordt niet uitgewezen, hij wil zelf weg, dat is heel wat anders. Na zeven jaar in de underground beweging van Kharkov zijn nu ook de zeven jaar in de underground van Moskou genoeg. Ook voor Elena, die wil wel eens échte glamour. Relaties zijn alles en Elena heeft in New York nog de ouwe tante van een Russische vriendin die ze kan bellen. De tante introduceert het koppel in de rijke kring van New Yorkers die zich met hippe immigranten uit Rusland bezighouden om hun culturele status wat op te krikken. Ze ontmoeten de Russische top die door de New Yorkse top gekoesterd wordt: daar is die verdomde Brodsky weer, maar ook Rudolf Noerejev, en alle anderen, Limonov wordt er gek van, weeral figuren waarbij hij in de schaduw staat, een figurantenrol moet spelen. Hij wordt niet voor vol aanzien, ontmoet wel Andy Warhol (zelf een kind van Russische immigranten), Susan Sontag, Truman Capote. Voor Limonov is het ondraaglijk, Elena voelt er zich als een vis in het water: de breuk is onvermijdelijk. Eduard legt zich een soort ballingschap uit die kringen op, vindt een baantje als freelancer bij een krant voor Russische bannelingen in New York, doet daar dan weer zichzelf de das om door een artikel te schrijven waarin hij zijn collega-dissidenten de huid vol scheldt en de lof zingt van het regime in Moskou. Dat artikel wordt in New
Dus naar Moskou, het is 1967. In Moskou is de concurrentie natuurlijk groot, daar zitten niet alleen nog levende dissidenten, maar ook dode: Boelgakov bijvoorbeeld, van het ongelooflijke De meester en Margerita. Het is niet zozeer dat Limonov hen benijdt; hij haat ze allemaal, hij erkent slechts één vedette: zichzelf, zijn ambitie is grenzeloos, een sympathiek mannetje is hij allerminst. Anna is mee naar Moskou getrokken, maar wordt ziek, zelfs zij kan de overmacht aan drank en ondervoeding niet aan, uiteindelijk trekt ze naar vrienden in Letland om er te genezen, Eduard blijft in Moskou, beweegt zich in de artistieke kringen van de hoofdstad: hij ontmoet er Elena, verloofde van een culturele apparatchik die zich in witte Mercedes verplaatst. Zij is de hoofdprijs, de volgende stap naar roem, net zoals Anna de eerste was: Elena, lange benen, leren minirok, hoge hakken, Eduard is er ondersteboven van, is bang van haar, zo’n vrouwen bestaan alleen in Westerse boekjes. En weer gebeurt het wonder: Elena laat haar vijftigjarige vetpot vallen voor die provinciale bebrilde dwerg in zijn witte jeans, ineens opent zich de wereld van datsja’s en kwaliteitsdrugs. Maar Elena kent geen exclusiviteit en als ze op een avond in bed ligt te rollen met een ander laat ze Eduard in het halletje van haar driekamerflat staan razen en tieren. Onnozeler kan het niet, maar ten tweede male snijdt Limonov zich ter plekke de polsen door. Dat is pas liefde, denkt Elena, en ze blijven samen, seks is het enige
13
opmaak_117.indd 13
30-11-2012 14:43:47
York natuurlijk geweigerd, maar dan publiceert hij het in Moskou (!), zo komt het dan weer in New York terecht, hij wordt meteen aan de deur gezet en staat letterlijk op straat, of erger nog: hij woont in Hotel Winslow en later nog slechter in Hotel Embassy, rattenholen voor een paar dollar per dag, heeft geen inkomen, spreekt nauwelijks een paar woorden Engels, is totaal aan de goedkope drank, laat zich op straat neuken door wie maar wil zonder enige homoseksuele gevoelens te hebben, puur uit balorigheid of omdat hij dat nu de bodem van de maatschappij vindt – maar wonder boven wonder, hij schrijft een boek, of tenminste, hij vult pagina’s: Ik, Edikka (Ik, Eddietje – tien jaar na Ik, Jan Cremer). Een uitgever vindt hij niet, het manuscript circuleert zowaar als een soort samisdat door New York. Uiteindelijk zal het later in Parijs een uitgever vinden. Alweer via een vrouw weet hij zich te redden: hij ontmoet de huishoudster van een miljardair, trekt bij haar in, leeft als koning in de flat van de miljardair die nooit thuis is, uitzicht op Central Park – talent drijft boven, Limonov heeft het best naar zijn zin. Maar de vrouw verlaat New York, hij slaagt er nog een tijdje in zijn miljardair voorbeeldig als een soort butler te soigneren, maar moet wegens misbruik van diens vertrouwen uiteindelijk toch weer de straat op. Hij schrijft over die belevenissen later een boek: Geschiedenis van een huisbediende. Er is ook goed nieuws: na heel wat complicaties is een Franse uitgever bereid Ik, Eddietje uit te geven, weliswaar onder de ietwat commerciëlere titel Le poète russe préfère les grand nègres. JeanJacques Pauvert is de naam van de uitgever, al tien keer veroordeeld wegens aanzetting tot ontucht, uitgever van onder meer Histoire d’O, belust op schandaal. Terwijl Eduard Limonov zich ijlings terug naar Parijs spoedt, op zoek naar eigen succes en schandaal, maakt auteur Emmanuel Carrère een grote zijsprong naar zijn eigen jeugd, zijn reizen als jongeman, en vooral over de (gedeeltelijk) juiste voorspelling van zijn moeder dat de USSR zou uit elkaar spatten. Het Westen maakte nog steeds de fout Rusland en de USSR als één en hetzelfde gegeven te beschouwen, terwijl de USSR niet meer was dan een mozaïek van volkeren die zich zo goed en zo kwaad mogelijk samen houdt en waarin de etnische, taalkundige, religieuze en voornamelijk moslimminderheden zo talrijk zijn, en zich bo-
vendien zo snel vermenigvuldigen, dat ze weldra een meerderheid zouden vormen die de Russische hegemonie zou doorbreken. Het resultaat was er dus wel, maar de oorzaken lagen elders. Prompt werd Hélène Carrère d’Encausse in de Pravda opgevoerd als een misdadige anticommuniste. In de papieren van zijn moeder vindt Emmanuel Carrère later een exemplaar van Le poète russe préfère les grands nègres, gesigneerd door de auteur, met de opdracht: ‘Pour Carrère d’Encausse, du Johnny Rotten de la littérature.’ Hélène, die geen idee had wie Johnny Rotten was, heeft het boek alleen doorbladerd en weer weggelegd, met de commentaar ‘c’est ennuyeux et pornographique.’ Maar terug naar Limonov, want die zit intussen gebeiteld in de Parijse scène, heeft zich zowaar alweer een nieuwe sensationele vriendin verworven, Natasja, een zangeres van Russische origine, alcoholiste. Eduard is haar beschermer, hij probeert tevergeefs haar drankprobleem op te lossen, hij schrijft in deze Parijse periode een boek per jaar. Niet dat hij een gevierde auteur is, wel een gepubliceerde. Als Natasja gedronken heeft, is iedere man welkom, op straat, in Eduards bed, waar dan ook, het lijkt een beetje op Eduards eigen waanzinnige periode in New York. Met heel die gigantische literaire productie komt Limonov nauwelijks aan de kost: zo’n vijftigduizend Franse franken auteursrechten per jaar, een kleine tienduizend euro, niet genoeg om van te leven, terwijl zijn échte bedoeling niet de literatuur was, maar rijk en beroemd worden. Alweer mislukt. Maar wel beroemd genoeg om op literaire manifestaties te worden uitgenodigd, zo is hij op zo’n bijeenkomst in Boedapest (samen met Milosz en Nadine Gordiner, uitgelezen gezelschap) als het Rode Leger daar binnenvalt. Eduard bekijkt het vanuit zijn hotelkamer goedkeurend: zijn vaderland is nog bij machte het zwakke Westen zijn tanden te tonen. Een vergissing van jewelste: wat Solidarnosz in Polen tien jaar had gekost, gebeurde in Boedapest op tien maand, in de DDR op tien weken, in Tsjechoslowakije op tien dagen. Nergens echt geweld, behalve in Roemenië. Iedereen naar Berlijn, op lang weekend, om er een stukje van de muur te snaaien, totale euforie. Limonov had nooit van de glasnost van Gorbatsjov gehouden: te zwak, te verwijfd, no balls. Hij ontmoet in Parijs een nieuwe uitgever: JeanEdern Hallier, uitgever van een tijdschrift naar Eduards hart: L’Idiot international, een rare mens
14
opmaak_117.indd 14
30-11-2012 14:43:47
met een Ferrari en een appartement aan de Place des Vosges. Een totale chaoot, altijd dwars tegen alles in, vergeleken met L’Idiot is Le Canard Enchaîné een parochieblaadje. Extreem links en extreem rechts vonden elkaar op het appartement van Jean-Edern Hallier, het moeten hallucinante vergaderingen zijn geweest. Meer en meer lijkt Limonov op een soort pornografische versie van Kuifje in Parijs, het leven met Natasja is een hel.
en Limonov trekt naar Parijs om het te zoeken, het is zomer 1993. Natasja is nog steeds mee. In Parijs neemt niemand hem serieus, ‘bruin-rood’ is geen sexy kleur, zijn uitgevers laten hem vallen. Zijn vriend Jean-Edern Hallier, die maffe kerel met zijn Ferrari op de Place des Vosges, kan niet helpen: hij heeft Bernard Tapie van oneerlijkheid beschuldigd en is failliet. Hij heeft nog wel zijn vervallen kasteel in Bretagne, Eduard en Natasja trekken erheen, hun relatie verloopt catastrofaal, Limonov moet weg. In voormalig Joegoslavië is een oorlog aan de gang, daar zitten nog echte mannen. Vanzelfsprekend sluit hij zich in Krajina en Sarajevo meteen bij de foute partij aan: Servische macho’s van de tweede garnituur, neofascisten, huurlingen. Maar hij hult zich in een camouflagepak, krijgt zowaar een wapen en een officierengraad en speelt oorlogje, iets waar hij al lang op wachtte: eindelijk een held. Maar nee hoor, als hij eindelijk het front vindt, is er net een wapenstilstand afgekondigd, als hij eindelijk de kans heeft iemand af te knallen, is er niemand. Of tenminste, zo vertelt hij het zelf aan Carrère, die hem niet helemaal lijkt te geloven. Is Limonov nu een kleine oorlogscrimineel of niet? Hij beweert – bijna gefrustreerd – van niet. Maar dus alweer een desillusie, met lege handen, maar een onaantastbaar lijkende vechtlust vertrekt hij terug naar Moskou, Kuifje op zoek naar nieuwe avonturen. Als Jean-Edern Hallier hem vraagt wat hij precies gaat uitspoken in Rusland antwoordt Eduard met de onvergetelijke woorden: ‘Je me prépare à prendre le pouvoir. Je pense que c’est le bon moment.’ Carrère beschrijft boeiend het einde van de regering Gorbatsjov, de bestorming door rebellen (waaronder natuurlijk Limonov, deze keer is hij er écht bij!!!) van het Witte Huis van Moskou, de surrealistische bezetting ervan, ook Limonov dwaalt daar door de gangen, maar sneuvelt niet als de strijd in het voordeel van Jeltsin afloopt, hij is even naar buiten geslopen en kon niet terug binnen, op tragikomische wijze blijft de man zijn lot ontlopen. De machtsroof van Jeltsin: in de Doema dwingt Jeltsin Gorbatsjov de opheffing van de Communistische Partij te tekenen, surrealisme. Maar nog sterker: even later Jeltsin in zijn datsja, met een paar staatshoofden van satellietstaten, die samen het einde van de USSR beslissen in een merkwaardig document, stomdronken – en Jeltsin die, straalbezopen, als eerste Vader George
Terug naar Rusland dan maar, in de koude winter van 1989, want in Rusland staat de boel op stelten. Hij bezoekt zowaar zijn ouders in Kharkov, die van de hele glasnost niets begrijpen, van het kapitalisme evenmin. Zowat iedereen is anti-Gorbatsjov, hoe arm ze ook waren ten tijde van het echte communisme: het gerucht doet de ronde dat voortaan voor gas en elektriciteit zal moeten worden betaald, ongehoord, weg met die Gorbatsjov! Carrère beschrijft de chaos, de dolgedraaide armoede en corruptie ten tijde van Jeltsin (zeg maar rond 1993) als volgt: ‘Tout ce qu’on peut vendre pour survivre, on le vend. Si on est un pauvre retraîté, c’est un kilo de cornichons, un cachethéière, des numéros défraîchis de Krokodil, le pitoyable journal des années Brejnev. Si on est un général, ça peut être des tanks ou des avions. Si on est un juge, ce sont les verdicts. Un policier, sa tolérance. Un fonctionnaire, son coup de tampon. Un ancien de l’Afghanistan, ses compétences de tueur. Un contrat pour un meurtre se négocie entre 10.000 et 15.000 dollars. En 1994, cinquante banquiers ont été abattus à Moscou.’ Terug naar Limonov, want die had het ontzettend druk in die periode, vooral met het profileren van zichzelf. Carrère somt op pagina 340 Limonov’s helden op, ik pik er de meest merkwaardige uit: Lenin, Mussolini, Hitler, Leni Riefenstahl, Majakovski, Jung, Andreas Baader, Wagner, Lao Tse, Che Guevara, Rosa Luxemburg. Wat een zootje! Charles Manson mocht eventueel ook nog. Limonov sticht samen met Alexandre Douguine, Russische patriot, conservatieve filosoof en fascistische intellectueel, de Nationaal-Bolsjewistische Partij. En een tijdschrift: Limonka, de granaat. Ze hebben zowaar een vlag: een witte cirkel op een rode achtergrond, zoals de nazivlag, maar in plaats van een hakenkruis prijken hamer en sikkel in de witte cirkel. Alleen geld ontbreekt nog,
15
opmaak_117.indd 15
30-11-2012 14:43:47
W. Busch belt, om hem het goede nieuws te melden. Zo vallen keizerrijken! Onder Jeltsin heerst relatieve vrijheid, nobody cares, de boeken van Limonov worden zowaar bestsellers in Rusland, maar ook dat blijkt een fabeltje: ze worden weliswaar op honderdduizenden exemplaren gedrukt, maar komen ternauwernood in boekhandels terecht, laat staan in de handen van lezers. In 1994 bevinden Limonov en Solzjenitsyn zich tot hun eigen verbazing, twintig jaar na hun vertrek, samen in Rusland. Solzjenitsyn had zich in Vermont twintig jaar verschanst voor het kapitalisme en was de wereld met literatuur blijven bestoken: zestien uur per dag aan de schrijftafel, rotsvast in zijn overtuigingen. Limonov was als een vlo de wereld rondgesprongen, Solzjenitsyn verwerft heldenstatus. Limonov blijft straatarm, zijn politieke partij wordt door niemand serieus genomen. Hij blijft trouw aan Douguine en aan die gekke Natasja die zelf artikels publiceert onder het pseudoniem Margot Führer, hoe bedenk je het. Een paar dozijn aanhangers hebben ze nog, ze vestigen hun hoofdkwartier, naar het voorbeeld van Warhol en zijn factory, in hun meer omineuze bunker, aan de muren posters van Stalin, Bruce Lee en de Velvet Underground. Van daaruit vertrekt Limonka, de granaat, naar de hopelozen in de Russische provinciesteden zoals Nijni-Novgorod, naar de punks en de neonazi’s, de nasbols. Daar ontstaan afdelingen van de partij.
Limonov huis of bunker nooit zonder lijfwacht: drie potige nasbols maken vanaf nu deel uit van het kader waarin hij zich beweegt. Net als Liza, de ravissante kaalgeschoren tweeëntwintigjarige punkette die Natasja heeft vervangen. Een partij heeft hij al: nu nog een congres. Een paar honderd deelnemers dagen er op, vanuit heel Rusland. En dan gaat Limonov op tournee: hij gaat de Russen opzoeken die de landsverrader Jeltsin in de satellietstaten heeft achtergelaten: niet minder dan vijfentwintig miljoen zijn er, misnoegd en gehaat. Twee maanden trekken ze met z’n achten door Kazakstan, Turkmenistan, Oezbekistan, Tadzjikistan. Eduard is gelukkig in Centraal Azië, tot zijn eigen verbazing zijn het niet zozeer de Russen die hem daar bevallen, maar de autochtonen: fier, arm, gastvrij, gasten naar zijn hart, niet bang voor wat geweld of vendetta. Als het tweede mandaat van Jeltsin ten einde loopt, vindt Berezovski een opvolger, Vladimir Poetin. Het zal hem later berouwen, maar dat is onze zaak hier niet. Al gauw komt er een wet tegen fascistische partijen, Eduard komt in de Loebianka terecht, kletst er zich weer uit, droomt van Kazakstan, de bergen van Altaï. Hij gaat er met een paar kerels op ‘stage’, vindt er een soort goeroe die hem leert hoe te mediteren, enfin, het paradijs, hij is nu bijna zestig: rust. Maar nee, dat is hem niet gegund: hij wordt er van zijn bed gelicht in de zomer van 2000, door de FSB. Verdacht van terrorisme, wapenbezit, drugs. Poetin trekt even aan de leiband. Eindelijk! Ondervragingen, gevangenis, strafkamp: Leportovo, Saratov, Engels. Leportovo is een topreferentie. Hier werden de grootste terroristen en vijanden van de Sovjet-Unie verhoord en gemarteld. Totale afzondering. Limonov voelt er zich perfect, maakt gebruik van al zijn privileges, staalt zich mentaal en fysiek. Hij verblijft er vijftien maanden en schrijft er vier boeken, waaronder het boek dat ik wil lezen, omdat Carrère zegt dat het zijn ‘mooiste’ is: Le livre des eaux. Dan wordt hij overgebracht naar Saratov, bij de grens met Kazakstan, waar zijn proces zal plaats vinden.
Oorlog tussen Rusland en Tsjetjsenië! In december 1994 wordt Grozny 4000 keer per uur beschoten, de stad is totaal vernield. De Tsjetsjenen antwoorden met een genadeloze guerilla, voeren terroristische aanslagen uit in Rusland. Jeltsin vreest de volgende verkiezingen: democratie is goed en wel, maar zonder verkiezingen is het leven gemakkelijker. De bevolking wil een retour naar het communisme. Er zijn zeven nieuwe, schatrijke oligarchen opgestaan tijdens de gratis uitverkoop van staatsbedrijven onder Jeltsin, hun ‘leider’ is Berezovski, nu nog miljardair in Londen. Zij steunen Jeltsin. Na een tweede stemronde wint Jeltsin de verkiezingen. Ook Limonov heeft de zijde van Jeltsin gekozen, de kameleon verkleurt lustig door. Natasja laat hem stikken. Eduard wordt op straat in elkaar geslagen, hij verdenkt generaal Lebed, derde in de verkiezingen, ervan de opdrachtgever van de kloppartij te zijn. Vanaf nu verlaat ook
Beschuldigingen voor Eduard Savenko (hier gebruikt men geen pseudoniemen): artikel 205, terrorisme. Artikel 208: het organiseren van een gewapende bende. Artikel 222, paragraaf 3: aankoop, transport, verkoop en bezitten van on-
16
opmaak_117.indd 16
30-11-2012 14:43:48
wettige vuurwapens. Artikel 280: aanzetten tot extremistische activiteiten. Saratov is een rattengevangenis, zeven of acht in een cel voor vier, kleine criminelen, geen elitegevangenen. Toch dwingt hij ook hier respect af: zijn medegevangenen beschouwen de 7000 volgelingen van zijn partij als een ‘gang’ waarmee rekening moet worden gehouden. En hij krijgt bezoek van zijn alweer nieuwe vriendin, nog jonger dan de vorige, Nastia, twintig jaar, het wordt stilaan gênant. Op 23 oktober 2002 worden publiek en acteurs van een theater in Moskou gegijzeld door Tsjetsjeense terroristen, althans volgens de officiële versie. Vier dagen later wordt iedereen in het theater, ook de gegijzelden, vergast. Poetin fulmineert tegen het terrorisme, het ziet er voor Eduard, wiens proces nog moet beginnen, beroerd uit. Op 31 januari valt de eis van de procureur: in totaal vijfentwintig jaar zou kunnen, het worden er veertien. Met aftrek van wat hij al gezeten heeft zal Limonov, indien hij zich zo lang gedeisd kan houden, vijfenzeventig zijn als hij überhaupt al buitenkomt, een levende dode. Maar er gebeurt een wonder: de rechter veroordeelt hem tot vier jaar, met aftrek dus nog twee. Het strafkamp Engels is nog niet het slechtste, het is het kamp dat door buitenlandse controleurs of journalisten bezocht mag worden, als ze daar de neiging toe vertonen. Het ligt in Saratov Oblast, in Centraal-Rusland aan de Wolga. Ook hier weet hij de juiste attitude om te overleven te vinden: hij maakt zich zo onzichtbaar mogelijk, hij wordt een zek, een lid van de goelag, en met behulp van de meditatiemethoden die hij van zijn goeroe in Kazakstan heeft geleerd, weet hij zich in een staat van genade te brengen die hem niet verbaast. Hij schrijft (blz. 463): ‘J’attendais cela de moi … Quelqu’un comme moi peut même tirer jouissance de la mort. Je ne retournerai pas aux émotions de l’homme ordinaire.’ Limonov-Savenko wordt bij de directeur geroepen. Vervroegde vrijlating, in aanwezigheid van pers en televisie. Vervelend voor Limonov, slecht voor het imago. Bovendien voelde hij zich thuis in Engels, bevrijd door zijn gevangenschap. Carrère schrijft: het mooiste hoofdstuk uit zijn leven was voorbij.
Carrère gaat hem opzoeken om dit boek te schrijven. Vraagt hem hoe hij zijn leven wil eindigen, in een kamp, of neergeknald door de mannen van Poetin. Nee, zegt Limonov: in Centraal-Azië, ergens in zo’n stoffige, drukke stad. Als bedelaar. Zij die niets hebben, dat zijn de echte koningen. Het is moeilijk, om toch niet, ondanks alle weerzin voor zijn ideeën, een vorm van sympathie, van respect voor deze luis in de pels van de Russische beer te voelen. En zo heb ik hier toch nog een Russische cliché in de slotzin gewurmd. Google eens naar Limonov op Wikipedia, bekijk zijn foto uit 2008: een klein, pienter mannetje, met een oudmodische bril, zwart hemd, zwarte leren pet, snorretje, verzorgd puntbaardje. Too fucking smart for his own good, lijkt me. ❚
Eduard Limonov
Emmanuel Carrère Limonov P.O.L., 2011, 489 blz.
In 2008 sluit hij zich aan bij het verbond Ander Rusland, onder leiding van de schaker Garri Kasparov.
Limonov verscheen in 2011 in Nederlandse vertaling bij De Bezige Bij
17
opmaak_117.indd 17
30-11-2012 14:43:48
Анна Русс (Anna Russ)
ПОИСК ИДЕНТИЧНОСТИ Граждане! Смотрите! Я иду! В разных ботинках! Не проходите мимо! Опустите и с интересом вновь поднимите взгляд! На самом деле ботинки одинаковые, но разного цвета. Разные по цвету, но одинаковые по модели. Один черный, другой зеленовато-коричневый. Когда-то т. Таня купила эти ботинки, те, что зеленовато-коричневые, и даже рассказала где, совсем недорого, нашла свой редкий 35-й размер. Я отправилась туда, но зеленовато-коричневых моего размера уже не было, ни в одном из магазинов сети, и пришлось покупать черные. И вовсе они не дешевые, кстати сказать. А через месяц т. Таня вдруг заявила, что ей в ее зеленовато-коричневых ботинках неудобно и отдала их мне. С чего бы? Я для нее — всего лишь дочь ее приятелей. С другой стороны, у кого еще из ее знакомых кроме меня 35-й размер? Если бы я могла предугадать такую щедрость, я бы ни за что не купила черные, зеленовато-коричневые гораздо стильнее, и, надо сказать, гораздо удобнее, особенно это чувствуется сейчас, когда на одной ноге черный, а на другой зеленовато-коричневый. Да вот, таким образом, две пары одинаковых ботинок разного цвета, редкая возможность надеть разную обувь, но не доктор мартинс и кеду, не домашнюю тапку и модельную туфлю, (домашний тапок, модельный туфель), а вот так, как я!
18
opmaak_117.indd 18
30-11-2012 14:43:48
Anna Russ
DE ZOEKTOCHT NAAR IDENTITEIT Burgers! Komt dat zien! Ik loop! In twee verschillende schoenen! Laat dit niet aan u voorbijgaan! Laat uw blik met belangstelling zakken en verheft hem dan opnieuw! In feite zijn het twee dezelfde schoenen maar met een verschillende kleur. Verschillend van kleur, maar dezelfde qua model. De ene zwart, De andere groenachtig-bruin. Op een dag kocht tante Tanja deze schoenen, de groenachtig-bruine tenminste, ze vertelde zelfs waar, het was een koopje, ze had haar zeldzame maat 35 gevonden. Ik dus daarheen, maar de groenachtig-bruine hadden ze niet meer in mijn maat, in geen enkel filiaal, dus moest ik zwarte kopen. En by the way, goedkoop waren ze niet. Nog geen maand later zei tanteTanja ineens dat de groenachtig-bruine schoenen haar niet lekker zaten en ze gaf ze aan mij. Waarom eigenlijk? Ik noem haar tante, maar in feite ben ik de dochter van haar vrienden. Anderzijds, wie uit haar kennissenkring behalve ikzelf heeft maatje 35? Had ik zo’n gulheid kunnen vermoeden, ik had voor geen geld de zwarte schoenen gekocht, de groenachtig-bruine hebben veel meer stijl en, het moet gezegd, ze zitten ook veel beter, dat vooral kan ik nu voelen, nu ik aan mijn ene voet een zwarte schoen draag en aan mijn andere een groenachtig-bruine. Zo komt het dus, twee paren van dezelfde schoenen met een verschillende kleur, een zeldzame gelegenheid om verschillende schoenen aan te trekken, maar niet een doctor martens en een sportschoen, niet een huispantoffel en een nieuwerwetse lage schoen, dat niet, maar dus wel zoals ik! Ik loop in twee verschillende schoenen!
19
opmaak_117.indd 19
30-11-2012 14:43:49
Я в разных ботинках! Такое сильное чувство, страшная сила! Во имя него одни лезут под пули, Другие насаживают друг друга на копья, Третьи покоряют мировые пространства, А я вот иду в разных ботинках, Страшная сила, Никчемная, бесполезная сила, Наверное, мы, люди, производим ее, Как коровы молоко на прокорм Высшей Силе, создавшей нас. Вот я и нашла смысл жизни Меня все устраивает. Значит, будем страдать, ходить в разной обуви. Смотрите, люди! За весь день ни одного удивленного взгляда. Никто не опустил глаз. Все смотрят только на лицо, прекрасное печальной бесполезной красотой, с печальными такими, под тяжестью обретенного смысла черновато-зелеными почти одинаковыми глазами 20 апреля 2006
20
opmaak_117.indd 20
30-11-2012 14:43:49
Wat een machtig gevoel, een ontzagwekkende kracht! Voor zo’n gevoel gaan sommigen een kogelregen tegemoet En rijgen anderen elkander op een spies, Nog anderen onderwerpen eindeloze vlakten, Maar ik loop in twee verschillende schoenen, Een ontzagwekkende kracht, Een waardeloze, nutteloze kracht, Waarschijnlijk produceren wij mensen ze Zoals koeien melk geven Ten behoeve Van de Hogere Macht die ons geschapen heeft. Zo heb ik dus de zin van het leven gevonden – Mij is alles best. Dat betekent dat we zullen lijden, in twee verschillende schoenen zullen lopen. Komt dat zien, mensen! De hele dag geen enkele verwonderde blik. Niemand laat zijn blik zakken. Iedereen bekijkt alleen maar mijn gezicht, dat prachtig is in zijn droevige nutteloze schoonheid, met van die droevige, door het ontdekken van zin bezwaarde zwartachtig-groene ogen (20 april 2006)
(vertaling: Eric Metz)
21
opmaak_117.indd 21
30-11-2012 14:43:49
Gaea schoeters
... ... ...
oversteekt, waar nu een middelgrote boom staat. Zolang zij het zich herinnert, is het niet weg, ook al is het er niet meer.
Een vreemdeling zou het dorp zo voorbijlopen, zonder het op te merken, omdat het er eigenlijk niet meer is en er dus nauwelijks nog iets voorbij te lopen valt. Ik zeg nauwelijks omdat zelfs hier, in deze onbenullige uithoek, de werkelijkheid weigert samen te vallen met zo een eenvoudige ja-nee opvatting van de dingen, zoals een dorp geen dorp. Want ook al is het fysieke dorp vrijwel geheel verdwenen - op een enkel huis na, waarover we het straks zullen hebben en waarin het grootste gedeelte van dit verhaal zich afspeelt -, het andere, niet-tastbare, maar daarom niet minder wezenlijke dorp, het dorpsgevoel, is nog even sterk aanwezig als voorheen, al is het maar omdat de oude vrouw die hier woont zich nog elk huis herinnert. Sterker nog, bij het voorbijlopen van elke verzakte hut of gevallen leemte, waar een huis als een uitgevallen kies ontbreekt in het straatbeeld, rijzen de bouwsels voor haar geestesoog weer op, even fris en tastbaar als voorheen. Zelfs de kleine houten kerk, die al vroeg in haar kindertijd uit het straatbeeld is verdwenen, kort nadat god uit de hemel naar beneden tuimelde en zijn beeltenis overal in het land werd vervangen door standbeelden van een andere man met een baard, herrijst in haar gedachten, telkens als zij de kleine vlakte middenin het verdwenen dorp
Precies deze ontastbare, overgebleven dorpsgeest behoedt het dorp eraan het spookdorp te zijn dat het anders had kunnen worden - als de gebouwen waren blijven staan en de gedachten eraan waren verdwenen in plaats van andersom -, nu zowat alle bewoners in de afgelopen jaren de geest hebben gegeven. Zowat alle, maar niet alle, wat ons weer terugbrengt bij het laatste achtergebleven huis en zijn bewoners. Nu is huis wellicht een te groot woord voor de houten hut die tegen de bosrand aanleunt, opgetrokken in precies dezelfde kleur houtblokken als de bomen die haar omringen - geen wonder dus dat een toevallige passant haar over het hoofd zou zien, als iemand hier al toevallig zou passeren, iets waar werkelijk geen enkele zinnige reden voor te bedenken is - iets wat bij toevalligheden gelukkig ook niet hoeft. Op de drempel van de hut ligt een vaalbleke hond, die nooit slaapt en nooit blaft, hoewel hij altijd waakt. Als hij ‘s nachts opkijkt naar de donkere hemel en daar tussen de sterren altijd weer op hetzelfde uur in dezelfde baan dezelfde satelliet
22
opmaak_117.indd 22
30-11-2012 14:43:49
voorbij ziet flitsen, komt er in zijn hondenhoofd geen andere gedachte op dan dat het tijd is om op te staan en door de openstaande deur naar binnen te lopen, de keuken in, waar de man even later het bord met etensresten op de grond zal zetten. Niets in het glinsterende spoor aan de hemel herinnert hem eraan dat dit land er als eerste in slaagde in een dergelijk veredeld conservenblik een hond de ruimte in te schieten, net zoals ook de man die straks binnen het bord met eten voor hem neerzet niet terugdenkt aan de eerste man die tussen de sterren vloog. Het land mag dan wel de wedren naar de ruimte hebben gewonnen, de moderniteit is het dorp met zo’n snelheid voorbijgeschoten dat ze hond noch mens in haar vaart heeft meegesleurd. De oude boer is net zo min verwant aan de kosmonaut met de zilveren lach als de herdershond aan de doodsbange herder in de ruimtecapsule; zelfs als deze verwezenlijkingen hun zouden worden gemeld – wat wellicht ooit gebeurd is, want in de hoek van de hut staat een radio die oud genoeg lijkt om de verovering van de ruimte in zijn actieve dienstjaren te hebben meegemaakt -, zouden ze er vermoedelijk enkel om lachen. Nu wij weten waar wij ons bevinden en onze ogen enigszins gewend zijn aan het halfduister van de hut, zien wij hen aan tafel zitten, de man en de vrouw. Even onbeweeglijk als het meubilair zitten zij zwijgend tegenover elkaar; de tijd sleept zich voort op het ritme van hun kauwende wangen. Alles lijkt te zijn als altijd, maar als de vrouw ten slotte opstaat van de tafel en met een moeizame zucht, die synchroon verloopt met het buigen van haar knieën, het bord met etensresten op de grond zet, blijkt uit de verwarde blik die de hond op zijn baas werpt, dat dit geen dag is als alle andere. Even later staat ook de man op, even moeizaam, en begint, ondersteund door zijn vrouw, zijn tocht door de kamer, op wankele benen als een matroos op zijn eerste vaart, zich bij elke stap vastklampend aan elk daartoe geschikt voorwerp dat zich op zijn weg aandient; uiteindelijk bereiken zij samen steunend het bed, waar hij zich dodelijk vermoeid op de dekens laat neervallen. De vrouw sluit de verandadeur en klapt de dag dicht. Zacht dwarrelt het licht als afvallende herfstbladeren tussen de witte boomstammen door. Langzaam vult het het hele bos, tot diep in het onderhout, wekkend wat het op zijn weg tegenkomt, tot het, aan het eind van het gebladerte, door een van de kleine ramen de hut binnenwaait waar de man
nog te bed ligt. Hem hoeft het niet te wekken, zijn ogen zijn open, zoekend kijken ze de hut rond, alsof ze hopen in hun nabijheid iets te vinden wat zijn onvaste benen kan vervangen en hem naar de tafel kan brengen waar, onder een dikke wollen doek, een warm brood ligt waarvan de geur de kamer vult. Tussen het brood en de tafel ligt een blauw-gele toile-cirée met een bloemenprint, made in China, die ooit samen met een kleinkind, dat moest worden gepresenteerd uit de stad, hierheen is gereisd. De vrouw haat het gekleurde plastic, dat haar dagelijks herinnert aan de afwezigheid van zijn schenkers, maar nu de man, onvast in al zijn bewegingen en niet alleen in zijn benen, steeds vaker morst, is het voor iedereen beter het tijdens de maaltijden te laten liggen. Terwijl de man, die in het gebloemde plastic enkel het grommen van zijn maag en niet het gezicht van zijn zoon weerspiegeld ziet, tot het besef komt dat hij de tafel nooit op eigen kracht en dus enkel door geduldig wachten zal kunnen bereiken, leidt de vrouw hun enige koe uit het kleine schuurtje naar buiten. Het is een taai beest, donkerbruin en klein van stuk, een telg van een ras dat zich na decennia evolutie heeft aangepast aan een levensritme van drie maanden vers gras en negen maanden sneeuw en karig hooi. Van geboren worden, zuigen, baren, zogen en sterven. Want zodra het ene kalf het andere vervangt, is haar tijd gekomen; niks eenmaal is geenmaal, en zeker geen andermaal. Vastbesloten bindt de vrouw de kleine koe vast aan een ring in de muur, ondertussen vriendelijk tegen haar pratend, alsof dit een dag is als alle andere, wat het ook is, althans voor de vrouw en niet voor de koe. Nog eenmaal kijkt zij het beest diep in de bruine ogen, waarbij ze haar oprecht meedeelt dat zij een opperbest beest was, alsof haar tijd al verleden is, dan draait ze zich om en neemt de ijzeren staak ter hand waarmee zij de koe meteen zo’n klap voor haar kop zal verkopen dat ze wel degelijk tot het verleden zal behoren voor ze weer bij bewustzijn komt. Op de vensterbank blinkt al het mes, waarmee ze klus geruisloos zal afmaken, zonder wroeging of genoegen, gewoon omdat het de manier is waarop zulke dingen gedaan behoren te worden. Maar de koe, al is ze dan een opperbest beest, denkt er anders over. Of misschien wordt de vrouw te oud voor het werk, en slinken de krach-
23
opmaak_117.indd 23
30-11-2012 14:43:50
ten in haar armen sneller dan de levenslust in het rund. Want nauwelijks heeft de klap de koe door de knieën doen zakken, of ze krabbelt alweer recht, schuim op de lippen, razernij in de ogen. In de anders zo zachte koeiensnuit ligt geen begrip besloten, alleen het gevoel verraden te zijn en de angst en paniek die daarbij horen. Wild trapt de koe om zich heen, de maaiende poten grijpen de vrouw die nietsvermoedend het gevallen dier de rug had toegekeerd, overtuigd dat zich achter haar niets anders zou afspelen dan het afgelopen jaar en dat daarvoor en dat daarvoor, een zacht, gewillig en geluidloos sterven. Totaal onvoorbereid op het geweld waarmee het jonge dier aan het leven vasthoudt, wordt zij erdoor gegrepen en tegen de grond gegooid, waar zij helaas ongelukkig terecht komt en de steen, waarop zij het mes daarnet nog wette, haar nek breekt met de droge krak van de berkentakken, zoals haar man die op zijn knie op maat van de stoof breekt.
de verstikkende, ophitsende bloedgeur die daarbij hoort. Maar aan alles wat zonder uitweg is, komt een eind. Tegen de tijd dat de avond valt, zijn de angsten naar het huis teruggekeerd en hebben ze zich op de veranda, onder de sterren, bij de zaken neergelegd, nog nahijgend van het verbeten gevecht dat zij daarnet met de voldongen feiten leverden. Ook de hond, die na het voorbijkomen van de satelliet de hut is binnengegaan en daar met aandrang heeft staan dralen naast het bed van zijn meester, heeft ten slotte de zaak in eigen handen genomen en met zijn poten op de tafelrand het brood van onder de theedoek gehaald. Uitgestrekt naast het bed ligt hij er nu genoegzaam op te kauwen. De man in het bed kijkt er met een glimlach naar; dan neemt hij een boek van de vensterbank en begint te lezen. In een vast ritme slaat hij onbewogen bladzijde na bladzijde om, zonder spaarzaam te zijn op de lamp. Wie weet dat de nacht die komt het uiteindelijk toch zal halen op de dag, hij hoeft het licht niet langer te sparen.
De boer heeft honger. Bovendien heeft het tumult buiten, dat zich om de hoek van zijn gezichtsveld afspeelt, hem verontrust. Driemaal roept hij zijn vrouw. Vragend, dan met aandrang, ten slotte tevergeefs. Driemaal blijft het antwoord uit. Even nog ritselt er iets, een been spartelt, een hoef slaat uit, dan valt er een stilte zoals die alleen kan vallen in landen waar daar genoeg plaats voor is, waar zij zich in haar volle omvang uit kan strekken als een eindeloos tapijt, geluidloos verder rollend, zonder op iets te stoten dat haar breekt. Terwijl de zon naar de andere kant van het huis draait, en pas na geruime tijd door het andere venster weer naar binnen valt op het voeteneind van zijn bed, dringt na het besef ook de betekenis van de geluiden - of het gebrek daaraan - langzaam tot de man door.
Een helle straal zonlicht weerkaatst op de wijzerplaat van het dure polshorloge waarop de tijd voortsnelt, alsof hij zichzelf wil inhalen en zijn eigen wijzers wil voorbijsteken. De man achter het bureau kijkt op van de papieren die voor hem liggen. Het lage gele zonlicht dat tussen de twee tegenoverliggende kantoorgebouwen precies op zijn gezicht valt, brengt hem in een klap terug naar het kamp uit zijn kindertijd, diep in het bos, waar het precies zo door een van de slecht toegestopte spleten tussen de takken naar binnen viel. Even ziet hij het voor zich, nevelig, onscherp, zoals alles in de ochtend: het bos, het ochtendlicht en de lieslaarzen van zijn vader, op weg om te gaan vissen. Elke dag opnieuw liepen de zware passen het kamp voorbij, alsof hij het niet zag, net zoals hij de erin verstopte jongen over het hoofd keek, hoewel hij precies wist waar hij verborgen zat, om dan, later, zoekend en roepend op zijn passen terug te keren. Elke dag weer speelde de vader dat hij zijn zoon opnieuw ontdekte en elke dag weer deed de zoon alsof de kans bestond dat hij die dag niet gevonden zou worden. Dat zijn vader hem deze keer daadwerkelijk voorbij zou lopen, zonder op zijn passen terug te keren, en hij de hele dag alleen en ongestoord in de hut zou kunnen blijven zitten, terwijl hij ondertussen al hunkerend en
Luid blaffend rennen zijn angsten de hut uit, het bos in, voorbij de plek waar zijn vrouw bessen plukte, dieper nog het duister in, tot aan de rand van het naaldhout, waar de paddenstoelen staan die zij door haar omeletten roert, kleine gele hoorntjes die nu doofstom blijven staan. Pas aan de rand van de rivier, waar zijn kleine roeiboot ligt met daarin zijn visgerei, houden ze halt en blijven besluiteloos voor het water heen en weer draven. Waarheen nu, en vooral, hoe? In het nauw gedreven door de rivier wenden de honden zich tot elkaar, ze grauwen en happen, overal is angst en
24
opmaak_117.indd 24
30-11-2012 14:43:50
gespannen het moment afwachtte dat hij door het loof heen de grote hand van zijn vader op zich af zag komen, tak na tak opzij schuivend tot hij het gezicht van zijn zoon ontblootte en hem als een gestroopt konijn uit het kreupelhout tilde. De herinnering doet hem glimlachen, heel even maar, want voor hij de tijd krijgt echt aan zijn vader te denken, hem te missen, wellicht zoals zijn vader hem mist, elke morgen als hij voorbij het vervallen kamp naar zijn roeiboot loopt en doet alsof hij de hut niet ziet waarin zijn zoon niet langer verstopt zit, al jaren niet meer, voor het zo ver kan komen dat er zoiets als melancholie of nostalgie in hem ontstaat, of iets anders wat de vooruitgang der dingen tegenwerkt, wendt hij zijn ogen alweer naar zijn blad, dat met niets dan cijfers is gevuld. Time is money. In een land met zoveel tijdzones verloopt tijd op merkwaardig veel manieren, alsof de snelheid ervan zich aanpast naarmate men zich verder van de stad bevindt. Alsof de snelheid van het licht afneemt als het zich een weg moet banen door de
eindeloze berkenbossen, duizenden monotone kilometers lang, naar huizen die zo diep in het lover verscholen staan dat een toevallige passant, als hier al iemand zou passeren, hen nooit zou opmerken. Terwijl de ogen van de zoon over zijn tabellen met cijfers en beurskoersen flitsen - en hij zich met een laatste blik op z’n horloge, waarop het licht van de herinnering al dooft als hij de wijzerplaat met een beweging van zijn pols wegdraait van het raam, afvraagt of hij op tijd thuis zal zijn om zijn eigen zoon, zijn vaders kleinzoon, nog voor bedtijd in te stoppen en of het eindeloze verkeer dat beneden toeterend op hem wacht hem daarbij zal helpen of zich als een eindeloze tegenstroom zal gedragen waar hij moeizaam tegenin moet roeien -, slaat duizenden kilometers verderop zijn vader nog steeds in hetzelfde onverstoorbare ritme zijn bladzijden om, zich daarbij van tijd tot tijd afvragend wie het eerst aan zijn eind zal komen: het boek, het licht of hijzelf. ❚
Jaarlijkse gedichtendag op donderdag 31 januari 2013 vanaf 20 uur in de legendarische Den Hopsack Grote Pieter Potstraat 24, Antwerpen
Acht achtbare Gierikdichters (m/v) brengen een vers, flitsend en ingetogen poëzie-is-er-voor-iedereen-programma
Guy Commerman - Tin Vankerkom - Richard Foqué - Sven Peeters Sven Cooremans - René Hooyberghs - Annmarie Sauer Vera Alexander Beerten
Marc Clement begeleidt subtiel, flegmatiek en verrassend muzikaal
Kom dat zien en horen, vertel het overal en nog veel verder...! (organisatie: Frank De Vos)
25
opmaak_117.indd 25
30-11-2012 14:43:50
Sophie Siersack
Met heel veel liefde, van ‘t Zuid
Natasha Ivanova - St. Hubert
Nadya Kotova opende in mei 2012 in Antwerpen haar galerie en realiseerde daarmee haar droom voor iedereen die van Russische, hedendaagse kunst houdt. Het is de eerste galerie in België die zich hierin specialiseert, maar dat wil niet zeggen dat onze Vlaamse kunstenaars er niet welkom zijn. Integendeel. Sophie Siersack interviewt...
In Maastricht haalde ik mijn master in kunstmanagement en werkte in de Gladstone Gallery in Brussel waar ik veel ervaring opdeed. Ik wil aan de internationale verzamelaars tonen dat Russische, hedendaagse kunstenaars frisse, jonge ideeën kunnen hebben. Nu test ik nog met wie ik zou kunnen werken, want het moet echt wel klikken tussen een galerie en een kunstenaar. Als je die vibe niet vindt, dan wordt de samenwerking moeilijk.
Russische, hedendaagse kunst. Wat moeten we ons daar bij voorstellen?
Maar het klopt dat je ook Vlaamse kunstenaars op het oog hebt?
Die kan provocatief zijn zoals Oleg Kulik die twee weken lang naakt en blaffend op een tentoonstelling in een hondenkot leefde. Het was een antwoord op Joseph Beuys’ I like America en America likes me waar hij zich met een coyote liet opsluiten tijdens de tentoonstelling. Maar er zijn veel verschillende Russische, hedendaagse kunstenaars. Zelfs Pussy Riot wordt nu als kunstenaar erkend. Ze waren genomineerd voor de Kandinsky prijs die toch wel heel prestigieus is. Maar daar wil ik het eigenlijk niet over hebben. Er zijn natuurlijk veel soorten kunstenaars. Er zit vaak ook humor in verwerkt. Waarom koos je voor een galerie in Antwerpen met deze niche in de kunst? Het was altijd al een droom van mij. Ik volgde een opleiding economie, maar ik was toen al geïnteresseerd in kunst.
Natuurlijk. Het zou niet verstandig zijn om me enkel op Russische kunstenaars te concentreren. Nick Ervinck is bijvoorbeeld een Vlaamse kunstenaar met wie ik graag zou samenwerken. Hij is nog jong, maar ik hou van zijn beeldende kunst. Hij is een internationale kunstenaar die momenteel in Rio de Janeiro aan de World Creativity Biennale meewerkt. Je kunt nu ook zijn werk gaan bekijken in een groepstentoonstelling in de Vanhaerents Art Collection in Brussel. Verder denk ik ook aan Thomas Huyge of de designer Van Severen die steengoed zijn. Maar het is moeilijk om jonge, goede kunstenaars aan te trekken, want ook voor hen is het belangrijk om de juiste galerie uit te kiezen die hen de nodige contacten en bekendheid kan opleveren. Mijn galerie is nog relatief
26
opmaak_117.indd 26
30-11-2012 14:43:51
onbekend, dus ik moet nog wat geduld oefenen. Antwerpen leek me een ideale uitvalsbasis. Er zijn hier rond het Zuid heel veel interessante galeries.
Staat het Westen open voor de Russische hedendaagse kunst? In Rusland zijn er twee belangrijke scholen die erkend worden in het Westen. De eerste is New Academy uit St. Petersburg. Zij refereren altijd aan klassieke kunstwaarden, maar interpreteren die op een hedendaagse manier. In Moskou heb je het conceptualisme dat volledig anders is dan New Academy, maar die stromingen zijn geen opvolgers, dat is de Russische hedendaagse kunst VANDAAG. Non-conformisme is verleden, maar het Moskouse conceptualisme heeft zijn roots in het non-conformisme. Dit was gekant tegen een bepaald regime dat er nu niet meer is, vandaag moet je daar eigenlijk niet meer mee afkomen en gewoon verder evolueren. Ze proberen nu parallellen met Poetin te trekken of nog op die sovjeterfenis te teren, maar zet daar dan Oleg Kulik tegenover die aan het blaffen is en dan krijg je al een heel andere reactie in en over de maatschappij. In die kunstenaars zie ik wel degelijk een toekomst: Ivan Razumov en Taisiya Korotkova komen uit die Moskovitische conceptualistische stroming en zullen ook hier tentoonstellen, want het is voor mij toch belangrijk dat Russische kunstenaars hier voet aan de grond krijgen.
Hoe zat het met de Russische kunst tussen de avant-gardeperiode en de perestrojka van Jeltsin? Mijn oom was een beeldhouwer tijdens de sovjetperiode en het leven als kunstenaar was toen eigenlijk gemakkelijker dan nu. Hij kon toen studeren aan de kunstacademie, wat niet zo evident was, want het niveau lag hoog, maar na vijf jaar was je een officiële kunstenaar die kon leven van de opdrachten van de staat. Daar zat wel ook veel propagandistisch werk tussen. Daarnaast had je ook de non-conformistische kunst waarvan Ilya Kabakov de bekendste vertegenwoordiger is en nog de duurste, levende kunstenaar is. Veel van die non-conformistische kunstenaars waren tegen het regime en emigreerden in de jaren ‘70 naar het buitenland van waaruit zij deze beweging oprichtten. Kabakov maakte bvb. installaties rond gemeenschappelijke appartementen die tijdens de sovjetperiode heel gewoon waren. Deze laatste stroming werd in het Westen uiteraard het meest erkend. Krijgen de Russische kunstenaars subsidies van de staat of hangt dit vooral af van privéfondsen en verzamelaars?
En zo komen we terug bij je ambitie… Ja, ik wil Russische kunstenaars bij iedereen promoten, ze zelfs laten samenwerken met andere internationale kunstenaars. Maar dat is ook niet zo simpel, want ook al zijn ze heel getalenteerd, ze moeten zelf ook meer integreren in het westen en gewoon bvb. Engels leren, wat vaak niet het geval is. Kunstenaars kunnen gerust kritisch zijn, maar de mentaliteit wil soms niet mee. Ik zoek echt wel kunstenaars die al geïntegreerd zijn in de internationale kunstscene. Daarom mijn vorige tentoonstelling met Alexei Kostroma, die al jaren in Berlijn woont en werkt. Mijn huidige tentoonstelling is met Natasha Ivanova, die zoals ik Russische roots heeft, maar heel kosmopolitisch is. Zij werkt in New York, Parijs en Génève en ambieert om internationaal erkend te worden. Het zijn droomkunstenaars. ❚
In Rusland is het heel moeilijk om subsidies te krijgen. Kunstenaars worden vooral door de verzamelaars of galeriehouders ondersteund. Kunstenaars worden eigenlijk meer als zelfstandigen beschouwd. Via bepaalde studies of instellingen zullen ze wel wat geld ontvangen, maar zeker niet genoeg. Maar dit voorjaar was het crisis in het kunstwereldje in Moskou. Aidan Salakhova, die de allereerste hedendaagse galerie in Moskou had, sloot dit voorjaar de deuren uit protest net zoals nog twee andere belangrijke galeries. Het is momenteel heel moeilijk om de hedendaagse kunst in Rusland bij de grote verzamelaars te promoten. Ze lijken wel teleurgesteld en zijn ontmoedigd om hedendaagse kunst te kopen. Zolang kunstenaars niet ondersteund worden, blijft het moeilijk voor hen. Ze blijven een beetje te lokaal hangen, in dezelfde verzamelingen en musea.
Tot en met 31 januari wordt het werk van Natasha Ivanova tentoongesteld.
27
opmaak_117.indd 27
30-11-2012 14:43:51
Tatyana Feshchenko
De dag waarop ik besliste te blijven
De regen valt met onregelmatige tussenposen uit de lucht en verspreidt een vochtige geur van koude stenen en aarde over het perron. Ik duw mijn handen dieper in mijn zakken en volg met mijn ogen het spoor tot waar de trein die me naar de luchthaven zal brengen, zou moeten opdoemen. Als Oekraïense ben ik de koude gewoon, maar in België dringt de vochtigheid tot in de botten door, tot mijn lichaam onophoudelijk rilt. Naast me staat een enorme valies. Het is twee jaar geleden sinds ik mijn familie verliet en in een verroeste Jiguli naar het westen reed. Nu mijn papieren eindelijk in orde zijn, kan ik mijn familie bezoeken. Met het vliegtuig en een hoop geschenken. Met chocolade voor de tantes, met jeansbroeken van Levis en Esprit voor vriendinnen, met Tierenteynmosterd uit Gent en zelfs een blokje stinkende hervekaas dat ik dankzij mijn vriend Kim heb leren eten. Hij is redacteur van een culinair magazine en brengt regelmatig producten zoals cuberdons, kaastaart, of tripel Karmeliet mee. De Belgen zijn gek op streekproducten wat ik eerst vreemd vond, omdat dit voor mij nogal vrij normaal was. Alles komt toch uit de streek? Per seizoen gingen we altijd champignons of bessen of noten plukken en bijna ieder weekend reden we naar onze datsja buiten de stad om er onze moestuin te onderhouden. Buitenlandse producten zoals Emmenthalkaas zijn in Oekraïne nog altijd een delicatesse. Wat nu voor mij ook vreemd lijkt. Vader zal me in Kiev opwachten en daarna is het nog vier uur rijden naar het huisje van mijn moeder in Poltava. Mijn ouders zijn al lang geleden uit elkaar gegaan. Je kunt geen ijzer met je handen breken. Standard speelde vorig jaar een match in Poltava.
mand die wellicht weet dat Gogol, toch wel een van de beroemdste ‘Russische’ schrijvers, uit mijn geboortestad kwam. Mijn ogen worden opnieuw vochtig als ik aan mijn moeder denk die alleen in Oekraïne achterbleef. Mijn broer was een paar jaar ervoor getrouwd met Elena en naar het dorp van zijn vrouw verhuisd. Haar familie bezit er drie winkeltjes waar ze levensmiddelen verkopen, wat een mooie bron van inkomsten is voor haar. Maar voor een mecanicien met een boekhoudkundig diploma, is er in Elena’s dorp geen werk. Nu probeert hij in de omliggende dorpen kuikentjes te verkopen. Het brengt niet veel op. Hij zou liever in een stad gaan wonen. De trein arriveert tot mijn opluchting op tijd. Dat is een goed voorteken. Het zijn zo van die kleine dingetjes waar ik me over verwonder: ik begrijp niet waarom de treinen in een land als België altijd te laat arriveren. In mijn spuuglelijk, onmetelijk land zijn de treinen altijd heel stipt. En de mannen helpen altijd een dame die op een treinperron met haar bagage zeult. In de trein zijn veel zitjes al bezet en ik wring me langs twee jonge studenten en een vrouw met felblauwe ogen en wit haar, naar een zitje aan het raam. Ik probeer te raden hoe oud de vrouw is, maar haar leeftijd lijkt onbestemd. Ze werpt vanachter haar krant een geïrriteerde blik naar mijn bagage die ik noodgedwongen in het gangpad liet staan. Ik vraag me af of ik opnieuw in Oekraïne zou kunnen wonen. Ik mis iedereen enorm, maar het land is gehuld in doffe ellende. Overal om me heen haalden de mensen er moedeloos de schouders op. Mijn vriendinnen trouwden met mannen die algauw aan de fles zaten en van de ene uitzichtloze situatie in de andere terechtkwamen. Hier in België kan ik studeren en heb ik een job in de keuken van een populair restaurant. Ik slaap amper vier uur per nacht en in het weekend werk ik slaatjes en snacks af met een koptelefoon op mijn hoofd waarop grammaticale regels en moeilijke woorden afspelen. Tijdens de week blok ik tot twee uur ’s
Er stond een foto in de krant van een oude, geblutste autobus waarin de spelers met hun hightech koptelefoons nog uren moesten wachten omdat de bagage van een speler verdwenen was. De spelers klaagden dat ze zich verveelden in die spuuglelijke stad, maar ik kreeg tranen van geluk in mijn ogen bij het lezen van het artikel. Nie-
28
opmaak_117.indd 28
30-11-2012 14:43:52
nachts want ‘s avonds wil ik tijd vrijmaken voor Kim. Ik sta erop om iedere avond voor hem te koken. Oekraïense vrouwen zijn trotse vrouwen. Het is zwaar, maar hier heb ik tenminste een doel waar ik me op kan richten zonder me te moeten afvragen of het wel de moeite loont.
schelpjes en op haar hoofd staat een roze zonnebril. Ze is een yoghurt aan het eten terwijl haar moeder die rechtover haar plaatsnam, berichten aan het versturen is. Ik kijk door het raam naar de klimmende zon die met het ochtendlicht speelt en probeer me te ontspannen. Als we het Noordstation binnenrijden, hoor ik de moeder onderdrukt lachen. Ze wijst naar haar dochter en houdt haar andere hand voor haar mond. Het kind is in slaap gevallen, maar probeert toch nog plichtsbewust haar yoghurt uit te lepelen. Ik begin te gniffelen, maar voel een lachbui in mijn keel aanzwellen. Nu kijkt ook de vrouw met het witte haar op, gluurt even naar het kind en stopt zonder verpinken haar hoofd weer achter de krant die ze al drie keer doorbladerde. Ook de reizigers aan de overkant, drie Chinezen met vijf keer meer bagage dan ik, stoten elkaar stilletjes aan en wijzen naar het meisje dat niet kan kiezen tussen slapen of eten. De moeder tracht het kind met haar gsm te filmen als plots vanachter de krant voor mij, een bulderlach opstijgt. De krant schokt op en neer en ook ik proest het uit. Net zoals de moeder die haar hoofd in haar nek gooit omdat het haar te veel wordt. En net zoals de Chinezen aan de overkant die dubbel plooien van het lachen terwijl de trein uit het station spoort. Het kind merkt het niet eens op en probeert nog steeds de weg te vinden naar haar mond. Haar tollende gezichtje en zonnebril hangen nu vol met yoghurt. De tranen lopen over mijn wangen als ik mijn Ipod in mijn handtas stop, mijn flesje water in het vuilnisbakje onder de tafel gooi en mijn jas aantrek. Als ik in de gang wacht tot de deuren opengaan komt de vrouw met het witte haar naast me staan en zegt: ‘Ik moest eigenlijk uitstappen in Brussel Noord, maar ik kan me niet herinneren wanneer ik nog eens zo gelachen heb. Ik heb het kindje en haar moeder bedankt.
Het landschap en de achtertuintjes met plastic zwembaden glijden in snel tempo voorbij. Passagiers lezen rustig de ochtendkrantjes en op het geluid van omvouwende bladeren na, is het verbazingwekkend stil in de wagon. Mijn gedachten dwalen opnieuw naar mijn moeder. ‘Het spijt me dat ik je niet kan geven wat je nodig hebt, Tatyana. Jouw vertrek valt me zwaar,’ zei mijn moeder toen ik het huis voorgoed verliet. Ze gaf me samen met verse honing, confituur van vruchten mee die we die zomer eigenhandig hadden geplukt en in steriele bokalen goten. Ieder jaar kwam ons gezin samen om bessen uit de tuin te plukken. Mijn broer plukte nauwgezet en gezwind alle bessen terwijl mijn moeder en ik boven een gammel vuur alles inkookten en er jam van maakten. Elk jaar opnieuw konden we steeds meer confituur opslaan. De bomen die mijn vader jaren geleden plantte, bleken de meest vruchtbare uit de straat. Jaloezie moet je proberen een stap voor te blijven. We deelden de potten met nog warme confituur uit aan de buren. Oekraïners geloven in de grond. In de aarde die ons niet teleurstelt als het slecht gaat met het land. Iedereen heeft in zijn datsja een moestuin die hem van voldoende eten kan voorzien. Voor de winter wordt de oogst in grote bokalen opgelegd, die in een put onder het huis verdwijnen tot het nodig is om ze eruit te halen. Als er in België fabrieken sluiten, worden de mensen baldadig en eisen ze geld. Oekraïners gaan naar hun datsja en geven elkaar een schouderklop. We hebben al te veel meegemaakt om er ons nog druk om te maken. De trein houdt halt in Brussel-Zuid. Een grote groep pendelaars stapt op. De twee jonge studenten stappen af. De vrouw met het witte haar leest hardnekkig voor de derde keer en met gekruiste benen haar krant. Om de zoveel seconden verwisselt ze van been of zucht ze langzaam. Ik probeer enkele zinnen te lezen over wetenschappers die een doorbraak forceerden in het aidsonderzoek, maar de vrouw slaat alweer een pagina om. Naast me is een klein meisje met kroeshaar komen zitten. In haar strakke vlechtjes zitten blauwe
Dit had ik echt nodig.’ Ik laat mijn valies op het perron zakken en wil naar de uitgang gaan als plots, zeg maar, een gedachte in me opkomt. De vrouw met het witte haar staat al aan een informatiebord. Ik tik haar op de schouder en zeg haar dat ik het ook nodig had. Dat dit een goed voorteken was en dat ik van plan ben om weer te keren. Ze kijkt me meewarig aan, maar knikt begrijpend. We glimlachen even naar elkaar en ik vertrek goedgemutst naar mijn thuisland. ❚
29
opmaak_117.indd 29
30-11-2012 14:43:52
NK GALLERY Museumstraat 38, 2000 Antwerpen NATACHA IVANOVA THE DARK SIDE OF THE MOON Opening December, 6 2012 from 18.00 till 21.00 December, 6 2012 – January, 26 2013
The title of the exhibition, The Dark Side of the Moon, refers to the invisible, unconscious and totally unpredictable aspect of woman’s nature. Since ancient history the moon has been associated with women. Some mystics say that the moon influences woman’s character, reinforces her intuition. In Greek mythology Diana symbolized the moon. She took a vow of virginity and demanded the same of her Nymphs. Like Diana, the woman portrayed by Ivanova combines in her personality the contradiction of woman’s nature. Natacha Ivanova is a Russian born artist who lives and works in Geneva. She graduated from the Academy of Fine Arts in Saint Petersburg and the Ecole des Beaux Arts in Paris. Her work has been exhibited in solo shows at the Modern Gallery in London in 2001, the 11th annual Russian Film Festival in Honfleur in 2003, the Centre d’art Claude Bessou in Saint-Grégoire in 2004, the Jerwood Fondation in London in 2005, Galerie Valérie Cueto in Paris in 2006 and the Cueto Project in New York in 2008 and 2011. She has had an impressive prize-winning career in France, including the 2006 Académie des Beaux Arts Dumas-Millier prize and the Special Grand Jury Prize of the Paul-Louis Weller Portrait Competition in 1999.
30
opmaak_117.indd 30
30-11-2012 14:43:52
Valentine Golovachev
De mens is zijn Iphone
De moderne, Russische scene; wat een raadselachtig onderwerp om te beschrijven! Als je terugkijkt naar wat de Russen betekenden op wereldvlak voor de muziek, dan denk je wellicht aan de verhalen van archetypische figuren als Rachmaninov of Stravinsky, of aan invloedrijke muzikanten als Tchaikovsky of Scriabin. Maar hier zijn we dan. In het hier en nu, waar muziek vooral geproduceerd wordt in plaats van gecomponeerd, en waar iedereen met een computer een muzikant kan zijn. We bereikten een tijdperk waarin je met weinig moeite enorm veel kunt bereiken. Waar ergens staat de Russische muziek in deze geegaliseerde muziektendens? De eerlijkheid gebiedt mij om te zeggen: nérgens. Laat me eraan toevoegen dat ik het haat om op dit moment in mijn leven pessimistisch te zijn, dus los van de vreselijk popen rockmuziek en de verdovende MTV- waarden, wil ik eens kijken naar wat we wel hebben. Allereerst, geloof ik dat we, na een enorme leegte (sommigen zullen het ruwweg als een eeuw beschouwen), erin geslaagd zijn om een degelijk nachtleven te herstellen. We hebben locaties als Red October- een eiland in hartje Moskou, waar de stappen van duizenden hoge hakken en highsocietygasten iedere nacht op de smalle voetpaden klinken. Waar goede clubs, van underground tot het beste wat de wereld kan bieden, standaard zijn. Clubs waar je je in het midden van een modeshow waant. Of een catwalk. Een zinderende barcultuur sloeg in Moskou in als een bom en verenigde de klassieke opdeling van ofwel een bar, ofwel een club: in Moskou vormen ze een perfecte symbiose. Russische artiesten? Het is een term die vooral behoort tot de Russische avant-gardeperiode. Nu hebben we namen die gevolgd en uitgebracht worden bij onafhankelijke labels van over de hele wereld zoals SCSI 9 op het gebied van techno, Valiquevoor funk en soul, Lipelis en Taras 3000 voor new-wave disco, Starostin (genomineerd door BBC) met etnische muziek, en verder nog nieuwe en heel dynamische, Russische vruchten zoals Highway Records of What’s In The Box?. Kortom: bands, dj’s, producers, optredens en festivals blijven niet uit en het
leven is opnieuw bruisend mooi! En nu terug naar het sarcasme. Waar staat die Russische clubscene voor? Nationaal gezien denkt men al aan clichés zoals de ‘Mystieke, Russische ziel’ met een eigen perceptie en gevoeligheid… En nog meer van die zever die vooral populair is in toeristische gidsen en bij expats die pretenderen de Russische ziel meegemaakt te hebben… Laten wij het even breder bekijken en het op wereldvlak analyseren? We leven in een virtuele wereld waar 99 percent van de communicatie via het internet verloopt. Als het oorspronkelijke idee van het web bestond uit een simpele verbinding tussen e-mails en browsers, dan kunnen we stellen dat web 2.0 betekende dat we ons groeperen via sociale netwerken. Feit is dat we ondertussen al in fase 3.0 zitten waar het systeem vooral gericht is op de voorkeuren van het individu dat zijn ‘ideale’ omgeving creëert die hij analyseert op basis van de vorige verrichtingen en keuzes van dat individu. Het komt hierop neer dat Web 3.0, in plaats van ons met elkaar te verbinden, heel persoonlijke niches creëert en selectief te werk gaat in het vormen van een ‘beeld’ van een ontwikkeling. Het reduceert de vloed aan informatie tot waar simpele keuzes gemaakt worden: de mens is zijn Iphone. Verticale structuren moeten dus inboeten voor de horizontale structuren. De informatieve vloed die van de top doorstroomde naar de massa is vervangen door het horizontaal delen tussen de niches. En als we dit vertalen naar moderne clubmuziek, dan kunnen we niet meer spreken over de dictatuur van MTV en consorten, maar eerder over het tijdperk van Soundcloud en andere bronnen. Exact hetzelfde gebeurt met het ‘Russisch, nationaal’denken. Tradities en enkele karakteristieken blijven nagenoeg overeind, maar sinds het algoritme ‘ik en de mensen zoals ik’ luidt, is de verspreiding ervan enorm veel wijder. Zonder de gebruikelijke filters van commerciële zenders, slagen we erin om gelijkaardige niches over de hele wereld- letterlijk over de nationale grenzen te bereiken. En zo creëren we onze eigen muzikale ‘naties’. ❚ Zie: www.soundcloud.com/valique
31
opmaak_117.indd 31
30-11-2012 14:43:53
Анатолий Багрицкий (Anatoly Bagritsky)
*** Прости, что я звоню тебе так поздно, Прости, что вообще тебе звоню, Что, как лисица плохо спрятанные гнезда, Я разоряю вашу дружную семью. Мне плохо спится, плохо думается, плохо Дается этот телефонный разговор. Я собирал тебя по кубикам, по крохам, А получается, что вроде бы как вор. Я вспоминаю Новый Год и руки в креме От круассанов, виски, теплый винегрет, Как мы в свободное от нервных срывов время Нанизывали бусы сигарет На нитку дня. Как от кафешки до кафешки По голубиным отпечаткам на снегу Осуществляли небольшие перебежки И умудрялись целоваться на бегу. Уверен, муж твой все отлично понимает. Сидит, наверное, и делает лицо. Или не делает. Неважно. Ты могла ведь Не отвечать на мой звонок. В конце концов, И эта ночь, и разговоры, все впустую. Температура приближается к нулю. Мне только хочется поставить запятую. Зачем не знаю. Просто точек не люблю.
Vitaly Burikin: aquarel op A4, voor 2005 - voor Anna Russ
Нет, я не выпил. Ты ведь знаешь, я не стал бы… Да все в порядке, успокойся… Нет, один… На нашем старом месте, возле дамбы, Все так же ветрено. Захочешь, приходи… Я на мосту… Не беспокойся, не замерзну… Кормлю окурками пустую полынью. Прости, что позвонил тебе так поздно,
32
opmaak_117.indd 32
30-11-2012 14:43:53
Anatoly Bagritski
*** Vergeef me dat ik zo laat bel, Vergeef dat ik je bel, En dat ik jouw gezin zo teister Zoals een vos een slecht verborgen nest. Ik kan de slaap niet vatten, kan niet denken, Telefoneren gaat me heel slecht af, In brokjes heb ik jou verzameld, Zoals een dief, daar komt het wel op neer. Ik denk terug aan Nieuwjaar, aan de crème Van de croissants, aan whisky, warme slaatjes, De tijd dat wij, verscholen voor ellende, Een kraal van rook van sigaretten regen Aan de draad van de dag. Hoe wij cafeetje in Cafeetje uit de sneeuw in liepen, sporen Van duivenpootjes volgden, hoe wij Uit alle macht elkaar al rennendkusten. Ik weet het wel, je man heeft alles door. Ik zie hem al, hij trekt een raar gezicht, Misschien ook niet. Je kon de telefoon Ook níet opnemen, maar in elk geval Heeft deze nacht, heeft wat wij elkaar zeggen Geen enkele zin, het vriespunt is in zicht. Het liefst zou ik gewoon een komma zetten. Ik weet niet waarom. Zo’n punt is niet mijn ding. Nee hoor, ik heb niet gedronken. Hoe kom je erbij, dat zou ik toch niet.. Alles is okee, maak je niet druk… Nee, helemaal alleen… Op onze oude plek, bij de dam. Er staat hier nog altijd zoveel wind. Als je zin hebt, kom maar langs… Ik sta op een brug, maar vat heus geen kou, Ik voeder het wak met sigarettenpeuken. Vergeef me dus, liefste, dat ik zo laat bel, Vergeef me dus dat ik bel.
(vertaling: Eric Metz)
33
opmaak_117.indd 33
30-11-2012 14:43:54
Bob De Nijs
Blauwbaardvariaties De term variaties verwijst naar een muzikaal uitgangspunt, nl. de inspiratiebron is de opera van Bartók. Als ‘grafische begeleiding’ stelde de Catalaanse kunstenaar Josep Maria Subirachs (Barcelona, °1927) enkele illustraties voor. Uit de cyclus publiceren we de delen II en III.
II Blauwbaard was niet. Hij bouwde zich de eerste vrouw om gestalte te vinden voor zijn licht dat rokend neersloeg, wild verrukt werd, zwart verscheurd op de tanden van een ver gebergte dat nu eens koortsig kromp en dan zijn muil weer openspalkte. Het bekken in de grond drong zich langzaam op. Hij weigerde nog de schoot van hijgend mos waarin hij zich verwekken kon. Hij spijkerde een naam in de flanken van gegoten steen die hij opgroef uit het gestolde woord dat de eerste stroom had nagelaten als neerslag van zijn gistend bewegen. Toen hij haar zijn laatste handgebaar terugtrok, rees zij torenhoog boven zijn gebied. Want toren werd zij. Vanuit de spleten in haar hoofd keek hij neer op de kruin in zijn haar. Zijn uitgeschoren hals legde hem een drassig rietveld bloot waaruit al haar groen was weggekapt om nooit meer de wateren te bevruchten, om nooit de rimpelende spiegel te weerhouden alleen maar huid te zijn. Hij riep hem daar beneden aan. Hij keek niet op, ging voort met het peilen van de wind naar de mond van zijn gefluister dat hem verder verstrooide als voorheen.
34
opmaak_117.indd 34
30-11-2012 14:43:54
Hij vroeg hem dan wijdbeens naar de vrouw in deze andere. Hij schudde het hoofd, beet op het bittere hout dat hem het spreken benam.
III In een kelder daalde dan zijn verhaal. Kolkend slijk siste uit bronstige slangen schril een woord op elke trede in deze, de tweede vrouw. Onder zijn aarzelende voeten week bij de eerste tred slib dat kale vlakten onthulde waarin moeizaam drie bomen het stoten van een stemloos verlangen getuigden uit de onrust in de wind. Slakken werden onder de tweede stap geplet; zij kermden open en kotsten rode ogen op arduin. Zij lieten een spoor na, onvoldaan omhangen met goud, geblakerd omhelsd, sprakeloos bokkig over een nagelaten aalmoes. Ze rolden, die ogen, in de wrangste smaak van zijn mond. Zwammen tierden op de derde, welig als heupen zonder schaduw waarover oude dromen glijden met handen die niet van hem maar uit de dromen naar hem toe komen, hoopvol, zoals hij dacht. Maar dan verzengden ze, verschrompelden met de lach - een laaiende vlam en hun eigen droom strompelde voort zijn gang, en ze mompelden:”Loop heen, jijzelf, alleen maar Blauwbaard.”
35
opmaak_117.indd 35
30-11-2012 14:43:54
Er stond glanzende schimmel, een groene maan op de vierde trede van de dezelfde trap met de adem die schemerde op haar buik, en zij werd windstil om de kreet van een gaai te weerstaan. Maar zo stil zweeg zij niet dat zij het water verzwijgen kon dat sijpelde op de vijfde en zijn voeten aan het wankelen vrat met woorden die door de ongedichte spleten in haar haat spoelden. De zesde omrandde de poel, die de zevende was. Gladgeschuurde, zwarte marmer brandde op het watervlak, verdampte de blik die hij over haar wierp, en walmde, toonloos, teruggewezen, zijn gezicht tegemoet dat hij in haar wezen zocht. Zeven treden was zij diep, maar wel zeven meer dan zeventig andere. En hij vond er niets van hem, niets van zichzelf.
Subirachs werkte van 1942 tot 1947 als leerling in het atelier van Enric Monjo en studeerde vanaf 1945 aan de Escola de Belles Artes de Barcelona. Van 1947 tot 1948 was zijn leraar Enric Casanovas. Zijn vroege werk werd geïnspireerd door de Franse beeldhouwer Aristide Maillol. Zijn eerste solotentoonstelling vond plaats in 1948 in het Casa del Llibre in Barcelona. In 1951 trok hij naar Parijs en van 1954 tot 1956 verbleef hij op uitnodiging van de Belgische schilder Luc Peire in Brussel, wat zijn internationale oriëntatie en zijn professionele instelling bevorderde. Hij woonde en werkte in België en exposeerde zijn werk in Brussel, Knokke en in 1955 tijdens de Biënnale Middelheim in Antwerpen. Subirachs geldt als een pionier van de avant-garde beeldhouwkunst in Catalonië, die ondanks de vele invloeden zijn geheel eigen stijl heeft ontwikkeld.
36
opmaak_117.indd 36
30-11-2012 14:43:55
Anatoly Bagritski
Burikin is al kunstenaar sinds zijn zestiende, het schilderen zit hem in het kleurrijke bloed. Hij experimenteert met diverse materialen en vandaag is hij voornamelijk actief in het moderne theater (scenografie) en de cinematografie, hij is een markante figuur in de hedendaagse Russische kunstwereld.
Bubly, acryl op doek, 100 x 80 cm, 2009 - voor Sergey Shabutski
37
opmaak_117.indd 37
30-11-2012 14:45:17
Spit, acryl op linnen, 60 x 40 cm, 2003 - voor Anna Russ
38
opmaak_117.indd 38
30-11-2012 14:45:19
Sitting, olie op doek, 30 x 25 cm, 1999 - voor Anna Russ
39
opmaak_117.indd 39
30-11-2012 14:45:20
The cup, olie op doek, 80 x 60 cm, 1998 - voor Anatoly Bagritsky
You woke up in the middle of another dream sleep, schets aquarel A4, 2008 - voor Marta Jakovleva
40
opmaak_117.indd 40
30-11-2012 14:45:21
Martin Carrette
imagine pierrot
LEPISMA SACCHARINA, EEN MEMENTO Zoekt men het bredere plaatje, dan komt men uit bij het genus der franjestaarten: bevalligheid, denkt men, met koosnamen als suikergast, of lieftalliger nog, zilvervisje. Een droogzwemmer in verschaalde woorden. Het repeteergeweer van de taal raakt hem niet, het laat hem ongedeerd in zijn harnas van inktgeroest papier. Soms staan ze in de krant als parasieten naast elkaar, de rubrieken doodsberichten en faillissementen. Zo’n tautologie, o ironie, verschalkt de beste redacteur, die laat en uitgeblust het bedrijvenpark passeert. Bowling strike en Funerarium X zijn er de dichtste buren, maar hij ziet het niet. hij ziet het glanzen van de schietmot niet, die van suikerbruine woorden leeft.
IMAGINE PIERROT toen reed er zoiets als een clown dwars door een droom heen, op een veel te kleine fiets, met onevenwichtige wielen, met dito zadel. daar kan een mens zich wel wat, zo niet alles, bij voorstellen, al was het maar een pad in een tuin als een warrige baard. bijvoorbeeld zoiets. maar toch bleef zijn gezicht, en eigenlijk, waarom het niet toegeven, zijn hele lijf maar contour, een diklijnige stansvorm, noodlijdend, als een te harde tekening in een kinderboek, die redding verwacht van kleine onvaste handen, nog worstelend met kleur. en voor hij ook maar met het beven, met de tranen kon aanvangen, was hij alweer voorbij, de droom uitgefietst, clown in een moment in een tijd naast de tijd.
41
opmaak_117.indd 41
30-11-2012 14:46:07
Kees Hermis
Sluitertijd
MALLEMOLEN
SLUITERTIJD
Een stampend schip op volle zee: zweefmolen, schiettent, reuzenrad, een waarzegster die toekomst spelt
Wij zagen het lange zweven van meeuwen en zweefden mee, zonder tijd zweefden wij, zonder bewegen
Muziek waait uit een carrousel, vijf houten paarden draaien rond, gaan van draf over in galop
het land sloot vrede met een langzame zee die bezig was zich terug te trekken en teruggaf wat genomen was
Het schip danst op zijn spiegelbeeld, verlicht kleurrijk de alledaagsheid van de wereld op zijn kop
jij lachte, maakte je los en gooide schelpen naar de lucht, naakt en volledig gelijk aan jezelf
En op het middernachtelijk uur wordt afgemeerd, neemt men een pint, een suikerspin, een zak frituur
in je ogen het licht van een dalende zon, een vuurgloed over het water je riep kom, strekte je uit, wenkte me lachend te komen
Het kermisvolk gaat van boord, de lichten doven, het wordt stil, de nacht komt aan het woord
dat ik zo leven kon, dacht ik, zo onbevangen, open, vrij ik sloot het boek en even was het of er iemand ergens riep maar het was een snik van de wind in de tuin die door de bomen liep en streek langs mijn gezicht
42
opmaak_117.indd 42
30-11-2012 14:46:09
DRIE VOGELS
DE OVERWEG
Een zeearend staat vastgegroeid in zijn silhouet op een zandbank, een monument waarin de tijd voor ogenblikken lijkt gestold, totdat de bewegingloosheid wordt opgeheven, de vogel wegvliegt uit zijn schaduw en oplost in de lucht
Geluidloos glijdt de trein langs de gevallen bomen, twee wachters die roodwit geblokt weer worden opgericht als brengen zij een vredegroet
Een uil waarin de adem van de tijd tot stilstand lijkt gekomen, een vuistvol samengebalde verstilling, als wind aarzelt over de donsveren, beeft een wimper, trekt een ooglid op, barst onhoorbaar de verstening
een trekker komt hoestend op gang, kruist als een rups het spoor, boven de overweg zweeft de ingehouden adem van een fataal ogenblik, een valse schemering licht op langs knetterende bedrading, wat mogelijk was maakt aarde bezworen is wat werd gevreesd, een idee-fixe gevlucht, begin en afloop zijn voorbij, het is er niet geweest de trekker is al op het land, de trein is uit het zicht, er valt geen vogel uit de lucht, geen woord neigt naar alarm, bewaakte zomerdag die leven leven laat, klaarlicht
Een roerdomp in paalstand gefixeerd, schildwacht van stilte gemaakt verrijst uit zijn dodenslaap, als onverwacht zijn bajonet op aarde wijst, wordt hij tableau vivant van rietstengels en veren, zichtbaar ontwaakt
43
opmaak_117.indd 43
30-11-2012 14:46:09
Peter Minten
Zaterdag
Wim drukte zijn mobiele telefoon tegen zijn oor. Een doorrookte stem op zijn voicemail, de stem van Wojtek. ‘Shit, man,’ vloekte Wojtek, ‘waar ben je toch elke zaterdagavond? Vanavond moeten we het samen doen. De Russen komen. Man, ben jij een vriend of een dupek, een klootzak?’ Wim controleerde of het belgeluid van zijn mobiele telefoon nog steeds ‘off’ stond en verborg het toestel in de broekzak van zijn gebleekte jeans. In een buitenwijk van de grote stad was de zon al achter de appartementen verdwenen. De inkomhal van het appartementsgebouw oogde strak en kaal. Zijn vinger drukte op de belknop. ‘Linda Brakeleer’ stond op het stuk van het beduimelde kartonnetje, dat blijven plakken was naast haar bel. Ze had zijn naam een jaar geleden van het belkaartje geknipt. De zoemtoon van de buitendeur, het zoemen stopte voor hij tegen de deur kon duwen. Hij belde opnieuw.
‘Waarom ga je niet zitten,’ zei ze, ‘drink je ook een glas porto?’ ‘Heb je rode porto?’ ‘Sorry, witte.’ ‘Laat maar, geef me een biertje.’ Hij vermeed de kussens en ging op de leuning van de bank zitten. Ze goot haar glas vol. Toen zij zich aan de andere kant op de leuning liet zakken, veerde hij recht. ‘Ik zal de aardappelen schillen, laat mij de aardappelen schillen.’ ‘Het is nog te vroeg om te eten, maar als je echt wil, ze liggen in de keuken in de kast, onder het aanrecht.’ De schillen van haar aardappelen roken naar afwasmiddel. Door de opening in de muur, tussen de keuken en de woonkamer, zag Wim hoe ze aan haar porto nipte. De lippen van Linda leken het glas porto te zoenen. Haar glas was nog voor driekwart vol. Voor het glas helemaal leeg was, zou ze niet in de keuken verschijnen. Wim trok zijn mobieltje uit zijn broekzak. Vier gemiste oproepen. Wojtek was verslaafd aan dat telefoonding. ‘Lukt het met de aardappelen?’ Snel verborg hij het toestel achter zijn rug. ‘Alles oké met de aardappelen.’ Hij zou Wojtek niet terugbellen, een sms moest volstaan. ‘Ik heb kaarsen gekocht,’ riep ze, vanavond eten we bij kaarslicht.’ ‘Leuk.’ Hij trok de deur van het naar citroen en bloemen ruikende toilet achter zich dicht. Hij moest Wojtek sms-sen. Wat kon hij verzinnen? Zoals alle vorige zaterdagavonden was hij voor zessen uit de stad geglipt. Wojtek gromde de laatste tijd steeds vaker dat Wim op zaterdagavond niet te vinden was in de stad. In het begin verzon Wim allerlei smoezen, maar het werd steeds moeilijker om Wojtek om de tuin te leiden. Gisterenavond was Wojtek naar het huis gekomen, waar Wim kamers huurde. ‘Sobota, man’ had Wojtek gezegd. ‘No shit, man. Je komt morgenavond. Als we het samen doen, gaat er niks verkeerd. In
Krachtig stootte hij tegen de deur en liep de smalle trap op. De deur van haar appartement stond zoals steeds op een kier. Nooit wachtte ze hem hier op, niet één zaterdagavond. Zijn lederen jack hing hij ook vanavond niet in de hal aan een kapstok, maar zoals steeds in de woonkamer op een stoel. De radio zweeg toen hij met zijn wijsvinger op de knop drukte. Elke zaterdagavond zette hij de radio uit. Ze zei daar gelukkig nooit iets van. Gerommel in de badkamer, de geur van poetsmiddelen. ‘Hallo,’ zei ze, met een emmer in haar hand. ‘Trek je schoenen uit als je binnenkomt.’ ‘Hallo.’ Hij gaf haar een snelle kus op haar zonnebankbruine wangen. ‘Je bent vroeg,’ zei ze. ‘Ja. Wat eten we vanavond?’ ‘Witlof met ham en kaassaus, we eten straks witloof met ham en kaassaus.’ Hij knikte, ze kon heel goed witlof met ham en kaassaus maken, dat was zijn lievelingsgerecht.
44
opmaak_117.indd 44
30-11-2012 14:46:10
deze stad moeten we samen blijven.’ Wim had geknikt. Daarna had Wojtek de deur van de woonkamer hard achter zich dichtgeslagen. De kou van het toiletdeksel drong door zijn broek. ‘Hoi Wojtek’ typte hij, ‘kn er nt zijn. Mssch vnvnd laat. Grtn. Wim’. Dan drukte hij op ‘verzenden’ en hield het mobieltje een tijdje in zijn hand. Toen trok hij door. Met gebogen hoofd drentelde hij naar de woonkamer, streek even met zijn vingers over zijn jack en liep met zijn handen in zijn zakken terug naar de keuken. ‘Hoe gaat het met je, alles oké?’ vroeg hij. ‘Ja, zei ze, met mij is alles oké.’ Zijn vingers hingen uit zijn broekzakken. ‘Ik had best een zware week.’ ‘Oh ja?’ ‘Gedoe met wat mensen en zo.’ ‘Ach, je weet hoe mensen zijn.’ Ja, dat wist hij. ‘Laat mij voor het eten zorgen. Er ligt een krant naast de bank.’ ‘Sinds wanneer koop jij een krant?’ ‘Die krant, ach ik vertel het je straks wel bij het kaarslicht.’ Zijn wijsvinger gleed in de woonkamer over de cd-speler en stopte abrupt. ‘Je hebt een nieuwe cd-speler gekocht,’ riep hij. ‘Ja, bij een groothandelaar, daar zijn ze het goedkoopst.’ Traag drukten zijn vingers op de zilverkleurige knoppen. ‘Het ding is te groot voor deze kast,’ zei hij. Je had een kleiner formaat moeten kopen.’ ‘Ach, dat ding speelt prima.’ Hij liet de cd-lader open glijden. ‘Heb je die cd al gespeeld, die ik vorige maand voor je verjaardag gekocht heb?’ ‘Ja, ik heb hem al een keer beluisterd. Hij is wel goed.’ ‘Goed?’ ‘Ja, hij is wel goed.’ ‘Je hebt de nieuwe cd van AB gekocht, erg slecht vind ik die.’ ‘Ach,’ zei ze, ‘wat is slecht?’ Zoemend schoof de cd-lader een aantal keer open en dicht. Steeds sneller drukten zijn wijsvinger op de blinkende toets. Dan geen beweging meer, hij gaf de cd-lader een klap. ‘Ruikt lekker,’ riep hij, ‘het eten.’
Hij liet zich op de bank zakken. Voor een tijdje stond zij in de keuken geparkeerd. Wojtek moest het vanavond maar alleen uitzoeken. Enkele maanden geleden had hij Wojtek leren kennen in een kleine bruine kroeg in het hart van de stad. Een rokerige kroeg, met zes houten tafels en steeds weer dezelfde verzopen smoelen. Op een keer was een oude man naast Wim aan de toog komen staan en had hem belangstellend aangekeken. ‘Lekkere handen,’ zei de man, ‘je hebt lekkere handen, gespierd, maar toch lange vingers. Werk je in een sauna of zo?’ Wims verbijsterde grijnslach. ‘Ik wil goed betalen om door die handen gemasseerd te worden.’ De mensen in de kroeg waren allemaal in lachen uitgebarsten. Wim had heel even meegelachen en verliet toen de kroeg. Er was iemand met hem mee naar buiten gegaan, een gast met de geur van zweet, sigaretten en leder. ‘Come on, man’ had Wojtek tegen hem gezegd, ‘jij en ik moeten praten.’ Wojtek moest het maar alleen zien te rooien. Het was Wojteks idee om vanavond de Russen opnieuw te ontvangen, dat was nog nooit gebeurd. Maar Wojtek was gisterenavond te dronken geweest. Vloekend hadden de Russische mannen hun kleren weer moeten aantrekken en waren weggelopen. Hij kon Wojtek vanavond niet helpen. Er konden zoveel redenen zijn waarom hij er niet was. Misschien ging hij vannacht nog naar de stad. Misschien. Hij rukte het lipje van het blik en dronk van het vreselijk lauwe bier. ‘Doe ik extra veel Parmezaanse kaas in de saus, Wim?’ Hij schrok. Ze noemde hem bij zijn naam. ‘Wel?’ vroeg ze. Een telefoon rinkelde. In de woonkamer greep Linda naar haar mobieltje. ‘Hoi,’ zei ze, ‘met mij.’ Ze lachte, vrouwelijk. Met de telefoon in haar hand liep Linda naar de slaapkamer. Ontspannen praatte ze. De slaapkamerdeur sloot achter haar. Wim stond voor het raam in de woonkamer. Vijf verdiepingen lager, wenkte de straat. Hij opende het raam en stak zijn hoofd naar buiten. Zo moest het gegaan zijn met die oude vrouw
45
opmaak_117.indd 45
30-11-2012 14:46:10
bij hem in de straat, in het centrum van de stad. Een oude vrouw was gisteren van haar terras gewandeld, haar terras op de vijfde verdieping. Ze lag op de straatstenen toen hij met zijn handdoeken, die naar massageolie roken, naar het wassalon stapte. De vrouw bewoog niet meer, haar jack was dichtgeknoopt en naast haar lagen een handtas en handschoenen. Er slenterden mensen rond haar lichaam. Toen hij met de tip van zijn voet haar hoofd raakte, scheurde een ziekenwagen door de straat. Zodra haar lichaam was weggehaald, vluchtte de achtergelaten plas bloed in alle richtingen. Het trillen van het mobieltje in zijn broekzak, een nieuwe boodschap. De deur van haar slaapkamer was nog steeds gesloten. Hij liet zich op de bank vallen en belde naar zijn voicemail. De stem van Wojtek. ‘Wim, fuck man, kom naar hier. Die Russen zijn er. Ze willen jouw handen. Ik blijf je bellen, man. Je moet nu komen.’ Wim zuchtte. Vannacht misschien. Hij moest even naar buiten, een sigaret opsteken. Op de eikenhouten tafel liet hij een briefje achter. Ze had een nieuwe tafel gekocht, hoe had ze die helemaal alleen naar binnen gesleurd? In het portaal van haar appartementsblok, inhaleerde hij diep. De buitendeur blokkeerde hij met zijn schoen, dan hoefde hij straks niet opnieuw een hele tijd op het zoemen van het deurslot te wachten. De appartementsgebouwen in deze straat hadden nog steeds die voortuinen. Wim had geen voortuin in de stad. Voor weinig geld huurde Wim een verdieping van een huis aan een tramhalte. De namen op de bellen aan de buitendeur van het huis, veranderden voortdurend. Alleen de bewoner van de dakverdieping boven hem bleef altijd dezelfde. Hij had de man een paar keer gezien halverwege de trap. De man was op een avond op Wims deur komen kloppen en vroeg hem een buis te helpen verslepen. Toen hij de man enkele dagen later op de trap kruiste, keken de ogen van de man van hem weg, alsof de man iets wilde verbreken, een band, een vage herinnering aan menselijk contact. Wim herkende die blik, het was ook de blik van de mannen en vrouwen die hij en Wojtek masseerden omdat ze het geld nodig hadden. Zonder geld kon je niet overleven in een stad. De gloeiende peuk werd verpletterd onder zijn schoentip, hij liep de trap op, zijn billen zakten diep weg in de kussens van de bank. Nog altijd
was de slaapkamerdeur gesloten. Zijn broek trilde weer. De stem van Wojtek op zijn voicemail. ‘Wim. Please, man. De Russen, ze maken hier alles kapot. Kom man. Please. Die Russen willen jouw handen.’ Snel draaiden Wims vingers de bladzijden van de krant om, dan schoven ze het ding ongeduldig opzij. Het tikken van een wandklok. Deze woonkamer had een hartslag. Linda had een echte woonkamer, de dingen in deze kamer leefden. Linda dirigeerde de dingen in haar appartement en de dingen leken tevreden met Linda. Er was iets mis met de kamers van Wim in de stad. Er was al jaren iets mis met die plek, hoe hard hij ook zijn best deed. Het leek alsof elke kamer hem onmiddellijk vergeten was als hij die verliet. Zijn kamers hadden geen geheugen, alles was er ijl, alsof ze geen indrukken en herinneringen konden vasthouden. Regelmatig stootte Wim er tegen allerlei voorwerpen. Hij wist dat de dingen om hun eigen plaats vroegen, maar hij had er alleen geen idee van hoe hij daar aan moest beginnen. Zijn kamers leken alleen maar bewoond, omdat er alle voorwerpen van bewoonde kamers aanwezig waren. Vaak als hij de deuren opende, voelde hij dat de dingen hem als een indringer beschouwden. Uit zijn broekzak plukte Wim zijn mobieltje en schakelde het toestel uit. Wojtek zou het deze avond wel alleen kunnen, Wojtek wel, die gast was een overlever. Haar stem fladderde door de keuken. ‘Dek jij de tafel,’ riep ze. ‘Doe ik.’ De avondzon trok grillige lijnen op het gestreken tafellaken. ‘Ik haal de schotel uit de oven,’ zei ze. De vertrouwde geur van de kaassaus, vier bewegende handen, twee kauwende monden, een web van stilte. ‘Ik ga volgende week naar een concert, Wim,’ zei ze, ‘met iemand van mijn werk.’ ‘Oh ja?’ Er kleefden dikke kaasdraden aan zijn lippen, dikke kleverige kaasdraden. ‘Is het een man?’, mompelde hij. ‘Ja, hij heet Filip.’ ‘Weer zo’n kerel die een nacht met je in bed wil duiken.’ ‘Neen, Wim, ditmaal is het anders.’ ‘Ach,’ zei hij. ‘Ach.’ ❚
46
opmaak_117.indd 46
30-11-2012 14:46:10
Michiel Heijungs
Monochroom
Voordat hij tegen de lamp liep maakte Niemeyer succesvol carrière als vervalser. Al op de academie roemden docenten zijn schildertechnische vaardigheden, maar het ontwikkelen van een eigen stijl kostte hem meer moeite. Zijn eerste expositie werd nog welwillend besproken, maar kort daarna begonnen in kunstkritieken te vaak woorden als imitatie’ en ‘plagiaat’ te vallen. Hij had natuurlijk tekenleraar of illustrator kunnen worden. Het beroep van vervalser sprak hem meer aan. Uit praktische overwegingen specialiseerde hij zich in moderne schilderkunst. Voor eigen plezier deed hij nog wel eens een 17de-eeuwer, of een Vlaamse meester op een mooi houten paneel, maar de snelle ontwikkeling van wetenschappelijke analysemethoden maakten dat soort werk onverkoopbaar. In recente jaren hield hij zich nauwelijks bezig met echt vervalsen en produceerde vooral werken in de stijl van beroemde eigentijdse meesters. Vaak vormde de handtekening het moeilijkste deel. Veel van die coryfeeën leefden nog, enkelen kende hij persoonlijk. Ze gebruikten materialen die op iedere straathoek te koop waren en wisten zelf vaak allang niet meer wat ze ooit wel of niet hadden geschilderd. Sommigen kon het ook niet schelen, zoals bleek toen enkele deskundigen twijfel uitspraken over de echtheid van een bepaald schilderij dat net voor een vermogen bij Christie’s was geveild. De veronderstelde maker, een gevierd kunstenaar, haastte zich te verklaren dat het wel degelijk een werk van eigen hand was, terwijl het in werkelijkheid om een fraaie Niemeyer ging. ‘Ach,’ vertrouwde de man hem later toe, ‘het ding was zo goed, dat ik het eigenlijk zelf had moeten schilderen, dus laat maar zo.’ Niet iedereen vatte dergelijke zaken even sportief op en zo begon de ellende. Het kwam onvermijdelijk tot een proces waarbij de Officier van Justitie nogal tekeer ging: de goede naam van de kunsthandel was aangetast en het vertrouwen van het publiek ernstig geschonden. De maximale straf zou daarom op zijn plaats zijn.
De rechter toonde zich minder onder de indruk: ‘Aantasting van goede naam’, zo merkte ze op, ‘veronderstelt primair het aantoonbare bestaan van een zodanige naam’. Desondanks had verdachte Niemeyer wel degelijk een misdrijf begaan in de zin van artikel 326b Wetboek van Strafrecht. Negen maanden. Volgende zaak. Onder de gedetineerden was hij populair. Hij kwam uit een andere wereld, stond buiten de hiërarchie en vormde geen bedreiging. We bewonderden zijn tekenvaardigheid en vonden hem meestal bereid snelle portretten, karikaturen en pornografische schetsen te maken. Bovendien kon hij goed vertellen, een eigenschap die gevangenen op waarde weten te schatten. De meeste bewakers hadden een hekel aan hem, alleen al omdat hij weigerde voor ze te tekenen. Ze treiterden hem waar ze konden en kort voor zijn vrijlating sloegen ze hem met zijn drieën voor de lol in elkaar. Hij kreeg een paar harde schoppen tegen zijn hoofd en werd bloedend en bewusteloos naar de ziekenzaal gesleept. De verpleger constateerde een hersenschudding. Ook de volgende dag bleef hij buiten kennis. Tot zijn geluk was de vaste arts, wiens instrumentarium voornamelijk uit aspirine en pleisters bestond, met vakantie. Diens jonge vervanger vertrouwde de zaak niet en liet Niemeyer overbrengen naar het centrale gevangenishospitaal. Daar kwam hij langzaam weer bij bewustzijn, misselijk en met stekende hoofdpijn. Hij zag alles door een grijs waas, nam geen kleuren waar en kon niet lezen. Bovendien leed hij aan gedeeltelijk geheugenverlies en herinnerde zich niets van de mishandeling of de uren daarvoor. De artsen verklaarden dat grijs-zien en tijdelijk geheugenverlies geen ongebruikelijke verschijnselen zijn bij een hoofdwond. Gedetineerde Niemeyer had een flinke val van de trap gemaakt, maar het zou wel weer goed komen. Leesvaardigheid, gezichtsscherpte en geheugen herstelden inderdaad na enkele dagen en ook de hoofdpijn en misselijkheid trokken langzaam weg.
47
opmaak_117.indd 47
30-11-2012 14:46:11
Maar kleuren zag hij nog steeds niet. Na een week kwam zijn advocaat in actie. Niemeyer werd opgenomen in het Academisch Ziekenhuis en uitgebreid onderzocht. Hij had geen fysieke schade aan zijn ogen, maar leek wel compleet kleurenblind.
Niemeyer leefde in dezelfde grijze wereld, maar hij zag kleuren in zijn herinneringen en dromen. Het realiseerde zich dat alle verschillende grijstinten specifieke kleuren vertegenwoordigden en na verloop van tijd leerde hij die redelijk te benoemen. Een tweede artikel, geschreven door de kleurenblinde wetenschapper Knut Nordby, bevatte naast wetenschappelijke observaties ook persoonlijke ervaringen en miste de toon van wanhoop die het verslag van Sacks en Wasserman kenmerkte. Patiënten met aangeboren achromatopsie voelen blijkbaar geen uitgesproken afkeer voor hun grijze omgeving. Ze lijden aan een lastige handicap, maar hebben niets verloren. Niemeyer besefte dat verdere aanpassingen onvermijdelijk waren. Autorijden bijvoorbeeld, zat er niet meer in. Verkeerslichten, koplampen van tegenliggers, lichtsignalen, regendruppels en felle of laagstaande zon maakten dat te riskant. Met pijn in het hart deed hij zijn collectie klassieke sportwagens van de hand, kocht een eersteklasse treinabonnement en ontdekte tot zijn verbazing de charmes van het ontspannen reizen door stad en land. Hij stapte hij uit op stations waarvan hij de naam nooit had gehoord en wandelde dan uren in de omgeving. Ik ontving in die periode geregeld brieven van Niemeyer. Hij schreef uitgebreid over zijn leerproces. Met veel geduld stelde hij schema’s op voor vertaling van grijstinten in kleuren en oefende met bekende voorwerpen en zijn verzameling verven en pigmenten. Net als de kleurenblinde schilder concludeerde hij dat een exacte codering niet te realiseren viel. Toch werkte hij door aan een catalogus waarin hij probeerde aan iedere grijstint systematisch meerdere mogelijke kleuren te koppelen. Ondanks zijn handicap had hij besloten weer te gaan schilderen. Niet in zwart-wit, maar in kleur zoals hij altijd had gedaan. Op zijn tochten nam hij een schetsboek mee en maakte potloodtekeningen van stationsgebouwen, krotten, monumenten en boerderijen, van middelbare heren in een duur restaurant en van Somalische bordenwassers in de keuken, van junkies en van hoeren. Hij tekende zonsondergangen boven de rivier, treurwilgen langs een sloot, koeien in de wei, spelende kinderen op het erf en een stilstaande trein in de regen. De schetsen voorzag hij van cijfer- en lettercodes, die bij het uitwerken in olieverf de kleuren bepaalden. Kleuren die hij vermoedde, veronderstelde,
Wat meestal kleurenblindheid wordt genoemd is in feite niet meer dan het onvermogen om twee specifieke kleuren, bijvoorbeeld groen en blauw, uit elkaar te houden. Wie naar een baan als straaljagerpiloot solliciteert, wordt er op afgekeurd. Volledige kleurenblindheid, achromatopsie, is een zeldzame, erfelijke aandoening waarbij men van geboorte af geen kleur kan zien omdat de receptoren in het netvlies ontbreken. Niemeyer zag voor het ongeval normaal kleuren en zijn netvlies was onbeschadigd. Het probleem moest elders zitten, hoogstwaarschijnlijk in de hersenen. Hij ging niet terug naar de gevangenis en de rest van zijn straftijd bracht hij door in het ziekenhuis. Toen hij weer thuis was, werd de omvang van het probleem pas goed duidelijk. Hij schreef me dat het voelde alsof hij een zwart-wit film was binnengestapt. Een groot deel van zijn flamboyante garderobe moest hij de deur uit doen en vervangen door witte, grijze en zwarte kleding. Vrienden, die hij niets over zijn handicap had verteld, vonden hem afstandelijk en teruggetrokken. Naast kleurenblindheid leverden direct licht en sterke contrasten problemen op. Zijn gezichtsscherpte raakte sterk verminderd bij fel licht. De reflecties en schitteringen van de nachtelijke stad, brachten hem in verwarring. Het best zag bij gedempt licht: in de schemering, vroeg in de ochtend of in de schaduw. Zijn loopbaan zat er op, gelukkig was hij financieel onafhankelijk en hij zou wel zien. In de eerste maanden ging hij regelmatig naar het ziekenhuis voor onderzoek. Een arts wees hem op het artikel ‘De zaak van de kleurenblinde schilder’ van de neurologen Oliver Sacks en Robert Wasserman. Het beschreef het geval van een schilder die bij een ongeval schade opliep in het deel van de hersenen dat kleurervaring construeert, en daardoor niet alleen kleurenblind werd, maar zelfs het vermogen verloor zich kleuren te herinneren of voor te stellen. Geplaagd door zware depressies en vol wrok dwaalde hij sindsdien door een grauwe, vreugdeloze wereld waarin zijn schilderijen, zijn voedsel en zijn vrouw grijs waren als gesmolten lood.
48
opmaak_117.indd 48
30-11-2012 14:46:11
beredeneerde of soms willekeurig toevoegde. Als een jonge hond experimenteerde Niemeyer er op los, probeerde met wisselend succes verschillende materialen en werkte dag en nacht als een bezetene. Zelf nam hij zijn eigen werk waar in grijstinten, de buitenwereld zou schilderijen in kleur zien, met als pikant detail dat de kleurenblindheid van de schilder onbekend bleef. Via oude contacten regelde hij een expositie in een prestigieuze galerie in de hoofdstad en gaf die zonder verdere toelichting de naam ‘Monochroom’. De media besteedden veel aandacht aan zijn criminele verleden, het publiek stroomde toe en de expositie werd een doorslaand commercieel en artistiek succes. Kunstcritici prezen vooral zijn origineel en subtiel kleurgebruik.
krant beweerde hij dat zijn detentie onbedoeld en onverwacht had gediend als periode van bezinning en heroriëntatie. Nadat hij in de gevangenis van een trap viel en daarbij hij een barst in zijn schedel opliep, leed hij wekenlang aan hallucinaties die hem aan het denken zetten over fundamentele vraagstukken van Waarneming en Werkelijkheid. Na zijn genezing begon hij spontaan weer te werken, maar ditmaal met de artistieke visie die vroeger ontbrak. Nergens een woord over mishandeling of kleurenblindheid. De vervolgexposities Monochroom II en III bezorgden hem de status van superster zodat musea, internetmiljonairs, erfgenamen en ministeries tegenwoordig astronomische prijzen betalen voor zijn werk. Zijn agent maant hem voortdurend aan om de productie laag te houden. Onlangs nam hij de zoveelste prijs in ontvangst, ergens in de Verenigde Staten, en gaf bij die gelegenheid een lezing over ‘Een nieuwe Esthetica voor Kleurperspectief”. Lef kun je hem in ieder geval niet ontzeggen. Vermoedelijk heeft hij nooit iemand iets verteld over zijn kleurenblindheid, maar er moeten voldoende mensen rondlopen die ervan weten. Mocht er ooit een arts uit de school klappen of het verhaal op een andere manier bekend worden, dan zal Niemeyer vast en zeker geen spier van zijn gezicht vertrekken: jawel, natuurlijk is hij kleurenblind, al tijden, nooit een geheim van gemaakt. Hij zal er ongetwijfeld een praatje aan vastknopen over de plicht van de kunstenaar een innerlijke blik te ontwikkelen: ‘Wie slechts door zijn ogen ziet, heeft een beperkte visie op de werkelijkheid,’ of iets in die geest. Om mooie woorden heeft hij nooit verlegen gezeten. Die Niemeyer redt zich verder wel. ❚
Ik heb Niemeyer nadien nooit meer in persoon gezien of gesproken, maar volgde zijn successen uit de verte. Hij wist de media bekwaam te bespelen. Tijdens een talkshow kreeg hij de lachers op zijn hand met een oude anekdote over Picasso: die bezocht samen met een vriend een expositie van eigen werk. Voor een van de doeken bleef hij staan, bekeek het kritisch en verklaarde dat het om een vervalsing ging. Zijn vriend wierp tegen dat hij zelf in het atelier aanwezig was tijdens het schilderen van het werk. De meester liet zich niet uit het veld slaan: ‘Dat zegt niets, ik maak er wel meer die vals zijn.’ Als Picasso zelf valse Picsaso’s produceerde, waarom zou hij, Niemeyer, dan geen echte Picasso kunnen maken nietwaar. In een diepgravend interview in een kwaliteits-
49
opmaak_117.indd 49
30-11-2012 14:46:11
Thierry Deleu
Over Conscience en de burgers van Darlingen
Een depressieve Conscience Conscience had een ongelukkige kindertijd. Zijn moeder stierf toen hij acht jaar was. Zijn vader, een ingeweken Fransman, was veel uithuizig. Als opgroeiende jongen was Hendrik dikwijls ziek. De jongen dook onder in zijn verbeelding en schoof de werkelijkheid voor zich uit. Op die manier voelde hij zich minder eenzaam. Hij kon erg neerslachtig zijn, tot op de rand van een zenuwcrisis en had vaak ups en downs. De minste tegenwind bracht hem uit zijn evenwicht. Conscience werd op rijpere leeftijd hypochonder. Vooral in zijn Kortrijkse tijd regende het klachten over kwaaltjes en ongemakken. Iedere keer dat het met hem slecht ging, voelde hij de drang om van huis te vluchten en te gaan zwerven. Hij logeerde toen in afspanningen of bij ‘goede mensen’. Ook in Kortrijk poetste hij herhaaldelijk de plaat. In 1859 schreef hij: ‘Mijn zenuwen zijn ontsteld. Dezer dagen ben ik uit Kortrijk gaan loopen en heb mij naer de zee begeven, tusschen Veurne en Duinkerke, waer ik vier dagen in eenzaemheid langs het strand heb gedwaeld.’ Bij vrienden kon Conscience wel loskomen en boeiend vertellen. Hij had een grote behoefte aan vriendschap, liefde en geborgenheid. Hoorde hij niet permanent echo’s van sympathie, dan voelde hij zich eenzaam in ‘eene woestijn’, zoals te Kortrijk. In 1865 schreef hij aan zijn vriend Van Beers: ‘In mijne ballingschap worstel ik al voort tegen de uitputting der eenzaamheid.’
De ‘Société Littéraire de Courtrai’: ongewild voorspel tot de eerste Kortrijkse Loge? (18631922) - Arrondissementscommissaris Hendrik Conscience: “katholieke vrijdenker”?
Conscience hield van de natuur. Zijn liefde voor de natuur was geworteld in zijn diepe behoefte om te genezen van zijn mensenvrees. Hij vond in de planten, bloemen en insecten, partners in eenzaamheid, met wie hij kon spreken. De natuur schonk hem troost, licht en sterkte.
Kortrijk heeft in het leven van Hendrik Conscience een grote rol gespeeld. Hij verbleef er van 16 januari 1857 tot 11 september 1868 als arrondissementscommissaris.
Vanaf 1853 kon hij van zijn pen leven. Hij voelde zich eindelijk erkend toen hij in 1856 benoemd werd tot arrondissementscommissaris in Kortrijk.
50
opmaak_117.indd 50
30-11-2012 14:46:11
Daar probeerde hij zijn stand op te houden. Hij leidde er een rijkelijk leventje en was een welkome gast op diners, recepties en andere uithuizigheden. Geregeld kwam hij daardoor in geldnood.
In ‘t Wonderjaer In ‘t Wonderjaer (1837) verheerlijkte hij de geuzen en als liberaal gelovige had hij weinig sympathie voor het kerkelijk gezag. In ons land kenden wij onder Willem I een korte, maar vruchtbare samenwerking van liberalen en katholieken, die samen ijverden voor persvrijheid, vrijheid van het individu en voor de scheiding van Kerk en Staat. Maar in 1832 vaardigde Gregorius XVI zijn encycliek ‘Mirari vos’ uit die de aanzet betekende van een heftige antiliberale actie in de Kerk. Vanaf 1832 gingen de politieke conflicten tussen liberalen en katholieken crescendo. De Belgische liberalen werden vrijzinnig en antiklerikaal.
Een katholieke liberaal De invloed van zijn vrome moeder is op de jonge Conscience waarschijnlijk groot geweest. Zijn religieuze aard kwam heel sterk tot uiting in zijn werk. Enkel in Hlodwig en Clothildis (1854) gaf hij kritiek op het geloof. Als liberaliserende mens hield hij niet van een ‘klerikaal’ katholicisme dat macht demonstreerde in de politiek en het openbaar leven. Hij hield zich ver van een demonstratieve katholiciteit. Hij stond op zijn vrijheid en verzette zich tegen de bemoeiingen van de clerus in het openbaar leven. De meeste van zijn vrienden waren liberalen: Gustaaf Wappers, directeur van de Academie voor Schone Kunsten in Antwerpen, Jan van Beers, Emmanuel Hiel, Julius Hoste.
Conscience stemde toe dat zijn In ’t Wonderjaer werd gezuiverd door een paar katholieke geestelijken. Het boek werd omgewerkt tot een verheerlijking van het conservatieve katholicisme. De oorspronkelijke uitgave was niet meer te herkennen. Die capitulatie voor de dwang van de Kerk viel hem zwaar. Hij had het gedaan om een zo ruim mogelijke verspreiding van zijn werk te bereiken. Het volk was in die jaren immers voor het grootste deel katholiek. De Kerk stond wantrouwig tegenover het literair genre dat hij beoefende. Bovendien was er het strenge antiliberale verzet van de clerus sedert ‘Mirari vos’.
In de typisch burgerlijke geest die hem in zijn hooggeplaatste situatie te Kortrijk kenmerkte, schonk hij veel aandacht aan geldkwesties en status. In De burgers van Darlingen (1861) - waarmee hij de Kortrijkse burgerij bedoelde zijn geld en kleinburgerlijkheid de rode draad in het verhaal. Conscience was het Kortrijkse milieu blijkbaar niet zó gunstig gezind.
In kleine steden zoals Kortrijk, waar de katholieken heer en meester waren, vergde het heel wat moed om zich nog vrijzinnig te durven noemen. De katholieke militante houding had veel te maken met de stijgende onvrede over Willem I, die weldra zou uitgroeien tot een georganiseerd verzet en een revolutie. In Kortrijk kozen de meeste notabelen voor het nieuwe België.
Uit de armoede omhoog gekropen en erg gesteld op materiële en sociale vooruitgang, stelde Conscience zich heel zijn leven conservatief op. Het gezag was onaantastbaar; politiek en godsdienst mochten niet op elkaars terrein komen; onder de standen moest vrede heersen. Conscience zou levenslang een diepe gehechtheid aan de vrijheid bewaren. Vooral in De Kerels van Vlaenderen (1870) wekte hij de indruk zijn geloof te hebben verloren. Hij was een vurig liberaal katholiek geworden. Hij pleitte voor vrijheid van godsdienst en trok van leer tegen het misbruiken van de geestelijke macht door de hogere geestelijkheid.
In zijn (niet gekuist) historisch verhaal In ‘t Wonderjaer beschreef Conscience enkele ‘historische taferelen uit de zestiende eeuw’ met de beeldenstorm als middelpunt. De strijd van de geuzen tegen de Spaanse bezetting vormde de hoofdintrige. Het boek was pro-geus en anti-Spaans, pro-Germaans en antizuiders. Vooral de verheerlijking van de geuzen schokte de katholieke gemoederen. Conscience was gewonnen voor de liberale geest en de vrijheidsroes van de Belgische revolutie. Ook later bleef hij diep gehecht aan die vrijheid.
Zoals alle liberaal-geïnspireerden van die tijd wilde hij het katholieke wereldbeeld verruimen. Hij was voorstander van de autonomie van de kunst: geen dogma’s of klerikale censuur of betutteling.
51
opmaak_117.indd 51
30-11-2012 14:46:12
Ook in De Kerels van Vlaenderen getuigde hij van die vrijheidsdrang.
wegen, over de rekrutering van dienstplichtigen onder het lotingstelsel. Conscience vreesde echter dat zijn literaire arbeid door tijdsgebrek lelijk in de verdrukking zou komen. Een vage hoop op overplaatsing naar Gent knapte af met de val van het ministerie-De Decker, dat in oktober 1857 plaats moest maken voor de homogeen liberale regering W. Frère-Orban. Consciences dochter, Marie-Sébastienne, huwde met student, dichter en componist Gentil Antheunis. Met zoon Hildevert wilde het maar niet lukken. Hij verkwistte veel geld, zocht het vermaak en bezorgde zijn ouders veel verdriet. Conscience deed al wat in zijn macht lag: hij kocht hem vrij van (militaire) dienst en bezorgde hem een job op het ministerie van Binnenlandse Zaken. Dat liep op niets uit en Conscience liet zijn zoon een wijnen likeurhandel uitbaten, wat alweer mislukte. In 1866 vertrok Hildevert naar Kentucky. Na drie jaar kwam hij berooid terug. In april 1887 verhuisde het gezin Conscience naar de O.L.Vrouwestraat nr. 26.
Heeft Conscience in deze periode zijn geloof verloren? Is hij vrijzinnig geworden? In een artikel in de krant Den Antwerpenaer (1837) brak Conscience een lans voor het exposeren van vrouwelijk naakt. Hij dreef de spot met de preutsheid en de ‘belachelijke zondevrees’. Na de publicatie van De Leeuw van Vlaenderen (1838) was Conscience in de toen nog vrij beperkte milieus van de Vlaamsgezinden een belangrijke figuur geworden. In eigen land werd hij leraar Nederlands aan het Hof. In Antwerpen ging hij aan politiek doen en richtte een onafhankelijke Vlaamse partij op. Die partij wilde een neutrale koers varen tussen de katholieken en de liberalen. Zijn politiek experiment bekwam hem slecht. In de verhitte strijd tussen de beide partijen kreeg Conscience het van beide zijden hard te verduren. Hij trok zich gedeprimeerd terug en verhuisde spoedig - en opgelucht - naar Kortrijk.
Conscience had later geen goed woord over voor zijn Kortrijkse periode die hij beschreef als een ballingschap in een klein stadje ‘vol vooroordelen, beheerscht door eene financiële aristocratie, die hare medeburgers minacht, met eene ongeloofelijke verwaandheid bezield is, zich opsluit in woningen somber en naar als kloosters, en treurig als lag in elk huis een doode.’ Conscience maakte er nochtans een aantal vaste vrienden, zoals de familie Philippe Janssens, huisarts Edward Tilleux, architect Pierre Nicolas Croquison, de vertrouweling Adolf van den Peereboom en schoolinspecteur Adhemar Camille van der Cruyssen. Die laatste voerde bij Consciences begrafenis, op 16 september 1883 op het Antwerpse Kielkerkhof, het woord namens de vrienden. Hij noemde daarbij de Kortrijkse jaren Consciences wellicht gelukkigste tijd. Wat een contradictio in terminis. Wie had gelijk?
Naar Kortrijk Zijn ambt als arrondissementscommissaris te Kortrijk verplichtte hem in politiek opzicht tot strikte neutraliteit. Hij was vierenveertig jaar geworden, een man van aanzien, een beroemde schrijver, gerijpt door tegenslagen en desillusies. Een van de bedoelingen van eerste minister Pierre de Decker was dat Conscience de vrede in dat onrustige arrondissement en in het verscheurde Kortrijk zou herstellen. De streek aan de Franse grens was méér dan een andere aan de Franse invloed blootgesteld. Na de eedaflegging bij de provinciegouverneur te Brugge arriveerde Conscience op 16 januari in het hotel ‘De Gouden Leeuw’ bij Louis JanssensVercruysse te Kortrijk, waarna hij zijn intrek nam bij zijn vriend Pierre Nicolas Croquison in de Jan Palfijnstraat nr. 16. Croquison was hoofdbouwmeester (architect) van de Stad Kortrijk. Overal was men ingenomen met Conscience. Hij bleek een man van het gezond verstand en de verzoening te zijn. Op 1 april nam het gezin Conscience zijn intrek in een ruim woonhuis in de Rijselsewijkstraat nr. 486 (nu Consciencestraat). De taak van arrondissementscommissaris bestond onder andere uit de administratieve controle over de gemeenten, over de kiezerslijsten en de buurt-
De burgers van Darlingen Met ‘Darlingen’ in het boek De burgers van Darlingen (1861) is Kortrijk bedoeld. Het verhaal situeert zich in de hongerjaren na 1845. Bonifaas Romijs wil zijn dochter uithuwelijken aan de rijke Francis Pottewal, maar zij kiest voor de niet gefortuneerde ingenieur De Cock. Haar zus ‘offert zich op’ en kiest Pottewal.
52
opmaak_117.indd 52
30-11-2012 14:46:12
De tegenstelling tussen het huwelijk uit liefde en het huwelijk uit berekening wordt levendig uitgewerkt. In het boek wordt ook roddeltante Madame Kwas ten tonele gevoerd. In de Leiestad herkent iedereen iedereen behalve zichzelf. Het boek is een afrekening met de Kortrijkse burger. Het is een ‘zedenschildering’ met bijbehorende zedenles. Consciences oordeel over de benepen provinciestad Darlingen is echter niet zo vleiend. Dat de tijd te Kortrijk voor Conscience een moeilijke tijd is geweest, wordt algemeen beweerd. Het ging hem familiaal noch financieel voor de wind. Herhaaldelijk bekloeg hij zich erover dat het ambt van arrondissementscommissaris niet zo goed betaald werd. Hij had er wel enkele hechte vrienden van wie Adolf van den Peereboom zijn vertrouweling was. Die laatste kreeg alle nieuwe manuscripten te lezen. Gedurende de elf jaar die Conscience te Kortrijk doorbracht, publiceerde hij precies twintig boeken. Een materiële noodzaak: zijn gezin, twee meiden en een knecht inbegrepen, leefde op grote voet.
ter; August Debedts, beheerder; Néotère Verbeke, beheerder; Hippoliet Van Brabander, schatbewaarder; Hildevert Conscience (zijn zoon), secretaris en de leden: Antoine Classen, Jules Coucke, August Dathis, Emile Debrauwere, Félix Denucé, Edouard Paul Depratere, Victor Gantier, Jean Ghyoot, H.Jos. Leclercq, Charles Petithan, Gustave Preux, Guillaume Vandenhoek, Adolphe Vanwymelbeke en Charles Weemaes. Adolf Verriest werd nadien bevriend met Guido Gezelle, zijn klasgenoot in het Klein Seminarie van Roeselare en vestigde zich als advocaat te Kortrijk. Hij werd de eerste rechter die de eed aflegde in het Nederlands. De ‘Société’ weerde alle discussies over de lokale politiek uit haar vergaderingen. Ze telde drie soorten leden: de actieve leden, de ereleden en de corresponderende leden. Die laatsten werden gekozen onder de niet-Kortrijkenaren die op een of andere wijze een dienst hadden bewezen aan de vereniging of bijgedragen hadden tot kunst en wetenschap. Een normaal fenomeen. Nieuwaangekomenen in een stedelijke gemeenschap hadden behoefte aan ‘socializing’, teneinde zich in te burgeren, relaties te krijgen en een sociale rol te vervullen. Vooral voor ambtenaren die vaak van standplaats veranderden, was het niet onaardig onmiddellijk op een ‘Société’ te kunnen terugvallen.
Erevoorzitter van de ‘Société litteraire de Courtrai’ In 1812 richtten enkele kunstminnende Kortrijkenaren de ‘Société des Amis des Beaux-Arts’ op. Vanaf 1833 stond de vereniging bekend onder de naam «’Société pour l’Encouragement des BeauxArts et de l’Industrie’. In 1858 ging zij een fusie aan met de concurrerende vereniging ‘Maetschappij der Minnaers van Schoone Kunsten’. Conscience werd de eerste voorzitter. De (gefuseerde) ‘Société des Beaux Arts’ organiseerde enkele markante kunsttentoonstellingen. Binnen de schoot ervan werd een bibliotheek aangelegd die later de kern zou vormen van de Kortrijkse stadsbibliotheek. Van een heel andere aard waren de activiteiten van de ‘Société littéraire de Courtrai’, een Franstalige discussiegroep van plaatselijke intellectuelen die samenkwamen in het ‘Café Belge’ op de Grote Markt. Op 16 oktober 1863 gingen Conscience en meester Adolf Verriest (de oudere broer van Hugo) over tot de stichting van de nieuwe ‘Société’ die als doel had de belangstelling voor wetenschap, kunst en schone letteren te bevorderen. Tot de stichters (1863) behoorden: Hendrik Conscience, erevoorzitter; Adolf Verriest, voorzitter; Adhemar Camille van der Cruyssen, ondervoorzit-
De ‘Société’ verdween niet met Consciences vertrek, maar zou pas verdwijnen in de beginjaren ‘20.
Een vrijzinnige Conscience? Is die ‘Société littéraire’ een verzamelplaats van mannen geweest die niet bepaald tot het gelovigste deel van de Kortrijkse bevolking behoorden? Het type van de ‘verlichte bourgeois’ uit de 19de eeuw, die de intensieve godsdienstige praktijk aan vrouw en kinderen overlaat? Behoorden enkele leden tot de antiklerikale liberalen? Vooral na 1833 was de splitsing clericaal-liberaal duidelijker geworden. In Consciences tijd was Kortrijk zonder loge. Op de ledenlijsten van de loges te Gent komen tussen 1833 en 1866 vijftig namen voor van logebroeders uit Kortrijk, Menen, leper en Roeselare. In 1855 stichtten zij een ‘Cercle Philantropique de l’Ours’ (‘De Beeren’) en organiseerden muziekconcerten ten voordele van de armen in Kortrijk en
53
opmaak_117.indd 53
30-11-2012 14:46:12
Zwevegem. Vanaf 1859 vergaderden zij in “Café du Parnasse” in de Korte Steenstraat. In 1873 vond ik Honoré Bouvier bij de ‘membres fondateurs’ van de ‘Société littéraire de Courtrai’, maar ook in het archief van de loge ‘La Liberté’ in Gent. Hield Conscience contact met de leden van deze filantropische vereniging?
bewaarscholen, de taak van de vrouw, de theogonie, de onaantastbaarheid van het menselijk leven, de christelijke kunst, de spelling, de dichter Emmanuel Hiel. Op 10 september 1868 werd Conscience benoemd tot conservator van het Wiertzmuseum te Elsene. Een maand later nam de ‘Société Littéraire’ in het ‘Café Belge’ met een banket afscheid van haar erevoorzitter.
De aandacht van Conscience ging vooral uit naar het onderwijs. Toen in 1864 een einde kwam aan het liberale bewind van burgemeester Danneel, die in september werd vervangen door de katholiek Henri Nolf, vreesden de voorstanders van de gemeentelijke scholen tegenwind. Na een uiteenzetting van meester Emile Crouckhants in de ‘Société littéraire’ nam Conscience het initiatief om financiële steun te zoeken bij particulieren. Een ‘Comiteit ter ondersteuning van het kosteloos onderwijs’ kwam tot stand. Spoedig daarop kon het comité overgaan tot de oprichting van een gemeenteschool voor meisjes. Die actie droeg bovendien bij tot de bloei van het rijksonderwijs in Kortrijk. Conscience had daarin - ongewild - een doorslaggevende rol gespeeld.
Opleving Na zes jaar inactiviteit - van 1914 tot 1920 - nam de ‘Société littéraire’ haar activiteiten weer op. Het bestuur koos een nieuw lokaal op de eerste verdieping van café ‘Excelsior’ op de Grote Markt. Het lokaal was elke dag toegankelijk, maar het moest worden gedeeld met ‘Les Amitiés Françaises’, een nieuwe vereniging. De bibliotheek van de ‘Littéraire’ werd heringericht en de halfmaandelijkse literaire avonden begonnen een nieuw leven. Joseph Verbeke was de naoorlogse voorzitter, majoor Georges Dobbelaere fungeerde als ondervoorzitter en Paul De Coninck was de nieuwe secretaris. Het lidmaatschapsgeld bedroeg 12,50 fr.; een gezinskaart kostte 15,50 fr. De ‘Société’ telde nog 65 leden.
In de tweede helft van de 19de eeuw doken in de grotere Vlaamse steden ‘Sociétés Littéraires’ op, onder andere in Brussel, Antwerpen, Gent, Brugge en ook te Kortrijk.
In ‘La Liberté’ van 4 december 1920 berichtte P.D.C.: ‘La Société Littéraire s’est bellement vengée, la semaine dernière, de longues années de silence lui imposées par le régime teuton, par l’organe de monsieur Robert de Smet, qui est venu nous entretenir de Bernard Shaw et de son œuvre.’
De stichting In 1858 komt in Kortrijk door een fusie de ‘Société des Beaux-Arts et de Littérature’ tot stand. De ‘Société Littéraire’ stelde haar reglement op in de zitting van 29 december 1863. Zij had tot doel de wetenschap en de kunst te bevorderen, maar in datzelfde artikel 1 voegden de stichters daaraan toe: ‘Elle exclut les questions personelles et les discussions de politique purement locale.’ Om lid te worden moest men zich schriftelijk kandidaat stellen. De kandidatuur werd acht dagen ad valvas in het vergaderlokaal uitgehangen. Bij geheime stemming en met een gewone meerderheid werd de kandidaat aangenomen. Het lidmaatschap bedroeg in 1871 12 frank. Arrondissementscommissaris Conscience was een gezagvolle en graag geziene gast in dat milieu van Franstalige burgers. Hij hield er enkele voordrachten, haast alle in het Frans, over het verplichtend onderwijs, het tweegevecht, het alcoholisme, de
De eerste Kortrijkse loge Louis Crouckhants (zoon van Emile), lid van de ‘Société’ sedert 1898, werd op 28 maart 1903 de eerste voorzitter van de ‘Cercle Fraternel de Courtrai’. Het stichtingsbanket vond plaats in ‘Café Français’ op de Grote Markt. Deze broederschap zou later uitgroeien tot de loge ‘L’Amitié’. Van een bijzonder toeval gesproken! Op 14 maart 1803 werd in de Kapittelstraat te Kortrijk de loge ‘L’Amitié’ opgericht. De broeders werden ‘Les Ours - De Beeren’ genoemd. Honderd jaar later, dag op dag, werd de ‘Cercle Fraternel’ erkend door ‘Het Grootoosten van België’. Hun lokaal ‘Café Français’ had eveneens een uitweg in de Kapittelstraat en hun toenmalige voorzitter heette De Beer! Verscheidene leden van deze broederschap wa-
54
opmaak_117.indd 54
30-11-2012 14:46:13
ren eveneens lid van de ‘Société Littéraire’: Philippe Baut (1893), Alfred Centner (1893), Charles Verwee (1895), Louis Crouckhants (1898), Gerard Putman (1898), Medard Putman (1898), Prudent Trachet (1899), Adrien Matton ((1900), Hippolite Samoey (1900), Charles Van Eecke (1900), Charles De Beer (1902), Jules Thibau (1903) en Joseph Verbeke (1903). Hoewel er geen eenstemmigheid werd bereikt in de ‘Cercle Fraternel’ over de wederoprichting van een Kortrijkse loge, kocht Alfred Centner in 1906 een huis op de Houtmarkt, samen met een aanpalende woning die uitkeek op het Plein. Op 26 november 1906 werd de loge ‘L’Amitié’ opnieuw opgericht. ❚
Literaire Workshop in Frankrijk! Docent: Betty Antierens Domein: www.perigordvert.nl Uitgestrekt idyllisch domein ver van drukte en lawaai met zwembad en veel inspirerende schrijfhoeken Wanneer: van 15 tot 22 juni Je logeert in stemmige, ruime, gîtes Gastheer: Peter Ritmeester Gastvrouw: Joséphine Sand, onze keukenprinses Voor wie: je werkt aan roman of verhalen
Programma: Constructie: je invalshoek, je bouwstenen Inhoud: wat is essentieel, wat is overbodige franje Tekst: het Slijpen van je Woorden, het Scherpen van je Zinnen Elke dag, van 10u tot 12u, tekstevaluatie met groep Tussen 14u en 16u, individuele tekstbespreking voor wie dat wenst, max ½ uur pp. Aantal deelnemers: 8 auteurs, ruimte voor 2 niet schrijvende deelnemers Niveau: enige ervaring Selectie: stop jezelf in een A4-tje, mail je tekst naar
[email protected] Deelname: 400 euro pp, omvat logies, cursus, beddengoed + elke avond feestelijke table d’hôte (3 gangen + wijn) Niet in de prijs: vervoer: auto (carpool), trein of vliegtuig Inlichtingen en inschrijven:
[email protected]
55
opmaak_117.indd 55
30-11-2012 14:46:13
Harry M. P. Van de Vijfeijke
Tekenen van naderen
MIJN ZWEVEN IS ZWAKVLOERS
SCHADE, SCHANDE, WIJS
Er is maar weinig nodig voor mijn lichte duiken in de schuld.
Zover ben ik in het stapelen van jaren, schade, schande, wijs, dat ik de grote woorden mijd en inzet op de kleine daden.
Ik verbeeld mij jou de ronde jaren jonger, ik vol lust en gruwel in mijn dijenhonger.
Waarom geroepen wordt, de een, de ander. Te luister oor en oog te kijk. Gehoord, gezien, gekend, sprank van genade.
Ik verbeeld mij zelf voldoende burger, strever die de medemens ziet staan. Te kort, te veel de strever en te groot de waan, al te voldaan.
En ik die krimp en ruimer ben dan ooit, eerder belast, beladen, in het licht van eigenheid ontsloten, vastberaden.
En dat altijd? De bodem van het genot neigt naar het zacht beton. Maar mijn zweven is zwakvloers, geen hulp van het geduld. Was ik maar wijs en jonger.
56
opmaak_117.indd 56
30-11-2012 14:46:13
DE EERSTE SNEEUW, TOEN NOG KRISTAL
ONTDAAN VAN NEERSLACHT
In de eerste sneeuw, toen nog ongedwongen en bijna van kristal en zonder voetafdruk en verontrustend ongeval, lag winterwijd een jonge tijd.
Zaterdag en ik nog zompiger dan al het late wintergras. Het zwelt geruisloos aan, terwijl ik voor opname in verhalen ga.
Ik zou je juichen zien als klateren, je ogen horen klinken als de lichtste klok en elke voorgenomen stap gaf tekenen van naderen.
Umwelt en natte stad, het overdekte mannenkamp, en jij, die driftig op wat staarten trapt.
Achter het witte zand zou water kraken en op het diepgeklonken zwart zou ik in spoor en ban van je ontdooien raken.
Had ik je maar, ontdaan van neerslacht, te omhelzen, vochtig en in warme vacht je tonend.
Het hand in hand kwam almaar dichter. Kon een jaargetijde lichter?
57
opmaak_117.indd 57
30-11-2012 14:46:14
John Toxopeus
Zilveren kronen
Zielsgelukkig want verlost van die helse pijnen, slenterde hij langs de winkeltjes van de Oude Havenstraat, toen hij haar zag. Hij herkende haar meteen en haar niet alleen, ook de boerderij met de drie bomen en zelfs het kromme pad naar de hoeve waarvan hij zich de naam niet herinnerde. Mariastede zag hij later, maar Tessa zei dat dat onzin was. Die morgen was hij vertrokken naar de stad waar hij verder nooit kwam. Alleen als het niet anders kon, zoals door die kiespijn. De dokter, een vrouw met rode lippen en dikke armen had hem het adres gegeven en voor hem gebeld. Hij staarde naar het schilderij, vergat de napijn, de lawaaiige stad met trams, vloekende fietsers en vrouwen die vierkante plastic tassen droegen met grote gekleurde namen, Martina, Lara waarbij hij moest denken aan zijn koeien. Hij werd opgetild, teruggezet in de tijd, naar de dag dat hij het zei tegen Margje, een jaar nadat hij het bedrijf had overgenomen van zijn vader, de boerderij met de twaalf groene luiken. Hij telde ze, ze stonden er allemaal op. Margje, op de voorgrond, keek van hem weg, het haar korter hier, maar tenminste niet kaal, of met stekeltjes. Ze peinsde, staarde naar de grond, niet naar de hemel. Zou ze zich bedenken, beseffen dat ze de verkeerde keus had gemaakt? Of was ze gelukkig? Hij dacht aan haar ernstige blik toen hij zei wat de dokter hem had ingefluisterd, Margje, ik ben zo gek op je. Ze had zijn handen gepakt, niet gelachen. ‘Jongen,’ zei ze, ‘het kan niet, ik heb voor een ander gekozen. Het is een gelofte. God zij met je.’ Ze gaf hem een zoen, op zijn voorhoofd. Ik ben zo gek op je, hij mompelde het vaak. Soms zei hij het tegen zijn koeien. Hij schermde zijn ogen af met zijn handen, drukte zijn voorhoofd tegen het glas om beter te kunnen zien. Hij bestudeerde haar gezicht, haar rechte neus, wenkbrauwen lichter dan de kleur van haar voorhoofd en haar wangen, vooral in de zomer als ze de boeren hielp met hooien, de mouwen opgestroopt en de bovenste knopen van haar overall los, zodat hij haar kleine borsten kon zien.
Er stootte iets in zijn rug, een man met een hond zei ‘sorry’. Hij wilde doorlopen toen zijn blik op het kaartje viel, het bedrag: 2000 euro. Honderd euro minder dan de drie gouden kronen. Hij vroeg Tessa wat ze vond, meteen toen hij terug was, of ze het zag. Ze riep: ‘Die meid lijkt op Linda de Mol. Sinds wanneer val jij op Linda de Mol?’ en hij vloekte, godverdomme, doe me een lol, liep weg uit de spoelkeuken waar ze bezig was. ‘Stom wijf,’ zei hij toen ze het niet meer kon horen, ‘dat je je eigen zus niet herkent.’ In de kamer zette hij Margje op een stoel. Boven de tv kwam ze te hangen zodat hij naar haar kon kijken, ’s avonds als Tessa naar die druktemakers, die uitslovers tuurde, onderuitgezakt op de bank met haar knokige knieën en ellebogen waardoor ze leek op zo’n hongerlijer die hij regelmatig zag op het nieuws. Hij streelde de lijst, vlakbij het glanzende haar. ‘Straks,’ zei hij, ‘meteen na het eten.’ ‘Je hangt dat ding toch niet in de kamer,’ zei Tessa. Hij at soep en zij een karbonade met gebakken aardappelen. ‘Godverdomme,’ zei hij, keek naar Tessa, naar haar magere malende kaken, haar ogen en greep naar zijn wang. Hij vroeg Margje hoe het met haar ging, of ze eenzaam was en of ze het erg vond dat hij haar nooit opzocht, ook niet samen met Tessa, op haar verjaardag. Hij praatte terwijl hij gegevens controleerde, de melkafgifte, vetgehalte, onregelmatigheden, goede en verkeerde bacteriën, alles per beest, per jaargang en vergeleken met voorgaande jaren, achter zijn bureau. Links naast het raam dat uitkeek op de stal, daar hing ze. Na twee weken begon Tessa erover, hoe het zat met zijn gebit, die dure vullingen die er moesten komen. Dat hij nog steeds zat te hannesen met vlees en van alles op zijn bord liet liggen. ´De goudprijs´zei hij,´het gaat te veel kosten. Volgende week krijg ik kronen van zilver´ Ze liet haar vork zakken, met tuinboontjes vastge-
58
opmaak_117.indd 58
30-11-2012 14:46:14
prikt aan de tanden. ´En jij moest per se goud. Al moest je er een koe voor verkopen.´ ‘Ze weet niks,’ zei hij tegen Margje. Hij staarde in de donkere stal. ‘Mag ik je kussen?’ Hij schrok van zijn eigen woorden, veegde zijn lippen af met zijn zakdoek omdat er nog steeds kwijl uit zijn mondhoek liep.
broek die tot aan haar knieën kwam. Als laatste vloog haar kap door de lucht en ze danste op blote voeten tussen de koeien met haar armen gespreid, haar hoofd in haar nek en dat haar, oh, god, ze had het nog allemaal, zweefde in gouden stralen rond haar hoofd. En ze zong: Ave verum corpus en hij zong mee, zwaaiend met zijn armen, zijn hoofd achterover: Ave verum corpus. Hij sloeg tegen Tessa haar arm, die achter hem stond. Tessa liep weg, de handen voor haar gezicht. ‘Je mag kiezen,’ snikte ze, ‘je laat je behandelen of ik laat je creperen, jou en je beesten. En ik meen het dit keer.’
Die plek zag Tessa natuurlijk meteen, je kon hem zelfs ruiken, een veeg als een gezwel boven Margje haar kin. ‘Wat doe je hier toch al die tijd? Doet je computer het niet?’ Ze grijnsde, ging vlak voor het schilderij staan met haar bijziende ogen en wreef met haar wijsvinger over Margje haar lip. Hij schoot overeind, pakte haar arm die hij kon breken met een handbeweging zoals de tak die onophoudelijk tegen het raam had gezwiept. Hij had verwacht dat ze dikker zou worden, steviger, haar armen en benen beter in het vel. Door het boerenleven met goed en veel eten zou ze zo worden als Margje die hij dan wel zou vergeten. Hij had zich vergist. Het werken op de boerderij had Tessa vermagerd. Al na een jaar was ze dun en pezig als een zwerfkat in de winter. ‘Blijf daar vanaf. Een kunstwerk raak je nooit aan,’ riep hij. ‘Je bent ziek,’ zei Tessa, ‘je moet je na laten kijken. Een boer die geilt op een schilderij. Ik wist niet dat zoiets bestond.’ Hij deed voortaan de deur op slot.
Hij staarde naar de dokter, naar haar rode lippen toen ze het hem vertelde, de uitslagen van het bloedonderzoek, dat alles was aangetast. ‘Uw lever, uw nieren, alles. Een vreemd soort vergiftiging. Misschien ook uw hersenen.’ ‘Ja,’ zei hij, ‘ook mijn hersenen, maar dat is niet erg, dan verdwijnen mijn zorgen.’ Hij kauwde op een propje linnen en lachte. ‘Het is een mogelijkheid. Dit is alleen een bloedonderzoek.’ Ze bekeek zijn dossier, de vragenlijst over eet- en drinkgewoonten die hij had ingevuld, medicijngebruik, eerdere behandelingen. ‘Uw gebit,’ zei ze ‘hoe is het daar mee, hebt u nog last van uw tanden of kiezen?’ ‘Nee,’ zei hij, spuugde het propje uit in zijn hand. ‘Ik heb mooie zilveren kronen.’ Hij sperde zijn mond wijd open. Ze keek, en nog eens. ‘Een rare kleur,’ zei ze en pakte een spiegeltje. Ze vloekte.
Het bleef niet bij kussen, teder, op haar mond. Als hij langs zijn lippen likte, proefde hij de lente, een grasspriet waar hij op zoog, op kauwde, het zilte, zure sap dat zich verspreidde van zijn tong, naar zijn verhemelte, de slijmvliezen van zijn neus prikkelde. Hij rook de zoete lokstoffen van bloemen, hoorde de bijen en hommels. Hij streelde Margje haar wang, zacht als de spenen van een vaars en kuste haar opnieuw, beroerde met zijn tong de verf van haar lippen. Margje, wat smaak je lekker, zei hij en glimlachte. Het klonk zo mooi.
Hij had nog zo graag naar haar gekeken, met haar gezongen die laatste dagen, maar het zilver moest eruit met wortel en al. Hij kauwde tevergeefs op het doek. Ze kwam niet terug. De open wonden beten, schrijnden, jeukten. Groen speeksel liep uit zijn mond. Alle ramen en deuren zijn groen in de polder, had Tessa gezegd. ❚
Hij hing het schilderij in de kast met het papier en de inktpatronen achter zijn bureau, aan de binnenkant van de deur. Het was niet meer om aan te zien. Haar mond was zo goed als verdwenen. Hij likte aan haar hals, schraapte met mijn tong gulzig laagje voor laagje van het linnen. Hij liep naar zijn stoel, ging liggen, lui achterover, sloot zijn ogen. Hij zag Margje, hoe ze haar kleren uittrok, haar zwarte pij, haar lange witte hemd en onder-
59
opmaak_117.indd 59
30-11-2012 14:46:14
Renaat Ramon
Posters & Modellen Het concrete lyricisme van Mark Insingel
Mark Insingel (1935) is auteur van romans waaruit Sybren Polet fragmenten selecteerde voor zijn bloemlezing Ander proza (1978) en van wat hij zelf het liefst aanduidt als linguïstische poëzie. Hij publiceerde concreet werk o.m. in Bloknoot, De Tafelronde, Radar en Vers-Univers, maar is nooit redacteur van een tijdschrift geweest. Zijn bundel Perpetuum Mobile verschenen in 1969, ‘staat bekend als de eerste bundel concrete poëzie in het Nederlands’.1 ‘De term concrete poëzie kende ik nog niet toen ik aan de bundel werkte, en ik heb altijd gevonden dat het bij mij niet ging om concrete poëzie in de eigenlijke zin’ schrijft de dichter in een instructieve tekst waarin hij zijn werkwijze toelicht en illustreert aan de hand van de ontstaansgeschiedenis van het gedicht ‘wentelingen welvingen gewelven’.2 Denkend aan de liefde noteerde hij de lyrische regel ‘van jou tot mij is er een afstand van liefde’. Zelf interpreteerde hij zijn vers inhoudelijk als een metafoor ‘voor een verlangen naar elkaar’ en formeel als ‘oermaterie’ die zich syntactisch laat manipuleren. Door weglating, herschikking, inversie, spiegeling en herhaling van zinfragmenten ontstonden twaalf zinvolle varianten die een lineair gedicht vormen. De variërende repetitie is een stijlkenmerk van Insingels poëzie. Als hij de afstand in de beweging tussen de gelieven wil visualiseren – ‘de inhoud ruimtelijk zichtbaar maken’ zegt hij zelf en denkt daarbij aan twee dansenden – doet hij dat door ‘elk woord zijn eigen baan te geven’. Daarmee zijn afstand en beweging structureel aanschouwelijk gemaakt. Maar, zegt hij: ‘het was niet af: er was immers geen begin en geen einde aan deze tekst, een eerste en een laatste regel waren altijd willekeurig.’ Uiteindelijk liet hij de versregels wentelen als spaken van een wiel en ontstond er een aritmische, enigszins cirkelvormige tekststructuur (- een vorm die de emotionele lading versterkt -); in die zin kan het gedicht ook als figuurgedicht worden gezien. Naast 22 gelijkaardige tekstexplosies, bevat de
bundel Perpetuum Mobile zeven gesloten gedichten: in cirkelvorm gedwongen teksten die cirkelredeneringen zijn of het worden door hun cyclische vorm. Hun vorm is opvallend, maar ‘eigenlijk zijn ze niet concreter dan de lineaire, de horizontale gedichten uit “Modellen” ’, niet concreter dan een klassiek sonnet; ‘hun typografie is alleen maar de meest voor de hand liggende, de vanzelfsprekende weergave van hun linguïstische structuur; hier voegt de typografie niets noodzakelijks toe.’3 Modellen (1970) is een bundel met voornamelijk korte strofische gedichten waarin semantische tegenstellingen uitputtend worden gevarieerd en in juxtapositie in beeld gebracht: tegenover elk cliché staat een negatief. De versificatie is congruent aan de inherente logica. Ook deze gedichten zijn gesloten entiteiten of retorische reeksen, verticale schakelingen van woorden of uitdrukkingen uit een beperkt semantisch veld. De taalkritiek is in de ‘modellen’ ingebouwd; ze laten tegelijk de mogelijkheden en de beperkingen van de verbale communicatie zien. De losbladige map posters (30 bladen van 33 x 21 cm.) verscheen in 1974, een periode die, dixit de auteur, in het teken van de studentenopstand stond, waarin iedereen politieke gedichten schreef en de concrete poëzie stricto sensu reeds was uitgebloeid.4 In het essay ‘Schrijven in 70’ heeft hij het terloops, tussen haakjes, over engagement: ‘(En het ‘engagement’? Als mens kan ik (politiek en sociaal) geengageerd zijn, beschik ik over heel wat actiemiddelen, als kunstenaar over geen enkel.)’5 Zich confirmerend aan de marxistische literatuurtheorie stelt hij dat literatuur bedrijven per definitie ook politiek bedrijven is, ‘omdat schrijven altijd in een maatschappelijke context gebeurt’. Maar een categorische imperatief is engagement voor Insingel zeker niet – zijn oogmerk is de ‘lyricisering’, het vormelijk concretiseren van zijn mededeling. Hij beseft dat ‘Dit kan begrepen worden als een loutere esthetische bekommernis. Hier zijn we op het punt waarop men mij – met al de nega-
60
opmaak_117.indd 60
30-11-2012 14:46:14
tieve associaties die de termen oproepen – het etiket van formalist en van estheet kan opplakken.’ Hij streeft naar een autonome tekst ‘om van de “inhoud” af te zijn, van de ballast van bedoelingen, gevoelens, meningen. Parallel met de drang om een zelfstandig mens te worden, om het eigen ik te redden in de dodelijke lucht van een autoritaire omgeving, ben ik gaan streven naar een autonome literatuur, naar teksten met een eigen ik in de dodelijke lucht van een literatuur van voorschriften en van geplogenheden.’ Hij gebruikt de term ‘concrete tekst’ als synoniem voor ‘autonome tekst’ – daarin ‘komt de hele identiteit van de schrijver tot uitdrukking, de hele maatschappelijke realiteit zoals die in hem aanwezig is, maar niet expliciet, maar impliciet.’ Dat is duidelijk het geval in strofische teksten zoals het ‘Belgisch gedicht’ ‘Eendracht maakt macht’ (waarvan heel consequent ook een Franstalige versie is opgenomen) uit posters. Spiegeling en symmetrie – twee maniërismen van de concrete poëzie – behoren tot het technische arsenaal van de dichter. In het gedicht ‘Zou willen zou niet willen’ wordt de incipit ‘zou willen’ systematisch uitgedeind tot ‘zou niet willen niet gewild hebben dat niet zou gewild hebben’, waarna deze obsederende litanie vertikaal wordt gespiegeld. De meeste posters zijn hoorteksten waarvan de bruikbaarheid door versificatie wordt verhoogd; alhoewel geen auditieve poëzie laten zij zich lezen als verbale partituren. Concreet zijn gedichten als ‘stabiel labiel’ waarin beide tekstwoorden gespatieerd over een bladbrede strook worden verspreid, en ook ‘waar een wil is waar een weg is’ waarin binnen gesloten cirkels stapsgewijze de tekst ontstaat die uiteindelijk de tekst doorbreekt. In het reeds geciteerde essay ‘Schrijven in 70’ poneert Insingel de stelling dat het meest eigene aan een literaire tekst is ‘dat hij metaforisch kan en moet begrepen worden’. Deze eis geldt niet voor en is tegengesteld aan de definitie van concrete poëzie. Dat verklaart waarom Insingel zich van de concrete poëzie heeft gedistantieerd.
Noten: 1
Zegt de dichter zelf in: Jasper Henderson ‘De drang om gesloten en precies te zijn’ in Poëziekrant, jg. 35, nr.2, maart 2011, p. 10-17 (interview). Perpetuum Mobile is ook de bundel waarmee Insingel In elkaars armen, zijn verzamelde gedichten (1980) laat beginnen. Eerder publiceerde hij onder zijn eigen naam Mark Donckers traditionele gedichten (waarvan hij later afstand nam) en onder zijn pseudoniem in 1963 Drijfhout, een bundel symbolistische poëzie. 2 ‘Hoe ik het doe’ in Nieuwzuid # 15, jg. 4, p. 50-63. Ook opgenomen in Dirk van Hulle, Yves T’Sjoen (red.), Denken op papier, AMVC Letterenhuis, Antwerpen, 2006, p. 123-137 (tekst van een lezing in het AMVC Letterenhuis op 10 november 2004). Sprekend over Perpetuum Mobile zegt hij: ‘In de jaren tachtig heb ik die echt concrete poëzie los gelaten.’ (Jasper Henderson, l.c., pag. 16). 3 ‘Mark Insingel’ in Willem M. Roggeman, Beroepsgeheim, 1975, p. 25-35 (interview). 4 Jasper Henderson, l.c., pag. 16. 5 Verschenen in Podium, nr. 8/9, 1969; opgenomen in: Mark Insingel, Woorden zijn oorden, 1981, p. 33-41. Woorden zijn oorden is een bundeling van eerder verschenen kunstkritische essays. 6 ‘Omtrent de titel’, inleiding tot Woorden zijn oorden, pag. 4-9. 7 ‘Onze zangen sluiten onze rangen’, in Raam, nr. 99, dec. 1973; opgenomen in Woorden zijn oorden, p. 47-61. 8 Zijn experimentele roman Spiegelingen (1968) ziet hij als pendant van de bundel Perpetuum Mobile. In het boven geciteerde interview met Henderson zegt hij: ‘Alles daarin zijn spiegelingen: het eerste en het laatste hoofdstuk spiegelen elkaar, het voorlaatste en het tweede evenzeer, enzovoort. Het is een piramide. Ten slotte is er een middelste hoofdstuk dat uit drie delen bestaat. Je leest het boek dus niet van het begin naar het einde, maar vanaf twee kanten naar het midden toe. Het geheel past honderd procent in elkaar zoals Russische poppetjes.’ In zijn proza zoals in zijn poëzie maakt Insingel veelvuldig gebruik van de apokoinou constructie. ❚
61
opmaak_117.indd 61
30-11-2012 14:46:15
Mark Insingel
Denken zeggen, uit: modellen
Stabiel labiel, uit: posters
62
opmaak_117.indd 62
30-11-2012 14:46:15
Als zij dan hij, uit: perpetuum mobile
Van jou tot mij is, uit: perpetuum mobile
63
opmaak_117.indd 63
30-11-2012 14:46:16
Van jou tot mij is een afstand, uit: denken op papier
64
opmaak_117.indd 64
30-11-2012 14:46:16
Ludo Frateur
CANON Van elkaar bekoord zoeken twee jongeren elkaars hartritme en adem Zij nemen elkaars zangwijs over de een valt na de ander in vult met accenten het tekstverhaal aan en door ononderbroken herhaling twijfelen zij niet of zij beiden het lied hebben aangezet Soms kruipt hun stem over zandige grond soms loopt ze jolig in de hoge tonen ze aarzelt om het geheim van ieders eigenheid ze verstilt bij het liplezen van gedeeld heimwee Maar steeds hechter wordt hun canon nu tegen de toon aan en op zoek naar regelmaat dan weer allerdierbaarst dierlijk voorouderlijk voorbereid in duizenden eeuwen Hun stemmen klinken in aftellende duur tot het liedboek op het leeslint toeklapt Het schutblad laat van het binnenwerk los en een van beiden kreunt op de doorligwonden van de alleenslaap
65
opmaak_117.indd 65
30-11-2012 14:46:16
Lukas De Vos
‘Niemand ruimt graag plaats voor een ander, en zeker niet voor een dode’ Grafschrift voor Ivo Michiels (1923-2012)
Ivo Michiels werd in 1923 te Mortsel geboren als Henri Paul René Ceuppens. Op 23-jarige leeftijd verscheen zijn eerste gedichtenbundel Begrensde verten. Bij de Antwerpse krant Het Handelsblad werd hij corrector en later cultuurredacteur. Hij werkte mee aan de tijdschriften Randstad, Golfslag en De Tafelronde. Van 1959 tot 1983 was hij mede bezieler van het Nieuw Vlaams Tijdschrift. Zijn eerste roman Het Vonnis verscheen in 1949. Vanaf 1957 evolueerde hij met zijn roman Het Afscheid naar het meer experimentele proza. Hij publiceerde twee monumentale romanreeksen. Van 1963 tot 1979 werkte hij aan de vijfdelige Alfa-cyclus (Het boek Alfa, Orchis Militaris, Exit, Samuel, o Samuel en Dixi(t)). Van 1983 tot 2001 werkte hij aan de cyclus Journal Brut (tien delen met o.a. Het boek der nauwe relaties, Ondergronds bovengronds, De Verrukking, De Mirakelen...) Voor de film schreef hij in 1955 Meeuwen sterven in de haven (met o.a. Julien Schoenaerts in een regie van Roland Verhavert) en in 1977 verfilmde André Delvaux Een tuin tussen hond en wolf (waarvoor Michiels de toen Driejaarlijkse Staatsprijs voor verhalend proza kreeg). In 1958 ontving hij de Arkprijs van het Vrije Woord. Niet verwonderlijk dat huidige voorzitter van de prijs Lukas De Vos volgende herinneringen opdiepte. In 1990 ontving hij de Emile Bernheim-prijs voor zijn gehele oeuvre. In 1993 kreeg hij de Driejaarlijkse Prijs van de Vlaamse Gemeenschap en werd hij eveneens eredoctor aan de KU Brussel voor de ‘humanitaire inslag van zijn werk’. In 2012 werd hij gelauwerd met de prestigieuze America Award in The Comtemporary Arts Educational Project voor zijn levenslange bijdrage aan het internationale schrijverschap (de alternatieve Nobelprijs met vorige winnaars Harold Pinter, Peter Handke, José Saramago, Javier Marias...). Ivo Michiels vestigde zich in 1980 in Le Barroux in de Vaucluse: ‘Ik houd van het bijbelse landschap daar. De olijfbomen. De kromme wegen noemen ze er Grieks, de rechte Romeins. Daar is het gebied van mijn beschaving. Er is ruimte; in het noorden loop je meteen klem.’ In zijn romans zijn vorm en ritme belangrijker dan het verhaal. NRC-redacteur Kester Freriks vergeleek in een interview uit 1995 zijn oeuvre met dat van Beckett. ‘Maar ik ben barokker,’ zei Michiels. ‘Die enorme zuiverheid van Becketts bijna zwijgen boeit me, maar ik wil niet naar het zwijgen. Mijn ideaal als schrijver is dat barokke, lebensbejahende gevoel uit te drukken in de uitgepuurdheid van Beckett.’ Beckett schreef eens: ‘Nog levend het zwijgen in te gaan.’ Michiels repliceerde: ‘Al pratend het kerkhof te betreden.’ Op 8 januari 2013 verschijnt zijn allerlaatste roman Maya Maya.
66
opmaak_117.indd 66
30-11-2012 14:46:16
In Het Handelsblad van 4 november 1952 wees de jonge criticus Ivo Michiels op de perverse druk die levende schrijvers uitoefenen op de nalatenschap van overleden grootheden. De dode waarvan sprake in het titelcitaat is Paul Van Ostaijen, die maar node en met mondjesmaat zijn plaats veroverde in de handboeken en literatuurgeschiedenissen van na de oorlog.
Toen ik een paar jaar later met Jaki Louage een uitgebreid interview bij Ivo thuis, in Zonnegem, ging doen, bevestigde hij zijn bewuste afscheid van de klassieke verhaalsroman. ‘Het Afscheid’, zei hij, ‘is tegelijk het afscheid van de ideologie en van de klassieke vorm’. Vraag: ‘La forme, c’est l’idéologie?’. ‘Inderdaad. En wat ik voor mezelf als winstpunt beschouw is, dat de evolutie langs twee wegen is gegaan. Aan de ene kant zuiver langs de weg van de ervaring, de schrijfervaring, de perceptie-ervaring, het nadenken vanuit jezelf over de materie waarmee je werkt (en die een andere materie is dan bij voorbeeld de filmmaterie die je intussen ook hebt ontdekt), over de structuren waarmee je bezig bent, en aan de andere en gelijktijdig daarmee de contacten met de andere disciplines, je lectuur en wat van daaruit op je afkomt, de discussies’. Het tragische toeval wil dat ik twee dagen voor het overlijden van Ivo Michiels met filmregisseur Roland Verhavert in restaurant De Druiventros aan de Kerkstraat in Borgerhout bij een garnaalkroket, een bolleke en een Marokkaanse kipstoofschotel over onze vriendschap met Ivo zit te praten. ‘Ik bel hem nog elke week’, zegt Verhavert en hij windt zich op. ‘We blijven ons druk maken over de zin, het nut, de rol, het belang van de kunst in deze gecommercialiseerde samenleving’. We zijn het eens. Uiteraard. Ivo Michiels hanteerde heel zijn leven het wapen van de argeloze, van de weerloze: het woord, het beeld, de gelaagdheid van de communicatiemiddelen. Mijn indruk was dat hij met Verhavert eigenlijk meer op één lijn zat, dan met de over het paard getilde estheticus André Delvaux.
Tegen de pausen van de nieuwerwetsheid in. Ook al hadden Maurice Gilliams en Edgar du Perron hem de enige ‘op de graat eerlijke, oprechte expressionist’ genoemd. Het is bangelijk te zien hoe Michiels daarmee ook zichzelf en zijn oeuvre beschrijft, lang voor het gecomponeerd was. Je kon het al merken toen Paul Hardy, de hoofdbespreker van het katolieke Boekengids, bij het verschijnen van Exit (1971), het derde deel in de Alfa-cyclus, zich snerend liet ontvallen: ‘Welke uitgever zou deze Exit hebben gepubliceerd, ware dit boek niet geschreven door Ivo Michiels, maar door Frans Van den Bogaert uit Appelendries ?’ De retorische vraag stellen is ze begrijpen. Hardy had de trein gemist, bleef steken in het verhaal als doel op zich (zelf haalt hij Ernest Claes als stijlmodel aan), miste de ideologie van het ‘anders schrijven’, gooide alle taaldenken op een hoopje als ‘modernisme’. (Op een ander punt had hij uiteraard gelijk: zonder naambekendheid waren uitgevers niet geneigd risico’s te nemen). Hardy, hoofdredacteur bij gods genade (of althans zijn vertegenwoordiger op aarde namens het Katholiek Centrum voor Lectuurinformatie en Bibliotheekvoorziening, voorheen Algemeen Secretariaat voor Katholieke Boekerijen, in mensentaal: uitvoerder van de boekenkeuring of de beruchte index), schreef in oktober 1972: ‘Ivo Michiels is iemand die schrijft helemaal ter wille van zichzelf. (…) Wat heb ik aan dit boek ? En daarop moet ik in gemoede antwoorden: niet zo erg veel, want ik ben slechts bij machte het ten dele te lezen’. Al moet hij toegeven: ‘Wat Michiels schrijft is opvallend helder en derhalve goed leesbaar behalve wanneer het met leesbaarheid niets meer te maken heeft’.
De reden is duidelijk. Delvaux leed onder de nood aan dwingende regels. Die ‘wil niet zonder handvest’, schreef ik in Doek (2009). ‘Niet de beleving is wezenlijk, wel de inleving. En die moet gebeuren volgens onwrikbare regels’. Gelijkvormig en gratuit. Maar Delvaux gaf zelf zijn gezichtsvernauwing toe, toen hij de inzichten van Michiels omboog naar het aseptisch ontstijgen van de betrokkenheid, naar het artistiek abstrakte. Hij schakelde het ideologisch maakbaarheidsprincipe van Michiels om naar een cultus van het schone, het 19de-eeuwse ontsnappingsideaal der Dekadenten, helaas zonder de pijnigende zelfrelativering die Patrick Conrad wél bereikte in zijn romans (De Geur van de Maan, 2012) en films (Mascara, 1987). Delvaux misinterpreteerde de leidraad van Michiels’ aanpak, die hij nochtans correct omschreef, toen hij verwees naar hun sa-
Had Hardy de moeite gedaan om de ontwikkelingsgang van Ivo Michiels ten gronde te bekijken, hij zou zich onthouden hebben van zijn pleinvrees.
67
opmaak_117.indd 67
30-11-2012 14:46:17
menwerking bij de documentaire Met Dieric Bouts (1975) en de miskleun (ik weeg mijn woorden, ook bij De Aanslag naar het werk van Harry Mulisch is de intimistisch-ideologische verschuiving onmiskenbaar) Vrouw tussen Hond en Wolf (1979). ‘Ivo had een helder inzicht van wat taal en écriture zijn, op film of met het geschreven woord: de vormgeving is de essentie van het kunstwerk waardoor het anekdotische aan het vergankelijke ontsnapt’. Een heel Flaubertiaanse inschatting van wat Michiels werkelijk dreef: vormen zijn ingegeven door ideologie (van de classicistische monumentaliteit bij Arno Breker tot de minimalistische monochromen van Yves Klein), elke vormstrijd is een gevecht om de waarheid, niet om een vervorming ervan.
nooit het nodige geld gevonden. Maar Ivo begreep de verbouwereerdheid wel, van Weyergans, van Hardy, van De Vree. Na de uitbraak van de oorlog (Het Boek Alfa) en na het geweld (Orchis Militaris: ‘Iedereen is slachtoffer en beul tegelijk’), is het tijd om de balans op te maken. ‘Exit is de gevangenschap, de vernietiging van wat rest van het individu na de strijd. En met het vernietigen van het laatste restje individu in gevangenschap, verdwijnt de taal. Er is geen communicatie meer’. Daar stopt ook het filmisch engagement van Michiels. Veel later, zo’n zeven jaar zelfs, vraagt Paul de Wispelaere me om redactiesecretaris te worden van het Nieuw Vlaams Tijdschrift. Eén van de grote drie. Lang moest ik niet aarzelen. Ivo Michiels wordt mijn directeur – en niet zoals nogal wat afschrijvers vagelijk omschreven dat hij ‘als redactielid nauw betrokken was bij het NVT en Diogenes’. Hij las nauwgezet, vanuit Le Barroux, de aangeboden teksten door, hij stemde zelfs in met de afwijzing van Hugo Claus’ eerste hoofdstukken van Het Verdriet van België, die als onvoldragen overkwamen bij de redactie. Het is rond die jaren dat we een nauwere band aanhalen.
In de filmsamenwerking met Roland Verhavert kon de authenticiteit van Michiels’ benadering nog echt bovendrijven. Michiels concentreerde zich in hun coprodukties Meeuwen sterven in de haven (1955) en Het Afscheid (1958) op het ontbenen van de (misleidende) taal tot het absoluut noodzakelijke. Er wordt geen woord, geen dialoog te veel uitgesproken in de zwart-witfilms die vooral aanstuurden op onrechtstreekse communicatie: de leegte van decor (de verlaten havengebieden in Meeuwen sterven in de haven, de afwezigheid van een ‘duiding’ in Het Afscheid) schept een omgeving die veelzeggender is dan elk woord dat sowieso al met tal van vervalsende interpretaties is beladen. De scenarist Michiels is tot vandaag ruimschoots onderschat. Zijn zwijgen op cruciale ogenblikken (de vlucht van de ‘vreemdeling’, Julien Schoenaerts langs de godverlaten kaaimuren van het droogdok) bevestigt de onvervangbare rol van de nulgraad van het spreken. Zwijgen is veelzeggender dan verhalen. De ‘glaciale tragiek van de zwijgzamen’ toetst Michiels ook af aan diverse andersgeaarde filmkoppelingen: in Art Nouveau, een kortfilm van Pol Dehert uit 1977. Of nog in Exit 7 van Emile Degelin (1979), waarin Peter Faber niet toevallig als bouwmeester zijn innerlijke crisis moet overwinnen, en evenmin toevallig zijn keuzes hard moet maken in een tegenstrijdige, tegennatuurlijke omgeving, in de onnatuurlijke inkapseling van een gekaapt, en dus aan de grond gehouden, geïmmobiliseerd vliegtuig. Zijn eigen Exit had François Weyergans nog willen verfilmen. ‘Een kurieus figuur’, bekent Ivo Michiels aan Sigrid Bousset. ‘Neemt dat boek vast, maar kent geen Nederlands. (…) Op een dag krijg ik een brief dat alles in kannen en kruiken was’. Hij heeft
Na zijn verhuis naar Le Barroux bij de Ventoux in de Vaucluse hadden wij alleen nog sporadisch contact. Een paar keer rij ik langs, een paar keer mailen we met elkaar. Toen Jan M. Meier (alias mijn mederedakteur JM Maes van Restant) mij vroeg om een bijdrage te leveren voor het speciaalnummer van Deus ex Machina begin dit jaar, kon ik niet weigeren. Ik was niet vergeten dat Ivo Michiels zo goed als dood was toen bij een operatie in 2005 zijn alvleesklier onkundig werd doorboord. Maar hij vocht er zich bovenop. En begon opnieuw, en legde zelfs begin september dit jaar de laatste hand aan zijn letterkundig testament Maya Maya. De apocalyptische voorspelling van het einde der wereld in december 2012 heeft hij niet afgewacht. Hij dacht er zelfs niet aan. Toen ik hem uitbundig gelukwenste met de uitzonderlijke America Award for a Lifetime Contribution to International Writing, hikte hij van plezier bij het nieuwsinterview voor de VRT-radio dat ik nog maakte. Hij schaarde zich in een rijtje beroemdheden, na Aimé Césaire (1994), Harold Pinter (1995), Peter Handke (2002), José Saramago (2004), Julien Gracq (2006) en de Koreaan Ko Un (2011). Hij stuurde me nog een mailtje achteraf. Op het middagangelusuur van 18 februari.
68
opmaak_117.indd 68
30-11-2012 14:46:17
‘Ha, waar is de tijd daar in Zonnegem’, schreef hij, ‘Het komende nummer van Restant, de Letterwerker aan het Woord. En de vele keren dat je me om een schattig interviewtje vroeg op de Boekenbeurs. Maar… het meest onder de indruk blijf ik van je stuk in Deus ex Machina. Jandorie !’ Ik vond dat zelf ook, al begrijp ik een half jaar later nog weinig van wat ik debiteerde. Maar wat me echt verblijdde was dat Ivo zalfde en sloeg: ‘Ik heb je gelezen met een constante glimlach op de lippen en achter de tong de stille vloekjes: die Lukas toch’. En dan, ontnuchterend: ‘Wel is er hier en daar een detail dat ik zou moeten rechtzetten. Maar dat is voor later’.
‘We’re saved’. Alleen de weg naar de verlossing moet nog ontdekt worden. En zo blijft het ‘waiting for Godot’. Of god tout court. ❚
Bibliografie: ~ Fernand Auwera, Schrijven of Schieten. Antwerpen/Utrecht, Standaard 1969. ~ Hugo Bousset, Grenzen Verleggen. Antwerpen, Houtekiet 1988. ~ Sigrid Bousset, Meer dan ik mij herinner. Antwerpen, De Bezige Bij 2011. ~ Deus ex Machina, 35 (2011) 138-139 (septemberdecember). ~ Luk De Vos e.a., Een Letterwerker aan het Woord. Hasselt, Heideland-Orbis 1980. ~ Lukas De Vos, Doek. Kapellen, Pelckmans 2009. ~ Paul de Wispelaere, Het Perzische Tapijt. Amsterdam, De Bezige Bij 1966. ~ Paul Hardy, ‘Romankroniek’, in: Boekengids, 50 (1972) 8 (oktober): 481-487. ~ Henri-Floris Jespers, De Boog van Ulysses. Antwerpen, Soethoudt 1983. ~ Dirk Leyman, ‘Pratend het kerkhof betreden’, in: De Morgen, (2012) (8 oktober): 10-11. ~ Jean-Marie Maes, Ivo Michiels. Brugge, Orion 1978. ~ Bart Nuyens & Yves T’Sjoen, Ivo Michiels : het literatuurkritische werk in Het Handelsblad, deel 1 : 1948-1957. Gent, KANTL 2010. ~ Cyrille Offermans, ‘Het Onverbeterlijke Optimisme van Ivo Michiels’, in: Ons Erfdeel, 54 (2011) 3 (augustus): 125-127.
Die later zal er niet meer komen, ik weet dus waar ik van het rechte pad ben afgeweken. Ter zake doet dat eigenlijk niet meer. Wie sterft, wordt eigendom van het gemeen. Wie geschriften nalaat, levert zich over aan eigenzinnig gebruik door wie na hen komt. Ivo is weg. Ik zal in het jaarlijks boekje van de Arkprijs een kruisje bij moeten zetten. Maar de foto’s uit 1990 koester ik. Toen ging ik Ivo in de bakkerij onder het kasteel opzoeken. Mijn zoon, nog geen tien, staat er met stugge kuif en een boek in de hand bijna ontwapenend bij, mijn dochter kijkt vertederd naar die oude man (hij was amper 67) met zijn grofgebreide trui en zijn traditionele bruinfluwelen broek. Niet tussen de paarse lavendels en de rijpende meloenen, want het was april, en bitter koud. Maar tussen een foto van weleer en een borstbeeld van Samuel Beckett. Meer dan de verzuchting van Vladimir en Estragon wou Ivo Michiels niet kwijt.
Le Barroux (Vaucluse)
69
opmaak_117.indd 69
30-11-2012 14:46:17
Seger Weijts
Chaotische wachtkamer
LUCHTSPIEGELING
AD FUNDUM
Godzijdank bleek ze niet te verongelukken over de ellendige start van mijn verleden en evenmin over de uitgestelde poëzie in mijn oorlog,
Erbarmelijk formeel verklaarde ze dat ze de uitdaging met genoegen aannam. En hoewel mijn bleke rimpels hun hele hebben en houden in de strijd wierpen om haar veilig op andere gedachten te brengen, werd haar gemoed op den duur zo verhit, dat ze (ondanks haar astma en haar bloedeloosheid) kloek besloot om eenmalig in mijn vel te kruipen.
integendeel : om redenen die geen mens die ik er later nog over aansprak duidelijk waren, doemde ze inniger op dan ik haar ooit durfde neer te schrijven,
In de schemering van haar maagdelijke IKEA-bureau zag ik haar vervolgens de klopjacht op al mijn verdwaalde bodemgedachten gretig openen. Doch ofschoon de sterren op haar voorhoofd zich urenlang wuft heen en weer verplaatsten op het slenterende ritme van de duisternis, de taal en de tijd, speelde het isolement van de keldergod haar ten slotte toch te veel parten,
en nestelde ze zich (via het kuiltje in haar hals en de moedervlek op mijn voorhoofd) hondstrouw in de chaotische wachtkamer van mijn gedachten.
en bleef ze (tot aan haar navel in het woestijnzand en met gekneusd speeksel) achter met een nagenoeg leeg A4’tje.
70
opmaak_117.indd 70
30-11-2012 14:46:18
TENTOONSTELLING
Vértigo Etsen van Patricia Delgado de la Rosa
U kan de tentoonstelling bezichtigen t.e.m. 20 januari 2013 zaterdag, zondag, woensdag van 14u. tot 19u. Alle andere dagen op afspraak. GALERIE B E R K E N V E L D
DAT JE AAN HET
toelating gesloten verpakking 2030 - Antwerpen X - P602624
HET TIJDSCHRIFT
TIJDSCHRIFT
Berkenveldplein 16 2610 Wilrijk +32 (0)476 242 991
[email protected] www.berkenveld.be
SCHRIJVEN ZET
HET TIJDSCHRIFT DAT JE AAN HET SCHRIJVEN ZET
$ERQQHHUMHQX via www.verzin.be
slechts 12 euro voor 4 nummers VERZIN bulkt van interviews met bekende schrijvers en aanstormend talent - schrijftips - feedback - schrijfopdrachten schrijfcursussen - literaire evenementen - recensies -…
On the road
met pen en papier
Kinderboeken ui tgeven
VERZIN verschijnt vier keer per jaar - 4 euro voor een los nummer - 12 euro voor 4 nummers in een abonnement
hoe doe je dat?
,QLHGHUHHQ
MEER INFO
]LWSRs]LH
© Katrijn Van Giel
PETER HOLVOET-HANS SEN Driemaandelijks tijdschrif
t van Creatief Schrijven
Creatief Schrijven vzw [t] 03 229 09 90 [w] www. creatiefschrijven.be [e]
[email protected] VERZIN is een uitgave van Creatief Schrijven vzw
vzw
71
opmaak_117.indd 71
30-11-2012 14:46:18
Onze abonnees in het voetlicht In december verschijnt bij uitgeverij Wereldbibliotheek de nieuwe roman De paus, de dood, het meisje van Dimitri BONTENAKEL.
Op zondag 2 september was er een poëziehoogtepunt op de markt van Deinze ter gelegenheid van de opening van de markt met medewerking van heel wat dichters waaronder Luc C. MARTENS en Martin CARETTE en vele anderen.
In december verschijnt het essay over wetenschap, religie en spiritualiteit Schoon volk in de hemel? van Thierry DELEU.
Op zondag 9 september heersten poëzie en muziek in het klein rond het prieeltje in park Gravenhof te Hoboken. Velen verleenden hun medewerking waaronder o.a. Frank DE VOS, BART STOUTEN, Roger NUPIE, Richard FOQUÉ, Annmarie SAUER, Michaël VANDEBRIL, Peter THEUNYNCK en Peter HOLVOET-HANSEN.
In het poëziecentrum Nederland was dichter Bart FM DROOG op 25 augustus te gast in het kader van de maandelijkse reeks ‘Ontmoet de dichter’. In januari 2013 verschijnt bij Demer Uitgeverij de dichtbundel Dan neem ik alles mee van Guy COMMERMAN. Prijs: 15 euro, info:
[email protected].
Op vrijdag 12 oktober stelde Peter THEUNYNCK de nieuwe dichtbundel Zwerfsteen van Jan Geerts voor in Galerie De Zwarte Panter te Antwerpen.
Op 19 oktober ging het toneelstuk Het beloofde land van Hubert VAN LIER in première: een theaterthriller opgevoerd door De LinkeroeverCompagnie in Zaal Quicksilver Productions, Halewijnlaan op Linkeroever, Antwerpen.
Op 18 oktober werd de nieuwe dichtbundel Naamvallen in het ontheemde van Frank DE VOS in Kasteel Sorgvliedt te Hoboken, Marneflaan 3 voorgesteld. Lucienne STASSAERT leidde de bundel in. Accordeonmuziek en een spetterende receptie vervolledigden de voorstelling.
Van Marleen DECRÉE verscheen de nieuwe dichtbundel Tussen boog en snaar. Chrétien BREUKERS en Joris GERITS stelden de bundel voor in galerie De Zwarte Panter te Antwerpen op 13 oktober.
Op zaterdag 6 oktober werd de nieuwe dichtbundel De grote rokade van Richard FOQUÉ in Galerie De Zwarte Panter te Antwerpen voorgesteld. Guy COMMERMAN verzorgde de inleiding.
Van Rudi WITSE en Tony ROMBOUTS verschijnt de gezamenlijke poëtische publicatie duo gedichten, een uitgave van uitg. Berghmans. De bundel werd voorgesteld in Galerie De Zwarte Panter te Antwerpen op 29 september. Prijs: 15 euro, rek. nr. be 10 2200 0376 0404, bic: gebabebb van vzw contramine, 2610 Antwerpen.
Op 12 oktober werd de eerste dichtbundel van Luc C. MARTENS in zaal Bietenoogst te Deinze voorgesteld. Martin CARRETTE leidde hoop op stille muren in. Begin 2013 verschijnt de eerste verhalenbundel Desnoods met harde hand van John TOXOPEUS bij Uitgeverij De Brouwerij / Brainbooks.
Johan VAN OERS stelde in september tentoon op het Festival voor Hedendaagse Kunst (BHART #): Hoge Weg-Engelse Lei te Borgerhout.
Voltaire en de Van Goghcombine is de titel van de nieuwe roman van Hubert VAN LIER. Rik Pinxten leidt in op 9 oktober in Galerie De Zwarte Panter te Antwerpen.
Chantal SAP publiceerde de poëziebundel Tweeblik i.s.m. Bart Madou onder de naam van Alvire Cleenwerck.
Van Frans BOENDERS verscheen Gen(i)us - mythen en goden, een bundel n.a.v. zijn 70ste verjaardag. Illustraties van Karel Dierckx en Lode Laperre. Voorstelling vond plaats op 28 septem-
Kurt VAN EEGHEM presenteerde de tweede roman Maartse kamers van Yannick M. DANGRE in de Arenbergschouwburg te Antwerpen.
72
opmaak_117.indd 72
30-11-2012 14:46:21
ber in Galerie De Zwarte Panter met inleiding van Benno Barnard.
Poëziecentrum/Gent. Lucienne STASSAERT stelt recent plastisch werk ten toon in galerie Charlotte Van Lorreinen te Tervuren (tot 28 december). Ook verscheen de bibliofiele uitgave Meervoud van blauw bij uitg. P/Leuven. Prijs: 25 euro.
Van Guido LAUWAERT verscheen de roman De spookrijder van de Lemméstraat. Hij werd voorgesteld op 10 oktober in de Minardschouwburg te Gent. Van Joris IVEN verscheen de nieuwe en omvangrijke dichtbundel Braziliaans blauw (uitg. P/Leuven. Lief VLEUGELS stelde de bundel voor op 21 oktober te Diepenbeek. De cyclus ‘Aantekeningen van James Ensor voor Emile Verhaeren’ verscheen twee jaar geleden in Gierik & NVT.
Van Henk VAN DAELE verscheen de debuutroman De advocaat en de terriër. Het betreft een bloedstollend en ingenieus verhaal dat zich in Antwerpen afspeelt. Bij uitgeverij In de Knipscheer verschijnt in december de nieuwe dichtbundel Omwille van het bloed van Suzanne BINNEMANS.
Van Pol HOSTE verscheen bij uitgeverij ‘Het balanseer’ 99, van Flemish tot Catwalk. Info: pol.
[email protected].
Van de bundel Navigamare van F. A. BROCATUS verscheen bij Demer Press een verbeterde en herziene uitgave. Info:
[email protected].
Wim VAN TIL, bezieler van het Poëziecentrum Nederland kondigt de bloemlezing 50 x Ontmoet de dichter aan (uitg. Kleinood & Grootzeer) en deze verzameling van de 50 dichters die in het Poëziecentrum reeds aan tafel zaten, werd op 10 november in Bredevoort voorgesteld.
Bij Demer Uitgeverij verschijnt in het voorjaar de nieuwe dichtbundel De wandelende tijd van Francis DE PRETER. Prijs: 18 euro; 64 pp. Info:
[email protected]. ❚
De vernieuwde markt in Deinze, met vier kleurpleinen, ontworpen door Benoît van Innis, die de seizoenen symboliseren en gebaseerd zijn op het werk van de Leieschilders, heeft op elk van die pleinen kleine aluminium-brons medaillons met een haiku per seizoen van stadsdichter Martin CARRETTE aangebracht.
Mededeling Nog maar eens een literair tijdschrift dat het papier vaarwel zegt: de collega’s van het voortreffelijke poëzietijdschrift Dighter.
Peter HOLVOET-HANSSEN en Tuttu Fratelli brachten De Muzen en de Minstreel, een benefiet ten voordele van de Onderwijsprojecten van Unicef op 2 november in de theaterzaal van Tutti Fratelli in de Lange Gasthuisstraat te Antwerpen.
Reden: het is quasi onmogelijk om zonder subsidiëring in letterenland te overleven. Alle middelen worden voorbehouden aan enkele ‘gegadigden’. Wat aan de basis gebeurt, wordt volledig over het hoofd gezien. Binnenkort blijven er nog maar drie tijdschriften over. Elf jaar geleden waren er nog een dertigtal. Arm Vlaanderen...!
Roger NUPIE presenteerde de dichtbundel Het tegendeel van het tegendeel van Michael Augustin. Ook de vertaalde bundel Naaktzwemmen in de geschiedenis van Sujata Bhatt, die door Joris IVEN werd vertaald, kwam aan bod. De afspraak was 6 november in Den Hopsack, Grote Pieter Potstraat te Antwerpen.
Dighter overleeft wel digitaal. Zie: http:// dighter.blogspot.be
Van Steven GRAAUWMANS verscheen de dichtbundel In een blauwe zon. Een uitgave van het
73
opmaak_117.indd 73
30-11-2012 14:46:22
Medewerkers winternummer 117 ANATOLY BRAGITSKY - (°74) is sinds zijn twintigste muzikant en dichter. Hij treedt zowel solo als in een band op, hij probeert in zijn gedichten de stemming van zijn held niet uit te leggen. Hij creëert een beeld van diens emoties: wat de ogen zien, de oren horen en de huid voelt. ‘Op die manier kan de lezer mijn held leren kennen zonder dat ik dat moet uitleggen. Mijn held staat in het midden van een woelige tijd die zijn sociale, seksuele en intellectuele kleren afrukt. Mijn held is de ziel die zichzelf plots ontdekte en dit bestaan nog niet kan aanvaarden.’ VITALY BURIKIN - (°75) is al kunstenaar sinds zijn zestiende. Vandaag is hij vooral actief in het moderne theater, de cinematografie en de hedendaagse kunst. MARTIN CARRETTE - is sinds januari 2010 stadsdichter van Deinze, debuteerde in 2006 met de bundel Boswording, publiceerde poëzie, kortverhalen en columns in diverse tijdschriften, recente publicaties: echo’s van raveel e.a. (2008) en De Kleinmansuite (2011). THIERRY DELEU - publiceerde ettelijke gedichtenbundels, romans, essays, biografieën, bloemlezingen, stichtte uitgeverij Het Schaap waar Gierik een tijdje onderdak kreeg, alsook het literair tijdschrift Boulevard, recente roman: Niets is wat het lijkt. Op internet: De Geletterde Mens met nieuws over waardevolle, maar minder bekende auteurs en kritische reflecties. BOB DE NIJS - dichter, essayist, vertaler. Verblijft grotendeels in Barcelona, vertaalde vooral Catalaanse auteurs, van hem verscheen vorig jaar het eerste woordenboek Catalaans-Nederlands. LUKAS DE VOS - schreef een dertigtal boeken en werkt sinds 1987 voor de VRT als Azië- en Euro-padeskundige. Hij is auteur van o.m. Hong Kong (1997), Een Onberaamd Verbond (2000) en Iets meer naar het Oosten (2008). TATYANA FESHCHENKO - (°89) is Oekraïense, ze woont al tweeënhalf jaar in België en studeert vertaalkunde (Nederlands, Russisch en Engels) in Gent. Later wil ze graag professioneel schrijven. Op vraag van Gierik & NVT schreef ze over de dag waarop ze besliste om in België te blijven. LUDO FRATEUR - is voorzitter van Vereniging Vlaamse Leerkrachten, publiceerde poëzie en pedagogische standpunten in diverse tijdschriften, voor het eerst verschijnt een gedicht van hem in Gierik & NVT. VALENTINE GOLOVACHEV (Valique) - (°76) is een muzikale duizendpoot. Hij beheert een eigen label en is de eerste soul- en discoproducer van Rusland. Hij is componist en songwriter, kan praktisch alle instrumenten aan, is resident- dj in verschillende topclubs in Moskou. MICHIEL HEIJUNGS - (Wassenaar°1957) was onder andere journalist, musicus, instrumentmaker en entrepreneur, woonde lang in Azië en schrijft tegenwoordig korte verhalen. Hij publiceerde eerder in de Nederlandse tijdschriften Tirade en KortVerhaal. KEES HERMIS - (°41) debuteerde in 1977 met dichtbundel Vrijgesproken, recent Gezongen steen (2008) en Tijdland (2010), alsmede de raamposter Vergeet je niet te leven, hij publiceerde gedichten in een groot aantal Nederlandse en Vlaamse literaire tijdschriften en bloemlezingen. RENE HOOYBERGHS - publiceerde in 1964-65 twee gedichtenbundels bij De Bladen van de Poëzie en onlangs de nieuwe dichtbundel Stamboom (uitg. C. de Vries-Brouwers), publiceerde enkele verhalen in Gierik & NVT. NATACHA IVANOVA - studeerde aan de Academie van Sint-Petersburg en de Ecole des Beaux Arts in Parijs, zij exposeerde in Londen (2001), Honfleur (2003), Saint Grégoire (2004), Parijs (2006), New York (2008 en 2011), zij won verschillende prijzen in Frankrijk (Académie des Beaux Arts, de Bijzonde Grote Juryprijs en de Paul-Louis Weller Portretwedstrijd in 1999). The dark side of te moon is haar eerste tentoonstelling in Antwerpen, de vrouwen in haar ‘verbeelding’ combineren de tegenstellingen in de vrouwelijke natuur, ze prijkt op de cover van Gierik & NVT 117. MARTA JAKOVLEVA - is een dichteres uit Moskou. Haar blog wordt dagelijks door 3.000 volgers gelezen. Haar eerste bundel ‘Gewoon gedichten’ werd in 1999 gepubliceerd als prijs nadat een gedicht van haar als meest populaire werd
74
opmaak_117.indd 74
30-11-2012 14:46:22
beschouwd op de website Stihi.ru. Haar tweede bundel Koffie met zout was in een dag uitverkocht. Dankzij Gierik wordt ze voor de eerste keer in het buitenland vertaald. PETER MINTEN - publiceerde korte verhalen in literaire tijdschriften De Brakke Hond, Schoon Schip, [WERK], Den Hopsack en WEL. Hij las zijn verhalen op podia en voor de radio. Hij studeerde communicatiewetenschap en journalistiek, en volgde schrijfopleidingen in Leuven en Antwerpen. Peter Minten blogt op www.schrijveronline.com en werkt aan een verhalenbundel. RENAAT RAMON - dichter, essayist en beeldend kunstenaar. Publiceerde woordpoëzie: Rebuten (2004), Geheim besogne (2006) en visuele poëzie: Ongehoorde gedichten (1997), Zichtbare stem (2009), Notebook (2010). Werkt nu aan Vorm & Visie, geschiedenis van de concrete en visuele poëzie in Nederland en Vlaanderen. Pas verschenen: de bloemlezing Klemteken (Poëziecentrum/Gent). ANNA RUSS - (°81) schrijft poëzie voor volwassenen en kinderen. Ze heeft vele talenten en werkte o.a. als schilder, designer, beeldhouwer, muzikant en vertaler. Anna Russ organiseert literaire avonden in trapgangen, liften en op daken, won de debuutprijs in de categorie ‘Kinderliteratuur’, een literaire topwedstrijd voor jonge, alsook de ‘Open Russia’ award, de eervolle ‘Triumph’-prijs, de Star Ticket LiteraturePrize en de Russische Poetry Slam Cup (drie keer!). ERIC METZ - behaalde in ’93 zijn master in de Slavische filologie en doctoreerde in 2004 met zijn proefschrift Konstantin Bal’mont en de poëtica van het vroege Russische symbolisme. Hij is docent in Tsjechische literatuur en vertaalkunde aan de universiteit van Amsterdam. Hij vertaalt regelmatig poëzie uit het Russisch. GAEA SCHOETERS - is auteur, journalist en scenarist. Ze oefende haar vingers met kortverhalen en het reisboek Meisjes, Moslims & Motoren. Haar tweede boek Diggers houdt het midden tussen een thriller en een roman; diep in de Westhoek tasten drie jongens de grenzen af van vriendschap en verraad. Momenteel werkt ze aan een aantal scenario’s voor film en televisie en aan twee novelles die volgend jaar verschijnen. En tussen de bedrijven door schrijft ze regelmatig voor de Standaard der Letteren en blogt ze op www.gaeaschoeters.be over alles wat ze nergens anders kwijt kan. Haar liefde ‘al wat naar Rusland ruikt’ wortelt in de literatuur, maar groeide nog door de omzwervingen die ze per motor in de exUSSR maakte. Hoog op de agenda voor de toekomst: een motorreis naar Sachalin. Of verder. SOPHIE SIERSACK - won een eerste prijs bij de WBT-persprijs vorig jaar, ze volgde les op de Antwerpse SchrijversAcademie, ze is journaliste en schrijft o.a. reisreportages, ze werkt ook voor verschillende B2B-magazines, ze houdt van kortverhalen schrijven om zo haar techniek bij te schaven, ze reisde de wereld rond met haar backpack, ze publiceerde 1001 liefdes in Creatief Schrijven. SERGEY SHABUTSKY - (°76) is journalist voor Antenne, een populair magazine met een oplage van drie miljoen exemplaren. Hij publiceert regelmatig gedichten in Russische, literaire magazines. Hij zingt en speelt gitaar in bandjes Кремни en Сундуб. JOHN TOXOPEUS - (°46) vakbondsbestuurder op rust, won de schrijfwedsstrijd VARA’S Winterverhalen, laureaat in Ambrozijn verhalenwedstrijd, HC-Trofee Schrijfwedstsrijd, won in 2010 de wedstrijd van Books 4 Life Utrecht, publiceerde ongeveer 30 kortverhalen in Vlaamse en Nederlandse literaire tijdschriften, in 2013 verschijnt de verhalenbundel Desnoods met harde hand. HARRY M. P. VAN DE VIJFEIJKE - (°46) docent psychologie, debuteerde in 1986 met Als rukwinden de waslijn beproeven, publiceerde in Leydraden, De Brakke Hond, De Tweede Ronde, Dighter, Schoon Schip, De Poëziekrant en Gierik & NVT. Recenter verschenen: Al het andere is wachten (2003), Wie wij zoals waren (2007) SEGER WEYTS - debuteerde met poëzie in Gierik & NVT
Lijst ereleden & steunende leden: Suzanne Binnemans, Gilbert Verstraelen, Eddy Strauven, Geert Stadeus, Silvain Salamon, Inge Karlberg, Dirk Pauwels, Jan Bosmans, Bruno De Locht, Anouchka Van Dun, Jef Brouwers, Axel de Schamphelaere, Jean Ectors, Werner Lambersy, Jan Fabre, Richard Foqué, François Geeraerts, Kees Klok, Philippe Lemahieu, Nicolas Marzoli, Piet Matteessens, Wim Meewis, Henk Van Kerkwijk, Jim Van Leemput, Ronald Verbruggen, Hugo Vermeulen, Stefaan Vermeulen, Raymond Vervliet, René Hooyberghs, Harry Janssens, Jos Janssens, Nicole Verschoore, Cécile Baeteman, Frank Spaey, Guido Spruyt, Roger Peeters, KJA Ter Voorde, Henri Coenen, Serge Coopman, Karel Boullart, Hugo Costermans, L. Ethem, Patsy Sörensen, Rita Mattijsses...
75
opmaak_117.indd 75
30-11-2012 14:46:23
GIERIK
Literair tijdschrift met initiatief
B.T.W.: BE 0478.939.478
& Nieuw Vlaams Tijdschrift
ISSN 077-513X
Stichters: Guy Commerman & Erik van Malder
www.gierik-nvt.be
nr 117 - 30ste jaargang – nr 4, winter 2012
e-mail:
[email protected]
Redactiesecretaris: Guy Commerman Kruishofstraat 144/98, 2020 Antwerpen e-mail:
[email protected] Administratie en Abonnementen: Taana Peeters Smyrnaplaats 16, 2018 Antwerpen e-mail:
[email protected]
Beschermcomité: bestaat uit meerdere leden die hun morele en daadwerkelijke steun toezegden en hun intellectueel, creatief en maatschappelijk gewicht in de waardenschaal leggen om het tijdschrift Gierik & Nieuw Vlaams Tijdschrift mede in stand te houden. De huidige lijst kan op eigen verzoek worden uitgebreid.
Kernredactie: René Hooyberghs, Tin Vankerkom, Marc Zwijsen, Sophie Siersack, Richard Foqué, Jasper Vervaeke.
In willekeurige volgorde: Frans Redant (dramaturg), Ludo Abicht (vrije denker, filosoof, Arkprijs van het Vrije Woord), Gilbert Verstraelen (districtshoofd Merksem), Jos Vander Velpen (advocaat, voorzitter Liga Rechten van de Mens), Peter Benoy (ex-Theaterdirecteur Zuidpool), Lucienne Stassaert (vertaalster, auteur, Arkprijs van het Vrije Woord), Rik Hancké (toneelregisseur, acteur), Monika De Coninck (Minister van Arbeid), Freek Neyrinck (zette het figurentheater op de wereldkaart), Willy Claes (Minister van Staat), Philippe Lemahieu (bedrijfsleider en cultuurminnaar), Eric Brogniet (dichter, directeur Maison de la Poésie, Namen), Walter Groener (Fakkeltheater), Victor Vroomkoning (NL, dichter), Chrétien Breukers (NL, dichter), Bart F. M. Droog (NL, dichter-performer, redacteur literair internettijdschrift Rottend Staal), Wim Meewis (auteur, kunsthistoricus), Thierry Deleu (auteur), Lionel Deflo (auteur, ex-hoofdredacteur Kreatief), Silvain Loccufier (ererector VUB), Roger Peeters (ereinspecteur-generaal basisonderwijs).
Adviserende redactie: Erik van Malder, Betty Antierens, Wim van Rooy, Frans Boenders, Tim Wouters, Lenny Peeters, Jan Lampo, Kathy De Nève, Maarten Van Alstein. Ad hoc-redactie nr 116: Sophie Siersack. é Website: Dirk Derom, Linda Weix Vormgeving: Kunstencentrum Berkenveld (afdeling vormgeving) Berkenveldplein 16, 2610 Wilrijk tel: 03 830 15 50 & gsm: 0476 242 991 e-mail:
[email protected] - www. berkenveld.be Drukkerij: EPO, Lange Pastoorstraat 25-27, 2600 Antwerpen
Prijs abonnementen: - België: 28 euro / jaargang (4 nummers) incl. portokosten - Europese unie: 40 euro, inclusief port - Andere landen: 45 euro, inclusief port - Steunend lid: 50 euro, erelid: 75 euro Losse nummers: - België: 9 euro - Europese unie: 13 euro, inclusief port - Andere landen: 15 euro, inclusief port Betaling: - België: rek.nr. 068-2237695-29 van Gierik & NVT - Buitenland: IBAN BE26-0682-2376-9529 BIC-code GKCC BE BB
Gierik & Nieuw Vlaams Tijdschrift is verkrijgbaar in: Antwerpen: Dierckxsens-Avermaete, Melkmarkt 17 Standaard Boekhandel, Huidevettersstraat 1-3 De Groene Waterman, Wolstraat 7 (2 Gieriksterren) IMS Stadsfeestzaal, Meir Gent: Boekhandel Limerick, Kon. Elisabethlaan 142 Poëziecentrum, Vrijdagmarkt 36 Nieuwscentrum Walry, Zwijnaardsesteenweg 6 Brugge: Boekhandel De Reyghere, Markt 12 (2 Gieriksterren) Boekhandel De Reyghere, Moerkerksesteenweg 186 Hasselt: Markies van Carrabas, Minderbroederstraat 9-11 Kortrijk: Boekhandel Theoria, O.L. Vrouwestraat 22 Roeselare: Boekhandel Hernieuwen, Noordstraat 100 Sint-Niklaas: Boekhandel ‘t Oneindige Verhaal, Nieuwstraat 17 Tienen: Boekhandel Plato, Peperstraat 22
Inzendingen: Bij voorkeur per e-mail (word):
[email protected] of redactieadres (platte tekst, 4 exemplaren). Poëzie: max. 10 gedichten, proza: max. 15.000 lettertekens, alleen niet eerder en niet elders gepubliceerde kopij. De auteur is verantwoordelijk voor zijn inzending, hij behoudt het copyright en ontvangt bij publicatie een gratis bewijsexemplaar. Tenzij de auteur het vooraf verbiedt, mag zijn inzending op de website van Gierik & NVT verschijnen. Auteurs, medewerkers die wij i.v.m. auteursrechten niet hebben kunnen bereiken of achterhalen kunnen de redactie contacteren. Overname van teksten uit Gierik & NVT is toegelaten mits bronvermelding en voorafgaand akkoord van de uitgever. Advertenties & sponsoring: Tarieven te verkrijgen + aanvraag documenten: Taana Peeters (administratieadres)
Met de steun van de Provincie Antwerpen, talrijke auteurs en meceneassen en Antwerpen.Boekenstad
Verantwoordelijke uitgever: Guy Commerman, Kruishofstraat 144/98, 2020 Antwerpen
76
opmaak_117.indd 76
30-11-2012 14:46:23