UITZIEN NAAR GOD Als de hemel zich vaneen scheurt Christenen beleven turbulente tijden. Velen verlangen met Jesaja dat de hemelen zich vaneen scheuren en God opnieuw op aarde verschijnt.
UITZIEN NAAR GOD
Maar...kunnen nieuwtestamentische gelovigen, die in de opstanding van de Heere Jezus Christus geloven en de inwoning van Heilige Geest hebben, wel zo'n verwachting hebben? Wachten christenen op Gods oordeel? Of hebben zij een meer hoopvolle verwachting? In deze brochure, die vanuit het verlangen naar een opwekking geboren werd, zal naar het antwoord op deze vraag worden gezocht. Vast staat dat een reveil niet zonder diepe, persoonlijke vernedering kan gaan. Er zullen zonden van wereldgelijkvormigheid, onreinheid, afgoderij, hoogmoed, eigengerechtigheid, vooroordeel, vals mysticisme en enghartig isolatisme beleden en weggedaan moeten worden. Of het tot een nieuw reveil zal komen, hangt af van onze individuele en gemeenschappelijke verootmoediging. Dan kan God, "wanneer wij gebeden hebben, de plaats waar wij vergaderen, weer bewegen, en ons vervullen met de Heilige Geest, zodat wij het Woord van God opnieuw met vrijmoedigheid spreken" (Hnd.4:31)!
C.B. Beekhuizen
Verlangen naar een opwekking
20
2
19
UITZIEN NAAR GOD "Och, dat Gij de hemel scheurde, dat Gij nederdaalde. zodat voor Uw aangezicht de bergen wankelden, zoals vuur rijshout in vlam zet.." (Jes. 64:1, 2). Het kleine Oostenrijkse vliegveld lag ingeklemd tussen twee hoge bergen. In de aankomsthal keken enkele mensen gespannen omhoog naar het dikke, laaghangende wolkendek. Elk ogenblik konden de wolken zich vaneen scheuren en zouden ze de blinkende verschijning tevoorschijn zien komen. Boven het wolkendek hoorden zij het zware gedreun van de vliegtuigmotoren, die de nadering van de blinkende "vogel" aankondigden. Vreemd, het geluid van de motoren nam plotseling toe en inplaats van een daling in te zetten leek de piloot halverwege de ingezette landing van gedachten te veranderen. De in spanning verkerende toeschouwers hielden hun adem in, want een te laat ingezette daling, samen met het slechte zicht, kon wel eens fataal zijn! Het wolkendek zou dan open scheuren en de zilveren verschijning laten zien, maar enkele ogenblikken later zou alles in een enorme vuurzee eindigen! Zouden de toeschouwers en de angstige inzittenden van het vliegtuig zich op zo’n gebeurtenis hebben voorbereid? Is onze "grondradar" in orde?
Informatie: Stichting Adullam,
[email protected] Web: www.adullam.nl
18
Dat de vrees voor een ramp niet ongegrond was, hoorde ik pas later. Wel voelde ik in die spannende momenten de bezorgdheid van het cabinepersoneel, want het was opmerkelijk stil en iedereen keek gespannen. Mijn medepassagier en werkgever was lijkbleek geworden en hield zijn hoofd tussen zijn benen, kennelijk voorbereid op het ergste. Hij kende het gevaarlijke vliegveld, ik niet... Aan de witte knokkels van zijn handen be3
greep ik dat hij erg ongerust was. Waren wij beiden voorbereid op een plotselinge ontmoeting met God, de Rechter van hemel en aarde? Er kwam een diepe vrede in mijn hart, omdat ik geloofde dat tussen mij en die Rechter, het Lam van God had gestaan. Dat Lam had ook mij met God verzoend, zodat ik nu, door geloof, vrede met God mocht ervaren. Wat mij betreft mocht de hemel openscheuren, zodat ik het Vaderhuis met de vele woningen kon ingaan. Maar of mijn werkgever ook zo dacht? Eenmaal veilig op een naburig militair vliegveld geland begreep ik pas het grote gevaar waarin we verkeerd hadden. De landingsbaan van het kleine vliegveld was kort en het zicht was door de laaghangende bewolking uitgesproken slecht. Door gebrek aan een goede grondradar, waagde de piloot het niet om de landing door te zetten en besloot een "doorstart" te maken, wat naar later bleek, bijna fatale gevolgen had! Gods blinkende verschijning De gevoelens van de omhoogkijkende en in spanning wachtende mensen op het vliegveld, moeten geleken hebben op die van de profeet Jesaja. Deze probeerde zich voor te stellen hoe het zou gaan als de Heere God in Zijn blinkende verschijning vanuit de hemel op aarde zou neerdalen. Zouden de mensen Hem op de juiste wijze verwelkomen? Zou hun "grondradar" afgesteld zijn op Zijn komst? Jesaja was er klaar voor, verlangde naar Gods verschijning in heerlijkheid, maar verlangde ook naar het herstel van de door zonde verbroken relatie tussen God en Zijn volk. Daarom riep hij uit: "Och, dat Gij de hemel scheurde, dat Gij nederdaalde, dat voor Uw aangezicht de bergen wankelden, zoals vuur rijshout in vlam zet, zoals vuur water doet overkoken – om uw tegenstanders Uw naam te doen kennen, zodat de volken voor 4
17
Een hoopvolle verwachting Maar christenen verwachten de Heere Jezus op een ándere wijze, zij verwachten de Heere Jezus tegemoet te gaan in de lucht; “Wat wij hier zeggen, is het woord van de Heere: Wij die bij de terugkeer van de Heere nog leven, zullen Hem niet eerder tegemoet gaan dan de gestorvenen. Want als het bevel klinkt, als één van de voornaamste engelen zijn stem laat horen en de trompet van God schalt, zal de Heere Zelf uit de hemel neerdalen. Dan zullen de gestorven christenen eerst opstaan en daarna zullen wij, die op dat moment nog leven, met hen in de wolken worden opgenomen om de Heere in de lucht te ontmoeten en altijd bij Hem te zijn. Met dit nieuws kunt u elkaar troosten en bemoedigen. (1 Thes. 4:15-18).
Is dat ook uw verwachting lezer?
Uw aangezicht sidderen, daar Gij geduchte daden verricht, die wij niet verwachtten; dat Gij nederdaaldet, zodat de bergen voor Uw aangezicht wankelden! Ja, van oudsher heeft men het niet gehoord, noch vernomen, geen oog heeft gezien een God buiten u, Die optreedt ten behoeve van wie op Hem wacht" (Jes.64: 1-4). In Afrika heeft een dergelijke uitroep tot een opwekking onder de Zoeloes geleid, een opwekking die nu al meer dan 35 jaar voortduurt! Maar het ging dan ook langs de smalle weg van vernedering, reiniging, belijdenis van schuld en diepe verootmoediging! Wat God in Zijn genade wil schenken Zo'n 740 jaar nadat Jesaja zijn hartenkreet slaakte, zou de bekende apostel Paulus in een brief het verlangen en geloof van Jesaja opnieuw verwoorden (1 Kor.2:9). Maar nú was God in de Gestalte van de Mens Jezus Christus naar de aarde gekomen! De mensen die Hem hadden verwacht, kenden nu "verborgen wijsheid van God"! Kennen wij die wijsheid van God nog wel, of heeft de wijsheid van deze wereld ons in haar greep? Toen de psalmdichter in grote nood Gods uitredding had ervaren en Zijn wijsheid erkende, riep hij uit: "Hoe groot is het goed dat Gij hebt weggelegd voor wie u vrezen, dat gij bereid hebt voor wie bij U schuilen ten aanschouwe van de mensenkinderen. Gij verbergt hen in het verborgene van Uw aanschijn voor de samenscholing der mensen; Gij bergt hen in een hut voor het getwist der tongen. Geprezen zij de Heere, want Hij heeft mij wonderbare goedertierenheid betoond in de gloed der benauwdheid. Terwijl ik in mijn angst dacht: ik ben verbannen uit Uw oog - hebt Gij voorwaar mijn luide smekingen gehoord, toen ik tot U riep om hulp" (Ps.31:20-23).
16
5
Jezus; God, geopenbaard in het vlees Zo hebben de psalmist, Jesaja, de apostel Paulus en allen die de Heere God verwachten uitgekeken naar de komst van de Verlosser, de Heere Jezus Christus, "God, geopenbaard in het vlees" (1 Tim.3:16)! In Hem openbaarde God zowel Zichzelf, als Zijn raadsbesluiten. Plannen die dwars door het oordeel heen, tot uitvoering gebracht zouden worden!
De psalmist ziet echter ook Gods "dreigende aanblik", omdat de wijnstok geen vrucht meer draagt. Maar dat geldt ook ons, die de liefde van God in de Heere Jezus hebben leren kennen, maar die liefde niet voldoende beantwoorden met "vruchten, de bekering waardig" (Mat.3:6-8)! We hebben immers getuigd van "de Zoon van Gods rechterhand, de Zoon van Gods liefde"? Wij waren ook wilde wijnranken, die geënt zijn op de Zoon, zoals de takken en stam van Israëls olijfboom geworteld zijn in de liefde van hun Messias, onze Heere Jezus Christus!
Wachten op God, in ´t midden van Zijn weg eigenwaan en hun met zorg opgebouwde zelfrespect verloren. Jesaja riep dan ook: "Wee mij, ik ga ten onder, want ik ben een man, onrein van lippen, en woon temidden van een volk, dat onrein van lippen is, - en mijn ogen hebben de Koning, de Heere der Heerscharen. gezien" (Jes. 6: 5) ! En de christenvervolger Saulus viel ter aarde met de woorden: "Wie zijt Gij Heere? Wat wilt U dat ik doen zal?" (Hand.9:5,6). Kennen we die uitroep van ontgoocheling, overgave en toewijding? Toen Mozes bij een brandend braambos God ontmoette, hoorde hij dat God zou neerdalen om Zijn volk uit de slavernij van zonde en dood te verlossen. Ook Jesaja en Paulus hadden een dergelijke Godsontmoeting. Dat ging gepaard met een diepe vernedering, waardoor zij alle Wachten op Gods aanwijzingen Zowel Mozes, David, Jesaja en Paulus, hebben na die Godsontmoeting gewacht op de aanduiding van "Gods weg". Zelfgekozen wegen werden verlaten, omdat zij door God zelf "op het pad van de gerechtigheid, midden op de paden van het recht" werden gebracht (Spr.8:20).
6
Hij draagt en voedt zowel ons, bekeerde heidenen, als Gods uitverkoren volk (Ps.80:16; Joh.15:5; Rom.11:18)! Gods zoekende liefde De Bijbel laat ons steeds weer zien dat God liefde is. Hij zond Zijn Zoon, de Heere Jezus Christus, Die gekruisigd werd om onze zonden en overgeleverd werd om onze rechtvaardiging. Die Zoon van Gods liefde heeft, nàdat Hij was opgestaan uit de dood, ons als "ellendige slachtschapen" opgezocht (Zach.11:4,11) en opnieuw vergaderd rondom Zichzelf, al is het "ten dage der wolke en der donkerheid" (Ez.34:12). Hij zal Zelf de liefde geven die Zijn schapen binnen de stal soms moesten missen. Hij zal zielewonden verbinden en Zijn heilige zalfolie gebruiken om te herstellen. Hij zal "een vurige muur" rond de Zijnen optrekken, om hen te bewaren voor het kwaad dat hen omringt en tegelijk zal Hij "Zijn hand tot de kleinen wenden", hun geloof louteren en beproeven, maar hen ook troosten en bemoedigen. Daarom begrijpen wij het verlangen van Jesaja, die de hemelen wilde zien scheuren, zodat de Heere in al Zijn majesteit zou kunnen verschijnen. Straks zal dat inderdaad gebeuren op de manier zoals Jesaja verwachtte.
15
Kijken naar het Licht Dat is nodig voor allen die “arm en verslagen van geest zijn" (1 Kon.18:44 vv.; Mat.5:3). Soms zijn er van die momenten dat we ontmoedigd raken en klagen met de psalmdichter: "God gaf Zijn sterkte in de gevangenis, en Zijn heerlijkheid in de hand des wederpartijders" (Ps.78:61 St. Vert.). Een andere keer beseffen we de algehele zwakte van de christenheid, omdat er de laatste tijd zoveel verborgen zonden onder met name christenen openbaar komen. Zonden die nimmer openlijk werden beleden, laat staan weggedaan of vergeven. We denken dan soms: "O Herder Israëls, neem ter ore, Die Jozef als schapen leidt; Die tussen de Cherubs zit, verschijn blinkende" (Ps.80: 2). Dan is er inderdaad “tranenbrood” (vs. 6), zodat mensen van de wereld schamper zeggen: "Waar blijft de belofte van Zijn komst" (2 Pet.3:4)? Blijven we dan toch op Gods beloften vertrouwen en uitzien naar Zijn komst?
Van die weg had God gezegd dat Hij iedereen die deze (smalle) weg wilde bewandelden, zou belonen; "om hen die Mij liefhebben, bezit te doen beërven". Petrus zou later zeggen: "Gelooft zij de God en Vader van onze Heere Jezus Christus, Die ons naar Zijn grote barmhartigheid door de opstanding van Jezus Christus uit de doden heeft doen wedergeboren worden tot een levende hoop, tot een onvergankelijke, onbevlekte en onverwelkelijke erfenis, die in de hemelen weggelegd is voor u, die in de kracht Gods bewaard wordt door het geloof tot de zaligheid, welke gereed ligt om geopenbaard te worden in de laatste tijd. Verheugt u daarin, ook al wordt gij thans, indien het moet zijn. voor korte tijd door allerlei verzoekingen bedroefd, opdat de echtheid van uw geloof kostbaarder dan vergankelijk goud dat door vuur beproefd wordt, tot lof en heerlijkheid en eer blijke te zijn bij de openbaring van Jezus Christus" (1 Pet 1: 3-7). Wachten met een benauwd en toch blij hart
Herstel van doorbroken muren Er is hoop voor die op God wachten", ook in dagen als deze, wanneer het oordeel begint bij het huis van God! Het is waar, we hebben herstel en verlossing nodig (Ps.80:8). Sterker nog, onze beschermende muren zijn reeds lang doorbroken, zodat de hele christenheid open ligt voor de vijand. De psalmist vraagt zich dan ook af: "Waarom hebt Gij zijn muren doorbroken, zodat ieder die langs de weg voorbijgaat, ervan plukt, het everzwijn uit het woud hem afvreet, en wat op het veld zich roert, hem afweidt?"
Mozes, David, Jesaja en de apostelen Paulus en Petrus hebben de Heere op deze manier verwacht, óók als Hij soms met vuur vanuit de hemel moest neerdalen, zodat zowel Mozes als Petrus ooit twee "gelovigen" geoordeeld zagen worden, omdat zij vreemd vuur in het heiligdom hadden gebracht (Lev.10:2; Hnd. 5:9,11; 1 Kor.11:29)! Toen Jesaja om een geopende hemel vroeg, was dat met een benauwd hart. De toestand van het volk was er dan ook naar (Jes.63). Hoewel de profeet onder koning Hizkia een opwekking meemaakte, waren er toch grote zorgen en beproevingen.
Gods volk wordt hierbij vergeleken met een wijnstok, die uit Egypte werd overgeplaatst in een vruchtbare landstreek.
14
7
Moderne afgoden Manasse, de zoon van de grote reformator Hizkia, leefde er maar wat op los en had het op Jesaja's leven voorzien. Het volk pleegde afgoderij met lot- en schikgodinnen, een soort afgoderij die we in de huidige kansspelen en (staats)loterijen terug zien en waar velen aan verslaafd zijn geraakt (Jes.65:11). Bovendien had de latere bekering van Manasse, die door God in de gevangenis tot erkenning van zonden was gebracht, geen algeheel reveil gebracht (2 Kron.33:17). Het was zelfs zo dat Gods toom over de zonden van Manasse en zijn volk bleef branden, ondanks de geweldige reformatie die er later onder zijn kleinzoon Josia tot stand kwam (2 Kon.23:25,26)! Daarom riep Jeremia later uit: "Heere, mijn Sterkte en mijn Burcht, mijn Toevlucht ten dage der benauwdheid, tot u zullen volken komen van de einden der aarde en zeggen: 'Enkel leugen hebben onze vaderen bezeten, nietigheid, waaronder niet één, die baat kon brengen. Zou een mens zich goden maken? Maar dat zijn geen goden!' Daarom zie, Ik laat hen ditmaal gewaarworden Mijn hand en Mijn kracht, en zij zullen weten, dan Mijn naam is: Heere" (Jer.16:19-21).
eerlijk, rechtvaardig, rein, deugdelijk, loffelijk, liefelijk en welluidend is" (Fil.4:8)...! De balk in eigen oog Het is dan ook onmogelijk met zo'n "balk in eigen oog", de splinter in het oog van de ander waar we kritiek op hebben te verwijderen (Mat.7:1-5). Gelukkig spreekt de Heere Jezus hier over maar één oog, zodat je "in het land der blinden tóch nog "koning en priester" kunt zijn, mits we ons bewust zijn geworden van die balk in eigen oog... (1 Pet.2:9)! Want wanneer je jezelf bewust bent van je eigen zwakheden en tekortkomingen, maakt dat nederig en ootmoedig en die ander, waar je misschien eerst kritiek op had, doet het dan in je gevoel beter dan jij.... Zo'n balk is eigenlijk een hele verzameling splinters, maar je moet het wel zo willen zien. Alleen dán begrijpen we waarom Jesaja smeekt: "Keer weder ter wille van uw knechten, de stammen van uw erfdeel. Voor een korte tijd is Uw heilig volk in het bezit daarvan geweest; onze tegenstanders hebben Uw heiligdom vertrapt; wij zijn geworden als degenen over wie Gij van ouds niet hebt geheerst, over wie Uw naam niet is uitgeroepen..." Jes.63:17b-19). Vertrouwen op Gods Naam
De Naam boven alle naam Van die Naam hadden zowel Mozes als Jesaja een bijzondere kennis gekregen. Die Naam maakte hen blij in de beoefening van gerechtigheid (Jes.64:5). Evenals Paulus op een bijzondere manier voor de gerechtigheid Gods uitkwam, was het "geven zaliger dan ontvangen ", ook op de profeten van het oude verbond van toepassing. Zij stonden pal voor de waarheid en het behoud van Gods gerechtigheid, om met hun eigen leven zo mogelijk het oordeel af te wenden (Hnd. 20:35; Jer.17:1216; Ez.22:30; Deut.9:25). 8
Met de erkenning dat we het dus allemaal verknoeid hebben, kan God echter iets doen! Hij wil Zich namelijk aan hen "die bedroefd zijn om der bijeenkomst wil" openbaren als “een Held Die verlossen zal". God laat Zich graag vinden door mensen "die zich arm, jammerlijk; blind en naakt" weten, maar die intussen "op de Naam des Heeren willen blijven vertrouwen". Die Naam is als een "sterke toren", de "schuilplaats van de Allerhoogste", waar we veilig zijn voor de aanvallen van de vijand (Zef. 3:18,17a,12b; Opb. 3:17-21; Spr.18:10)!
13
We hebben opnieuw een echte Godsontmoeting nodig, zoals in het geval van Job en Saulus, om tot het inzicht te komen dat we inderdaad allemaal gezondigd hebben. Helaas zijn er onder christenen zoveel geheime zonden openbaar gekomen - zonden zoals die van Achan, die ons als volk Gods krachteloos maakten - dat ook wij moeten zeggen: "Wij zijn allen geworden als een onreine. Al onze gerechtigheden zijn als een bezoedeld kleed...". Daarom zullen we weer terug moeten naar de Bron, Gods ontdekkende Woord, dat in de Heere Jezus vlees en bloed geworden is. We moeten weer gaan vragen "naar de weg", Zijn weg. Op die weg alleen kunnen we de vervulling van Gods belofte verwachten: "... op zulken sla Ik acht: op de ellendige, de verslagenen van geest en wie voor Mijn woord beeft" (Jes.66:2). Allen schuldig! Wanneer we eerlijk zijn, moeten we dus bekennen dat we ons allemaal wel eens schuldig maakten aan "achterklap", een van de oorzaken dat broeders en zusters uit elkaar gedreven worden. We hebben snel de neiging om in ons hart kwaad van een ander te denken, zeker wanneer we negatief over een broeder of zuster horen spreken waar we toch al kritiek op hadden, al of niet gerechtvaardigd. Van een grondig onderzoek of "deze dingen alzo zijn", komt dan meestal niets, en de zaak blijft verkeerd in ons geheugen hangen. Is het niet daarom dat de Bijbel ons zo vaak waarschuwt voor deze manier van doen (Jak.4:10,11; Zach.7:10)? Zo'n houding wordt immers door de slachtoffers aangevoeld en het bewerkt een ongezonde eenzaamheid. Dikwijls gaan de mensen van deze wereld beter met de door hun gehanteerde "kracht van positief denken" om, dan wij met de woorden van de apostel Paulus: "...bedenk wat waarachtig, 12
Het waren mensen die met Jesaja riepen: "Ook in de weg Uwer gerichten hebben wij U verwacht, o Heere; naar Uw naam en naar Uw gedachten ging ons zielsverlangen uit" (Jes.26:8)! Waar gaan ónze gedachten naar uit als mensen om ons heen wegvallen, of wanneer zij door onheuse opmerkingen of lasterlijke verdenkingen "verdrukking aan bestaande banden toebrengen"? Zeggen wij dan ook: Nochtans wordt Christus op allerlei wijze, hetzij onder een deksel. hetzij in der waarheid, verkondigd; en daarin verblijd ik mij, ja, ik zal mij ook verblijden" (Fil.1:15-18)? In Gods verbolgenheid is behoudenis! Wanneer we Gods tucht ervaren, zegt Heb.12:11, is er weinig vreugde in ons hart te vinden. We hebben geloof in Gods liefde en trouw nodig om tot het einde van de beproeving te kunnen volharden. Toen Job door Gods louterend oordeel er bijna aan onderdoor ging, mede door het verlies van begrip bij vrouw, kinderen en vrienden, moest God er Zelf aan te pas komen om hem voor totale ontluistering en verbittering te behoeden. Soms gebruikt God als voorbereiding van Zijn bemoeienis een onbevooroordeelde getuige, misschien iemand die je niet direct als "vriend" ziet. Maar dat gebeurt pas als alles en iedereen om je heen is weggevallen, mede door de wijze waarop wijzelf dikwijls met onbegrepen lijden en problemen omgaan. Soms vinden wij met Job dat "vrienden" het maar moeten aanvaarden dat het geloof in Gods rechtvaardigheid en liefde en de trouw van vrienden aan het kwijnen is. In de eigentijdse vertaling van "Het Boek" zegt Job namelijk: “Men moet medelijden hebben met een vriend die lijdt, zelfs als hij het ontzag voor de Almachtige verliest. Mijn broeders zijn 9
net zo onbetrouwbaar als een beek die stijgt als er ijs en sneeuw liggen, maar verdroogt wanneer het heet wordt” (Job 6:14-17). Maar ook Job moest leren "zichzelf te vernederen onder de krachtige hand van God" (1 Pet. 5:6), zoals de profeet Jesaja dat namens het hele volk deed. In de oude Statenvertaling komt dat mooi uit; "in Gods toom is tevens behoudenis"! Jesaja zegt immers: "Gij waart verbolgen, omdat wij gezondigd hebben; in dezelve is de eeuwigheid, opdat wij behouden werden" (Jes.64: 5b St. Vert.). Juist de erkenning die op deze "ontboezeming" volgt, zou ons moeten aanspreken, omdat ook wij moeten zeggen: "Wij zijn allen geworden als een onreine, al onze 'gerechtigheden' als een bezoedeld kleed; wij vielen allen af als het loof en onze ongerechtigheden voerden ons weg als de wind. Er was niemand die Uw naam aanriep, die zich beijverde om aan U vast te houden. Want Gij hebt Uw aangezicht voor ons verborgen en ons aan de macht onzer ongerechtigheden prijsgegeven" (Jes.64: 6,7). Maar voor Gods kinderen die de huidige toestand van de christenheid aan het hart gaat en er met droefheid belijdenis over doen, is er behoudenis in die 'verbolgenheid' van God. Wanneer wij ons namelijk ootmoedig buigen onder het oordeel, dat volgens Petrus "begint bij het huis Gods", is er hoop en toekomst (1 Pet.4:17). Dan is het oordeel dat over òns moest uitgesproken worden, door de Heere Jezus gedragen! Hij zei immers: "Als u dan Mij zoekt, laat dan deze(n) heengaan" (Joh.18:8)!
10
Als Gods oordeel komt Ook de profeet Ezechiël heeft het zo gezien toen God tegen Zijn Engel zei: "Trek midden door de stad, midden door Jeruzalem, en maak een teken op de voorhoofden der mannen die zuchten en kermen over al de gruwelen die daar bedreven worden'. Tot de anderen zei Hij te mijner aanhoren: 'Trek achter hem aan door de stad en slaat neer. Ontziet niet en hebt geen deernis. Grijsaards, jongelingen en jonge meisjes. Kleine kinderen en vrouwen, moet gij doden en verdelgen; maar niemand die het teken draagt, moogt gij aanraken; bij Mijn heiligdom moet gij beginnen'. Toen begonnen zij bij de mannen, de oudsten, die zich vóór de tempel bevonden..." (Ez.9:4-6). Wat zouden wij als christenen voor "zegel" kennen? Is dat niet het zegel van Gods Geest, wat we in de wedergeboorte ontvingen (2 Kor.1:22)? God is te vinden door hen die naar Hem vragen Wanneer we met tucht of correctie te maken krijgen, zoals in de gevallen hiervoor beschreven, hebben we allemaal de neiging om ons éérst te verontschuldigen. Zèlfs als we in ons geweten voelen dat de beschuldiging juist is, zullen we nog proberen de schuld op anderen of op de omstandigheden te schuiven. In het ergste geval, zoals bij Adam en Job, geven we de schuld aan God en zeggen: "De vrouw die Gij aan mijn zijde gesteld hebt, die heeft mij van de boom gegeven en toen heb ik gegeten..," of in Job's geval: "...al was ik onschuldig, Hij zou mij toch schuldig verklaren" (Job 9:28). Zó zitten wij mensen dus in elkaar!
11