Stichting Heart Cry en de kerk [1]
Verlangen naar herleving Arjan Baan, evangelist en oprichter van Stichting Heart Cry, en ds. W. Meijer uit Tholen schrijven elkaar vier keer een brief. Vandaag de eerste aflevering.
Beste broeder Willem, Arjan Baan
Wij mogen samen schrijven over de geestelijke situatie van de kerken in Nederland, in het bijzonder de Protestantse Kerk waarvan we beiden lid zijn. Tevens zal ook de bediening van Stichting Heart Cry (hartenkreet) aan de orde komen. Het is mijn diepe verlangen om in bewogenheid, eerlijkheid en hartelijke liefde samen in gesprek te gaan. Daarbij is het mijn gebed dat deze briefwisseling tot heil van Christus’ gemeente zal zijn. Als het gaat om de geestelijke situatie binnen de kerken, dan kunnen we natuurlijk zeggen dat die wel meevalt. Laten we echter niet zeggen: ‘Vrede, vrede’, terwijl er geen vrede is (Jer.8:11). De situatie is mijns inziens namelijk zeer ernstig. Jazeker, de Heere God gaat door met Zijn werk en er zijn bemoedigende dingen gaande. Gelukkig zijn er nog oprechte dienaren en gemeenteleden die bewogen zijn met de kudde. Toch zien we dat steeds meer jongeren en ouderen de kerk de rug toekeren en God en Zijn Woord verlaten. De schuld daarvan ligt mijns inziens niet bij de wereld, maar bij ons, het huis Gods (1Petr.4:17). We zijn met onze gemeenten – en niet in de laatste plaats die binnen onze eigen kerk – grotendeels een lauwe, (dood)zieke kerk geworden (Openb.3:14-22). Wat is er vaak weinig vuur en bewogenheid om de eer van God en de redding van zondaren. Dat is intens verdrietig. Er is dan ook werkelijk een door God gewerkte herleving nodig (Jes.64:1)! Ik realiseer me terdege dat ik hiermee nogal wat beweer. Daarom wil ik een poging doen om deze beweringen enigszins toe te lichten. De laatste jaren heb ik regelmatig over de noodzaak van (persoonlijke) herleving binnen de kerk mogen preken. Wat mij veel heeft beziggehouden is wat staat in Mattheüs 21:13: ‘Mijn huis zal een huis van gebed genaamd worden; maar gij hebt dat tot een moordenaarskuil gemaakt.’ Dat beeld komt steeds weer bij mij boven wanneer ik nadenk over de huidige toestand van veel gemeenten binnen de Protestantse Kerk. O ja, er zijn voldoende activiteiten en het kerkelijk bedrijf draait op volle toeren. We hebben het nog nooit zo druk gehad binnen de kerk. Maar waar is de merkbare tegenwoordigheid van de Heere? Waar is de radicale, Geestvervulde, bijbelse prediking? Waar zijn de veranderde levens (bekeringen), gewerkt door
8
de waarheidsvriend
de Heilige Geest? Waar is de liefdevolle gemeenschap met elkaar? Waar is de verootmoediging? Waar zijn de vrijmoedige getuigenissen? Waar is de passie voor de ongelovige wereld en de onbekeerde mensen? O zeker, het is er nog wel, maar verlang jij niet naar meer? We zijn zo druk met vergaderingen, beleidsplannen en rapporten; maar het (gezamenlijke) gebed, het binnenkamerleven en de persoonlijke gemeenschap met God zijn activiteiten die veel minder gepraktiseerd worden. Dat wordt door velen wel erkend. De rommelmarkten, verkopingen en slaatjesacties voor de kerk zijn belangrijker geworden dan de bidstonden (gebedsgroepen). Organiseer een rommelmarkt en vijftig tot honderd mensen melden zich spontaan, terwijl een gebedsgroep hooguit door tien mensen bezocht wordt. Geeft dit ten diepste niet het huidige geestelijke klimaat aan? Het gebed is toch de ademtocht van de ziel; de graadmeter van ons geestelijke leven? Het (gezamenlijk) gebed behoort toch tot een van de vier pijlers van de nieuwtestamentische gemeente (Hand.2:42)? Ontbreekt het ons niet aan ogenzalf misschien? Zijn we rijk en verrijkt geworden en hébben we geen gebrek? Als gemeente proberen we actief te zijn: missionair en naar buiten gericht. Maar als ik gemeenteleden persoonlijk spreek, dan klagen ze over verdeeldheid, individualisme, gebrek aan saamhorigheid, gebrek aan gepassioneerde leden enzovoort. Mijn vraag is dan: hebben we wel geleerd om zelf echt een bijbelgetrouwe gemeente te zijn? Hoe kunnen we bezig zijn met de ongelovige buitenwereld als er binnen onze eigen gemeenten nog vele passieve (onbekeerde) kerkmensen ‘gewoon’ lauw doorleven? Hoe is het mogelijk dat kerkmensen jarenlang in blijvende onzekerheid verkeren of ze wel werkelijk behouden zijn voor de eeuwigheid? Broeder, dat moet ons toch aangrijpen? We hebben juist in deze tijd een roeping en verantwoordelijkheid. De Bijbel roept ons op om als een wachter op Sions muren de bazuin aan de mond te nemen en te waarschuwen (Ezech.33:7). We moeten onverschrokken en bewogen de (kerkelijke) zonden bij de naam noemen (Jer. 7), maar ook in liefde de weg wijzen tot herstel (2Kron.7:14). Broeder, terwijl mijn verslagenheid en vragen over hoe het zover heeft kunnen komen zich dagelijks vermenigvuldigen, lijkt het alsof de antwoorden uitblijven. Ik ben dan ook benieuwd of je de genoemde zaken herkent. En hopelijk kun je me ook helpen met het vinden van antwoorden op vragen als: Wat is onze (mijn) plaats in de schuld van de kerk? En wat vraagt God van ons als we nu de juiste diagnose gesteld hebben? Met hartelijke groet,
15 oktober 2009
Eerst het Woord Beste broeder Arjan, Hartelijk dank voor de heldere uiteenzetting als aanzet voor onze gedachtewisseling. Deze eerste analyse roept bij mij een grote mate van herkenning op, waarbij ik mij eveneens beperk tot de kerk waartoe wij behoren. Een oudere ambtsdrager zei eens in de consistorie tegen me: ‘Wij hebben de afgelopen tientallen jaren iets helemaal verkeerd gedaan.’ Hij doelde daarmee op de halflege kerk… Niet alle, maar wel een heel groot deel van onze gemeenten worstelt hiermee. Kerntaken van predikant en gemeente kunnen in de knel komen te zitten door allerlei (rand)activiteiten. Bloedarmoede kan het gevolg zijn. Des te meer geeft dit bij mij de verwondering over de trouw van God. Daar ligt dan ook de basis van ons kerk zijn. Het votum aan het begin van iedere kerkdienst biedt een geweldige troost: (…) Die trouw houdt en niet laat varen wat Zijn hand begon! Daarbij is mijn ervaring toch soms anders dan de jouwe. Ik hoor de coördinatrice van de rommelmarkt nog klagen over te weinig menskracht, terwijl ik over het aantal deelnemers bij het kringwerk niet negatief hoef te zijn. Het kan natuurlijk altijd meer, maar dat is logisch, want het Huis is nog niet vol. Daarom is Christus nog niet teruggekomen. Er is nog volop zaaiwerk in de kerk. Ook gebedsgroepen kunnen wel degelijk een positieve bijdrage leveren aan de opbouw van de gemeente. Een kerk waar geen gebed gevonden wordt, ademt niet. Ik ben dankbaar dat ik met name onder de oudere generatie nog heel veel gebed tegenkom voor het volgende geslacht, in de lijn van het genadeverbond. Daar kunnen wij als jongeren nog veel van leren. Desondanks is het goed ons af te vragen waarom gebedskringen soms niet van de grond komen. Volgens mij is het antwoord eenvoudig. Wanneer wij bidden, ook om het herstel van de kerk – noem het herleving –, dan is het wel nodig dat we weten hoe we moeten bidden. Én dat onze gebedsgestalte de juiste is. In dit verband herken ik jouw vraag: Waar is de verootmoediging? In Handelingen 2:42 lees ik geen vier losse pijlers, met het gebed als een van de vier. Nee, ze vormen het geheel van christelijk gemeente zijn, ook al betrof dat toen een huisgemeente. Voordat wij tot gebed komen is er eerst het Woord nodig; de leer van de apostelen. En daar zit voor mij het grootste punt en de grootste nood in onze kerkelijke gemeenten. Leren wij nog wel de leer van de aposte-
de waarheidsvriend
len? Zoals je zegt: het staat of valt met de prediking. Maar wat is ware prediking? De kernboodschap van Handelingen 2 is: Jezus Christus. En dan ook nog: Die u gekruisigd hebt! Als we dat op ons geweten hebben, dan is er inderdaad de noodzaak van omkeren. Is dit niet de oorzaak van de lauwheid die je noemde? Als je het mij vraagt wel. Als consulent heb ik nogal wat preken beluisterd tijdens het beroepingswerk. Ik vroeg dan aan de kerkenraad: Waar zat de spanning? Waar kwam ik in de klem? Wanneer die klem er niet was, dan kwam dat hoofdzakelijk omdat het kruis ontbrak. Met het kruis doorkruist Christus onze doodlopende weg. Waarbij ik dus schuldig sta aan Zijn kruis en tegelijkertijd mag genieten van de genade die Hij daar verdiend heeft. Zelfs voor mij. Mijns inziens raken we hier de diepste crisis. Vandaar dat er ook een boek nodig was met de titel Prediking in de crisis. De schokgolf die dat boek in 2005 teweegbracht, lijkt echter weer aardig weg te ebben… Dit is echter wel de boodschap van het Woord. Niemand dan Jezus Christus en Die gekruisigd (1Kor.2:2). Onder deze bediening mogen we grote dingen verwachten. Dan komt er vanzelf ook gebed. Bidden boven een open Bijbel. Aan deelnemers geen klagen; waar het voer is, daar zijn ook de kippen. Het gevolg zal zijn: meer eenheid en meer liefdevolle uitstraling. De liefde van God krijgt gestalte. Dan kunnen we nog steeds verwachten, zoals Handelingen 2 ons leert, dat we als gemeente onder het kruis genade vinden bij het ganse volk.
ds. W. Meijer
Dat is de schuld die ik meedraag in al de facetten van mijn verkondigend werk. Niet omdat ik zomaar lid ben van een bepaalde kerk, maar omdat ik opgenomen ben in Gods genadeverbond binnen die kerk. De vraag is: hoe gaan wij met die schuld om? En, wat persoonlijker in onze briefwisseling: buiten de kerk om aan toerusting doen, is dat geen ontlopen van deze schuld? Met een hartelijke groet,
15 oktober 2009
9
Stichting Heart Cry en de kerk [2]
God vraagt om bekering Arjan Baan, evangelist en oprichter van de stichting Heart Cry, en ds. W. Meijer uit Tholen schrijven elkaar vier keer een brief. Vandaag de tweede aflevering.
Beste Willem, kand. a.c. Baan
Hartelijk dank voor je brief. Het heeft me bemoedigd dat de analyse uit de eerste brief herkenning bij je oproept. Dan zijn we het er in ieder geval over eens dat er echt iets moet veranderen. Met veel van wat je schrijft ben ik het ook van harte eens. Ik ben met jou ervan overtuigd dat het (gezamenlijk) gebed en de ware prediking samengaan (Hand.4:31; Ef.6:18-19; Kol.4:2-3). Maar hoe nu verder? We erkennen dat we het helemaal verkeerd hebben gedaan. We erkennen onze geestelijke bloedarmoede. We erkennen dat ons leven beheerst wordt door randactiviteiten. Maar wat moeten we met deze constateringen? Alles laten voor wat het is? Waar is dan vervolgens de bekering, de verandering van denken (metanoia)? Waar is de wil om het roer om te gooien en in onze verlegenheid samen God aan te roepen? Ik vrees echt dat we soms te gemakkelijk roemen in de trouw van God. We troosten elkaar daar wel voortdurend mee, maar verstaan we ook onze bijbelse verantwoordelijkheid, namelijk dat wij onszelf, als leiders, dienen te bekeren (Openb.2:5;3:1-3)? Kierkegaard schreef eens over een brand. Er staan allemaal mensen omheen die het vuur proberen te blussen met tuinsproeiertjes en emmertjes. Wat doet nu de brandweercommandant? Hij zet de spuit erop, met veel geweld en kabaal. De omstanders vinden dat niet behoorlijk. Maar, schrijft Kierkegaard, zij beseffen niet dat de brandweercommandant degene is die werkelijk de ernst van de situatie inziet. Is dit voorbeeld niet typerend voor de kerkelijke situatie en de manier waarop we er mee omgaan? Velen zullen, evenals wij, beamen dat de situatie in de kerk ernstig is. Maar wat zijn onze blusmiddelen? We kunnen – heel subtiel – de situatie handhaven door aan te komen met allerlei waarheden: ‘De Heere werkt gelukkig nog’, ‘Hij zal Zijn Kerk bewaren’, ‘De Heere blijft getrouw’ enzovoort. Allemaal waar, maar, nogmaals, vraagt God niet om daadkrachtig handelen? Om verootmoediging, bekering en hernieuwde toewijding aan God? En om wellicht uit de weg ruimen wat Gods Geest bedroeft en tegenwerkt, al zijn het dierbare tradities en eeuwenoude kerkelijke structuren? Een ernstige kwaal heeft immers een stevige en soms rigoureuze behandeling nodig.
12
de waarheidsvriend
Broeder, je schrijft ook dat je kerntaken als predikant soms in de knel komen. Misschien ligt mede aan deze constatering het ontstaan van stichting Heart Cry ten grondslag. We worden geconfronteerd met honderden jongeren en jongvolwassenen die zoeken naar antwoorden op hun geestelijke vragen. Die antwoorden worden – volgens hen – in hun gemeente niet gegeven. Hoe komt dat dan? Heeft de dominee geen tijd? Is er gebrek aan bijbels onderwijs? Zijn we te afstandelijk in het pastoraat? Proeven ze wel bewogenheid met een verloren ziel? Al enkele jaren proberen we predikanten bij elkaar te brengen om deze geestelijke nood te delen en samen na te denken over belangrijke thema’s rondom geloofszekerheid, geestelijke verdieping en herleving. En wat horen we dikwijls: ‘Ik zou graag deelnemen, maar het gemeenteleven laat geen andere activiteiten toe.’ Deze extreme drukte staat toch haaks op Handelingen 6:4? Broeder, wil jij daar echt naar terug? Dat vraagt radicale bekering! Ik onderschrijf verder van harte de noodzaak van de prediking van het kruis. Dat is het hart van het Evangelie. Maar als stichting Heart Cry willen we niet één kant van het kruis benadrukken, namelijk dat Christus voor Zijn gemeente stierf. Nee, de Bijbel zegt ons meer over het kruis. Romeinen 6:6 leert ons dat onze oude mens met Christus gekruisigd is. Wat een bevrijdende boodschap: ‘Ik leef niet meer, maar Christus leeft in mij.’ (Gal.2:20) Dit is echter een confronterende boodschap voor veel halfslachtige kerkgangers. Het kruis verkondigt mij dat ik met heel mijn aardse bestaan ondersteboven ga. Dan is het geen goedkope genade – genade die de mens niets kost! Dan is het een boodschap van pure en kostbare genade: God schenkt mij alles om niet, maar vraagt ook algehele overgave om Hem na te volgen. Als stichting willen we benadrukken dat Christus ook is opgestaan uit de dood, wat voor het leven van heiligmaking van groot belang is. Hij heeft de wereld overwonnen (Joh.16:33); en in Christus mag ik delen in Zijn opstandingskracht en overwinning (Rom.8:33; Ef.2:6). Deze aspecten worden helaas weinig gehoord in de prediking. En is dat nu niet juist de prediking waar het in de nieuwtestamentische brieven zo vaak om gaat – de dagelijkse gemeenschap met God en steeds meer worden wie we alreeds in Christus zijn? Ten slotte, je stelt mij een persoonlijke vraag over ‘buiten de kerk om aan toerusting doen’. Wat bedoel je precies met ‘buiten de kerk’? Ik mag immers iedere zondag binnen de kerk voorgaan. We organiseren interkerkelijke conferenties en toerustingsavonden. Dat heeft toch alles met de kerk te maken? Of bedoel je met ‘de kerk’ iets anders? Met liefdevolle groet,
22 oktober 2009
Beginnen bij genadeverbond Beste broeder Arjan, Je eerste brief riep bij mij herkenning op, maar in je tweede schrijven gaan mij sommige zaken te snel. Daarbij komt dat je al schrijvend veel onderbouwt met bijbelteksten, maar dat lijkt me niet te allen tijde exegetisch verantwoord. Naar mijn besef is de wil er in de kerk om, zoals jij zegt, het roer om te gooien en God aan te roepen. Maar begint dat niet in de verootmoediging, vanwege de schuld aan het verval van de kerk? Ik denk dan aan de gebedsontmoetingen die de collega’s P.J. Visser en H. van den Belt van tijd tot tijd juist rond dit thema bijeenroepen. Wanneer je daarna schrijft over het ‘soms te gemakkelijk roemen in de trouw van God’ en dat omlijst met mogelijke uitspraken over Gods trouw, dan denk ik: Welke waarde heeft het genadeverbond voor jou eigenlijk? Als wij verlangen naar een herleving van Gods kerk, dan moeten we het allereerst over die vraag hebben. Daarom gaat het mij te snel als je direct overstapt op het gemis van de ‘opstandingskracht en overwinning van Christus’ – wel een punt waar we het in de volgende brieven nog over moeten hebben. Zelf kom ik uit een hervormde familie. Kenmerkend voor hervormd-zijn is dat er in de lijn van de geslachten gedacht en geloofd wordt, met als enige pleitgrond Gods genadeverbond. Zo mocht er al vanaf het begin van de tijd geleefd worden, vanaf de moederbelofte uit Genesis 3, en dat is gebleven, getuige Romeinen 11:17 (ev). Dit was en is een zaak van gebed, wat de Heere ook wil(de) zegenen. Wat is de Heere goed, dat Hij ons in dit verbond van genade geboren liet worden! Daarom durf ik niet mee te gaan in jouw negatieve uitspraak over Gods trouw. Deze staat niet tegenover onze verantwoordelijkheid. Dan kun je namelijk niet spreken van bíjbelse verantwoordelijkheid. Gods trouw sluit onze verantwoordelijkheid juist in. Alleen, niet als menselijke activiteit, maar als een door God gewerkte wederliefde. Bijbelse verantwoordelijkheid ten opzichte van Gods kerk – en dat is de Protestantse Kerk ondanks alles nog steeds – ontvangen we in het zuivere licht van Gods genade. Die genade, die Hem bewoog om nota bene met óns een verbond op te richten. Hij wilde Zijn Naam verbinden met onze namen, en dat met afvalligen (Jes.42-43). Alleen vanwege het volbrachte werk van de Middelaar van dit verbond.
de waarheidsvriend
In die lijn wens ik de kerk te dienen, en daarmee de Koning van de kerk. Daarom zie ik mijzelf ook niet als een leider, maar als een dienaar. De ‘engelen van de gemeente’ in Openbaring 2 en 3 zijn immers dienaren?! Dienaar van de gemeente wil dan ook zeggen: dienaar van het Hoofd van de gemeente. Dienaar van het Woord. Zo zijn we boodschappers van de zeer blijde boodschap. ds. W. Meijer
Wanneer wij uitkijken naar een herleving van de kerk – noem het opwekking – maar de geloofsnotie van dit genadeverbond ontbreekt, wat is dan onze pleitgrond nog? Maar over dit verbond hoor ik niets vanuit Heart Cry. In je brief ga je er ook aan voorbij en dan is het logisch dat je eveneens voorbij kunt gaan aan de diepte van Gods trouw. Je nadruk op het overwinningsleven zal de beoogde herleving nooit teweeg brengen als het uitgangspunt niet het genadeverbond en de daaraan verbonden trouw van God is. Dit brengt mij bij jouw vraag naar het ‘buiten de kerk’. Het binnen de kerk (of zelfs kerken) voorgaan of het beleggen van toerustingsavonden is nog iets anders dan het dienen waarover ik het net had. Functioneren als directeur-evangelist, aangesteld door een bestuur, is nog iets anders dan in dienst staan van de kerk. Als dienaren van het Woord worden we geroepen en bevestigd door onze Koning middels Zijn gemeente. Daarbij dragen ouderlingen de eindverantwoordelijkheid over ons werk. Dit geldt in een gezonde situatie ook bij evangelisten. De bijbelse lijn is immers dat je dan uitgezonden wordt door een gemeente?! Neem Jeruzalem of Antiochië. Deze bijbelse praktijk kennen we in ons land nog steeds, ook bij interkerkelijke stichtingen. Maar bij mijn weten is dit bij jou nooit gebeurd. Kerkelijk en bijbels denkend mag ik dus grote vraagtekens bij de status van je bediening hebben. Hoe functioneert het genadeverbond nu eigenlijk bij jou en bij Heart Cry? En: hoe ga je ondertussen met die schuld om, waar je zelf naar vroeg, terwijl je jezelf als stichting en evangelist steeds meer in een ‘tegenover’ van de kerk zet? Met een hartelijke groet,
22 oktober 2009
13
Stichting Heart Cry en de kerk [3]
Onze verantwoordelijkheid Arjan Baan, evangelist en oprichter van de stichting Heart Cry, en ds. W. Meijer uit Tholen schrijven elkaar vier keer een brief. Vandaag de derde aflevering.
Beste broeder Willem,
Hartelijk dank voor de brief. Ik vind het jammer dat de kand. a.c. Baan oorzaak van het verval van de kerk onderbelicht blijft; er wordt omheen gedraaid. Teleurstellend vind ik het eveneens dat je mij verwijt exegetisch niet verantwoord bezig te zijn, zonder concreet te maken waar dat het geval is. Ik snap best dat we niet overal diep op in kunnen gaan, maar op deze manier suggereer je wel zaken die niet uitgelegd worden. Wat betreft het leiderschap wil ik nog een misverstand wegnemen. ‘Dienen’ behoort inderdaad de grondhouding van iedere gelovige te zijn, ongeacht of hij of zij een ambt beoefent. Daarin mogen we onze Meester volgen (Mark. 10:45). Ik bedoelde dus ‘dienend leiderschap’, zoals we dat bij Nehemia zien. Het antwoord op alle vragen die ik in de vorige brief stelde, wordt nu feitelijk samengevat in de vraag hoe er gedacht wordt over het genadeverbond en dat in relatie tot de kerk, in dit geval de Protestantse Kerk, en de rol van Heart Cry in dit verband. Hoewel deze brief maar kort kan zijn en over dit thema honderden boeken geschreven zijn met uiteenlopende visies, zal ik toch proberen hierop in te gaan. Broeder, het (genade)verbond is voor mij heel belangrijk. De Bijbel leert immers duidelijk dat er geen mens gezegend wordt buiten het verbond met Abraham om (Gal.3:8). Ik geloof op grond van Gods Woord dat God werkt in de lijn der geslachten (2Tim.1:5). Het is daarom een bijzonder voorrecht om geboren te worden binnen een christelijke gezin. Een grote genade, maar ook een zeer grote verantwoordelijkheid. Immers, geboren worden op het christelijke ‘erf’ impliceert niet dat we ook automatisch in Christus zijn geënt. Als (volwassen) mensen slechts uitwendig bij het verbond behoren, maar niet ‘inwendig besneden’ worden, raken zij de rechten en zegeningen van het verbond kwijt. Dan is er maar een weg tot behoud: verootmoediging, schuldbelijdenis en radicale bekering (Jes.1). Dit lezen we ook in 1 Korinthe 10:1-13. Velen noemen zich christen, zijn gedoopt, vieren zelfs avondmaal, maar zullen toch voor eeuwig verloren gaan. Waarom? Er is nooit een echte bekering tot God geweest, alhoewel ze uiterlijk bij het volk van God horen. Dit laat ons overduidelijk zien dat radicale bekering en gehoorzaamheid onze verantwoordelijkheid is (Deut.7:9). Zo
12
de waarheidsvriend
ging het ook telkens in het Oude Testament. Als het volk zich bekeerde (activiteit!), bleek Gods verbondstrouw uit het feit dat Hij Zijn volk weer wilde bezoeken. Moeite heb ik in dat kader met jouw opmerking dat je verantwoordelijkheid invult met ‘wederliefde’ (= beantwoorde liefde). Dat kan toch alleen waar zijn als er sprake is van wedergeboorte? Mijn vraag aan jou is: op welke wijze kunnen de onbekeerden in de kerk überhaupt wederliefde tonen jegens God? Romeinen 11:22 vermeldt toch duidelijk dat hoogmoedige, vormgodsdienstige kerkgangers afgehouwen zullen worden? Op de vraag van de vele passieve (onbekeerde) kerkmensen, die ‘gewoon’ lauw doorleven ben je nog niet ingegaan! De Heere God heeft Zich dus in Christus verbonden aan Zijn gemeente, of anders gezegd het lichaam van Christus (Ef.1:22-23). Die Kerk is in ons land echter vertegenwoordigd binnen tientallen denominaties. De Protestantse Kerk bevestigt dit door in de kerkorde zichzelf te zien als een gestalte van Christus. Wij zijn helaas vanwege onze hoogmoed tot op het bot verdeeld. Heart Cry heeft een intens verlangen dat de eenheid van het lichaam van Christus weer tot uitdrukking wordt gebracht. Wij willen als christenen dienstbaar zijn ten behoeve van het lichaam van Christus en we hopen dat de bedieningen (Rom.12:1-8) meer gaan functioneren, dwars door al ons menselijk falen heen. Het is dus dat lichaam als geheel dat ik verlang te dienen. Dan komen we gelijk bij je vraag met betrekking tot mijn bediening. Het is de Heilige Geest die afzondert voor een bediening en dat wordt veelal in de Schrift middels Zijn gemeente – de broeders – bevestigd. Het gaat mij niet zozeer om de ‘functie’ van evangelist, want ook ik weet mij geroepen en doe het werk van een evangelist – een verkondiger van een goede boodschap –, zonder daartoe bevestigd te zijn (Hand.11:19-21; 18:24-28). Ten slotte zou ik in onze correspondentie terug willen keren naar het onderwerp waarover we zouden schrijven: de geestelijke toestand en het verval van de kerk(en) in Nederland. Graag wil ik in dat kader twee vragen aan je voorleggen: (1) Hoe zou het komen dat honderden jonge mensen met zoveel geestelijke vragen en nood bij Heart Cry naar een antwoord zoeken? (2) Wat verwacht God – in het licht van het verval der kerk – concreet van jou als christen en als dienstknecht van Christus? Met vriendelijke groet,
29 oktober 2009
De strijd blijft Beste broeder Arjan, Bedankt voor je reactie met je heldere visie op de werking van het genadeverbond. Een extra kopje op de site van Heart Cry over het verbond en de verbinding met de heilige doop zou niet misstaan. Je opmerking dat ik mijn exegetische vraagtekens niet verder uitwerk, behalve dan je ongelukkige keuze voor het woord leider, is terecht. In deze derde brief onderstreep je mijn vraagtekens alleen maar, en die wil ik zoals beloofd nu illustreren. Ter onderbouwing van je bediening als onbevestigd evangelist noem je Handelingen 11 en 18. In Handelingen 11 kun je echter de context van vervolging niet zonder meer overzetten op de onze. Daarbij komt dat juist de nietuitgezonden evangelieverkondigers visitatie krijgen in de persoon van Barnabas, uitgezonden uit de gemeente van Jeruzalem. Veelzeggend. En wat gebeurt er in Handelingen 18? De niet-uitgezonden Apollos blijkt maar een gedeeltelijk evangelie te verkondigen in Efeze en moet bijgeschoold worden door Aquila en Priscilla. Daarna krijgt hij een begeleidend schrijven mee van deze huisgemeente. Weer een uitzending. Dit onderstreept alleen maar de noodzaak van een thuisgemeente. Als evangelist zou je toch niet anders moeten willen?! Ik blijf je analyse van verval delen. Hiermee is je vraag naar de vele toehoorders onder jongeren (en ouderen) beantwoord. Je hartenkreet roept herkenning op, waarbij het ook nog eens overtuigend gebracht wordt. Dat geeft een voedingsbodem en vertrouwen om (geestelijke) nood te uiten. Helaas ontbreekt in bepaalde gemeenten dat vertrouwen kennelijk. Alleen dan verder… De kilheid van het ongeloof en de lauwheid bij gelovigen grijpen mij aan. Houd het onderscheid van ongeloof en geloof echter wel helder. Een ongelovige kan niet lauw zijn immers?! Wanneer ik spreek over wederliefde, dan heb ik het ook over een gelovige (!). Daarbij komt dat je regelmatig het woord bekering gebruikt, zonder onderscheid te maken tussen de eerste bekering en de voortgaande of dagelijkse bekering. Een zin als: ‘Als het volk zich bekeerde (activiteit!), bleek Gods verbondstrouw uit het feit dat Hij Zijn volk weer wilde bezoeken’, kan zomaar voorwaardelijk uitpakken. Behalve als deze bekering uit het geloof voortkomt. Deze onzuiverheid van spreken binnen Heart Cry is voor mij een grote zorg. Willen wij de kerk dienen en daardoor het Hoofd, dan is het wel nodig dat we de hele waarheid verkondigen. En niet als een beginnende Apollos een gedeeltelijke waarheid.
vorige brief zich richting jouw ‘andere kant van het kruis’. Je gebruikt nu onder andere de termen ‘goedkope’ en ‘kostbare’ genade, die je ontleent aan de theoloog Bonhoeffer. Met kostbare genade bedoelde hij echter geen algehele overgave om Hem na te volgen, maar sprak hij van schuldbelijdenis en verootmoediging (zie zijn Navolging). Dat is de boodschap van het kruis. Ik word niets, maar Christus wordt alles. Zijn volkomen gerechtigheid, heiligheid en heerlijkheid wil de Heere ons toerekenen. Deze toerekening ligt opgesloten in het ‘in Christus’ van Efeze 2:6. Maar helaas kunnen wij nu nog niet worden wat wij alreeds in Christus zijn, zoals jij beweert. Dat is nu juist de strijd van het geloof. Omdat ik met Paulus vleselijk blijf, en daarom de wet der zonde dien (Rom.7:14-26). Tegelijkertijd: Ik dank God, door Jezus Christus, onze Heere. Namelijk vanwege de grootheid van Zijn genade voor mensen als Paulus en wij. Ik wens te blijven bij de belijdenis van Calvijn bij Efeze 2:6: ‘In Christus = omdat de hemelse opstanding en zitting in de hemelen in de leden nog niet gezien worden, maar alleen in het Hoofd.’ De gelovigen zijn in Christus opstanding en hemelvaart begrepen. Daarom is hierin een ‘zeer overvloedige troost’, omdat wij ‘in de persoon van Christus een zeker pand hebben en eerstelingen van alle dingen, die ons ontbreken’. Zowel de rechtvaardiging als de heiliging is ‘in Christus’ en wordt ons toegerekend. We groeien wel in het geloof, zeker. Maar dan wel in ‘de genáde en kennis van onze Heere Jezus Christus’ (2Petr.3:18).
ds. W. Meijer
Wat er van mij verwacht wordt in de dienst van de Heere, is het Woord te verkondigen dat er niets uit mij is, maar alles uit Christus. Ook onze heiligmaking ligt in Hem en niet in mij. Het is immers voor mij onmogelijk om de wet te vervullen?! Daarom staan we schuldig aan het kruis. Deze schuld zichtbaar maken in de verkondiging is mijn opdracht, (s)prekend in het volle licht van Gods verzoening. Theologisch gezien zie ik Heart Cry en de gereformeerde verkondiging steeds meer uit elkaar groeien. Daarom vraag ik mij ten slotte af: Isoleert Heart Cry zich hierdoor niet steeds meer? En krijgen we dan weer een nieuwe gemeenschap buiten de kerk(en)? Met een hartelijke groet,
Daarnaast richten mijn (exegetische) moeiten vanuit je
de waarheidsvriend
29 oktober 2009
13
Stichting Heart Cry en de kerk [4, slot]
Laten we wakker worden Arjan Baan, evangelist en oprichter van de stichting Heart Cry, en ds. W. Meijer uit Tholen schrijven elkaar vier keer een brief. Vandaag de laatste aflevering.
Beste broeder Willem, Bedankt voor je brief. Zoals gezegd zie ik het belang van een zendende gemeente, maar in verband met de kerkelijke verdeeldheid is een en ander echter niet gemakkelijk te realiseren. Ik word geconfronteerd met een grote geestelijke nood en de Heere heeft mij op het hart gelegd om juist het hele lichaam van Christus – over kerkmuren heen – tot zegen te zijn.
kand. a.c. Baan
Dan wat de prediking betreft. Opnieuw wordt het in onze correspondentie duidelijk dat we – als broeders in Christus – theologisch niet op dezelfde lijn zitten. Ik vind het verdrietig dat je iedere verantwoordelijkheid lijkt te ontlopen met betrekking tot de ongelovigen binnen de kerk. Neem jij er dan genoegen mee dat het merendeel in jouw gemeente misschien wel bestaat uit schijnchristenen? Ik vrees dat ook na onze correspondentie Heart Cry nodig zal blijven om – in het licht van de wederkomst – de kerken wakker te schudden met de oproep om niet langer verder te leven in ‘dode vormengodsdienst’ (2Tim. 3:5). Volgens mij is de wedergeboorte een radicale vernieuwing. Wij dienen niet de wet der zonde, maar met het ‘vlees’ de wet der zonde. Wij waren in het vlees (Rom.7:5), maar zijn door wedergeboorte in de Geest. Wanneer je in het vlees blijft, zul je sterven (Rom.8:13)! Absolute onmacht tot het goede mag ons zo brengen tot absolute afhankelijkheid van de Geest. Dan voert niet de wet(matigheid) van de zonde (het vlees) de boventoon, maar de wet(matigheid) van de Geest; wat dat teweegbrengt geeft Paulus aan met ‘de vrucht van de Geest’. Rustend op Christus’ werk voor ons aan het kruis, maar ook rustend op Christus’ werk in ons door Zijn Geest. Onze heiligmaking ligt in Christus, maar gaat ook daadwerkelijk gestalte in mij krijgen (Gal.4:19). Willem, voor Christus in de gelovige heb jij mijns inziens te weinig aandacht en daardoor kom je ook niet echt tot een antwoord op het hedendaagse verval van de kerk. Het is deze ‘onzuiverheid van spreken’, deze ‘gedeeltelijke waarheid’ die míj zorgen baart en die een verklaring geeft voor de oppervlakkigheid en lauwheid onder gelovigen. Neem bijvoorbeeld Paulus’ veelvuldige vermaningen tot een rein, heilig en onberispelijk leven als een verantwoordelijkheid van de gelovige. Je lijkt dit te vertekenen en speelt deze twee
10
de waarheidsvriend
aspecten voortdurend tegen elkaar uit. Natuurlijk is Gods genade in de gave van Zijn Geest ons uitgangspunt (Ezech.36:25 ev.). Natuurlijk is het waar dat God het werk dat Hij in ons begonnen is, voleindigen zal tot op de dag van Jezus Christus (Fil.1:6). Maar laten we wel met twee woorden spreken. Er is een onvoorwaardelijke/eenzijdige kant: God zorgt voor Zijn eigen werk. Maar er is ook een voorwaardelijke kant: gehoorzaamheid geeft zegen. In 2 Korinthe 6:11 tot 7:2 zien we duidelijk dat Gods Geest bedroefd wordt als wij zondigen. En 2 Kronieken 7:14 is ook voorwaardelijk; geloof en bekering zijn immers voorwaarden! Dit is wat de Bijbel ons voorhoudt. Zolang de Heere ons daartoe genade schenkt zal Heart Cry in de toekomst deze noodzakelijke boodschap van rechtvaardiging én heiliging onder de aandacht blijven brengen. Ondanks dat ik weet dat er een getrouw overblijfsel binnen de Protestantse Kerk is, zie ik de toekomst als kerkverband zeer somber in. Op de universiteiten worstelen veel studenten om het geloof te behouden. Ik vrees dat de vrijzinnigheid, het atheïsme (zie ds. Hendrikse) en het esoterische denken alleen maar hand over hand zullen toenemen wanneer de tucht stelselmatig zal uitblijven. Denken we nu echt dat de kandelaar door God nooit van het kerkverband weggenomen kan worden? O, dit zal zeer zeker het geval zijn indien de predikanten en het volk zich niet 180 graden bekeren! Vorig jaar sprak ik een bekende hervormde predikant die zei: ‘Verwacht niet dat herleving bij de predikanten zal beginnen; als er herleving komt zal dat komen vanaf het grondvlak.’ Ontbreekt het wellicht aan predikanten die met durf en profetische zalving de bazuin aan de mond durven nemen? Hoe dan ook, Heart Cry verlangt ook in de toekomst een beweging te zijn die mensen alarmeert om hen te wijzen op de Heere Jezus Christus en de noodzaak van berouw, bekering en radicale navolging. Als er dan binnen de kerken geen ruimte zal komen voor deze boodschap, dan zal die – met Gods hulp – tijdens conferenties en toerustingsavonden blijven klinken. De kerkgeschiedenis toont trouwens aan dat er binnen de geïnstitutionaliseerde kerken vaak geen of weinig ruimte was voor appèlbewegingen. O Willem, laten we toch wakker worden en samen in ernstige bewogenheid de kerk terugroepen naar God en Zijn Woord! Van harte hoop en bid ik dat de Heere jouw bediening in de kerk en het werk van Heart Cry interkerkelijk zal gebruiken als ‘slijk aan Zijn vinger’ om Zichzelf een reine Bruid te bereiden. Met hartelijke broedergroet,
5 november 2009
‘Verander!’ geeft geen vrucht Beste broeder Arjan, Ook ik kijk met dankbaarheid terug op onze briefwisseling. Ze heeft me extra opgescherpt, met name wat betreft ons Schriftverstaan. Je constatering dat wij op verschillende theologische lijnen zitten is terecht. Dat heeft alles te maken met de vraag: hoe lezen wij de Schrift? En: lezen we werkelijk wat er staat? Ik wil geen enkele verantwoordelijkheid ontlopen, maar ook niet in het wilde weg de Schrift citeren zonder de vraag te stellen: wat staat er nu echt? Het etiket van ‘dode vormengodsdienst’ of ‘merendeel schijnchristenen’ op onze gemeente plakken, dat laat ik liever aan God over. 2 Timotheüs 3 laat echter wel zien dat vormengodsdienst zich keert tegen de door God geroepen dienaren, zoals een Mozes. Dat je op een ander spoor zit dan het gereformeerde komt nog sterker tot uitdrukking in je visie op Romeinen 7 en 8. Vlees en G(g)eest worden daarin tegen elkaar uitgespeeld. Maar we mogen niet vergeten dat juist tussen Romeinen 7:5 en 8:13 nog het gedeelte 7:14-26 staat. Aan de ene kant was Paulus voor zijn eerste bekering helemaal vleselijk, aan de andere kant is hij in het geloofsleven ook vleselijk gebleven. Noem het: voortgaande ontdekking. Jij wilt kennelijk niet accepteren – mij lijkt dat Schriftkritiek – dat Paulus 25 jaar na zijn bekering (!) over zichzelf zegt: ‘Maar ik ben vleselijk, verkocht onder de zonde’ (7:14b). Een met zijn verbondshoofd Adam is hij verkocht onder de zonde. Een met zijn Verbondshoofd Christus leeft hij vrij van de zonde. Was er dan in 25 jaar niets veranderd? O jawel, maar hij was steeds meer gaan zien dat de wet geestelijk is en dat die alleen geestelijk (namelijk in Christus) vervuld kan worden (7:14a). Dat betekent dat alles wat niet totaal aan Christus gelijk is, zonde is. Niet alleen bepaalde daden, maar heel ons bestaan ‘in Adam’ is zonde. In Paulus’ leven was het: steeds minder zonden doen (Rom.8), steeds groter zondaar worden (Rom.7). Over het eerste zijn we eens, maar het laatste ontbreekt in de Heart Cry-boodschap. Die voortgaande ontdekking, verbrijzeling, verootmoediging in het geloofsleven krijgt geen plaats. Je verkondigt een heiligmaking die niet rekent met de geestelijkheid van de wet en de radicaliteit van de zonde in ons. Dat is dus geen werkelijke heiligmaking. Jij wilt vrucht doen groeien door heel hard te roepen: ‘Verander! Verander!’, maar in het nieuwe verbond is de grondregel voor de vernieuwing 2 Korinthe 3:18. Door het zien van Christus’ heerlijkheid vernieuwt de Geest ons naar hetzelfde beeld. Dán krijgt Christus gestalte in ons. De sleutel tot herleving ligt dan ook niet in jouw verchristelijkte wetsprediking, maar in het uitschilderen van
de waarheidsvriend
Christus’ heerlijkheid. Dat was Paulus’ bediening (2Kor.4:1) en daarin wens ik hem te volgen. Lees de uitleg van dr. H.F. Kohlbrugge en/of de bijbellezingen van ds. C. den Boer over Romeinen nog eens. Hun boodschap is werkelijk reformatorisch, maar de jouwe staat daar helaas haaks op. Wanneer ik alle stemmen rond Heart Cry de laatste maanden of het afgelopen jaar hoor, dan merk ik met jou dat er binnen de kerk(en) steeds minder ruimte komt voor je boodschap. In hoeverre ben je dan nog interkerkelijk, vraag ik me af. In je laatste brief wordt steeds duidelijker dat je werk meer buitenkerkelijk dreigt te worden of dat misschien al wel is. Het ontbreken van de belijdenisgeschriften in de grondslag van de stichting is hierbij een duidelijk signaal. De bewogenheid tot onze kerk is juist voor mij de reden om in dienst van God binnen deze vervallen, zieke kerk het Woord te bedienen. Met als doel: de eer van God. Een herleving zal er komen op het Woord van het kruis. Wat mij treft in de kerkgeschiedenis is dat een herleving meestal een vrucht is op oordeelsprediking. Te denken valt aan Jonathan Edwards’ preek ‘Zondaars in de handen van een toornend God’, naar aanleiding van Deuteronomium 32:35. Juist wanneer in het zicht op onze rechtvaardige veroordeling de Heiland verkondigd wordt, gaat Hij des te meer schitteren en worden wij verbrijzeld voor Hem. Hiervan heb ik groter verwachting dan van appèlbewegingen buiten de kerk, die na verloop van tijd weer verdwijnen. Het kan ook nog eens zomaar een radicale doperse beweging worden. Jouw visie op Romeinen 7 en 8 lijkt zeer sterk op die van de zestiende-eeuwse Menno Simons (zie zijn Complete Works, 262-263). Wanneer er daarom bij jou niet alleen een emotionele bewogenheid maar ook een geloofsbewogenheid tot de kerk is, zou ik je dit nog willen meegeven: maak je theologiestudie af en laat je roeping bevestigd worden door Gods roep vanuit een van de vele (!) herderloze gemeenten. De Heere heeft nog veel arbeidsveld en daarom vele Woordgetrouwe dienaren nodig!
ds. W. Meijer
Met een hartelijke groet,
5 november 2009
11