080099/446 12 september 2008 Uitvoeringsregeling Vangnet Sociale Zekerheid - CAO Onderwijsadviesbureaus Woord vooraf De Groep Arbeidsvoorwaarden Onderwijsadviesbureaus (waaraan deelnemen ABCG, BCO Onderwijsadvies, Begeleidingsdienst voor Vrije Scholen, Cedin, Centraal Nederland, Giralis Groep, GH-GPC, Marant Adviseurs in leren & ontwikkeling, OCGH Advies, OnderwijsAdvies en RPCZ) en de ABVAKABO FNV, de Algemene Onderwijsbond(AOb), CNV Onderwijs en de Centrales voor Middelbare en Hogere Functionarissen bij de Overheid, Onderwijs en Bedrijven en Instelling (CMHF) in de hoedanigheid van Verenigingen met volledige rechtsbevoegdheid hebben voor de periode 1 september 2007 tot en met 31 december 2008 een CAO voor de Groep Arbeidsvoorwaarden Onderwijsadviesbureaus afgesloten. Ingevolge artikel 58, eerste lid van de CAO Onderwijsadviesbureaus is het Besluit Bovenwettelijke Werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel primair onderwijs (BBWO) met ingang van inwerkingtreding van deze CAO niet langer van overeenkomstige toepassing op de werknemers van een onderwijsadviesbureau in dienst voor 1 januari 2004. (Op werknemers die bij een onderwijsadviesbureau in dienst zijn getreden op of na 1 januari 2004 was bij beëindiging van het dienstverband het BBWO al niet meer van toepassing (CAO OBD 2004). Er is een overgangsregeling overeengekomen voor de werknemer in dienst vóór 1 januari 2004 met een dienstverband voor onbepaalde tijd van minimaal 10 jaar en geboren vóór 1 september 1952, die zich aantoonbaar heeft ingespannen om ander werk te vinden maar hier niet in is geslaagd en wordt ontslagen of wiens arbeidsovereenkomst door de kantonrechter wordt ontbonden. Ingevolge artikel 58, derde lid, hebben CAO partijen een uitvoeringsregeling opgesteld (bijgaand; 080099/446 d.d. 19 augustus 2008). Overeenkomst De Groep Arbeidsvoorwaarden Onderwijsadviesbureaus, waaraan deelnemen ABCG, BCO Onderwijsadvies, Begeleidingsdienst voor Vrije Scholen, Cedin, Centraal Nederland, Giralis Groep, GH-GPC, Marant Adviseurs in leren & ontwikkeling, OCGH Advies, OnderwijsAdvies en RPCZ, in de hoedanigheid van werkgevers optredend als partij te ener zijde, en respectievelijk ABVAKABO FNV, vertegenwoordigd door E. Milikan Algemene Onderwijsbond (AOb), vertegenwoordigd door T. Rolvink CNV Onderwijs, vertegenwoordigd door C. Hermans
Centrale van Middelbare en Hogere Functionarissen bij Overheid, Onderwijs, Bedrijven en Instellingen (CMHF), vertegenwoordigd door M.B. Machiels in de hoedanigheid van verenigingen met volledige rechtsbevoegdheid van werknemers optredend als partijen te andere zijde, verklaren akkoord te gaan met de tekst van de uitvoeringsregeling ter uitvoering van artikel 58 Collectieve Arbeidsovereenkomst voor Onderwijsadviesbureaus. De uitvoeringsregeling maakt integraal onderdeel uit van de CAO onderwijsadviesbureaus. Aldus opgemaakt te Den Haag, d.d. 19 september 2008 Groep Arbeidsvoorwaarden Onderwijsadviesbureaus ABCG, A. Schaafsma,
BCO Onderwijsadvies, J.L.M. Beckers,
Begeleidingsdienst voor Vrije Scholen, H. Boekhout,
Cedin, H. Wilbers,
Centraal Nederland, drs. M.J. Bikker,
Giralis, R. Ogink,
GH-GPC, drs. J.D. Schaap MPM,
Marant Adviseurs in leren & ontwikkeling, drs. J.J.A. van Lent,
drs. B. Brand,
OnderwijsAdvies, A. Grandia,
RPCZ, B.J. de Reu,
OCGH Advies, A.M. de Veer,
ABVAKABO FNV, E. Milikan,
AOb, T. Rolvink,
CNV Onderwijs, C. Hermans,
CMHF, M.B. Machiels,
080099/446 10 september 2008
Uitvoeringsregeling Vangnet Sociale Zekerheid _________________________________________________________________________ Overwegende dat: -
met ingang van de datum van inwerkingtreden van de CAO Onderwijsadviesbureaus (hierna te noemen: CAO) het Besluit Bovenwettelijke Werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel primair onderwijs niet langer van overeenkomstige toepassing is op werknemers in dienst van een onderwijsadviesbureau vóór 1 januari 2004;
-
in artikel 58 van de CAO de kaders voor een overgangsregeling Sociaal Vangnet zijn opgenomen;
-
CAO-partijen in artikel 58, tweede lid onder e hebben vastgelegd dat een uitvoeringsregeling wordt opgesteld;
-
deze uitvoeringsregeling het resultaat is van de uitwerking van de kaders als vastgelegd in artikel 58 CAO Onderwijsadviesbureaus;
Artikel 1
Begripsomschrijvingen
1.
In dit besluit wordt verstaan onder:
a. b.
aanvullende uitkering: de aanvullende uitkering bedoeld in artikel 3 van deze regeling; betrokkene: de werknemer die op grond van een arbeidsovereenkomst bij een werkgever in dienst is, waarop de CAO Onderwijsadviesbureaus van toepassing is en die op grond van hetgeen beschreven in artikel 58, tweede lid van de CAO en artikel 2 van deze uitvoeringsregeling in aanmerking komt voor gebruikmaking van het Sociaal Vangnet; CAO: CAO Onderwijsadviesbureaus; dagloon: het maximum dagloon sociale verzekering; diensttijd: de periode dat de werknemer in dienst was van werkgever of diens eventuele rechtsvoorgangers; pensioenreglement: het pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP; werkgever: het bestuur van een onderneming of het orgaan of de persoon die dit bestuur rechtsgeldig vertegenwoordigt en op wie de CAO onderwijsadviesbureaus van toepassing is; WGA-uitkering: regeling werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten WGA; WW-uitkering: een uitkering krachtens de Werkloosheidswet; ZW-uitkering: een uitkering krachtens de Ziektewet.
c. d. e. f. g.
h. i. j.
Artikel 2
Rechthebbende Vangnet Sociale Zekerheid
Een werknemer in dienst vóór 1 januari 2004 met een dienstverband voor onbepaalde tijd
van minimaal 10 jaar en geboren vóór 1 september 1952, die zich aantoonbaar heeft ingespannen om ander werk te vinden maar hier niet in is geslaagd en die wordt ontslagen of wiens arbeidsovereenkomst door de kantonrechter wordt ontbonden, kan gebruik maken van het vangnet sociale zekerheid. Artikel 3
Recht op aanvullende uitkering
3.1
Rechthebbende als bedoeld in artikel 2 heeft na ommekomst van de maximale WW periode, of voor gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers de WGA uitkeringsduur (geldend voor betrokkene) aansluitend recht op een aanvulling tot aan WW niveau op de voor hem geldende uitkering (conform het maximum dagloon sociale verzekering) of eventuele andere uitkeringen tot het niveau van de WW-uitkering.
3.2
Indien betrokkene het recht op aanvullende uitkering wil effectueren dient hij hiertoe een schriftelijk verzoek in bij werkgever. Dit verzoek kan bij de voormalige werkgever worden ingediend tot uiterlijk 4 maanden na afloop van zijn recht op WW-uitkering.
Artikel 4
Duur van de uitkering
4.1
De in artikel 3 genoemde uitkering wordt verstrekt tot het moment dat de werknemer gebruik kan gaan maken van zijn pensioenuitkering, met uitzondering van hoog/laag constructies van het ABP Keuze Pensioen, waarvan de hoogte gelijk is aan 70% van het maximum dagloon sociale verzekeringen, maar uiterlijk tot aan het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd.
4.2
Nadat het schriftelijk verzoek als bedoeld in artikel 3.2 is ontvangen, wordt de maximale duur van het recht op aanvullende uitkering berekend.
Artikel 5.
Aanvullende uitkering bij ziekte
5.1
Indien betrokkene gedurende de periode dat hij recht heeft op een aanvullende uitkering wegens ziekte verhinderd is arbeid te verrichten en deswege een Ziektewet uitkering geniet, wordt de ZW-uitkering in de periode na ommekomst van de maximale WW periode of voor gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers de WGA uitkeringsduur aangevuld tot de percentages van het dagloon als bedoeld in artikel 3.
5.2
Indien ten aanzien van de ZW-uitkering een verplichting of een sanctie wordt opgelegd, wordt die verplichting eveneens opgelegd dan wel die sanctie op overeenkomstige wijze toegepast op de aanvullende uitkering.
Artikel 6
Geen recht op een aanvullende uitkering heeft de werknemer die
6.1.a
een uitkering krachtens de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, berekend naar een arbeidsongeschiktheid van 80% of meer, of een uitkering ontvangt die naar aard en strekking met die uitkering overeenkomt;
6.1.b
buiten Nederland woont of verblijf houdt anders dan wegens vakantie;
6.1.c
rechtens zijn vrijheid is ontnomen;
6.1.d
die gebruik kan gaan maken van zijn pensioenuitkering waarvan de hoogte gelijk is aan 70% van het maximum dagloon sociale verzekeringen (zonder gebruikmaking van de zogenaamde 'hoog/laag-constructie' van het ABP Keuzepensioen) of die de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt;
6.1.e
een uitkering ontvangt op grond van de Wet arbeid en zorg;
6.1.f
of andere inkomsten geniet dan genoemd in de leden 6.1.a, 6.1.d en 6.1.e, die op grond van de Werkloosheidswet de uitkering zouden doen beëindigen.
6.2
Voorzover de hoogte van de uitkeringen als genoemd in artikel 6.1.a lager zijn dan het niveau van de aanvullende uitkering waarop betrokkene ingevolge deze regeling recht heeft, wordt het feitelijke verschil tussen de genoemde te ontvangen uitkering van werknemer en het bestaande recht op aanvullende uitkering door werkgever aan werknemer uitgekeerd.
Artikel 7.
Overlijdensuitkering
7.1 Binnen drie maanden na het overlijden van betrokkene wordt een overlijdensuitkering toegekend met een hoogte van het bedrag dat in de achterliggende drie maanden aan de betrokkene als aanvullende uitkering is uitbetaald. 7.2 Op het uit te keren bedrag, bedoeld in het eerste lid, wordt in mindering gebracht het bedrag van de uitkering waarop de nabestaanden van de betrokkene ter zake van zijn overlijden aanspraak kunnen maken op grond van een of meer werkloosheidsuitkeringen, arbeidsongeschiktheidsuitkeringen, uitkeringen op grond van de Ziektewet dan wel uitkeringen die naar aard en strekking overeenkomen met laatstgenoemde uitkeringen, waarop de betrokkene recht had. Artikel 8.
Herleving recht op aanvullende uitkering
8.1
Indien het recht op een aanvullende uitkering geheel of gedeeltelijk is geëindigd wegens het aanvaarden van een nieuwe dienstbetrekking en betrokkene wederom werkloos is geworden in de zin van de Werkloosheidswet, herleeft op zijn aanvraag het recht op een aanvullende uitkering aansluitend aan de periode dat er een nieuw recht op een WW-uitkering is ontstaan, althans indien en voor zover hierop door betrokkene binnen maximaal 4 maanden na het verstrijken van de periode WW een beroep wordt gedaan.
8.2
Betrokkene kan gebruik maken van deze mogelijkheid tot herleving van het recht op aanvullende uitkering onder de voorwaarden als beschreven in deze regeling.
Artikel 9.
Loonaanvulling
9.1
De betrokkene van wie het recht op aanvullende uitkering geheel of gedeeltelijk is beëindigd wegens het aanvaarden van een nieuwe dienstbetrekking, ontvangt op zijn aanvraag gedurende de op basis van artikel 3 voor hem vastgestelde aanvullende uitkering , een loonaanvulling, indien het dagloon in de nieuwe betrekking minder bedraagt dan het dagloon uit de betrekking waaruit hij werkloos is geworden.
9.2
De loonaanvulling eindigt: a. zodra betrokkene opnieuw volledig werkloos wordt; b. zodra het dagloon in de nieuwe betrekking gelijk is aan dan wel hoger is dan het dagloon uit de dienstbetrekking op grond waarvan het recht op uitkering bestond; of c. zodra er sprake is van een van de situatie als omschreven in artikel 6.
9.3
De hoogte van de loonaanvulling is gelijk aan het verschil tussen het dagloon in zijn
nieuwe betrekking en de hoogte van de aanvullende uitkering van betrokkene. 9.4
De loonaanvulling wordt proportioneel toegekend indien de omvang van de nieuwe betrekking minder bedraagt dan de betrekking waaruit betrokkene is ontslagen. Indien de omvang van de nieuwe betrekking groter is dan de omvang van de betrekking waaruit betrokkene is ontslagen, bedraagt de hoogte van de loonaanvulling het feitelijke verschil in dagloon van de nieuwe betrekking en de hoogte van de aanvullende uitkering van betrokkene.
9.5
Indien betrokkene het recht op loonaanvulling wil effectueren dient betrokkene een schriftelijke aanvraag om loonaanvulling binnen vier maanden na het aanvaarden van de nieuwe betrekking bij werkgever in.
Artikel 10
Sollicitatieplicht betrokkene tijdens de periode van te ontvangen aanvullende uitkering
10.1 De werknemer die gebruik maakt van het recht op aanvullende uitkering is verplicht • ten minste eenmaal per week een vacaturebank te raadplegen; • minimaal één concrete aantoonbare sollicitatie te verrichten per twee weken; • in te gaan op een verwijzing van Arbeidsvoorziening [zie Centrale organisatie werk en inkomen, red.] naar een werkgever vanwege aldaar aanwezig passend werk. Laat hij dit zonder gegronde reden na, dan voldoet hij daardoor niet aan zijn sollicitatieplicht en vervalt de aanvullende uitkering; • voor wat betreft rechten en plichten in het kader van vakantie en recht op aanvullende uitkering wordt verwezen naar de regels voor WW, zie daartoe: http://www.uwv.nl/particulieren/werkloos/uitkering-rechten-plichten/vakantie/ 10.2 Beoordelingscriteria: Voor de vaststelling of voldaan is aan de sollicitatieplicht wordt rekening gehouden met • het begrip passende arbeid (o.a. de Richtlijn passende arbeid 1996); • de regionale arbeidsmarktsituatie; • het aantal beschikbare vacatures; • eventuele (medische) beperkingen van de werknemer in het verrichten van arbeid; • de sociaal-economische omstandigheden waarmee de werknemer te maken heeft. 10.3 Beoordelingsmomenten: In de regel vindt na de eerste betaling van de aanvullende uitkering per vier weken een beoordeling plaats of de werknemer voldoet aan zijn sollicitatieplicht. Ten aanzien van de eerste betaling van de aanvullende uitkering wordt uitgegaan van de desbetreffende periode. 10.4 Werkgever is gerechtigd met werknemer afwijkende afspraken te maken ten aanzien van de sollicitatieplicht, althans indien en voorzover er voor werknemer sprake is van afwijkingen in positieve zin. Artikel 11.
Afkoop
Het recht op de bovenwettelijke uitkering kan, indien werknemer en werkgever hierover overeenstemming bereiken, op aanvraag van betrokkene worden afgekocht. Artikel 12. Pensioenopbouw 12.1 Gedurende de wettelijke WW periode en de periode van aanvulling op de voor hem geldende uitkering tot aan het moment van pensionering, wordt de werkgeversbijdrage
pensioenpremie gecontinueerd. De in de ABP pensioenovereenkomst vastgestelde premieverdeling tussen werkgever en werknemer is van toepassing. 12.2 Werkgever draagt de aan het ABP verschuldigde pensioenpremies (werkgevers- en werknemersbijdragen) aan het ABP af. Op ondernemingsniveau wordt een regeling getroffen inzake de wijze waarop de terugbetaling werknemersbijdragen aan werkgever tijdens de WW-periode plaats dient te vinden. Daarbij is het uitgangspunt dat werknemer verplicht is de werknemersbijdrage tijdig aan werkgever te betalen. In de terugbetalingsregeling komen tevens de gevolgen van niet- of te late betaling van de werknemersbijdragen door werknemer aan de orde. 12.3 Tijdens de periode van de aanvullende uitkering wordt de werknemersbijdrage door werkgever in mindering gebracht op de door werkgever te betalen aanvullende uitkering. Artikel 13.
Uitvoering
13.1 Werkgever is belast met de uitvoering van dit besluit. 13.2 Werknemer is gehouden alle benodigde informatie, waaronder inkomenswijzigingen en wijzigingen in eventuele uitkeringen, tijdig en naar waarheid aan werkgever te verstrekken. Artikel 14
Slotbepaling
14.1 Wijzigingen in voor deze regeling relevante wet- en regelgeving, zoals onder meer aangehaald in deze regeling, werken automatisch door in deze uitvoeringsregeling. 14.2 Indien zich buitengewone en/of ingrijpende veranderingen voordoen in de algemene sociaal economische verhoudingen, zijn de CAO-partijen gerechtigd om wijzigingen, welke met deze veranderingen in verband staan, aan de orde te stellen.