Uitvoeringsprogramma Maatschappelijke Participatie 2015 Zuid-Holland
Vastgesteld door Gedeputeerde Staten Provincie Zuid-Holland, 28 oktober 2014
1
Inleiding 1.
3
Doelen en hoofdlijnen beleid maatschappelijke participatie 2013-2016 1.1 Doelen en hoofdlijnen van beleid 1.2 Wettelijke grondslagen en wijziging in wetten 1.3 Beoogd effect
2.
Activiteiten 2015, planning en rolverdeling 2.1 Maatschappelijke ondersteuning aan regio’s 2015 2.1.1 Stand van zaken regionale programma’s 2014
7 8
2.1.2 Terugblik prestatie-indicator ondersteuning t.b.v. kwetsbare groepen
9
2.2 Zorgvragersbeleid
3.
4 4 5
9
2.2.1 Stand van zaken uitvoering zorgvragersbeleid 2014 2.2.2 Terugblik prestatie-indicator collectieve belangenbehartiging kwetsbare groepen
10 10
2.3 Sociale kwaliteit
11
2.4 Ontwikkelingen
11
Middelen 3.1 Middelen 2012-2016
12
3.2 Uren JSO en Tympaan Instituut ondersteuning regionale programma’s
12
. 4.
Monitoring en evaluatie 4.1 Monitoring 4.2 Evaluatie en klanttevredenheid 4.3 Tot slot
14 14 14
Bijlage 1: Beleidscyclus
16
Bijlage 2: Stand van zaken regionale programma’s 2014
17
2
Inleiding
Provinciale Staten stelden de beleidsvisie Maatschappelijke Participatie 2013-2016 vast op 10 oktober 2012. De visie is koersbepalend voor de uitvoering van de wettelijke taken binnen de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), het provinciaal zorgvragersbeleid, de ontwikkeling van sociale kwaliteit en de taakstelling op subsidies. In de beleidsvisie is vastgelegd dat Gedeputeerde Staten jaarlijks een uitvoeringsprogramma opstellen. Dit is gerealiseerd voor 2013 en 2014. Bij de invoering van de Wmo 2015 en de Jeugdwet eindigen de wettelijke provinciale taken in 2015. Mogelijke consequenties voor het beleid maatschappelijke participatie zijn in het najaar van 2013 besproken met JSO1, Tympaan Instituut en Zorgbelang Zuid-Holland. Hiermee wordt ruimte gegeven om in de volgende collegeperiode een heroriëntatie uit te voeren voor beleid vanaf 2016. In dit uitvoeringsprogramma Maatschappelijke Participatie 2015 wordt het beleid uitgevoerd conform de beleidsvisie Maatschappelijke Participatie 2013-2016. In hoofdstuk 1 staan de doelen en hoofdlijnen van het beleid, meetuitkomsten van het beoogde effect en wordt ingegaan op nieuwe wetgeving. Hoofdstuk 2 beschrijft de activiteiten waarmee uitvoering wordt gegeven aan de hoofdlijnen van het beleid en blikt terug op activiteiten in 2014 en behaalde prestaties. In hoofdstuk 3 staan de middelen centraal en het doorvoeren van de laatste fase van de taakstelling op de boekjaarsubsidies aan JSO, het Tympaan Instituut en Zorgbelang Zuid-Holland. Hoofdstuk 4 gaat in op monitoring en evaluatie van het beleid. Hierbij worden resultaten van klanttevredenheidsonderzoek bij JSO, Tympaan Instituut en Zorgbelang Zuid-Holland weer gegeven.
1
JSO = het expertisecentrum Jeugd, Samenleving en Ontwikkeling.
3
1. Doelen en hoofdlijnen beleid maatschappelijke participatie 2013-2016 Dit hoofdstuk gaat in op de doelen, de hoofdlijnen en beoogd effect van het beleid maatschappelijke participatie. Analyse vindt plaats van uitkomsten van de sociale barometer. Wijzigingen in wet- en regelgeving worden benoemd.
1.1 Doelen en hoofdlijnen van beleid Het door Provinciale Staten vastgestelde beleid Maatschappelijke Participatie kent de volgende hoofdlijnen en doelen van beleid: 1.
Het op een efficiënte wijze ondersteunen van samenwerkende gemeenten bij hun voorbereiding van beleid en uitvoering van de Wmo via een nieuwe werkwijze binnen een beleidscyclus (zie bijlage 1).
2.
Het ondersteunen van collectieve belangen van zorgvragers via de inzet van Zorgbelang ZuidHolland.
3.
Het verkennen en zichtbaar maken van sociale aspecten van beleid bij provinciale kerntaken.
4.
Het verminderen van boekjaarsubsidies aan de ondersteuningsinstellingen JSO, Tympaan Instituut en Zorgbelang Zuid-Holland.
De hoofdlijnen van het beleid worden in volgende hoofdstukken uitgewerkt. In het algemeen wil de provincie Zuid-Holland met het beleid maatschappelijke participatie een toename van de participatie van (kwetsbare) burgers bereiken. Het gaat er om dat meer burgers zo lang mogelijk zelfstandig kunnen blijven wonen en naar vermogen kunnen deelnemen aan de samenleving. Een met dit doel samenhangende effectindicator is opgenomen in de provinciale begrotingen (zie paragraaf 1.3).
1.2 Wettelijke grondslagen en wijzigingen in wetten Het Rijk stelt de kaders van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), de gemeenten voeren deze uit en de provincies zijn tot de wetswijziging verantwoordelijk voor het beleid betreffende het steunfunctiewerk (artikelen 13 en 142). De wijze waarop de provincies inhoud geven aan het steunfunctiewerk is autonoom beleid. Het ondersteunen van samenwerkende gemeenten (regio’s) is gericht op de eerste vijf3 prestatievelden van de huidige Wmo. Het tweede prestatieveld is verbonden met de aansluiting op jeugdzorg conform de Wet op de jeugdzorg (Wjz) en is gericht op de voorbereiding van de invoering van de Jeugdwet in 2015. 2
Artikel 13: “Provinciale staten onderscheidenlijk gedeputeerde staten dragen zorg voor het voeren van beleid betreffende het steunfunctiewerk.” Artikel 14: lid 1: “De gemeenteraad onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders van de gemeenten Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht worden voor de toepassing van artikel 13 gelijkgesteld met provinciale staten onderscheidenlijk gedeputeerde staten.” Lid 2: “De in het eerste lid genoemde gemeenten worden ten aanzien van het beleid inzake steunfunctiewerk voor minderheden niet gelijk gesteld met een provincie.” 3 De verantwoordelijkheden van gemeenten zijn vervat in negen prestatievelden. Provinciale Staten kozen ervoor gemeenten in regionaal verband te ondersteunen op die prestatievelden van de Wmo welke de maatschappelijke participatie bevorderen. Dit zijn de volgende prestatievelden:
4
In de Wmo 2015 worden drie kernbegrippen genoemd: maatschappelijke ondersteuning, participatie en cliëntondersteuning die wat globaler geformuleerd zijn dan de vijf genoemde prestatievelden van de huidige Wmo. Op grond van de Wmo 2015 worden gemeenten verantwoordelijk voor een belangrijk deel van de begeleiding en zorg aan burgers, die nu nog valt onder de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Het andere deel, de 24 uur verpleging en verzorging per dag van kwetsbare ouderen en mensen met een beperking, brengt het Rijk onder bij de nieuwe Wet langdurige Zorg (Wlz). De wijziging van wetten zijn van invloed op de toekomstige positionering van Zorgbelang Zuid-Holland. Er zijn dertien landelijke stichtingen, verbonden aan Zorgbelang Nederland, die door provincies (mede) worden gefinancierd. Gemeenten krijgen met de verantwoordelijkheid voor zorg aan thuiswonende hulpbehoevenden, jeugdzorg en werk voor gehandicapten niet alleen nieuwe taken maar ook forse kortingen op de budgetten. Gemeenten bereiden zich daarop onder andere voor door het zoeken naar efficiënte verbindingen tussen de beleidsterreinen en innovatieve pilots (zie paragraaf 2.1).
1.3 Beoogd effect Het beoogde maatschappelijk effect, dat de provincie met haar steunfunctiebeleid maatschappelijke participatie wil bereiken, is een toename van de participatie van (kwetsbare) burgers. In de provinciale begrotingen staat bij Programma 4 Bestuur en Samenleving het doel met de volgende effectindicator beschreven:
4.4
Omschrijving
2012*
2013
2014
2015
Participatie van kwetsbare burgers op basis van regionale barometer sociale kwaliteit (index)
100
103
104
105
Realisatie
100
100
103
* nulmeting
Om de maatschappelijke participatie te kunnen meten, heeft het Tympaan Instituut het instrument de sociale barometer4 ontwikkeld. In de sociale barometer is een groot aantal variabelen m.b.t. de sociale aspecten van de samenleving opgenomen. De variabelen zijn gebundeld binnen de drie pijlers: leefomgeving, participatie en jeugd. Op grond van de jaarlijkse uitkomsten van de sociale barometer kan prioriteit worden aangegeven voor de ondersteuning op het schaalniveau van Zuid-Holland. De cijfers van de sociale barometer geven een indicatie van de inzet van provinciale middelen voor ondersteuning en de stand van zaken van de participatie van (kwetsbare) burgers, er wordt niet een aantoonbaar direct effect bereikt. Participatie wordt door een veelheid van factoren beïnvloed, zoals de leef- en gezondheidssituatie, de economische ontwikkeling, de mate van mobiliteit en besteding van de 1. 2. 3. 4. 5. 4
Bevorderen sociale samenhang en leefbaarheid in dorpen, wijken en buurten. Op preventie gerichte ondersteuning van jeugdigen met problemen bij het opgroeien en van ouders met problemen met opvoeden. Geven van informatie, advies en cliëntondersteuning. Ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers. Bevorderen van deelname aan het maatschappelijk verkeer en het zelfstandig functioneren van mensen met een beperking of een chronisch psychisch of psychosociaal probleem.
Zie http://www.ris-zh.nl/sociale_barometer/
5
vrije tijd. Van belang zijn tevens de sociale netwerken van (kwetsbare) burgers en de mate waarin zij daarop een beroep kunnen doen. Het zijn de gemeenten die de Wmo binnen de kaders van het Rijk uitvoeren en direct contact met burgers kunnen hebben. Alle factoren en inzet van betrokkenen hebben invloed op de uitkomst van de sociale barometer. Zoals uit bovenstaande tabel blijkt dat in het eerste jaar van meten in 2012 de uitkomst van de sociale barometer gelijk gesteld aan de index = 100. In het tweede jaar van meten in 2013 was een uitkomst van het indexcijfer 103 voorzien. Bij meting bleek dat het indexcijfer 100 bedroeg in plaats van het verwachte indexcijfer 103. Uit analyse van de achterliggende variabelen blijkt dat dit vooral werd veroorzaakt door de aanhoudende economische crisis. Deze ontwikkeling en de gevolgen van de invoering van de Participatiewet vragen om extra impulsen voor het vergroten van de werkgelegenheid. In het derde jaar van meten in 2014 is een uitkomst van het indexcijfer 104 voorzien. Bij meting medio 2014 bedraagt het indexcijfer 103. Analyse van de variabelen levert op dat dit cijfer wederom te maken heeft met de economische problemen in Nederland en de invloeden van Europese en mondiale ontwikkelingen. Voorbeelden van meetuitkomsten: 1. Beduidend lager scoren: toename van het aantal WW-uitkeringen en bijstandsgerechtigden 2.
(score van 86). Een lagere score bij: uitgaven van gemeenten aan ondersteuning van arbeidsgehandicapten (score van 92) en ondersteuning zorgbehoevenden (score van 97).
3.
Licht hoger scoren: minder aanmeldingen bij Bureau Jeugdzorg en meer pedagogisch hulpaanbod (score van 105); veiligheid en criminaliteit (score van 108) door afname van het aantal delicten en misdrijven; minder overlast en vervuiling (score van 109).
4.
Beduidend hoger scoren: afname van jeugdcriminaliteit (score van 114) en onderwijs door afname van het aantal achterstandsleerlingen en voortijdig schoolverlaters (score 135).
Naast de mate waarin het beschreven maatschappelijk effect wordt bereikt, wil de provincie weten of de nieuwe werkwijze binnen de beleidscyclus op een doeltreffende wijze wordt uitgevoerd. De effectindicator wordt de tevredenheid van de gebruikers van de diensten en producten van JSO, Tympaan Instituut en Zorgbelang Zuid-Holland. Om deze reden zijn klanttevredenheidsonderzoeken bij de instellingen uitgevoerd. Hoofdstuk 4, paragraaf 4.2 gaat hier op in.
6
2. Activiteiten 2015, planning en rolverdeling De activiteiten geven uitvoering aan de drie hoofdlijnen maatschappelijke ondersteuning5, zorgvragersbeleid en provinciale sociale kwaliteit. Deze sluiten aan op de lopende activiteiten in 2014, waarop dan ook een terugblik plaatsvindt. Voorts wordt ingegaan op de provinciale prestatie-indicatoren en mogelijke bestuurlijke risico’s.
2.1
Maatschappelijke ondersteuning aan regio’s 2015
Conform de provinciale beleidscyclus heeft het Tympaan Instituut regionale verkenningen gemaakt. Per regio stemt het Tympaan Instituut de regionale verkenning af met JSO en het samenwerkingsverband van gemeenten (regio’s). Iedere regio6 baseert de maatschappelijke opgaven binnen de pijlers leefomgeving, participatie en jeugd mede op de regionale verkenning en eigen beleidsstukken. De regio’s zijn volop bezig met de voorbereidingen van de transities en decentralisaties in het sociaal domein. De uitvoering van de regionale programma’s 2014 (zie de volgende paragraaf) draagt hieraan bij. De regio’s hebben aangegeven dat een (groot) deel van de maatschappelijke opgaven uit 2014 een vervolg krijgen binnen de regionale programma’s van 2015. De regio’s geven aan in dit eerste uitvoeringsjaar van de nieuwe wetten behoefte te hebben aan ondersteuning bij de uitvoering van het beleid. Bijvoorbeeld: kennisverspreiding over: participatie van jongeren en ouders/verzorgers in de jeugdzorg; de inbedding van sociale wijk- en buurtteams; -
procesbegeleiding van: innovatieve concepten, activiteiten vitaal platteland; deskundigheidsbevordering van: professionals in (cultuur)veranderingen; borgen van kennis aanpak Huiselijk geweld en kindermishandeling.
JSO en het Tympaan Instituut richten zich daarbij op bovenregionale opschaling van ervaringen. De provincie ontvangt, naar verwachting medio november 2014, de regionale programma’s van Holland Rijnland, Midden-Holland, Alblasserwaard-Vijfheerenlanden, Drechtsteden, Hoeksche Waard, GoereeOverflakkee, Stadsregio Rotterdam en Stadsgewest Haaglanden. De provincie beoordeelt de regionale programma’s op passend binnen de regionale verkenningen. Zo nodig vindt bijsturing plaats. JSO zet op verzoek van de regio het regionaal programma in opdracht-formuleringen met doelen, beoogde resultaten en aanpak. JSO bevestigt per opdracht de activiteit waaraan zij tweedelijnsondersteuning gaat bieden. Daar waar de regio’s en de provincie het effectief vinden werken JSO en het Tympaan Instituut samen. Het Tympaan Instituut biedt iedere regio desgewenst uren kwantitatief en kwalitatief onderzoek om het gemeentelijk beleid verder te ontwikkelen (zie paragraaf 3.2). De provincie stelt voorwaarden7 aan de inzet van JSO en het Tympaan Instituut. In het eerste kwartaal van 2015 overlegt de provincie met iedere regio over de activiteiten in het regionale programma en de vastlegging daarvan in afspraken met JSO en het Tympaan Instituut. De regio’s hebben 5
Door de inwerkingtreding van de Wmo 2015 is de hoofdlijn Ondersteuning Wmo aangepast in Maatschappelijke ondersteuning. 6 Op het niveau van de Stadsregio Rotterdam zijn afspraken op subregionaal niveau gemaakt. Hoewel Goeree-Overflakkee nu één gemeente is, worden de aanduidingen regio en regionaal programma gehanteerd. 7
De randvoorwaarden staan beschreven in de Uitvoeringsprogramma’s 2013 en 2014, namelijk vindt plaats via kennisverspreiding, deskundigheidsbevordering en procesbegeleiding binnen de pijlers leefomgeving, participatie en jeugd van het regionaal programma. wordt in regionaal verband vorm gegeven. - leidt tot efficiënte en effectieve beleidsvoorbereiding en –uitvoering door gemeenten.
-
7
in augustus 2014 een informatieve brief ontvangen over onder meer het aantal uren ondersteuning van JSO en het Tympaan Instituut in 2015 en het vervallen van de provinciale steunfunctietaak in de Wmo 2015. 2.1.1
Stand van zaken regionale programma’s 2014
De regionale programma’s 20148 hebben het accent op de voorbereidingen van de transities in het sociaal domein. De forse kortingen op de budgetten dwingen gemeenten tot het zoeken naar slimme verbindingen voor een efficiënte uitvoering met minder bureaucratie, opdat de directe ondersteuning en zorg aan kwetsbare burgers zoveel mogelijk kan worden gehandhaafd. Binnen de regionale programma’s is mede daardoor veel aandacht voor het creëren van samenhang in beleid, afstemming met partijen en het opdoen van kennis en ervaring met innovatieve methoden en pilots. Door het delen van kennis wordt efficiënt en effectief ervaring opgedaan op meerdere deelterreinen van de nieuwe wetten. Binnen de regionale programma’s zijn trainingen aan professionals gegeven voor een andere denk- en werkwijze, omdat de Wmo 2015 uitgaat van wat burgers nog zelf kunnen doen en hulp van mantelzorgers en vrijwilligers. In bijlage 2 staat een aantal activiteiten beschreven. Hiervan zijn enkele voorbeelden: Pijler Participatie
Pijler Leefomgeving
Pijler Jeugd
Sociale wijk- en buurtteams
Burgerkracht
Centra Jeugd en Gezin ‘transitieproof’
Technologische innovatie in zorg en ondersteuning
Huiselijk geweld en kindermishandeling
Ambassadeurs jeugdhulp
Deskundigheidsbevordering b.v. Welzijn als generalist CJG medewerkers
WonenZorgWelzijn Hoeksche Waard
Licht Verstandelijk Beperkten
Verschillende activiteiten in regionale programma’s zijn verbonden met andere provinciale beleidssectoren: Bijvoorbeeld met het provinciale Uitvoeringsprogramma Jeugdzorg 2014. Een ander voorbeeld betreft de activiteit ‘Pact van mijn Hart’ in de Hoeksche Waard, welke is verbonden met het anticipeerprogramma9 landelijk gebied Zuid-Holland. Dit anticipeerprogramma draait in essentie om het behouden van de vitaliteit van de landelijke regio’s. Met diverse activiteiten Buurttalent, Burgerkracht en Bewonersparticipatie binnen de regionale programma’s wordt eveneens bijgedragen aan het bevorderen van sociale en vitale regio’s. Op het schaalniveau van Zuid-Holland zorgen JSO en het Tympaan Instituut voor bundeling en uitwisseling van kennis, ervaring en methodieken. Hiervan zijn voorbeelden: Door JSO: Ontwikkeling sociale wijk- en buurtteams, -
Burgerinitiatieven, Decentralisatie jeugdzorg, Beleid en uitvoering pilots Licht Verstandelijk Beperkten en Aanpak Huiselijke geweld en
kindermishandeling. Door het Tympaan Instituut: Wonen, Zorg en Welzijn (WZW), 8
Zie voor een beknopt overzicht van alle regionale programma’s het Uitvoeringsprogramma Maatschappelijke Participatie 2014 via het Staten Informatiesysteem, commissie Bestuur en Middelen van 12 maart 2014.
9
Dit anticipeerprogramma is gebaseerd op het Actieplan Bevolkingsdaling van Rijk, IPO en VNG om regio’s te helpen bij hun voorbereiding op de toekomst met minder jongeren en meer ouderen en in een aantal gevallen daling van de bevolking. In de voortgangsrapportage van het Actieplan zijn in Zuid-Holland zes zogenaamde anticipeerregio’s aangewezen, te weten Alblasserwaard-Vijfheerenlanden, Goeree-Overflakkee, Hoeksche Waard, Krimpenerwaard, Rijnstreek en Voorne-Putten.
8
2.1.2
Transities in het sociaal domein met de publicatie: Participeren & combineren, Kennisbijeenkomsten en notitie over: Een (andere kijk op) armoede. Terugblik beoogde prestatie-indicator ondersteuning t.b.v. kwetsbare groepen
In de provinciale begroting staat vanaf 2012 een prestatie-indicator onder Programma 4 Bestuur en Samenleving: doel 4.4 : Bevorderen van participatie van (kwetsbare) burgers, taak 4.4.2: Ondersteunen van samenwerkende gemeenten bij het kunnen participeren van -
(kwetsbare) burgers, prestatie-indicator in de onderstaande tabel
Jaar
Omschrijving prestatie-indicator taak 4.4.2 maatschappelijke participatie
2012*
2013
2014
2015
2012
Percentage van het beschikbare budget voor ondersteuningsinstellingen dat wordt besteed ten behoeve van
40%
45%
50%
60%
op 30% aangepast
50%
60%
kwetsbare groepen 2013
Percentage van het beschikbare budget voor ondersteuningsinstellingen dat
-
wordt besteed ten behoeve van kwetsbare groepen Gerealiseerd
30%
65%
*nulmeting Toelichting bij de tabel. Voor het jaar 2012 is het beoogde percentage voor driekwart gehaald. JSO werd geconfronteerd met grote problemen door de overname van personeel van PJ Partners, Meander en Stimulans per 1 januari 2012. Als gevolg daarvan diende JSO uren te besteden aan de ontwikkeling van haar organisatie10. Voor het jaar 2013 is het beoogde percentage aangepast op 30%. Gerealiseerd is een percentage van 65% en voldoet daarmee ruim aan de verwachting. Voor 2014 is, bij schrijven van dit Uitvoeringsprogramma, de realisatie is nog niet bekend.
2.2 Zorgvragersbeleid 2015 Het zorgvragersbeleid richt zich op collectieve belangenbehartiging11, omdat andere overheidsniveaus of derden daarin niet voorzien. De provincie vindt onafhankelijke ondersteuning van zorgvragers belangrijk voor een gezonde balans in de driehoek van zorgaanbieders, zorgfinanciers en zorgvragers Zorgbelang Zuid-Holland krijgt subsidie voor activiteiten gericht op onafhankelijke ondersteuning van zorgvragers en versterking van hun positie bij zorgaanbieders en zorgfinanciers. Vanaf 2012 richt het 10
Gedeputeerde Staten stelden Provinciale Staten per brief van 10 juli 2012 op de hoogte over de voortgang van de organisatieontwikkeling van JSO. De activiteiten zijn gegroepeerd binnen de volgende lijnen. Zorgbelang Zuid-Holland: • treedt op als collectieve belangenbehartiger van groepen zorgvragers en ondersteunt daarbij netwerken; • ondersteunt collectieve belangenbehartigers als dat een meerwaarde heeft ten opzichte van de ondersteuning door andere organisaties; • onderzoekt welk collectief belang of probleem achter individuele klachten zit en pakt dit waar nodig op langs de weg van collectieve belangenbehartiging; • ondersteunt de cliëntenraden bij de Zuid-Hollandse jeugdzorginstellingen.
11
9
beleid zich in toenemende mate op collectieve belangenbehartiging van kwetsbare groepen en in afnemende mate op individuele klachtenbehandeling en - ondersteuning. Besteedde Zorgbelang in 2012 ongeveer 8.845 uren aan informatie en klachtenbehandeling, in 2013 waren dat circa 3.533 uren. De provincie verlangt van Zorgbelang Zuid-Holland dat in 2015 100% van de provinciale subsidie wordt besteed aan activiteiten collectieve belangenbehartiging t.b.v. van kwetsbare groepen. Zorgbelang ZuidHolland ontvangt vanaf 1 januari 2015 geen provinciale subsidie meer voor ondersteuning van cliëntenraden in de jeugdzorginstellingen, omdat vanaf deze datum gemeenten verantwoordelijk zijn voor jeugdzorg conform de nieuwe Jeugdwet. 2.2.1 Stand van zaken uitvoering zorgvragersbeleid 2014 In 2014 besteedt Zorgbelang Zuid-Holland minder uren aan het trainen, informeren, adviseren en het ondersteunen van een aantal netwerkverbanden. Er wordt versterkt ingezet op de belangenbehartiging rond de transities en decentralisatie van de AWBZ naar de Wmo 2015, de Jeugdwet en Participatiewet. Het werkveld van Zorgbelang Zuid-Holland is dynamisch. Hiertoe dragen ook bij de wijzigingen in de Wet cliëntenrechten en het in 2014 opgerichte Landelijk Meldpunt Zorg. Het Landelijk Meldpunt Zorg is opgericht om burgers te helpen met advies en informatie over de behandeling van klachten over de kwaliteit van zorg12. Of en in welke mate het Landelijk Meldpunt Zorg van invloed is op een onderdeel van het werk van Zorgbelang Zuid-Holland zal in 2015 duidelijk kunnen worden. 2.2.2 Terugblik beoogde prestatie-indicator collectieve belangenbehartiging kwetsbare groepen In lijn met de toenemende gerichtheid op collectieve belangenbehartiging van kwetsbare groepen dient Zorgbelang Zuid-Holland jaarlijks een oplopend deel van het subsidiebudget in te zetten voor groepen kwetsbare burgers. In de provinciale begroting staat onder Programma 4 Bestuur en Samenleving: doel 4.4 : Bevorderen van participatie van (kwetsbare) burgers. taak 4.4.3 : Ondersteunen van collectieve belangenbehartiging van zorgvragers. -
de prestatie-indicator: in onderstaande tabel.
Jaar
Omschrijving
2012*
2013
2014
2015
2012
Percentage van het beschikbare budget voor collectieve belangenbehartiging dat
40%
45%
50%
60%
Percentage van het beschikbare budget
aan-
aan-
aan-
voor collectieve belangenbehartiging dat wordt besteed ten behoeve van kwetsbare groepen
gepast 75%
gepast 90%
gepast 100%
wordt besteed ten behoeve van kwetsbare groepen 2013
Gerealiseerd
60%
75%
* nulmeting
Toelichting bij de tabel. Zorgbelang Zuid-Holland scoorde in 2012 beduidend hoger dan begroot, namelijk >60% i.p.v. 40% van het provinciale budget ten behoeve van kwetsbare groepen. Als gevolg hiervan is de prestatie-indicator voor 2013 aangepast en verhoogd tot 75%. 12
Het Landelijk Meldpunt Zorg focust zich op curatieve en langdurige zorg, publieke gezondheidszorg, de farmacie en medische technologie. Het Meldpunt neemt geen klachten in behandeling en doet geen uitspraak of de klacht terecht is of niet. Daar zijn andere instanties voor. Bijvoorbeeld is de Inspectie Jeugdzorg voor klachten over de jeugdzorg en gemeenten bij klachten over de Wmo-ondersteuning. Stichting Klachten en Geschillen Zorgverzekeraars is voor klachten over een zorgverzekeraar.
10
In 2013 is het begrootte percentage van 75% gerealiseerd. Voor het jaar 2014 wordt het percentage vastgesteld na ontvangst van de subsidieverantwoording 2014.
2.3 Sociale kwaliteit De provincie Zuid-Holland legt verbinding tussen het beleid op provinciale kerntaken en daarmee samenhangende sociale opgaven. Bij de beleidssectoren Groen, Cultureel Erfgoed en Ruimte en Wonen is de aandacht voor effecten van beleid op de sociale kwaliteit verdiept. De activiteiten in 2014 lopen door in 2015. In de Visie Ruimte en Mobiliteit is opgenomen dat aandacht wordt besteed aan de woonzorgopgaven, het draagvlak voor voorzieningen in het sociaal domein in anticipeerregio’s en de sociale functie die het openbaar vervoer heeft. Tympaan Instituut levert hiervoor kennis en informatie. Op verzoek van de sector Ruimte en Wonen organiseert de afdeling Samenleving en Economie bijeenkomsten over de relatie sociale kwaliteit (inclusief het sociaal domein) met ruimte en wonen. Het Tympaan Instituut onderzoekt in samenwerking met de Erfgoedtafels of burgers met een afstand tot de arbeidsmarkt, d.m.v. een Maatschappelijk Nuttige Tegenprestatie, een bijdrage kunnen leveren aan het beheer van Cultureel Erfgoed. JSO en het Tympaan Instituut voeren door de sector Groen geformuleerde opdrachten uit. De opdrachten betreffen ten eerste een verkenning naar vrijwillige inzet van burgers in het kader van een Maatschappelijk Nuttige Tegenprestatie. Ten tweede betreft het een verkenning naar de relatie van natuur en gezondheid en de uitkomsten van afgesloten (en lopende) proefprojecten in en buiten de provincie Zuid-Holland, welke zijn gericht op nieuw beheer en nieuwe verdienmodellen. Ten derde wordt in kaart gebracht de verhouding provincie en burgerinitiatieven en de betekenis voor het Uitvoeringsprogramma Groen in 2015.
2.4 Ontwikkelingen Er worden vooralsnog geen bestuurlijke risico’s voorzien bij de uitvoering van activiteiten binnen het provinciaal beleid conform de beleidsvisie Maatschappelijke Participatie 2013-2016 en de begroting 2015. Door de Wmo 2015 en de Jeugdwet eindigen provinciale wettelijke taken in 2015. Deze koerswijzigingen van het Rijk zijn bestuurlijk besproken met JSO, het Tympaan Instituut en Zorgbelang Zuid-Holland in 2013. Hierbij is aangegeven dat de Wmo 2015 aanleiding is tot een toekomstige herijking van taken op het beleid en dat dit tot heroverweging van de boekjaarsubsidie kan gaan leiden.
11
3. Middelen Dit hoofdstuk gaat in op de financiële middelen en gevolgen van de kortingen op de subsidies bij de instellingen JSO, het Tympaan Instituut en Zorgbelang Zuid-Holland. Voorts komen aan bod de uren die JSO en het Tympaan Instituut hebben voor ondersteuning van regio’s binnen de regionale programma’s.
3.1 Middelen voor 2012-2016 De volgende bedragen zijn van toepassing op de instellingen die subsidie ontvangen voor uitvoering van het beleid maatschappelijke participatie. Het gaat om autonoom geld en niet om doeluitkeringen van het Rijk.
JSO
2012
2013
2014
2015
2016 **
7.434.657
7.434.657
6.598.186
5.868.308
5.868.308
Tympaan Instituut
1.877.350
1.735.983
1.690.298
1.675.040
1.675.040
Zorgbelang Z-H
3.348.331
3.013.498
2.678.665
2.387.193
2.387.193
12.660.338
12.184.138
10.967.152
9.930.541
9.930.541
Totaal Toelichting bij de tabel.
De middelen voor Zorgbelang Zuid-Holland zijn exclusief 25.000,00 euro voor ondersteuning van cliëntenraden in de jeugdzorginstellingen. De middelen daarvoor zijn opgenomen in de jaarlijkse Uitvoeringsprogramma’s Jeugdzorg tot en met 2014. Conform besluiten van Provinciale Staten over de Hoofdlijnenakkoorden 2007-2011 en 2011-2015 evenals de notitie ‘Meedoen in Zuid-Holland’ Maatschappelijke Participatie 2009-2012 zijn kortingen op de subsidies doorgevoerd met ingang van 2013. De redenen voor de kortingen zijn: besparingen vanwege gebrek aan provinciale middelen, afbouw van eerstelijnsactiviteiten, omdat deze tot het domein van gemeenten worden gerekend, -
afbouw van individuele ondersteuning en individuele klachtenbehandeling door Zorgbelang ZuidHolland wegens verschuiving van het provinciaal zorgvragersbeleid naar kwetsbare groepen.
** De middelen die voor 2016 op de meerjarenbegroting staan zijn onder voorbehoud van een heroriëntatie op het toekomstig beleid vanaf 2016 (zie Inleiding).
3.2 Uren JSO en Tympaan Instituut ondersteuning regionale programma’s In 2014 was het nieuw dat de provincie het mogelijk maakt dat het Tympaan Instituut uren beschikbaar stelt aan de regio’s. Voor 2015 komen eveneens uren beschikbaar voor de regio’s. Het Tympaan Instituut en JSO werken waar nodig samen en maken afspraken voor efficiënte en effectieve ondersteuning.
12
In 2015 hebben JSO en het Tympaan Instituut de volgende uren beschikbaar om maatschappelijke opgaven binnen de regionale programma’s te ondersteunen: Regio
Uren JSO 2015
Uren Tympaan Instituut 2015
Holland Rijnland
6.931
700
Haaglanden
7.002
700
Midden-Holland
3.704
400
Stadsregio Rotterdam
8.026
700
AlblasserwaardVijfheerenlanden
2.219
200
Drechtsteden
3.547
400
Hoeksche Waard
1.778
200
Goeree-Overflakkee
1.405
200
Opmerkingen bij de tabel. In vergelijking met 2014 heeft JSO voor 2015 hetzelfde aantal uren tweedelijnsondersteuning voor de regio’s. Alleen voor de steden Rotterdam en Den Haag is er een wijziging in 2015. Daar de provincie geen apart diversiteitsbeleid heeft en artikel 14 van de Wmo (zie voetnoot 2) eindigt per 1 januari 2015, is er geen grondslag meer voor uren ondersteuning diversiteitsbeleid. De provincie stelt daarom voor 2015 geen uren ondersteuning diversiteit beschikbaar voor Rotterdam en Den Haag.
13
4.0 Monitoring en evaluatie Monitoring is gericht op het volgen van de uitvoering van de activiteiten van de gesubsidieerde instellingen. Hiermee wordt beoogd zo nodig tijdig te kunnen bijsturen. Het evalueren is gericht op het vastleggen van de met de activiteiten behaalde prestaties en effecten om op basis daarvan te beoordelen in welke mate de inzet van de subsidies doeltreffend zijn voor de uitvoering van het vastgestelde beleid. Hieruit kunnen lessen worden getrokken voor de toekomst.
4.1 Monitoring Het monitoren van de activiteiten van JSO, het Tympaan Instituut en Zorgbelang Zuid-Holland vindt plaats aan de hand van de reguliere overleggen binnen het proces van subsidie aanvragen, verlenen en verantwoorden. De provincie overlegt in principe ieder kwartaal met de instellingen. Halverwege 2015 dienen de instellingen een tussentijdse rapportage aan te leveren. De provincie analyseert deze rapportages en kijkt of de gemaakte afspraken worden uitgevoerd, op schema van uitvoering liggen of dat bijsturing nodig is. De provincie spreekt ook met regio’s over de uitvoering van de regionale programma’s in 2015 en de ervaringen daarbij met JSO en het Tympaan Instituut.
4.2 Evaluatie en klanttevredenheid In de commissie Bestuur en Middelen van 10 april 2013 is afgesproken om aan de hand van een evaluatie13 terug te blikken op het beleid maatschappelijke participatie en de uitvoering daarvan. Naar de doeltreffendheid van de subsidies aan het Tympaan Instituut is in 2013 onderzoek gedaan. In 2014 zijn evaluatierapportages opgesteld over de subsidies aan JSO en Zorgbelang Zuid-Holland. Deze evaluaties maken deel uit van een provincie brede evaluatie van subsidies. Gedeputeerde Staten zullen alle evaluatierapportages Provinciale Staten aanbieden voor bespreking in begin 2015. Analyse van de beoogde prestaties van JSO, Tympaan Instituut en Zorgbelang Zuid-Holland en het doel met bijbehorend beoogde maatschappelijk effect, levert het volgende op. Het is aannemelijk dat de gesubsidieerde activiteiten hebben bijgedragen aan het beoogde maatschappelijk effect: een toename van de participatie van kwetsbare burgers. Een meetbaar causaal verband tussen de inzet van de subsidies en de index van de sociale barometer is niet één op één aan te geven door de betrokkenheid van derden, andere beleidsterreinen en economische ontwikkelingen (zie paragraaf 1.3). Analyse van de provinciale prestatie-indicatoren levert op dat in 2013 de beoogde prestaties in ruime mate zijn gehaald (zie de paragrafen 2.1.2 en 2.2 3). De analyse over 2014 vindt plaats na ontvangst van de subsidieverantwoordingen in 2015. Op verzoek van de commissie Bestuur en Middelen zijn de klanttevredenheidsonderzoeken uitgevoerd. Zoals aangestipt in paragraaf 1.3 wil de provincie weten of de werkwijze binnen de beleidscyclus op een doeltreffende wijze wordt uitgevoerd. JSO, Tympaan Instituut en Zorgbelang Zuid-Holland zijn gevraagd onderzoek te doen naar de klanttevredenheid. De resultaten hiervan staan in de onderstaande tabellen.
13
N.a.v. een rapport van de Randstedelijke Rekenkamer evalueert de provincie breed subsidieregelingen om inzicht te krijgen in de doeltreffendheid van de verstrekte subsidies. In de eerste ronde in 2013 zijn 16 regelingen geëvalueerd. In 2014 zijn 19 subsidieregelingen geëvalueerd.
14
Het KTO over de diensten van JSO kent de volgende resultaten: Soort dienst JSO
Gemiddelde klantwaardering
Kennisbijeenkomsten / symposia
7,5
Trainingen
8
Advies
8
Coaching
8
Het KTO over de diensten/producten van het Tympaan Instituut kent de volgende resultaten: Soort dienst of product Tympaan Instituut
Gemiddelde klantwaardering
Bezoeken website en RIS14
7,3
Digitale nieuwsbrief
7,4
Kennisbijeenkomsten
7,5
Publicaties
7,6
Projecten
98% tevreden/zeer tevreden met uitvoeringsproces 93% tevreden/zeer tevreden met het product
Het KTO over de diensten van Zorgbelang Zuid-Holland kent de volgende resultaten: Soort dienst van Zorgbelang Zuid-Holland
Gemiddelde klantwaardering
Kennisoverdracht en trainingen
6,8
Collectieve belangenbehartiging
6,9
Informatie en klachtopvang
7
Versterken van netwerken zorgvragers
7
In het algemeen is de klantwaardering voldoende tot ruim voldoende. Aangezien de KTO’s voor het eerst zijn gehouden, kan er geen vergelijking worden gemaakt met eerdere resultaten.
4.3 Tot slot In 2015 werkt de provincie verder aan de uitvoering van het door Provinciale Staten vastgestelde beleid om zowel de relatie sociale kwaliteit en kerntaken te verstevigen als gemeenten tot samenwerken te stimuleren voor het aanpakken van problemen die de gemeentegrenzen overschrijden. Vanuit verschillende verantwoordelijkheden werken overheden met partijen samen aan een provincie waarin burgers gelijkwaardige kansen krijgen en naar vermogen bijdragen aan een beter Zuid-Holland.
14
-
Regionaal Informatiesysteem Samenleving met cijfers over Zuid-Holland. Via www.ris.-zh.nl zijn onder andere te vinden: Sociale barometer, uit paragraaf 1.3, welke het ook mogelijk maakt om gemeenten en regio’s te vergelijken op verschillende variabelen. Transitiemonitor, die het gebruik van voorzieningen in het sociaal domein laat zien en toont –indien mogelijk- de verbonden kosten. Wijkenatlas, waar informatie over voorzieningen en demografie aan de kaart van Zuid-Holland wordt gekoppeld.
15
Bijlage 1: Beleidscyclus De provincie maakt met acht15 regio’s afspraken over de aanpak van maatschappelijke opgaven via een nieuwe beleidscyclus. Binnen de cyclus is de sociale barometer een bron voor het maken van regionale verkenningen. Op deze verkenningen zijn de regionale programma’s gebaseerd waarin de maatschappelijke opgaven staan op de pijlers participatie, leefomgeving en jeugd. De pijlers omvatten de eerste vijf prestatievelden van de Wmo. Het Tympaan Instituut maakt jaarlijks voor iedere regio een regionale verkenning op grond van analyse van de uitkomsten van de sociale barometer én de expertise van de regio en JSO. De sociale barometer maakt per gemeente en regio inzichtelijk in hoeverre de sociale kwaliteit – cijfermatig gezien- is gestegen, gedaald of gelijk gebleven. De samenwerkende gemeenten (regio’s) voeren jaarlijks het regionaal programma uit met tweedelijnsondersteuning van JSO en beleidsinformatie van het Tympaan Instituut. De uitgevoerde plannen leiden tot maatschappelijke effecten, welke tot uitdrukking kunnen komen in de sociale barometer. In 2013 is opnieuw gemeten met de sociale barometer. Mede op basis hiervan zijn de regionale verkenningen geactualiseerd en regionale programma’s 2014 opgesteld. Dit proces wordt ook voor 2015 uitgevoerd.
Plan Do Check Act
Regionaal Jaarprogramma Regio
Regioverkenning
Projectbeschrijvingen / Opdrachtformuleringen JSO en Tympaan
Tympaan Instituut i.s.m. JSO en Regio’s
Aanvullende signalen vanuit Regio’s + Signalen afkomstig uit Sociale Barometer
15
Sociale Barometer Tympaan Instituut + Aanvullende onderzoeken naar (doelbereik van) programmalijnen
Uitvoering regionaal Jaarprogramma Regio, JSO, Tympaan Instituut Maatschappelijke organisaties
Voor de Stadsregio Rotterdam worden afspraken op subregionaal niveau gemaakt.
16
Bijlage 2: Stand van zaken regionale programma’s 2014 In paragraaf 2.1.1 staan een aantal voorbeelden van activiteiten. In onderstaande worden ze kort beschreven onder de drie gegeven pijlers. Tussen diverse activiteiten bestaat een wisselwerking. Bijvoorbeeld kent de activiteit Licht Verstandelijke Beperkten (pijler Jeugd) elementen van Leefomgeving. De activiteit Technologie in zorg en ondersteuning heeft relaties met zorg voor Jeugd en WonenZorgWelzijn en daarmee Leefomgeving. De verbindingen passen binnen de geest van de Wmo met uitvoering van het gemeentelijk beleid ten behoeve van de participatie van (kwetsbare) burgers. Pijler participatie. In bijna alle regio’s worden pilots sociale wijk- of buurtteams uitgevoerd. Ligt bij de één het accent op 1 toegangspoort voor basiszorg aan jeugdigen en volwassenen, bij een ander op een gemeenschappelijke werkwijze van partijen. Binnen de pilots is tevens variatie in het aantal deelnemende partijen, grootte van het gebied en beslissingsbevoegdheden. De gemeente Schiedam werkt vanuit een geïntegreerde aanpak met bestaande aanbieders alsmede met een private partij voor het faciliteren van organisatorische en logistieke processen. De regio Holland Rijnland kent diverse pilots wijk- en buurtteams en mede daarom de activiteit ‘Kennisnetwerk sociale wijkteams’ om inzicht te krijgen in mogelijke succes- en faalfactoren bij het instellen van sociale wijk- of buurtteams. In Goeree-Overflakkee loopt een pilot over een slimme inzet van ICT t.b.v. integraal beleid en integrale processen om zo vroeg mogelijk bij problemen burgers ondersteuning te kunnen bieden. T.b.v. de uitvoering van deze pilot heeft de regio ook zelf extra uren ondersteuning bij JSO ingekocht. In de regio Haaglanden wordt onderzocht de mogelijke toepassingen van technologische innovatie bij ondersteuning en zorg om burgers zo lang mogelijk thuis te kunnen laten wonen en contacten te onderhouden. Deskundigheidsbevordering vindt plaats door medewerkers van een aantal Centra voor Jeugd en Gezin en medewerkers Welzijn te scholen in de komende veranderingen door de transities en decentralisaties. Pijler Leefomgeving. Op het snijvlak van participatie en leefomgeving wordt een aanzienlijk aantal activiteiten uitgevoerd om meer burgers initiatieven te laten nemen en/of problemen aan te laten pakken. Via de methode Placemaking worden burgers actief betrokken bij bijvoorbeeld de herinrichting van een deel van hun leefomgeving. Via pilots Burgerkracht, Samenwerken in de wijk, Buurttalent en Bewonersparticipatie wordt gewerkt aan versterking van de sociale binding en het ontstaan van netwerken waarop burgers een beroep kunnen doen. De Alblasserwaard-Vijfheerenlanden versterkt de sociale vitaliteit onder de noemer ‘Huis van de Waard’. In de Hoeksche Waard worden regionaal initiatieven ontwikkeld die lokaal vertaling krijgen. Het betreft het meerjarige project ‘Pact van mijn Hart’ om te komen tot een vraaggericht aanbod van Wonen, Welzijn en Zorg. Binnen diverse Regionale Programma’s wordt gewerkt aan de aanpak van Huiselijk Geweld en kindermishandeling, zodat deze problematiek sneller wordt onderkend en begeleiding kan worden gegeven. Pijler Jeugd. In diverse regio’s worden Centra voor Jeugd en Gezin ‘transitieproof’ gemaakt. Bijvoorbeeld door uitbreiding van de netwerkorganisatie; verbinding met sociale wijk- of buurtteams; eenduidigheid van werkprocessen; deskundigheidsbevordering van professionals in het stimuleren van de eigen krachten van ouders en jeugdigen. Gemeenten in Midden-Holland betrekken huidige gebruikers van jeugdzorg (jongeren en hun ouders) bij de voorbereidingen van het nieuwe beleid en de taken volgens de Jeugdwet 2015. Met de inwerkingtreding van de Jeugdwet en de Participatiewet zijn gemeenten ook verantwoordelijk voor jeugdigen met een Licht Verstandelijke Beperking (LVB). Binnen enkele Regionale Programma’s worden dan ook activiteiten uitgevoerd t.b.v. deskundigheidsbevordering van professionals en vrijwilligers om 17
jongeren met een LVB snel te kunnen herkennen, met hen in gesprek te gaan en de wegen te weten naar de juiste begeleiding en ondersteuning. Dit vereist vaak samenwerking van gemeenten met ouders, scholen, reclassering, schuldhulpverlening, beschutte werkplekken. De Drechtsteden maakten onderling afspraken over het verdelen van pilots over de gemeenten om zo efficiënt en effectief ervaring op te doen. Bijvoorbeeld ten behoeve van innovatie op gang brengen in cultuur, werkwijzen, organisatie en financiering van ondersteuning en zorg. JSO ondersteunt 5 lokale pilots en 1 regionale pilot om kennis te delen.
18