Uitvoeringsagenda Duurzaam Water in en om de Kas 2010 - 2013
2
Uitvoeringsagenda Duurzaam Water in en om de Kas 2010 - 2013
Platform Duurzame Glastuinbouw Versie inclusief Plan van aanpak ‘emissies gewasbeschermingsmiddelen’ Februari 2011
3
Inhoud Managementsamenvatting 1.
Inleiding en leeswijzer 1.1 Inleiding 1.2 Leeswijzer
10 10 10
2 Watermanagement en bedrijfsuitrusting 2.1 Probleemstelling 2.1.1 Duurzame gietwaterbron 2.1.2 Bedrijfsuitrusting t.b.v. tegengaan verliezen 2.2 Doelstellingen 2.3 Lacunes
12 12 12 13 14 15
3 Teeltstrategie 3.1 Probleemstelling 3.1.1 Optimale water- en mestgift 3.1.2 Biologische bestrijding en geïntegreerde gewasbescherming 3.1.3 Optimale toedieningtechnieken gewasbeschermingsmiddelen 3.2 Doelstellingen 3.3 Lacunes
17 17 17 19 19 21 21
4
Technieken voor behandeling waterstromen 4.1 Probleemstelling 4.2 Doelstellingen 4.3 Lacunes
23 23 23 24
5
Gebiedsaanpak 5.1 Probleemstelling 5.2 Doelstellingen 5.3 Lacunes
25 25 25 25
6
Communicatie 6.1 Inleiding 6.2 Doelstellingen en doelgroepen 6.3 Aanpak en activiteiten
26 26 26 26
7
Monitoring
28
8
Prioriteiten en jaarprogramma 2010 en 2011
29
Bijlage 1: Uitvoeringsagenda van de thema’s Bijlage 2. Plan van aanpak Vermindering van de emissie van gewasbeschermingsmiddelen
4
5
31 34
Managementsamenvatting Ambitie Water is een essentieel productiemiddel voor de tuinbouw, er moet voldoende water van goede kwaliteit beschikbaar zijn. Door de klimaatverandering kan dit onder druk komen te staan. De klimaatverandering kan leiden tot extreme weersomstandigheden en tot verzouting van grond- en oppervlaktewater in WestNederland. Een zo veel mogelijk gesloten waterkringloop is van belang om emissies te voorkomen maar ook noodzakelijk voor het voortbestaan van een gezonde tuinbouw. Tegen deze achtergrond heeft de Stuurgroep Glastuinbouw en Milieu (GlaMi) als doel geformuleerd dat in 2027 een nagenoeg nullozing vanuit de glastuinbouw naar riolering, oppervlakte- en grondwater moet zijn gerealiseerd. Het betreft lozing van milieubelastende stoffen, met name mineralen en gewasbeschermingsmiddelen. Met deze doelstelling willen de sector en de waterkwaliteitsbeheerders in gebieden met glastuinbouw voldoen aan de Europese Kaderrichtlijn Water en de Nitraatrichtlijn. Recente berekeningen van emissiepercentages van gewasbeschermingsmiddelen uit de kas geven aan dat de urgentie voor aanpak van emissies van gewasbeschermingsmiddelen hoog is. In het toelatingsbeleid wordt tot nu toe uitgegaan van een standaardemissie uit de kas van 0,1% van de toediening, echter dit blijkt veel hoger te kunnen zijn en sterk afhankelijk van bijvoorbeeld teelttype en toedieningwijze. Als de nieuwe berekeningen worden gehanteerd in het toelatingsbeleid kan dit grote gevolgen hebben voor het middelenpakket in de glastuinbouw. De sector kan dit voorkomen door de daadwerkelijke emissies drastisch terug te brengen. Het Plan van aanpak ‘vermindering emissie gewasbeschermingsmiddelen’ bevat een overzicht van projecten die nodig zijn om dit te bereiken (zie bijlage 2).
Aanpak De Stuurgroep GlaMi heeft medio 2009 de werkgroep Emissieloze Glastuinbouw (afvalwater) ingesteld met de opdracht een uitvoeringsagenda Emissieloze glastuinbouw (afvalwater) op te stellen. De sector heeft voor wat betreft het opstellen van de wateragenda de trekkersrol op zich genomen. Dit laat onverlet dat de overheden meer dan nu het geval is de verschillende onderwerpen in samenhang moeten agenderen en randvoorwaarden moeten scheppen. Het voorliggende resultaat, de opgestelde uitvoeringsagenda dient als: • richtingbepalende agenda voor de partijen van het platform duurzame glastuinbouw voor de komende jaren; • leidraad voor de inrichting van onderzoeksprogramma’s en de financiering van projecten • leidraad voor het implementeren (marktintroductie) van systeeminnovaties en kwalitatieve en kwantitatieve waterbeheersmaatregelen. De uitvoeringsagenda formuleert tussendoelen en – voor de komende 3 jaar- activiteiten voor het bereiken van de nagenoeg nulemissie van mineralen en gewasbeschermingsmiddelen in 2027. Het uitvoeringstraject loopt parallel aan de regelgeving voor het terugbrengen van de mineralenemissies. De uitvoeringsagenda geeft zicht op wat er in de praktijk moet gebeuren om aan de (in de loop van de tijd aan te scherpen) emissienormen te kunnen voldoen. Wel dient de uitvoeringsagenda elk jaar geactualiseerd te worden om aan te sluiten bij nieuwe ontwikkelingen.
Thema’s Het document is ingedeeld in vier thema’s, bepaald door de stappen die nodig zijn om te komen tot een emissieloze glastuinbouw. Per thema wordt ingegaan op de probleemstelling, (tussen)doelstellingen, ontbrekende kennis en beleid (lacunes). Hieruit volgen de activiteiten die nodig zijn om de tussendoelen te bereiken en de lacunes op te vullen. 1. Watermanagement en bedrijfsuitrusting Goed gietwater uit een duurzame bron staat voorop, omdat het een voorwaarde is om het drain(age) water te kunnen recirculeren. Hemelwater voldoet hier (meestal) aan, maar is niet altijd in voldoende mate aanwezig. Inzet op maximalisering van opvangcapaciteit is nodig. Daarnaast moet een goede bedrijfsuitrusting en infrastructuur er voor zorgen dat er geen lekkages optreden en dat alle geschikte
5
waterstromen worden opgevangen en hergebruikt. Dit vergt aandacht in de ontwerp- en bouwfase van de kas en bij het opzetten van beheersmaatregelen ter borging van de gietwatervoorziening op bedrijfsen gebiedsniveau. 2. Teeltstrategie Emissiereductie van nutriënten is mogelijk met een optimale water- en mestgift. Vooral voor grondteelten, waar een gesloten systeem moeilijk te realiseren is, is dit een belangrijke maatregel. De grote verschillen in gewassen en bedrijven maken een eenduidige aanpak gecompliceerd; dit vraagt om maatwerk. Teeltmaatregelen voor emissiereductie van gewasbeschermingsmiddelen zijn biologische en geïntegreerde gewasbescherming. Naast het verder bevorderen hiervan is winst te behalen met resistentieveredeling. Ook met optimale toedieningstechnieken kan de emissies worden beperkt. Verdere ontwikkeling is nodig en mogelijk. 3. Technieken voor behandeling van waterstromen. Aanvullend op de vorige maatregelen zijn technieken nodig voor het zuiveren van o.a. drainwater, filterspoelwater en andere stromen uit de kas, maar ook van aanvullend gietwater uit grond- of oppervlaktewater. Knelpunten zijn het ontstaan en het verwerken van afvalproducten (bv. brijn) en de hieraan verbonden kosten. 4. Gebiedsaanpak Collectieve voorzieningen voor wateropslag of afvalwaterzuivering zijn uit oogpunt van kosten en beschikbaarheid van gietwater interessant voor bedrijven. Ook het combineren met andere functies in een gebied (woningbouw, industrie, recreatie) biedt kansen. Knelpunt is de complexiteit van (multifunctionele) projecten op gebiedsniveau.
(Tussen)doelstellingen Voor elk thema zijn in onderstaande tabel de (tussen)doelstellingen geformuleerd. Dit maakt het mogelijk om richting te geven aan de nulemissie en de voortgang in het behalen van dit einddoel te bewaken. Kanttekening hierbij is dat de doelstellingen van de afzonderlijke thema’s ten dienste staan van het einddoel ‘emissieloos’ en de realisatie ook in dat licht bezien moet worden. Waar mogelijk zijn kwantitatieve doelen en tussendoelen geformuleerd, waarbij de fasering aansluit bij de jaartallen van de aanscherping van emissienormen. Het vergt echter nog een inspanning om per thema de nulsituatie vast te stellen. Voor bewaking van de voortgang is deze inspanning wel noodzakelijk. Voor gewasbescherming wordt aangesloten bij het convenant Duurzame gewasbescherming en het op te stellen Nationaal Actieplan gewasbescherming. Deze uitvoeringsagenda zet in op het verder stimuleren van biologische en geïntegreerde gewasbescherming, zonder dit nader te kwantificeren. Ook voor de gebiedsaanpak beperkt de agenda zich tot stimulerende activiteiten; de partijen vinden het te ver gaan om kwantitatieve doelen te stellen.
6
Tabel: tussen- en einddoelstellingen van de thema’s 2010-2011
2012
2015
2021
2027/ einddoelstelling van het thema
Watermanagement Nieuwe bedrijven voldoen aan einddoelstelling thema
40% van alle bedrijven voldoet aan einddoelstellng thema
70% van alle bedrjven voldoet aan einddoelst. thema
80- 90% gietwatervoorziening uit duurzame bron
50% van alle bedrijven voldoet aan einddoelstelling thema
alle proceswaterstromen opvangen, behandelen en hergebruiken
Bedrijfsuitrusting •
•
Nieuwe bedrijven hanteren blauwdruk voor juiste inrichting kas Alle telers kennen ideale inrichting kas
Optimale water/mestgift (substr +grond) Verbeterd watergeefsysteem, max.10% drain t.g.v. ongelijkheid, nieuwe bedrijven passen dit toe
•
•
model ontwikkeld voor optimale water/mestgift water/mestgift wijkt max. 10% af van model
Optimale water/mestgift (grondteelt) •
•
systeem voor advisering op maat ontwikkeld; teeltadviseurs / leveranciers passen dit toe nieuwe teeltconcepten beschikbaar voor betere beheersbaarheid water/meststromen
Gewasbescherming (biologisch, geïntegreerd, optimale toediening) Perspectieven voor optimaliseren toedieningstechnieken in kaart Technieken Nieuwe bedrijven passen beschikbare technieken toe
Alle bedrijven passen beschikbare technieken toe
Betaalbare technieken beschikbaar t.b.v. zuivering alle afvalwaterstromen
Waar nodig passen alle bedrijven technieken toe t.b.v. zuivering alle afvalwaterstromen
Gebiedsaanpak Format of handreiking creëren voor inrichten collectieve systemen
Oplevering format
7
Lacunes en uitvoeringsagenda per thema Om te bepalen welke lacunes er in kennis en aanpak zijn om de doelstellingen te kunnen realiseren is een overzicht gemaakt van afgeronde en lopende projecten. De lacunes zijn vertaald in activiteiten die, voorzien van uitvoeringsjaar en trekker, de uitvoeringsagenda vormen voor Watermanagement en bedrijfsuitrusting, Teeltstrategie, Zuiveringstechnieken en Gebiedsaanpak. De complete uitvoeringsagenda is opgenomen in bijlage 1.
Communicatie Communicatie is noodzakelijk om bewustwording en draagvlak bij de telers te creëren. De communicatie richt zich niet alleen op de telers maar ook op belangrijke partijen rond de teler (installateur, adviseur etc.) die invloed hebben op (investerings)gedrag van de teler. Daarnaast vormen de uitvoerende en beleidsbepalende diensten van de partijen in het Platform Duurzame Glastuinbouw een doelgroep, om een integrale aanpak te kunnen realiseren. Kern van de communicatie-aanpak is aansluiting te zoeken bij de teler en de dagelijkse teeltpraktijk. Door samenwerking met telers en participatie van telers in praktijkprojecten kunnen innovaties en aanpassingen doordringen tot de praktijk. Omdat hiermee vooral de koplopers worden bereikt is daarnaast aandacht nodig voor alle andere telers. Om zo veel mogelijk maatwerk te leveren is een analyse van de telersmarkt nodig.
Monitoring Monitoring van de voortgang van de activiteiten vindt plaats op drie niveau’s: 1. Proces en projecten: aan de hand van projectbeschrijvingen, bespreking en bijsturing van de voortgang in de managementgroep Platform Duurzame glastuinbouw en terugkoppeling naar de Stuurgroep. 2. Inhoudelijk: wat is het resultaat in de glastuinbouw, in welke mate worden innovaties toegepast. De indicatoren hiervoor moeten worden vastgesteld; ook is een nulmeting nodig. 3. Resultaat: wat emiteert er uit de kas en wat zijn de effecten op (oppervlakte/grond)waterkwaliteit. Aansluiten bij bestaande meetsystemen van waterschappen. Nog dit jaar (2010) wordt gestart met het in kaart brengen van de uitgangssituatie voor de verschillende thema’s.
Prioriteiten en uitvoeringsagenda voor 2010/2011 De prioriteiten liggen bij: • Thema Watermanagement/bedrijfsinrichting gecombineerd met Technieken. De werkgroep schat in dat deze thema’s voor 80% bijdragen aan de emissieloze glastuinbouw • Emissiebeperking van gewasbeschermingsmiddelen. Dit krijgt een hoge prioriteit vanwege de recente gegevens over emissiepercentages uit de kas en de gevolgen hiervan op het toelatingsbeleid (zie ‘ambitie’). • Reductie nutriëntenemissie bij grondteelten. In grondteelten is emissie moeilijker te beheersen dan in substraatteelten, omdat een deel van de afvalwaterstroom niet kan worden opgevangen. Optimale water- en mestgift en telen uit de grond zijn belangrijke oplossingsrichtingen. De prioritaire onderwerpen leiden, samen met enkele communicatie- en monitoringactiviteiten, tot de in hoofdstuk 8 opgenomen uitvoeringsagenda voor de periode 2010 tot medio 2011. Aan het eind van deze periode zijn dan de resultaten: Duurzame gietwaterbronnen: • Overzicht van aanvullende bronnen voor gietwater (stromen uit de kas en omgeving) • Uitspraak van de overheid wat wordt verstaan onder de term ‘duurzame gietwaterbron’ • Zicht op mogelijkheden voor combinatie gietwateropslag en piekwaterberging • Zicht op mogelijkheden in ruimtelijk instrumentarium om in nieuwe glastuinbouwgebieden te sturen op
8
optimaal watermanagement. Tegengaan waterverliezen: • Een blauwdruk voor inrichting kas, die adviseurs en installateurs kunnen gebruiken in hun contacten met de telers, bij nieuwe inrichting of als ‘waterscan’ bij bestaande bedrijven. Emissiebeperking in grondgebonden teelten: • Voorwaarden vastgelegd voor vestiging grondgebonden bedrijven, met oog op bescherming waterkwaliteit Emissiebeperking gewasbeschermingsmiddelen: • Nieuwe zuiveringstechnieken voor filterspoelwater en zuivering gewasbeschermingsmiddelen uit drainwater. Communicatie: • Vastgesteld is welke actoren rond de teler van belang zijn en hoe deze bij de communicatie worden betrokken • Uitkomsten van project ‘emissiemanagement’ zijn breed gecommuniceerd en geagendeerd in gewaswerkgroepen Monitoring: • Indicatoren voor meting realisatie doelstelling zijn vastgesteld • Duidelijkheid over items waarvoor nulmeting nodig is, aanzet gemaakt voor uitwerking. De uitvoering van de activiteiten gaat gepaard met kosten die mogelijk niet in alle gevallen één op één toe te wijzen zijn aan de genoemde trekkers. Voor het adequaat ter hand nemen van de uitvoeringsagenda is een eerste activiteit het in beeld brengen van deze kosten en het maken van afspraken over budgettering.
9
1. Inleiding en leeswijzer 1.1 Inleiding Water is een essentieel productiemiddel voor de tuinbouw, voor een goede tuinbouwpraktijk moet er voldoende water van goede kwaliteit beschikbaar zijn. Door de klimaatverandering kan dit onder druk komen te staan. De klimaatverandering kan in West-Nederland verzouting van grondwater en oppervlaktewater tot gevolg hebben en leiden tot extreme weersomstandigheden (droogte / buien met grote intensiteit). Een zo veel mogelijk gesloten waterkringloop is niet alleen van belang om emissies te voorkomen maar ook noodzakelijk voor het voortbestaan van een gezonde tuinbouw. Nullozing kan worden bereikt door een gesloten waterkringloop of door het zuiveren van te lozen water. Tegen deze achtergrond heeft de Stuurgroep Glastuinbouw en Milieu (GlaMi) als doel geformuleerd dat in 2027 een nagenoeg nullozing vanuit de glastuinbouw naar riolering, oppervlakte- en grondwater moet zijn gerealiseerd. Het gaat hier om de lozing van milieubelastende stoffen, met name mineralen en gewasbeschermingsmiddelen. Met deze doelstelling willen de sector en de waterkwaliteitsbeheerders in gebieden met glastuinbouw voldoen aan de Europese Kaderrichtlijn Water en de Nitraatrichtlijn. Recente berekeningen van emissiepercentages van gewasbeschermingsmiddelen uit de kas1 geven aan dat de urgentie voor aanpak van emissies van gewasbeschermingsmiddelen hoog is. In het toelatingsbeleid wordt tot nu toe uitgegaan van een standaardemissie uit de kas van 0,1% van de toediening, echter dit blijkt veel (tot 100x) hoger te kunnen zijn en sterk afhankelijk van bijvoorbeeld teelttype en toedieningwijze. Als de nieuwe berekeningen worden gehanteerd in het toelatingsbeleid kan dit grote gevolgen hebben voor het middelenpakket in de glastuinbouw. De sector kan dit voorkomen door de daadwerkelijke emissies drastisch terug te brengen. De Stuurgroep Glastuinbouw en Milieu heeft de werkgroep Emissieloze Glastuinbouw (afvalwater) ingesteld met de opdracht een uitvoeringsagenda Emissieloze glastuinbouw (afvalwater) op te stellen naar analogie van het uitvoeringsprogramma Kas als Energiebron. De stuurgroep heeft de sector benoemd als portefeuillehouder van de uitvoeringsagenda. De uitvoeringsagenda Emissieloze Glastuinbouw (afvalwater) richt zich op de gebieden mineralen en gewasbescherming. Voor wat betreft de mineralen is deze uitvoeringsagenda een nadere uitwerking van het Plan van aanpak ‘innovatie (water) emissieloze glastuinbouw’ van GlaMi (november 2008). De uitvoeringsagenda formuleert de activiteiten voor de komende drie jaar die nodig zijn om de nagenoeg nulemissie te bereiken, op het gebied van: • onderzoek en innovatie • communicatie • bestuurlijke zaken en instrumentarium. De uitvoeringsagenda zorgt voor stroomlijning van de benodigde werkzaamheden en geeft een impuls aan de innovatie en kennisoverdracht. De betrokken overheden en de sector hebben samen de agenda opgesteld en zullen deze ook gezamenlijk tot uitvoering brengen. Het uitvoeringstraject loopt parallel aan de regelgeving voor het terugbrengen van de mineralenemissies. Bedoeling is dat in 2011 voor substraatteelt emissienormen voor stikstof van kracht worden, die in de loop van de jaren worden aangescherpt tot nagenoeg nul in 2027. Als de bedrijfseigen emissie te meten is, zullen er ook emissienormen voor grondgebonden teelten worden ontwikkeld. De uitvoeringsagenda geeft zicht op wat er in de praktijk moet gebeuren om aan de emissienormen te kunnen voldoen.
Emissions of plant protection products from glasshouses to surface water in The Netherlands, A.M.A. van der Linden (RIVM), T. Vermeulen en E.A. van Os (WUR glastuinbouw), Januari 2010
1
10
1.2 Leeswijzer De uitvoeringsagenda is ingedeeld in thema’s, gericht op de stappen die nodig zijn om te komen tot een emissieloze glastuinbouw. 1. Watermanagement en bedrijfsuitrusting De eerste stap is het nemen van preventieve maatregelen en zorgen voor goede basisvoorzieningen voor teelt en bedrijf. Essentieel is de inzet van kwalitatief goed gietwater afkomstig van een zo duurzaam mogelijke gietwaterbron en een juiste dimensionering van het watersysteem (inhoud hemelwateropvang en drainwatersilo). Daarnaast moet een juiste bedrijfsuitrusting zorgen voor lekvrije recirculatiesystemen, voorkomen van verstoppingen, optimalisering van filtratietechnieken en hergebruik van filterspoelwater en condensorwater. 2. Teeltstrategie De ondernemer kan met teeltmaatregelen en inzet van de juiste teeltstrategie emissies van meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen voorkomen of beperken. 3. Technieken voor behandeling van waterstromen Vaak zullen aanvullende technieken nodig zijn om waterstromen te reinigen of afvalstromen geschikt te maken voor hergebruik. 4. Gebiedsaanpak Tenslotte besteedt deze uitvoeringsagenda aandacht aan het niveau dat het individuele bedrijf overstijgt: collectieve voorzieningen van een cluster van bedrijven en samenwerking met andere sectoren in de omgeving. De mate waarin de thema’s bijdragen aan het bereiken van de doelstelling verschilt sterk. Uitgaande van de huidige mogelijkheden is verreweg de grootste bijdrage (grofweg 80%) te verwachten van watermanagement en bedrijfsuitrusting, gecombineerd met technieken. Teeltstrategie draagt naar verwachting met 15% bij en cluster/regionale aanpak met 5%. De genoemde percentages geven slechts een grove indicatie. Hoofdstukken 2 tot en met 5 behandelen de vier hiervoor genoemde thema’s. Per thema komt aan de orde: • probleemstelling • doelstellingen; kanttekening hierbij is dat de doelstellingen van de afzonderlijke thema’s ten dienste staan van het einddoel ‘emissieloos’ en de realisatie ook in dat licht bezien moet worden. Het hoeft geen probleem te zijn als een thema achterloopt in de realisatie als op een ander thema juist meer vooruitgang is geboekt. Voor het formuleren van themadoelstellingen is gekozen om richting te kunnen geven en de voortgang te kunnen monitoren. • lacunes: welke kennis en maatregelen ontbreken om de knelpunten op te lossen en de doelstellingen te kunnen realiseren. Als basis hiervoor dient het Projectenoverzicht Uitvoeringsagenda2, dat een overzicht geeft van wat er al op het gebied van onderzoek gebeurt om invulling te geven aan de doelstellingen voor de thema’s. De lacunes vormen de basis voor de uitvoeringsagenda die voor elk thema formuleert wat de benodigde acties zijn voor de periode 2010- 2015. De uitvoeringsagenda is opgenomen in bijlage 1 en de prioriteiten zijn in H.8 opgenomen als jaarprogramma voor 2010/2011. Een apart hoofdstuk (H.6) is gewijd aan communicatie, een onderwerp dat over de thema’s heen speelt. Het document eindigt met een hoofdstuk over monitoring (H.7). Later is het Plan van aanpak emissies gewasbescherming toegevoegd, zie bijlage 2. Een apart hoofdstuk (H.6) is gewijd aan communicatie, een onderwerp dat over de thema’s heen speelt. Het document eindigt met een hoofdstuk over monitoring (H.7). Later is het Plan van aanpak emissies gewasbescherming toegevoegd, zie bijlage 2.
Het Projectenoverzicht ‘Uitvoeringsagenda duurzaam water in en om de kas’ bevat een overzicht van afgeronde, lopende en geplande projecten die relevant zijn voor het bereiken van de (voor afvalwater) emissieloze glastuinbouw. De projecten zijn gegroepeerd naar de vijf hoofdstukken uit het hoofddocument: Watermanagement en bedrijfsuitrusting, teeltstrategie, technieken en cluster/regionale aanpak en communicatie/bewustwording. Toegevoegd is het onderdeel ‘emissie’, met projecten die niet aan een enkel thema zijn onder te brengen. Het projectenoverzicht is separaat op de website www.duurzameglastuinbouw.org opgenomen.
2
11
2. Watermanagement en bedrijfsuitrusting 2.1
Probleemstelling
Onder watermanagement valt enerzijds het zorgen voor goed gietwater uit een duurzame bron, anderzijds het binnen het bedrijf efficiënt omgaan met water en verliezen tegengaan. Een juiste keuze voor de bedrijfsuitrusting ligt hieraan ten grondslag. Hieronder wordt de probleemstelling van deze onderdelen besproken. 2.1.1
Duurzame gietwaterbron
Voor een optimaal hergebruik (recirculatie) van drain- en drainagewater is het noodzakelijk dat voldoende gietwater van goede kwaliteit beschikbaar is. Gietwater is van goede kwaliteit als het ziektevrij is en de chemische kwaliteit niet leidt tot onacceptabele ophoping van elementen bij recirculatie van drain- of drainagewater. Wat betreft de chemische waterkwaliteit is met name een laag natriumgehalte van belang. Wordt geen natriumarm water gebruikt dan is het al snel nodig om te spuien om gewasschade door ophoping van natrium te voorkomen. Daarnaast leidt gietwater met te veel meststoffen en overige zouten er toe dat een overmaat aan gietwater wordt toegediend om gewasschade te voorkomen. Gevolg hiervan is een toename van emissies. Volledige invulling van de waterbehoefte met gietwater met een goede kwaliteit afkomstig van een duurzame gietwaterbron is op dit moment in een aantal gevallen niet haalbaar. Hemelwater is voor een aantal teelten niet toereikend en aanvullend water is doorgaans van inferieure kwaliteit of afkomstig van een bron die niet door iedereen als duurzaam wordt beschouwd. Tijdig bijmengen kan het moment van lozing uitstellen, afhankelijk van de kwaliteit van het aanvullende water en de eisen die de teelt aan het water stelt. De glastuinbouw maakt gebruik van verschillende gietwaterbronnen, waarvan beschikbaarheid en kwaliteit per gebied verschillen. Hemelwater is over het algemeen een duurzame waterbron van goede kwaliteit, omdat deze weinig natrium bevat en hernieuwbaar is. Het gebruik van grondwater kan leiden tot ongewenste reststromen of effecten. In de kustprovincies moet het brakke tot zilte grondwater worden ontzout, wat brijn als reststroom oplevert. In H.4 (behandelingstechnieken) wordt hier verder op in gegaan. In bijvoorbeeld Noord-Brabant leidt grondwateronttrekking en te veel afvang van hemelwater tot verdroging. Oppervlaktewater is niet overal beschikbaar en waar het wel beschikbaar is, is de kwaliteit wisselend. Vooral in de zomerperiode is de kwaliteit minder, terwijl dan juist de behoefte aan gietwater groter is. Vanwege de relatief hoge mineralen- en zoutgehalten is oppervlaktewater voor veel teelten minder geschikt als gietwater. Als aanvullende gietwaterbron kan leidingwater worden gebruikt, mits de kwaliteit goed is (natriumarm). Dit is vooral in Zuid- en Oost-Nederland een optie. Voor de toekomst kan het interessant zijn om water uit een ander gebied te halen of afvalwater uit bijvoorbeeld de RWZI zodanig te reinigen dat het geschikt is als gietwater. Dit laatste komt in H.5 (cluster- en regionale aanpak) verder aan de orde. Vooral voor de kustprovincies (brak grondwater) en in verdrogingsgevoelige gebieden is het van belang om te sturen op (hoger) gebruik van hemelwater. In de toekomst zal dit een groter knelpunt worden ten gevolge van de klimaatverandering, die kan leiden tot verzouting van grond- en oppervlaktewater en tot verdere verdroging. Hierdoor ontstaan ook problemen voor de aanvullende gietwatervoorzieningen. Belangrijke knelpunten voor het maximaliseren van gebruik van kwalitatief goed gietwater zijn het hoge watergebruik bij diverse teelten in de glastuinbouw en het niet synchroon lopen van neerslag en behoefte, waardoor een grote buffercapaciteit noodzakelijk is. Vooral in voorjaar en zomer is de hoeveelheid hemelwater die opgevangen kan worden niet toereikend en zijn aanvullende gietwaterbronnen nodig. In West-Nederland is er in bestaande glastuinbouwgebieden vaak te weinig ruimte voor nieuwe of grotere hemelwaterbassins die toereikend zijn voor overbrugging van de perioden van neerslagtekort. Alternatieven voor bassins zijn gietwateropslag in de ondergrond, onder de kas of op de kas. Ondergrondse opslag in aquifers is niet in alle gebieden (geo-)technisch uitvoerbaar en niet al het geïnfiltreerde water is weer terug te winnen als gietwater, waardoor de benodigde hoeveelheid aanvullend gietwater toeneemt. De financiële haalbaarheid van voorzieningen onder de kas en in aquifers is sterk afhankelijk van de grondprijs en, bij aquifers, van het rendement van de installatie; als de grondprijs hoog is kan het interessant zijn omdat geen kostbaar teeltoppervlak voor een bassin nodig is. Bij bestaande bedrijven liggen echter vaak leidingen in de weg om ondergrondse systemen direct onder de kas aan te kunnen leggen. Tenslotte kan gezamenlijke wateropslag een manier zijn om over voldoende en betaalbaar gietwater te beschikken (zie verder H.5). Bij clustering en heel grote ondergrondse
12
opslag (zoetwaterbellen) kan ook gedacht worden aan inschakelen van grote verharde oppervlaktes (parkeerdaken, bloemveiling, industriële gebieden, woonwijken) om de bel te vullen c.q. in stand te houden De mate waarin van de diverse waterbronnen gebruik wordt gemaakt ( LEI, Agri-Monitor, okt.07): • ruim 88% van de glastuinbouwbedrijven beschikte in 2005 over één of meer hemelwaterbergingen, het kan gaan om bassins, opslagtanks (silo’s) of ondergrondse opslag. • bijna de helft van de bedrijven zonder waterberging maakt gebruik van grondwater • ca. 28% van de glastuinbouwbedrijven had in 2005 een boorput voor het oppompen van grondwater; de glasgroenteteelt maakt vaker gebruik van grondwater dan de sierteelt, ook i.v.m. (regionale) kwaliteit van het grondwater. Uitzondering is de rozenteelt: bijna een derde van de rozenbedrijven beschikte over een boorput. • als onvoldoende hemelwater aanwezig is gebruikt de tuinder vaak leidingwater als aanvulling. In 2005 werd gemiddeld zo’n 1000 m3 per bedrijf gebruikt. Conform het in juli 2009 gewijzigde Besluit Glastuinbouw zijn alle glastuinbouwbedrijven verplicht om te beschikken over een opvangvoorziening voor hemelwater met een opvangcapaciteit van ten minste 500 m3 water per hectare teeltoppervlak, dan wel over gietwater met een natriumgehalte gelijkwaardig aan dat van hemelwater. Een teler die overwegend gebruik wil maken van hemelwater als gietwaterbron heeft echter een grotere opvangcapaciteit nodig. Uitgaande van 90% voorziening uit hemelwater of bron met vergelijkbare kwaliteit, is afhankelijk van het gewas een opslagcapaciteit van 1000 – 3000 m3 per ha nodig (Groen Label Kas, SMK, 2009). Een grove schatting van de huidige situatie is af te leiden uit gegevens van Groen Label Kas (GLK), dat sinds ca. 12 jaar bestaat. Er zou nu ongeveer 2700 ha teeltareaal moeten zijn met tenminste 80% dekking uit duurzame bronnen; dit is ongeveer 27% van het totale glasareaal. Vergroting van de opslagcapaciteit voor hemelwater kan ook een rol spelen in piekwaterberging. Hier is dus mogelijk synergie te behalen met het beleid van waterschappen, gericht op het voorkomen van wateroverlast.
2.1.2 Bedrijfsuitrusting t.b.v. tegengaan verliezen Een cruciale maatregel om in de toekomst over voldoende goed gietwater te kunnen beschikken en tevens emissies te beperken, is het voorkomen van verliezen. Door elke installatie en waterstroom te bekijken en te beoordelen en zo veel mogelijk water opnieuw te gebruiken worden de waterverliezen geminimaliseerd. De grootste stroom is het drain(age)water. Daarnaast zijn er vele kleinere stromen die (in een aantal gevallen op termijn) opgevangen kunnen worden om, al dan niet na zuivering, te worden hergebruikt. Het gaat onder meer om filterspoelwater, condensorwater (WKK, rookgassen) en diverse stromen reinigingswater. Een interessante optie is hergebruik van condensatiewater ten gevolge van maatregelen voor het ‘nieuwe telen’ of voor energetisch (semi) gesloten kas. Het betreft water dat vrijkomt bij uitwisseling van koude buitenlucht met warme binnenlucht. Dit kan om een grote stroom gaan, die wel tot 30% van het externe watergebruik kan bedragen. Om hergebruik van waterstromen uit de kas mogelijk te maken moet het bedrijf over de juiste voorzieningen beschikken en bij de bouw en inrichting van de bedrijfsruimte voldoende ruimte reserveren voor wateropslag en (toekomstige) installaties. Gezorgd moet worden voor een goede afvoer van de stromen, zodat opvang en eventueel bewerking en hergebruik mogelijk is. Verder moet een goede bedrijfsuitrusting zorgen voor lekvrije systemen, voorkomen van verstoppingen van druppelsystemen en optimalisering van filtratietechnieken. Ook een goed storingsmanagement is van belang. De teler is dan voorbereid op de mogelijkheid van storingen zoals een kapotte pomp of ontsmetter of een leidingbreuk, bijv. door reserveonderdelen in voorraad te hebben en door een voldoende grote drainwateropvang. Een belangrijk knelpunt voor hergebruik van drain(age)water is de angst van de teler dat de gewasproductie zal afnemen ten gevolge van te hoog oplopend natriumgehalte of een onbekende groeiremmende factor. Van belang is dat de teler maatregelen neemt die deze problemen kunnen voorkomen, zoals gebruik van natriumarm gietwater, en vertrouwen heeft in het goed functioneren van zuiverings- en ontsmettingsinstallaties. Daarnaast moet er een systeem worden ontwikkeld om de groeiremmende factor te voorkomen of te elimineren (zie 4.1).
13
Een ander knelpunt is dat recirculatiesystemen vaak niet goed worden ontworpen, aangelegd en gebruikt of niet zijn aangepast aan de veranderde bedrijfsomvang. Installateurs en teeltvoorlichters sturen hier te weinig op aan. Kwantificering van de problematiek is momenteel niet mogelijk: niet bekend is hoeveel telers nog geen goede bedrijfsuitrusting hebben en waar de belangrijkste verbeteringen nodig zijn. Recirculatie bij de grondgebonden teelten wordt daarnaast bemoeilijkt doordat inzijging en kwel het drainagewater beïnvloeden. Daar komt nog bij dat het gietwateroverschot vaak onvolledig in het drainagesysteem wordt opgevangen.
Bron: WUR
14
2.2
Doelstellingen
Doelstellingen voor watermanagement De einddoelstelling (2027) is dat de gietwatervoorziening afhankelijk van de teelt voor 80 tot 90% bestaat uit kwalitatief goed gietwater, afkomstig van een duurzame waterbron. Het gaat hier om hemelwater, maar ook om teruggewonnen waterstromen uit eigen bedrijf of een collectief van bedrijven of gezuiverde afvalwaterstromen, zoals bijvoorbeeld effluent van een RWZI . Tabel 2 geeft de differentiatie van de doelstelling naar de vier teeltgroepen, die in het kader van Groen Label Kas zijn gedefinieerd op basis van de waterbehoefte. De bijbehorende opslagcapaciteit is ontleend aan een overzicht van Groen Label Kas. Teeltgroep3
% duurzame waterbron
minimale opslagcapaciteit
groep 1 (waterverbruik 3000- 4000 m3/ha/jr)
90%
1000 m3/ha
groep 2 (waterverbruik 4001-5500 m3/ha/jr)
90%
1500 m3/ha
groep 3 (waterverbruik 5501- 7000 m3/ha/jr)
80%
1500 m3/ha
groep 4 (waterverbruik meer dan 7000 m3/ha/jr)
80%
2250 m3/ha
Tabel 2: doelstelling voor watermanagement per teeltgroep Op dit moment voldoet ca. 25 % van de bedrijven hier aan (zie H.2.1.1). Tussendoelstellingen wat betreft het percentage bedrijven dat beschikt over resp. 80% en 90% gietwatervoorziening uit duurzame bron: - vanaf 2011 voldoen nieuwe bedrijven aan de einddoelstelling (tabel 2) - in 2015 voldoet 40% van de bestaande bedrijven - In 2021 voldoet 75% van de bestaande bedrijven Doelstellingen voor bedrijfsuitrusting Einddoelstelling (2027) is dat alle proceswaterstromen (op één of enkele punten) worden opgevangen, van waaruit de totale stroom behandeld en hergebruikt kan worden. De waterstromen zijn drainwater, filterspoelwater, condenswater, percolatiewater, reinigingswater gebruikt bij de teeltwisseling, gemorst water met gewasbeschermingsmiddelen en condensorwater en condensatiewater m.b.t. het ‘nieuwe telen’. Tussendoelen: • Op de korte termijn (2012) zijn telers bewust van het belang van een goede bedrijfsuitrusting en weten zij hoe de ideale inrichting van het bedrijf er uitziet. Adviseurs en leveranciers spelen hierin een cruciale rol, zij leggen de telers een blauwdruk voor van de juiste inrichting. • Vanaf 2012 hanteren alle nieuwe bedrijven de blauwdruk voor juiste inrichting en voldoen daarmee aan de einddoelstelling (opvang alle proceswaterstromen) • In 2020 voldoet 50% van alle telers aan de einddoelstelling
2.3 Lacunes De inventarisatie van projecten leert ons dat voor het onderdeel watermanagement het onderzoek zich richt op het verkrijgen van kennis over mogelijkheden en kosten van wateropslagsystemen. Behoefte is aan meer zicht op de mogelijke benutting van alternatieve waterstromen vanuit de kas als gietwater, zoals condensorwater (rookgassen, WKK) en het condensatiewater van ‘het nieuwe telen’. Voor condensorwater WKK is onderzoek gestart.
Groep 1: (Pot)anthurium, bramen, Euforbia fulgens, forsythia, sering, stekken, cymbidium, Phalaenopsis, potplantengroep I, asperge en opkweekbedrijven groep I. Groep 2: Alstroemeria, amaryllis, anemoon, aster, chrysanten op substraat, freesia, lelie, nerine, potplantengroep II, opkweekbedrijven groep II ,aardbei, augurk, bladgewassen, bospeen, koolgewassen, radijs en framboos. Groep 3: Anjer, bouvardia, eustoma, gerbera, gypsophilla, courgette en bonen Groep 4: Chrysant, roos, aubergine, tomaat, komkommer, paprika en pepers.
3
15
Ook is er gebrek aan kennis op het gebied van aanvullende gietwatervoorzieningen: • wat is de huidige situatie, welke bronnen zijn plaatselijk beschikbaar, wat is kwaliteit en prijs hiervan? • alternatieven voor aanvullend water: verbeteren van zuivering van leidingwater, verwerken reststroom van waterzuivering ter voorkoming van milieubelasting. Naast bovengenoemde lacunes t.a.v. gietwaterbronnen is er ook behoefte aan kennis over verdergaande benutting van dubbel ruimtegebruik (efficiëntere wateropslag). In het Besluit Glastuinbouw is al beleid ingezet om te zorgen voor hemelwatercapaciteit. Dit is echter onvoldoende om de doelstelling te bereiken. Het Ruimtelijke ordeningsinstrumentarium, zoals watertoets, Structuurvisie en waterplannen, zou mogelijkheden kunnen bieden om voorwaarden te stellen aan wateropslag en wateronttrekking. Behoefte is aan inzicht in de inzetbaarheid van dit instrumentarium: • welke mogelijkheden bieden de ruimtelijke instrumenten om te sturen in watermanagement en inrichting van nieuwe bedrijven? • zijn er knelpunten om de benoemde mogelijkheden daadwerkelijk te benutten; zo ja hoe kan dit worden opgelost? Tevens kan bezien worden of de combinatie van gietwateropslag met waterberging (ter voorkoming van wateroverlast) op grotere schaal kan worden doorgevoerd, zodat ook hiermee de ruimtebenutting efficiënter wordt. Tenslotte is het van belang om vast te stellen wanneer een gietwaterbron duurzaam is, waarbij ook rekening wordt gehouden met de andere milieucompartimenten. Financiële regelingen stimuleren de tuinders om te investeren in duurzaamheidsmaatregelen. De Groen Label Kas (GLK) stimuleert nu diverse maatregelen die een bijdrage leveren aan emissiereductie. Een totaaloplossing voor 100% gesloten bedrijven ontbreekt nog in de GLK en VAMIL/MIA4. Telen met toekomst heeft een protocol ontwikkeld voor storingsmanagement en toetst deze nu in de praktijk. Het protocol bevat praktische tips voor telers hoe ze moeten handelen om (het effect van) storingen en lekkages te beperken en welke maatregelen ze kunnen nemen om zo min mogelijk te hoeven lozen. Ingezet moet worden op het stimuleren van het nemen van maatregelen, bijvoorbeeld aan de hand van een blauwdruk voor de juiste inrichting. Op dit moment is er geen totaalbeeld van de situatie op de bedrijven m.b.t. de bedrijfsuitrusting. Om gerichte (stimulerings) maatregelen in te kunnen zetten is het nodig om zicht te hebben op het aantal en type bedrijven dat de inrichting nog niet op orde heeft en de knelpunten waar de telers tegenaan lopen. Ook is een totaalbeeld essentieel om de doelstelling (2.2) te kunnen monitoren.
4
16
VAMIL staat voor Willekeurige afschrijving milieuinvesteringen, MIA voor Milieuinvesteringsaftrek. Beide zijn fiscale regelingen.
3. Teeltstrategie 3.1
Probleemstelling
Naast de meer generieke maatregelen op het gebied van watermanagement kunnen telers ook gerichte, op de teelt toegesneden teeltmaatregelen nemen om emissies naar oppervlaktewater en grondwater te beperken. Vooral bij grondgebonden teelten is met een geoptimaliseerde gietwater- en mestgift een belangrijke reductie van mineralenemissie te behalen. Voor grondgebonden bedrijven is emissieloos telen lastiger te realiseren dan voor substraatbedrijven, en in sommige gebieden is dit doel misschien niet bereikbaar. In die gevallen kunnen nieuwe teeltconcepten uitkomst bieden of beleidsmaatregelen noodzakelijk zijn. Teeltmaatregelen zijn ook essentieel voor het tegengaan van emissies van gewasbeschermingsmiddelen. Emissiereductie is mogelijk door: • terugdringen van het gebruik van chemische middelen door grotere inzet van biologische bestrijding en geïntegreerde gewasbescherming; • inzet van optimale toedieningtechnieken; • opvang van condenswater en (als de kas niet dicht is) het eerste afstromende hemelwater; maatregelen die verplicht zijn in het kader van het Besluit Glastuinbouw; • inzet van zuiveringstechnieken voor afbraak/zuivering van gewasbeschermingsmiddelen in het afvalwater. In dit hoofdstuk worden biologische bestrijding, geïntegreerde gewasbescherming en optimale toedieningtechnieken besproken. De zuiveringstechnieken komen in H.4 aan de orde.
3.1.1
Optimale water- en mestgift
Optimalisering van de water- en mestgift moet bezien worden in relatie met de verliezen naar het milieu. Een hoge water- en mestgift hoeft geen probleem te zijn als geteeld wordt in een gesloten systeem. In de huidige bemestingspraktijk, die gebaseerd is op ervaring en gevoel, is met sturing op maximaal hergebruik van drainwater veel milieuwinst te bereiken. Een optimale water- en mestgift vereist specifieke kennis over de verschillende teelten onder verschillende omstandigheden. Veel is nog onbekend, ook in het ‘nieuwe telen’ (gesloten kas, energie onder de knie etc.) dat gevolgen heeft voor het gebruik van mineralen. Knelpunt bij de introductie van mestmaatregelen is dat tuinders besparing op meststoffen en water vaak niet als een urgent probleem ervaren. Met een reductie van mest- en watergift is slechts een beperkte financiële besparing te behalen, terwijl er een mogelijke opbrengstreductie als risico tegenover staat. Bij substraatteelt kan verlaging van de watergift leiden tot ongelijkheden in meststoffen en vocht en daardoor tot productiebeperking. Een hoge watergift is nodig vanwege de ongelijkheid in waterafgifte van de irrigatiesystemen, plaatselijke verschillen in transpiratie en de beperkte buffer van het substraat. Hoge watergift in substraatteelt is overigens geen probleem als alles wordt gerecirculeerd. Voor het optimaliseren van de mestgift is het bemestingsadvies essentieel, omdat de teler dit als richtinggevend ervaart. Daarnaast is kennis over de precieze samenstelling van de meststoffen belangrijk: welk gehalte aan dragende en/of schadelijke stoffen die op kunnen hopen is aanwezig in de meststoffen (hiernaar wordt momenteel onderzoek gedaan door TNO met financiering van PT). In de substraatteelt is het van belang om te voorkomen dat een overschot aan meststoffen in het drainwater ontstaat, waardoor spuien nodig is. Aanpassen van het bemestingsadvies is maatwerk en dus kostbaar als het voor alle gewassen moet gebeuren. Ook kunnen andere overwegingen meespelen om de bemesting niet te verlagen, bijvoorbeeld bij gewassen waarbij de smaak afhankelijk is van een hoge EC. Bij vruchtgroenten vindt bij het beëindigen van de oude teelt en de start van de nieuwe teelt structureel emissie plaats. Dit kan beperkt worden door het volgen van de juiste stappen in de juiste volgorde en het volledig recirculeren bij de start van de nieuwe teelt. ‘Telen met toekomst’ ontwikkelt en toetst een protocol voor de teeltwisseling en start van de teelt. In de grondgebonden teelt kan extra uitspoeling van mineralen optreden in gevallen dat de grond ter preparatie van de teelt wordt doorgespoeld met gietwater. Reden van het doorspoelen is het verwijderen van zouten of ongewenste stoffen uit de teeltlaag, na stomen (mangaan) of compost inbrengen. Dit vindt alleen plaats bij grondsoorten en gewassen die gevoelig zijn voor deze stoffen. In de teelt zelf wordt
17
soms ook een overdosering aan water gegeven om ballaststoffen uit te spoelen, bijvoorbeeld als het uitgangswater te veel natrium bevat. Andere factoren die leiden tot een te grote watergift zijn gebrek aan kennis over de juiste mestdosering (t.g.v. verouderde bemestingsadviezen) en een slechte waterverdeling door een verouderd, vervuild systeem of een niet optimaal afgestelde watertechnische installatie. Een goed afgestelde installatie kan de overdosering beperken tot maximaal 10%. Een belangrijke factor is ook het risicomijdend gedrag (vochttekort leidt tot groeireductie en ongelijkheid) en het ontbreken van adequate hulpmiddelen om een benodigde watergift af te stemmen op de gewasbehoefte. In de grondgebonden teelt zijn er grote verschillen tussen gewassen en bedrijven (grondsoort, hydrologie, biologische teeltwijze), dit maakt een eenduidige aanpak gecompliceerd. Een advisering op maat is hier een gewenste aanpak. Vooral bij bedrijven met hoge mest- en watergift kan een bedrijfsdoorlichting op de mest- en waterbalans in relatie tot de gewasbehoefte een effectieve aanpak zijn. Systeeminnovaties kunnen een oplossing zijn voor de grondgebonden teelt. Met telen los van de ondergrond (substraatteelt, substraatbedden, wortelbeneveling) is het beter mogelijk om de mest- en watergift te sturen en emissies te beperken. Als beleidsmaatregel is het mogelijk om grondgebonden teelten in bepaalde gebieden te verbieden. Zo heeft Provincie Zuid-Holland een dergelijk verbod voor nieuwe grondgebonden bedrijven in gebieden waar sprake is van kwel en verzilting. Voor de biologische teelt lijkt een nulemissie vanuit de bodem vooralsnog niet mogelijk. Nutriënten worden in deze teelt vooral in de vorm van dierlijke mest toegediend. De mest bevat meerdere mineralen en kan van samenstelling wisselen. Evenwichtsbemesting is niet mogelijk omdat niet op afzonderlijke mineralen gestuurd kan worden. Telen los van de ondergrond is niet zonder meer een toekomstige oplossing voor de biologische teelt, omdat deze op grond van EKO- regelgeving grondgebonden is.
Bron: WUR
18
3.1.2 Biologische bestrijding en geïntegreerde gewasbescherming Biologische bestrijding draagt bij aan het voorkomen van de emissie van chemische gewasbeschermingsmiddelen naar het milieu. Het is echter geen oplossing voor alle knelpunten. Correctiemiddelen blijven noodzakelijk, met de voorwaarde dat deze integreerbaar zijn met de natuurlijke vijanden. Sommige van deze integreerbare middelen zijn echter schadelijker voor het milieu dan minder goed of slecht integreerbare middelen. Het CBS (2006) rapporteert een inzet van biologische bestrijders op circa 90% van het oppervlak in de groenteteelt onder glas. Telers van bloemen onder glas maken in mindere mate gebruik van biologische bestrijding, namelijk (afhankelijk van het gewas) op 8 tot 60% van het oppervlak. Dit heeft enerzijds te maken met de diversiteit aan sierteeltgewassen en daardoor gebrek aan kennis over de specifieke soorten en teeltwijzen. Biologische bestrijding is maatwerk en concepten vanuit vruchtgroenten zijn niet zomaar vertaalbaar naar de sierteelt. Een andere oorzaak van het achterblijven van biologische bestrijding in de sierteelt is de lagere schadetolerantie: cosmetische schade voor de gehele plant moet voorkomen worden. Daarnaast geldt voor de sierteelt dat de marktvraag leidend is bij de raskeuze. Volgens het CBS (2006) neemt biologische bestrijding in de sierteelt wel geleidelijk toe en is de situatie in groentegewassen onder glas stabiel. Ook de inzet van GNO’s (gewasbeschermingsmiddelen van natuurlijke oorsprong) in plaats van de synthetische middelen kan emissie naar het milieu verminderen. GNO’s zijn niet-persistent en worden in de natuur en door blootstelling aan licht of zuurstof gemakkelijk afgebroken. Een knelpunt bij de inzet van natuurlijke vijanden en GNO’s is dat de relatief hoge kosten kunnen leiden tot een onderdosering, wat negatieve gevolgen heeft voor de effectiviteit. Oorzaak van een suboptimale prestatie is ook dat veel natuurlijke vijanden niet op maat van het gewas ontwikkeld zijn. Te weinig is bekend over de omstandigheden waaronder GNO’s optimaal werken en de invloed hierop van het gewas. Nog veel minder is bekend over de interacties en mogelijkheden in de grond. Geïntegreerde gewasbescherming betekent een zodanig teeltmanagement, inclusief preventieve maatregelen en de inzet van biologische middelen, dat de milieubelasting wordt beperkt onder een economisch verantwoorde bedrijfsvoering. In de glastuinbouw is de basis het gebruik van natuurlijke vijanden en, in mindere mate, GNO’s. Om dit gericht in te kunnen zetten vinden gewasinspecties (signaalplaten, scouten) op insecten en ziekten plaats. De toepassing van bedrijfshygiënische maatregelen is zeer gewasafhankelijk en afhankelijk van het al dan niet voorkomen van niet- of moeilijk bestrijdbare problemen zoals virussen. Doorontwikkelen van biologische bestrijding (natuurlijke vijanden, GNO’s) biedt kansen – met name als deze gewasspecifiek geselecteerd worden. In de praktijkgroepen van Telen met toekomst zijn goede ervaringen opgedaan met het afwisselen van middelen ter voorkoming van resistentie, gecombineerd met keuze voor middelen die niet schadelijk zijn voor natuurlijke vijanden en voor middelen met geringe milieubelasting. Probleem is dat in veel gevallen de keuze in toe te passen middelen zeer beperkt is. Telen met toekomst zet ook andere maatregelen in om de emissieroutes te beperken. Geïntegreerde gewasbescherming in de glastuinbouw neemt toe, zowel ingegeven door milieubewustzijn van de sector als door resistenties en sanering van het middelenpakket. Een verdere toename lijkt goed realiseerbaar, te meer omdat geïntegreerde gewasbescherming niet tot hogere kosten hoeft te leiden en zelfs tot kostenverlaging kan leiden. Er is veel winst te behalen met veredeling op rassen die minder gevoelig zijn voor ziekten en plagen, en de keuze om deze rassen te telen. Bij vruchtgroenten vindt deze rassenkeuze voor een aantal ziekten al plaats. Bij sierteelt zijn er wel mogelijkheden (bijv. bij huidige rassen chrysant en roos is er variatie) maar hier dicteert de markt over het algemeen meer dan bij de vruchtgroenten welke rassen worden geteeld. Met de juiste keuze in voeding en klimaat zijn gevoelige rassen wel wat minder gevoelig te maken. Gewasbeschermingsonderzoek is gericht op herontwerp van het systeem, waarbij niet de chemie maar weerbare teeltsystemen het vertrekpunt is. Dit geeft meer kansen tot het volledig beheersen van ziekten en plagen. Het weerbare teeltsysteem heeft als kenmerken: 1) minder vatbare plant, 2) minder vatbaar gemaakte plant (teeltmaatregelen), weerbaar substraat, bodem, water 3) weerbare phylosfeer (plantplaag-bestrijder interacties) 4) optimaal klimaat. 3.1.3.
Optimale toedieningtechnieken gewasbeschermingsmiddelen
Emissie van chemische gewasbeschermingsmiddelen kan ook worden teruggedrongen door toepassing van toedieningstechnieken die er voor zorgen dat het middel zo veel mogelijk op de juiste plek terecht komt. Het gaat er dan om de juiste techniek te vinden bij een bepaalde teelt / aantaster combinatie, 19 19
zoals ‘onderdoor’spuittechnieken (zakpijpen) tegen spint aan onderkant blad van chrysant. Spuiten met luchtondersteuning en schuin spuiten zijn doorgaans iets effectiever omdat dieper het gewas ingedrongen wordt. Ook moeten de huidige technieken op de juiste manier worden ingezet: juiste spuitdruk, loopsnelheid, aantal doppen, doptype, etc. Uit recente spuitproeven in tomaat blijkt dat onder standaard praktijkomstandigheden (good practice) ca. 10% van het middel in mat of op goot terecht komt en zo dus direct in de waterstroom. Een fors deel gaat verloren doordat het op de grond valt zonder het gewas te raken en veel middel druipt van het gewas terwijl dat niet nodig is voor een goede toepassing. Precisietechnieken om zeer gericht te spuiten, in combinatie met automatisering/ robotisering en visiontechnieken bieden voor de lange termijn perspectief. Het gebruik van tunnels of plaatsen van een cabine over het gewas heen vindt bij potplanten al plaats en is een zeer perspectiefvolle mogelijkheid om emissie te beheersen. Belangrijk knelpunt voor toepassing van emissiearme technieken zijn de kosten. Per aantaster/plantcombinatie is maatwerk nodig, waardoor per bedrijf meerdere technieken beschikbaar moeten zijn. Verder is het met name bij tunnelspuiten niet duidelijk wat de gevolgen zijn voor de veiligheid van werknemers: wanneer mogen planten uit de tunnel i.v.m. druipen, dampen ed. Ook gebrek aan kennis kan een oorzaak zijn van het niet optimaal toedienen. Een voorbeeld is het niet optimaal meedruppelen van gewasbeschermingsmiddelen in het watergeefsysteem, met name ook in relatie tot het moment van spui. Opstellen en verspreiden van Good Practices kan hier verbetering brengen. Zo heeft ‘Telen met toekomst’ een protocol opgesteld voor meedruppelen van Admire in gerbera en roos; deze wordt momenteel verbreed tot protocollen voor druppeltoepassingen in snijbloemen, potplanten en vruchtgroenten. Daarnaast is een protocol in ontwikkeling voor optimale toediening van bodemfungiciden en andere middelen in grondteelten (m.n. chrysant). Ook is verbetering te behalen met goed onderhoud van de toedieningsapparatuur.
Bron: WUR
20
3.2
Doelstellingen
Optimale water/mestgift Algemene doelstelling voor de water- en mestgift is dat deze zijn afgestemd op de behoefte van het gewas. Om dit te realiseren voor substraatteelten wordt als doel geformuleerd: • In 2012 zijn de watergeefsystemen zodanig verbeterd dat het percentage drain i.v.m. de ongelijkheid van het watergeefsysteem beperkt blijft tot max. 10%. Nieuwe bedrijven passen dit toe. • In 2015 is een model beschikbaar voor optimale water/mestgift en wijkt de gift maximaal 10% af van het ontwikkelde model. • Voor bedrijven die volledig recirculeren en geen emissie hebben gelden geen beperkingen. In 2027 zou dit dan voor alle bedrijven aan de orde zijn. Om de afstemming van water- en mestgift op grondgebonden teelten te realiseren is het doel: • In 2012 zijn de watergeefsystemen zodanig verbeterd dat het beregeningsoverschot i.v.m. de ongelijkheid van het watergeefsysteem beperkt blijft tot max. 10%. • In 2014 is een systeem ontwikkeld voor advisering op maat en wordt hier mee gewerkt door alle teeltadviseurs en leveranciers. Element hierin is bedrijfsdoorlichting op de mest- en waterbalans, daarnaast maken sensoren en instrumenten voor meting van verliezen deel uit van het systeem. Daarnaast als doelstelling voor grondgebonden teelten: • In 2015 zijn teeltconcepten en technische toepassingen beschikbaar voor de grondgebonden teelt waarbij water- en nutriëntenstromen beter beheersbaar zijn (bijv. teelt los van de ondergrond). Biologische bestrijding, geïntegreerde gewasbescherming en optimale toedieningtechnieken: Het Convenant Duurzame Gewasbescherming uit 20035 bevat doelstellingen voor de reductie van de milieubelasting door gewasbeschermingsmiddelen voor de land- en tuinbouw. Om dit te bereiken werken de convenantpartners gezamenlijk aan een duurzame, geïntegreerde gewasbescherming. In het kader van deze uitvoeringsagenda worden vanuit GlaMi als specifieke doelen voor de glastuinbouw geformuleerd: • Verder bevorderen biologische bestrijding (door onderzoek naar nieuwe bestrijders, onderzoek naar effecten in diverse gewassen, etc) • Stimuleren van de ontwikkeling van weerbare teeltsystemen waardoor het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen nog verder omlaag gebracht wordt. Medio 2010 is een inventarisatie gereed, waarbij in beeld is wat gedaan moet worden voor welke teelten. Op basis hiervan specifieke doelstellingen per teelt(groep) maken. • Samenwerken met handel/retailsector om via bijvoorbeeld keurmerken de keuze van de consument te beïnvloeden richting minder milieubelastende producten (bv. resistente rassen). Hierbij vooral inzetten op bloementeelt; voor groenteteelt gebeurt al e.e.a. • Optimaliseren van de toedieningstechnieken, zodat het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen nog verder omlaag kan. Medio 2010 is in kaart gebracht welke perspectieven er zijn en hoe deze verder uitontwikkeld dienen te worden.
3.3 Lacunes Optimale mest/watergift: Uit het overzicht blijkt dat het onderzoek vooral betrekking heeft op: • Ontwikkeling van monitoring- en managementsystemen. Voor substraatteelt is het Hydrionlinesysteem ontwikkeld, deze scoort echter laag op o.a. praktische toepasbaarheid. Voor grondteelten is onderzoek gepland (in aanvraag voor KRW-subsidie) voor het ontwikkelen van een watergeefstrategie (waterbalans, inzet lysimeter en vochtsensoren) • Optimale verhouding meststoffen, mogelijkheden voor reductie nutriëntengift en (aanpassen?) bemestingsadvies
Het Convenant Duurzame Gewasbescherming is ondertekend door LNV, VROM, Stichting Natuur & Milieu (trok zich in 2004 terug) LTO Nederland, Agrodis, Nefyto, VEWIN en Unie van Waterschappen. In de nota Duurzame gewasbescherming zijn de doelen en maatregelen uit het convenant overgenomen en extra doelen (voor andere thema’s) opgenomen. Doelstelling voor de land- en tuinbouw is een reductie van de milieubelasting van 95% in 2010 t.o.v. 1998. Na de looptijd van het convenant (2011) worden de doelen en resultaten geëvalueerd.
5
21 21
• • •
Waterbalans opstellen van enkele specifieke gewassen en voorstel normering voor watergebruik diverse gewassen (deze scoort laag op toepassing) Nieuwe teeltsystemen voor grondgebonden teelt: diverse methoden zijn onderzocht en in uitvoering Verbeterde regelingen van drainagehoeveelheid en van het bijmengen van drainwater in de aanvoerstroom.
Wat betreft overheidsbeleid is vooral de zorgplicht voor de grondgebonden teelt van belang. In het Activiteitenbesluit is in 2011 een zorgplicht voorzien: de teler moet zorgdragen voor afstemming van mestgift op gewasbehoefte. Kijkend naar enerzijds de doelstellingen en anderzijds de overzichten van projecten en beleid komen de volgende lacunes naar voren: • managementsysteem water/mesthuishouding grondgebonden teelten (als het geplande onderzoek wordt uitgevoerd kan dit als basis dienen) • onderzoeksgegevens over benodigde watergift afzonderlijke gewassen en opstellen handzame normering • adequate bemestingsadviezen voor afzonderlijke gewassen • kennis bij teler over juiste waterdosering/waterbalans, bemestingsadvies etc. • in de praktijk toepasbaar management/monitoringsysteem voor besturing van hoeveelheid en samenstelling van de voedingsoplossing in substraatteelten • irrigatiesystemen die gelijkmatige waterafgifte mogelijk maken • teeltadviseurs die vermindering emissies in hun advies meenemen • nieuwe teeltsystemen voor grondgebonden bedrijven • beeld van vestigingsmogelijkheden van grondgebonden bedrijven: in welke gebieden of onder welke voorwaarden is dit toelaatbaar? Biologische bestrijding en geïntegreerde gewasbescherming Veel onderzoek is uitgevoerd naar zowel biologische als geïntegreerde bestrijding van ziekten en plagen van afzonderlijke gewassen. Dit heeft een vergroting van het assortiment biologische bestrijders en middelen opgeleverd waardoor er een enorme verhoging van de inzet van biologische bestrijders plaats kon vinden. Vooral de bloementeelt heeft hiermee een sprong kunnen maken. Glasgroententeelten passen voor het merendeel volledig geïntegreerde gewasbescherming toe; sommige teelten kunnen bijna het hele seizoen door met alleen biologische bestrijding uit de voeten. Lacunes voor biologische/geïntegreerde bestrijding: • hoe weerbaarheid van plant en gewas te verhogen door teeltmaatregelen • meer teeltspecifieke biologische bestrijders • meer kennis over overlevingsstrategieën van natuurlijke vijanden • ontwikkeling stuurmogelijkheden omgeving (klimaat, bodem, water, plant) op aantasters en bestrijders • sturen van vraag naar resistente rassen door consument Optimale toedieningstechnieken Onderzoek is gericht op: • Emissiearme toedieningstechnieken in potplanten, waaronder schuim (WUR/PT) • Emissieroutes gewasbeschermingsmiddelen in tomaat (Tmt) • Ontwikkelen protocollen voor optimale toediening druppeltoepassingen (substraatteelten) en optimale toediening bodemfungiciden grondteelten (Tmt) • Optimalisering huidige toedieningstechnieken in tomaat en potplant (Gezonde Kas) • Ontwikkeling miocrosprayer in tomaat en potplanten (Gezonde Kas) • Ontwikkeling UV belichting als alternatieve preventieve en curatieve methode (Gezonde Kas) Kennisoverdracht naar telers vindt vooral plaats door LTO Groeiservice, aan de hand van boekjes en website, en door het project Telen met toekomst. Lacunes voor de optimale toedieningstechnieken zijn: • inzicht in perspectieven en mogelijkheden voor verdere verbeteringen toedieningstechnieken • kennis over afbraak middelen onder praktijkomstandigheden • doorontwikkelen nieuwe technieken (schuim e.a. technieken, precisietechnieken) • doorontwikkelen tunnelspuiten • verdere uitwerking protocol meedruppelen imidacloprid naar andere gewassen en middelen: dus hoe (hele kas tegelijk, per kraanvak, per druppelslang?) en wanneer meedruppelen. De gelijkheid van het irrigatiesysteem heeft hier ook mee te maken.
22
4. Technieken voor behandeling waterstromen 4.1
Probleemstelling
Naast de maatregelen op het gebied van watermanagement en teeltstrategie zijn vaak aanvullende technieken voor zuiveren of behandelen van de waterstromen nodig om een nullozing mogelijk te maken. Om het drain(age)water en afvalwater volledig te kunnen recirculeren is afdoding van micro-organismen nodig of verdergaande zuivering of afbraak van bijvoorbeeld groeibelemmerende stoffen. Om hier goed op te kunnen inspelen is meer bekendheid gewenst over het ontstaan van - voor plant en milieu schadelijk stoffen bij recirculatie en over de kritische factoren voor een goede gietwaterkwaliteit. Technieken voor zuivering van drainwater en afvalwater zijn in principe beschikbaar, de industrie past al vergaande waterzuivering toe. Het ontbreekt echter nog aan technieken die voor het proceswater in de glastuinbouw geschikt zijn en voor de individuele tuinder betaalbaar zijn. De betaalbaarheid komt dichterbij als bedrijven hierin samenwerken en gezamenlijke voorzieningen treffen. Een veelbelovende zuiveringstechniek is geavanceerde oxidatie (combinatie UV en waterstof-peroxide). Uit proeven blijkt dat geavanceerde oxidatie onder laboratoriumomstandigheden groeiremming vermindert en diverse gewasbeschermingsmiddelen afbreekt. De behandeling van filterspoelwater vergt speciale aandacht. Deze stroom bevat (soms hoge gehalten) gewasbeschermingsmiddelen en nutriënten en is verontreinigd met organisch materiaal. Nu mag deze stroom nog op het riool worden geloosd. Door de organische vervuiling is het niet geschikt voor hergebruik. Telen met toekomst onderzoekt de mogelijkheden voor behandeling van filterspoelwater en ontwikkelt ‘best practices’ voor toepassing in de praktijk. Naast recirculatie is het ook mogelijk om het spuiwater of andere stromen te reinigen van meststoffen, gewasbeschermingsmiddelen en andere milieuverontreinigende stoffen, en het gezuiverde water te lozen. Aandachtspunt is dat het te lozen water voldoet aan de eisen van het bevoegd gezag en dat het concentraat verantwoord kan worden verwerkt. Ook toepassing van het proceswater in andere sectoren is een optie, bijvoorbeeld in de algenteelt of de viskwekerij. Als gebruik gemaakt wordt van brak grondwater zijn ontzoutingstechnieken nodig die leiden tot aanzienlijke reststromen (brijn). Gezocht moet worden naar mogelijkheden om de waterkringloop ook hier zo volledig mogelijk te sluiten en bij onvermijdelijke reststromen naar afzetmogelijkheden te zoeken. Om te komen tot een marktbaar product moet enerzijds geïnvesteerd worden in technieken die een verdergaande ontzouting mogelijk maken, anderzijds moet op zoek gegaan worden naar afzetmogelijkheden. Provincie Zuid-Holland evalueert momenteel haar beleid dat is gericht op het per juli 2013 toetsen aan de geldende normen voor het lozen van brijn. Voor nieuw te ontwikkelen bedrijven worden de lozingsnormen per 2009 al gehanteerd. Volgens de huidige inzichten zijn vooral de concentraties zware metalen in brijn de bottleneck voor lozing naar dieper grondwater. In de evaluatie gaat de provincie na onder welke voorwaarden restlozingen zijn toegestaan. Hieraan zal een afweging ten grondslag liggen tussen economische belangen van de sector, het wettelijk kader en milieubelangen. In de evaluatie betrekt Zuid-Holland tevens een inventarisatie van maatregelen om brijn te voorkomen en technische mogelijkheden om brijn te verwerken. Brijn ontstaat ook bij toepassing van omgekeerde osmose op oppervlaktewater of leidingwater. Beide technieken zijn beschikbaar, maar duurder dan omgekeerde osmose op grondwater. Bij toepassing op oppervlaktewater is een uitgebreide voorfiltratie nodig en bij toepassing op leidingwater maakt de inkoop van leidingwater de toepassing duur. Beide technieken worden in de praktijk ook niet toegepast, omdat het brijn niet geloosd mag en/of kan worden.
4.2
Doelstellingen
De doelstellingen voor technieken luiden: • 2010: nieuwe bedrijven passen beschikbare technieken toe. • 2015: bestaande bedrijven passen beschikbare technieken toe. Verwacht wordt dat dan technieken beschikbaar zijn voor hergebruik van filterspoelwater en gebruik van condensatiewater van (semi) gesloten teeltsystemen als gietwater. • 2022: er zijn betaalbare technieken beschikbaar die in staat zijn om afvalwater zodanig te zuiveren dat (nagenoeg) 100% herbruikbaar is of zonder problemen geloosd kan worden. • 2027: de technieken worden op alle bedrijven waar nodig toegepast.
23 23
Voor brijn kan nog geen doelstelling worden opgenomen. Het beleid voor brijn is in voorbereiding en wordt opgenomen in het Activiteitenbesluit (2011). De uitvoeringsagenda zal hier t.z.t. op aangepast worden.
4.3 Lacunes De inventarisatie van projecten geeft aan dat onderzoek naar technieken zich richt op: • Beoordeling zuiveringstechnieken op effectiviteit en economische haalbaarheid • (Door)ontwikkeling zuiveringstechnieken voor nutriënten, gewasbeschermingsmiddelen (geavanceerde oxidatie, koolstoffilter) of beide (o.a.Memstill) • verwijdering van nutriënten met b.v. algencultuur, visteelt (afvalwater als grondstof) en rietbedfilter, kristallisatie • (Door)ontwikkeling zuiveringstechnieken voor industrieel afvalwater en RWZI, vooral gericht op N/P • M.b.t. brijn voert prov.Z-Holland een evaluatie uit; hierin ook gekeken naar alternatieven voor gebruik grondwater en het voorkómen van brijn. • In 2010 starten diverse onderzoeken naar verwerkingsmethoden van brijn Lacunes: • Behandeling filterspoelwater en oplossing afvoer van slibafval uit filterspoelwater • Oorzaken groeiremming en behandelingsmethode om groeiremming te voorkomen • Vertrouwen in ontsmetters • Betaalbare zuiverings- en behandelingstechnieken voor nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen. Voorbeelden voor nutriënten: indikken drainagewater, waterzuivering op niveau van elementen (natrium, borium, nikkel enz.) met een lage/geen milieubelasting. Voorbeeld voor gewasbeschermingsmiddelen: mobiele zuiveringsinstallatie, in te huren als geloosd gaat worden • Behandeling brijn tot marktbaar product
Bron: WUR
24
5.
Gebiedsaanpak
5.1
Probleemstelling
In het voorgaande is gekeken naar maatregelen en kansen op bedrijfsniveau of op het niveau van enkele bedrijven. In dit hoofdstuk komen mogelijkheden in beeld op het niveau van een groter cluster van glastuinbouwbedrijven of een gebied. Voor een cluster van bedrijven kunnen gezamenlijke voorzieningen voor de wateropvang of zuivering van afvalwater interessant zijn, zowel uit oogpunt van beschikbaarheid van gietwater als uit financiële overwegingen. Gezamenlijke wateropvang is vooral interessant voor stedelijke gebieden in West-Nederland. Daar is voor individuele bedrijven de ruimte voor bassins vaak beperkt en zijn de kosten relatief hoog door de hoge grondprijs. Ook wisselwerking tussen glastuinbouwbedrijven met de omgeving biedt kansen, met name voor de gietwatervoorziening. Door het combineren van functies en gebruik te maken van economische belangen en mogelijkheden in de directe omgeving ontstaan meer concepten die tevens financieel aantrekkelijker zijn. Gebiedsspecifieke kansen liggen in samenwerking met andere bedrijfstakken en combinatie met woningbouw en stadsontwikkeling. Interessante opties zijn bijvoorbeeld wateropslag in industriegebieden en het aanleveren van gezuiverd proces/afvalwater vanuit de industrie of RWZI’s. Ook kansrijk is het zuiveren van afvalwater uit de glastuinbouw met als doel dit te lozen in gebieden waar sprake is van verdroging. Een belangrijke hindernis bij het realiseren van gebiedsgerichte projecten is de complexiteit ervan. De betrokkenheid van veel verschillende partijen vergt een doordachte en gedegen aanpak en goede afspraken over verantwoordelijkheden en financiering. De complexiteit heeft effect op de risicobeleving van de betrokken tuinders, die bijvoorbeeld huiverig zijn voor het gebruik van afvalwater van andere tuinbouwbedrijven. Zij willen daardoor extra zekerheid en risicodekking inbouwen, wat extra kosten met zich meebrengt. Voor hele grote projecten is het op dit moment niet mogelijk om een schadeverzekering af te sluiten voor schade die ontstaat door het gebruik van slecht gietwater, geleverd door derden.
5.2
Doelstellingen
Doelstelling voor de cluster- en regionale aanpak is om door middel van beleid en onderzoek te stimuleren dat wordt ingezet op vier richtingen: 1. Collectieve hemelwateropslag en collectief gebruik van aanvullend hemelwater van verharde oppervlaktes 2. Benutten van elkaars overschotten aan gietwater 3. Gebruik gezuiverd afvalwater uit industrie en gebouwde omgeving t.b.v. gietwatervoorziening in glastuinbouw. 4. Collectieve zuivering afvalwater uit de glastuinbouw, t.b.v. hergebruik als gietwater of aanvullen van watergangen die dreigen te verdrogen Op te leveren resultaten in 2011: • Een format of handreiking voor het inrichten van systemen, op basis van ervaringen uit eerdere projecten
5.3 Lacunes De projecten hebben betrekking op waterketensluiting bij een cluster van bedrijven, zoals in Overbuurtse Polder en Zuidplaspolder. Daarnaast zijn er diverse projecten waarbij er een wisselwerking is met de omgeving: Primaviera, Stad van de Zon etc. Om de cluster- en regionale aanpak te kunnen stimuleren is het van belang dat betrokkenen ervaringen uitwisselen en knel- en leerpunten van uitgevoerde en huidige projecten naar buiten brengen. Bijvoorbeeld hoe is in de projecten omgegaan met randvoorwaarden en risico’s op het gebied van waterkwaliteit en -kwanititeit, hoe dat is opgelost en hoe dit heeft doorgewerkt in de kosten (de maatschappelijke en exploitatiekosten).
6. Communicatie 6.1 Inleiding In de voorgaande hoofdstukken is vooral aandacht besteed aan het opdoen van nieuwe kennis en inzichten. Uiteindelijk gaat het er om dat de nieuwe inzichten en technieken vertaald worden naar de praktijk en door de teler worden toegepast. Communicatie is nodig om bewustwording en draagvlak bij de telers creëren. Dit hoofdstuk gaat in op de wijze waarop de communicatie wordt ingevuld.
6.2
Doelstellingen en doelgroepen
Uiteindelijke doelstelling is dat telers maatregelen treffen die een nulemissie tot gevolg hebben. Voor veel van de genoemde maatregelen en activiteiten uit de thema’s geldt dat kennisoverdracht naar de telers nodig is. Vervolgens moeten de telers ook maatregelen treffen en investeren in nieuwe technieken en installaties. Bewustwording van de teler is cruciaal en kan toegespitst worden op twee punten: • bewustwording van de emissieproblematiek: wat zijn gevolgen van te hoge emissies meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen. • bewustwording van wat de teler zelf in de bedrijfsvoering kan doen om emissies te reduceren. De volgende drie doelgroepen worden onderscheiden: 1. Bestaande en nieuwe bedrijven. De communicatieboodschap zal verschillend zijn voor deze groepen.De nieuwe bedrijven kunnen verdergaande maatregelen nemen dan de bestaande bedrijven, en worden dan ook geconfronteerd met verdergaande doelstellingen 2. Partijen rondom de telers Naast de telers moeten ook de organisaties en partijen rondom te telers worden benaderd. Teeltadviseurs, leveranciers, installateurs, banken etc. hebben grote invloed op investerings- en teeltbeslissingen van de tuinder. Ook voor deze actoren geldt dat ze zich bewust moeten zijn van de problematiek en de oplossingsmogelijkheden van wateremissies. Daarom moet ook kennisoverdracht naar en overleg met deze intermediaire partijen plaatsvinden. Zo spelen de adviseur en de installateur een sleutelrol bij de inrichting van het glastuinbouwbedrijf. De werkgroep Op WEGG van het platform Duurzame Glastuinbouw ontwerpt momenteel een blauwdruk voor de kassenbouw met een optimaal watersysteem ter voorkoming van emissies. Gebruik van zo’n blauwdruk door installateurs en ook door adviseurs kan veel impact hebben. 3. Partijen in het Platform Duurzame Glastuinbouw. De beleidsmedewerkers van rijk, provincies, gemeenten en waterschappen moeten weten wat de knelpunten en oplossingen zijn rond emissiereductie en daar in de beleidsuitvoering op inspelen. Kennis van de afspraken in de uitvoeringsagenda is van belang om te komen tot de vorming van goed beleid en handhaving, waarbij handhaving ook een voorlichtend en adviserend karakter heeft.
6.3 Aanpak en activiteiten. Telers nemen nieuwe technieken en maatregelen het beste over op hun bedrijf als ze effectief zijn, economisch perspectief bieden en betrouwbaar zijn. Om dit te bereiken wordt gekozen voor de volgende aanpak: • Telers laten zien wat collega-bedrijven aan milieuwinst boeken, bijvoorbeeld via een demonstratiebedrijf. Daarnaast het informeren over stimuleringsmaatregelen zoals fiscale regelingen (MIA/VAMIL) en de garantiefaciliteit Innowator (t.b.v. versnellen marktintroductie innovatieve watertechnieken) • Samenwerking zoeken met telers. Doorontwikkeling en het praktijkrijp maken van innovaties zal vooral tot successen leiden als dit in samenwerking met de telers gebeurt. Haalbaar en effectief gebleken methoden en technieken kunnen vervolgens als ‘good practice’ worden beschreven en onder de aandacht gebracht van zo veel mogelijk ondernemers. Telen met Toekomst zoekt hierbij naar samenwerkingsvormen tussen agribusiness, overheden, waterschappen, toeleveranciers en belangenbehartigers. Leidraad hierbij is dat naar gemeenschappelijke belangen wordt gezocht en de verschillende partijen vanuit een welbegrepen eigenbelang in actie komen. ‘Schone bronnen, nu en in de toekomst’ is een project om knelpunten in grond- en oppervlaktewater op te lossen, die worden veroorzaakt door gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de land- en tuinbouw. Initiatiefnemers
26
• •
zijn Vewin, Unie van Waterschappen, Nefyto, LTO Nederland en de Ministeries van LNV en VROM.6 Daarnaast is het van belang samen te werken met het Ondernemersplatform Water dat onlangs is opgericht door de sector. In het ondernemersplatform komen telers samen om mee te denken over watervraagstukken in de tuinbouw en vervolgens hierover te communiceren met hun achterban. Dit zal leiden tot verhoging van draagvlak bij telers voor de uitvoering van de uitvoeringsagenda. Participatie bewerkstelligen in studiegroepen en praktijkprojecten. Deelnemers van studiegroepen en praktijkprojecten zijn ondernemers die risico durven nemen, geïnteresseerd zijn in nieuwe technologie en veranderingen een uitdaging vinden. Gerichte communicatie voor de ‘gemiddelde’ tuinder. Met de voorgaande punten bereik je vooral de koplopers en tuinders die geïnteresseerd zijn in innovaties. Om de grote groep ‘gemiddelde’ tuinders te bereiken is nog een opschalingsslag nodig. Algemene kennisoverdracht is vaak niet voldoende om gedragsverandering c.q. investeringsbeslissingen te bewerkstelligen.Dit geldt zeker voor het onderwerp mineralen en gewasbescherming, waar de economische prikkel ontbreekt om emissies terug te dringen. Aanhaken bij al dan niet verplichte cusussen, zoals het opnemen van een module “emissiebeheersing” in de spuitlicentiecursus, biedt kansen.
In deze aanpak wordt onderscheid gemaakt tussen de koplopers en de mainstream (het ‘peloton’)7. De grote groep telers die tot de mainstream behoort stelt andere eisen aan de producten en aan de benaderingswijze dan de koplopers. Van belang is om na te denken over wat er nodig is om de mainstream te bereiken. Instrumenten die daarvoor kunnen worden ingezet zijn: 1. Actorenanalyse waarbij eerst het speelveld in kaart wordt gebracht. Wie doen er echt toe, wie hebben een bepalende invloed op de teler als het gaat om investeringsbeslissingen en aanpassingen van teeltwijze? Zijn dat adviesdiensten (en welke dan), financiers, accountantsbedrijven, toeleveranciers? Uit deze analyse komen de actoren naar voren waar de communicatie en samenwerking zich op moet richten. De volgende stap is bewustwording bij de relevante actoren te creëren en aansluiting te vinden bij hun belangen, zodat zij hier naar handelen in hun contacten met telers. 2. Marktanalyse om de markt van telers in kaart te brengen: welke product/marktcombinaties zijn te onderscheiden, zodat elk marktsegment gekoppeld kan worden aan een product of aanpak. In Telen met Toekomst wordt een dergelijke aanpak voor actoren gehanteerd. In samenwerking met de projectleiders van dit project zal onderzocht worden wat al bekend is en wat nog uitgevoerd moet worden. Naast de genoemde activiteiten worden ook communicatie-activiteiten uitgevoerd gekoppeld aan de agenda-items van de thema’s. Als er resultaten beschikbaar zijn van een onderzoeksproject moeten deze ook uitgedragen worden. Deze communicatie-activiteiten worden benoemd in de projectplannen die per agenda-item worden opgesteld.
Schone bronnen’ vloeit voort uit het Convenant Duurzame Gewasbescherming en draagt bij aan het verbeteren van de ecologische kwaliteit van het oppervlaktewater en het behalen van een goede kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater. In expertmeetings genereren de deelnemers oplossingen, die in een uitvoeringsprogramma worden uitgewerkt. Vervolgens vindt implementatie plaats in de praktijk , in samenwerking met onderzoekspartners, adviseurs en toeleveranciers.
6
Referenties: • Rogers: Diffusion of innovations, 1995 • Moore: Crossing the chasm, 2002.
7
7.
Monitoring
In de voorgaande hoofdstukken is achtereenvolgens ingegaan op de thema’s Watermanagement en bedrijfsuitrusting, Teeltstrategie, Technieken voor behandeling van waterstromen en Gebiedsaanpak. Per thema zijn de doelstellingen en tussendoelstellingen benoemd. De uitvoeringsagenda (Hoofdstuk 8 en bijlage 1) die aangeeft hoe de doelstellingen zijn te realiseren bevat van alle thema’s de activiteiten, trekkers en het jaar waarin de uitvoering gerealiseerd wordt. Om de voortgang te kunnen meten is het van belang dat de voorgestelde activiteiten worden gemonitord op drie niveau’s. 1. Proces en projecten. Per benoemde activiteit zijn in de uitvoeringsagenda Emissieloze Glastuinbouw de trekkers aangegeven. Om grip te houden op alle activiteiten wordt als volgt gewerkt: • per activiteit een beknopt projectplan opstellen; • de voorgestelde projectplannen bespreken in de managementgroep ten einde betrokkenheid en mogelijke participatie te creëren; • de voortgang van de voorgestelde activiteiten volgen in de managementgroep en met regelmaat rapporteren aan de stuurgroep; • indien aan de orde, de activiteiten aan de stuurgroep ter besluitvorming voorleggen. 2. Inhoudelijk De inhoudelijke monitor gaat om de vraag wat het resultaat is in de glastuinbouw, bijvoorbeeld in welke mate innovaties worden toegepast. Deze monitor moet nog verder ingevuld worden en is als activiteit opgenomen in het jaarprogramma 2010 in H.8. Per benoemd thema in de uitvoeringsagenda water zal bepaald worden: • de indicatoren waarmee de voortgang in het realiseren van de doelstellingen kan worden gemeten. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan de mate waarin gebruik gemaakt wordt van een duurzame gietwaterbron en de mate waarin de ondernemers de innovaties toepassen ten einde emissie te voorkomen. • de uitgangssituatie, de nul-meting. 3. Resultaat De uitvoeringsagenda Emissieloze Glastuinbouw (afvalwater) van het Platform Duurzame Glastuinbouw beoogt het door partijen afgesproken doel in 2027, een nagenoeg nullozing vanuit de glastuinbouw naar riolering, oppervlakte- en grondwater te bereiken. De emissie wordt gemonitord door het meten van de daadwerkelijke emissie vanuit de kas8 en van de kwaliteit in het oppervlaktewater: • Voor de meting van emissies uit de kas is de betrouwbaarheid van huidige methoden een aandachtspunt. Met de huidige meetmethoden van debieten en concentraties van meststoffen in het substraat kan onvoldoende nauwkeurig de emissie worden vastgesteld. Er zijn technieken (Sorbisense) beschikbaar waarmee de emissies veel nauwkeuriger kunnen worden bepaald. Deze technieken moeten voor de glastuinbouwsector worden geoptimaliseerd met als doel het verminderen van de administratieve en arbeidslasten en tegelijkertijd het bevorderen van de handhaafbaarheid van de emissienormen. In 2010 komen de emissierapportages van de telers beschikbaar voor database UOIMT. Voor de periode na 2010, als het convenant GlaMi is beëindigd, zullen nadere afspraken gemaakt moeten worden met de UO-IMT. • Voor de meting in oppervlaktewater en grondwater wordt aangesloten bij de bestaande meetnetten van de waterbeheerders. Tenslotte wordt opgemerkt dat dit document is opgesteld vanuit de huidige stand van kennis en techniek. Onvoorziene ontwikkelingen kunnen leiden tot wijzigingen van de agenda of de prioriteiten. Het jaarlijks actualiseren van de uitvoeringsagenda is daarom van belang.
De stuurgroep heeft in haar inventarisatie van duurzaamheidsonderwerpen in april 2009 de aanpak van verontreinigde waterbodems in glastuinbouwgebieden genoemd. Voorkomen moet worden dat historische emissie van invloed is op een betrouwbare monitoring van de huidige emissie.
8
28
8.
Prioriteiten en jaarprogramma 2010 en 2011
De werkgroep heeft per thema de lacunes die naar voren komen vertaald naar een uitvoeringsagenda, die in bijlage 1 is opgenomen. Uit deze agenda’s zijn de prioriteiten vastgesteld, die het werkprogramma voor het komende jaar (medio 2010 – medio 2011) bepalen. De prioriteitstelling is ingegeven door de mate waarin de aanpak bijdraagt aan de realisatie van de emissieloze glastuinbouw. De werkgroep schat in dat de thema’s in de volgende mate bijdragen aan het effect: • Watermanagement/bedrijfsuitrusting en technieken: 80% (H.2 en 4) • Teeltstrategie: 15% (H.3) • Gebiedsgericht: 5% (H.5) Daarnaast kwamen in de loop van het opstellen van de uitvoeringsagenda nieuwe gegevens naar buiten over de berekende emissies van gewasbeschermingsmiddelen uit de kas. Het vaste emissiepercentage waar nu in het toelatingsbeleid van wordt uitgegaan (0,1% van de toediening) blijkt in sommige gevallen veel hoger te zijn. Als de nieuwe berekeningen worden gehanteerd in het toelatingsbeleid kan dit grote gevolgen hebben voor het middelenpakket in de glastuinbouw. De sector kan dit voorkomen door de daadwerkelijke emissies drastisch terug te brengen. Dit betekent dat een versnelling van de activiteiten gericht op gewasbeschermingsmiddelen gewenst is. Te denken valt bijvoorbeeld aan technieken voor de zuivering van gewasbeschermingsmiddelen uit drainwater. Tenslotte wordt prioriteit toegekend aan activiteiten om emissies in grondteelten te reduceren. In grondteelten is emissie moeilijker te beheersen dan in substraatteelten, omdat een deel van de afvalwaterstroom niet kan worden opgevangen. Emissiereductie moet voor een belangrijk deel worden gerealiseerd met optimale water- en mestgift of met telen uit de grond. Bovenstaande betekent dat het accent voor de komende jaren ligt bij watermanagement/ bedrijfsuitrusting, behandelingstechnieken, aanpak van emissies van gewasbeschermingsmiddelen en aanpak van emissies in grondteelten. De uitvoeringsagenda voor de periode 2010 – medio 2011 is in onderstaande tabel weergegeven en moet aan het eind van deze periode het volgende opleveren: Duurzame gietwaterbronnen: • Overzicht van aanvullende bronnen voor gietwater, zowel (afval)stromen uit de kas als uit de omgeving. Dit overzicht dient als basis voor nader onderzoek naar het geschikt maken van de stromen voor gietwater (bijvoorbeeld d.m.v. zuivering). • Uitspraak van de overheid wat wordt verstaan onder de term ‘duurzame gietwaterbron’ • Zicht op mogelijkheden voor combinatie gietwateropslag en piekwaterberging • Zicht op mogelijkheden in ruimtelijk instrumentarium om in nieuwe glastuinbouwgebieden te sturen op optimaal watermanagement. Tegengaan waterverliezen: • Een blauwdruk voor inrichting kas, die adviseurs en installateurs kunnen gebruiken in hun contacten met de telers, bij nieuwe inrichting maar ook als ‘waterscan’ bij bestaande bedrijven. Emissiebeperking in grondgebonden teelten: • Voorwaarden vastgelegd voor vestiging grondgebonden bedrijven, met oog op bescherming waterkwaliteit Emissiebeperking gewasbeschermingsmiddelen: • Nieuwe zuiveringstechnieken voor filterspoelwater en zuivering gewasbeschermingsmiddelen uit drainwater. Communicatie: • Vastgesteld is welke actoren rond de teler van belang zijn en hoe deze bij de communicatie worden betrokken • Uitkomsten van project ‘emissiemanagement’ zijn breed gecommuniceerd en geagendeerd in gewaswerkgroepen Monitoring: • Indicatoren voor meting realisatie doelstelling zijn vastgesteld • Duidelijkheid over items waarvoor een nulmeting nodig is, en aanzet gemaakt voor uitwerking hiervan.
De uitvoering van onderstaande activeiten gaat gepaard met kosten die mogelijk niet in alle gevallen één op één toe te wijzen zijn aan de genoemde trekkers. Voor het adequaat ter hand nemen van de uitvoeringsagenda is een eerste activiteit het in beeld brengen van deze kosten en het maken van afspraken over budgettering.
Uitvoeringsagenda Emissieloze glastuinbouw (afval) voor 2010/2011 Trekker Onderzoek / innovatie Inventarisatie van potentiële gietwaterstromen: omvang stromen vanuit de kas en stromen uit de omgeving
sector
Opstellen blauwdruk gewenste inrichting kas en waterscan, t.b.v. doorlichten en adviseren van bedrijven op inrichting en maatregelen om te komen tot emissieloze kas
sector / waterschappen/ werkgroep Op WEGG
Start met ontwikkeling managementsysteem water/mesthuishouding grondgebonden teelten (start KRW project in 2010)
sector
Verder ontwikkelen nieuwe teeltsystemen voor grondgebonden bedrijven die water- en nutriëntenstromen beter beheersbaar maken (loopt al)
Wg.emissienormen
Ontwikkeling behandelingstechniek filterspoelwater
sector / werkgroep Op WEGG
Ontwikkeling betaalbare zuiveringstechniek (geavanceerde oxidatie) voor gewasbeschermingsmiddelen (loopt al)
sector / werkgroep Op WEGG
Bestuurlijk Discussie/beslissing over de vraag wat we verstaan onder duurzame gietwaterbron
VROM, provincies
Onderzoek naar uitbreiding van mogelijkheden om gietwateropslag te combineren met waterberging
Waterschappen
Inventarisatie van inzetbaarheid ruimtelijk instrumentarium voor sturing in watermanagement en inrichting van nieuwe bedrijven
Provincies
Vaststellen van voorwaarden die gelden voor vestiging van grondgebonden bedrijven, met het oog op bescherming waterkwaliteit
Provincies
Overzicht van beleidsmaatregelen die emissieloze kas ondersteunen of juist belemmeren
Agentschap NL
Communicatie Analyse van actoren en vaststellen communicatie-aanpak voor actoren
sector
Communicatie over de huidige praktijk van water-en mestgiften (project emissiemanagement), aan de hand van telersbijeenkomsten
sector
Kennisoverdracht over stimuleringsmaatregelen zoals fiscale regelingen (MIA/VAMIL) sector, en de garantiefaciliteit Innowator Agentschap NL Monitoring
30
Vaststellen indicatoren voor inhoudelijke monitor per thema (gerelateerd aan de themadoelstellingen)
sector, Agentschap NL
Start met vaststellen nulsituatie per thema, gerelateerd aan de themadoelstellingen
sector, Agentschap NL
Voor de periode na 2010 nadere afspraken maken met de UO-IMT over monitor bedrijfsemissies.
sector, waterschappen
Start met ontwikkeling Sorbisense-techniek voor vergroten betrouwbaarheid bepaling lozingsvrachten voor meststoffen
sector, waterschappen
Bijlage 1: Uitvoeringsagenda van de thema’s Deze bijlage bevat de agenda-items die voortvloeien uit de genoemde lacunes die in de themahoofdstukken zijn benoemd. Waar in het hoofddocument alleen de prioriteiten zijn opgenomen (hoofdstuk 7) die in ieder geval op korte termijn opgepakt moeten worden, bevatten onderstaande tabellen alle items. Bij de jaarlijkse actualisatie en opstellen van een jaarplan dienen deze onderwerpen te worden beoordeeld op voortgang en benodigde herziening.
Thema Watermanagement en bedrijfsuitrusting Uitvoering
Trekker
Onderzoek / innovatie Inventarisatie van potentiële gietwaterstromen: omvang stromen vanuit 2010/2011 de kas en mogelijkheden voor hergebruik
sector
Nader onderzoek naar benutten van kansrijke alternatieve waterstromen vanuit de kas (bijv. condensatiewater van ‘het nieuwe telen’): samenstelling /zuiveringsmogelijk-heden versus kwaliteitseisen
2011
sector
Onderzoek naar aanvullende waterbronnen (back up voorzieningen) of alternatieven voor uitbreiding huidig gebruikte bronnen. Vooral ook in relatie met kostprijsberekeningen en duurzaamheid
2010
sector
Opstellen blauwdruk gewenste inrichting kas en waterscan, t.b.v. doorlichten en adviseren van bedrijven op inrichting en maatregelen om te komen tot emissieloze kas
2010
sector/ waterschappen/ werkgroep Op WEGG
Discussie/beslissing over de vraag wat we verstaan onder duurzame gietwaterbron
2010
VROM, provincies
Onderzoek naar uitbreiding van mogelijkheden om gietwateropslag te combineren met waterberging
2010
Waterschappen
Inventarisatie van inzetbaarheid ruimtelijk instrumentarium voor sturing in watermanagement en inrichting van nieuwe bedrijven
2010
Provincies
Watertoets: nagaan of opstellen handreiking kan leiden tot betere benutting van de toets
2011
Waterschappen/ UvW
Structuurvisie en waterplannen: hierin aandacht besteden aan gebruik duurzame waterbron
2011
Provincies, gemeenten
Groen Label Kas en MIA/VAMIL uitbreiden: 100% gesloten kas opnemen en belonen met extra punten. (eerst definiëren wat we verstaan onder 100% gesloten)
2012
LNV, VROM
Bestuurlijk
Thema Teeltstrategie Uitvoering
Trekker
Ontwikkeling managementsysteem water/mesthuishouding grondgebonden teelten
start 2010
sector
Inventarisatie van de huidige praktijk van water-en mestgiften, aan de hand van telersbijeenkomsten. Op basis hiervan (verder) ontwikkelen model voor optimale water- en mestgift
2010
sector
Verbeterde regelingen van drainagehoeveelheid en van het bijmengen van drainwater in de aanvoerstroom
2011
sector
Kritisch beoordelen en zo nodig aanpassen bemestingsadviezen afzonderlijke gewassen, met het oog op emissiebeperking
2011
sector
Ontwikkelen nieuwe teeltsystemen voor grondgebonden bedrijven die water- en nutriëntenstromen beter beheersbaar maken
vanaf 2010
Wg. emissienormen
Ontwikkeling stuurmogelijkheden omgeving (klimaat, bodem, water, plant) op aantasters en bestrijders
vanaf 2011
bedrijfsleven
Inventarisatie perspectieven en vervolgens onderzoek naar optimalisering toedieningstechnieken t.b.v. emissiebeperking gewasbeschermingsmiddelen
2011
sector
Ontwikkeling van een in de praktijk toepasbaar managementsysteem voor substraatteelten
na 2011
sector
Onderzoek naar benodigde watergift afzonderlijke gewassen en opstellen handzame normering
na 2011
sector
Technische verbetering watergeefsystemen t.b.v. gelijkmatige waterafgifte
na 2011
sector
Onderzoek naar weerbaarheid en vatbaarheden van plant en gewas; hoe weerbaarheid te verhogen door teeltmaatregelen
na 2011
sector
Onderzoek t.a.v. biologische bestrijding: kennis over overlevingsstrategieën van natuurlijke vijanden, meer teeltspecifieke biologische bestrijders, andere manieren van inzetten biologische bestrijders, doorontwikkeling biologische middelen.
na 2011
sector
2010
Provincies
Onderzoek / innovatie Direct gerelateerd aan water, hoge prioriteit:
Niet direct gerelateerd aan water, lagere prioriteit:
Bestuurlijk Vaststellen van voorwaarden die gelden voor vestiging van grondgebonden bedrijven, met het oog op bescherming waterkwaliteit
32
Thema Zuiveringstechnieken Uitvoering
Trekker
Ontwikkeling behandelingstechniek filterspoelwater
2010
sector
Onderzoek naar oorzaken groeiremming en behandelingsmethode om groeiremming te voorkomen (loopt al)
2011
sector
Onderzoek naar betaalbare zuiveringstechnieken voor nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen
2010
sector
Ontwikkelen behandelingstechniek om brijn verantwoord te kunnen lozen of tot marktbaar product te maken
2011
sector, provincies
Uitvoering
Trekker
2011
sector
2011
Provincies
Onderzoek / innovatie
Thema Gebiedsaanpak Onderzoek / innovatie Ontwikkelen van een format of handreiking voor het inrichten van systemen, op basis van ervaringen uit eerdere projecten Bestuurlijk In nieuwe glastuinbouwgebieden nagaan wat kansen zijn om collectieve systemen op te zetten.
Bijlage 2. Plan van aanpak Vermindering van de emissie van gewasbeschermingsmiddelen Onderdeel van de Uitvoeringsagenda “Duurzaam water in en om de kas” 1. Aanleiding Al geruime tijd wordt door de waterkwaliteitsbeheerders de kwaliteit van het oppervlaktewater gemeten. De afgelopen jaren is het aantal meetpunten verder toegenomen, waardoor een goed beeld ontstaat van de kwaliteit van het oppervlaktewater door de jaren heen. Uit de gegevens blijkt dat verschillende werkzame stoffen van gewasbeschermingsmiddelen (in het projectenoverzicht hierna afgekort als gbm) in hogere concentraties in oppervlaktewater voorkomen dan gewenst. Onder andere door de introductie van recirculatie van drainwater, het gebruik van kwalitatief goed gietwater en de opmars van geïntegreerde bestrijding is de kwaliteit van het oppervlaktewater de laatste jaren wel verbeterd, maar nog niet voldoende. Vanaf begin 2009 is de werkgroep OP WEGG9 actief om maatregelen uit te werken die moeten zorgen voor vermindering van de emissie van gewasbeschermingsmiddelen. Tevens is door een samengestelde groep onderzoekers in de loop van 2009 een conceptmodel ontwikkeld, waarmee de emissie van gewasbeschermingsmiddelen, uitgaande van een bepaalde bedrijfsopzet, berekend kan worden. De eerste berekeningen met behulp van dit model laten zien dat de emissie van gewasbeschermingsmiddelen vanuit kassen hoger is dan tot nu toe werd aangenomen. De stuurgroep van het Platform Duurzame Glastuinbouw (PDG) heeft op 31 maart 2010 besloten dat het verminderen van de emissie van gewasbeschermingmiddelen extra prioriteit verdient. Om daar invulling aan te geven heeft de managementgroep van het PDG de werkgroep OP WEGG opdracht gegeven voor het opstellen van een Plan van Aanpak. 2. Leeswijzer Dit Plan van Aanpak begint met een overzicht van de stappen die als eerste genomen moeten worden. De projecten die daarvoor van belang zijn, zijn separaat vermeld met een nadere uitwerking m.b.t. borging, doorlooptijd en kwantificering van het effect. Het Plan van Aanpak wordt afgesloten met een volledig overzicht van de (onderzoeks)projecten die al lopen en de (onderzoeks)projecten die nog opgestart zouden kunnen worden om invulling te geven aan de extra prioriteit die de stuurgroep PDG voor ogen heeft. Van elk project is, naast een omschrijving, zo goed mogelijk aangegeven wat het resultaat en/ of het beoogde effect is t.o.v. de huidige situatie, op welke termijn het resultaat verwacht wordt en wat de kostenraming van het project is. Het beoogde effect is per project weergegeven. Het Plan van Aanpak wordt afgesloten met een algehele conclusie. 3. Inleiding De vermindering van emissie van gewasbeschermingsmiddelen kan verdeeld worden in meerdere fasen. Als eerste moeten ondernemers, maar ook overheden en financiers van onderzoek op de hoogte zijn en overtuigd zijn van de omvang en urgentie van het probleem. Vervolgens moet onderzoek gedaan worden naar de mogelijke maatregelen die toegepast kunnen worden. Daarna moeten de maatregelen in de praktijk toegepast worden. Vanwege de bovenstaande fasering kunnen de projecten uit het overzicht doorgaans niet los van elkaar gezien worden. Hoe de emissie van gewasbeschermingsmiddelen zal afnemen is van meerdere factoren afhankelijk. Bijvoorbeeld een verbod op brijnlozing, waardoor omgekeerde osmose niet meer toegepast kan worden en waardoor dus een belangrijke bron van goed gietwater komt te vervallen, maakt het realiseren van een wachttijd voor spui moeilijker. Daarnaast hebben sommige emissiebeperkende maatregelen ook weer bijkomende effecten op anderen terreinen. Een voorbeeld daarvan is, dat een gewasbespuiting doorgaans minder emissie tot gevolg heeft dan een toediening via het druppelsysteem, maar uit arbooogpunt heeft het meedruppelen de sterke voorkeur. Desondanks is het nodig en mogelijk om projecten uit te voeren, waardoor de emissie wordt verminderd. Het volledige projectenoverzicht is een combinatie van projecten die al in uitvoering zijn en projecten die nog opgestart kunnen worden. Deze laatste categorie is aangeduid als potentieel project. Hierna zal eerst ingegaan worden op de stappen die op korte termijn genomen moeten worden.
OP WEGG staat voor Waterwerkgroep Emissies Gewasbeschermingsmiddelen vanuit de Glastuinbouw. OP WEGG is ontstaan naar aanleiding van het onderzoek Emissiereductie van gewasbeschermingsmiddelen vanuit de glastuinbouw (december 2008) dat door Waterschap Hollandse Delta is uitgevoerd in samenwerking met het HH (Hoogheemraadschap) Schieland en de Krimpenerwaard, HH Delfland, HH Rijnland, Bayer CropSience en WUR/PPO is uitgevoerd. OP WEGG is ondergebracht bij het Platform Duurzame Glastuinbouw (PDG, voorheen Glami). In overeenstemming met het “Plan van Aanpak (Water)emissieloze glastuinbouw” van Glami is de doelstelling van OP WEGG: “Nagenoeg nulemissie voor gewasbeschermingsmiddelen vanuit de glastuinbouwbedrijven in 2027”.
9
34
4. Activiteiten op korte termijn N.a.v. de afspraken in het bestuurlijk overleg over een eerdere versie van dit Plan van Aanpak worden in dit hoofdstuk de activiteiten voor de korte termijn nader uitgewerkt. De betreffende activiteiten kunnen en moeten zoveel mogelijk gelijktijdig worden uitgevoerd en zijn als volgt te definiëren. • De maatregelen, waarvan veel effect wordt verwacht en die al uitvoerbaar zijn, moeten zo snel mogelijk worden doorgevoerd. Daarbij moet met name gedacht worden aan het spoelen van filters met schoon water, het aanhouden van een wachttijd, het gebruik van verbeterde software voor dosering van middelen via het druppelsysteem en de invoering van emissienormen voor nutriënten. • T.b.v. de beleidsintegratie is het nodig om de referentiesituatie c.q. een realistisch worst case scenario te bepalen. Een referentiesituatie op basis van de expert opinion van een samenwerkingsverband tussen de instellingen die betrokken zijn bij het opzetten van de emissiemodelstudies, waterschappen en de sector, kan eind september 2010 zijn bepaald. Voor de beleidsintegratie moet de referentiesituatie echter gebaseerd zijn op praktijkgegevens en de benodigde gegevens zullen eerst moeten worden verzameld. Van eerdere pogingen is bekend dat dit zeer tijdrovend is. Het zal dan ook zeker tot tweede helft 2011 duren, voordat de referentiesituatie kan worden vastgesteld. Het ministerie van LNV heeft hier inmiddels een project voor geformuleerd dat over enige tijd zal beginnen. Uiteindelijk kan op basis van de referentiesituatie het effect van de beoogde maatregelen nauwkeuriger vastgesteld worden. Als voor de kwantificering van het effect het in ontwikkeling zijnde emissiemodel wordt toegepast, zal het model vooraf gevalideerd moeten worden. De opdracht voor validatie van het model zal door het ministerie van VROM moeten worden verstrekt. • De toelating van nieuwe middelen moet versneld worden. Door het beperkte middelenpakket wordt een klein aantal middelen veelvuldig in oppervlaktewater aangetroffen in hogere concentraties. Verbreding van het middelenpakket kan leiden tot lagere concentraties in oppervlaktewater en lager gebruik in brede zin, omdat resistenties minder snel optreden. Aandachtspunten hierbij zijn het stapeleffect dat kan optreden (lagere concentraties van meerdere middelen kunnen gezamenlijk een effect hebben dat vergelijkbaar is met hoge concentratie van enkele middelen) en de communicatie c.q. voorlichting die nodig is om ondernemers te informeren waarom en hoe het afwisselen van middelen een bijdrage levert aan het verminderen van emissies. M.b.t. snellere toelating van middelen is een eerste aanzet al gegeven door de opzet van het “Expert Centre Speciality Crops” dat streeft naar het beschikbaar houden van de benodigde middelen voor kleine teelten. Bij de “grote” teelten zijn er echter ook enkele ziektes en plagen, waarvoor snel een nieuw middel beschikbaar moet komen. • (Markt)partijen moeten uitgenodigd worden om projectplannen te maken voor de technische maatregelen, waarvan het meeste effect wordt verwacht en voor de onderzoeken die nodig zijn voor het communicatietraject (o.a. de kosten/batenanalyse). De projectplannen en onderzoeken zijn enerzijds nodig om de maatregelen uit de eerder genoemde activiteit nader te detailleren. Anderzijds zijn ze nodig, omdat de ultieme maatregelen (optimale recirculatie en zuivering van spuiwater o.a. door geavanceerde oxidatie) verder uitgewerkt moeten worden. Met name voor teelten waarbij groeiremming optreedt door recirculatie en voor teelten met een lage natriumtolerantie zijn meerdere knelpunten op te lossen, voordat de maatregelen volledig kunnen worden ingezet. • Tevens moet een gericht communicatieplan worden opgesteld, waarbij met alle aspecten rekening wordt gehouden; de waterschappen communiceren over de middelen die in oppervlaktewater worden aangetroffen, de rijksoverheid communiceert over de veranderende wetgeving en de sector communiceert over de maatregelen die nodig zijn om invulling te geven aan die veranderde wetgeving. Dit laatste zal zich niet beperken tot de genoemde maatregelen, maar zal ook ingaan op projecten als de Blauwdruk waterstromen, de Kosten/batenanalyse van de mogelijke maatregelen en de Good en Best Practices van Telen met toekomst en de overige, genoemde managementmaatregelen. Voorbeelden van Good en Best Practices zijn: o Emissiechecklist o Protocol teeltwisseling o Storingsprotocol watertechnische installatie o Optimaliseren / beperken gebruik van gewasbeschermingsmiddelen o Protocol toediening gewasbeschermingsmiddelen bij grondgebonden teelten o Protocol dosering gewasbeschermingsmiddelen via watergeefsysteem bij substraatteelten Tabel 1 vermeldt de projecten die verband houden met de bovengenoemde activiteiten. Deze projecten maken deel uit van het volledige overzicht (tabel 2; zie later in dit Plan van Aanpak). In blauw zijn de technische en/of beleidsmatige projecten weergegeven, terwijl de groene projecten gericht zijn op managementmaatregelen.
Tabel 1. Projecten voor de korte termijn: lopend en nog op te starten (onderdeel van tabel 2) technische en/of beleidsmatige projecten Nr.
Projectomschrijving
Beoogd effect / resultaat
Termijn / looptijd
Kostenraming
Opmerking
1.1
Invoering van emissienormen voor stikstof (en daarmee alle nutriënten), waarbij in 2027 een nagenoeg nullozing moet worden bereikt. Emissienorm betreft in dit geval de maximale hoeveelheid stikstof die jaarlijks middels spuiwater bij substraatbedrijven mag worden geloosd.
Het spuiwater is een belangrijke emissieroute voor gbm. De invoering van emissienormen zal de emissie van gbm aanzienlijk doen verminderen. Op basis van het huidige schema is de hoeveelheid spuiwater in 2015 afgenomen met 50% en daarmee bij benadering ook de emissie van gbm.
Invoering emissie-normen wordt tweede helft 2011 verwacht (i.p.v. de oorspronkelijke 1 januari 2010).
Gefinancierd door betrokken organisaties
3a.2
Effectbepaling van wachttijden; door na dosering van een gbm via het watergeefsysteem bij substraatteelt een wachttijd aan te houden alvorens gespuid wordt kan de emissie verminderd worden.
Afhankelijk van de duur van de wachttijd kan de emissie van gbm, die meegedruppeld worden, met ca. 25% verminderd zijn in 2013.
2010-2011
€ 40.000,-
Potentieel project m.m.v. WUR en RIVM
4a.1a
Onderzoek naar behandeling Filterspoelwater moet uiteinvan filterspoelwater (bezinken delijk in >90% van de gevallen / uitvlokken) t.b.v. hergebruik. hergebruikt kunnen worden. Resultaat: inzicht in kosten voor de aanpassingen. Beoogd effect: vermindering emissie gbm met 15 - 20% (spoelen met schoon water reduceert de emissie tot nagenoeg nul).
t/m 2011
Gefinancierd door Bayer CropScience
Lopend project, onderdeel van WDM (Woudse Droogmakerij) (4a.1) )
4a.6
Nauwkeurige dosering van gbm bij meedruppelen; dosering via kraanvak met ontwikkeling van software om moment van doseren te kunnen berekenen.
Beoogd resultaat: software voor ondernemer om de dosering van gbm bij meedruppelen te kunnen voorspellen. Beoogd effect: nauwkeurigere dosering leidt tot lager gebruik; verwacht effect op emissie: – 25%.
2011
€ 40.000,-
Potentieel project
4.a.810
Evaluatie van technologieën voor zuivering gewasbeschermingsmiddelen uit spuiwater. Betreft beschikbare zuiveringstechnologieën met potentie voor de glastuinbouw
Beoogd resultaat: per technologie een uitspraak over effectiviteit, toepasbaarheid voor de glastuinbouw, kosten en randvoorwaarden voor implementatie in de praktijk
2011
€ 360.000
Potentieel project
Kostenraming
managementmaatregelen Nr.
Projectomschrijving
Beoogd effect / resultaat
Termijn / looptijd
2.1a
Blauwdruk waterstromen glastuinbouwbedrijf; checklist in combinatie met document met achtergrondinformatie t.b.v. nieuwbouw
Stimuleren van het invoeren van mogelijkheden om te komen tot een emissieloze kas; beschrijving van de optimale inzet van de huidige, beschikbare middelen voor emissiebeperking. Dit project levert een bijdrage aan de vermindering van de emissie van gbm die vermeld is bij project 1.1.
Digitale versie € 15.000,beschikbaar eind 2010
Opmerking Lopend project, gefinancierd door de betrokken organisaties
Dit project is toegevoegd na formele goedkeuring van het plan van aanpak door de Stuurgroep Platform duurzame glastuinbouw. Reden om dit op te nemen was het verzoek van de rijksoverheid om meer aandacht te besteden aan ‘end of pipe’ oplossingen.
10
36
2.1b
Blauwdruk waterstromen glastuinbouwbedrijf; checklist in combinatie met document met achtergrondinformatie t.b.v. bestaande bedrijven
Stimuleren van het invoeren van mogelijkheden om te komen tot een emissieloze kas; beschrijving van de mogelijke inzet van de huidige, beschikbare middelen voor emissiebeperking. Dit project levert een bijdrage aan de vermindering van de emissie van gbm die vermeld is bij project 1.1.
Digitale versie € 15.000,beschikbaar eind 2010
Lopend project, gefinancierd door de betrokken organisaties
2.2
Telen met Toekomst (onderdeel glastuinbouw); stimuleren van bewustwording bij ondernemers, adviseurs en andere stakeholders, het ontwikkelen van good en best practices voor emissiebeperking, het terugkoppelen van knelpunten naar onderzoeksinstellingen en stimuleren van implementatie van maatregelen door kennisoverdracht naar adviseurs en toeleveranciers. Activiteiten worden o.a. uitgevoerd in Den Hoorn (Woudse Droogmakerij), Steenbergen (NB) en de Bommelerwaard.
Resultaten: a) Protocol dosering gbm via watergeefsysteem bij substraatteelten b) Protocol toediening gbm bij grondteelten c) Emissiechecklist d) Storingsprotocol watertechnische installatie e) Protocol teeltwisseling f) Optimaliseren/beperken gebruik gbm Dit project levert een bijdrage aan de vermindering van de emissie van gbm die vermeld is bij project 1.1.
t/m 2010
pm
Lopend project, gefinancierd door de betrokken organisaties
2.2a
Telen met toekomst (onderdeel glastuinbouw); Werkgroep Op WEGG adviseert om het project voort te zetten.
Bewustwording, kennisoverdracht en stimulering van het implementeren van maatregelen, o.a. door het (stimuleren van het) ontwikkelen van tools en protocollen.
t/m 2015
5x€ 100.000,/ jaar = € 500.000,-
Potentieel project
2.3
Communicatie over welke gbm in oppervlaktewater worden aangetroffen.
Bewustwording bij ondernemers.
Doorlopend
pm
De waterschappen voeren deze activiteit al geruime tijd uit en zullen dit blijven doen.
3b.1
Telen met toekomst (onderdeel glastuinbouw); Werkgroep Op WEGG adviseert om het project voort te zetten.
De prioriteit voor vermindering van emissie van gbm maakt gestructureerde communicatie noodzakelijk om maximaal effect te hebben. Binnen dit project kunnen huidige losse initiatieven (o.a. interviews in vaktijdschriften door leden van de werkgroep en communicatie via de verpakking door Bayer CropScience) waar nodig, op elkaar afgestemd worden.
2010 t/m 2015
5x € 100.000,/jaar = € 500.000,-
Losse initiatieven lopen al, gedeeltelijk ook via Telen met Toekomst; communicatie is speerpunt voor implementatie en draagvlak.
4b.1
Kosten/batenanalyse van mogelijke maatregelen en technieken.
Door de kosten en baten duidelijk in beeld te krijgen, kan de implementatie van de maatregelen gestimuleerd worden. Werkgroep Op WEGG kan de resultaten inzetten voor communicatiedoeleinden.
2011 - 2015
€ 75.000,-
Potentieel project
5. Borging 1.1: M.b.t. de emissienormen is er consensus dat deze geborgd worden in het Activiteitenbesluit. Deze borging was gepland voor januari 2010 in het Besluit landbouwactiviteiten, maar vanwege de directe overgang naar het Activiteitenbesluit is de borging vertraagd. De huidige verwachting is dat de betreffende wijziging van het Activiteitenbesluit in de tweede helft van 2011 in werking treedt. 3a.2: Wachttijden zijn naar verwachting het beste te borgen door dit op te nemen in de wettelijke gebruiksvoorschriften van de betreffende gewasbeschermingsmiddelen. Daarmee wordt een middelspecifieke wachttijd mogelijk, eventueel aangevuld met een andere maatregel. De producenten moeten dan wel de gelegenheid hebben om de aan te leveren gegevens te genereren en het Ctgb zal een werkbare procedure moeten voorschrijven op basis waarvan de gegevens gegenereerd kunnen worden. Daarnaast zal het Ctgb mogelijk de toelatingsprocedure moeten aanpassen. De doorlooptijd van deze laatste procedure is niet bekend. Een snellere optie is om een algemeen voorschrift op te nemen in de eerstvolgende wijziging van het Besluit glastuinbouw (tegelijk met de integratie in het Activiteitenbesluit), dat bij dosering van een gewasbeschermingsmiddel via het druppelsysteem een wachttijd van twee weken voorschrijft alvorens spuiwater geloosd mag worden. Hiervoor is de medewerking van VROM nodig. De voorgeschreven wachttijd zal niet voor alle middelen de ideale wachttijd zijn, maar naar de huidige verwachting kan het voorschrift wel al eind 2011 in de wetgeving zijn opgenomen. 4a.1a: Gebruik van schoon water voor het spoelen van filters kan eveneens in de eerstvolgende wijziging van het Besluit glastuinbouw (tegelijk met de integratie in het Activiteitenbesluit) worden opgenomen in combinatie met hergebruik van filterspoelwater, indien er geen schoon water wordt toegepast. Hiervoor is de medewerking van VROM nodig. Naar huidige verwachting kan deze maatregel eind 2011 in de wetgeving zijn opgenomen. Tegelijkertijd moet dan ook een voorschrift in het besluit zijn opgenomen dat uitrijden van sediment uit wateropslagen en bezinkvoorzieningen op open grond mogelijk maakt. De sector neemt hier wel een risico mee, aangezien deze maatregel gebaseerd is op de ervaringen van twee glastuinbouwbedrijven in het project Woudse Droogmakerij. Aanvullend onderzoek naar eventuele teelttechnische gevolgen is gewenst. 4a.6: De verwachting is dat deze maatregel kostenbesparend is voor de ondernemer. Om die reden zal de uitvoering voortvarend ter hand worden genomen als de software beschikbaar komt. Mocht dat als onvoldoende borging worden gezien, dan kan toepassing van deze software geborgd worden door dit op te nemen in het wettelijk gebruiksvoorschrift van gbm die meegedruppeld worden of als algemeen voorschrift in het Activiteitenbesluit. Aangezien de opdracht voor het ontwikkelen van de software nog verstrekt moet worden (het projectplan moet zelfs nog geschreven worden) komt een eerste versie van de software naar verwachting pas in de loop van 2011 beschikbaar. Dat maakt het riskant om de verplichting op te nemen in het Activiteitenbesluit. Om het voorschrift in 2011 in werking te laten treden, zou het nu al in de concepttekst moeten worden opgenomen, dus voordat de ontwikkeling van de software is gestart. Een andere, betere optie is om het voorschrift op te nemen in de ministeriële regeling (Rarim). De regeling is eenvoudiger aan te passen, waardoor de borging gestart kan worden op het moment dat er zicht is op een werkbare versie van de software. 6. Doorlooptijd Referentiesituatie: tweede helft 2011 Projectplannen: eind september 2010 Communicatieplan: eind september 2010 Projectfinanciering geregeld: op zijn vroegst oktober 2010 (procedure bij PT kost meer tijd) Bespreking in managementgroep: oktober 2010 Besluit door stuurgroep: november 2010 Eerste maatregelen geborgd in het Activiteitenbesluit: eind 2011 Uitvoering onderzoek naar technische maatregelen: t/m eind 2011 Communicatietraject: start najaar 2011 met communicatie over oppervlaktewaterkwaliteit en toekomstige wetgeving met aansluitend communicatie in het voorjaar van 2012 over de mogelijk te nemen maatregelen. Als in de loop van 2012 de onderzochte technieken praktijkrijp gemaakt kunnen worden, dan kan daar in 2013 ruim aandacht aan besteed worden, waarna (m.b.v. eventuele subsidies, opname in de voorschriften voor GroenLabel Kas enz.) nog in 2013 de implementatie kan starten voor zover dat nog niet is gebeurd. 7. Kwantificering van het effect Het opgetelde effect van het spoelen van filters met schoon water, het toepassen van doseringssoftware en het aanhouden van een wachttijd bedraagt 65 – 70% volgens huidige kwantificering zonder gebruik
38
te maken van een worst case scenario als referentiesituatie. Daarnaast zal het communicatietraject door bewustwording ook een belangrijke bijdrage leveren en de inwerkingtreding van de emissienormen heeft ook een toegevoegd effect, waardoor het effect eind 2013 minimaal 85 – 90% kan bedragen. M.b.v. geavanceerde oxidatie of een andere techniek kan de resterende emissie snel daarna verder teruggebracht worden. Bij deze kwantificering is uitgegaan van de doorlooptijden voor wetgeving en uitvoering van projecten, zoals die in hoofdstuk 6 zijn genoemd. 8. Conclusies Het volledige projectenoverzicht is besproken in de managementgroep van het Platform Duurzame Glastuinbouw en daar is geconcludeerd dat alle projecten in het overzicht nodig zijn om de emissie van gewasbeschermingsmiddelen uiteindelijk tot nagenoeg nul te reduceren. Op korte termijn zijn daarin echter grote stappen te zetten door de activiteiten die in hoofdstuk 4 zijn genoemd. De wisselwerking van technische maatregelen ondersteund door een communicatietraject leidt tot het beste resultaat. In tijdslijn aansluitend of zelfs overlappend met de activiteiten uit hoofdstuk 4, komt de implementatie van de zuiveringstechnieken die nu bij de lopende projecten (o.a. 4a.1b en 4a.3) in ontwikkeling zijn. Het nog te lozen water kan daarmee naar verwachting voor ca. 90 % worden ontdaan van gewasbeschermingsmiddelen. Afhankelijk van de uiteindelijke engineering van de techniek kan hiervoor soms al aanwezige apparatuur worden aangepast of moet er op alle bedrijven nieuwe apparatuur worden geïnstalleerd. In dit laatste geval kunnen stimulerende maatregelen, zoals investeringssubsidies sterk bevorderend werken op de implementatie.
Tabel 2. Volledig projectenoverzicht 1. Brongericht beleid en evaluatie Nr.
Projectomschrijving
Beoogd effect / resultaat
Termijn / looptijd
Kostenraming
Opmerking
1.1
Invoering van emissienormen voor stikstof (en daarmee alle nutriënten), waarbij in 2027 een nagenoeg nullozing moet worden bereikt. Emissienorm betreft in dit geval de maximale hoeveelheid stikstof die jaarlijks middels spuiwater bij substraatbedrijven mag worden geloosd.
Het spuiwater is een belangrijke emissieroute voor gbm. De invoering van emissienormen zal de emissie van gbm aanzienlijk doen verminderen. Op basis van het huidige schema is de hoeveelheid spuiwater in 2015 afgenomen met 50% en daarmee bij benadering ook de emissie van gbm.
Invoering emissienormen wordt tweede helft 2011 verwacht (i.p.v. de oorspronkelijke 1 januari 2010).
Gefinancierd door betrokken organisaties
1.2
KRW-project baggernut, een project waarin o.a. 12 waterschappen en Stowa met elkaar samenwerken om het effect van het baggeren van sloten op de kwaliteit van oppervlaktewater te bepalen.
Inzicht in het effect van baggeren van sloten op de kwaliteit van oppervlaktewater. Dit project is gericht op nutriënten.
t/m 2011
pm
Financiering nog niet definitief.
1.2a
Effectbepaling van het baggeren van sloten op de kwaliteit van oppervlaktewater met het oog op gewasbeschermingsmiddelen, bij voorkeur aanhakend bij het project onder 1.2.
Inzicht in het effect van baggeren van sloten op de kwaliteit van oppervlaktewater, gericht op de gehaltes aan gewasbeschermingsmiddelen. Als resultaat van de gezamenlijke projecten kan er een richtlijn ontstaan voor het baggeren die ten goede komt aan de kwaliteit van het oppervlaktewater.
2011-2012
€ 100.000,-
Potentieel project
1.3
Meetmethode oppervlaktewa- Door een verbeterde richtlijn terkwaliteit; aanpassen van de kunnen ontwikkelingen in de huidige richtlijn. oppervlaktewaterkwaliteit beter gesignaleerd en verklaard worden.
2011-2012
€ 200.000,-
Potentieel project
2. Bewustwording
40
Nr.
Projectomschrijving
Beoogd effect / resultaat
Termijn / looptijd
Kostenraming
Opmerking
2.1a
Blauwdruk waterstromen glastuinbouwbedrijf; checklist in combinatie met document met achtergrondinformatie t.b.v. nieuwbouw
Stimuleren van het invoeren van mogelijkheden om te komen tot een emissieloze kas; beschrijving van de optimale inzet van de huidige, beschikbare middelen voor emissiebeperking. Dit project levert een bijdrage aan de vermindering van de emissie van gbm die vermeld is bij project 1.1.
Digitale versie beschikbaar eind 2010
€ 15.000,-
Lopend project, gefinancierd door de betrokken organisaties
2.1b
Blauwdruk waterstromen glastuinbouwbedrijf; checklist in combinatie met document met achtergrondinformatie t.b.v. bestaande bedrijven
Stimuleren van het invoeren van mogelijkheden om te komen tot een emissieloze kas; beschrijving van de mogelijke inzet van de huidige, beschikbare middelen voor emissiebeperking. Dit project levert een bijdrage aan de vermindering van de emissie van gbm die vermeld is bij project 1.1.
Digitale versie beschikbaar eind 2010
€ 15.000,-
Lopend project, gefinancierd door de betrokken organisaties
2.2
Telen met Toekomst (onderdeel glastuinbouw); stimuleren van bewustwording bij ondernemers, adviseurs en andere stakeholders, het ontwikkelen van good en best practices voor emissiebeperking, het terugkoppelen van knelpunten naar onderzoeksinstellingen en stimuleren van implementatie van maatregelen door kennisoverdracht naar adviseurs en toeleveranciers. Activiteiten worden o.a. uitgevoerd in Den Hoorn (Woudse Droogmakerij), Steenbergen (NB) en de Bommelerwaard.
Resultaten: a) Protocol dosering gbm via watergeefsysteem bij substraatteelten b) Protocol toediening gbm bij grondteelten c) Emissiechecklist d) Storingsprotocol watertechnische installatie e) Protocol teeltwisseling f) Optimaliseren/beperken gebruik gbm Dit project levert een bijdrage aan de vermindering van de emissie van gbm die vermeld is bij project 1.1.
t/m 2010
pm
Lopend project, gefinancierd door de betrokken organisaties
2.2a
Telen met toekomst (onderdeel glastuinbouw); Werkgroep Op WEGG adviseert om het project voort te zetten.
Bewustwording, kennisoverdracht en stimulering van het implementeren van maatregelen, o.a. door het (stimuleren van het) ontwikkelen van tools en protocollen.
t/m 2015
5 x € 100.000,- / jaar = € 500.000,-
Potentieel project
2.3
Communicatie over welke gbm in oppervlaktewater worden aangetroffen.
Bewustwording bij ondernemers.
Doorlopend
pm
De waterschappen voeren deze activiteit al geruime tijd uit en zullen dit blijven doen.
3. Management en bedrijfsvoering - a. Onderzoek Nr.
Projectomschrijving
Beoogd effect / resultaat
Termijn / looptijd
Kostenraming
Opmerking
3a.1
KRW-project grondgebonden teelt: “Emissiemanagement bij grondgebonden glastuinbouw”. Het ontwikkelen van een managementsysteem voor water/ mesthuishouding en het opzetten van telersnetwerken voor optimalisatie en acceptatie van de ontwikkelde maatregelen.
Ontwikkeling meetapparatuur voor emissie bij grondgebonden teelt, zodat emissie beperkt kan worden door sturing van de watergift. Een pilot loopt al in de Bommelerwaard.
t/m 2011
€ 1.471.134,-
Financiering nog niet definitief (2e tender)
3a.2
Effectbepaling van wachttijden; door na dosering van een gbm via het watergeefsysteem bij substraatteelt een wachttijd aan te houden alvorens gespuid wordt kan de emissie verminderd worden.
Afhankelijk van de duur van de wachttijd kan de emissie van gbm, die meegedruppeld worden, met ca. 25% verminderd zijn in 2013.
2010-2011
€ 40.000,-
Potentieel project m.m.v. WUR en RIVM
3a.3
Naleefbaarheidstoets
Inzicht in de aantoonbaarheid van het naleven van maatregelen op het gebied van management en bedrijfsvoering.
2012
€ 25.000,-
Potentieel project
3a.4
Veredeling, onderzoek naar biologische bestrijding en onderzoek naar het weerbaar maken van gewassen.
Door deze onderzoeken kan het gebruik van gbm worden verminderd en daardoor ook de emissie.
Doorlopend
Minimaal conBlijvende tinuering van aandacht is het budget van noodzakelijk. de afgelopen jaren.
3a.5
Onderzoek naar gewasbeschermingsstrategie (curatief i.p.v. preventief).
Door dit onderzoek kan het gebruik van gbm worden verminderd en daardoor ook de emissie.
Doorlopend
3a.6
Beschikbaarheid gbm.
Het beschikbaar zijn van meer Doorlopend en verschillende gbm vermindert de kans op resistentie en zorgt voor zo laag mogelijke doseringen.
3a.7
KRW-project substraatteelt (zie 4a.3)
Dit project is deels technisch van opzet en deels gericht op management (o.a. optimalisatie bemesting en stimuleren van implementatie door o.a. communicatie en demo’s).
Minimaal conBlijvende tinuering van aandacht is het budget van noodzakelijk. de afgelopen jaren. pm
Initiatief moet komen vanuit de producenten; toelatingsbeleid kan hier sturend in werken.
t/m 2011
Zie 4a.3
Termijn / looptijd
Kostenraming
Opmerking
3. Management en bedrijfsvoering - b. Implementatie Nr.
Projectomschrijving
Beoogd effect / resultaat
3b.1
Gestructureerd communicatietraject om bewustwording bij ondernemers te vergroten en de nieuwe mogelijkheden van emissievermindering (o.a. de blauwdruk, project 2.1) onder de aandacht te brengen. De boodschap moet zich, naast het milieu, richten op de financiële consequenties voor de ondernemer (zie 4b.1 kosten/ batenanalyse).
De prioriteit voor vermindering 2010 t/m 2015 van emissie van gbm maakt gestructureerde communicatie noodzakelijk om maximaal effect te hebben. Binnen dit project kunnen huidige losse initiatieven (o.a. interviews in vaktijdschriften door leden van de werkgroep en communicatie via de verpakking door Bayer CropScience) waar nodig, op elkaar afgestemd worden.
5 x € 100.000,-/ jr = € 500.000,-
Losse initiatieven lopen al, gedeeltelijk ook via Telen met Toekomst; communicatie is speerpunt voor implementatie en draagvlak.
3b.2
Voorlichters en adviseurs op het gebied van teelt en techniek, maar ook handhavers van bevoegd gezag opleiden voor het begeleiden en zonodig uitvoeren van de (verplichte) watercheck o.b.v. de blauwdruk waterstromen. De watercheck zou ook onderdeel uit kunnen maken van de cursus spuitlicentie.
Dit project levert een bijdrage aan de vermindering van de emissie van gbm die vermeld is bij project 1.1.
2011 t/m 2015
4 x € 50.000,-/jr = € 200.000,-
Potentieel project
4. Maatregelen / techniek - a. Onderzoek
42
Nr.
Projectomschrijving
Beoogd effect / resultaat
Termijn / looptijd
Kostenraming
Opmerking
4a.1
Woudse Droogmakerij (WDM); hydrologisch afgebakend gebied (95% glastuinbouw) waar in de praktijk de effecten van maatregelen getoetst kunnen worden. Tevens zorgt het project voor toename in bewustwording.
Praktijktoets voor maatregelen en toename van bewustwording bij ondernemers.
Lopend t/m 2010, verlenging is noodzakelijk t/m 2015
Verlenging: 5 x € 125.000,-/jr = € 600.000,-
Lopend project, gefinancierd door de betrokken organisaties (waaronder Tmt = LNV/ VROM). Verlenging is nieuw
4a.1a Onderzoek naar behandeling Filterspoelwater moet uitvan filterspoelwater (bezinken / eindelijk in >90% van de uitvlokken) t.b.v. hergebruik. gevallen hergebruikt kunnen worden. Resultaat: inzicht in kosten voor de aanpassingen. Beoogd effect: vermindering emissie gbm met 15 - 20% (spoelen met schoon water reduceert de emissie tot nagenoeg nul).
t/m 2011
Gefinancierd door Bayer CropScience
Lopend project, onderdeel van WDM (4a.1)
4a.1b Behandeling spuiwater: Onderzoek naar geavanceerde oxidatie (UV + H2O2) en filtering m.b.v. actief kool als nabehandeling van spuiwater om emissie van gbm via spuiwater te beperken.
Emissie van >90% van de gbm kan effectief worden beperkt. Resultaat: eerste inzicht in kosten voor de aanpassingen c.q. apparatuur. Beoogd effect: vermindering emissie gbm met 90%.
t/m 2011
Gefinancierd door Bayer CropScience, totaal incl. 4a.1a ca. € 350.000,-
Lopend project, onderdeel van WDM (4a.1)
4a.2
Alternatieve behandeling spuiwater: I.p.v. H2O2 kunnen ook andere oxidatoren en eventueel vlokmiddelen worden toegepast voor verwijdering van gbm uit water (aanvullend project op 4a.1b).
Beoogd resultaat: Verbetering van de efficiëntie van de behandeling en/of kostenreductie.
2011 - 2012
pm
Potentieel project
4a.3
KRW-project substraatteelt
Gesloten waterkringloop / nulemissie van gbm en breed draagvlak voor maatregelen door betrokkenheid van de praktijk.
t/m 2011
€ 3.600.000,-
Financiering nog niet definitief (2e tender)
4a.3a Onderzoek naar de oorzaak van en maatregelen ter voorkoming van groeiremming bij substraatteelten door hergebruik van drainwater (o.a. doorontwikkeling geavanceerde oxidatie).
Beoogd resultaat: Groeiremming als oorzaak voor het lozen van drainwater wegnemen door toepassing van geavanceerde oxidatie bij roos en andere gewassen.
t/m 2011
Zie 4a.2
Onderdeel van KRWproject substraatteelt
4a.3b Onderzoek naar optimalisatie van bemesting.
Beoogd resultaat: Hergebruik van drainwater maximaliseren door betere regelsystemen en daardoor aanzienlijk minder spui.
t/m 2011
Zie 4a.2
Onderdeel van KRWproject substraatteelt
4a.3c
Onderzoek naar zuiveren en valorisatie van te lozen water.
Beoogd resultaat: zuivering van te lozen water en daardoor een nulemissie van gbm.
t/m 2011
Zie 4a.2
Onderdeel van KRWproject substraatteelt
4a.4
Hergebruik drainwater bij opkweek. Bij reguliere en biologische opkweek van plantmateriaal is hergebruik van drainwater nog niet optimaal.
Beoogd resultaat: maximalisatie hergebruik drainwater bij opkweek van plantmateriaal.
pm
Uitgevoerd door WUR, TNO, Grow Group en Groen Agrocontrol
4a.5
Behandeling en ontsmetting van drainagewater voor bedrijven met grondgebonden teelt. De bekende methoden voor ontsmetting worden vaak niet toegepast vanwege de troebelheid van het drainagewater en het risico op Verticillium en aaltjes. Tevens kan bij bedrijven met inzijging en evt. ook kwel, het drainagewater ingedikt worden.
Beoogd resultaat: betrouwba- 2012-2014 re ontsmettingsmethode voor drainagewater. Beoogd effect: vermindering van emissie van gbm.
pm (€ 150.000,-?)
Potentieel project
4a.6
Nauwkeurige dosering van gbm bij meedruppelen; dosering via kraanvak met ontwikkeling van software om moment van doseren te kunnen berekenen.
4a.7
4.a.8 11
Beoogd resultaat: software voor ondernemer om de dosering van gbm bij meedruppelen te kunnen voorspellen. Beoogd effect: nauwkeurigere dosering leidt tot lager gebruik; verwacht effect op emissie: – 25%.
2011
€ 40.000,-
Potentieel project
Verbetering spuittechniek (be- Beoogd effect: minder geperking hoeveelheid spuitvloei- bruik van gbm en daardoor stof bij klein gewas, alleen de minder emissie. benodigde spuitdoppen open zetten, spuiten met gewasdetectie, e.d.).
2011 - 2013
pm
Mogelijk kan worden aangehaakt bij Programma Gezonde Kas dat voor subsidiëring is ingediend bij Interreg.
Evaluatie van technologieën voor zuivering gewasbeschermingsmiddelen uit spuiwater. Betreft beschikbare zuiveringstechnologieën met potentie voor de glastuinbouw
2011
€ 360.000
Potentieel project
Beoogd resultaat: per technologie een uitspraak over effectiviteit, toepasbaarheid voor de glastuinbouw, kosten en randvoorwaarden voor implementatie in de praktijk
4. Maatregelen / techniek - b. Implementatie Nr.
Projectomschrijving
Beoogd effect / resultaat
Termijn / looptijd
Kostenraming
Opmerking
4b.1
Kosten/batenanalyse van mogelijke maatregelen en technieken.
Door de kosten en baten duidelijk in beeld te krijgen, kan de implementatie van de maatregelen gestimuleerd worden. Werkgroep Op WEGG kan de resultaten inzetten voor communicatiedoeleinden.
2011 - 2015
€ 75.000,-
Potentieel project
4b.2
Onderzoek naar inzetbaarheid stimuleringsbeleid.
Met stimuleringsmaatregelen 2011 kan de implementatie van maatregelen en technieken versneld worden. De snelheid van de implementatie is evenredig met de grootte van de stimulans.
pm
Potentieel project, uit te voeren door betrokken ministeries en organisaties
Dit project is toegevoegd ná formele goedkeuring van het plan van aanpak door de Stuurgroep Platform duurzame glastuinbouw. Reden om dit op te nemen was het verzoek van de rijksoverheid om meer aandacht te besteden aan ‘end of pipe’ oplossingen.
11
44
Colofon De Uitvoeringsagenda ‘Duurzaam water in en om de kas’ is een publicatie van het Platform duurzame glastuinbouw. In april 2010 is deze op www.duurzameglastuinbouw.com verschenen. Enkele maanden daarna besloot de stuurgroep van het platform duurzame glastuinbouw dat er een apart plan van aanpak moest komen voor emissiereductie van gewasbeschermingsmiddelen. Reden was de hoge prioriteit die dit onderwerp kreeg door de in de Uitvoeringsagenda beschreven ontwikkelingen. In de onderhavige publicatie is het plan van aanpak geïntegreerd in de Uitvoeringsagenda. Voor de opstelling van de Uitvoeringsagenda was een tijdelijke werkgroep ingesteld: de werkgroep Emissieloze glastuinbouw (afvalwater). De samenstelling vindt u hieronder. Het later toegevoegde Plan van aanpak emissie gewasbeschermingsmiddelen is opgesteld door de werkgroep Op Wegg (zie bijlage 2).
Leden tijdelijke werkgroep Uitvoeringsagenda:
Johan Alderden, Agentschap NL (voorzitter) Theo Cuijpers, Hoogheemraadschap Schieland en Krimpenerwaard Joke Klap, Productschap Tuinbouw Guus Meis, LTO Glaskracht Nederland José de Ruiter, Agentschap NL (secretaris) Martijn Tak , Ministerie van VROM Ruud Teunissen, RWS/Waterdienst (tot december 2009) Jan van Vliet, Ministerie van LNV, directie Kennis Michaël Vossen, Provincie Zuid-Holland
Agendaleden tijdelijke werkgroep Uitvoeringsagenda: Ellen Beerling, WUR Glastuinbouw Gea Bouwman, Plantum Jap van de Lugt, Plantum Jo Ottenheim, Nefyto Martine Tieleman, Gemeente Westland Daan Verbeek, Agrodis
Portefeuillehouder vanuit de stuurgroep: Tiny Aerts, vice voorzitter LTO Glaskracht Nederland
45