$JUR1LHXZVEULHI Uitgave: juni 2007
In deze nieuwsbrief onder andere: Juridisch Hoe nieuw is de nieuwe Pachtwet Niet op tijd betalen is flink duurder geworden Fiscaal Foutje, bedankt! Onderneming of toch niet? Milieu Controles mestwetgeving Duidelijkheid over ammoniak in de Milieuvergunning Subsidies Starter, dan toeslagrechten uit de nationale reserve 10 miljoen aan toeslagrechten niet aangevraagd Wie heeft de grond in gebruik? Hoe zit het nu met de 80%-benutting? Belangrijke data
+RH]LWKHWQXPHWGH EHQXWWLQJ"
Een toeslagrecht dat voor 80% is benut, kan zonder grond worden overgedragen. Dienst Regelingen hanteert een bijzondere wijze van berekenen van de 80%-eis voor benutting, waar niet iedereen het mee eens is. Dienst Regelingen stelt dat 80% van het aantal toeslagrechten moet worden benut. Dit wordt zo uitgelegd dat iemand met 2,5 toeslagrechten drie toeslagrechten heeft: één toeslagrecht waarvoor hij 0,5 hectare nodig heeft en twee toeslagrechten waarvoor één hectare nodig is. Door Dienst Regelingen wordt bij telefonische vragen vaak als antwoord gegeven dat aan de 80%-eis is voldaan als 80% van de 2,5 dus als er minimaal 1,68 ha landbouwgrond is opgegeven. Bij de afronding van transacties wordt echter gerekend met het aantal toeslagrechten. 80% van 3 = 2,4 hectare. Of een toeslagrecht met een grootte van 0,5 als één geteld mag worden zal in de toekomst ongetwijfeld nog uitgevochten worden. Wanneer u toeslagrechten zonder grond wilt verkopen of hebt verkocht is het voorlopig verstandig om rekening te houden met de eis van 80%-benutting van het aantal toeslagrechten, waarbij het laatste deel achter de komma dus ook voor één toeslagrecht telt. Dienst Regelingen zal het niet benutte deel van het toeslagrecht laten vervallen en toevoegen aan de nationale reserve omdat de dienst vindt dat niet is voldaan aan de 80%-eis. Hier wordt ongetwijfeld nog over geprocedeerd omdat dit handelt over de uitleg van een artikel uit de EG-verordening.
AGRO-Nieuwsbrief
)RXWMHEHGDQNW
Soms maakt de belastingdienst het ook leuker. Een aangifteplichtige doet over het jaar driemaal aangifte via een diskette. De eerste en de tweede aangifte kunnen door de belastingdienst niet worden gelezen en de derde gaat uiteindelijk goed. In de derde aangifte zat een fout en dat leidde tot een teruggave over een negatief inkomen van ruim De aangifteplichtige had een fout gemaakt in zijn aangifte en dit leidde tot een negatief inkomen uit de eigen woning. De aangifteplichtige had een kleine hypotheek en er zou een bedrag aangegeven moeten zijn van ongeveer De inspecteur wil na ontdekking van de fout een navorderingsaanslag over 2001 opleggen. Ook wil hij in verband met de verliesverrekening naheffen over 2002 en 2003. De aangifteplichtige is het hier uiteraard niet mee eens en legt de zaak voor aan de rechter. De rechter oordeelt dat de aangifte over het jaar 2001 definitief vaststaat en dat daarover niet meer kan worden nagevorderd. De rechter doet geen uitspraak over het jaar 2002 en 2003 omdat daar nog geen uitspraak op het bezwaar gedaan is. Gebruikelijk is dat de fiscus kan naheffen als er te weinig belasting is geheven. Hierbij geldt wel dat een feit dat al bij de fiscus bekend was, niet tot een navordering mag leiden. De te hoge aftrek van hypotheekrente was geen fout van de inspecteur maar van de belastingplichtige. De aangifteplichtige vindt dat de inspecteur had kunnen weten dat het bedrag niet klopte en dat de inspecteur dit had kunnen corrigeren. De rechter is het daarmee eens. Nu de inspecteur dit heeft nagelaten, heeft deze een fout gemaakt die niet door een navorderingsaanslag kan worden hersteld. De belastingplichtige betaalde al jaren een klein bedrag aan hypotheekrente en zeker geen Gezien de inkomenspositie en de leeftijd van de belastingplichtige had de inspecteur een nader onderzoek moeten instellen. De belastingdienst verwerkt veel aangiften geautomatiseerd. Hierbij blijft in veel gevallen een handmatige controle achterwege. Het gevolg van de keuze om de aangiften op deze wijze te controleren komt voor rekening van de belastingdienst. De navorderingsaanslag 2001 wordt vernietigd. De belastingplichtige betaalt voorlopig geen belasting door het grote negatieve inkomen in 2001.
-1-
1LHWRSWLMGEHWDOHQLVIOLQNGXXUGHU JHZRUGHQ
Het matige tot soms zeer slechte betalingsgedrag van veel debiteuren vormt een ware plaag voor het midden- en kleinbedrijf. Een hoge debiteurenstand kan leiden tot betalings- en financieringsproblemen en brengt bovendien veel administratief gedoe met zich mee. Om dat probleem aan te pakken is onlangs een EGRichtlijn opgenomen in het Burgerlijk Wetboek. Naast de gebruikelijke wettelijke rente die particulieren verschuldigd zijn zodra de betalingstermijn verstreken is, kent het Burgerlijk Wetboek nu een hogere wettelijke rente voor handelsovereenkomsten. Een handelsovereenkomst is een overeenkomst tussen twee of meer partijen die bedrijfsmatig handelen. De gebruikelijke wettelijke rente die particulieren moeten betalen na het verstrijken van de betalingstermijn bedraagt sinds 1 januari 2007 6%. De wettelijke handelsrente bedraagt sinds 1 januari maar liefst 10,58%. Daar komt vanaf 1 januari 2007 nog bij dat een leverancier op grond van het Burgerlijk Wetboek recht heeft op de samengestelde wettelijke handelsrente. Iemand die te laat betaalt, is op grond van de wet óók de wettelijke handelsrente verschuldigd over onbetaalde wettelijke handelsrente. Bij handelsrente is dus sprake van rente over rente. Zonder dat daarvoor een aanmaning is vereist wordt men automatisch de wettelijke handelsrente verschuldigd na het verstrijken van de in de factuur genoemde betalingstermijn. Hierop geldt uiteraard een uitzondering bij gebreken. Als het geleverde een gebrek vertoont, verkeert de leverancier in verzuim en kan de afnemer geen wettelijke rente verschuldigd raken na het verstrijken van de betalingstermijn. Hiervoor moet de leverancier tijdig schriftelijk in gebreke zijn gesteld en tot nakoming zijn gesommeerd. Als de opdrachtgever niet tevreden is, dan wordt nogal eens een deel van het te betalen bedrag achter gehouden. Wanneer na facturatie van de laatste termijn de opdrachtgever tijdig de opdrachtnemer schriftelijke heeft gesommeerd de opleveringspunten af te werken, dan kan de opdrachtnemer in principe geen aanspraak maken op wettelijke handelsrente als de laatste termijn eerst onbetaald blijft. De opdrachtgever moet zich wel afvragen of de tekortkomingen het rechtvaardigen de laatste factuur voorlopig niet te betalen. Hij moet natuurlijk voorkomen dat hij zich een hoog bedrag aan samengestelde wettelijke rente op de hals haalt na afloop van de incassoprocedure. Alleen een terechte klacht over een serieus gebrek kan de verschuldigdheid van de wettelijke rente opschorten.
man mocht deze grond opgeven voor de mest (hij gebruikte de verliesnormen binnen Minas) en daarmee voldeed de aanvrager niet aan de subsidievoorwaarden van de SAN. Hij had geen duurzaam gebruiksrecht meer van de grond. De Basisregistratie percelen wordt voor een groot aantal controles gebruikt en dat leidt soms tot vervelende uitkomsten. Wanneer iemand uitbetaling van bijvoorbeeld toeslagrechten aanvraagt, dan moet het feitelijke gebruik van die grond ook bij de aanvrager liggen. De feitelijk gebruiker van de grond mag deze grond opgeven voor de Meststoffenwet en voor de verzilvering van toeslagrechten. Wanneer u een SAN-overeenkomst op uw grond hebt afgesloten worden de regels nog strenger. Om voor een SAN-vergoeding in aanmerking te komen, gaat u een verplichting aan voor meestal zes jaar. U verklaart daarbij dat u de grond duurzaam in gebruik hebt en zult houden. De looptijd van de overeenkomst is afhankelijk van het pakket (het soort vergoeding dat u krijgt) waarvoor een overeenkomst wordt afgesloten. Wanneer u een overeenkomst afsluit voor zogenaamde weideranden of hooilanden, dan gaat u verplichtingen aan voor zes jaar. Gedurende die periode verklaart u als aanvrager dat u de grond in gebruik zult houden en zult beheren zoals in de overeenkomst staat vermeld. Wanneer de grond waarop een (P)SAN-overeenkomst rust met een grondgebruiksverklaring uit gebruik gegeven wordt, dan wordt niet meer voldaan aan de subsidievoorwaarden. Dienst Regelingen ontbindt de overeenkomst en vordert de subsidie terug. Een collega had nog 1,5 ha hooiland en dat maaide hij één keer per jaar. Hij ontving hiervoor een jaarlijkse vergoeding. Een buurman die de verliesnormen binnen zijn Minas wel kon gebruiken vroeg of hij de grond mocht opgeven voor de mest. Deze collega had hier geen bezwaar tegen, hij gebruikte de grond zelf nauwelijks en alles bleef toch bij het oude. Hij maaide het gras één keer per jaar en zijn buurman gaf de grond op voor de mest, zodat deze de verliesnormen kon benutten. Op een onverwacht moment krijgt de collega bezoek van een AID-inspecteur en deze stelt hem enige vragen over de grond en het opgeven van deze grond door de buurman. Nadat een half jaar is verstreken ontvangt de collega een nieuw bericht van Dienst Regelingen: hij moet alle betalingen vanaf de aanvang van de overeenkomst terugstorten.
Als u subsidies ontvangt op grond zit daar altijd de eis van feitelijk gebruik aan vast.
:LHKHHIWGHJURQGLQJHEUXLN"
Een landbouwer moet zijn SAN-subsidie over de afgelopen vijf jaar terugbetalen omdat zijn buurman de grond opgaf in de basisregistratie percelen. De buur-
AGRO-Nieuwsbrief
-2-
2QGHUQHPLQJRIWRFKQLHW"
Het hebben van een onderneming is meer dan alleen de eigendom van grond, gebouwen en het verrichten van werk. Er is ook een vereiste namelijk dat er winst behaald wordt. En hiermee wil het nogal eens misgaan. Bepaalde ondernemingen blijken niet echt winstgevend, maar eerder verliesgevend. In dat geval blijkt de belastingdienst kritisch en wil deze de onderneming fiscaal beëindigen en afrekenen over de aanwezige meerwaarden. Terecht?
! "# $$% '&($) $*+
Een onderneming bestaat uit arbeid en kapitaal waarmee wordt deelgenomen aan de economie om winst te behalen. Voor het overgrote deel van de agrarische ondernemingen is er dan ook gewoon sprake van een onderneming. Deze vraag is alleen maar van belang als er gebalanceerd wordt tussen hobby en een ‘echte’ onderneming. Bekende voorbeelden zijn de boeren die na verkoop van productierechten nog de oude gebouwen aanhouden met een deel van de grond. Op deze grond wordt wellicht nog wat vee geweid of worden gewassen verbouwd. Een ander veel voorkomende activiteit is het houden van paarden. Het is niet ongebruikelijk dat deze activiteiten verliesgevend zijn. Als er jarenlang sprake is van een verliesgevende situatie en het is ook niet te verwachten dat hier in de nabije toekomst verandering in komt, zal er geen sprake zijn van een onderneming. Gevolg en ook het nadeel hiervan is dat de onderneming gestaakt wordt en afgerekend moet worden op de meerwaarde in de onderneming waarbij de landbouwgrond normaal gesproken onbelast blijft.
,- &(. "* / $%012'340$' 5+
Toch is niet altijd gezegd dat een structureel verliesgevende activiteit geen onderneming is. Ten eerste moet altijd gekeken worden naar de oorzaak van het verlies en of dit structureel is. Een onderneming die net start zal aanloopverliezen kunnen hebben. Er moet ook gekeken worden naar de verwachtingen in de toekomst. Een voorbeeld is de invloed van de MKZ-crisis. Dit heeft direct gevolgen gehad op de prijs van het vee. Dit is niet een blijvende situatie en daarmee kan dan ook aangetoond worden dat dit de oorzaak is van het verlies. Ten tweede moet ook rekening worden gehouden met aanwezige (belaste) meerwaarden in bedrijfsmiddelen. Zeker als het gaat om een agrarische onderneming die lang bestaat, is er vaak een behoorlijke meerwaarde aanwezig in de gebouwen. Als deze meerwaarde aangetoond kan worden, bijvoorbeeld door een taxatierapport, moet hiermee rekening worden gehouden bij de beoordeling of er sprake is van een onderneming. Is de meerwaarde in de onroerende zaken zo hoog dat daarmee de geleden verliezen verrekend kunnen worden, dan is er toch sprake van een onderneming. Dit bepaalde een rechtbank in Den Haag onlangs in een procedure. In een aantal gevallen biedt dit dus nog een ontsnappingsmogelijkheid.
67$ 3. 8"'
onder meer bepaald door het wel of niet aanwezig zijn van winstverwachtingen en of die aannemelijk zijn. Bij de bepaling van deze winstverwachtingen moeten tijdelijke invloeden worden weggedacht en mag rekening gehouden worden met aantoonbare meerwaarden in de onroerende zaken.
6WDUWHUGDQWRHVODJUHFKWHQXLWGH QDWLRQDOHUHVHUYH
Het toeslagrecht van starters wordt een toeslagrecht uit de nationale reserve. Dienst Regelingen heeft onlangs een brief gestuurd aan gestarte bedrijven. Strekking van deze brief was dat door een wijziging van de EG-verordening het toeslagrecht van starters de kenmerken heeft van een toeslagrecht uit de nationale reserve. Dit betekent dat dit toeslagrecht gedurende vijf jaar voor 100% benut moet worden. Vrijwel alle starters hebben al een beschikking waarop hun toeslagrecht als een gewoon toeslagrecht vermeld staat. Of dit standpunt van Dienst Regelingen bij een bezwaar en beroep standhoudt is de vraag. Veiligheidshalve verdient het aanbeveling dat starters gewoon de eerste vijf jaar hun toeslagrecht voor 100% benutten. Wanneer dat het eerste jaar niet is gebeurd, dan kan tegen een eventuele intrekking van het toeslagrecht bezwaar gemaakt worden. Het is daarbij de vraag of Dienst Regelingen een vaststaand besluit op deze wijze mag herzien.
PLOMRHQDDQWRHVODJUHFKWHQQLHW DDQJHYUDDJG
9:<;=> ? @ ABCEDD CGF ABH? DIJ BKLMF BCN> HGOAAJ OB
Ongeveer landbouwers niet aangevraagd. Minister Verburg van LNV gaat een onderzoek doen naar de oorzaken. In de praktijk blijken er verschillende oorzaken te zijn voor het niet aanvragen van de toeslagrechten: 1. Het bedrijf is gestaakt. 2. De aanvrager heeft zijn toeslagrecht niet aangevraagd, maar wel om uitbetaling verzocht. 3. De aanvrager kende de omvang en de kenmerken van zijn toeslagrecht niet, waardoor het aanvragen niet op de juiste wijze is gebeurd. Voor de landbouwer die zijn uitbetaling over 2006 heeft misgelopen en deze nog wil ontvangen is van belang welke oorzaak ten grondslag ligt aan het niet of slechts deels uitbetalen. Als dit verwijtbaar is aan Dienst Regelingen, dan zou nog met succes een beroep op uitbetaling gedaan kunnen worden.
P
:
Leg u niet voetstoots neer bij een afwijzingsbericht van Dienst Regelingen. Als Dienst Regelingen u veel te laat heeft geïnformeerd zijn er gronden om bezwaar te maken.
De fiscale grens tussen hobby en onderneming wordt
AGRO-Nieuwsbrief
-3-
+RHQLHXZLVGHQLHXZH3DFKWZHW
&RQWUROHVPHVWZHWJHYLQJ
Er komt definitief een nieuwe Pachtwet nu de Eerste Kamer daarmee heeft ingestemd. De twijfels bij het CDA over het overgangsrecht, in verband met het schrappen van de leeftijdgrens van 65 jaar, zijn weggenomen. Verpachters kunnen het pachtcontract nog opzeggen als de pachter 65 jaar wordt; onder de nieuwe wet kan dat niet meer. Als tijdens de behandeling van een opzeggingsprocedure de wet verandert, geldt volgens het Burgerlijk Wetboek het oude recht. De nieuwe Pachtwet treedt op 1 september 2007 in werking.
Van de meeste controles op het naleven van de Meststoffenwet zult u niets tot weinig merken. Dienst Regelingen controleert aan de hand van de hem bekende gegevens of het gebruik van meststoffen past binnen de wettelijke gebruiksnormen. Hiervoor maakt Dienst Regelingen gebruik van gegevens uit de Basis Registratie Percelen, de gegevens van aan- en afvoer van dierlijke meststoffen, I&R-gegevens voor het bepalen van de veebezetting, de voerjaaroverzichten en de opgave aanvullende gegevens. Op het moment dat daaruit geen overschrijding van de gebruiksnormen blijkt, dan zult u van verdere controles meestal niets merken. Blijkt er wel een overschrijding van de gebruiksnormen uit, dan zal een AID-controle ter plaatse volgen en wordt inzicht in de mestboekhouding gevraagd. In deze mestboekhouding moet het gebruik van meststoffen en de ruimte voor het gebruik van meststoffen vastliggen. Veel mestboekhoudingen voldoen niet aan de door de wetgever gestelde eisen. Bij veel bedrijven ontbreekt bijvoorbeeld een berekening van de gemiddelde veebezetting. Dit wordt direct beboet. De controlebeambte stelt zich vaak op het standpunt dat de administratie van 2006 op 31 januari 2007 afgerond had moeten zijn.
De nieuwe pachtvorm geliberaliseerde pacht komt in de plaats van eenmalige pacht. Hiervoor zijn er twee mogelijkheden. Geliberaliseerde pacht voor een periode van meer dan zes jaar en voor een periode van minder dan zes jaar. De voorwaarden van deze pachtvorm zijn vrijwel gelijk aan die van de huidige eenmalige pacht. Een nieuw bestanddeel van de Pachtwet is dat bij een geliberaliseerde pacht van meer dan zes jaar er wel een pachtprijstoetsing plaatsvindt. De toetsing van de pachtprijs ontbreekt altijd bij de huidige eenmalige pachtovereenkomsten. Bij de nieuwe pachtvorm geliberaliseerde pacht kent men net als bij de huidige eenmalige pacht geen wettelijk verlengingsrecht, geen recht op in-de-plaatsstelling, geen voorkeursrecht voor de pachter en nieuw is dat de maximale termijn van twaalf jaar is geschrapt. Alleen bij een geliberaliseerde pachtovereenkomst voor een periode langer dan zes jaar wordt de pachtprijs door de Grondkamer getoetst. Ook nieuw is dat in de gewijzigde Pachtwet het voorkeursrecht van de zittende pachter kan worden gepasseerd. De verpachter/eigenaar kan het verpachte verkopen aan een willekeurige derde zonder dat de verpachter verplicht is deze grond eerst aan de pachter aan te bieden. De nieuwe verpachter/eigenaar, moet dan wel afstand doen van zijn opzeggingsreden voor eigen gebruik. In ieder geval blijft de bestaande pachtovereenkomst onaangetast en daarmee is de positie van de pachter dezelfde als voor de verkoop. De huidige Pachtwet kent de bepaling dat de pachtovereenkomst door de verpachter beëindigd kan worden in het jaar dat de pachter 65 jaar wordt. Deze bepaling is op grond van leeftijdsdiscriminatie geschrapt. Omdat de huidige Pachtwet nu nog van kracht is hebben eigenaren de pachtovereenkomst in voorkomende situaties opgezegd. Bij het invoeren van de nieuwe Pachtwet per 1 september worden alle opzeggingen door de verpachter die voor 1 augustus zijn gedaan en waarbij de pachter de Pachtkamer inschakelt nog onder de huidige Pachtwet beoordeeld. In de loop van dit jaar wordt ook een nieuw Pachtnormenbesluit vastgesteld. De verwachting is dat deze uiterlijk 1 november 2007 wordt gepubliceerd.
AGRO-Nieuwsbrief
P
:
Bent u klaar voor de controle van uw mestboekhouding? Nee, breng deze dan snel op orde. De AID kan tot vijf jaar na 2006 hier nog naar vragen.
9ROGRHQGHDIOHLGLQJVPDWHULDDOYRRU YDUNHQVYHUSOLFKW
Vanaf 1 juli 2007 moeten varkenshouders zorgen voor voldoende afleidingsmateriaal voor de varkens. Europese en nationale wetgeving (het Varkensbesluit) schrijven voor dat varkens zoveel mogelijk natuurlijk gedrag moeten kunnen uiten. Alléén een ketting die op dit moment in de meeste varkenshokken hangt, is onvoldoende ter afleiding. Dit stelt de controledienst van de Europese Commissie. Daarom wordt de ketting als enig afleidingsmateriaal voor varkens niet meer toegestaan. Wel mag de ketting gebruikt worden in combinatie met andere materialen. Goed afleidingsmateriaal voldoet aan de behoeften als de varkens erin kunnen wroeten en eraan kunnen snuffelen. Ook moeten dieren permanent over het materiaal kunnen beschikken en mag de gezondheid van het varken niet in gevaar komen. Voorbeelden van goed afleidingsmateriaal zijn stro in een ruif, ruwvoer (bijvoorbeeld hooi, gehakseld maïs, suikerbieten) in een trog, touw of een houten balk.
-4-
'XLGHOLMNKHLGRYHUDPPRQLDNLQGH PLOLHXYHUJXQQLQJ
Gewijzigde Wet ammoniak en veehouderij (Wav) in werking Onlangs zijn een aantal wijzigingen in de Wav in de Staatscourant gepubliceerd en daarmee in werking getreden. De eerste belangrijke wijziging is de inperking van het aantal kwetsbare gebieden. De tweede belangrijke wijziging is de uitbreidingsruimte voor melkrundveehouderijen tot 200 melkkoeien met 140 stuks bijbehorend jongvee in de 250 meter zones rondom kwetsbare gebieden. De derde wijziging is de mogelijkheid van interne saldering binnen bedrijven. De nieuwe zeer kwetsbare gebieden moeten door de provincie worden aangewezen en groter zijn dan 50 ha. De provincie heeft de mogelijk hiervan af te wijken. Nieuwe Regeling ammoniak en veehouderij (Rav) In de Staatscourant van 14 mei 2007 is de nieuwe Rav gepubliceerd waarin ammoniakemissiewaarden van de verschillende huisvestingssystemen zijn vermeld. De belangrijkste wijzigingen zijn voor alle hoofdcategorieën het toevoegen van een aantal luchtwassystemen en gecombineerde luchtwassystemen. Ook zijn de maximale emissiewaarden uit bijlage 2 voor het berekenen van het bedrijfsammoniakplafond aangepast en afgestemd op het Besluit huisvesting. Duidelijkheid voor bestaande bedrijven in en om Natura 2000-gebieden Op grond van de huidige wet geldt een vergunningplicht voor activiteiten die in en om Natura 2000gebieden de beschermde natuur kunnen verstoren. Deze vergunning wordt gebaseerd op een toetsing van de geplande activiteiten voordat een bedrijf of activiteit zich vestigt in of om een Natura 2000-gebied. Tot nu toe gold dit ook voor activiteiten die reeds in of om Natura 2000-gebieden plaatsvinden zoals landbouw, recreatie, bedrijventerreinen en infrastructuur (bestaand gebruik). Door wijziging van de Natuurbeschermingswet 1998 is het bestaand gebruik, tot het moment dat beheerplannen voor Natura 2000-gebieden zijn opgesteld, niet vergunningplichtig. Tot het vaststellen van een beheerplan kan het bestaand gebruik dus in principe doorgang vinden. Duidelijkheid voor bedrijven die uitbreiden in en om Natura 2000-gebieden “Toetsingskader ammoniak en Natura 2000 openbaar”. Veehouders en vergunningverleners kunnen met het “Toetsingskader ammoniak en Natura 2000” bepalen of bedrijfsuitbreiding nog mogelijk is. Het toetsingskader is een tijdelijk instrument om te beoordelen of vergunning voor bedrijfsuitbreiding kan worden afgegeven. Daarmee kan worden bepaald of de ammoniakuitstoot schadelijk of niet schadelijk is voor de nabijgelegen natuur. Dit is onder meer afhankelijk van de hoeveelheid ammoniak die een bepaald natuurgebied kan verdragen. Daarom is een lijst van Natura-gebieden
AGRO-Nieuwsbrief
met de uiteenlopende kritische depositiewaarden onderdeel van het toetsingskader. Een tweede onderdeel van het toetsingskader is een stappenplan waarmee boeren en ambtenaren kunnen bepalen of een vergunning wel of niet verleend kan worden. Daarvoor is als derde onderdeel een elektronisch model voor ammoniakverspreiding bijgevoegd. Dit model op cd-rom wordt naar gemeenten en provincies gestuurd. Een vierde onderdeel is een wetenschappelijke en juridische inbedding van het toetsingskader. Dat is vooral van belang bij eventuele rechtszaken die tegen verleende vergunningen worden aangespannen. Start aanwijzing Waddengebied als Natura 2000gebied Minister Verburg van LNV heeft besloten om op 23 mei 2007 de inspraakprocedure te starten voor de aanwijzing van de zeven Natura 2000-gebieden in het waddengebied. Het gaat hierbij om de Waddenzee, de Noordzeekustzone en de duinen van de vijf waddeneilanden. Op 29 mei is de eerste van acht informatiebijeenkomsten in het waddengebied. Van 23 mei tot en met 3 juli liggen de ontwerpbesluiten van de zeven Natura 2000gebieden in het waddengebied ter inzage en kan iedereen zijn mening geven over de begrenzing en de natuurdoelen. De aanwijzing van Natura 2000-gebieden biedt duidelijkheid. Op dit moment geldt een algemene bescherming van alle soorten en planten in een gebied. Door de aanwijzing is duidelijk welke kwetsbare natuurwaarden in het gebied beschermd moeten worden. In de volgende fase, bij het opstellen van het beheerplan, wordt duidelijk met welke maatregelen deze natuurwaarden beschermd worden en welke activiteiten wel of niet mogelijk zijn. Uiteindelijk worden binnen Nederland 162 gebieden aangewezen. Van 9 januari tot en met 19 februari 2007 zijn tijdens de eerste inspraakronde 111 gebieden ter inzage gelegd. Voor alle Natura 2000-gebieden worden beheerplannen opgesteld. In een beheerplan wordt vastgelegd hoe en wanneer de doelen voor een gebied gehaald worden. Activiteiten in en rondom Natura 2000-gebieden die negatieve effecten op de natuur(doelen) kunnen hebben (landbouw, recreatie, visserij, waterbeheer) kunnen ook in het beheerplan geregeld worden. Een beheerplan moet worden vastgesteld binnen drie jaar nadat een gebied als Natura 2000-gebied is aangewezen. Voor het waddengebied gaan het rijk en de provincies de beheerplannen opstellen. Dit gebeurt in nauw overleg met de beheerders, gebruikers en andere betrokken overheden in de regio.
P Q
Als uw bedrijf binnen drie kilometer van dit gebied ligt, ga dan in ieder geval naar de informatie-bijeenkomsten.
-5-
$IURQGLQJ0LQDVWLMGSHUN
$FWXDOLVHUHQYDQXZEHPHVWLQJVSODQ
De ervaringen met de afronding van het Minas-tijdperk zijn wisselend. Bedrijven die een buitengewoon grote eindvoorraad hebben, kunnen met succes een beroep doen op de toezegging van minister Veerman. Deze heeft in een brief aan de Tweede Kamer geschreven dat bedrijven die door een onregelmatig opzet en afleverpatroon in een jaar veel meer aanvoer van mineralen dan afvoer hebben en als gevolg daarvan in het laatste jaar met een grote heffing worden geconfronteerd de eindvoorraad als afvoerpost mogen opnemen. Dit speelt bijvoorbeeld bij kalvermesters.
Nu de verzamelaanvraag over 2007 is ingevuld, is het belangrijk om ook uw bemestingsplan aan een controle te onderwerpen. Komen de oppervlaktes van uw bemestingsplan overeen met de oppervlaktes in uw gecombineerde opgave? Ook is het een goed moment om te bekijken of uw planning overeenkomt met de realisatie.
Ook andere bedrijven merken dat zij door de stelselwijziging een deel van hun heffingen niet meer kunnen verrekenen. Ook bedrijven die in het laatste Minas-jaar starten of uitbreiden voeren veel meer mineralen aan dan dat ze afvoeren. Deze krijgen vaak het voordeel van de twijfel en mogen de vrijstelling voor starters berekenen op basis van de groei tot het eindaantal dieren in 2005. Hiermee krijgen deze bedrijven een extra vrijstelling voor gestarte bedrijven, die ze anders in 2006 hadden mogen benutten. Dit is in de meeste gevallen een hele redelijke en praktische oplossing. Dienst Regelingen is niet in alle gevallen zo soepel. Bedrijven die nog een grote Minas-heffing hebben te staan kunnen deze niet meer verrekenen met saldoopbouw in de jaren 2006 en later. Door de stelselwijziging zien zij nu een deel van de betaalde heffing niet meer verrekenbaar worden. Dienst Regelingen biedt op dit moment nog niet veel handreikingen om deze heffingen terug te verdienen. Een bijzondere groep betreft de bedrijven die een heffing niet meer kunnen verrekenen omdat zij een veebezetting hebben van minder dan 2,5 gve per hectare. Door een uitspraak van het Hof Arnhem kunnen zij in sommige gevallen toch een fosfaatheffing verrekenen met saldo-opbouw bij die lage veebezetting. Het Hof stelde in die uitspraak dat de verrekening beperkt werd om de opbouw van een fosfaatreserve te voorkomen. Dit speelt bij dit type bedrijven niet. In dit geval werd verrekening toegestaan Wanneer u met een niet verrekenbare Minas-heffing blijft zitten, dan dringt zich de vraag op of het nemen van actie zinvol is. Dit is afhankelijk van de omvang en de oorzaak van de resterende heffing. Jaar in jaar uit teveel kunstmest strooien is geen geschikte zaak om bezwaar te maken tegen een resterende Minasheffing. Een eenmalige heffing, die jaar na jaar verder werd ingelopen zou aangevochten kunnen worden op grond van de stelselwijziging. Het kan onredelijk zijn dat door het schrappen van de Minas-wetgeving een deel van de heffing onverrekenbaar blijft.
%HODQJULMNHGDWD
RG '&S .T UV)XW'R-Y(8'. [Z\\] Regeling LNV-subsidies: draagvlak natuur
RG '&S .T UV)XW'R^_M2` &Z\\]
Ontwikkeling van het landschap
Z#) MaUV)bRTZcYS8'$'Z\\]
Beroepsopleiding en voorlichting Onderdeel: biologische landbouw
RTd#) T UV)bR[ZcY(8. Z\\]
Demonstratieprojecten Intensieve veehouderij
RTd#) T UV)bR[ZcY(8. Z\\]
Samenwerking bij innovatieprojecten
R-YS8'$'MaUa)eZf$/)` &Z\\]
Voedselkwaliteit (Biologische landbouw)
RR-YS8'$'Z\\]
Laatste dag indienen gecombineerde opgave met korting.
gihkjklnmnophqrks lut v w hkx
Een alternatief kan soms zijn het toepassingen van specifieke vrijstellingen of het doen van juist een forfaitaire aangifte. Moraal van dit verhaal: een Minasheffing hoeft niet per definitie open te blijven staan.
AGRO-Nieuwsbrief
-6-