Uitbreiding Albert Heijn Hoek van Holland
ontwerp Bestemmingsplan
Opgesteld door:
datum:
23 juni 2010
RBOI Rotterdam Opdrachtleider: R.J.M.M. Schram
Vastgesteld d.d.:
........
Goedgekeurd d.d.:
........
Onherroepelijk d.d.:
........
R.008/03
Postbus 150 3000 AD Rotterdam
gecertificeerd door Lloyd’s conform ISO 9001: 2000
aangesloten bij:
RBOI - Rotterdam bv Delftsestraat 17a Postbus 150 3000 AD Rotterdam telefoon (010) 413 06 20 E-mail:
[email protected]
c RBOI-Rotterdam bv Niets uit dit drukwerk mag door anderen dan door de opdrachtgever worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande toestemming van RBOI-Rotterdam bv, behoudens voorzover dit drukwerk wettelijk een openbaar karakter heeft gekregen. Dit drukwerk mag zonder genoemde toestemming niet worden gebruikt voor enig ander doel dan waarvoor het is vervaardigd.
3
Inhoudsopgave
Toelichting
5
Hoofdstuk 1
Inleiding
7
1.1
Aanleiding
7
1.2
Gekozen planopzet
7
1.3
Ligging en begrenzing
7
1.4
Vigerende bestemmingsplannen
8
Hoofdstuk 2
Beleid
9
2.1
Rijksbeleid
9
2.2
Provinciaal beleid
9
2.3
Gemeentelijk beleid
10
Hoofdstuk 3
Beschrijving van het plangebied
13
3.1
Ontstaansgeschiedenis
13
3.2
Archeologie en cultuurhistorie
14
3.3
Huidige situatie
15
Hoofdstuk 4
Planbeschrijving
17
4.1
Inleiding
17
4.2
Toekomstige situatie
17
4.3
Distributieplanologisch onderzoek
18
4.4
Verkeer en parkeren
24
4.5
Juridische planbeschrijving
25
Hoofdstuk 5
Water
27
5.1
Inleiding
27
5.2
Beleidskader
27
5.3
Huidige situatie
28
5.4
Toekomstige Situatie
28
5.5
Conclusie
29
Hoofdstuk 6
Milieu
31
6.1
Beleid
31
6.2
Geluid
32
6.3
Luchtkwaliteit
32
6.4
Bedrijven en Milieuhinder
33
6.5
Bodem
34
6.6
Kabels en Leidingen
34
6.7
Externe veiligheid
35
6.8
Ecologie
36
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 10805.14730.00 Rotterdam / Middelburg
4
6.9
Duurzaamheid en energie
39
Hoofdstuk 7
Sociale veiligheid en leefbaarheid
41
Hoofdstuk 8
Handhaving
43
Hoofdstuk 9
Financiële uitvoerbaarheid
45
Hoofdstuk 10
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
47
10.1
Overleg ex artikel 3.1.1
47
10.2
Ter inzage legging
48
Bijlagen Bijlage 1
49 Gebruikte onderzoeken
Regels
51
53
Hoofdstuk 1
INLEIDENDE REGELS
55
Artikel 1
Begrippen
55
Artikel 2
wijze van meten
57
Hoofdstuk 2
BESTEMMINGSREGELS
59
Artikel 3
Detailhandel
59
Hoofdstuk 3
ALGEMENE REGELS
61
Artikel 4
Antidubbeltelbepaling
61
Artikel 5
Algemene bouwregels
61
Artikel 6
Algemene ontheffingsregels
61
Artikel 7
Overige regels
61
Hoofdstuk 4
OVERGANGS- EN SLOTREGELS
63
Artikel 8
Overgangsrecht
63
Artikel 9
Slotregel
64
_______________________________________________________________________________________________________________ 10805.14730.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
toelichting
6
_______________________________________________________________________________________________________________ 10805.14730.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
7
Hoofdstuk 1
1.1
Inleiding
Aanleiding
De Albert Heijnsupermarkt aan de Prins Hendrikstraat 382 te Hoek van Holland heeft in de bestaande situatie een oppervlakte van 1.039 m2. Deze oppervlakte is echter te klein om een assortiment te voeren dat past bij een hedendaagse full-service supermarkt. Daarom is de eigenaar van de Albert Heijn voornemens de supermarkt uit te breiden met circa 485 m2. Het beoogde terrein hiervoor is een distributiestrook aan de achterzijde van de supermarkt. Deze ontwikkeling past echter niet binnen het vigerend bestemmingsplan Hoek van Holland-Dorp. Om de ontwikkeling planologisch mogelijk te maken, dient derhalve een nieuw bestemmingsplan opgesteld te worden.
1.2
Gekozen planopzet
Dit bestemmingsplan vormt het juridische kader waarbinnen in dit plangebied een nieuwe ontwikkeling mogelijk gemaakt wordt. Om die reden is een toegesneden juridische planvorm noodzakelijk die is afgestemd op de beoogde nieuwe ontwikkeling. De bestemmingen zijn zo opgenomen, dat voldoende rechtszekerheid bestaat voor omwonenden en andere gebruikers van het gebied en de omliggende gebieden. Op de plankaart zijn alle functies zodanig bestemd, dat het mogelijk is om met het bijbehorend renvooi (verklaring van de bestemmingen) te zien welke bestemming aan de gronden binnen het plangebied gegeven is. In de bijbehorende regels zijn de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de gebruiksregels te vinden. In paragraaf 4.5 wordt uiteengezet welke gedachten aan de juridische regeling ten grondslag hebben gelegen en hoe deze regeling uiteindelijk is vorm gegeven.
1.3
Ligging en begrenzing
Het plangebied is gelegen aan de oostzijde van het centrum van Hoek van Holland aan de Prins Hendrikstraat en de Rietdijkhof. De precieze ligging van het plangebied is te zien in figuur 1.1
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 10805.14730.00 Rotterdam / Middelburg
8
1.4
Vigerende bestemmingsplannen
Ter plaatse van het plangebied vigeert het bestemmingsplan: 'Uitbreiding in onderdelen "Hoek van Holland-Dorp", vastgesteld door de gemeenteraad op 16 februari 1961 en goedgekeurd door de Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland op 22 januari 1962. In het bestemmingsplan 'Uitbreiding in onderdelen "Hoek van Holland-Dorp"' hebben de gronden ter plaatse de bestemming 'weg'. De uitbreiding is in strijd met artikel 1, lid 2, omdat op de voor 'weg' bestemde gronden niet gebouwd mag worden. Bovendien is het gebruik als supermarkt ook in strijd met de bestemming. Binnen het bestemmingsplan is ook geen vrijstelling mogelijk.
_______________________________________________________________________________________________________________ 10805.14730.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
9
Hoofdstuk 2
2.1
Beleid
Rijksbeleid
Nota Ruimte De Nota Ruimte omvat de visie van het Kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland in de komende decennia. Hiermee is het ruimtelijke beleid tot 2020 vastgelegd met een doorkijk tot 2030. De Nota heeft een strategisch karakter en richt zich op de hoofdlijnen van het beleid. Het hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid kan worden samengevat als: ruimte scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies. Gelet op de beperkte ruimte in Nederland dient dit efficiënt en duurzaam te geschieden. Het kabinet heeft gekozen voor een dynamisch en op ontwikkeling gericht ruimtelijk beleid, met als uitgangspunt 'decentraal waar dat kan, centraal waar dit moet'. Het accent ligt daarbij op 'ontwikkeling' in plaats van op 'ordening'. De Nota bevat de ruimtelijke bijdrage aan een sterke economie, een veilige en leefbare samenleving en een aantrekkelijk land. Daarbij hoort een aangepaste verdeling van verantwoordelijkheden tussen Rijk en decentrale overheden. Samenspel tussen overheden, maatschappelijke organisaties en burgers wordt nodig geacht om problemen effectief aan te pakken en kansen beter te benutten. Aan decentrale overheden en andere betrokkenen wordt - anders dan tot nu toe het geval was – meer ruimte gelaten om tot maatwerkoplossingen te komen. Verantwoordelijkheden worden daarbij zo dicht mogelijk bij burgers en betrokken partijen gelegd.
2.2
Provinciaal beleid
Nota Regels voor ruimte De Nota Regels voor Ruimte (vastgesteld 8 maart 2005) vormt samen met de streekplannen het beoordelingskader van Gedeputeerde Staten van Zuid Holland (GS) voor gemeentelijke ruimtelijke plannen. Daarmee is de nota samen met de streekplannen het belangrijkste instrument om de provinciale ruimtelijke belangen te beschermen. Hierbij wordt er ruimte gegeven aan lokale overheden om de belangen van lokaal niveau op eigen wijze te beschermen en te ontwikkelen. In de streekplannen zijn de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid en de bijbehorende opgave opgenomen. In deze nota is verwoord waaraan vanuit provinciale optiek gemeentelijke en regionale ruimtelijke plannen moeten voldoen om die opgave te kunnen verwezenlijken.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 10805.14730.00 Rotterdam / Middelburg
10
De Nota Regels voor Ruimte bevat beleidsregels als bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht. Met deze regels wordt enerzijds een doelmatige vertaling van het algemene ruimtelijke beleid in gemeentelijke ruimtelijke plannen beoogd, anderzijds wordt aangegeven hoe GS met planbeoordeling willen omgaan. In deze nota zijn de regels aangegeven die voor GS van wezenlijk provinciaal belang zijn. In het zogenoemde Interimbeleid (vastgesteld door GS op 13 mei 2008) is het bestaande beleid zoals neergelegd in Nota Regels voor Ruimte bestendigd. Ruimtelijk Plan Regio Rotterdam 2020 Het Ruimtelijk Plan Regio Rotterdam 2020 (RR 2020) bestrijkt het grondgebied van alle bij de Stadsregio Rotterdam aangesloten gemeenten. Het betreft een strategisch ruimtelijk ontwikkelingsprogramma voor de regio Rotterdam voor de periode van 2005 tot 2020. Het RR 2020 is opgesteld door Provincie en de stadsregio en is in oktober 2005 vastgesteld. Het behelst een herziening van het Streekplan Rijnmond van de provincie Zuid-Holland en een uitvoeringsgericht Regionaal Structuurplan voor de stadsregio Rotterdam. De kern van het RR 2020 bestaat uit een tienpuntenplan voor de regio, bestaande uit vijf gebiedsgerichte en vijf thematische opgaven. In het RR 2020 zijn al deze punten uitgewerkt in strategische programma's en projecten. Op de plankaart is het plangebied weergegeven als "stads- en dorpsgebied". Eén van de opgaven die genoemd wordt voor de regio Rotterdam, is het creëren van een grote diversiteit aan kwalitatief goede woon-, werk- en verblijfsgebieden. De uitbreiding van de Albert Heijn draagt hieraan bij.
2.3
Gemeentelijk beleid
Structuurplan Ruimtelijk Plan Rotterdam 2010 (RPR 2010) Het gemeentelijk structuurplan RPR 2010, in maart 2001 door de gemeenteraad vastgesteld, geeft de gemeente Rotterdam het kader om gericht aan de stad te werken. Het RPR 2010 is een plan voor het bestaand stedelijk gebied van Rotterdam. Het havengebied ten westen van de Maastunnel (de Schiehaven-Müllerpier uitgezonderd) komt hierin niet aan de orde. Evenmin gaat het plan uitgebreid in op de ruimtelijke planvorming in de regio. Hiervoor bestaan andere plannen, zoals het Havenplan, het Streekplan van de provincie Zuid-Holland, het ROM-Rijnmond-programma en het rapport 'De Haalbare Kaart', dat zich richt op de ruimtelijk-strategische opgaven in de Stadsregio Rotterdam. Wel komen in het RPR 2010 de raakvlakken met het havengebied en de regio aan de orde. Het RPR 2010 geeft voor het plangebied van dit bestemmingsplan geen ontwikkelingen aan. Stadsvisie Rotterdam: Ruimtelijke ontwikkelingsstrategie 2030. De Stadsvisie Rotterdam 2030 is op 29 november 2007 door de Rotterdamse gemeenteraad vastgesteld en vormt daarmee het ruimtelijk kader voor alle investeringen, projecten en plannen die in de stad worden gerealiseerd. De stadsvisie is een ontwikkelingsstrategie voor de stad Rotterdam, voor de periode tot 2030. De stadsvisie heeft als missie een sterke economie en een aantrekkelijke woonstad. Deze missie is uitgewerkt in een aantal kernbeslissingen op de onderwerpen wonen en economie en deze bepalen wat er de komende jaren op deze gebieden gebeurt in de stad. Veel van de kernbeslissingen zullen de komende vijftien jaar worden omgezet in de uitvoering van een aantal (bouw) projecten in de stad, waardoor Rotterdam over pakweg vijftien jaar inderdaad een sterke economie heeft en aantrekkelijke woongebieden kent, ook voor haar hoogopgeleide bewoners.
_______________________________________________________________________________________________________________ 10805.14730.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
11
De Stadsvisie stelt dat Hoek van Holland de potentie heeft om zich de komende jaren te ontwikkelen tot een kustlocatie met een aantrekkelijk groenstedelijk woonmilieu. De ontwikkeling van het Waterwegcentrum zal de positie van Hoek van Holland als badplaats versterken. Ook woningbouw is een belangrijk onderdeel van het programma. Er is ruimte voor substantiële vergroting van het aantal woningen op te herstructureren glastuinbouwlocaties. Belangrijk bij het bepalen van de omvang van deze woningbouw is de wens tot behoud van het eigen karakter van Hoek van Holland. De uitbreiding van de Albert Heijn tot een full-service supermarkt met een breed assortiment zal een bijdrage leveren aan de aantrekkelijkheid van Hoek van Holland als woongebied.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 10805.14730.00 Rotterdam / Middelburg
12
_______________________________________________________________________________________________________________ 10805.14730.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
13
Hoofdstuk 3
3.1
Beschrijving van het plangebied
Ontstaansgeschiedenis
In 1863 wordt ten behoeve van de scheepvaart begonnen met de aanleg van de Nieuwe Waterweg als alternatieve route voor de sterk verzande mondingen van het Scheur en de Brielse Maas. Voor de arbeiders, die de Nieuwe Waterweg graven werd rond 1860 een nederzetting gebouwd langs het westelijke deel van de huidige Prins Hendrikstraat. Tussen 1890 en 1920 ontstaat een dorp aan weerszijden hiervan, vooral als gevolg van de toenemende bedrijvigheid. Ter plaatse van het plangebied is dan al sinds het ontstaan van Hoek van Holland bewoning of bedrijvigheid.
fig 3.1 Historische kaart Plangebied
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 10805.14730.00 Rotterdam / Middelburg
14
3.2
Archeologie en cultuurhistorie
Regelgeving en beleid Wet op de archeologische monumentenzorg/ Verdrag van Malta Het archeologisch bodemarchief is de grootste bron voor de geschiedenis in Nederland. Het Verdrag van Malta regelt de bescherming en het behoud van deze archeologische waarden. Het Verdrag is geïmplementeerd via de Wet op de Archeologische monumentenzorg. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen. Op grond van de aangescherpte regelgeving stellen Rijk en Provincie zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort. Het Rijk heeft de beleidsuitgangspunten ten aanzien van archeologie neergelegd in onder meer de Cultuurnota 2005 - 2008, de Nota Belvedère, de Nota Ruimte, de Wijziging van de Monumentenwet 1988 en diverse publicaties van het Ministerie ven OC&W. Onderzoek In het kader van de planvorming heeft het Bureau Oudheidkundig Onderzoek van Gemeentewerken Rotterdam (BOOR) het uitbreidingplan beoordeeld op het aspect archeologie. In haar advies (archeologisch advies 2009164 Uitbreiding Albert Heijn, Hoek van Holland, Rotterdam, BOOR, december 2009) wordt het volgende aangegeven. De oppervlakte van de uitbreiding is circa 500 m2. Hierbinnen zullen de verstoringen tot een diepte van 0,6 meter beneden maaiveld reiken. In verband met het beperkte verstoringsoppervlak acht het BOOR een archeologisch onderzoek op de planlocatie daarom niet noodzakelijk. Wel dient altijd rekening gehouden te worden met zogenaamde toevalsvondsten. Hiervan dient men op basis van de Monumentenwet 1988 het bevoegd gezag (de gemeente Rotterdam) te informeren.
_______________________________________________________________________________________________________________ 10805.14730.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
15
3.3
Huidige situatie
Het Albert Heijnfiliaal Hoek van Holland maakt deel uit van een op zichzelf staand gebouw waarin verschillende functies zijn ondergebracht. Het gebouw herbergt verschillende detailhandelsondernemingen op de begane grond en appartementen erboven. Het gebouw ligt op het uiteinde van de Prins Hendrikstraat aan de westzijde van de bebouwde kom van Hoek van Holland. Deze straat vormt het historische hart en het centrumgebied van Hoek van Holland. De Prins Hendrikstraat vormt een oude lineaire verbindingsweg door de dorpskern van Hoek van Holland waarlangs de eerste bewoning in het gebied heeft plaatsgevonden. Aan weerszijde van deze straat bevindt zich dan ook een uitgestrekt bebouwingslint met veelal historische en individuele bebouwing. Op het westelijke uiteinde van de Prins Hendrikstraat, ter plaatse van de Albert Heijn, heeft een duidelijke schaalsprong plaatsgevonden. Zowel het gebied waarin de supermarkt ligt als het tegenoverliggende gebied rondom het Brinkplein zijn grootschaliger van opzet. De maatvoering van de openbare ruimtes en de dimensionering van de gebouwen wijkt af van de overwegend kleinschalige opzet en dorpse karakter van het overige deel van de Prins Hendrikstraat. Het gebied waarop het gebouw staat vormt dan ook een zelfstandige enclave van circa 6.000 m2 groot die wordt omsloten door de Prins Hendrikstraat, Pastoor Onderwaterhof en het Rietdijkhof. Het gebouw heeft een duidelijk representatieve bebouwingsfront aan de Prins Hendrikstraat. Deze zijde vormt de voorkant van het gebouw. De achterkant ligt aan de Pastor Onderwaterhof waaraan ter weerszijden van de Albert Heijn parkeervoorzieningen liggen. De achterzijde ligt tevens aan de voet van de Deltadijk. Achter deze waterkering ligt het station van Hoek van Holland en de Nieuwe Waterweg. Beschrijving gebouw Het huidige grondvlak van het gebouw (onderbouw) waarin de Albert Heijn gevestigd is, heeft een T-vormige opzet. Het gebouw heeft een bouwblok aan de Prins Hendrikstraat (voorzijde) met in het midden hiervan een haaks hierop gesitueerd lang doorlopend bouwblok (achterzijde). De voorzijde vormt een representatief bebouwingsfront aan de Prins Hendrikstraat en heeft hieraan een gesloten voorgevel met in de plint verschillende winkels die ontsloten worden vanaf de straatzijde. In het lange doorlopende bouwblok aan de achterzijde van het gebouw is de Albert Heijn gevestigd. De bevoorrading van de supermarkt vindt plaats vanaf de Pastoor Onderwaterhof, waaraan een expeditieruimte is gelegen. In de bovenbouw van het gebouw zijn appartementen ondergebracht die ontsloten worden door middel van galerijen. De appartementen aan de Prins Hendrikstraat hebben hieraan de balkons. De appartementen in het lange bouwblok boven de Albert Heijn hebben balkons aan de Pastoor Onderwaterhof. Kenmerkend is de ruimtelijke opbouw van het gebouw. Het bouwblok aan de Prins Hendrikstraat heeft 3 bouwlagen met uitzondering van het centrale deel dat zich kenmerkt door een uitsparing in de voorgevel en een doorlopende bouwhoogte heeft van 5 lagen. Het lange bouwblok aan de achterzijde heeft een hoogte van 4 bouwlagen. De ligging op het uiteinde van het winkelcentrumgebied van Hoek van Holland, de functionele invulling van het gebouw, de bijzondere grondvorm, de gedifferentieerde gevelopbouw en de getrapte opbouw van de bouwhoogte verschaffen het gebouw en daarmee de Albert Heijn een bijzondere positie in Hoek van Holland. Het terrein aan de Rietdijkhof waarop de uitbreiding voorzien is (zie foto) is nu in gebruik als laad-en-los lus voor de supermarkt en als toegang tot het parkeerterrein. Het parkeerterrein wordt ontsloten vanaf de Rietdijkstraat.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 10805.14730.00 Rotterdam / Middelburg
16
_______________________________________________________________________________________________________________ 10805.14730.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
17
Hoofdstuk 4
4.1
Planbeschrijving
Inleiding
In dit hoofdstuk wordt beknopt de ontwikkeling beschreven die middels dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt. Vervolgens wordt onderbouwd dat deze uitbreiding het voorzieningenaanbod van Hoek van Holland versterkt.
4.2
Toekomstige situatie
In het bestemmingsplan wordt de uitbreiding van de Albert Heijn aan de Prins Hendrikstraat in Hoek van Holland planologisch mogelijk gemaakt. Deze uitbreiding bedraagt ca 500 m2 en is gesitueerd aan de achterzijde van de winkelstrook aan de Rietdijkhof. De uitbreiding vindt plaats op de weg die om het parkeerterrein ligt, waardoor geen parkeerplaatsen bebouwd worden. Bovendien blijft de entree van het parkeerterrein aan de Rietdijkstraat ongewijzigd. Figuur 4.1 is een indicatieve afbeelding van de beoogde uitbreiding. De uitbreiding wordt in één bouwlaag opgericht. Uitbreiding voorziet in uitbreiding van het winkeloppervlak van 1012 m2 naar 1370 m2 en van het magazijn van 138 m2 naar 235 m2. In de uitbreiding is ook een ruimte van 30 m2 opgenomen voor bergingen ten behoeve van derden. De entree van de Albert Heijn wordt niet gewijzigd, wel wordt op de kop van het bouwblok een expeditie-ingang gerealiseerd. In het ontwerp van de uitbreiding wordt extra aandacht besteed aan de ruimtelijke uitstraling. Ondermeer zal de uitbreiding worden opgetrokken in 2 kleuren metselwerk, wat eentonigheid tegengaat. Tussen de verschillende muurvlakken zal klimop op gaas worden aangebracht, waardoor het hof een groenere uitstraling krijgt. In het kader van de uitbreiding zal de plint van het gehele gebouw, waar de Albert Heijn onderdeel van uitmaakt, een metamorfose krijgen.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 10805.14730.00 Rotterdam / Middelburg
18
4.3
Distributieplanologisch onderzoek
4.3.1
Inleiding
In deze paragraaf wordt ingegaan op de structuur van de detailhandel in dagelijkse goederen in Hoek van Holland en wordt een beeld gegeven van de marktruimte. De uitbreiding van de supermarkt wordt op beide aspecten getoetst. 4.3.2
Structuur detailhandel dagelijkse goederen Hoek van Holland
Gemiddelde omvang van het totaal winkelaanbod dagelijkse goederen De totale omvang van de detailhandel in dagelijkse goederen in Hoek van Holland is 3.455 m² winkelvloeroppervlak. Wanneer er gekeken wordt naar het aantal vierkante meters wvo per 1.000 inwoners in Hoek van Holland, is er sprake van een gemiddelde omvang van het winkelaanbod. In plaatsen met een vergelijkbaar aantal inwoners wordt gemiddeld 369 m² wvo detailhandel in dagelijkse goederen per 1.000 inwoners aangetroffen. In Hoek van Holland is dit 362 m² wvo per 1.000 inwoners. De beoogde uitbreiding van de Albert Heijn bedraagt 331 m² wvo. Na deze uitbreiding is de omvang van het winkelaanbod in dagelijkse goederen 397 m² wvo per 1.000 inwoners. Dit ligt circa 7% boven het landelijk gemiddelde en dit bij een dergelijk beperkt groter aanbod is nadrukkelijk geen sprake van overaanbod. Verbreding in supermarktaanbod Een belangrijk deel van het winkelaanbod in Hoek van Holland is geconcentreerd in de Prins Hendrikstraat (figuur 4.2). Deze straat mondt uit in een winkelplein ter hoogte van de kruising met de Rietdijkstraat. De supermarkten Albert Heijn en Lidl liggen aan dit plein en zijn de belangrijkste trekkers in de dagelijkse goederensector. Het grootste deel van de detailhandel in dagelijkse goederen is sowieso gevestigd aan het plein of verderop in de Prins Hendrikstraat. Alleen de Aldi-supermarkt ligt solitair in het oosten van Hoek van Holland aan de Mercatorweg. Ook zijn er nog enkele minisupermarkten gevestigd op campings en nabij recreatiewoningen.
_______________________________________________________________________________________________________________ 10805.14730.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
19
Figuur 4.2 Spreiding winkelaanbod Hoek van Holland
Voor dagelijkse goederen zijn consumenten vooral aangewezen op de decentraal in Hoek van Holland gelegen winkelconcentratie in de Prins Hendrikstraat. De Albert Heijn heeft hierin een belangrijke trekkersfunctie, omdat het de enige full-service supermarkt in de kern is. Na de beoogde uitbreiding is de grotere Albert Heijn-vestiging beter in staat zowel het midden en hogere prijssegment te bedienen. Het prijsvriendelijke en discountsegment wordt afdoende bediend door Lidl en Aldi. De beoogde uitbreiding van Albert Heijn betekent dan ook een gewenste versterking van het supermarktaanbod. Relatief beperkte omvang huidige supermarkten De supermarkten in Hoek van Holland zijn relatief krap behuisd (zie tabel 4.1). Met name de Albert Heijn heeft een relatief beperkte omvang en ook de omvang van de discountsupermarkten bevindt zich op de ondergrens. Een winkelvloeroppervlak (wvo) van 1.200 tot 1.500 m² wvo wordt door de supermarktketens tegenwoordig namelijk als maatvoering voor een volwaardige full-service supermarkt aangemerkt. Zelfs in het discountsegment is toe¬nemende vraag naar locaties met een omvang van 800 tot 1.000 m² wvo waarneembaar. Uitbreiding van de Albert Heijn naar 1.370 m² wvo maakt dat deze supermarkt een omvang krijgt die past bij een hedendaagse full-service supermarkt. Tabel 4.1
Winkelomvang supermarkten Hoek van Holland
supermarkt
m² wvo
Albert Heijn
1.039
Lidl
830
Aldi
782
Schaalvergroting in supermarkten De achtergrond bij de schaalvergroting is de wens tot verbreding en verdieping van het _______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 10805.14730.00 Rotterdam / Middelburg
20
assortiment en verbetering van de kwaliteit, waarbij meer ruimte is voor andere functies (zoals een stomerijservice, een koffiehoek en andere vormen van dienstverlening), bredere gangpaden en ruimte voor presentatie van producten. De uitbreiding van het assortiment in de supermarkt vindt ook voor een deel plaats op het gebied van non-food. Dit heeft geleid tot de opkomst van XL- of megasupermarkten met een oppervlak van meer dan 3.000 m² wvo. Vanwege de impact op de detailhandelsstructuur van dergelijke omvangrijke supermarkten is hier vooralsnog alleen plaats voor in de grotere steden. De schaalvergroting vindt tevens plaats omdat kleinere supermarkten verdwijnen. Op een te klein oppervlak kan niet meer worden meegegaan met bovengenoemde trends. Consumenten zijn erg mobiel en zijn bereid naar een verder gelegen winkel te gaan om in één keer hun boodschappen te kunnen doen. De kleine winkels verdwijnen, waardoor de gemiddelde omvang van de supermarkten die overblijven toeneemt. 4.3.3
Conclusie
De beoogde uitbreiding van Albert Heijn betekent een versterking in de structuur van de detailhandel in dagelijkse goederen in Hoek van Holland. Albert Heijn geldt namelijk als belangrijke consumententrekker voor de detailhandel in de Prins Hendrikstraat. Daarbij wordt op deze manier ruimte geboden aan de landelijk trend van schaalvergroting in supermarkten. De Albert Heijn kan een in grotere vestiging een compleet assortiment producten voeren in alle prijsklassen. Met name in het midden en luxere productsegment is nog ruimte voor groei in Hoek van Holland, omdat het lage prijs en discountsegment afdoende wordt bediend door de beide discounters. 4.3.4
Marktanalyse
Een analyse van de omvang en de samenstelling van het winkelaanbod in Hoek van Holland, zoals in de voorgaande paragraaf is gedaan, geeft slechts een globale indicatie van het functioneren van het winkelaanbod. Voor een goed inzicht is een nadere analyse gemaakt op basis van een zo betrouwbaar mogelijke inschatting van de (haalbare) omzet in Hoek van Holland in relatie tot de hoogte van de omzet die noodzakelijk is voor een bedrijfseconomisch goed functioneren van het aanwezige winkelaanbod. Uitgangspunten Om het economisch functioneren van de supermarkten goed in te schatten wordt uitgegaan van de volgende uitgangspunten. Bestedingen Gemiddeld wordt per inwoner € 2.201,- per persoon per jaar besteed aan dagelijkse goederen (HBD, 2009). Vanwege inkomensverschillen kunnen de specifieke bestedingen in de kern anders liggen. Het inkomen per inwoner ligt in Hoek van Holland circa 7% boven het landelijk gemiddelde. Voor bestedingen in dagelijkse goederen geldt een inkomenselasticiteit van 0,25. De specifieke bestedingen aan dagelijkse goederen komen in Hoek van Holland dan ook uit op € 2.250,- per persoon per jaar.
_______________________________________________________________________________________________________________ 10805.14730.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
21
Koopstromen Inwoners van Hoek van Holland doen vanzelfsprekend niet alle bestedingen in de winkels in de kern. Een deel van de aankopen zal ook in andere plaatsen worden gedaan. Het koopkrachtbindingscijfer geeft aan welk deel van het bestedingspotentieel uiteindelijk wel wordt besteed in Hoek van Holland: de gebonden bestedingen. Daarnaast is er in het algemeen ook sprake van omzet afkomstig van omliggende kernen en toerisme, de zogenoemde koopkrachttoevloeiing. De toevloeiing wordt uitgedrukt als een percentage van de totale omzet die in een kern wordt gerealiseerd. Om de koopkrachtbinding en koopkrachttoevloeiing voor Hoek van Holland te bepalen, is gebruikgemaakt van normcijfers (Bolt, 2003). Deze normcijfers houden rekening met de omvang van de kern, de afstand tot een kern met een groter winkelaanbod en de relatieve omvang van het aanwezige winkelaanbod in dagelijkse goederen. De koopkrachtbinding bedraagt naar verwachting 88%. De koopkrachttoevloeiing in de dagelijkse sector is gemiddeld 15% in plaatsen die qua inwonertal en ligging vergelijkbaar zijn met Hoek van Holland. Daarbij komen in het geval van de detailhandel in dagelijkse goederen in Hoek van Holland nog de bestedingen van toeristen bij. De verwachting is dat er hierdoor nog eens circa 5% extra koopkrachttoevloeiing wordt gerealiseerd. In totaal zal er dan circa 20% toevloeiing zijn binnen de dagelijkse sector in Hoek van Holland. Functioneren detailhandel in huidige situatie Voor de analyse wordt er gekeken naar de situatie voor winkels in dagelijkse goederen. Er is een schatting gemaakt welk deel van de detailhandelsbestedingen komt vanuit huishoudens in Hoek van Holland en welk deel daar vanuit omliggende kernen en van toerisme nog bij komt. Aan de hand van de samenstelling van het winkelaanbod wordt nagegaan wat de detailhandel nodig heeft voor een duurzaam functioneren. In tabel 4.2 zijn de uitkomsten van de analyse weergegeven. Tabel 4.2: berekening marktruimte Hoek van Holland (2007) Dagelijkse goederen
2009
Inwoners (CBS, 2009)
9.400
Bestedingen dagelijkse goederen
€ 2.250
Bestedingspotentieel
€ 21.150.000
Koopkrachtbinding %
88%
Gebonden bestedingen €
€ 18.612.000
Koopkrachttoevloeiing %
20%
Koopkrachttoevloeiing €
€ 4.653.000
Omzet dagelijks in kern totaal
€ 23.265.000
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 10805.14730.00 Rotterdam / Middelburg
22
Huidig winkelaanbod dagelijks
3.455
Berekende vloerproductiviteit
€ 6.734
Gemiddelde vloerproductiviteit in de sector (HBD, 2009)
€ 6.380
Gemiddelde omzet
€ 22.043.000
Huidige omzet t.o.v. gemiddelde
6%
Kwalitatieve omschrijving
enige uitbreidingsruimte
Uitbreidingsruimte €
€ 1.222.000
Uitbreidingsruimte m² wvo
192
Het in Hoek van Holland aanwezige winkelaanbod in de sector dagelijkse goederen heeft, op basis van de samenstelling en de omvang ervan, voor een economisch duurzaam functioneren een omzet nodig van ongeveer € 22,0 miljoen per jaar. Berekend is dat de gerealiseerde omzet in de kern op jaarbasis circa € 23,3 miljoen bedraagt voor dagelijkse goederen (zie tabel 4.2). Confrontatie van de gerealiseerde omzet met de omzetclaim levert een positief verschil op van ongeveer 6%. In een dergelijke situatie is er sprake van “enige uitbreidingsruimte”. Groei van de marktruimte Voor ontwikkelingen in de detailhandel is het noodzakelijk om niet alleen te kijken naar de huidige situatie, maar vooral ook met toekomstige ontwikkelingen rekening te houden, want het winkelaanbod in de kern moet geruime tijd economisch goed kunnen functioneren. Daarom is het gebruikelijk om de relevante ontwikkelingen tot 2015 na te gaan. Onder invloed van de groei van het inwonertal kan de marktruimte nog verder groeien in Hoek van Holland. Nieuwbouw van woningen In Hoek van Holland zal in de komende jaren nieuwbouw van woningen plaatsvinden. Het betreft hier deels kleinere inbreidingslocaties, daarnaast is er de voor Hoek van Holland relatief grote uitleglocatie aan de westkant van de Dirk van den Burgweg. In totaal betreft het circa 400 appartementen en circa 400 grondgebonden woningen van verschillende typen). Als wordt uitgegaan van een gemiddelde woningbezetting van 2,25 voor grondgebonden woningen en 2 voor appartementen resulteert dit in een groei van het aantal inwoners met circa 1.700 personen in de komende 3 jaar. De gemiddelde woningbezetting vertoont reeds geruime tijd een daling. De verwachting is dat deze trend zich voorlopig zal voortzetten. Voor Nederland gemiddeld is er sprake van een daling van de woningbezetting met 2,8% in de periode tot 2015. Er is geen reden om aan te nemen dat dit voor Hoek van Holland niet zou gelden. Hoek van Holland heeft op dit moment circa 4.100 woningen en een gemiddelde woningbezetting van ongeveer 2,24 personen per woning. Rekening houdend met de daling van 2,8% tot 2015, zal de gemiddelde woningbezetting uitkomen op circa 2,18 personen per woning. De woningvoorraad in 2015 zal uitkomen op circa 5.000 woningen (4.100 bestaande
_______________________________________________________________________________________________________________ 10805.14730.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
23
woningen plus 800 nieuwbouwwoningen). Het inwonertal bedraagt dan 10.700 personen (4.900 x 2,18). Het Waterwegcentrum wordt niet meegenomen in de analyse De deelgemeente Hoek van Holland heeft plannen om de badplaats gedurende het hele jaar aantrekkelijk te maken voor toerisme. Er is een ambitieus plan om te groeien naar een vierseizoenen badplaats met zo'n 15.000 inwoners. Dit plan is verwoord in het Masterplan Waterwegcentrum. Hierin wordt de aanleg van een nieuwe wijk voor wonen, toerisme en recreatie tussen de kust en de kern Hoek van Holland beoogd. De plannen bevinden zich in de planningsfase. Door onduidelijkheid over de datum waarop met de bouw wordt gestart, is het niet mogelijk om bij het berekenen van de toekomstige marktruimte met de komst van de wijk Waterwegcentrum rekening te houden. Toekomstige marktruimte Voor de berekening van de toekomstige marktruimte is rekening gehouden met de toename van het aantal inwoners. In de berekening is de situatie in 2015 genomen. De verwachting is dat dan de beschreven ontwikkelingen zijn gerealiseerd in Hoek van Holland. Tabel 4.3
Berekening marktruimte Hoek van Holland (2015)
Dagelijkse goederen
2015
Inwoners
10.700
Bestedingen dagelijkse goederen
€ 2.250
Bestedingspotentieel Koopkrachtbinding % Gebonden bestedingen € Koopkrachttoevloeiing %
€
24.075.000
88% €
21.186.000
20%
Koopkrachttoevloeiing €
€
Omzet dagelijks in kern totaal
€
5.297.000 26.483.000
Huidig winkelaanbod dagelijks
3.455
Berekende vloerproductiviteit
€ 7.665
Gemiddelde vloerproductiviteit in de sector (HBD, 2009)
€ 6.380
Gemiddelde omzet Huidige omzet t.o.v. gemiddelde
€ 20%
Kwalitatieve omschrijving Uitbreidingsruimte € Uitbreidingsruimte m² wvo
22.043.000
ruimte voor uitbreiding €
4.440.000
696 m2
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 10805.14730.00 Rotterdam / Middelburg
24
In 2015 is de totale marktruimte in Hoek van Holland naar verwachting bijna 700 m² wvo (zie tabel 4.3). 4.3.5
Conclusie
Er is op termijn voldoende marktruimte voor uitbreiding van de Albert Heijn. De totale marktruimte bedraagt bijna 700 m² wvo (in 2015), terwijl de beoogde uitbreiding van de Albert Heijn niet meer dan 331 m² wvo bedraagt.
4.4
Verkeer en parkeren
4.4.1
Inleiding
De Albert Heijn aan de Prins Hendrikstraat zal gaan uitbreiden. Deze uitbreiding zal leiden tot extra verkeer van en naar de locatie. Eveneens zullen extra parkeerplaatsen benodigd zijn. In onderstaande paragraaf is de bestaande verkeersstructuur rondom de Albert Heijn beschreven. Vervolgens is gekeken naar de verkeersafwikkeling of parkeerproblemen en is bepaald of de uitbreiding zal leiden tot problemen op deze aspecten. 4.4.2
Verkeersstructuur
Ontsluiting gemotoriseerd verkeer, langzaam verkeer en openbaar vervoer De Albert Heijn zal net als in de huidige situatie ontsloten worden vanaf de Rietdijkhof, Rietdijkstraat en de Pastoor Onderwaterhof. Vanaf deze wegen wordt ontsloten naar de parkeerterreinen aan de Rietdijkhof en de Pastoor Onderwaterhof. Deze parkeerterreinen zijn aan de voor- en achterzijde van de Albert Heijn gelegen. De Rietdijkstraat en de Pastoor Onderwaterhof sluiten aan op de Prins Hendrikstraat, waarvandaan aangesloten wordt op de N211 (Hoek van Holland Haven – A4 (Den Haag Zuid)). De wegen rondom de locatie zijn gecategoriseerd als erftoegangswegen binnen de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 30 km/h. De Prins Hendrikstraat is gecategoriseerd als gebiedsontsluitingsweg binnen de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 50 km/h. Op de wegen rondom de locatie worden het langzaam en het gemotoriseerd verkeer gemengd afgewikkeld. Dit is conform de inrichting uit Duurzaam Veilig. In de nabijheid van de locatie, op een loopafstand van ca 230 m, is een bushalte gelegen langs de Harwichweg. De hier halterende openbaarvervoersdienst geeft verbinding in de richtingen 's Gravenzande en Hoek van Holland. Eveneens is aan de zuidwestzijde van de locatie het treinstation Hoek van Holland haven gelegen. 4.4.3
Parkeren
Ten behoeve van de uitbreiding zijn 18 extra parkeerplaatsen nodig. Deze parkeerplaatsen kunnen niet binnen het plangebied gerealiseerd worden. Conform de gemeentelijke bouwverordening (artikel 2.5.30 sub 1) dient de parkeerbehoefte op eigen terrein gerealiseerd te worden. Conform artikel 2.5.30 sub 4 kunnen Burgemeester en wethouders hiervan (gedeeltelijk) vrijstelling verlenen. In dat geval worden de parkeerplaatsen elders gerealiseerd, wat door de initiatiefnemer financieel gecompenseerd wordt. In het onderhavige geval wordt in de verkoopprijs van de grond een bedrag meegenomen ter compensatie van de 18 aan te leggen parkeerplaatsen. Het OBR zorgt vervolgens voor de aanleg hiervan. Bekeken dient te worden of de parkeerplaatsen gerealiseerd kunnen worden op de Driehoek. Indien dit niet geheel mogelijk is zullen de (overige) parkeerplaatsen bij de Knoop gerealiseerd moeten worden.
_______________________________________________________________________________________________________________ 10805.14730.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
25
4.4.4
Verkeersgeneratie en verkeersafwikkeling
De uitbreiding van de Albert Heijn zal leiden tot extra verkeer van en naar de locatie. Onderstaand is deze verkeersgeneratie berekend. Voor de gehanteerde kencijfers is uitgegaan van de CROW publicatie 272, verkeersgeneratie voorzieningen (2008). Voor de Albert Heijn is uitgegaan van een fullservice supermarkt (middelhoog en hoog prijsniveau) en een ligging in de schil rondom het centrum. Het gemiddeld aantal motorvoertuigen per 100 m2 bvo bedraagt hierbij 82,3 mvt/etmaal. Bij dit kencijfer is uitgegaan van 45% autogebruik. Tabel 4.1.1
Verkeersgeneratie fullservice supermarkt
supermarkt
bvo
Gemiddeld aantal mvt per 100 m2 bvo per weekdagetmaal
Verkeersgeneratie per weekdagetmaal
485 m2
82,3
400 mvt/etmaal
De totale verkeersgeneratie van de ontwikkeling bedraagt per gemiddelde weekdag ongeveer 400 mvt/etmaal. Dit verkeer zal zich over de wegen rond het plangebied afwikkelen. 4.4.5
Conclusie
De ontsluiting voor zowel het autoverkeer als het langzaam verkeer als het openbaar vervoer is goed te noemen. Ook de verkeersveiligheid rondom de locatie is voldoende gewaarborgd. Het parkeren dient buiten het plangebied opgelost te worden. Door een bijdrage, die in de grondprijs wordt meegenomen, wordt de aanleg van deze plaatsen financieel gecompenseerd. Door de uitbreiding van de Albert Heijn zal er meer verkeer naar de locatie komen, 400 mvt/etmaal. Dit extra verkeer zal niet leiden tot problemen in de verkeersafwikkeling. Het aspect verkeer staat de uitbreiding van de Albert Heijn dan ook niet in de weg.
4.5
Juridische planbeschrijving
4.5.1
Inleiding
In dit hoofdstuk is een toelichting gegeven op de gekozen planvorm voor het bestemmingsplan. Tevens wordt uiteengezet welke gedachten aan de juridische regeling ten grondslag hebben gelegen en hoe deze uiteindelijk is vormgegeven. De juridische regeling bestaat uit vier hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk bevat de definities van begrippen die voor het algemene begrip, de leesbaarheid en uitleg van het plan van belang zijn. In dit eerste hoofdstuk is ook een regel opgenomen over de wijze van meten. In het tweede hoofdstuk wordt op de bestemmingen en hun gebruik ingegaan. Het derde hoofdstuk gaat in op de algemene regels, zoals een algemene regel voor het gebruik van de gronden die op vrijwel alle bestemmingen van toepassing zijn. De overgangs- en slotregels maken onderdeel uit van het vierde hoofdstuk. Om de ontwikkeling van de woningen met bijbehorend verkeer en verblijfsgebied mogelijk te maken is gekozen voor een gedetailleerd bestemmingsplan met directe bouwmogelijkheden. 4.5.2
Inleidende regels
Conform SVBP bevatten de inleidende regels artikelen met de begripsbepalingen en de wijze van meten.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 10805.14730.00 Rotterdam / Middelburg
26
4.5.3
Bestemmingsregeling
In het hoofdstuk Bestemmingsregels zijn in de planregels alle bestemmingen opgenomen met de daarbij behorende bestemmingsomschrijving. Waar noodzakelijk is gebruik gemaakt van aanduidingen om toegestaan gebruik nader te specificeren. 4.5.3.1
Detailhandel
De uitbreiding van de supermarkt heeft de bestemming detailhandel gekregen. Binnen deze bestemming mogen de gronden worden bebouwd en worden gebruikt voor detailhandelsactiviteiten. De op te richten bebouwing mag maximaal 4 meter hoog zijn. Vlaggenmasten en reclame-uitingen mogen niet hoger worden dan 6 meter. 4.5.4
Algemene regels
In de algemene regels zijn aanvullende regels opgenomen met betrekking tot bouwen. Daarnaast bevat dit hoofdstuk algemene bouwregels, ontheffingsregels en wijzigingsregels. 4.5.5
Overgangsrecht en slotregels
In artikel 3.2.1. van het Bro zijn standaardregels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik. Deze maken onderdeel uit van dit bestemmingsplan. Ook is een strafbepaling opgenomen voor overtreding van de gebruiksbepalingen.
_______________________________________________________________________________________________________________ 10805.14730.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
27
Hoofdstuk 5
5.1
Water
Inleiding
Het is wettelijk verplicht een watertoets uit te voeren bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Dit is een procedure waarbij de initiatiefnemer in een vroeg stadium overleg voert met de waterbeheerder over de beoogde ontwikkeling. De watertoets heeft als doel het voorkomen van negatieve effecten die nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk hebben op het duurzame waterbeheer. Hiertoe dient de waterbeheer deze paragraaf goed te keuren alvorens het plan wordt vastgesteld. In het plangebied is het Hoogheemraadschap van Delfland verantwoordelijk voor het waterbeheer, de gemeente Rotterdam voor de riolering en de provincie Zuid-Holland voor het grondwaterbeheer. Hieronder wordt ingegaan op de relevante beleidskaders. Daarna worden de huidige waterrelevante situatie en de effecten van de beoogde ontwikkelingen per waterrelevant aspect beschreven.
5.2
Beleidskader
5.2.1
Beleid Waterbeheerder
In het Waterbeheersplan 2006-2009 wordt het beleid van het Hoogheemraadschap van Delfland beschreven. Het plan bevat doelen voor de taken Hoogheemraadschap: de zorg voor veilige dijken; het voorkomen van wateroverlast; het tegengaan van watertekorten, verdroging en verzilting; het verbeteren van de waterkwaliteit en het zuiveren van afvalwater. Inmiddels is het Ontwerp Waterbeheersplan 2010-2015 vastgesteld. Dit plan beschrijft de strategische keuzes, de doelen voor het waterbeheer en de financiële consequenties daarvan. De complexiteit van het gebied en de omvang van de noodzakelijke investeringen dwingen tot het stellen van prioriteiten. In het kader van de afstemming van het waterbeleid met ontwikkelingen in de ruimtelijke ordening heeft het waterschap in 2007 een Waterkansenkaart opgesteld. Deze Waterkansenkaart kan gezien worden als de nadere, gebiedsspecifieke uitwerking van de Deelstroomgebiedsvisie Midden-Holland. Tenslotte is in 2007 een Handreiking Watertoets, ruimte voor water in ruimtelijke plannen opgesteld. Met deze handreiking wordt inzicht gegeven in de wijze waarop het Hoogheemraadschap Delfland procedureel en inhoudelijk omgaat met de watertoets.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 10805.14730.00 Rotterdam / Middelburg
28
5.2.2
Gemeentelijk beleid
Het Waterplan 2009–2015 van de deelgemeente Hoek van Holland en Hoogheemraadschap van Delfland is opgesteld om een integrale en praktische doorvertaling te maken van het Waterplan 2 Rotterdam naar de situatie van Hoek van Holland. De maatregelen leiden tot een duurzaam, veilig en robuust watersysteem met ruimtelijke kwaliteit. De maatregelen op kort termijn zijn vooral gericht op het aanpakken van knelpunten en de maatregelen op lang termijn worden genomen om de streefbeelden uit het Waterplan 2 Rotterdam en de stedelijke wateropgave te realiseren.
5.3
Huidige situatie
Het plangebied ligt in het westen van deelgemeente Hoek van Holland in gemeente Rotterdam. Het plangebied is volledig verhard en het bruto oppervlak is circa 485 m2. Het maaiveld schommelt rond de NAP +4,00 m en de ondergrond bestaat uit leemarm zand. Het plangebied maakt geen onderdeel uit van een grondwaterwingebied of een grondwaterbeschermingszone. 5.3.1
Veiligheid en Waterkering
Langs het plangebied bevindt zich een primaire waterkering. Het plangebied bevindt zich niet in de keurzoen (kern- en beschermingszone 25m aan weerszijden van de dijk ) van deze waterkering. 5.3.2
Waterhuishouding
Het plangebied ligt in de Polder Hoek van Holland, waar een waterpeil van +0,05 m wordt gehanteerd. In het plangebied zelf is geen open water aanwezig. In 2005 heeft het hoogheemraadschap voor heel de deelgemeente Hoek van Holland een tekort aan waterberging van 26.000 m3 berekend. In 2010 wordt de wateropgave opnieuw bekeken. 5.3.3
Waterkwaliteit en ecologie
Er bevinden zich geen waterpartijen met ecologische waarde of ecologische verbindingszones in en rondom het plangebied. 5.3.4
Afvalwater en Riolering
De huidige bebouwing is aangesloten op een gemengd rioolstelsel.
5.4
Toekomstige Situatie
De Albert Heijnsupermarkt te Hoek van Holland heeft plannen om uit te breiden op het plangebied, dat reeds volledig verhard is. De uitbreiding bedraagtca. 500 m2. 5.4.1
Bodem en grondwater
Ter voorkoming van grondwateroverlast hanteert het waterschap een minimale drooglegging van 0,70m ten opzichte van het oppervlaktewaterpeil. De nieuwe inrichting dient aan deze norm te voldoen.
_______________________________________________________________________________________________________________ 10805.14730.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
29
5.4.2
Veiligheid en waterkering
De ontwikkelingen in het plangebied hebben geen gevolgen voor de waterveiligheid in de omgeving. 5.4.3
Waterhuishouding
De nieuwe inrichting leidt niet tot een toename van verhard oppervlak. In het kader van de stedelijke wateropgave hanteert het Hoogheemraadschap van Delfland een watercompensatie eis van 325 m3/ha bruto plangebied. Dit komt voor het plangebied neer op circa 16 m3 oppervlakte watercompensatie. Aangezien er geen open water in het plangebied aanwezig is, dient deze compensatie elders in de polder Hoek van Holland te worden opgelost. 5.4.4
Waterkwaliteit en ecologie
Deze ontwikkeling heeft geen invloed op het hydrologisch ecosysteem in de omgeving. Verder geldt ter voorkoming van diffuse verontreiniging van water en bodem, dat er bij alle bouwplannen geen zink, lood-, koper- of PAK's-houdende bouwmaterialen mogen worden toegepast. 5.4.5
Afvalwater en riolering
In het gebied ligt een gemengd rioleringsstelsel. Om te voldoen aan de Leidraad Rioleringen West-Nederland en de Beslisboom Afkoppelen wordt het hemelwater en vuilwater gescheiden. Afstromend hemelwater van schone oppervlakken wordt afgekoppeld en afgevoerd naar de watergang die de noordelijke plangrens vormt. Op deze manier wordt voorkomen dat schoon hemelwater wordt afgevoerd naar de afvalwaterzuiveringsinstallatie. Voor het lozen op oppervlaktewater dient een Wvo-vergunning te worden aangevraagd.
5.5
Conclusie
Met in achtneming van het bovenstaande, kan worden geconcludeerd dat het bestemmingsplan geen negatieve gevolgen heeft voor de bestaande waterhuishoudkundige situatie. De waterrelevante ontwikkelingen voldoen aan de doelstellingen van duurzaam waterbeheer.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 10805.14730.00 Rotterdam / Middelburg
30
_______________________________________________________________________________________________________________ 10805.14730.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
31
Hoofdstuk 6
6.1
Milieu
Beleid
Rotterdam is een compacte stad. Compact bouwen biedt aan de ene kant grote voordelen voor milieu en duurzaamheid op een hoger schaalniveau (minder mobiliteit, minder aantasting van natuurlijk en landelijk gebied). Aan de andere kant kan door compact bouwen de milieubelasting in de stad toenemen; dit wordt de paradox van de compacte stad genoemd. Rotterdam moet bovenal een leefbare stad zijn. Een woonomgeving met weinig milieuhinder is één van de aspecten die de leefbaarheid bepalen naast bijvoorbeeld bereikbaarheid en sociale veiligheid. Het milieubeleid in Rotterdam is erop gericht om ondanks de verdichting en intensivering van de stad toch de milieubelasting terug te dringen. De hoofdlijnen van het Rotterdamse milieubeleid zijn vastgelegd in het Rotterdams Milieuperspectief 2002 - 2007. Dit derde Rotterdamse Milieubeleidsplan (RMP3) ligt in het verlengde van het in 1995 vastgestelde RMP2. De nadruk ligt nu echter meer op de methodes en instrumenten om de geformuleerde beleidsdoelstellingen te bereiken. Om die redenen is de RMP3 gekoppeld aan het Uitvoeringsprogramma Milieu Rotterdam. De collegeprioriteiten zijn daarbij vertaald naar een zevental Speerpunten Milieu, te weten:
beperking van eventueel ongemak dat bedrijven ondervinden van milieuregelgeving; richten van overheidsinspanningen op het gebied van leefbaarheid op wijkniveau; veiligstellen van ruimte voor stedelijke ontwikkeling in combinatie met verantwoorde leefkwaliteit; waarborgen van het veiligheidsniveau in de stad en de haven door met een consequente vergunningvergeving en handhaving het bedrijvenbestand bij te houden; het aantrekken en inzetten van rijksmiddelen voor bodemsanering, gericht op maximale voortgang van stedelijke bouwplannen; veiligstellen van de commerciële waarden van de grond (uitgeefbaarheid) van het verzelfstandigd Havenbedrijf op lange termijn; de eerstvolgende rapportage luchtkwaliteit wordt van een strategie voorzien, waarbij realistische normen worden gecombineerd met realistische maatregelen.
In maart 2001 is het Ruimtelijk Plan Rotterdam 2010 (het structuurplan voor de gemeente Rotterdam) vastgesteld. In het RPR 2010 worden met betrekking tot milieu en gezondheid aandachtsgebieden en kwaliteitsgebieden aangegeven. In de aandachtsgebieden is de milieubelasting zo hoog dat de kans op gezondheidsklachten van de bevolking niet acceptabel is. Kwaliteitsgebieden zijn gebieden waar de milieukwaliteit met betrekking tot geluid, luchtverontreiniging en externe veiligheid juist uitzonderlijk goed is. Deze gebieden zijn in Rotterdam zelf nauwelijks aanwezig. De in het RPR 2010 gestelde ambitie is om de kwaliteitsgebieden te handhaven en uit te breiden en om de aandachtsgebieden in aantal en omvang te verminderen.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 10805.14730.00 Rotterdam / Middelburg
32
6.2
Geluid
Geluidhinder kan ontstaan door verschillende activiteiten. In de Wet geluidhinder en de Wet milieubeheer zijn geluidsnormen opgenomen voor wegverkeerslawaai, railverkeerslawaai en industrielawaai. Deze normen geven de hoogst acceptabele geluidsbelasting bij geluidsgevoelige functies zoals woningen. Bij het bepalen van de maximaal toegestane geluidsbelasting maakt de Wet onderscheid tussen bestaande situaties en nieuwe situaties. Nieuwe situaties zijn nieuw te bouwen geluidsgevoelige functies of nieuwe geluidhinder veroorzakende functies. Het bestemmingsplan maakt geen geluidsgevoelige functies mogelijk, onderzoek naar geluidshinder is dan ook niet relevant voor dit bestemmingsplan.
6.3
Luchtkwaliteit
Normstelling en beleid Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door de Wet luchtkwaliteit (Wlk). De Wlk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. In de ruimtelijke ordeningspraktijk zijn langs wegen met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. Tabel 6.5 Grenswaarden maatgevende stoffen Wlk stof
toetsing van
grenswaarde
geldig vanaf
stikstofdioxide (NO2)
jaargemiddelde concentratie
40 µg/m³
2010
fijn stof (PM10)1)
jaargemiddelde concentratie
40 µg/m³
2005
24-uursgemiddelde concentratie
max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³
2005
jaargemiddelde
5 µg/m³
2010
Benzeen
Op grond van artikel 5.16 (lid 1) van de Wlk moeten bestuursorganen bij de uitoefening van bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan) deze grenswaarden in acht nemen. Volgens hetzelfde artikel mogen bestuursorganen deze bevoegdheden tevens uitoefenen, indien:
de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden (lid 1 onder a); de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 1 onder b1); bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 1 onder b2); de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht (lid 1 onder c); het voorgenomen besluit is genoemd of past binnen het omschreven Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden (lid 1 onder d).
_______________________________________________________________________________________________________________ 10805.14730.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
33
Onderzoek en resultaten Ontwikkeling Binnen het plangebied wordt de uitbreiding van een bestaande Albert Heijn gerealiseerd. Deze ontwikkeling genereert extra verkeer en heeft daardoor mogelijk gevolgen voor de luchtkwaliteit. Relevant voor de gevolgen van de beoogde ontwikkeling op de luchtkwaliteit in de omgeving is de toename van het aantal verkeersbewegingen. De extra verkeersgeneratie als gevolg van de uitbreiding van de Albert Heijn bedraagt 400 mvt/etmaal. Niet in betekenende mate Uit berekeningen met de NIBM tool blijkt dat het effect van de ontwikkeling kleiner is dan 3% van de jaargemiddelde concentratie voor NO2. Bij 400 extra voertuigen en een aandeel vrachtverkeer van 6% is de maximale bijdrage voor NO2 0,61 µg/m³ en voor PM10 0,16 µg/m³. Het project draagt 'niet in betekekende mate' bij aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen, derhalve hoeven de gevolgen van berekende waarden niet te worden getoetst aan de grenswaarden van de Wlk. Luchtkwaliteit ter plaatse van de beoogde ontwikkeling Om inzicht te geven in de luchtkwaliteit ter plaatse is een indicatieve berekening met CAR (webbased versie 8.0, april 2009) uitgevoerd. Daaruit blijkt dat de achtergrondconcentratie ter plaatse van het plangebied 22,7 µg/m³ voor NO2 en 27,3 µg/m³ voor PM10. Conclusie Geconcludeerd wordt dat ter plaatse van de beoogde ontwikkeling ruimschoots wordt voldaan aan alle grenswaarden uit de Wlk. De Wlk staat de uitvoering van het project niet in de weg.
6.4
Bedrijven en Milieuhinder
Normstelling en beleid Bij de ontwikkeling van nieuwe functies moet rekening worden gehouden met milieuhinder ten opzichte van bestaande gevoelige functies (zoals woningen). Uitgangspunt daarbij is dat er ter plaatse van de woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. De afstemming van bestaande en nieuwe functies is mogelijk door het aanhouden van zogenaamde richtafstanden. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de VNG publicatie Bedrijven en Milieuzonering (herziene versie, 2009). Bij deze richtafstanden wordt rekening gehouden met milieuaspecten als gevaar, geur-, stof en geluidhinder. Onderzoek en resultaten Op de projectlocatie wordt een uitbreiding van een bestaande Albert Heijn-supermarkt gerealiseerd. Voor supermarkten (SBI code 471) geldt een richtafstand van 10 meter ten opzichte van een rustige woonwijk. De maatgevende aspecten hierbij zijn geluid en gevaar. In de bestaande situatie is de afstand tot de dichtstbijzijnde gevoelige functie circa 20 meter. De uitbreiding wordt op ruim 30 meter van bestaande omliggende woningen gerealiseerd. Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan de grenswaarden.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 10805.14730.00 Rotterdam / Middelburg
34
Conclusie Er wordt derhalve geconcludeerd dat het aspect bedrijven en milieuhinder geen belemmering vormt voor de beoogde ontwikkeling. Ter plaatse van omliggende woningen kan een goed woon- en leefklimaat worden gegarandeerd.
6.5
Bodem
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening moet de bodemkwaliteit ter plaatse worden onderzocht. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie. Onderzoek en conclusie In 2010 is door de gemeente Rotterdam ter plaatse van het plangebied een aanvullend bodemonderzoek uitgevoerd. Hieruit bleek dat 110 m3 grond sterk verontreinigd is met PAK's. Op grond van de Wet bodembescherming is sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging. In het grondwater zijn ten hoogste lichte verontreinigingen met barium aangetroffen. Geconcludeerd wordt dat de verontreiniging met barium geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling vormt, de verontreiniging met PAK's vormt echter wel een belemmering. Omdat deze verontreiniging voldoende is ingekaderd, is verder onderzoek niet nodig. Wel dient de bodem te worden gesaneerd. Voordat het bestemmingsplan wordt vastgesteld, dient een bus-melding bij het bevoegd gezag gedaan te worden. Gezien de omvang van de verontreiniging hoeft geen saneringsplan worden opgesteld, maar is een dergelijke melding voldoende. De benodigde grond voor de uitbreiding wordt door de initiatiefnemer gekocht van de gemeente. Hierbij is overeengekomen dat de gemeente de grond bouwrijp levert. Met het bouwrijp maken van de bouwgrond zal een geschiktheidsverklaring worden afgegeven waaruit zal blijken dat de grond gesaneerd is.
6.6
Kabels en Leidingen
In de directe omgeving van het plangebied zijn geen planologisch relevante leidingen zoals (riool)watertransportleidingen van regionaal belang, straalpaden of hoogspanningsleidingen gesitueerd. Er wordt derhalve geconcludeerd dat het aspect kabels en leidingen geen belemmering oplevert voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
_______________________________________________________________________________________________________________ 10805.14730.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
35
6.7
Externe veiligheid
Normstelling en beleid Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:
bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt; vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.
In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken1 en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt. Vervoer van gevaarlijke stoffen In december 2009 is de aangepaste Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RVGS) gepubliceerd. In deze circulaire is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen opgenomen. Op basis van de circulaire geldt voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Onderzoek en conclusie Uit informatie van de provinciale risicokaart (www.risicokaart.nl) blijkt dat er in de directe omgeving van het plangebied geen inrichtingen zijn gesitueerd waar wordt gewerkt met gevaarlijke stoffen. Tevens blijkt uit deze kaart dat er hier geen gevaarlijke stoffen door buisleidingen worden vervoerd. Uit de risicoatlas spoor (AVIV, 2003), de provinciale risicokaart en het concept basisnet spoor (2008) blijkt dat er geen vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor plaatsvindt. Uit de Circulaire risiconormering vervoer van gevaarlijke stoffen (2009) blijkt dat er in de omgeving van het plangebied geen gevaarlijke stoffen over de weg worden vervoerd. Wel worden gevaarlijke stoffen over de Nieuwe Waterweg vervoerd. De PR 10-6-risicocontour ligt niet buiten de vaarweg. Het plangebied ligt op ongeveer 250 m van deze vaarweg. De Circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf een tracé waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd, geen beperkingen aan het ruimtegebruik hoeven te worden gesteld. Gezien de afstand tussen de vaarweg en het plangebied is een verantwoording van het GR niet nodig. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over het water staat de realisatie van het bestemmingsplan dan ook niet in de weg. Geconcludeerd wordt dat het aspect externe veiligheid geen belemmering vormt voor de realisatie van het plan.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 10805.14730.00 Rotterdam / Middelburg
36
6.8
Ecologie
In deze paragraaf is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen dit bestemmingsplan beoogt. Vervolgens is aangegeven waaraan deze ontwikkelingen – wat ecologie betreft – moeten worden getoetst. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van rijk en provincie, en het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald. Bestaande situatie Het plangebied ligt in het westen van deelgemeente Hoek van Holland in gemeente Rotterdam. De planlocatie is volledig verhard (gebouw en weg). Beoogde ontwikkelingen De eigenaar van het Albert Heijn-filiaal in Hoek van Holland wil zijn winkel uitbreiden. Het bestaande pand zal daartoe worden uitgebouwd op gronden die nu in gebruik zijn als bevoorradingslus. Toetsingskader Beleid De Nota Ruime geeft het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik in de vorm van onder andere de Ecologische hoofdstructuur (EHS). De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS is op provinciaal niveau uitgewerkt, de PEHS. Normstelling Flora- en faunawet Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Flora- en faunawet bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet níet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien: er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang); er geen alternatief is; geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort. Met betrekking tot vogels hanteert LNV de volgende interpretatie van artikel 11: De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen: _______________________________________________________________________________________________________________ 10805.14730.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
37
nesten van blauwe reiger, spechten, uilen en kraaiachtigen zijn, indien ze nog in functie zijn, jaarrond beschermd. nesten van in bomen broedende roofvogelsoorten zijn jaarrond beschermd. Deze soorten zijn niet in staat een geheel eigen nest te bouwen en maken gebruik van oude kraaiennesten of nesten waar zij eerder gebroed hebben. Hier geldt dat er voldoende nestgelegenheid aanwezig moet blijven en dat niet elk kraaiennest in een territorium gespaard behoeft te worden bij een ingreep. nesten van grotendeels of geheel van menselijke activiteiten afhankelijke soorten (zoals ooievaar, torenvalk, kerkuil, steenuil, zwaluwen) zijn, indien ze nog in functie zijn, jaarrond beschermd. Het vervangen, repareren of in de directe omgeving verplaatsen van een kast voor één van bovengenoemde soorten wordt niet gezien als een overtreding, zolang er maar nestgelegenheid beschikbaar blijft.
De Flora- en faunawet is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Onderzoek Gebiedbescherming De planlocatie vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals een staats- of beschermd natuurmonument of een speciale beschermingszone ingevolge de Vogel- of Habitatrichtlijn. Het plangebied is wel nabij (100 meter) een beschermd Natuurmonument “Roomse Duin” gelegen. De planlocatie maakt ook geen deel uit van de provinciale ecologische hoofdstructuur (PEHS), maar is wel op 25 meter afstand van de ecologische verbindingszone “spoordijk” gelegen (bruin in figuur 1).
Figuur 1: ligging plangebied ten opzichtte van de EHS Soortenbescherming Via het Natuurloket (www.natuurloket.nl) kan een indicatie worden verkregen van de _______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 10805.14730.00 Rotterdam / Middelburg
38
beschikbaarheid van soortengegevens bij verschillende Particuliere Gegevensbeherende Organisaties (PGO's). Volgens de verspreidingsatlassen (Broekhuizen, 1992; Limpens, 1997 en www.ravon.nl ) zijn onderstaande soorten naar verwachting aanwezig. Het gebouw kan dienen als vaste verblijfplaats voor vleermuizen. De spouwmuur kunnen als vaste verblijfplaatsen dienen voor vleermuizen. Overige beschermde soorten zijn niet op de betreffende planlocatie te verwachten. Toetsing en conclusie Gebiedbescherming De planlocatie is nabij het beschermde Natuurmonument “Roomse Duin” en nabij de ecologische verbindingszone “spoordijk” gelegen. De verwachting is echter gezien de kleinschalige ontwikkeling en de tussenliggende buffers (wegen en gebouwen) dat er geen negatieve effecten op de nabijgelegen beschermde natuurgebieden en EVZ te verwachten zijn. Soortenbescherming Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen of verlening van ontheffing op grond van de Flora- en faunawet nodig zal zijn en of het reëel is te verwachten dat deze zal worden verleend. De betreffende planwerkzaamheden leiden tot verstoring van alle aanwezige soorten. Voor deze ingrepen zal geen ontheffing nodig zijn voor de soorten uit categorie 1 (algemene soorten), aangezien hiervoor een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet geldt. De aantasting en verstoring van vogels in de nabije omgeving dient te worden voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen (broedseizoen is globaal van half maart tot en met begin augustus) te laten starten. Indien zwaar beschermde soorten als vleermuizen aanwezig blijken (hetgeen aan de hand van een voorafgaande inventarisatie, in het voorjaar en zomer 2009, moet worden vastgesteld) en aangetast worden door de planontwikkelingen, dient ontheffing te worden aangevraagd bij het ministerie van LNV. In het geval van zwaar beschermde soorten (categorie 3) geldt dan een relatief zware procedure waarbij eisen worden gesteld aan mitigatie en compensatie. Naar verwachting zal het in alle gevallen gaan om soorten die regionaal en landelijk vrij algemeen zijn is de gunstige staat van instandhouding na het treffen van maatregelen niet in het geding. Een eventueel benodigde ontheffing zal daarom naar alle waarschijnlijkheid worden verleend. De Flora- en faunawet zal dan de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staan.
_______________________________________________________________________________________________________________ 10805.14730.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
39
6.9
Duurzaamheid en energie
Duurzaamheid is onder andere zodanig bouwen, renoveren en beheren dat, gedurende de hele kringloop van het bouwwerk en de gebouwde omgeving, het milieu en de menselijke gezondheid zo min mogelijk negatieve effecten ondervinden. Het begrip duurzaamheid speelt op verschillende schaalniveaus een rol, zowel op het niveau van de stad, de wijk als het gebouw. Rotterdam heeft een ambitieus klimaatprogramma vastgesteld. Om een bijdrage te kunnen leveren aan het klimaatprogramma van Rotterdam moet bij het ontwerp van gebouwen rekening worden gehouden met duurzaam bouwenprincipes en de energieprestatie eisen. 6.9.1
Duurzaam bouwen
Het Bouwbesluit vormt het minimaal te realiseren kwaliteitsniveau in Nederland. De gemeente Rotterdam heeft daar boven op het document 'De Rotterdamse Woningkwaliteit' (RWK) opgesteld (meest recente versie maart 2005). Het RWK is een eenvoudig systeem van aanvullende kwaliteiten op het Bouwbesluit en bestaat uit zes thema's: oppervlakte, veiligheid, toegankelijkheid, duurzaamheid, flexibiliteit en comfort. Het RWK is vrijblijvend te gebruiken. Hieronder staan een aantal duurzaam bouwen maatregelen, die toegepast kunnen worden bij nieuwe ontwikkelingen.
Afkoppeling van hemelwater, zodat regen en afvalwater niet in hetzelfde riool terecht komen. Het schone regenwater kan in het gebied zelf worden vastgehouden. Zie hoofdstuk 5. Geen zink gebruiken voor bijvoorbeeld dakgoten. Zink heeft de eigenschap uit te logen waarbij neerslag zink oplost in het regenwater. Een alternatief zijn stalen dakgoten. Gebruik hout met een milieukeur, bijvoorbeeld FSC. Het keurmerk FSC geeft aan dat het hout uit een goed beheerd bos afkomstig is. Pas waterbesparende maatregelen toe, bijvoorbeeld een waterbesparende douchekop of een waterbesparend toilet. Maak gebruik van zonne-energie zoals een zonneboiler of zonnecellen. Bekijk of nieuwe gebouwen uitgevoerd kunnen worden met een groen dak.
6.9.2
Energie
Het Rotterdam Climate Initiative is het nieuwe, ambitieuze klimaatprogramma waarbij de gemeente tracht de CO2-uitstoot van Rotterdam fors terug te brengen. Om een belangrijke bijdrage aan deze doelstelling te leveren en energie te besparen, is het beleid van de gemeente Rotterdam er op gericht zoveel mogelijk woningen, bedrijven en voorzieningen aan te sluiten op een collectief warmtenet. Een warmtenet omvat een stelsel van leidingen waardoor warm water wordt gepompt voor verwarming en warm tapwater. Door het toepassen van industriële restwarmte als warmtebron voor het collectieve warmtenet wordt een bijdrage geleverd aan het behalen van de doelstellingen van de gemeente Rotterdam. Bij grootschalige toepassing, op gemeentelijk niveau, wordt een grote milieuwinst behaald op het gebied van het broeikaseffect (CO2) en de lokale luchtkwaliteit (NOx). Met de aanpassing van de bouwverordening op 12 juli 2007 stimuleert de gemeenteraad de aansluiting op het warmtedistributienet. Indien in een deel van de gemeente een warmtedistributienet aanwezig is, dan moet een aldaar te bouwen bouwwerk zijn aangesloten op die publieke voorziening. Dit geldt indien het bouwwerk niet verder dan 40 meter van de dichtstbijzijnde leiding is gelegen, of als de kosten van de aansluiting niet hoger zijn dan bij een afstand van 40 meter.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 10805.14730.00 Rotterdam / Middelburg
40
Sinds 1995 is het verplicht een EPC-berekening (EnergiePrestatieCoëfficiënt in te dienen in het kader van het aanvragen van de bouwvergunning). 6.9.3
Bouwplan
De nieuwe winkel kent alle energie besparende maatregelen die nu beschikbaar zijn. Zo wordt de winkel uitgerust met horizontale en verticale afgedichte koelingen en diepvriezers. De winkelverwarming wordt door middel van warmte-terugwin-installaties geregeld. De diepvriezers worden voorzien van LED-verlichting en een speciaal folie in de diepvriezers. LED-verlichting geeft geen warmte en folie zorgt ervoor dat geen ruitverwarming noodzakelijk is. Er worden bewegingssensoren in koelcellen en toiletten aangebracht voor de verlichting Ten slotte worden de compressors van de koelingen en diepvriezers op afstand aangestuurd zodat er geen piekbelasting meer is.
_______________________________________________________________________________________________________________ 10805.14730.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
41
Hoofdstuk 7 leefbaarheid
Sociale
veiligheid
en
Het Rotterdams beleid is erop gericht om bij nieuwbouwplannen de aandacht voor sociale veiligheid en leefbaarheid een integraal onderdeel te laten zijn van de planvorming. Bij het aspect leefbaarheid gaat het om fysiek-ruimtelijke voorzieningen voor de toegankelijkheid van gebouwen en openbare ruimten, het parkeren en stallen van auto's en fietsen, ruimte voor spelen en groen, bezonnings- en uitzichtconsequenties voor omwonenden, afvalmanagement en consequenties voor het beheer van de openbare ruimte. In de beleidsnota "Ontwerpen voor een geëmancipeerde samenleving", dS+V, oktober 1996, zijn 3 hoofditems geformuleerd voor het stedenbouwkundig plan:
het scheppen van ruimtelijke voorwaarden voor mannen en vrouwen om desgewenst werken en zorgen te kunnen combineren door (zorgvuldige) menging van de functies, het strategisch plaatsen van voorzieningen en de bereikbaarheid van de wijken te verzekeren; differentiatie en flexibiliteit van woningen; veiligheid als basisvoorwaarde voor een normaal maatschappelijk leven.
Voor de leefbaarheid van de wijken is veiligheid van groot belang. Het gaat dan zowel om objectieve veiligheid (het voorkomen van criminaliteit) als om subjectieve veiligheid (het gevoel van veiligheid dat men ervaart). Beide aspecten spelen een rol bij de uitwerking van het plan.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 10805.14730.00 Rotterdam / Middelburg
42
_______________________________________________________________________________________________________________ 10805.14730.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
43
Hoofdstuk 8
Handhaving
Met betrekking tot handhaving is er een groot verschil tussen een stedelijk gebied en een buitengebied. In tegenstelling tot in een buitengebied is het in een omvangrijk en dichtbebouwd stedelijk plangebied ondoenlijk alle bestaande illegale bebouwing en gebruik te inventariseren. In de praktijk is het lang niet altijd mogelijk om van buitenaf waar te nemen wat zich in een pand of op een besloten binnenterrein afspeelt en het ontbreekt aan capaciteit om hier in het kader van de opstelling van een bestemmingsplan een stelselmatig onderzoek naar in te stellen. Bovendien zou een dergelijke inventarisatie altijd een momentopname zijn. Het zou te ver voeren om uit de jurisprudentie, die leert dat er in beginsel een handhavingsplicht bestaat, af te leiden dat er ook in alle gevallen een opsporingsplicht bestaat. Uiteraard zal altijd worden gereageerd op klachten van omwonenden. Doordat illegale situaties, die reeds in strijd waren met het voorgaande bestemmingsplan, worden uitgezonderd van het overgangsrecht, bestaat, op grond van de jurisprudentie, ook na langere tijd in beginsel nog de mogelijkheid om handhavend op te treden, indien een situatie aan het licht komt die redelijkerwijze niet eerder bekend kon zijn. Juridisch zijn deze situaties immers wegbestemd. Per geval zal door het bevoegde bestuursorgaan een zorgvuldige belangenafweging worden gemaakt. Op 16 april 2002 hebben burgemeester en wethouders de "Kadernota handhaving dS+V" vastgesteld, waarin de beleidsuitgangspunten voor de handhaving op het gebied van de dS+V zijn vastgelegd. Deze nota wordt door de dagelijks besturen van de meeste Rotterdamse deelgemeenten formeel onderschreven. In de nota wordt de wijze waarop het handhavingsbeleid wordt georganiseerd vastgelegd. Zo is onder andere een Handhavingscommissie ingesteld, die advies uitbrengt. Voorts heeft het college een beleid ingezet dat is gericht op programmatisch handhaven (bijvoorbeeld horeca, kinderdagverblijven, verblijfsinrichtingen). Hierbij ligt de prioriteit bij veiligheid.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 10805.14730.00 Rotterdam / Middelburg
44
_______________________________________________________________________________________________________________ 10805.14730.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
45
Hoofdstuk 9
Financiële uitvoerbaarheid
De kosten van de ontwikkeling zijn voor rekening van de initiatiefnemer. De gronden worden door de gemeente verkocht en bouwrijp, met schone grondverklaring, opgeleverd aan de initiatiefnemer. De gemeente zal verder met de initiatiefnemer een anterieure overeenkomst sluiten, zodat er voor de gemeente geen kosten aan deze ontwikkeling verbonden zijn.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 10805.14730.00 Rotterdam / Middelburg
46
_______________________________________________________________________________________________________________ 10805.14730.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
47
Hoofdstuk 10 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
10.1 Overleg ex artikel 3.1.1 In het kader van het overleg overeenkomstig artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening is het bestemmingsplan verzonden de diverse overlegpartners. In deze paragraaf zal worden ingegaan op de uitkomsten van dit overleg. VROM-inspectie De VROM-inspectie geeft aan dat het bestemmingsplan geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen, gelet op de nationale belangen in de Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid. Provincie Zuid-Holland De provincie Zuid-Holland geeft aan dat het plan past binnen de beleidskaders dat bestaat uit de streekplannen en de nota Regels voor Ruimte. DCMR De DCMR is op hoofdlijnen akkoord met het bestemmingsplan. Wel geeft de DCMR aan dat het bestemmingsplan op een drietal punten dient te worden aangepast en verduidelijkt. Het gaat hierbij om externe veiligheid, bodem en duurzaamheid. I.
Het plangebied ligt op circa 250 m van de Nieuwe Waterweg en valt daarmee binnen de mogelijke effectafstand van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Nieuwe Waterweg. Op grond van het beleid is een verantwoording van het groepsrisico pas nodig binnen een afstand van 200 meter en kan bij dit bestemmingsplan achterwege blijven. Wel dient in de milieuparagraaf de Nieuwe Waterweg te worden genoemd als nabijgelegen transportroute waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. II. De initiatiefnemer moet, middels een historisch bodemonderzoek kunnen aantonen dat de ontwikkeling haalbaar is. Deze onderbouwing dient nog te worden opgenomen. III. Aanbevolen wordt om concreet in te gaan op de duurzaamheid van het voorliggend bouwplan. Reactie Het bestemmingsplan zal op bovenstaande punten worden aangepast. Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond De Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond (VRR) heeft in het kader van de externe veiligheid
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 10805.14730.00 Rotterdam / Middelburg
48
advies uitgebracht over de verantwoording van het groepsrisico en de mogelijkheden voor hulpverlening en zelfredzaamheid. De VRR geeft in haar advies aan dat de verwijzing naar de risicoatlas 2001, 2003 en de getrokken conclusie niet correct is. De gebruikte risicoatlassen zijn verouderd en bijgewerkt. Tevens is voor het vervoer van gevaarlijke stoffen tegenwoordig de circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (cRNVGS) relevant. Met betrekking tot het bestemmingsplan is van belang dat het aspect Externe Veiligheid nader wordt beschouwd en er verwezen wordt naar de cRNVGS. Daarnaast adviseert de VRR om de volgende voorzieningen te realiseren teneinde de zelfredzaamheid en de mogelijkheden voorhulpverlening te vergroten: 1.
2.
3.
Met betrekking tot een toxische wolk geldt dat de mogelijkheden tot zelfredzaamheid van personen in de voorziene ontwikkeling dient te worden verbeterd door het gebouw geschikt te maken om enkele uren in te schuilen ("safe haven" principe). Hiervoor dienen deuren, ramen en ventilatieopeningen afsluitbaar te zijn. In nieuwe gebouwen dient het luchtverversingssysteem uitgeschakeld te kunnen worden. De voorziene ontwikkeling behoort te voldoen aan de bereikbaarheid, ontsluiting en bluswatervoorziening zoals gesteld conform de richtlijnen van de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding. Dit behoort ter goedkeuring te worden voorgelegd aan de afdeling Brandveiligheid van de regionale Brandweer Rotterdam-Rijnmond District Waterweg. Draag zorg voor een goede voorlichting en instructie van het aanwezige personeel zodat men weet hoe te handelen tijdens een calamiteit door middel van de campagne Denk vooruit ('Rampen vallen niet te plannen. Voorbereidingen wel').
Reactie De paragraaf externe veiligheid zal op bovenstaande punten worden aangepast. De geadviseerde voorzieningen worden niet in het bestemmingsplan geregeld en worden daarmee ook niet meegenomen in de procedure van het bestemmingsplan. In het kader van de bouwvergunning en tijdens de uitvoering van het project zal rekening worden gehouden met de geadviseerde maatregelen. Hoogheemraadschap Midden-Delfland Het Hoogheemraadschap geeft aan dat het kan instemmen met het bestemmingsplan. Aan alle aspecten die van belang zijn voor een goede waterhuishouding is invulling gegeven.
10.2 Ter inzage legging In het voortraject heeft de initiatiefnemer het bouwplan voorgelegd aan de Vereniging van Eigenaren van het betreffende appartementencomplex en de winkeliersvereniging van Hoek van Holland. Beide verenigingen hebben schriftelijk gereageerd op het bouwplan. Het bestemmingsplan heeft ter inzage gelegen van PM tot PM. Gedurende deze periode worden inwoners van de gemeente en andere belanghebbenden in de gelegenheid gesteld kennis te nemen van het voorontwerpbestemmingsplan.
_______________________________________________________________________________________________________________ 10805.14730.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
bijlage bij de toelichting
50
_______________________________________________________________________________________________________________ 10805.14730.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
51
Bijlage 1
Gebruikte onderzoeken
Archeologisch advies 2009164 Uitbreiding Albert Heijn, Hoek van Holland, Rotterdam, december 2009, Bureau Oudheidkundig Onderzoek van Gemeentewerken Rotterdam (BOOR); Aanvullend Bodemonderzoek, Rietdijkhof / Rietdijkstraat te Hoek van Holland, Rotterdam, 29 april 2010, Gemeentewerken Rotterdam.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 10805.14730.00 Rotterdam / Middelburg
52
_______________________________________________________________________________________________________________ 10805.14730.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
regels
54
_______________________________________________________________________________________________________________ 10805.14730.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
55
Hoofdstuk 1
Artikel 1 1.1
INLEIDENDE REGELS
Begrippen
Plan
het bestemmingsplan Uitbreiding Albert Heijn Hoek van Holland van de gemeente Rotterdam. 1.2
Aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden. 1.3
Aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft. 1.4
Bebouwing
Een of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde. 1.5
Bebouwingspercentage
Een percentage dat aangeeft hoeveel van het oppervlak van een bouwperceel door gebouwen mag worden ingenomen. 1.6
Bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak. 1.7
bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0599.BP2025HvHAH-on01 met de bijbehorende regels. 1.8
Bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming. 1.9
Bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats. 1.10
Bouwgrens
De grens van een bouwvlak c.q. een lijn welke niet door gebouwen mag worden overschreden.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 10805.14730.00 Rotterdam / Middelburg
56
1.11
Bouwlaag
Het tussen twee opeenvolgende vloeren (of tussen een vloer en plat dak) gelegen, voor verblijf geschikt deel van een gebouw. Een kap, vliering, zolder, souterrain, alsmede een dakopbouw binnen het theoretisch profiel van een kap, worden niet als een afzonderlijke bouwlaag beschouwd. Alleen ingeval een dakopbouw breder is dan tweederde van de pandbreedte, wordt dit als een aparte bouwlaag geteld. 1.12
Bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. 1.13
Bouwperceelgrens
Een grens van een bouwperceel. 1.14
Bouwverordening
Bouwverordening Rotterdam 1993, zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan. 1.15
Bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten. 1.16
Bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond. 1.17
Detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. 1.18
Gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. 1.19 Peil a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de kruin van de weg; b. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang, na voltooiing van de aanleg van dat terrein. Indien een bouwwerk aan meer dan één weg wordt gebouwd, is het peil van de hoogstgelegen weg maatgevend. 1.20
Wet ruimtelijke ordening
De wet ruimtelijke ordening zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp voor dit bestemmingsplan.
_______________________________________________________________________________________________________________ 10805.14730.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
57
Artikel 2
wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 2.1
de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels ( en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. 2.2
de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. 2.3
de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van een bouwwerk. Dakoverstekken, luifels, balkons en dergelijke worden hierbij niet meegeteld, mits zij niet verder uitsteken dan 0,5 meter.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 10805.14730.00 Rotterdam / Middelburg
58
_______________________________________________________________________________________________________________ 10805.14730.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
59
Hoofdstuk 2
Artikel 3 3.1
BESTEMMINGSREGELS
Detailhandel
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a.
detailhandel, met de bijbehorende opslag- en administratieruimten;
3.2 3.2.1
Bouwregels Algemeen
Op de voor 'Detailhandel' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies. 3.2.2 Bebouwingsnormen a. gebouwen mogen niet hoger worden dan 4 meter; b. vlaggenmasten en reclame-uitingen mogen niet hoger worden dan 6 meter; c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen niet hoger worden dan 3 meter.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 10805.14730.00 Rotterdam / Middelburg
60
_______________________________________________________________________________________________________________ 10805.14730.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
61
Hoofdstuk 3
Artikel 4
ALGEMENE REGELS
Antidubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 5 5.1
Algemene bouwregels
Overschrijding bouwhoogtes
Bouwhoogtes mogen in afwijking van hoofdstuk 2 uitsluitend worden overschreden door, ondergeschikte onderdelen van gebouwen, zoals luchtkokers, schoorstenen, lichtkappen en andere ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt.
Artikel 6 6.1
Algemene ontheffingsregels
Ontheffing van de maximaal toegestane bouwhoogte
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de regels ten aanzien van de maximum toegestane bouwhoogte van een gebouw, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 0,5 meter, uitsluitend toe te passen ingeval extra bouwhoogte nodig is voor een architectonisch verantwoorde afronding van de bouwlaag.
Artikel 7
7.1
Overige regels
Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 10805.14730.00 Rotterdam / Middelburg
62
_______________________________________________________________________________________________________________ 10805.14730.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
63
Hoofdstuk 4
Artikel 8 8.1 8.1.1
OVERGANGS- EN SLOTREGELS
Overgangsrecht
Overgangsrecht bouwwerken Aanwezige bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, a. b.
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. 8.1.2 Ontheffing Eenmalig kan ontheffing worden verleend van lid 8.1.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 8.1.1 met maximaal 10 %. 8.1.3
Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Lid 8.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 8.2 8.2.1
Overgangsrecht gebruik Bestaand gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. 8.2.2
Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 8.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. 8.2.3
Verboden gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in het lid 8.2.1, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. 8.2.4
Uitzonderingen op het overgangsrecht gebruik
Lid 8.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan. 8.3
Hardheidsclausule
Voor zover van toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen dat overgangsrecht buiten toepassing laten.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 10805.14730.00 Rotterdam / Middelburg
64
Artikel 9
Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan "Uitbreiding Albert Heijn Hoek van Holland", gemeente Rotterdam.
_______________________________________________________________________________________________________________ 10805.14730.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
eindnoten
65
Eindnoten
1. Dat wil zeggen 24 uur per dag en gedurende het gehele jaar
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 10805.14730.00 Rotterdam / Middelburg
kaart(en)