BRIEVEN VAN DE BEHOEDER DE JONGEREN: VOORBEREIDING OP DE WERELD VAN MORGEN
De huidige toestand van de wereld - haar economische onevenwichtigheid, sociale verdeeldheid, politieke ontevredenheid en internationaal wantrouwen - zou de jongeren uit hun sluimer moeten wekken en hen moeten doen onderzoeken wat de toekomst zal brengen. Zij zullen het voorzeker zijn die het meest zullen lijden als de een of andere ramp de wereld treft. Daarom moeten zij hun ogen openen voor de bestaande toestanden, de kwade krachten die meespelen bestuderen en dan moeten zij met een gezamenlijke inspanning opstaan en de noodzakelijke hervormingen tot stand brengen - hervormingen die binnen hun bereik zowel de geestelijke als de sociale en politieke stadia van het menselijk leven zullen bevatten. (Uit een brief van 13 maart 1932, geschreven namens Shoghi Effendi aan een gelovige, aangehaald in "Bahá'i News" no. 68, november 1932, blz. 3)
De heersende nood in America en Europa zou de jongeren moeten doordringen van het doelloze om hun hele leven op louter materiële bezigheden te concentreren. Zij zouden de les moeten leren dat geestelijke overwegingen de overheersende factoren in ons leven moeten zijn, dat ons richtsnoer zou moeten zijn ons zedelijk leven te verheffen en te zoeken naar wat eeuwig blijvend is. Als de verschillende natiën de verkeerde weg blijven gaan en geleid worden door het zelfzuchtig verlangen naar persoonlijke verheffing, dan zullen jullie de groep zijn die het meest zal lijden. Onze huidige daden dragen hun vruchten slechts in de toekomst en de jongeren van nu zijn de mannen en vrouwen van de toekomst. (Uit een brief van 2 november 1931, geschreven namens Shoghi Effendi aan een gelovige).
Zeker is er in deze zeer kritieke periode in de geschiedenis der mensheid, waarin oude instellingen beginnen af te brokkelen of aanzienlijk worden gewijzigd, een zeker aantal slechte regelingen en ongelukkige gebeurtenissen; maar zo'n toestand is niet blijvend. De Zaak en haar instellingen zullen geleidelijk hun plaats innemen en zich door haar krachtige geest verzekeren van de volledige gehoorzaamheid van haar volgelingen en van de mensheid als geheel. Dus hoeven wij wat de toekomst betreft niet te pessimistisch te zijn of voorbijgaande toestanden te ernstig op te nemen. De jonge mensen die tussen deze twee tijdperken in leven en de vernietiging van oude instellingen zien, zijn .... geneigd alle respect ervoor opzij te schuiven en in feite minachtend neer te zien op iedereen die het oude nog vasthoudt. Vandaar dat wij het onder hen heersende losse zedelijke gedrag zien. Deze toestand geldt niet alleen voor Amerika en Europa, maar ook voor het oosten en ik durf zeggen in het oosten meer dan in het westen. Ofschoon de Bahá'í jongeren moeten meevoelen met de toestand waarin zij hun niet-Bahá'í vrienden zien en hen niet moeten beschuldigen, moeten zij zich niet zoals zij, laten meevoeren door de golf van wereldgebeurtenissen. Terwijl zij slechts een wereld voor zich zien die aan het afbrokkelen is, zien wij ook een nieuwe wereld die opgebouwd wordt. Terwijl zij de vernietiging ervaren van oude instellingen die hun respect afdwongen, nemen wij de dageraad waar van een nieuw tijdperk met zijn strikte geboden en nieuw sociale banden. Hun materialistische kijk op het leven toont hun het doelloze van alle dingen, terwijl ons geloof in een herboren en vergeestelijkte mens ons naar de toekomst doet uitzien en ons eraan doet bouwen. Om hen onze wegen te laten volgen, moeten wij met hun benarde toestand meevoelen, maar wij moeten niet met hen meegaan. Wij moeten ons op een hoger peil van moreel en geestelijk leven plaatsen en door hun het juiste voorbeeld te geven hen aansporen op ons niveau te komen. De jonge mensen moeten lezen wat Bahá'u'lláh en de Meester over zulke zaken zeggen en Hem nauwgezet volgen. Tenminste, als zij trouw wensen te zijn aan de
leringen om deze over de hele wereld te vestigen. (Uit een brief van 26 oktober 1932, geschreven namens Shoghi Effendi aan een gelovige).
De wereld die na deze oorlog voor ons ligt, zal in een verschrikkelijke toestand verkeren en als de gelovige hun plicht willen vervullen en de goddelijke oplossing aan de mensheid willen aanbiedden, moeten zij zich voorbereiden op de grote taken die voor hen liggen. Dit is in het bijzonder van toepassing op de bahá'í-jongeren. Jonge mannen en vrouwen in het Geloof moeten de leringen grondig en aandachtig bestuderen, zodat zij kunnen onderrichten op een manier die de mensen ervan zal overtuigen, dat er voor alle problemen die zij tegenkomen, een oplossing is. Zij moeten het Bestuurstelsel begrijpen, zodat zij de steeds groeiende aangelegenheden van de Zaak verstandig en bekwaam kunnen besturen, en zij moeten de Bahá'í levenswijze door hun voorbeeld laten zien. Dit alles is niet gemakkelijk - maar de Behoeder is altijd bemoedigd bij het zien van de geest die de jonge gelovigen, zoals uzelf, bezielt. Hij koestert hoge verwachtingen van hetgeen uw generatie tot stand zal brengen. (Uit een brief van 12 mei 1944, geschreven namens Shoghi Effendi aan een gelovige, aangehaald in "Bahá'í News" no. 175 van juni 1945 blz. 3)
Hij is altijd verheugd als hij ziet dat verlichte en kundige jonge mensen het Geloof omhelzen, omdat de wereld van de nabije toekomst natuurlijk aan hen behoort en de zware verantwoordelijkheden van die toekomst noodzakelijkerwijs op hun schouders moeten rusten. Zij kunnen geen werkplan vinden dat te vergelijken is met wat Bahá'u'lláh de wereld in dit tijdperk heeft gegeven: alleen het gezonde verstand, de gerechtigheid en het volmaakte evenwicht van Zijn Stelsel kunnen de volgende stap in de ontwikkeling van de mens tot stand brengen, de éénwording van het menselijk ras tot één familie die deze planeet bewoont. (Uit een brief van 30 juni 1945, geschreven namens Shoghi Effendi aan een gelovige)
Shoghi Effendi was zeer verheugd het resultaat van het volbrachte werk te zien, hetwelk een bewijs was van de grote belangstelling voor de vooruitgang van het Geloof, waarvan de jonge Bahá'ís blijk geven. De Boodschap van Bahá'u'lláh, die de enige ware en blijvende oplossing bevat voor de sociale en geestelijke problemen waarmee de maatschappij op het ogenblik geconfronteerd wordt, is aan hun zorg toevertrouwd. Zij zij degenen die met een geest van volledige onthechting en toewijding de banier van het Geloof moeten hijsen en de steun van sterke en toegewijde mensen moeten verkrijgen. (Uit een brief van 13 november 1931, namens Shoghi Effendi geschreven aan
een gelovige)
De Behoeder verwacht van de jongeren van Amerika dat zij de banier van het Geloof heffen tot steeds grotere en glorieuzere hoogten. De Jongeren moeten zich onthechten van alle wereldse dingen en zij moeten, vervuld van de dynamische kracht van de Heilige Geest, opstaan om de Boodschap te verspreiden en de harten te verkwikken. Goddelijke Bekrachtiging zal zeker ten deel vallen aan ieder van jullie die opstaat om het Geloof te onderrichten en de bestuurlijke instellingen uit te breiden. (Uit een brief van 8 augustus 1957, namens Shoghi Effendi geschreven aan de Bahá'í Jongerengroep in Denver in de Staat Colorado)
Hij spoort jullie aan te besluiten grote, GROTE daden voor het Geloof te verrichten: de toestand van de wereld wordt gestadig slechter en jullie generatie moet de heiligen, de helden, de martelaren en de bestuurders van de toekomstige jaren verschaffen. Met toewijding en wilskracht kunnen jullie tot grote hoogten stijgen! (Uit een brief van 2 oktober 1951, namens Shoghi Effendi geschreven aan een jeugdbijeenkomst op de Louhelen Bahá'í school, aangehaald in "Bahá'í News" nr. 253 van maart 1952 blz.1.)
Weest zelfverzekerd en volhardt, hoe groot de hindernissen ook zijn die jullie in de toekomst misschien het hoofd moeten bieden, of hoe groot de teleurstelling die jullie noodzakelijkerwijs moeten ervaren, jullie werk zal stellig zegevieren. -Shoghi Effendi- (postscriptum bij een brief van 3 augustus 1935 aan de jongerenraad van 1935 op de Zomerschool van de Middenstaten, gehouden in de Louhelen Ranch)
HET BAHá'í LEVEN LEIDEN
De hoogste normen van zuiverheid, van onkreukbaarheid, van onthecting en zelfopoffering moeten door de leden van de groep worden hooggehouden om u in staat te stellen een beslissende rol te spelen in het verspreiden en consolideren van het Geloof. Een ontzaglijke verantwoordelijkheid is op uw schouders gelegd en uitsluitend een zuiver, een deugdzaam, actief en werkelijk voorbeeldig leven kan u in staat stellen uw hoge bestemming te bereiken . - Shoghi Effendi (Postscriptum bij een brief dd. 6 september 1934 aan het Jongerencongres
in Midden-Amerika.)
Nu de oorlog voorbij is en zoveel jonge mensen ontslagen zij uit de dienst en tot een meer normaal leven terugkeren, moeten de jonge Bahá'ís in iedere stad zich ten doel stellen om voeling te houden met plaatselijke activiteiten en clubs voor jongeren en zich inspannen om hun inzichten aan zo veel mogelijk jonge mensen op allerlei manieren bekend te maken. Bovenal moeten zij hun een uitstekend voorbeeld geven; door kuisheid, beleefdheid, vriendelijkheid, gastvrijheid en een blijmoedig optimisme over het uiteindelijk komende geluk en welzijn van de mensheid moeten zij zich onderscheiden en moeten zij de liefde en bewondering van hun mede jongeren voor zich weten te winnen. Wat in het moderne leven het meest in het oog loopt, is het gebrek aan een hoge norm van gedrag en van een goed karakter; de jonge Bahá'ís moeten beiden laten zien, willen zij in alle ernst de leden van hun eigen generatie die zo bitter ontgoocheld is en besmet met de laksheid, waar oorlog aanleiding toe geeft, voor het Geloof winnen. (Uit een brief van 20 oktober 1945, namens Shoghi Effendi geschreven aan aangehaald in"Bahá'í News" nr. 188 oktober
het Nationale Jongerencomité,
1946, blz. 4.)
Hij is van mening dat de jongeren in het bijzonder, voortdurend en vastberaden er naar moeten streven een voorbeeld te zijn van een Bahá'í leven. In de wereld om ons heen zien wij zedelijk verval, vrij geslachtsverkeer, onfatsoen, platheid, slechte manieren - de Bahá'í jongeren moeten van dit alles het tegenovergestelde zijn en door hun kuisheid, hun oprechtheid, hun fatsoen, hun voorkomendheid en goede manieren moeten zij de anderen, oud en jong, aantrekken tot
het Geloof. De wereld heeft genoeg van woorden, ze wil een voorbeeld en het is de taak van de Bahá'í jongeren om daarin te voorzien. (Uit een brief gedateerd 19 september 1946, geschreven namens Shoghi Effendi aan de Bahá'í jongeren aanwezig op de Green Acre Bahá'í Zomerschool,
aangehaald in "U.S. Supplement Bahá'í News" nr.97
van maart 1966, blz. 3.)
De behoeder heeft er steeds opnieuw de nadruk op gelegd dat de voornaamste taak voor de Bahá'í jeugd is om een voorbeeld te zijn van de leringen, in het bijzonder het morele aspect hiervan. Als zij zich niet onderscheiden door hun voortreffelijk gedrag, dan kunnen zij niet verwachten dat andere jonge mensen de Zaak werkelijk ernstig opvatten. Hij is het van harte met u eens dat, tenzij wij de leringen toepassen, wij onmogelijk kunnen verwachten dat het Geloof zal groeien, omdat het fundamentele doel van alle religies - inclusief de onze - is om de mens nader tot God te brengen en zijn karakter te veranderen, hetgeen van het hoogste belang is. Dikwijls wordt er teveel nadruk gelegd op de sociale en economische aspecten van de leringen, maar het morele aspect kan niet genoeg benadrukt worden. (Uit een brief van 6 september 1946, namens Shoghi Effendi geschreven aan
een gelovige.)
Hij waardeert ten zeerste de toegewijde en vastberaden geest waarmee jullie de toekomst en alle Bahá'í verantwoordelijkheden die deze jullie in toenemende mate zal brengen, tegemoet treden. De rol van de jongeren is heel groot: jullie hebben de gelegenheid om werkelijk te besluiten in woord en daad te dienen als voorbeeld van de Leringen van Bahá'u'lláh, en om jullie generatie te laten zien dat de nieuwe Wereldorde die Hij heeft gebracht, een tastbare werkelijkheid is in het leven van Zijn volgelingen. (Uit een brief geschreven namens Shoghi Effendi naar de senior jongerenbij School, in augustus 1945, aangehaald in "bahá'í
eenkomst op de Louhelen
News" nr. 190 van december 1946 blz. 1)
Hij heeft het probleem dat u hem heeft voorgelegd in verband met de morele opvoeding van de jongeren waar uw voorname vriend .... zo bezorg over is, zorgvuldig overwogen. Hij is het geheel met u eens dat de gevaren waar de jongeren van nu aan blootstaan, steeds ernstiger worden en om een onmiddellijke oplossing vragen. Maar wat de ervaring duidelijk aantoont, de remedie voor deze waarlijk droevige en verbijsterende situatie is niet te vinden in traditionele en kerkelijke religie. Het dogmatisme van de kerk is voor eens en voor altijd afgedankt. Wat de jongeren wél kan leiden en kan behoeden voor de valkuilen van het grove materialisme van deze tijd, is de kracht van een oprecht, opbouwend en levend geloof zoals het Geloof dat Bahá'u'lláh aan de wereld heeft geopenbaard. Religie is, als in het verleden, nog steeds 's werelds enige hoop, maar niet die vorm van religie die onze kerkelijke leiders tevergeefs trachten te prediken. Losgemaakt van ware religie verliest moraal haar uitwerking en houdt ze op het individuele en sociale leven van de mensen te leiden en te beheersen. Maar wanneer ware religie wordt samengevoegd met ware ethiek, dan wordt morele vooruitgang een mogelijkheid en niet louter een ideaal. Onze moderne jeugd heeft behoefte aan zulk een ethiek, welke stoelt op zuiver religieus geloof. Niet voordat deze twee zaken op de juiste manier zijn verbonden en volledig in werking zijn gesteld, kan er enige hoop zijn voor de toekomst van de mensenras. (Uit een brief van 17 april 1936 namens Shoghi Effendi geschreven aan een gelovige, aangehaald in "Bahá'i News" nr. 104 van december 1936,
blz. 1)
De grootste behoefte die de jeugd van nu heeft, is karaktervorming. Gebed is slechts één faktor: zij moeten leren te leven in overeenstemming met de ethische leringen van het Geloof. (Uit een brief van 12 maart 1944, namens Shoghi Effendi geschreven aan een
gelovige, aangehaald in
"Bahá'í News" nr. 198 van augustus 1947, blz. 12)
Wat betreft de wrevelige houding die de jonge gelovigen geneigd zijn aan te nemen te aanzien van bepaalde voorschriften van de Zaak, zoals de verplichte gebeden: er kan en mag geen enkel compromis zijn in deze zaken die specifiek zijn voorgeschreven door Bahá'u'lláh. Wij moeten noch enig gevoel van schaamte hebben bij het in acht nemen van zulke wetten en voorschriften noch moeten wij hun waarde en betekenis overschatten. Evenals de vrienden geen moeite hebben de waarde te erkennen van enkele specifieke gebeden, door Bahá'u'lláh geopenbaard, zoals de Tafelen voor de vasten en voor genezing, zo zouden zij ook moeten erkennen dat de verplichte gebeden door hun specifieke aard een grotere werking hebben en met een grotere kracht zijn begiftigd dan de niet-verplichte gebeden en dat ze als zodanig onontbeerlijk zijn. (Uit een brief van 4 januari 1936, namens Shoghi Effendi geschreven aan een gelovige.)
Een gelovige kan niet enkel volstaan met het aanvaarden en in acht nemen van de leringen. Hij moet bovendien het gevoel van vergeestelijking aankweken en dit kan hij hoofdzakelijk bereiken door middel van gebed. Het Bahá'í Geloof is, net als alle andere goddelijke religies, fundamenteel mystiek van aard. Het voornaamste doel ervan is de ontwikkeling van het individu en de samenleving door het verwerven van geestelijke deugden en vermogens. De ziel van de mens moet eerst gevoed worden. En gebed kan het beste in de geestelijk voedsel voorzien. Wetten en instellingen kunnen, zoals gezien door Bahá'u'lláh, alleen werkelijk effectief worden wanneer ons innerlijk geestelijk leven wordt vervolmaakt en omgevormd. Anders zal religie ontaarden in niets anders dan een organisatie en een dood ding worden. De gelovigen, en speciaal de jongeren, moeten zich daarom volledig de noodzaak van gebed realiseren. Want gebed is volkomen onmisbaar voor hun innerlijke geestelijke ontplooiïng en dit is, zoals reeds gezegd, de ware basis en het doel van de religie van God. (Brief d.d. 8 december 1935 aan een gelovige, gepubliceerd in "Bahá'i News" nr. 102, augustus 1936, blz. 3)
GEESTELIJKE OPVOEDING.
Als Bahá'í bent u zich er zeer zeker van bewust dat Bahá'u'lláh het vergaren van kennis beschouwde als een van de meest wezenlijke factoren van ware beschaving; de opleiding die u nu volgt, zou echter, om de vruchten te kunnen afwerpen, een veelomvattend karakter moeten hebben en zou niet alleen de fysieke en de intellectuele kant in de mens moeten belichten, maar ook zijn geestelijke en ethische aspecten. Dit zou op het lesrooster van de Bahá'í jeugd over de gehele wereld moeten staan. (Uit een brief van 9 juli 1931, namens Shoghi Effendi geschreven aan een
gelovige.)
Als jonge mensen eenmaal overtuigd raken van het bestaan van de ziel, zal er niet veel voor nodig zijn om hen ervan te overtuigen dat materiële opleiding en materiële vooruitgang niet voldoende zijn. De ziel heeft ook opleiding en hulp nodig. (Uit een brief van 12 maart 1944, namens Shoghi Effendi geschreven aan een gelovige, aangehaald in "Bahá'í News" no. 198, augustus 1947, blz. 12.)
Het beroep van uw nicht, het opleiden en opvoeden van kinderen, is er een waarvoor zij rijk zal worden beloond, omdat zij helpt bij de ontwikkeling van het karakter van de hedendaagse jeugd, die degenen zullen worden die de mensheid morgen zullen leiden. Als zij zowel geestelijk als materiële geleid zouden kunnen worden, dan zou dat een grote overwinning zijn, omdat, nadat de wereld door haar huidige barensnood heen is, de geestelijke waarden zullen overheersen, en die jeugdigen, die het voordeel van zowel materiële als geestelijke opvoeding hebben genoten, zullen de ware leiders van de maatschappij worden. (Uit een brief van 22 mei 1955, namens Shoghi Effendi geschreven aan een
gelovige.)
Wat de Zaak op dit moment werkelijk het meeste nodig heeft, zijn bekwame onderrichters, wijs en grondig onderlegd in het Geloof, Hij hoopt dat u uzelf zult bekwamen om één van hen te zijn. (Uit een brief van 5 februari 1947, namens Shoghi Effendi geschreven aan
een gelovige.)
Het zou waarlijk de ambitie van iedere jong Bahá'í moeten zijn om een goed geïnformeerd en bekwaam onderrichter te worden. Speciaal voor dit doel is het instituut van de Bahá'í Zomerschool opgezet en is het belang ervan steeds weer zo sterk benadrukt door de Behoeder. (Uit een brief van 21 juni 1935, namens Shoghi Effendi geschreven aan een
gelovige.)
Ik dring er sterk bij u op aan dat u, terwijl u uw studie voortzet, zoveel tijd als u maar kunt wijdt aan een grondige studie van de geschiedenis en de leringen van onze geliefde Zaak. Dit is allereerst vereist voor een toekomstige succesvolle loopbaan in dienst van het Bahá'í Geloof en ik hoop en bid dat u zich zult onderscheiden in de komende tijden. (postscriptum bij een brief van 18 mei 1926, geschreven aan een gelovige.)
De Behoeder hoopt dat u, naast willekeurig welke studie u ook opneemt, voortdurend de leringen zult bestuderen en proberen er een grondige kennis van te verkrijgen. Het belang van het grondig doorkneed raken van jonge Bahá'ís in alle onderdelen van de leringen kan niet genoeg benadrukt worden, daar zij in de toekomst een grote onderrichtstaak te vervullen hebben. (Uit een brief van 24 december 1943, namens Shoghi Effendi geschreven aan
een gelovige, aangehaald in
"bahá'í News" nr. 173, februari 1945, blz. 3.)
Met onderrichten te beginnen zonder degelijk onderlegd te zijn in de literatuur richt grote schade aan. "Weinig
kennis is gevaarlijk" gaat volledig op voor onderrichtswerk. De vrienden moeten de geschriften lezen en in staat zijn de Tafelen te citeren als zij onderwerpen bespreken die betrekking hebben op het Geloof. (Uit een brief van 9 mei 1932, namens Shoghi Effendi geschreven aan een
gelovige.
Hij hoopt vurig en bidt uit het diepst van zijn hart dat u zich in toenemende mate uw geloof zult verdiepen, gestadig zult winnen aan begrip en waardering voor de leringen en dat u zo'n oprechtheid en doorzettingsvermogen in uw Bahá'í studie zult tentoonspreiden, dat u geleidelijk de volledige kennis, oefening en ervaring zult verkrijgen die nodig zijn voor actieve en doeltreffende dienst aan het Geloof in de toekomst. Hoewel u nog jong van jaren bent, moet u er van nu af aan naar streven om door middel van hartelijke omgang met uw medegelovigen en door uw trouwe toewijding aan uw Bahá'í studies, u voor te bereiden op de dag waarop er op u als volwassen en verantwoordelijk lid van de Gemeenschap een beroep gedaan wordt om volledig deel te nemen aan de activiteiten voor de Zaak, en zo te bewijzen dat u het waard bent lid te zijn van deze wereldwijde, door Bahá'u'lláh geschapen broederschap. (Uit een brief van 10 april 1939, namens Shoghi Effendi geschreven aan een gelovige.)
Shoghi Effendi heeft de vertaling van de "Dawnbreakers" op zich genomen pas nadat hij ervan overtuigd was geraakt dat het publiceren ervan de vrienden tot grotere zelfopoffering zou opwekken en tot een meer vastberaden wijze van onderrichten. Anders zou hij er niet zoveel tijd aan besteed hebben. Het lezen over het leven en de daden van deze heldhaftige zielen moet stellig onze manier van leven en het belang dat wij hechten aan onze diensten in de Zaak, beïnvloeden. Shoghi Effendi hoopt daarom dat de vrienden dit boek zullen lezen, neen, liever nog bestuderen en de jongeren zullen aanmoedigen dat ook te doen. (Uit een brief van 9 mei 1932, namens Shoghi Effendi geschreven aan een
gelovige.)
MATERIËLE OPVOEDING
De toekomst van deze Zaak, die ons allen zo dierbaar is, hangt af van de energie en toewijding van de opkomende generatie. U bent het die weldra opgeroepen zult worden om de verantwoordelijkheden ervan op u te nemen en u te belasten met de verspreiding ervan. Om dat te doen, moet u echter goed toegerust zijn. U zou uw intellectuele èn uw geestelijke kant gelijkelijk moeten ontwikkelen. (Uit een brief van 28 december 1925, namens Shoghi Effendi geschreven aan de jongeren van Baltimore.)
Via allerlei kanalen hebben wij kennis genomen van de schitterende wijze waarop uw kinderen in het openbaar over de Zaak hebben leren spreken. Shoghi Effendi hoopt dat zij alle drie bekwamen toegewijde sprekers zullen worden over het Geloof en over onderwerpen die eraan verwant zijn. Om dit goed te doen, zullen zij een stevige ondergrond voor hun wetenschappelijke en literaire scholing nodig hebben, die zij gelukkig ook krijgen. Het is voor jong Bahá'í jongens en meisjes even belangrijk om te worden opgeleid op onderwijsinstellingen van hoog niveau als om een geestelijke ontwikkeling te krijgen. Zowel het verstandelijke
als het geestelijke aspect moet worden ontwikkeld voordat zij de Zaak wezenlijk kunnen dienen. (Uit een brief van 28 november 1926, namens Shoghi Effendi geschreven aan een gelovige.)
Hij heeft het met grote belangstelling doorgelezen en hij heeft mij gevraagd u namens hem te bedanken en zijn vurigste hoop uit te spreken dat u uw universitaire studie met voortdurende ijver zult voortzetten. (Uit een brief van 9 juli 1931, namens Shoghi Effendi geschreven aan een gelovige.)
Hij was erg verheugd te horen dat u gezond en gelukkig bent en dat u hoopt toegelaten te worden tot de Harvard Universiteit. Hij hoopt oprecht dat u een voorspoedige en succesvolle loopbaan zult hebben aan de Universiteit en dat u glansrijk zult slagen. Ik ben er zeker van dat u dan veel van uw inspanningen zult willen wijden aan de dienst aan een Zaak die uw ouders zo dierbaar is en die hen zo na aan het hart ligt. Het is een groot voorrecht om in staat te zijn om uzelf op het leven voor te bereiden met zo'n nobel doel in zicht en het zal een constante geest blijken. (Uit een brief van 18 mei 1926, namens Shoghi Effendi geschreven aan een gelovige.)
De Behoeder was zeer verheugd over de vooruitgang van uw universitaire studie te vernemen en van uw toekomstplannen voor het bestuderen en het onderrichten van de Zaak. De geest die u drijft en ondersteunt in de dienst aan het Geloof, is met recht opmerkelijk en u zult er ongetwijfeld door bewogen worden grote, onvergankelijke diensten te leveren aan de Zaak van Bahá'u'lláh. De universitaire opleiding die u momenteel ontvangt, zal een immense hulp voor u zijn bij uw inspanningen de Boodschap in intellectuele kringen te introduceren. In deze tijd, waarin de mensen zo sceptisch staan tegenover religie, en religieuze organisaties en bewegingen met zoveel minachting worden beschouwd, lijkt het meer dan ooit noodzakelijk dat onze jonge Bahá'ís intellectueel goed zijn toegerust, opdat zij in de positie zullen verkeren de Boodschap op passende wijze aan te bieden, op een manier die iedere onbevooroordeelde waarnemer zal overtuigen van de doelmatigheid en kracht van de leringen. Vanuit dat gezichtspunt zou Shoghi Effendi er bij u op willen aandringen in uw studie te volharden en hij vertrouwt erop dat u, als gevolg daarvan, krachtig bijgestaan zult worden in uw onderrichtsactiviteiten. (Uit een brief van 5 mei 1934, namens Shoghi Effendi geschreven aan een gelovige.)
Wat betreft het advies dat u aan hem vroeg inzake de soort studie waarin u zich zou moeten specialiseren met het oog op het onderricht in de toekomst, zou hij geschiedenis, economie, sociologie willen voorstellen, daar dit niet alleen terreinen zijn waarvoor bahá'ís grote belangstelling hebben, maar die ook onderwerpen bestrijken waarop onze leringen een totaal nieuw licht werpen. Uw kennis zou van nut zijn bij het onderrichten van de Zaak in de toekomst, en als leraar zou u de bahá'í-ideeën misschien ook kunnen introduceren in uw lessen. (Uit een brief van 13 maart 1944, namens Shoghi Effendi geschreven aan een gelovige.)
De Behoeder heeft jonge mensen altijd aangeraden vakken als geschiedenis, economie en sociologie grondig te bestuderen, daar ze allemaal te maken hebben met de leringen en ons helpen het Geloof te begrijpen.
(Uit een brief van 12 maart 1944, namens Shoghi Effendi geschreven aan een gelovige.)
Wat Uw toekomst betreft: hij denkt dat als u zich specialiseert in de sociale wetenschappen, dit ook tot hulp kan zijn bij het onderrichten van de Zaak, en hij zou willen opperen dat u, als dat uitvoerbaar is, de Zaak een grote dienst zou kunnen bewijzen door, bij het kiezen van een plaats om te studeren of u er blijvend te vestigen, daar heen te gaan waar een Zwakke Raad is of slechts een groep en daar te helpen het Geloof te ontwikkelen. (Uit een brief van 24 juni 1947, namens Shoghi Effendi geschreven aan een gelovige.)
Hij voelt innig mee met de omstandigheden waarin u zich bevindt. Maar er zijn ongetwijfeld miljoenen jonge ontwikkelde mensen over de hele wereld die voor hetzelfde probleem staan, jonge mensen die met studeren voort moeten gaan, alleen omdatze geen middelen te beschikking hebben om een betrekking te krijgen. Maar deze mensen kunnen wel de gelukkigen van hun generatie genoemd worden, want zij hebben tenminste een zeker bestaan en zij kunnen het zich veroorloven naar scholen te gaan en zich te ontwikkelen als voorbereiding op betere tijden. Diegenen verdienen medelijden die in parken en openbare gelegenheden moeten zitten wachten op een baan en wiens geestkracht in feite wordt gedood door het nietsdoen. Hoe dan ook, Shoghi Effendi vindt dat u God dankbaar moet zijn voor uw omstandigheden, zelfs zoals ze nu zijn. Naarmate de Zaak zicht ontwikkelt, zal zij meer en meer mensen nodig hebben die werkelijk goed onderlegd zijn in hun studievak en die de Geschriften zo kunnen uitleggen dat zij met de feiten overeenstemmen. U zult daarom bezig zijn uzelf voor te bereiden op een hogere vorm van dienstbaarheid, als u gebruikt maakt van deze opgelegde vrije tijd door uw vakgebied grondiger te bestuderen. Het lijkt de Behoeder prachtig als u na het behalen van uw doctoraalexamen, door kunt gaan en voor uw promotie kunt werken. U zult zich tegelijkertijd in universitaire kringen bevinden, met studenten omgaan en daardoor in staat zijn de leringen onder hen te verspreiden. Het is zeer belangrijk dat de Beweging aan de universiteit bekend wordt en de steun van studentenorganisaties begint te verwerven. Niemand kan zo'n taak beter op zich nemen dan een Bahá'í student zoals u. (Uit een brief van 25 februari 1933, namens Shoghi Effendi schreven aan een gelovige.
HET ONDERRICHTEN VAN HET GELOOF
Hij meent dat het onderrichten van het Geloof aan de jeugd op dit moment uiterst belangrijk is, daar de jongeren niet alleen de werkers van de toekomst zullen worden, maar ook in de gelegenheid zullen zijn de Boodschap wijd en zijt te verspreiden onder hun eigen generatie. (Uit een brief van 12 maart 1944, namens Shoghi Effendi geschreven aan een gelovige.
Het is inderdaad erg belangrijk voor het Geloof om de Leringen van Bahá'u'lláh onder de jongeren te
verspreiden, daar door hun activiteiten de Zaak van onze geliefde Meester zich in de toekomst over het gehele amerikaanse continent zal verspreiden. Zij dragen alle verantwoordelijkheden voor de vooruitgang van de Beweging op hun schouders; het is onze plicht hun geestelijke gevoelens te doen gedijen en hun hart te verlichten met het licht van leiding dat de Meester over ons heeft uitgestort. (Uit een brief namens Shoghi Effendi geschreven, aangehaald in "Bahá'i News" nr. 143 van mei 1941, blz. 8)
Hij was ook erg verheugd te zien dat de Bahá'í jongeren bijeenkomsten houden en alle moeite doen om met andere jonge mensen in contact te treden door middel van plaatselijke clubs en groepen en aldus de Zaak onder de aandacht brengen. (Uit een brief van 23 oktober 1945, namens Shoghi Effendi geschreven aan een gelovige.)
Hij was zeer voldaan over en in hoge mate bemoedigd door uw langzame, maar voortschrijdende werk onder de leden van de faculteit en de studenten van de Staatsuniversiteit. Het is hoog tijd dat de Bahá'ís proberen de bewuste en ontwikkelde jongeren van het land te bereiken van wie de toekomst zo'n groot deel afhangt, in het bijzonder de ontzaglijke taak van het toepassen van de geest en de letter van de Bahá'í leringen op de vereisten van de tijd - een taak waarvoor wel eens generaties durende voorbereidingen noodzakelijk zouden kunnen zijn. (Uit een brief van 13 juni 1928, namens Shoghi Effendi geschreven aan een gelovige.)
Hij was sterk geïnteresseerd in uw werk onder de universiteitsstudenten en hij hoopt dat het veel vruchten zal afwerpen. De jongeren zijn open van geest, worden niet belemmerd door vooroordelen en zijn bereid om iedere boodschap die zowel hun geestelijke verlangens als hun intellectuele eisen bevredigt, aan te nemen. Het werk moet echter in de diepte en in de breedte gedaan worden. Het is niet voldoende als u veel studentenverenigingen aanspreekt, er moeten mensen gevonden worden die dat werk voortzetten; zoek die mensen uit de geïnteresseerd zijn om meer te weten en onderricht hen grondig in de leringen. (Uit een brief van 20 juni 1931, namens Shoghi Effendi geschreven aan een gelovige.)
Hij dringt er bij u allen op aan uw bijzondere aandacht te wijden aan het contact met raciale minderheden. In een land dat zo'n groot bestanddeel aan vooroordeel heeft tegen zijn gekleurde burgers als Amerika, is het van het grootste belang dat de Bahá'ís - en meer in het bijzonder de jongeren - actief ons volledig gebrek aan vooroordeel, en juist ons vooroordeel ten gunste van minderheden laten zien. Wij kunnen een onderrichtscampagne in Afrika niet makkelijk succesvol uit-voeren, als we in onzeeigen gemeenschappen de liefde voor de mensen die uit de afrikaanse bevolking zijn voortgekomen, niet ten volle laten zien. (Uit een brief van 11 november 1951, namens Shoghi Effendi geschreven aan
de Senior Jongeren
Bijeenkomst op de Louhelen Bahá'í School.)
De geliefde Behoeder vindt dat de kwestie van het leggen van contacten met minderheden in de Verenigde Staten niet de nodige aandacht krijgt. Er zou een krachtige stoot gegeven kunnen worden aan het werk in europese landen, in bepaalde gebieden in het Verre Oosten en in Latijns Amerika, als de Bahá'ís die in de grote steden en universiteits steden wonen, zich vastbesloten en voldoende zouden inspannen om de studenten en buitenlanders, af-komstig uit de landen waar de Bahá'ís zo hard worstelen om het Geloof te vestigen,
vriendschap en gastvrijheid te betonen. Zij hebben dan niet alleen de mogelijkheid het aantal gelovigen te vergroten, maar zij zouden ook het ledental van de gemeenschappen in het buitenland kunnen verhogen door Bahá'ís uit de Verenigde Staten terug te zenden. Dit is al een aantal keren gebeurd met chinese en japanse vrienden etc. tot groot voordeel van de Zaak. (Uit een brief van 19 juli 1956, namens Shogi Effendi geschreven aan de
Nationale Geestelijke Raad van
de Bahá'ís van de Verenigde Staten.)
Het verslag van uw werk onder de buitenlandse studenten heeft Shoghi Effendi verheugd, Deze jonge mensen zullen niet alleen een goede in-druk krijgen van amerikaanse gezinnen en amerikaanse gastvrijheid, maar ook maakt de geestelijke vorming die u hen probeert te geven, hun opleiding zo-veel completer en meer de moeite waard. Daarbij is het een feit dat in hun hart het zaad van de Bahá'í leringen geplant is en dat dit te zijner tijd zal ontkiemen en wonderbaarlijke vruchten zal voortbrengen. Al deze jonge mensen zullen de boodschap bij zich dragen als zij terug gaan naar huis, en ook al worden zij geen verklaarde gelovigen, zij zullen altijd vrienden blijven, altijd klaar om een dienst te bewijzen aan de Bahá'í leraren die zij toevallig ontmoeten. Shoghi Effendi hoopt dat u met dit werk zult voortgaan; maar tegelijkertijd probeert echte Bahá'ís van hen te maken -zowel in geest als in geloof. (Uit een brief van 4 februari 1932, namens Shoghi Effendi geschreven aan een gelovige.)
Gedurende de komende tien jaren volgend op ons heilige Jaar, dat nu al snel zal aanvangen, moet er een reusachtige hoeveelheid Bahá'í pionierswerk over de gehele wereld verzet worden. Hoewel veel van de oudere, meer ervaren vrienden er op uit zullen trekken om te dienen, vindt hij dat de uitdagende taken die voor ons liggen in moeilijke landen en klimaten, bij uitstek het werk zijn dat jonge mensen kunnen volbrengen. Hij dringt er daarom bij u op aan om ernstig het soort beroep of bedrijf te overwegen dat u zou kunnen verzekeren van een betrekking in een pioniersgebied in Afrika of op de Stille Zuidzee-eilanden of in Azië, waarbij u in uw levensonderhoud kunt voorzien, terwijl u ook de Zaak dient. Het is een grote uitdaging en een enorme mogelijkheid die uw generatie geboden wordt, en hij ziet met hoop en vertrouwen uit naar uw toekomstige heldendaden in dienst aan Bahá'u'lláh. (Uit een brief van 5 augustus 1952, namens Shoghi Effendi geschreven aan de Eerste Louhelen Bahá'í School, aangehaald in "Bahá'í News" nr. 262 van December 1952 blz. 9.)
Jullie zijn de Bahá'í jongeren die op zullen groeien tijdens een van de meest bewogen tijden van deze tweede Bahá'í eeuw, de tien jaar van grote pioniersactiviteiten die vallen tussen het huidige heilige Jaar en het grootste Jubileum dat de honderdste verjaardag van de Verklaring van Bahá'u'lláh in Baghdád markeert. U kunt de enorme gebieden die in de komen-de tien jaar voor het Geloof gewonnen moeten worden, voor u zien liggen en u kunt, als u daar uw zinnen op zet, een plaats uitkiezen waar u zelf wilt pionieren en u kunt uzelf voorbereiden op deze opwindende dienst! Van Tibet tot aan de Stille Zuidzee, van Afrika tot aan vergelegen plekken in Azië en Europa liggen gebieden te wachten om geopend te worden voor het Geloof. Hij bidt dat enkelen van u diegenen zullen zijn die deze vorm van dienstbaarheid zullen bewijzen. (Uit een brief van 19 augustus 1952, namens Shoghi Effendi geschreven aan
de Tweede Bijeenkomst
Junior Bahá'í Jongeren op de Louhelen Bahá'í School, aangehaald in "Bahá'í News" nr. 262 van december 1952, blz. 9)
JONGEREN EN VOLWASSENEN
....de Behoeder realiseert zich ten volle de moeilijkheden die de samenwerking tussen jonge en oudere gelovigen in de weg staan. Dit is een probleem waartegenover de Zaak zich bijna overal gesteld ziet, in het bijzonder in die gemeenschappen waar het aantal jonge en oudere Bahá'ís bijna gelijk is. De oplossing is, zoals altijd in dergelijke gevallen, te vinden in een ver-standelijk en wederzijds compromis. De oudere gelovigen moeten iets van hun oude opvattingen en manieren van werken opgeven om zichzelf beter aan te passen aan de veranderende sociale eisen en omstandigheden. De jongeren moeten ook leren met wijsheid, tact en gematigheid te handelen en hun voordeel te doen met de levenslange ervaring van hun oudere medegelovigen en er van profiteren. De ouderen en de jongeren hebben ieder iets specifieks bij te dragen aan de vooruitgang en het welzijn van de Bahá'í gemeenschap. De energie van de jeugd moet getemperd en geleid worden door de wijsheid van de ouderdom. (Uit een brief van 4 januari 1936, namens Shoghi Effendi geschreven aan een gelovige.)
De winden van beproeving en bezoeking hebben het Geloof meer dan ééns belaagd, en hij heeft sterk het gevoel dat de oudere gelovigen zoals uzelf alles moeten doen wat in hun macht ligt om de jongere Bahá'ís te beschermen, om hun geloof te versterken, hen te verdiepen in het Verbond en om hen in staat te stellen volledig hun toevlucht te nemen tot het Testament van de geliefde Meester, de onneembare vesting die hij heeft gebouwd voor omze veiligheid wanneer hij zelf uit ons zicht zou zijn verdwenen. (Uit een brief van 26 oktober 1941, namens Shoghi Effendi geschreven aan
een gelovige.)
Wat de houding van haar groep ten opzichte van het Bestuurstelsel betreft, zij zullen deze dingen wel leren te begrijpen, want weldra zullen zij in-zien dat de ideeën van de Zaak zonder een deugdelijk bestuurslichaam nooit in de praktijk gebracht zullen worden, noch kan dan de toekomstige vooruit-gang van het Geloof verzekerd zijn. In de relatie met de jonge mensen moet men tact gebruiken en men moet de verschillende problemen met hen uitpraten. (Uit een brief van 22 april 1933, namens Shoghi Effendi geschreven aan een gelovige.)
Wat de grootste indruk op hem maakte in het verslag van uw diensten, was de verklaring dat de oudere en jonge Bahá'ís in die plaats sterk verenigd zijn en samenwerken bij het dragen van de lasten van het Geloof. Niets zal Gods zegening en genade meer aantrekken dan de eenheid van de vrienden, en niets is verderfelijker voor hun hoogste doel dan verdeeldheid en misverstanden. Houdt daarom vast aan eenheid als het uw wens is te slagen en te verblijven bij de wil van uw Heer Bahá'u'lláh, want dat is het ware doel van Zijn Zen-ding in deze wereld. (Uit een brief van 11 oktober 1932, namens Shoghi Effendi geschreven aan de
Geestelijke Raad van
Teaneck in New Jersey.)
Zoals de geliefde Meester voortdurend herhaalde, dat voorbeeld de allergrootste onderrichter is, en de
Behoeder vindt dat de Bahá'ís, ieder van hen persoonlijk, hun deel moeten bijdragen aan de eenheid van de gemeenschap waarin zij wonen, en aan hun medegelovigen en aan de gehele wereld die liefde moeten laten zien waar de wereld naar hunkert, de liefde van God; als niet-Bahá'ís ons in liefde verenigd zien, zal onze kracht onweerstaanbaar zijn, de volmaaktheid van onze leringen, wetten en principes zal dan als een praktische realiteit gezien worden. (Uit een brief van 23 oktober 1945, namens Shoghi Effendi geschreven aan
een gelovige.)
Ik ben bijzonder dankbaar van de actieve rol te vernemen die de Bahá'í jongeren spelen en van hun harmonieuze samenwerking met de oudere en meer ervaren gelovigen. (postscriptum bij een brief van 13 november 1931, geschreven aan een
gelovige.)
In de jaren die vóór ons liggen zal er, om de reusachtige taken te volbrengen die door de Meester aan ons zijn toevertrouwd, van jonge mensen zoals uzelf vereist worden dat u het werk van de oudere generatie van gelovigen zult voortzetten en de plaatsen die zij hebben opengelaten, zult innemen; zij moeten zelfs meer doen dan dat, zij moeten werkelijk nieuwe plaatsen en functies scheppen. (Uit een brief van 5 februari 1947, namens Shoghi Effendi geschreven aan een gelovige.)
Aan de Bahá'í jongeren van Amerika......... Ik meen dat een woord in het bijzonder aan hen gericht moet worden, als ik de mogelijkheden overzie die een campagne van zulke gigantische proporties te bieden heeft aan de enthousiaste en ondernemende geest die hen zo krach-tig bezielt in dienst van de Zaak van Bahá'u'lláh. Hoewel zij ervaring missen en het met onvoldoende hulpbronnen moeten stellen, maken de avontuurlijke geest die zij bezitten, de kracht, de oplettendheid en het optimisme dat zij tot nu toe doorlopend hebben laten zien, hen toch geschikt om een actieve rol te spelen bij het wekken van de interesse en het verzekeren van de trouw van hun leeftijdsgenoten. .......Aan de volkeren van de beide continenten kan geen groter bewijs ge-leverd worden van de jeugdige vitaliteit en de vibrerende kracht die het leven en de instituten van het ontluikend Geloof van Bahá'u'lláh bezielen, dan een intelligente, volhardende en doeltreffende deelname van de Bahá'í jongeren van ieder ras, nationaliteit en klasse aan Bahá'í activiteiten op zowel onderrichts- als bestuurlijk gebied. Door zo'n deelname kunnen de critici en de vijanden van het Geloof, die in wisselende mate sceptisch en wrevelig het ontwikkelingsproces van de Zaak van God en haar instituten bezien, het beste overtuigd worden van de ontwijfelbare waarheid dat zulk een Zaak door en door leeft, gezond is tot in haar diepste wezen en dat haar lot in veilige handen is. Ik hoop en bid ervoor dat zo'n deelname niet al-leen zal bijdragen aan de roem, de kracht en het aanzien van het Geloof, maar dat deze ook zó krachtig zal uitwerken op het geestelijk leven van de jeugdige leden van de Bahá'í gemeenschap en hun energie in zulk een mate zal opwekken, dat dat hen in staat zal stellen de hun inherente capaciteiten vollediger tentoon te spreiden en een nieuwe fase te ontplooien in hun geestelijke ontwikkeling onder de schaduw van het Geloof van Bahá'u'lláh.
-Shogie Effendi (The Advent of Divine Justice) p.58
BOODSCHAPPEN VAN HET UNIVERSELE HUIS van GERECHTIGHEID
Unieke kans in de geschiedenis van de mensheid In het ene land na het andere bevorderen de successen van de Bahá'í jongeren in toenemende mate het werk van het Negenjaren Plan en wekken de bewondering op van hun geloofsgenoten. Vanaf het allereerste begin van het Bahá'í Tijdperk vervulden jongeren een essentiële rol in de verspreiding van de Openbaring van God. De Báb zelf was pas vijfentwintig jaar, toen Hij Zijn Zending verkondigde, terwijl velen van de Letters van de Levende zelfs nog jonger waren. De Meester was een jonge man, toen op hem een beroep werd gedaan om de zware verantwoordelijkheid op zich te nemen in dienst van zijn Vader in 'Iráq en Turkije, en zijn broer, de Zuiverste Tak, gaf op tweeëntwintigjarige leeftijd in de Grootste Gevangenis zijn leven voor God, opdat de dienaren van God "bezield mochten geraken en allen die op aarde vertoeven, één zouden worden". Shoghi Effendi was student in Oxford, toen hij tot de troon van het Behoederschap werd geroepen en velen van de Ridders van Bahá'u'lláh, die onvergankelijke roem hebben verworven tijdens de Tienjaren Kruistocht, waren jonge mensen. Laat daarom niemand ooit denken dat jongeren moeten wachten totdat zij de jaren van volwassenheid hebben bereikt om onschatbare diensten te kunnen bewijzen aan de Zaak van God
Een tijd om te besluiten. Voor een ieder, of hij nu Bahá'í is of niet, betekenen zijn jeugdjaren een periode waarin hij beslissingen zal nemen die het verdere verloop van zijn leven zullen bepalen. Gedurende deze jaren kiest hij naar alle waarschijnlijkheid zijn beroep voor het verdere leven, voltooit hij zijn opleiding, begint in eigen onderhoud te voorzien, trouwt en sticht een eigen gezin. Maar het belangrijkste van alles is dat zijn geest juist in deze periode zo intens zoekende is en dat dan de geestelijke waarden worden aangenomen die zijn verdere gedrag zullen bepalen. Deze factoren schenken aan de Bahá'í jongeren hun grootste beproevingen - kansen om de leringen van het Geloof werkelijk te begrijpen en deze aan hun tijdgenoten door te geven; uitdagingen om aan de spanningen in de wereld het hoofd te bieden en de leiding over te dragen aan eigen en volgende generaties; en beproevingen die hen in staat zullen stellen de hoge zedelijke maatstaven, uiteengezet in de Bahá'í geschriften, in eigen leven waar te maken. De Behoeder schreef over de Bahá'í jongeren, dat zij degenen zijn "die zo beslissend kunnen bijdragen tot de kracht, de zuiverheid en de voortstuwende energie van het leven van de Bahá'í gemeenschap en van wie de toekomstige oriëntering harer bestemming afhangt, alsmede de volledige ontplooiïng van de mogelijkheden waarmee God deze heeft begiftigd."
Een kritieke overgangsfase. Degenen die nu tieners of twintigers zijn, worden met speciale uitdagingen geconfronteerd en kunnen kansen aangrijpen die uniek zijn in de geschiedenis der mensheid. Gedurende de Tienjaren Kruistocht - het negende deel van het majestueuze proces dat zo levendig beschreven wordt door onze geliefde Behoeder - heeft de Gemeenschap van de Allergrootste Naam zich bliksemsnel over de voornaamste gebieden en eilanden van de planeet verspreid, haar strijdkrachten en hulpmiddelen veelvoudig vermeerderd, het begin van de toetreding van mensenmenigtes tot de Zaak van God aanschouwd en de opbouw van het Bestuurstelsel van Bahá'u'lláh voltooid. En nu, hecht gegrondvest in de wereld, komt in de eerste jaren van het tiende gedeelte van hetzelfde proces het Geloof zienderogen te voorschijn uit de verborgenheid waarin het vanaf het begin grotendeels was gehuld en verheft zich om de verouderde opvattingen van een corrupte maatschappij uit te dagen en de oplossing aan te kondigen voor de kwellende problemen van een verziekte mensheid. Gedurende het leven van hen die nu jong zijn, zal de toestand van de wereld en de plaats van het Bahá'í
Geloof daarin, onmetelijk veranderen, aangezien wij een uiterst kritieke fase in dit tijdperk van overgang binnentreden.
Drie terreinen van dienstbaarheid voor de jeugd. Drie grootste terreinen van dienstbaarheid liggen open voor de jonge Bahá'ís, waarin zij gelijktijdig het karakter van de maatschappij zullen hervormen en zich zullen voorbereiden op de taken die zij in hun latere leven kunnen ondernemen. Het eerste, de basis voor alles wat zij verder bereiken, is hun studie van de leringen, de vergeestelijking van hun leven en de vorming van hun karak-ter in overeenstemming met de maatstaven van Bahá'u'lláh. Terwijl de zede-lijke maatstaven van de mensen rondom ons ineenstorting en in verval geraken, hetzij van de eeuwenoude oosterse beschaving, van de meer recente christelijke en islamitische culturen, of van de snel veranderende samenleving in stamverband, moeten de Bahá'ís steeds meer als zuilen van rechtvaardigheid en verdraagzaamheid boven hen gaan uitsteken. Het leven van een Bahá'í zal gekenmerkt moeten worden door waarheidsliefde en voorbeeldig ge-drag; hij zal een rechtschapen leven leiden temidden van zijn God, maar toch door banden van liefde en broederschap verbonden met de gehele mensheid;hij zal volkomen los staan van de oppervlakkige normen, de decadente theorieën, de fanatieke experimenten en de wanhoop van de huidige samenleving; hij zal zijn naasten met een stralend en vriendelijk gelaat tegemoet treden en een lichtbaken en veilige haven zijn voor allen, die ernaar ver-langen hun karaktervastheid en zielsvertrouwen na te streven. Het tweede terrein van dienstbaarheid, dat innig verbonden is met het eerste, is het onderrichten van het Geloof, in het bijzonder aan hun leef-tijdsgenoten, onder wie zich enige van de meest open en zoekende geesten ter wereld bevinden. Aangezien zij nog niet alle verantwoordelijkheden op zich genomen hebben van een gezin of van een duurzaam tehuis of permanente werkkring, kunnen de jongeren des te gemakkelijker kiezen waar zij willen wonen en studeren of werken. In de gehele wereld reizen jonge mensen heen en weer op zoek naar ontspanning, ontwikkeling en ervaringen. Omdat de Bahá'í jongeren de onvergelijkelijke schat bezitten van het Woord van God voor deze Dag, kunnen zij deze mobiliteit aanwenden ten dienste van de mensheid en hun woonplaats, hun reisdoelen en het soort werk kiezen met het doel voor ogen hoe zij het beste het Geloof kunnen dienen. Het derde terrein van dienstbaarheid is de voorbereiding van de jongeren voor hun latere leven. Het is de plicht van een Bahá'í om zijn kinderen op te voeden; eveneens is het de plicht van de kinderen kennis te verwerven op het gebied van kunsten en wetenschappen en een ambacht of een beroep te leren, waardoor zij, op hun beurt, in hun onderhoud kunnen voorzien en hun gezinnen kunnen onderhouden. voor een Bahá'í jongere betekent dit op zich reeds een dienst aan God - een dienst die bovendien gecombineerd kan worden met het onderrichten van het Geloof en vaak met pionieren. De Bahá'í gemeenschap zal vele bekwame en deskundige mannen en vrouwen van node hebben, want bij de toename van haar omvang zal haar werkterrein binnen het maatschappelijk leven toenemen en afwisselend worden. Laten de Bahá'í jongeren daarom overwegen hoe zij het beste hun aangeboren talenten kunnen gebruiken en ontwikkelen in dienst van de mensheid en van de Zaak Gods, hetzij als boer, onderwijzer, arts, ambachtsman, musicus,of een van de vele soorten beroepen, die voor hen open staan.
De basis van alle kennis. Wanneer bahá'í-jongeren op school zitten of aan een universiteit studeren, zullen zij zich dikwijls in de ongewone en enigszins pijnlijke situatie bevinden een dieper inzicht in een bepaalde materie te hebben dan hun leraren. De Leringen van Bahá'u'lláh werpen hun licht op zoveel aspecten van het menselijk bestaan en de menselijke kennis, dat een bahá'í nu eenmaal op jongere leeftijd dan de meesten moet leren om de informatie
die hij krijgt eerder af te wegen dan deze blindelings te aanvaarden. Een bahá'í geniet het voordeel van de goddelijke Openbaring voor dit tijdperk, die als een zoeklicht haar licht werpt op de vele problemen waar moderne denkers geen raad mee weten; hij moet daarom het vermogen ontwikkelen om alles te leren van de mensen in zijn omgeving en daarbij gepaste nederigheid tegenover zijn leraren aan de dag leggen, maar steeds alles wat hij hoort relateren aan de bahá’í-leringen, want deze zullen hem in staat stellen goud te onderscheiden van de droesem van menselijke dwaling.
Functie van de jongeren binnen de gemeenschap. In gelijke tred met de groei van hun innerlijke leven door gebed, meditatie, dienstbaarheid en studie van de geschriften, hebben Bahá'í jongeren de gelegenheid door de praktijk de juiste werkwijze van de orde van Bahá'u'lláh te leren. Door zowel aan conferenties en zomerscholen als aan Negentiendaagse Feesten deel te nemen en zich dienstbaar te maken in comités, kunnen zij de prachtige vaardigheid van Bahá'í consultatie ontwikkelen en op deze wijze nieuwe wegen van menselijke samenwerking opsporen. Consultatie is geen gemakkelijke vaardigheid om te leren, aangezien het zowel onderwerping van alle zelfzucht en onbedwingbare hartstochten, het aankweken van open-hartigheid en vrijheid van denken vereist, alsook hoffelijkheid, openheid van geest en volledige instemming met een meerderheidsbesluit. Op dit gebied zouden Bahá'í jongeren de doelmatigheid, de kracht en de toenemende eenheid die voortkomt uit ware consultatie, kunnen aantonen en in tegenstelling hiermee de nutteloosheid van partijdigheid, lobbyen, debat, geheime diplomatie en eenzijdig acties, die de moderne gang van zaken kenmerken. Jongeren maken eveneens deel uit van de Bahá'í gemeenschap als geheel en bevorderen een samenleving, waarin alle generaties - bejaarden, mensen van middelbare leeftijd, jongeren, kinderen - volledig zijn opgenomen en één organisch geheel vormen. Door te weigeren de vijandige houding en het wan- trouwen tussen de generaties over te nemen die de moderne samenleving in verwarring brengen en kwellen, zullen zij wederom getuigenis afleggen van de genezende en levvenschenkende aard van hun godsdienst.
Stappen om nu te overwegen. Het Negenjaren Plan is haar derde jaar ingegaan. De jongeren hebben reeds een belangrijke rol gespeeld in het bereiken van de doelen ervan. Met veel liefde en hooggespannen verwachtingen en met de verzekering van onze innige gebeden doen wij thans een beroep op hen om individueel en in consultatie -waar zij ook mogen wonen en wat hun omstandigheden ook mogen zijn - de stappen te overwegen die zij nu moeten nemen om hun kennis van de goddelijke Boodschap te verdiepen, hun karakter naar het voorbeeld van de Meester te ontwikkelen, die bekwaamheden, ambachten of beroepen te verwerven, waarin zij God en de mensheid kunnen dienen, om hun diensten aan het Geloof van Bahá'u'lláh te vergroten en de Boodschap ervan uit te stralen naar de zoekers onder hun tijdgenoten. (Het Universele Huis van Gerechtigheid, boodschap van 10 juni 1966 aan de bahá'í-jongeren in alle landen. gepuliceerd in "Wellspring of Guidance", blz. 92-97)
PIONIEREN EN OPLEIDING.
In de twee jaar, nadat wij ons voor het laatst tot de jongeren van de Bahá'í wereld hebben gericht, is er een opmerkelijke vooruitgang in de lot-gevallen van het Geloof geboekt. Niet het minste daarvan is het onder het vaandel van Bahá'u'lláh stellen van een groeiend leger van jonge mannen en vrouwen die verlangen Zijn Zaak
te dienen. De ijver, het enthousiasme, de standvastigheid en de toewijding van de jongeren in ieder land heeft onze harten met grote vreugde en zekerheid vervuld. Gedurende de laatste dagen van augustus en de eerste dagen van september, toen bijna tweeduizend gelovigen van over de gehele wereld samenkwamen in het Heilige Land om het eeuwfeest van de aankomst van Bahá'u'lláh op deze heilige kusten bij te wonen, waren wij in de gelegenheid om van nabij die eigenschappen te zien die behoren bij een goed karakter, onzelfzuchtige dienstbaarheid en vastberaden inspanning, zoals getoond door de jongeren die als vrijwilligers hielpen en wij wensen onze dankbaarheid te betuigen voor hun liefderijke hulp en hun voorbeeld. Velen van hen boden aan om te pionieren, maar een verwarrende vraag keerde steeds terug: zal ik met mijn opleiding doorgaan of zal ik nu gaan pionieren? Ongetwijfeld is deze vraag in de gedachten van iedere jonge Bahá'í die zijn leven wil wijden aan de bevordering van het Geloof. Er is geen stereo-tiep antwoord dat voor alle situaties geldt; de geliefde Behoeder gaf op deze vraag verschillende antwoorden aan verschillende personen. Klaarblijkelijk verschillen de omstandigheden in ieder apart geval. Elkeen moet beslissen hoe hij de Zaak het beste kan dienen. Bij het nemen van deze beslissing zal het helpen de volgende factoren te overwegen: - Als men Bahá'í wordt, is of zou iemands hele leven gewijd moeten zijn aan de bevordering van Gods Zaak en elk talent of iedere eigenschap die iemand bezit, wordt dan ingezet voor dit overheersende levensdoel. Binnen
dit raamwerk moet hij onder andere overwegen of hij door nu met zijn opleiding voort te gaan later
doeltreffenden kan pionieren, dan wel of de
dringende behoefte aan pioniers, nu de mogelijkheden om te
onderrichten er nog zijn, zwaarder weegt dan de verwachte grotere doeltreffendheid later. Dit is geen gemakkelijk besluit, omdat dikwijls de geest die het aanbod om te pionieren ingeeft, belangrijker is dan iemands academische resultaten. - Het dienstplichtig zijn kan een factor zijn bij het bepalen wanneer dienst om te pionieren aan te bieden. - Men kan bijzondere verplichtingen hebben jegens anderen, daarbij inbegrepen zij die op zijn steun zijn aangewezen. - Het kan mogelijk zijn een pioniersproject te combineren met een voortgezet opleidingsprogramma. Er zou ook overwogen moeten worden dat pionierervaring, ook al zou het formele opleidingsplan onderbroken worden, op de
langere duur nuttig blijkt te zijn wanneer de studie later zou worden hervat met een rijpere
levensopvatting. - De noodzaak om een bepaald doel waarvoor men speciaal geschikt is, te vervullen en waarvoor geen ander aanbod is. - Het feit dat de behoefte aan pioniers ongetwijfeld nog vele generaties zal duren en dat er daarom in de toekomst nog veel oproepen voor pioniersdiensten zullen zijn. - Het principe van consultatie is ook van toepassing. Men kan verplicht zijn te consulteren met anderen zoals ouders, de Plaatselijke of Nationa le Raden en de Pionierscomitès. - Tenslotte moet men het principe van opofferende dienstbaarheid in zijn gedachten houden en de zekere beloften die Bahá'u'lláh beschikte voor hen die opstaan om Zijn Geloof te dienen en moet men bidden en mediteren over de weg welke men in zal slaan. Inderdaad, het gebeurt vaak dat op geen andere wijze het antwoord gevonden kan worden.
Wij verzekeren de jongeren ervan dat wij de vele belangrijke beslissingen indachtig zijn die zij moeten nemen als zij het pad der dienstbaarheid aan Bahá'u'lláh betreden. Wij zullen onze vurige gebeden aanbieden bij de Heilige Drempel, dat allen goddelijk geleid zullen worden en de zegeningen van de Albarmhartige tot zich zullen trekken.
Het Universele Huis van Gerechtigheid (Boodschap van 9 oktober 1968 aan de Bahá'í jongeren in alle landen, gepubliceerd in "Wellspring of Guidance", blz. 152-154.)
Met hoge verwachtingen begroeten wij de vertegenwoordigers van de Bahá'í jeugd van Europa, in conferentie bijeen te Innsbruck. Deze generatie Bahá'í jongeren geniet een uniek voorrecht. Jullie zullen je leven leven in een periode waarin de krachten der historie tot een climax zullen komen, waarin de mensheid de vestiging van de Kleine Vrede zal zien en waarin de Zaak van God meer en meer een vooraanstaande rol zal spelen in de reconstructie van de menselijke samenleving. Op jullie zal in de komende jaren een beroep worden gedaan om aan het roer van de Zaak te staan onder omstandigheden en ontwikkelingen die wij ons nu nog nauwelijks kunnen voorstellen. Speciaal de europese jongeren staan in de nabije toekomst voor geweldige en uitdagende taken. Kunnen wij eraan twijfelen dat de manier waarop de rege-ringen van de europese natieën zich verenigd hebben om de vervolgde Bahá'ís in Irán te verdedigen, de zegeningen uit den hoge tot dit continent zullen aantrekken? En wie onder de Europeanen heeft meer kans door de uitdaging en de hoop van de Boodschap van Bahá'u'lláh ontvlamd te worden dan de jongeren? Nu is er een gelegenheid de belangstelling van jonge mensen van iedere nationaliteit, klasse en geloof op dat continent te wekken, hun hart in vuur en vlam te zetten en hun actieve hulp in te zetten. De sleutel tot succes in deze onderneming ligt hierin: ten eerste, jullie begrip van de Leringen van de Zaak te verdiepen zodat jullie in staat zullen zijn ze toe te passen op de problemen van individuen en samenleving en ze kunt uitleggen aan je leeftijdsgenoten op een manier die zij begrijpen en die hen aanspreekt; ten tweede, door ernaar te streven jullie gedrag in alle opzichten te vormen naar de hoge standaard van eerlijkheid, betrouwbaarheid, moed, trouw, verdraagzaamheid, zuiverheid en vergeestelijking zoals aangegeven in de leringen; en, boven alles, te leven in voortdurend besef van de aanwezigheid en de alles veroverende kracht van Bahá'u'lláh, hetgeen je in staat zal stellen iedere verleiding te weertaan en iedere hindernis te overwinnen. Een bruisende groep Bahá'í jongeren op de europese continent, toegewijd aan de bevordering van de Zaak van Bahá'u'lláh en het zich houden aan Zijn wetten en principes, vastbesloten om in harmonie en eenheid samen te werken met hun medegelovigen van alle leeftijden en klasse, kan een ommekeer teweegbrengen in de vooruitgang van de Zaak. Met een snelle toename van de omvang van de Bahá'í gemeenschappen in Europa zullen de gelovigen van dat continent, de bakermat van de westerse beschaving, des te meer in staat zijn een bron van pioniers, reizende leraren en geldelijke bijstand te vor-men voor de Bahá'í gemeenschappen van de Derde wereld. Als de jongeren moeten beslissen welke opleiding te volgen, kunnen ze over-wegen die vaardigheden te verwerven en die loopbaan te kiezen welke van nut zullen zijn in de opvoeding, plattelandsontwikkeling, landbouw, economie, technologie, gezondheidszorg, radio en op vele andere terreinen die zo dringend nodig zijn in de ontwikkelingslanden van de wereld. Jullie kunnen ook tijdens de studie of andere activiteiten tijd wijden aan onderrichten als reizend leraar of aan projecten in de Derde Wereld. Een speciale uitdaging aan de Bahá'í jongeren van Europa is het uitgestrekte oostelijke deel van het continent, dat nog nauwelijks beroerd is door het licht van het Geloof van Bahá'u'lláh. Het is niet gemakkelijk zich in die landen te vestigen, maar met vindingrijkheid, vastberadenheid en vertrouwen op de bekrachtigingen van Bahá'u'lláh is het zeker mogelijk zich te vestigen en vol te houden in doelen die een geest van zelfopoffering, onthechtingen en zuiverheid van harte vragen als waardig aan diegenen die het stralende voorbeeld zouden willen nastreven van de martelaren in Irán, waarvan velen jeugdig waren en die liever hun leven gaven dan één woord te fluisteren dat het vertrouwen Gods dat hen geschonken was, zou beschamen.
Met liefde en uiterst verlangen doen wij een beroep op jullie jezelf in de goddelijke leringen onder te dompelen, Gods Zaak en Zijn Wet te verdedigen en op te staan om de mensheid te bezielen. Het Universele Huis van Gerechtigheid. (Boodschap van 4 juli 1983 aan de Europese Jeugdconferentie in Innsbruck.)