Uit de schaduw van het Scholtenhuis Een onderzoek naar de SD-Dienststelle Delfzijl 1940-1945
1
Bart Pleiter 2007444 Masterscriptie Geschiedenis Onderwerp: SD-Dienststelle Delfzijl Begeleider: prof. dr. D.F.J. Bosscher Email:
[email protected] Telefoon: 0610897337 2
‘De volgende dag keerde ik terug naar de plek en spoelde met water het bloed en stukjes hersenen dat op de brug lag weg.’ Verklaring van August Neuhäuser tijdens het proces tegen Adam Koppa.1
1
Nationaal Archief (NA), toeg. nr. 2.09.09, inv. nr. 71424, proces-verbaal Adam Koppa over de zaak Ruurd de Bruin.
3
4
5
Inhoudsopgave ‘Het Beest van Appingedam’ anno 2014
8
Germaanse les in gruwelijk sadisme
9
Hoofdstuk 1: De SD in Nederland
13
Rauter als personificatie van het politieterreur Himmler en Heydrich, leidende figuren bij de Sicherheitsdienst De organisatie in Nederland Keerpunten in de oorlog Hoofdstuk 2: Delfzijl in oorlogstijd
25
Van vrijheid naar bezetting en andersom De Jodendeportatie Verzet in en rond Delfzijl Hoofdstuk 3: Radicaal Groningen
34
Aussenstelle Groningen 1943-1945, de meest heftige periode Organisatie en personen Dienststelle Delfzijl Hoofdstuk 4: De SD in Delfzijl
43
Daden en slachtoffers Berechting Uit de schaduw van het Scholtenhuis
51
Lijst met betrokken SD Delfzijl en overzicht slachtoffers
54
Overzicht rangen SD en SiPo
57
Gebruikte archieven en archivalia
58
Gebruikte literatuur en gedrukte bronnen
60
Samenvatting
63
Bijlage: foto’s van de oorlog in Delfzijl en SD Delfzijl 6
7
‘Het Beest van Appingedam’ anno 2014
Een 92-jarige bejaarde man duwde zijn rollator naar binnen in een Duitse rechtszaal. De man, de Nederlander Siert Bruins, stond begin 2014 terecht voor de moord op verzetsman Aldert Klaas Dijkema die in de nacht van 21 op 22 oktober 1944 werd doodgeschoten op het terrein van de Bronsfabriek te Appingedam.2 De 92-jarige oorlogsmisdadiger Bruins, die alsnog vervolgd werd voor zijn acties zo’n zeventig jaar geleden, was mogelijk de laatste oorlogsmisdadiger in deze rol. De bijnaam van Bruins werd na de oorlog ‘het Beest van Appingedam’. Het brute geweld dat hij gebruikte had niets meer met menselijkheid van doen. Bruins zou meer een beest zijn geweest. Daarmee was hij wel een van de velen uit de oorlog. Hoewel dit al lange tijd bekend was kon de Duitse rechtbank geen oordeel uitspreken over Bruins inzake de moord op Dijkema.3 De rechtbank achtte wel bewezen dat de 92jarige Bruins de verzetsman Dijkema met twee kogels in de rug had doodgeschoten. Er kwam alleen geen oordeel, omdat het zeventig jaar later niet precies te bewijzen viel of Dijkema zijn lot argeloos onderging. Die argeloosheid lijkt een kleinigheid, maar is voor de Duitse wet van doorslaggevend belang. Moord verjaart niet in Duitsland, doodslag wel. Het doden van een mens is pas moord als er sprake is van Heimtücke, boosaardigheid. Een onderdeel daarvan is de argeloosheid van het slachtoffer in de momenten voordat hij wordt gedood. De rechter concludeerde dat een verzetsman die 's nachts door Bruins en zijn chef August Neuhäuser wordt gevraagd uit een auto te stappen op een verlaten industrieterrein, ermee rekening had kunnen houden dat hij gefusilleerd zou worden. Dijkema was met andere woorden niet argeloos en van moord was dus geen sprake volgens de Duitse rechter. Voor doodslag kon Bruins vanwege verjaring niet veroordeeld worden. Op deze wijze viel er geen harde uitspraak en verdween een hoogbejaarde oorlogsmisdadiger niet alsnog achter de tralies voor een fusillade van zeventig jaar eerder. De negatieve reacties op het vonnis, vooral in Nederland, bewijzen des te meer dat de Tweede Wereldoorlog nog lang geen gedane zaak is. Hoewel over de periode
2
Voor een korte weergave van Dijkema’s verzetsactiviteiten en contacten: Oorlogs- en Verzetcentrum Groningen (OVCG), Toegangsnr. 2183, Systeemkaarten van verzetsbetrokkenen, Dijkema Aldert Klaas. 3 NRC Handelsblad, 9 januari 2014. Liquidatie, maar geen moord.
8
1940-1945 boekenkasten vol zijn geschreven, is de oorlog anno 2014 nog altijd geen geschiedenis geworden.
Germaanse les in gruwelijk sadisme
De uit Oost-Groningen afkomstige Bruins sloot zich net als zijn jongere broer Derk aan bij de Waffen-SS.4 Derk Bruins werd een van de twee Nederlanders die een ridderkruis ontving door te strijden aan Duitse zijde aan het Oostfront.5 Siert werd na een periode aan het Oostfront afgekeurd voor de Waffen-SS en sloot zich daarop aan bij de Grenzpolizei te Delfzijl. Later zou deze afdeling onder verantwoordelijkheid komen van de Sicherheitsdienst (SD).6 Samen met de Sicherheitspolizei (SiPo) was deze van huis uit Duitse organisatie actief bij de bestrijding van het Nederlandse verzet en het deporteren van de joodse bevolking. Het optreden van de SD en SiPo in Nederland was meedogenloos en wreed. De provincie Groningen was in dit opzicht geen uitzondering. Wel radicaliseerden de acties van de SD en SiPo hier in een mate die in de rest van Nederland ongewoon was. Vooral het roemruchte Scholtenhuis, een statig herenhuis in het centrum van Groningen waar de SD zich vestigde, werd synoniem voor marteling en de dood.7 Robert Lehnhoff werd aldaar de personificatie van het terreur in Groningen. Lehnhoff bezielde zijn medewerkers tot grote activiteit en was erg gevreesd onder het verzet.8 Tijdens de bevrijding van Groningen brandde het Scholtenhuis volledig uit. Enkel een gedenkplaat herinnert de voorbijganger nog aan het terreur. ‘Hier stond ’t huis van het nazisme, van hakenkruis en SS. Hier gaven zij Germaanse les in gruwelijk sadisme. Hier hebben zij, die voor de vrijheid streden onmenselijk geleden’ staat erop geschreven.9 Onder de directe bevelen van de SD’ers uit het Scholtenhuis viel de Grenzpolizei/Sicherheitsdienststelle Delfzijl. Deze noordelijke havenplaats vormde tot 4
Derk Elsko Bruins (Vlagtwedde, 20 maart 1923) meldde zich op 17-jarige leeftijd aan bij de W.A. en in april 1941 bij de Waffen-SS. Hij overleed in 1986. 5 Derk Bruins werd uitgebreid geëerd in onder andere de Noorderstorm, de NSB krant voor het district Groningen. Noorderstorm, jaargang 3, nummer 29. 6 T. van Dijk, Sterke Verhalen: Journalist Ton van Dijk over de kneepjes van zijn vak. (Amsterdam: Nijgh & Van Ditmar, 2012). 7 Zie onder andere N. de Both, Het Scholtenhuis: 1940-1945: De Sicherheitsdienst in het Scholtenhuis, wie maakten er deel van uit en wat bezielde hen. (Assen: In Boekvorm Uitgevers, 2008) en M. Brinks, Het Scholtenhuis: Deel 1: Daden. (Groningen: OVCG Oorlogs- en Verzetscentrum Groningen, 2009). 8 N. de Both, Het Scholtenhuis, 16. 9 Ibidem, 122.
9
de zomer van 1943 ondermeer het beginpunt van de ‘Zweedse route’. Via kustvaarders die voeren op Stockholm, werden berichten over en weer getransporteerd naar/uit Londen. De Grenzpolizei, onder leiding van de Duitser Heinrich Bordeaux, had de handen vol aan het verzet en het bewaken van de zeegrens. Het Groningse platteland was uitermate geschikt voor het onderbrengen van onderduikers en een brandhaard van verzetsactiviteiten. Ook in de verdere omgeving van Delfzijl en Appingedam werd naarmate de oorlog vorderde het verzet tegen de bezettende macht heviger. Vooral de april/mei stakingen van 1943 betekenden een ommekeer voor de illegaliteit.10 De vraag is, hoe deze ontwikkeling zich verhield tot de rest van Nederland. De belangrijkste vraag van deze masterscriptie luidt dan ook als volgt: Wat was er specifiek aan het optreden van de Sicherheitsdienststelle/Grenzpolizei Delfzijl en welke omstandigheden maakten het optreden in Delfzijl afwijkend van het optreden elders in Nederland? Als de provincie Groningen zich eventueel statistisch onderscheidt, komt dat dan mede door het gebeurde in Delfzijl? Belangrijk voor de beantwoording van deze vragen waren de structuur en organisatie van de SD in Nederland, het eventuele bijzondere karakter van de betrokkenen bij de SD in Delfzijl en hoe de illegaliteit rond Delfzijl was samengesteld en georganiseerd. Voorts is het interessant om te zien hoe het verzet tegen de Duitse overheersing steeds heviger werd en hoe daardoor de jacht op de illegaliteit vanuit de SD in Delfzijl radicaliseerde. Om tot een complete geschiedenis van de Dienststelle in de noordelijke havenplaats te komen is rechtspleging rond de betrokkenen na de oorlog ook in het onderzoek betrokken. Deze masterscriptie zal bovenstaand patroon volgen om zo tot een genuanceerde en afgewogen conclusie te komen. Over de Aussenstelle Groningen is al veel gepubliceerd. Eerder verschenen al twee delen van de hand van Monique Brinks over de daden en daders van het Scholtenhuis; in 2015 zal het derde deel over de berechting verschijnen. De Scholtenhuis-trilogie is het meest omvangrijke onderzoek over de SD in het noorden van het land. Brinks schreef ook mee aan het Groningse deel van de reeks Represailles. In dit werk is een bijna complete lijst opgenomen van 450 Groningse verzetsstrijders die zijn omgekomen door toedoen van de Duitse bezetter.11 De Groninger Nico de Both schreef ook een publicatie over het Scholtenhuis, maar deze komt neer op een
10
J.A. Niemeijer & A.A.J. Mulder (red.), Verzet in Groningen. (Groningen: Wolters-Noordhoff, 1986). M. Brinks en J. Kooistra, Represailles in Groningen: Gewapend verzet en bloedige wraak 1940-1945. (Leeuwarden: Uitgeverij Louise, 2013). 11
10
beknoptere weergave van daden en daders. Over de afdeling in Delfzijl is, afgezien van enkele verwijzingen in literatuur over de regio in de Tweede Wereldoorlog, nog niet gepubliceerd. De hoeveelheid publicaties over Groningen steekt ongunstig af bij die over Nederland in het algemeen. Maar ook op dat vlak zijn er nog altijd lacunes. Over de SD in Nederland is tot op heden geen afzonderlijk standaardwerk verschenen. Wel geeft De jacht op het verzet onder redactie van Ad van Liempt een algemeen beeld van het meedogenloze optreden van zowel de Sicherheitsdienst als de Nederlandse politie.12 In dit werk wordt aan de hand van het archief van de Bijzondere Rechtspleging een poging gedaan om de escalatie van geweld na 1943 te verklaren. Veelal gaat het hier ook om de regionale ‘potentaten’, zoals Willy Lages, Richard Nitsch en de Groninger Robert Lehnhoff. In het standaardwerk van Lou de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, is de Duitse Sicherheitsdienst in het algemeen wel uitvoerig beschreven voor geheel Nederland.13 Ook in de publicatie van Croes en Tammes, Gif laten wij niet voortbestaan, komt de SD uitvoering naar voren, veelal in verband met de deportatie van de joodse gemeenschappen in Nederland.14 Over de SD in Duitsland en het ontstaan van de organisatie is aanzienlijk meer gepubliceerd. De belangrijkste werken hiervan zijn Hitlers Enforcers en The Foundations of the Nazi Police State van de Amerikaanse historicus George Browder en Reinhard Heydrich und die Frühgeschichte von Gestapo und SD
van de Duitse
historicus Aronson.15 Hoewel de literatuur van grote betekenis is bij een onderwerp als de Sicherheitsdienst, is archiefonderzoek van groter belang in het geval van Delfzijl. Dossiers van de betrokken personen uit het Centraal Archief Bijzondere Rechtpsleging en archiefbestanden uit het Bundesarchiv staan in mijn onderzoek centraal, aangevuld met documenten van het Oorlogs- en Verzetcentrum Groningen, het NIOD en het gemeentearchief van Delfzijl.
12
A. van Liempt (redactie), De jacht op het verzet: Het meedogenloze optreden van de Sicherheitsdienst en Nederlandse politie tijdens de Tweede Wereldoorlog. (Amsterdam: Balans, 2013). 13 L. de Jong, Het koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog. 14 delen. (Den Haag: Staatsuitgeverij, 1969-1991). 14 M. Croes en P. Tammes, Gif laten wij niet voortbestaan: een onderzoek naar de overlevingskansen van joden in Nederlandse gemeenten, 1940-1945. (Amsterdam, Aksant, 2006). 15 G. Browder, Hitlers enforcers: The Gestapo and the SS Security Service in the Nazi Revolution. (New York, Oxford University Press, 1996). G. Browder, Foundations of the Nazi Police State: The formation of SIPO and SD. (Kentucky: The University Press of Kentucky, 1990). S. Aronson, Reinhard Heydrich und die Frühgeschichte von Gestapo und SD. (Stuttgart: Deutsche Verlagsanstalt, 1971).
11
De Tweede Wereldoorlog is – zoals reeds opgemerkt - anno 2014 nog altijd geen geschiedenis geworden. Daarom is het belangrijk om goed onderzoek te verrichten naar de gebeurtenissen zo’n zeventig jaar geleden. Nabestaanden hebben immers recht op de waarheid en erkenning. Een duidelijk overzicht van ‘de Germaanse les in gruwelijk sadisme’, die ook in Delfzijl werd gegeven, is na zeventig jaar nog altijd niet volledig bekend. Achterin deze scriptie staat een volledige lijst van medewerkers van de Dienststelle Delfzijl en een lijst van slachtoffers na september 1944. Deze masterscriptie over de SD in Delfzijl wil aan het al bekende verhaal een nieuw hoofdstuk toevoegen.
12
Hoofdstuk 1: De SD in Nederland Tijdens de bezetting van Nederland bestond het personeel van de Dienststelle te Delfzijl hoofdzakelijk uit mensen die oorspronkelijk in hun burgerberoep niet politioneel waren. Later hebben deze mensen een speciale opleiding in Duitsland gekregen voor dienst bij de Grenzpolizei. De hoofdtaak was de beveiliging van de grens. Het was de enige grenspolitie in Nederland en stond daarom onder bevel van Trummler, de leider van de Grenzpolizei en die stond weer onder Rauter. (Georg Haase tijdens zijn verhoor. NA, toeg. nr. 2.09.09, inv. nr. 330, Verhoor Haase) Rauter als personificatie van het politieterreur
De Nederlandse verzetskrant Vrij Nederland waarschuwt in haar uitgave van 15 februari 1944 over de praktijken van de Gestapo en hun helpers. Het illegale pamflet opent met de zinnen: Het is een beangstigend en vernederend verschijnsel dat wij, na vier jaren oorlog, nog niet weten met welk een geraffineerd en hypergevaarlijk politieapparaat wij te maken hebben. Een vijand wien geen middel te vies is en geen methode te menschonteerend.16 Na de waarschuwende woorden staan tien regels opgesomd. Elke illegale werker zou zich hier aan moeten houden. Vooral de laatste regel, wees bescheiden en bewaar uw sterke verhalen tot na de oorlog, spreekt tot de verbeelding. De arrestatie kon immers de gevangenneming van vele anderen ten gevolge hebben.17 Die arrestatie werd in het Nederlandse bezette gebied veelal gedaan door de Sicherheitsdienst en Sicherheitspolizei. Aan het hoofd van Duitse Sicherheitsdienst in Nederland stond de Oostenrijker Hans Albinn Rauter. Tijdens de jaren 1940-1945 vervulde Rauter de politieke functie van Generalkommissar für das Sicherheitswesen, in de rang van Höherer SS-und Polizeiführer. Rauter was een nationaal-socialist van het eerste uur. Hij vocht voor de Centrale mogendheden tijdens de Eerste Wereldoorlog op de Balkan, belandde daarna in extreemrechtse vrijkorpsen en ontmoette in 1921 Adolf
16
Vrij Nederland, 15 februari 1944. Gevaar! – Gestapo!. Online te raadplegen via http://www.geheugenvannederland.nl/?/nl/items/NIOD02:188886346 . 17 Idem.
13
Hitler, dan nog een onbeduidende rechtse agitator.18 Rauter was toen niet erg onder de indruk van de latere Führer.19 Rauter zou zich nadien aansluiten bij de partij van Hitler en in 1935 toetreden tot de Schutzstaffel (SS). Daar maakte hij promotie na promotie mee en kon op veel steun van zijn superieur Heinrich Himmler en van het SS-Hauptambt in Berlijn rekenen. Rauter was volgens Himmlers ideologie de geschikte persoon om het politieapparaat in Nederland te leiden.20 Rauters devies bleef letterlijk: trouw tot in de dood. Hij zou altijd zijn voormalige superieur verdedigen en nam als hoogste man van het politieapparaat in Nederland naar eigen zeggen in zijn vijf jaar in Nederland nooit één dag vrij. Het is dan ook te verklaren dat Rauter, vooral na de executie van Anton Mussert, in Nederland de meest gehate man was. De naam van Himmlers hoogste vertegenwoordiger in bezet Nederland
prijkte
immers
in
de
oorlogsjaren
onder
de
schrikaanjagende
Bekanntmachungen en Erlasse die vrijheidsbeperkende maatregelen, standrecht of represailles aankondigden.21 Hanns Albin Rauter was één van de vier mannen die rechtstreeks onder de Rijkscommissaris Arthur Seyss-Inquart stonden. De vier afdelingen waren globaal economie, bestuur en justitie, veiligheid en bijzondere taken. Rauter was dus zowel commissaris op het gebied van de veiligheid als Höherer SS-und Polizeiführer. In die laatste functie viel hij dan weer onder de Reichsführer-SS, Heinrich Himmler. Het was de wens van Reichsführer Himmler om de onderdelen van de SS en politie centralistisch te binden. Dat was een reactie op de organisatie van de politie ten tijde van Bismarck en de Weimarrepubliek, die federaal van opzet was. Een gevolg was dat alle regionale bevelhebbers van de SD en SiPo, Waffen-SS en de Ordnungspolizei ondergeschikt waren aan Rauter.22 Op deze manier werd Rauter de personificatie van het politieoptreden in Nederland. Hij zou uitgroeien tot de inspirator van het Duitse politiewerk en een stimulerende kracht bij de Jodenvervolging in Nederland.
18
T. Gerritse, De ploert Hanns Albin Rauter en de correcte ambtenaar Wilhelm Harster: de opmerkelijke rechtspleging tegen twee SS-kopstukken. (Soesterberg: Aspekt, 2006), 14. 19 Nederlands Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en genocidestudies (NIOD), Collectie H.A. Rauter, Document I 1380, h 2/7. Verslagen van 12 gesprekken met Rauter door prof. Posthumus en dr. De Jong. 20 T. Gerritse, De ploert Hanns Albin Rauter en de correcte ambtenaar Wilhelm Harster, 15. 21 T. Gerritse, De ploert Hanns Albin Rauter en de correcte ambtenaar Wilhelm Harster, 9. 22 Ibidem, 21.
14
Himmler en Heydrich, leidende figuren bij de Sicherheitsdienst
De eerder genoemde Heinrich Himmler werd op 7 oktober 1900 in München geboren. Hoewel Rauter vijf jaar ouder was, had hij groot ontzag voor zijn superieur. Waar Rauter bij de eerste ontmoeting met Hitler niet erg onder de indruk was, was hij dit wel van Himmler. De Reichsführer SS (RFSS) maakte een ‘starke Eindruck’.23 Himmler groeide op in een streng katholiek gezin in de deelstaat Beieren. Hij was te jong om ten tijde van de Eerste Wereldoorlog aan de zijde van de Centralen te vechten, maar deed wel in 1923 mee aan de Bierkellerputsch van Hitler. Tijdens deze mislukte staatsgreep was Himmler de drager van de partijvlag.24 Twee jaar later werd de SS opgericht, op dat moment nog formeel onderdeel van de Sturmabteilung (SA). Himmler werd lid van zowel de SA en de kort tevoren opgerichte SS in 1925.25 De latere RFSS zou met zijn administratieve vaardigheden en organisatietalent twee jaar later al souschef zijn van de SS. Weer twee jaar later, in 1929 werd Himmler RFSS. In dat jaar bedroeg het ledenaantal van de SS nog maar 300 personen. Als hoofd van de SS bracht Himmler in haar organisatie een aantal veranderingen aan. De belangrijkste was dat hij naast de gewapende eenheden van de SS, de Verfügungstruppe en de Totenkopfverbände, de Allgemeine SS in het leven riep. Deze Allgemeine SS diende als een maatschappelijke verankering van de hele SSorganisatie. De leden konden het lidmaatschap eenvoudig combineren met hun normale dagelijkse werkzaamheden omdat zij, in tegenstelling tot de SS-ers van de gewapende eenheden, niet voltijds beschikbaar hoefden te zijn. De activiteiten van de Allgemeine SS vonden meestal plaats in het weekend en vereisten daarnaast één avond in de week. De toelating volgde desalniettemin dezelfde lijn als die bij de gewapende eenheden. 26 Mede door deze wijzigingen groeide de SS in negen jaar uit tot een massaorganisatie. Eind 1938 bedroeg het ledenaantal bijna 240.000 personen.27
23
NIOD, Collectie H.A. Rauter, document 1 1380, Levensloop Rauter. L. de Jong, Het koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog. Deel 1, Voorspel. (Den Haag: Staatsuitgeverij, 1969-1991), 431. 25 Zie voor het leven van Heinrich Himmler tot aan de SS: B.F. Smith, Heinrich Himmler: a Nazi in the making 1900-1926. (Stanford: Hoover Institution Press, 1971). 26 M. Croes en P. Tammes, Gif laten wij niet voortbestaan: een onderzoek naar de overlevingskansen van joden in Nederlandse gemeenten 1940-1945. (Amsterdam: Aksant, 2006), 79. 27 idem 24
15
Eén van deze personen was Reinhard Tristan Eugen Heydrich. Heydrich ging vanaf zijn achttiende levensjaar aan de slag bij de Duitse marine. Daar hield hij het tot 1931 vol. In dat jaar werd hij wegens ‘karakterloos gedrag’ uit de Reichsmarine gezet. De jonge officier had namelijk een maandenlange relatie met een dochter van een hoge marineofficier totdat hij op een dansfeest in Kiel de 19-jarige Lina van Osten leerde kennen. Heydrich verruilde plotseling het meisje, waarmee hij tot dan toe verkering had voor een ander en stuurde de eerste hiervan een korte kennisgeving.28 Heydrich moest zich melden bij de ereraad van de marine en werd eind april 1931 ontslagen. De ontslagen marine-officier werd via zijn moeder en SA-Oberführer Karl von Eberstein bij Himmler geïntroduceerd. Himmler gaf tijdens de eerste ontmoeting op 15 juni 1931 Heydrich twintig minuten de tijd om de structuur van een SSinlichtingendienst te schetsen. Het plan dat Heydrich vervolgens schetste moet bevallen zijn, want hij kreeg de baan van Himmler.29 De ambitieuze Heydrich begon in de weken daarop meteen met het opbouwen van de SS-inlichtingendienst die later Sicherheitsdienst des Reichsführers (SD) zou gaan heten.30 De SS-inlichtingendienst was opgericht om vijanden binnen de SS op te sporen en om informatie te vergaren over de vijanden van het nazisme. Ook de NSDAP en de SA hadden hun eigen inlichtingen- en veiligheidsdiensten rond 1930 opgericht, mede voor hun interne veiligheid.31 Al snel (juni 1931) werden alle SS-districten uitgerust met een inlichtingenafdeling. Heydrich verzamelde op het hoofdkantoor alle inlichtingen die in
de
regio’s
werden
verworven.
Vervolgens
zorgde
hij
ervoor
dat
de
inlichtingendiensten in de districten afzonderlijke regionale bureaus werden (Aussenstellen), die ondergeschikt werden aan de centrale van Heydrich. De SD en haar structuur was op deze wijze een feit geworden. Heydrich promoveerde op 1 december 1931 tot SS-Hauptsturmführer en met de kerstdagen van datzelfde jaar tot Sturmbannführer. Tot aan de machtsovername van Hitler (begin 1933) was de taak van de SD gericht op het inwinnen van informatie over communisten en lieden uit eigen kringen. Toch was deze taak Heydrich al snel te beperkt. In 1932 zorgde hij voor werving van SD-personeel voor de regio’s en betrok
28
S. Aronson, Reinhard Heydrich und die Frühgeschichte von Gestapo und SD. (Stuttgart: Deutsche VerlagsAnstalt, 1971), 35. 29 G. Browder, Hitlers enforcers: The Gestapo and the SS Security Service in the Nazi Revolution. (New York: Oxford, 1996), 107. 30 M. Croes en P. Tammes, Gif laten wij niet voortbestaan, 79. 31 S. Aronson, Reinhard Heydrich und die Frühgeschichte von Gestapo und SD, 40-55.
16
zelf in München een nieuw hoofdkwartier.32 De SD was net als de SS opgebouwd uit vijf Gruppen, onderverdeeld in 18 regio’s en 59 regimenten.33 Aan het einde van datzelfde jaar ontwikkelde hij samen met Himmler het idee om de SS met de politie in het
(toentertijd
nog
toekomstige)
nationaal-socialistische
Duitsland
tot
een
Staatsschutzkorps te versmelten. SD’ers zouden dan op de sleutelposities komen binnen dit politieapparaat.34 Hoewel de SS een groeiende organisatie was in de jaren 1931-1933, waren het nog altijd de ‘Bruinhemden’ van de SA die de overgrote meerderheid hadden en daarmee ook meer macht. Na de machtsovername van Hitler in 1933 had echter de SA, onder aanvoering van Ernst Röhm, zijn hoogtepunt beleefd en zou de SS alleen nog maar groeien. Dit kwam doordat er vanuit de SA onvrede bestond over het beperkte resultaat van de nationaal-socialistische revolutie (januari – juli 1933). Vanuit de top van de SA werd steeds meer aangedrongen op een ‘tweede revolutie’.35 Dit veroorzaakte de nodige onrust. Himmler en de toenmalige chef van de Geheime Staatspolizei (Gestapo) Hermann Göring besloten samen op te treden tegen de SA. Deze samenwerking resulteerde op 30 juni 1934 in de ‘nacht van de lange messen’, de liquidatie van de SA-top waaronder Ernst Röhm.36 Vanaf 1934 stond de gehele politieke politie onder leiding van Himmler en Heydrich. Twee jaar later, op 17 juni 1936, verkreeg Himmler de volledige greep op het gehele politieapparaat in Duitsland. Himmler was niet alleen RFSS maar vanaf toen ook Chef der Deutschen Polizei (ChdDtPol). Van deze aanstelling waren enkele maatregelen het gevolg. Ten eerste zorgde Himmler ervoor dat het gehele politieapparaat als instituut binnen de SS werd opgenomen. Daarna voegde hij de Gestapo en de Kriminalpolizei (Kripo) samen tot Sicherheitspolizei (SiPo). De leiding van deze dienst kwam in handen van de eerder besproken Heydrich. Alle andere vormen van politie zoals de Verkehrspolizei, Gendarmerie en Schutzpolizei werden samengevoegd in de Ordnungspolizei (Orpo). Uiteindelijk zou Himmler in 1939 de SiPo en SD samenvoegen tot het Reichssicherheitshauptamt (RSHA). Van een echte
32
G. Browder, Hitlers enforcers, 109. G. Browder, Hitlers enforcers, 109. 34 M. Croes en P. Tammes, Gif laten wij niet voortbestaan, 79. 35 S. Aronson, Reinhard Heydrich und die Frühgeschichte von Gestapo und SD, 193. 36 M. Croes en P. Tammes, Gif laten wij niet voortbestaan, 83. 33
17
samenvoeging was echter geen sprake; de afzonderlijke diensten (Gestapo, SD en Kripo) bleven binnen dit orgaan bestaan.37
De organisatie in Nederland
Om tot een goed antwoord te komen op de vraag hoe het optreden van de SD in Delfzijl afweek van andere plaatsen in Nederland, is het van belang om de algehele structuur in Nederland te behandelen.38 De organisatie was immers van groot belang, zowel tijdens als na de oorlog bij de berechting van de verschillende oorlogsmisdadigers. De hoogste Duitse functionaris in bezet Nederland was de Reichskommissar Arthur Seyss-Inquart. De manke Oostenrijker werd door diverse Beauftragten - gouverneur-achtige personen vertegenwoordigd in de verschillende provincies. In Groningen kwam Hermann Conring aan het bewind. Conring was een uitgesproken Nazi en een intelligent man. Hij had ervaring opgedaan als Landrat in Leer. Hij was geparenteerd aan Groningse families en verstond en sprak Nederlands.39 Tijdens de oorlog was Conring in Groningen actief bij het helpen van NSB'ers, oefende hij druk op de pers uit, bevorderde hij de arbeidsinzet en verleende hij hulp bij de uitvoering van anti-Joodse maatregelen. Conring was dus een rader in het organisatorisch netwerk dat zijn best deed Duitsland de oorlog te laten winnen, zodat Nederland genazificeerd zou worden.40 Echter, deelname aan de Jodenvervolging werd in de rechtszaak tegen Conring niet bewezen verklaard waardoor hij in 1947 alweer werd vrijgelaten. Hoe anders was dit voor de eerder genoemde Hanns Albin Rauter, de Höhere SS und Polizei Führer werd op 25 maart 1949 geëxecuteerd in Scheveningen. Rauter was één van de vier Generalkommissars onder Seyss-Inquart. Deze personen waren te vergelijken met ministers. Rauter, de Generalkommissar voor het ‘Sicherheitswesen’ in Nederland was de personificatie van de politieterreur geworden. Dit was mede zo gegroeid
doordat
Rauter
twee
belangrijke
mensen,
de
Befehlshaber
der
37
M. Croes en P. Tammes, Gif laten wij niet voortbestaan, 85. Formeel kan de term ‘SD’ niet zomaar gebruikt worden wanneer het gaat over de personen van de afdeling Delfzijl. Er is onderscheid tussen Gestapo, SiPo, Sicherheitsdienst en ook de Nederlandse vrijwilligers. Ook was de SD in Delfzijl een grenspost met de daarbij behorende taken. Gemakshalve wordt verder in deze scriptie de verzamelterm SD gebruikt voor de afdeling in Delfzijl. 39 L. de Jong, Het koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog. Deel 4, mei ’40 – maart ’41, 1e band. 106. 40 Idem, 105. 38
18
Sicherheitspolizei und der Sicherheitsdienst
(BdS) en de Befehlshaber der
Ordnungspolizei, onder zich had. Elke ‘Aussenstelle’ had een vertegenwoordiger die het beleid van hun meerdere uit Den Haag moest doorvoeren. Vanaf de Duitse bezetting in mei 1940 begon men te werken aan een systeem met Aussenstellen in de plaatsen Amsterdam, Den Haag (daar was de staf van de BdS tot begin '44, tegelijk staf van de Aussenstelle geweest), Rotterdam, Den Bosch, Arnhem, Maastricht, en Groningen.41 In de laatstgenoemde plaats - in het Scholtenhuis - was het de Sturmbannführer Georg Bernard Haase (Altleis,14 oktober 1910) die de langste tijd de eerste man was voor de noordelijke provincies.42 De post in Delfzijl was de gehele bezettingsperiode ondergeschikt aan het Scholtenhuis en had speciale taken van de Grenzpolizei. De eerste Befehlshaber der Sicherheitsdienst und Sicherheitspolizei (BdS) werd in de tweede helft van juni 1940 geïnstalleerd. Het was Hans Nockemann, een koopmanszoon uit Aken die vanaf 1935 bij de centrale van de Sicherheitsdienst in Berlijn gewerkt had. Zijn bureau in Den Haag werd, enkele afwijkingen daargelaten, een zuivere afspiegeling van het Reichssicherheitshauptamt (RSHA), waarmee het bureau een directe telexverbinding kreeg.43 De sterke gelijkenis tussen het hoofdbureau in Berlijn en het bureau van Nockemann in Den Haag was het gevolg van dezelfde indeling. De afdelingen in Den Haag kwamen overeen met de ‘Referate’ van het RSHA. Zelfs toen er in Berlijn een Referat IV-B4 kwam, dat zich met de Endlösung der Judenfrage bezig hield, kwam er ook een afdeling IV-B4 in Den Haag.44 In totaal waren er zeven afdelingen bij het RSHA, en dus ook in Den Haag en bij de Aussenstellen elders in Nederland. Dit waren personeelszaken, administratie en financiën, Sicherheitsdienst,
Geheime Staatspolizei
(Gestapo),
Kriminalpolizei,
buitenlandse inlichtingendienst en ideologische taken.45 Tegen de tijd dat de regionale centra geheel ingericht waren was de Duitser Nockemann alweer aan de kant geschoven.46 41
A. van Liempt (redactie), De jacht op het verzet, 37. M. Brinks, Het Scholtenhuis 1940-1945: Deel 1: Daden. (Groningen: OVCG Oorlogs- en Verzetscentrum Groningen, 2009), 16. 43 L. de Jong, Het koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog. Deel 4, mei ’40 – maart ’41, 1e band, 86. 44 Idem. 45 Oorlogs en Verzetscentrum Groningen (OVCG), toeg. nr. 2220, inv. nr. 126, Organogram organisatie Sicherheitsdienst. 46 Hans Nockemann werd op 24 mei 1940 als Bds aangesteld. Nadat hij vervangen was door Wilhelm Harster werd Nockemann benoemd tot chef van de hoofdafdeling Bestuur van het RSHA. Dat gold echter als een promotie. 42
19
Keerpunten in de oorlog
Dat de Duitse BdS Nockemann al zeer snel aan de kant werd geschoven in Nederland was niet zonder reden. Het was het gevolg van de zogenaamde ‘Anjerdag’, de viering van de verjaardag van prins Bernhard. De uit Duitsland afkomstige prins distantieerde zich duidelijk van de Duitse bezettingsmacht toen hij ‘meevocht’ in Den Haag en Zeeuws-Vlaanderen.47 Doordat hij ook deel uitmaakte van de Koninklijke familie – voor zeer velen symbool geworden van de wil tot verzet – werd aan de verjaardag van prins Bernhard op 29 juni 1940 extra veel aandacht gevestigd. Op veel plaatsen ging die zaterdag de vlag uit, andere personen tooiden zich met oranjestrikjes en als derde vorm van klein verzet droeg men een witte anjer. Deze droeg prins Bernhard als regel wanneer hij in het openbaar verscheen. In heel bezet Nederland waren er acties en protesten. Veelal op kleine schaal door het dragen van een oranje of een witte anjer. In de stad Groningen hingen slechts drie vlaggen uit. Twee werden op verzoek van de politie onmiddellijk ingehaald en de derde vlag werd na weigering door de politie zelf naar beneden gehaald.48 In Delfzijl werd die avond de bioscoop ontruimd nadat een deel van de bezoekers was gaan fluiten en joelen toen Seyss-Inquart in het journaal op het doek verscheen. Diezelfde SeyssInquart verbleef die zaterdag de 29ste, samen met Rauter, in het noorden van het land. Doordat er in het noorden weinig gevlagd werd, hadden beide heren de indruk gekregen dat de verjaardag van prins Bernhard vrijwel ongemerkt zou passeren.49 In de grote steden liep het echter wel uit de hand. In Amsterdam werden zo’n dertig vechtpartijen gemeld. In Den Haag ging het bericht, dat men een felicitatieregister op paleis Noordeinde voor de prins kon tekenen, van mond op mond. Zelfs generaal Winkelman gaf gehoor aan het register, hij werd uitbundig toegejuicht. De toegestroomde menigte hief het Wilhelmus aan en er klonken kreten tegen Duitsland en Hitler. Nockemann trad tegen de oproer op, maar volgens Rauter en Seyss-Inquart was dit onvoldoende geweest. Laatstgenoemden kwamen op zondagavond pas weer terug in Den Haag. De BdS had waarschijnlijk zaterdags al per telex een uitgebreid rapport gestuurd naar het RSHA, wat een grote invloed had. Seyss-Inquart moest op het spreekwoordelijke matje komen bij Hitler in Berlijn. De Reichskommissar kwam 47
L. de Jong, Het koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog. Deel 4, mei ’40 – maart ’41, 1e band, 282. 48 Idem. 49 Idem.
20
vervolgens met het verhaal dat in bezet Nederland alles vlot verliep en dat de plaatselijke demonstraties door Nockemann totaal verkeerd geïnterpreteerd waren. 50 De ‘Anjerdag’, of diesem Blumenkorso zoals Rauter het noemde, betekende het einde van Nockemann als BdS. Zijn opvolger was de bekwame politiefunctionaris Wilhelm Harster. SS-Standartenführer
Harster
had
in
Berlijn
ervaring
opgedaan
als
plaatsvervangend leider van de Staatspolizeistelle en voor zijn overplaatsing naar Nederland was hij BdS in Krakau.51 De belangrijkste taak van Harster in Nederland was een algehele centralisatie doorvoeren. Zoals eerder vermeld leek daardoor het hoofdbureau in Den Haag op een kleine versie van het RSHA in Berlijn. In feite was het afdeling vier, de Gestapo, die de taak had om alles wat tegen de bezetter inging te bestrijden. Bij deze afdeling werden ook de maatregelen tegen de joodse bevolking georganiseerd. Toch was men vaak aangewezen op afdeling drie, de Sicherheitsdienst, die het inlichtingenmateriaal verzamelde.52 Ongetwijfeld werden de SiPo en SD dan ook het meest gehaat en gevreesd tijdens de bezetting. Dat kwam ondermeer omdat, anders dan in Duitsland, de Nederlandse bevolking de termen arrestatie, verhoor en marteling koppelde aan de letters ‘SD’. In Duitsland werden de negatieve associaties verbonden met de Gestapo. Dat het vanuit Nederlands oogpunt anders lag was begrijpelijk, want het personeel van de SD en Gestapo in de bezette gebieden droegen beide op de linkermouw van het uniform een zwarte ruit met de letters SD. De angst en haat voor de Duitse bezettingsmacht en dan vooral tegenover de SD’ers was niet vreemd. Na de ‘Anjerdag’ werden geleidelijk nieuwe maatregelen ingevoerd, wat ook geleidelijk tot meer verzet leidde. De eerste twee jaren van oorlog betekenden vooral schaarste en nog niet zozeer een escalatie van geweld. Wel bepalend waren de maatregelen tegen de joodse bevolking van Nederland. In eerste instantie werden de maatregelen beschreven als ‘lastig’, later werd dit ‘ondraaglijk’.53 Betrokken bij het instellen van deze maatregelen was de BdS Wilhelm Harster. Hij kreeg zijn orders inzake de vervolging rechtstreeks vanuit het RSHA te Berlijn. Rauter stond hierbij dus als het ware aan de zijlijn. Vanaf februari 1942 was afdeling IV-B4 50
L. de Jong, Het koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog. Deel 4, mei ’40 – maart ’41, 1e band, 291. 51 T. Gerritse, De ploert Hanns Albin Rauter en de correcte ambtenaar Wilhelm Harster, 17. 52 N. in ‘t Veld, De SS en Nederland. (Den Haag: Martinus Nijhoff, 1976), 114. 53 M. Brinks, Het Scholtenhuis 1940-1945: Deel 1: Daden, 8.
21
verantwoordelijk voor de Jodenvervolging in Nederland. De leider van dit referaat werd Wilhelm Zöpf, aangedragen door de leider van de afdeling in Berlijn zelf, Adolf Eichmann.54 Het is een treurige constatering dat, mede door de organisatie en BdS Harster, bijna de complete joodse bevolking uit Nederland om het leven kwam ten tijde van de bezetting. Vooral in internationaal perspectief overleefde maar een gering deel van de Nederlandse joodse gemeenschap de oorlog. De ‘Arbeidseinsatz’ kent een vergelijkbare ontwikkeling. Mannen werden in het begin van de oorlog vooral geworven om te werken in Duitsland door middel van campagnes en posters. Enkele jaren later werden dit razzia’s waardoor de meeste mannen gedwongen werden dienst te nemen in de Duitse oorlogsindustrie.55 Aan de geleidelijkheid waarmee maatregelen werden doorgevoerd, kwam in april/mei 1943 een einde. De zogeheten ‘april-mei stakingen’ was daarbij van groot belang. Een serie spontane stakingen werden georganiseerd tegen een oproep van krijgsgevangenschap van Nederlandse militairen. De militairen zouden dan moeten werken in de arbeidsinzet. De stakingen bleken een keerpunt in de oorlog, want ze werden met grof geweld onderdrukt. De Duitse bezettingsmacht executeerden ondermeer enkele tientallen stakers. De periode na mei 1943 kenmerkt zich dan ook als een tijd van openlijk terreur en een escalatie van geweld.56 De geweldspiraal van zowel de bezetter als het verzet intensiveerde zich na de zomer van 1943 alleen nog maar. Van september 1943 tot aan september 1944 werden represailleacties gehouden waarbij anti-Duitse Nederlanders werden geliquideerd nadat hoge Nederlandse NSB’ers vermoord waren. De Duitse codenaam voor deze acties was Silbertanne.57 Voor het verzet en hun activiteiten waren NSB’ers een groot gevaar. Collaborateurs gaven makkelijk zaken aan bij de SD. Op het Scholtenhuis in Groningen kwam bijvoorbeeld dagelijks post binnen waarin onderduikers of verzetsactiviteiten werden verraden.58 Naarmate de oorlog vorderde viel vaker het besluit binnen het verzet om dergelijke verraders te liquideren.59 Acties van het verzet riepen echter reacties op. Rauter pleitte ervoor dat na iedere aanslag op een NSB’er of Duitser een aantal anti54
M. Croes en P. Tammes, Gif laten wij niet voortbestaan, 126. M. Brinks, Het Scholtenhuis 1940-1945: Deel 1: Daden, 8. 56 L. de Jong, Het koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog. Deel 6, juli ‘42 – mei ’43, 2e band, 799-818. 57 L. de Jong, Het koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog. Deel 7, mei ‘43 – Juni ’44, 2e band, 1257-1265. 58 Ook bij de SD van Delfzijl kwam post binnen waarin verzetsactiviteiten werden verraden. Zie NA, CABR toeg. nr. 2.09.09, inv. nr. 402, deeldossier 736, Proces verbaal Bordeaux. 59 M. Brinks, Het Scholtenhuis 1940-1945: Deel 1: Daden, 50. 55
22
Duitse burgers gedood moesten worden. De leider van de Germaanse SS in Nederland, Henk Feldmeijer, was voor dit plan. De BdS in Den Haag, Harster op dat moment, was echter tegen. Uiteindelijk kreeg Rauter toestemming voor zijn plannen van Himmler zelf. Op 5 september 1943 werd besloten dat voor iedere vermoorde nationaalsocialist minimaal drie anti-Duitse Nederlanders vermoord moesten worden. In de provincie Groningen vond de eerste van een reeks ‘Silbertanne-moorden’ plaats.60 In totaal werden 50 personen vermoord, waarvan 22 in het noorden.61 De Silbertanne-acties hielden in het najaar van 1944 op. De BdS op dat moment, Eberhard Schöngarth, verafschuwde de acties omdat hij meende dat ze schadelijk waren voor het imago van de SD.62 Belangrijker nog was het in september 1944 ingevoerde Niedermachungsbefehl. Dit bevel gaf de SD een vrijbrief om verdachten zonder enige vorm van proces dood te schieten. De invoering van dit bevel was het startpunt van de meest gewelddadige periode tijdens de bezetting.63 Het Niedermachungsbefehl verklaarde de verzetsstrijders in feite vogelvrij en gaf de personen van de SD een soort vrijbrief om ongestraft en zonder al te veel verantwoording ‘lastige personen’ te doden.64 De toenemende mate van geweld was vooral in het noorden van Nederland te zien. Dat had deels te maken met de Silbertanne-acties en het Niedermachungsbefehl. Ook het oorlogsverloop had een grote invloed op de escalatie. Op 6 juni 1944 had immers D-Day plaatsgevonden en het gerucht dat de oprukkende geallieerde troepen Nederland snel zouden bevrijden ging als een lopend vuur door bezet Nederland. Op ‘Dolle Dinsdag’, 5 september 1944, raakten veel Duitse officieren en hun staf, maar ook veel NSB’ers, in paniek. In allerijl werden grote hoeveelheden dossiers vernietigd. Dat betekende trouwens ook dat de eigen gegevens over de illegaliteit werden vernietigd.65 Deze paniek en de geruchten dat de geallieerden Nederland snel zouden bevrijden, 60
L. de Jong, Het koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog. Deel 7, mei ‘43 – Juni ’44, 2e band, 1266. Zie ook: M. Brinks en J. Kooistra, Represailles in Groningen: Gewapend verzet en bloedige wraak 19401945. (Leeuwarden: Uitgeverij Louise, 2013), 77-11. 61 M. Brinks, Het Scholtenhuis 1940-1945: Deel 1: Daden,, 52. 62 BdS Wilhelm Harster werd opgevolgd door de onbekwame Erich Naumann (September 1943 –juni 1944). Harster werd overgeplaatst naar Italië waar hij dezelfde rol kreeg als in Nederland. Erich Naumann miste het niveau van zijn voorganger waardoor hij een speelbal werd van Rauter. Schöngarth was voor zijn komst naar Nederland BdS in Polen geweest. Zijn periode in Nederland staat te boek als erg gewelddadig en agressief. Daar bovenop komt het feit dat de Aussenstellen meer zelfstandig gingen opereren onder Naumann en Schöngarth dan onder Harster. 63 M. Brinks, Het Scholtenhuis 1940-1945: Deel 1: Daden,, 54. 64 Ibidem, 130. 65 L. de Jong, Het koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog. Deel 10a, het laatste jaar, 1e band, 182.
23
zorgden voor een chaotische vlucht van fanatieke Duitsers en Nederlandse collaborateurs naar het noorden. Voor de Aussenstelle Groningen was het gevolg dat
er bekwame
politierechercheurs uit Amsterdam werden ondergebracht in het Scholtenhuis. Deze mannen bleken een zeer welkome versterking voor de SD in Groningen. Hun gezichten waren nog niet bekend bij de plaatselijke illegaliteit en bovendien waren deze personen de meest fanatieke in hun soort.66 De periode oktober 1944- april 1945 was dan ook de meest radicale periode van geweld in het noorden van Nederland. In deze genoemde periode stierven drie keer zoveel verzetsmensen als in de gehele bezettingsperiode daarvoor.67 In de provincie Groningen kwam het totaal aantal personen dat overleed door de Aussenstelle op een aantal van 473 uit.68 De Grenzpolizeipost Delfzijl, ondergeschikt aan Groningen, droeg hieraan bij. Zelfs tot een week voor de bevrijding van mei 1945 was er nog altijd de dreiging van terreur in en rond Delfzijl waarbij twee joodse broers werden vermoord.
66
M. Brinks, Het Scholtenhuis 1940-1945: Deel 1: Daden,, 9. Ibidem, 10. 68 Exclusief gedoporteerde joden. Zie: M. Croes en P. Tammes, Gif laten wij niet voortbestaan, 242. 67
24
Hoofdstuk 2: Delfzijl in oorlogstijd Alles repeteert in Delfzijl. Was Delfzijl de laatste vesting, die door de Fransen verlaten werd in 1814, ook de Duitsers zouden hier in 1945 hun laatste gevechten leveren. In de Eerste Wereldoorlog was Delfzijl de enige Nederlandse haven, die nog door de Duitsers behoorlijk bevaren kon worden. En in deze oorlog herhaalde het verschijnsel zich. (uit: J. Klatter, De verzetsgroep Zwaantje: oorlogsbelevenissen van dr. Allard Oosterhuis. Amsterdam: NV het Parool, 1968. 22). Van vrijheid naar bezetting en andersom
De Groningse havenplaats Delfzijl werd al in de zestiende eeuw vermeld in maritieme geschriften. In de loop van de daaropvolgende eeuwen werd Delfzijl een steeds grotere concurrent van de haven in Groningen. De ontwikkeling van de haven kwam in een stroomversnelling na de aanleg van het Eemskanaal tussen Delfzijl en Groningen in 1876. Acht jaar later werd er ook een spoorlijn tussen beide plaatsen aangelegd. In 1940 had de gemeente Delfzijl ruim 10.000 inwoners. De meeste inwoners hadden de stad Delfzijl en het aangrenzende Farmsum. Ze verdienden hun brood vooral in het havenbedrijf, op de scheepswerven, in de machinefabrieken en bij houtzagerijen. Inwoners uit de omliggende dorpen werkten bijna allemaal in de landbouw of veeteelt.69 De aanwezigheid van de haven zorgde ervoor dat Delfzijl een strategisch punt was, zowel voor als tijdens de oorlog. Zo riep de Nederlandse regering eind augustus 1939 op tot de algehele mobilisatie van het leger. Het straatbeeld werd vanaf september 1939 door Nederlandse militaire uniformen bepaald. Delfzijl was daar geen uitzondering op.70 Het leven van de gemobiliseerde soldaten in Delfzijl in de winter van 1939-1940 was eentonig door de aaneenschakeling van wachtdiensten. Een inspectiebezoek van prins Bernhard op 20 maart 1940 was dan ook een welkome afleiding. De voorbereiding voor de oorlog met Nederland van Duitse kant was ondertussen begonnen. De haven van Delfzijl was een aantrekkelijk doelwit voor Duitsland. Het liefst wilde de Duitse bezetter de haven zo onbeschadigd mogelijk in handen krijgen. 69 70
F. Lenselink, Delfzijl 1940-1945: een terugblik op vijf jaren oorlog en bezetting. (Bedum: Profiel, 1995), 34. H. Beukema, Oorlog aan Eems en Dollard. (Delfzijl: Maritext vof, 2007), 11.
25
Doordat de Duitse troepen niet vanuit Emden over het water een aanval op Delfzijl deden - maar via het land – troffen ze een beschadigde plaats en haven aan. Explosies in de haven van Delfzijl moesten ervoor zorgen dat de haven, eenmaal in Duitse handen, zo goed als onbruikbaar was voor een lange periode. Dat lukte deels. Nadat de haven onbruikbaar gemaakt was door explosieven, trokken de Nederlandse militairen zich terug richting in de richting van de Afsluitdijk.71 De volgende dag, zaterdag 11 mei 1940, trokken enkele Duitse soldaten ’s avonds Delfzijl binnen. Nadat er ze onderkomens gevonden hadden werden de eerste patrouilles door de straten van Delfzijl gestuurd. Daarmee was de bezetting van Delfzijl begonnen.72 Om de rust en orde te bewaren in Delfzijl werd er een Ortskommandant benoemd. De Duitser Ullrich bleef tijdens de gehele bezetting in deze functie.73 Deze Duitse officier was in samenwerking met de toenmalige burgemeester, Van Julsingha, verantwoordelijk voor de dagelijkse gang van zaken.74 De Ortskommandant vestigde zich in het gemeentehuis van Delfzijl. Van daaruit bestuurde hij Delfzijl en omgeving. De Grenzpolizei in Delfzijl stond niet direct onder zijn verantwoording. Deze viel direct onder de verantwoording van de Aussenstelle Groningen en daarmee weer onder de
Befehlshaber
der
Sicherheitspolizei
und
der
Sicherheitsdienst
(BdS).
Ortskommandant Ullrich werkte wel nauw samen met de Hafenkommandant. Door de aanwezigheid van de Delfzijlse haven was er ook een commandant, de Duitser Brembt, speciaal aangesteld voor alle zaken omtrent de haven en marine.75 De Ortskommandant en de Hafenkommandant hadden tijdens de bezetting weinig te maken met de Grenzpolizei van Delfzijl, des te meer met de burgemeester van Delfzijl en omliggende gemeenten. In Delfzijl resideerde sinds 1937 Lubbertus Hendricus van Julsingha als burgemeester. Voor zijn aanstelling als burgemeester was hij gemeentesecretaris. Als burgemeester probeerde hij ten tijde van de bezetting de bevolking zoveel en zo goed mogelijk te helpen. Dit gedrag stond echter de Duitse bezetter niet geheel aan. In 1942 werd Van Julsingha als gijzelaar naar St. Michielsgestel afgevoerd. Na de oorlog kwam hij terug in Delfzijl en werd opnieuw burgemeester tot 1952. De nieuwe burgemeester van Delfzijl tijdens de bezetting werd Joop Welleman. Welleman was tot die tijd gemeentearchitect in Delfzijl en werd op 21 71
F. Lenselink, Delfzijl 1940-1945, 10. Idem. 73 NIOD, toeg. nr. 001 Wehrmachtbefehlshaber in den Niederlanden, inv. nr. 396, Ortskommandantur Delfzijl. 74 F. Lenselink, Delfzijl 1940-1945, 34. 75 NIOD, toeg. nr. 001 Wehrmachtbefehlshaber in den Niederlanden, inv. nr. 852, hafenkommandant Delfzijl. 72
26
juli 1942 aangesteld als burgemeester. Welleman werkte samen met de Duitse bezetter, maar niet dusdanig dat hij na de oorlog werd veroordeeld. Toen Van Julsingha weer in Delfzijl terugkwam als burgemeester vertrok Welleman naar het aangrenzende Appingedam om daar burgervader te worden. Echte medewerking met de bezetter was in Delfzijl vanuit de positie van de burgermeesters dus niet aan de orde. Hoe anders was dit in de aangrenzende gemeente Bierum. Klaas Hendrik Brontsema werd in 1897 geboren te Leiden. Zijn familie verhuisde later naar Holwierde waar Brontsema van broodbezorger tot kantoorhouder der P.T.T. promoveerde.76 In september 1940 kwam hij openlijk uit voor zijn nationaalsocialistische gevoelens. Drie jaar later zou Brontsema burgemeester worden van Stedum en vanaf 6 september 1944 ook van Bierum. Brontsema zou een grote rol spelen bij het verraad van het verzet aan de Delfzijlster SD. Zo was hij ondermeer betrokken bij de dood van de landbouwers Omta en Dijkema. Brontsema werd burgermeester in de lastigste periode van de oorlog. Niet alleen was het de meest radicale periode van de bezetting, ook de Hongerwinter trad in. De plaats Delfzijl speelde hierbij een uitzonderlijke rol. In oktober 1944 werd er contact opgenomen met het neutrale Zweden om buitenlandse voedselhulp te bespreken. Als aanvoerhaven waren Rotterdam en Amsterdam niet geschikt. Via Seyss-Inquart werd een akkoord bereikt waarin Delfzijl als aanvoerhaven werd aangewezen.77 Op 28 januari liep het eerste stoomschip, de ‘Dagmar Bratt’ Delfzijl binnen. Daarna kwam de ‘Nöreg’ en op 1 maart de ‘Hallaren’. De schepen voeren onder de kleuren van het Rode Kruis en genoten daarmee internationale onschendbaarheid. De ladingen van de schepen, vooral bloem en conserveermiddelen, werden vervolgens via binnenschepen naar het westen van Nederland gebracht. Plaatselijke bakkers maakten van het meel het zogenaamde ‘Zweeds Wittebrood’. Na 1 maart kwamen er nog drie schepen met voedsel in Delfzijl totdat Delfzijl in april direct frontgebied werd. De geallieerde troepen hadden sinds D-Day richting het noorden opgetrokken. Halverwege april 1945 was het grootste deel van Nederland al bevrijd. De Wehrmachtsbefehlhaber in die Niederlanden, Friedrich Christiansen, had zich te samen met de Duitse troepen teruggetrokken tot het noorden van het land. Vanaf
76
C. Punter, Klaas Brontsema, de man met het steenen hart. In: Bierum in de Branding (Groningen: de Vuurbaak, 1976), 173. 77 H. Beukema, Oorlog aan Eems en Dollard, 80.
27
eind maart zetelde Christiansen in Delfzijl, een halve maand later verkaste hij naar het Duitse Emden. Hoewel de strijd voor de Duitse troepen een verloren zaak leek, sprak Ortskommandant Ullrich tot de soldaten over ‘soldateneer’. Delfzijl moest tot op de laatste man en de laatste patroon worden verdedigd. Het Duitse garnizoen bestond uit ongeveer vijftienhonderd man. Dit garnizoen werd ondersteund door een batterij geschut ten oosten van Termunten aan de Dollard, almede door geschut uit Emden en van het Duitse eiland Borkum.78 Op 21 april bereikten de geallieerde troepen de verdedigingslinies rond Delfzijl. De dagen daarna stonden in het teken van een felle strijd. Ondanks de naderende nederlaag gaven de Duitse troepen in Delfzijl zich niet over. Ook de Sicherheitsdienst ging onverminderd door in de laatste dagen van de oorlog. Op de ochtend van 2 mei capituleerde de Duitse commandant. Hij kon niet anders, de Canadezen stonden inmiddels voor de deur van zijn bunker. Bij de gevechten van 21 april tot 2 mei kwamen in de gemeenten Appingedam, Bierum, Delfzijl en Termunten 88 burgers, 102 Canadese en 185 Duitse militairen om het leven.79 De Jodendeportatie Van de ruim 10.000 inwoners van Delfzijl waren er zo’n 140 personen van joodse komaf. Enkele van deze personen hadden contacten in Duitsland. Zo waren er twee winkeliers die terugkeerden naar Delfzijl vanuit het Duitse Emden. Aan de overkant van de Eems hadden ze voor de oorlog meegemaakt wat een joods burger kon verwachten van het nazi-regime.80 Dat regime zou na 10 mei 1940 ook de Nederlandse joden treffen. Aanvankelijk leek mee te vallen maar een klein jaar na de bezetting moesten de joodse burgers zich melden. Bij de verordening van de Rijkscommissaris Seyss-Inquart van 10 januari 1941 moesten alle personen, die geheel of gedeeltelijk van joodse afkomst waren, zich meldden. Het bleek de eerste verordening in een serie maatregelen die het leven van de joodse gemeenschap voorgoed zou veranderen. Twee andere discriminerende maatregelen waren de zwarte ‘J’ in het persoonsbewijs en de gele Jodenster die gedragen moest worden in het openbaar. Op 28 april 1941 moesten de joden hun radio inleveren op het politiebureau. Chef-veldwachter 78
NIOD, toeg. nr. KB I Knipselcollectie, inv. nr. 642, Delfzijl. Zie voor een volledige beschrijving van de gevechten rond Delfzijl: F. Lenselink, Delfzijl 1940-1945, 41-51. 80 J. Bottema, Ze waren onder ons: 300 jaar joden in Delfzijl 1642-1942. (Delfzijl: Eigen beheer, 1980), 117. 79
28
van der Werf meldde in augustus van datzelfde jaar dat er vijftien toestellen waren ingeleverd. Toch waren er meer dan dertig joodse gezinnen in Delfzijl.81 Eind mei ontvingen de burgemeesters in Nederland, waaronder ook die van Delfzijl, het bericht dat het voor joden verboden was om te zwemmen in zeebaden, zwembaden en overdekte badinrichtingen. De joodse bevolking mocht niet langer op openbare plekken komen (zoals in het park) of een kamer huren in een hotel of pension.82 Het is mogelijk dat burgemeester Van Julsingha in de herfst van 1941 al kennis had van de op handen zijde arrestatie en afvoer van de joden uit Delfzijl. In een brief van 8 november schreef hij: ‘Het schijnt dat nevens de marechaussee ook de medewerking wordt ingeroepen van de gemeentelijke politie. Het wil mij wenselijk voorkomen, dat de gemeentepolitie van de medewerking wordt ontheven.’83 Dit standpunt werd Van Julsingha niet in dank afgenomen. Op negen maart 1942 kregen de Delfzijlster joden te horen dat ze zich woensdag elf maart om twee uur moesten melden voor vertrek naar Amsterdam. Men mocht alleen draagbare bagage meenemen en verder 100 gulden per persoon.84 Om precies 27 minuten na twee uur op elf maart 1942 vertrok de trein met een groot gedeelte van de joodse gemeenschap van Delfzijl. Vele ‘Delfzielsters’ waren getuige van de aftocht naar de onzekere toekomst. Van de 139 joodse inwoners van Delfzijl zou 25 procent de oorlog overleven.85 Het gemiddelde percentage van overlevende joodse inwoners lag in de provincie Groningen op 22.1 procent. Het landelijke cijfer lag op 29.6 procent.
Verzet in en rond Delfzijl
Het spanningsveld tussen de bezetter aan de ene zijde en de onderdrukte Nederlandse bevolking aan de andere zijde, kwam tot uiting in verzet en gewelddadige tegenacties. De provincie Groningen vormde geen uitzondering daar waar het ging om verschillende illegale groepen die actief de bezetter bestreden. Reeds in de tweede helft van 1940 verschenen enkele illegale bladen en werd de Ordedienst (O.D.) opgericht, bedoeld om na het vertrek van de Duitse troepen de orde te handhaven. Goed georganiseerd verzet 81
Gemeente Archief Delfzijl (GAD), toeg. nr. 1755, brief van chef-veldwachter Herman van der Werf aan de ‘Wehrmachtbezirksverwaltung’ van 26 augustus 1941. 82 J. Bottema, Ze waren onder ons, 119. 83 GAD, toeg. Nr. 1755, brief van de burgemeester aan de procureur-generaal te Leeuwarden van 8 november 1941. 84 J. Bottema, Ze waren onder ons, 120. 85 M. Croes en P. Tammes, Gif laten wij niet voortbestaan, 39.
29
kwam echter pas rond de winter van 1942-1943 op gang.86 Hierbij was de wisselwerking tussen steeds strengere maatregelen van de Duitsers en het groeiende verzet daartegen, van belang. Het verzet in en rond Delfzijl bestond achteraf bezien uit in totaal 78 personen, veelal aangesloten bij de OD en de LO/LKP.87 Naast het kleine, vaak particuliere verzet ontstonden in 1940 al enkele georganiseerde groepen die verzet pleegden tegen de bezetter. In de provincie Groningen werd op verzoek van de landelijke OD-leiding een afdeling opgericht. Aanvankelijk werd vooral de aandacht gericht op de stad Groningen maar ook de Ommelanden zouden snel verbonden worden met de organisatie.88 Het oprichten van een goed netwerk van verzet was in handen van Marten Jakob van Til, die vanwege zijn functie in een verzekeringsmaatschappij en financieringsbank veel kennissen en relaties had in de provincie.89 De gemeente Delfzijl viel onder de regio Hunsingo, waarvan de schooldirecteur Jakob Velema commandant werd. Van Til en Velema hadden goed contact met Allard Oosterhuis, een dokter uit Delfzijl. Oosterhuis was naast dokter ook reder. De coaster-kapiteins voeren, ondanks de bezetting en oorlog, nog altijd naar het neutrale Zweden. Oosterhuis wist van de mogelijkheid van de verbinding maar deed er echter in het begin van de oorlog niets mee. Het was de half-jood Jaques de Vries uit Amsterdam die op een herfstdag in 1941 aanklopte bij de dokter. De Vries en Oosterhuis hadden elkaar leren kennen tijdens de mobilisatie in 1939. Dit gebeurde in het hotel ‘De Witte Zwaan’ te Leiden. Oosterhuis zou in de loop van de oorlog dan ook de schuilnaam ‘Zwaantje’ gebruiken. Met een vervalst monsterboekje kwam De Vries, verstopt in de voorpiek van een coaster, aan in Zweden.90 Jaques de Vries kreeg in Zweden een baantje op de Engelse ambassade. De brieven die Oosterhuis schreef aan zijn ‘biljart-kameraad in ’t Zwaantje’, werden op deze manier doorgezonden naar Engeland.91 De Nederlandse consul-generaal in Zweden, A.M. de Jong, begon zich ook te mengen in de zorg voor de uitgeweken Nederlanders. De Jong onderhield contacten met de Britse geheime dienst en was de initiator van de zogenaamde ‘Zweedse Weg’. Op zijn verzoek ging de verzetsgroep 86
J. Niemeijer en A. Mulder (red.), Verzet in Groningen. (Groningen: Wolters-Noordhoff, 1986), 25. OVCG, Toegangsnr. 2183, Systeemkaarten van verzetsbetrokkenen, Marten Jakob van Til. 88 Ibidem, 41. 89 OVCG, Toegangsnr. Dossier Delfzijl, inventaris: Delfzijl. 90 J. Klatter, De verzetsgroep Zwaantje: oorlogsbelevenissen van dr. Allard Oosterhuis. (Amsterdam: NV het Parool, 1968), 25. 91 Ibidem, 28. 87
30
‘Zwaantje’ uit Delfzijl zich dan ook bezighouden met het overbrengen van berichten uit bezet gebied naar Zweden.92 Omgekeerd ging er spionagemateriaal - zoals zenders naar Nederland. Een verbinding voor inlichtingen en personen vanuit Delfzijl naar Engeland was op deze manier tot stand gekomen. Het gevolg was dat vanaf begin 1943 de groep ‘Zwaantje’ stelselmatig vijf personen per keer naar Zweden kon overbrengen.93 Oosterhuis beleefde met de groep ‘Zwaantje’ het hoogtepunt in het eerste half jaar van 1943. De verzetsgroep werd echter verraden in juli 1943. De Nederlands consul-generaal de Jong had namelijk te veel hooi op zijn vork genomen. Zeven maanden eerder, in december 1942 had kapitein F.M.J. Aben zich in Zweden gemeld met de mededeling dat hij ook iets voor de vaderlandse zaak wilde betekenen. In eerste instantie weigerde de Jong. De consul-generaal deed in maart ’43 meer onderzoek naar Aben. De Britse geheime dienst vond het geen bezwaar om met Aben in zee te gaan, maar adviseerde wel om Aben onkundig te laten van het bestaan van de ‘Zweedse Weg’. De Jong had het ook aan dokter Oosterhuis voorgelegd. Hoewel Oosterhuis had geantwoord dat de man een tijdlang NSB’er was geweest, ging de Jong toch met hem in zee. Tegen de raad van de Britse geheime dienst in bracht de Jong de kapitein in contact met Oosterhuis.94 Op 23 juli 1943 werd dokter Oosterhuis opgepakt door de SD in Delfzijl. Ook de andere leden van groep Zwaantje werden opgepakt. Ze kwamen allemaal in de gevangenis te Scheveningen. In de lente van 1944 werden alle betrokken personen de doodstraf opgelegd. Met betrekking tot de verzetsgroep ‘Zwaantje’ werd echter geen enkel vonnis daadwerkelijk ten uitvoer gebracht. De ‘Zweedse Weg’ was wel tot het einde van de bezetting afgesloten.95 In totaal bedroeg het aantal postzendingen vanuit Delfzijl naar het Engeland 38.96 Naast het spionage- en inlichtingenwerk van de verzetsgroep ‘Zwaantje’ was de regio rond Delfzijl erg actief betrokken bij de illegale pers. Een in het oog springend persoon daarbij was Thijs Drupsteen. Nadat Drupsteen als ambtenaar in Diever met medeneming van het bevolkingsregister onderdook, kwam hij terecht bij de illegale krant Trouw.97 Drupsteen werd rayonleider en had Veendam, Wildervank en 92
A.M.F. Dessing, Tulpen voor Wilhelmina: de geschiedenis van de Engelandvaarders. (Amsterdam: Bert Bakker, 2004), 158. 93 Ibidem, 161. 94 L. de Jong, Het koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog. Deel 6, 1e band, 157-159. 95 Zie ook: OVCG, Toegangsnr. Dossier Delfzijl, inventaris: Delfzijl. 96 J. Klatter, De verzetsgroep Zwaantje, 55 97 A.J. Mulder en H. Reinders, De nadagen van het verzet. (Kampen: uitgeversmaatschappij J.H. Kok, 1990), 96.
31
Hoogezand-Sappemeer als verspreidingsgebied. Hij dook onder in de provincie Groningen bij Willem Cornelis Wardenaar jr te Sappemeer. Op vijftien juli 1944 werd hij gearresteerd door de SD van Delfzijl. Bij een huiszoeking, in het huis van Wardenaar, werden 5000 illegale kranten ontdekt. Drupsteen en Wardenaar werden overgebracht naar Delfzijl. Ze probeerden nog te ontsnappen maar dit lukte niet. Enkele dagen later werden beide heren naar Groningen overgebracht. Drupsteen overleed in Vught op achttien augustus 1944. Wardenaar junior werd gefusilleerd te Norg op 8 april 1945.98 Ander verzet tegen de bezetter bestond uit het helpen van onderduikers. De landelijke organisatie betrof de LO, een afkorting van Landelijke Organisatie voor hulp aan onderduikers. In de provincie Groningen werd deze eind 1942 opgericht. Vooral in het noorden en westen van de provincie lagen de percentages onderduikers hoog, als men de aantallen vergelijkt met de inwonerstallen van de gemeenten.99 Het was vooral de overgebleven joodse bevolking en de mannelijke bevolking die voor de arbeidsinzet (maar ook vanwege stakingen) onderdook. Dat het soms verkeerd afliep met onderduikers laat het voorbeeld van Reinhard Zeef zien. De arbeider en rijwielhersteller Zeef werd tijdens een huiszoeking op vier december 1943 op de boerderij van W.P. Wiertsema te Spijk ontdekt. Zeef was ondergedoken en op de vlucht in een gracht bij zijn
onderduikadres
door
Erwin
Risch
van
de
Sicherheitsdienst
Delfzijl
doodgeschoten.100 Een echte verzetsdaad die de omgeving van Delfzijl deed opschrikken was de liquidatie van postbode Nanco Medema uit Spijk. Tijdens zijn dagelijkse route werd deze postbode op 26 juni 1943 vermoord. Het lijk van Medema werd op een zandweg te ’t Zandt gevonden. De moord had alles te maken met het feit dat Medema bekend stond als WA-man was.101 Zijn begrafenis liep dan ook uit op een grote manifestatie, waarbij veel partijgenoten uit Groningen, Friesland en Drenthe aanwezig waren.102 Het is één voorbeeld van de escalatie van geweld in de tweede helft van de bezettingsjaren. Vooral 98
Zie: NA, toeg. nr. 2.09.09, inv. nr. 404, deeldossier A/1438, proces verbaal H. Bordeaux. OVCG, Toegangsnr. 2183, Systeemkaarten van verzetsbetrokkenen, Thijs Gerardus Drupsteen. OVCG, Toegangsnr. 2183, Systeemkaarten van verzetsbetrokkenen, Willem Cornelis Wardenaar jr.M. Brinks en J. Kooistra, Represailles in Groningen 1940-1945: in de schaduw van het Scholtenhuis. (Grou: Uitgeverij Louise, 2013), 172. 99 J. Niemeijer en A. Mulder (red.), Verzet in Groningen, 62. 100 Zie: NA, toeg. nr. 2.09.09, inv. nr. 330, deeldossier 222/49, dossier Edwin Eduard Gustav Risch. OVCG, Toegangsnr. 2183, Systeemkaarten van verzetsbetrokkenen, Reinhard Zeef. M. Brinks en J. Kooistra, Represailles in Groningen 1940-1945, 302. 101 W.A. is de afkorting van Weer Afdeling, de knokploeg van de NSB. 102 A. Visscher, Chronologisch overzicht. In: Bierum in de Branding, 48/49.
32
na de april/mei-stakingen van 1943 zou het aantal represailles en verzetsdaden elkaar aanwakkeren en versterken. De oorlogstijd in Delfzijl stond daardoor vooral in de jaren ’43-’45 in het teken van overleven.
33
Hoofdstuk 3: Radicaal Groningen Alleen al in de provincie Groningen waren de Aussenstelle in Groningen van de Sipo en de SD en de hieraan ondergeschikte Grenzpolizeipost in Delfzijl gedurende de bezetting betrokken bij de dood van 473 mensen. Van deze 473 werden er 35 gefusilleerd in het concentratiekamp Vught, 265 werden daadwerkelijk door de SiPo zelf gedood terwijl 173 Groningers in Duitse concentratiekampen het leven lieten. Deze cijfers geven op zich al een indruk van de agressiviteit waarmee de Groningse afdeling van de Sipo functioneerde. (uit: M. Croes en P. Tammes, Gif laten wij niet voortbestaan, 242.) Aussenstelle Groningen
Vanaf het begin van de bezetting was er een SD-Aussenstelle in Groningen te vinden. De SD betrok het Scholtenhuis aan de Grote Markt in Groningen en zou het pand de gehele bezetting gebruiken als hoofdkwartier. Het statige pand is genoemd naar zijn stichter, de industrieel Willem Albert Scholten.103 Tijdens en na de bezetting zou de term ‘Scholtenhuis’ echter vooral bekend en berucht worden door de gruwelijkheden die zich er tijdens de oorlog afspeelden. De taak van het personeel uit het Scholtenhuis bestond uit het bestendigen van de Duitse orde, het toezien op de implementatie ervan, het controleren van de publieke opinie en het tegengaan van het verzet.104 Tot het ontstaan van nieuwe Aussenposten in het noorden en oosten van het land in 1944 was het Scholtenhuis verantwoordelijk voor de drie noordelijke provincies alsmede Overijssel.105 Weliswaar waren er in bijvoorbeeld Leeuwarden en Assen ook kleinere Nebenstellen, maar bij grote gevallen kwam altijd het bevel uit Groningen. De personen van het Scholtenhuis namen bij de grote gevallen zelf het heft in handen. Hierbij zou het dan gaan om de verhoren en de executies.106 Dat gewelddadige karakter van de SD in Groningen kwam, in tegenstelling tot de rest van Nederland, al vroeg in de oorlog op. Het geweld waarvan de leden van de Aussenstelle Groningen zich al in het begin van de oorlog bedienden, is opvallend in 103
M. Brinks, Het Scholtenhuis: Deel 1: Daden, 7. Ibidem, 8. 105 L. de Jong, Het koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog. Deel 10b, het laatste jaar, 346. 106 M. Brinks en J. Kooistra, Represailles in Groningen, 26. 104
34
zowel extremiteit als frequentie. Al in 1941 werden arrestanten tijdens het verhoor met gummiknuppels en stokken geslagen.107 Mishandeling was aan de orde van de dag. Over mishandeling werd op het Scholtenhuis echter nooit gesproken. Men had het dan over ‘verscherpte verhoren’. In het begin van de oorlog was dit nog niet de normaalste zaak voor de SD. Dat kwam doordat men voor een ‘verscherpt verhoor’ toestemming nodig had vanuit Den Haag en soms kwam er voor dit soort gevallen zelfs een speciaal commando van de BdS uit Den Haag om het verhoor af te nemen.108 In enkele gevallen was het Harders, de hoogste man op het Scholtenhuis voor de komst van Haase, die gevangenen mishandelde.109 De SD-er Bernard Georg Haase kwam eind 1942 op het Scholtenhuis als leider van de Aussenstelle. Haase was een academicus, hij had rechten en economie gestudeerd in ondermeer Leipzig en München. Nog voor hij kon promoveren brak de oorlog uit. Naast academicus was hij ook vanaf een vroeg stadium betrokken bij de partij. In 1931 werd hij lid van de NSDAP en drie jaar later van de SS. Haase kwam na 1940 terecht in Den Bosch en twee jaar later verkreeg hij dus het statige kantoor op de eerste verdieping van het Scholtenhuis. Zijn periode als leider van het Scholtenhuis staat te boek als de meest radicale.110 Dat kwam enerzijds door de personen die onder Haase stonden. De twee Duitse figuren die hierbij het meest in het oog springen waren Robert Friedrich Lehnhoff en Ernst Knorr. Beiden behoorden tot de meest eigenzinnige, extreme en gewelddadigste personen van de SD en SiPo in Nederland. Lehnhoff werd in 1941 overgeplaatst naar Groningen vanuit Amsterdam. De Hauptscharführer en Kriminaloberassistent was onder meer verantwoordelijk voor de deportatie van de joden uit de provincie Groningen en de arrestatie van joden die zich hieraan trachten te onttrekken.111 Lehnhoff werkte in Groningen veel samen met Josef Kindel.112 Kindel werkte in het begin van de oorlog als Polizeiangestehlte voor de Grenzpolizei van Delfzijl. Samen met de Duitser Helmüt Schaeper werd hij in 1943 overgeplaatst naar het Scholtenhuis, wat als promotie gold.113 Deze Kindel had het pistool nogal los in het holster zitten. Zo 107
M. Croes en P. Tammes, Gif laten wij niet voortbestaan, 242. M. Brinks, Het Scholtenhuis: Deel 1: Daden, 108. 109 NIOD, Doc I, 893A, verklaring Josef Kindel. 110 Voor een complete biografie van Georg Haase: M. Brinks, Het Scholtenhuis: Deel 2: Daders, 16-44. 111 M. Croes en P. Tammes, Gif laten wij niet voortbestaan, 162. 112 Voor een complete biografie van Robert Wilhelm Lehnhoff: M. Brinks, Het Scholtenhuis: Deel 2: Daders, 103-124. 113 OVCG, toegang. Nr. 2220, inv. Nr. 126, Medewerkers van de SD in Delfzijl 1941, 1943 en 1945 met aanvullende informatie. 108
35
schoot hij bij een arrestatie van ondergedoken joden in augustus 1943 een man die al hevig bloedde door mishandelingen, plotseling dood.114 Dezelfde Josef Kindel mishandelde met Ernst Knorr, een andere SD-er op het Scholtenhuis, een maand eerder de gereformeerde predikant J.D. van Ginhoven. Ze sloegen met twee gummiknuppels op de man in. De gevangenisarts constateerde gekneusde en gebroken ribben, een beschadigde nekwervel, een kaakfractuur, kapot en los geslagen tanden en kiezen, een zwaar beschadigd rechterdijbeen en zware bloeduitstortingen op zijn buik, rug en rechterbeen.115 Ernst Knorr was een politievakman uit Oost-Pruisen die in november 1943 van Den Haag naar Groningen werd overgeplaatst.116 Dit was vooral het gevolg van zijn optreden in Den Haag, Knorr had zich daar onmogelijk gemaakt. De toenmalige BdS Harster besloot daarom dan ook de Kriminalinspektor naar Groningen te sturen. Groningen was namelijk aangenaam ver weg van Den Haag. Bovendien was er op de meest noordelijke Aussenstelle na de april-meistaking van 1943 dringend versterking nodig.117 Voor de bevolking van de noordelijke provincies was de komst van Knorr minder aangenaam. Mede door de gewelddadige invloed van Ernst Knorr werd de Aussenstelle Groningen na 1943 de meest radicale van Nederland. Geen maatregel werd vanaf zijn komst te erg en steeds vaker gingen de SD-ers van het Scholtenhuis op eigen initiatief achter het verzet en onderduikers aan. Georg Haase werd op die manier buiten spel gezet. De zwakke leiding die hij gaf aan het Scholtenhuis zorgde daardoor voor enorme radicaliteit in het noorden van het land.118 De mishandelingen en moorden die op het Scholtenhuis voorkwamen vormden echter alleen in kwantiteit een uitzondering. Ook bij de Aussenstellen Rotterdam, Den Haag, Amsterdam en Maastricht waren de mishandelingen behoorlijk extreem. De afdeling in Groningen liet echter zien dat het nog een graad erger kon.
114
M. Croes en P. Tammes, Gif laten wij niet voortbestaan, 162. Ibidem, 166. 116 Voor een complete biografie van Ernst Knorr: M. Brinks, Het Scholtenhuis: Deel 2: Daders, 57-80. 117 M. Croes en P. Tammes, Gif laten wij niet voortbestaan, 164. 118 Croes en Tammes maken onderscheid tussen de Aussenstellen door middel van 3 categorieën. Groningen vormt daarbij alleen de derde en meest radicale groep. Ze onderscheiden zich niet door de ernst van de mishandelingen als wel in de frequentie waarmee zij werden toegepast van de eerste twee categorieën. 115
36
1943-1945, de meest heftige periode
Hoewel het er op het Scholtenhuis in Groningen vanaf het begin van de bezetting gewelddadig aan toe ging, werd dit alleen maar erger naarmate de oorlog vorderde. Zoals al eerder aangegeven was de ‘april-meistaking’ hierin een belangrijk keerpunt. Na mei 1943 zou het gewapend verzet toenemen en daardoor ook het aantal represailles en gewelddadigheden. De periode 1943-1945 werd hiermee de meest heftige periode, zowel op het Scholtenhuis als bij de Dienststelle in Delfzijl. Niet alleen het oorlogsverloop en de daarmee gepaarde komst van de meest gewelddadige Duitsers naar het noorden zorgden voor een enorme vlucht van de radicaliteit. Ook de bestrijding van het groeiend verzet is hierbij van belang. Bij de april-meistaking ging het verzet nog op een relatief koele manier. In Groningen, vooral de Veenkoloniën, legden veel werknemers op vrijdag 30 april en zaterdag 1 mei 1943 het werk neer. Het was het eerste openlijke ‘nee’ van veel burgers tegen de Duitse bezetting. Maatregelen vanuit Duitse kant konden daarom niet uitblijven. Na overleg tussen Seyss-Inquart, Rauter en Himmler kondigde de bezetter het standrecht af. Werkweigering, samenscholing en verzet bieden aan de openbare macht konden een reden zijn tot arrestatie of zelfs tot onmiddellijk doodschieten.119 Via de telexverbinding had de BdS Harster op de vrijdagavond alle Aussenstelleleiters op de hoogte gebracht. De volgende dag was het eerste slachtoffer van het standrecht al te betreuren. 120 Het bleek het eerste slachtoffer te zijn in een rij van zestig (dodelijke) slachtoffers in NoordNederland. In totaal werden tot 5 mei, de dag dat de staking weer voorbij was, in heel Nederland 165 mensen vermoord. Haase zou vanuit Den Haag complimenten ontvangen voor zijn optreden omdat het verzet in het Noorden het grootst was.121 Na de april-meistaking was de houding van onderdrukt Nederland anders geworden. Immers, tientallen stakers en niet-stakers hadden het leven moeten laten. Het gevolg was dat het aantal aanslagen op voornamelijk NSB-ers toenam. Het voorbeeld van de NSB-er en postbode Nanco Medema, die tijdens zijn dagelijks ronde op 25 juni 1943 werd vermoord, paste hier goed bij. Na deze actie van het verzet werd echter nog geen concrete maatregel genomen. De echte afkondiging van maatregelen werd gedaan 119
M. Brinks en J. Kooistra, Represailles in Groningen, 36. Jogchum van Zwol (20 jaar) werd bij Winsum gearresteerd. Volgens de beschuldiging tegen hem had hij arbeiders ertoe aangezet om het werk neer te leggen. Hij werd op het Scholtenhuis ter dood veroordeeld en nog dezelfde dag op een onbekende locatie doodgeschoten. 121 M. Brinks, Het Scholtenhuis: Deel 1: Daden, 48. 120
37
op 5 september 1943. Voor iedere vermoorde nationaal-socialist moesten er minimaal drie anti-Duitse Nederlanders gedood worden door Nederlandse SS-ers. Men koos uiteindelijk niet voor ‘Blutbuche’ maar dus voor de codenaam ‘Silbertanne’.122 De Silbertanne-acties moesten een wapen zijn om liquidatie-acties door het verzet af te schrikken. De Groningse Aussenstelleleiter Haase had zich tegen het principe van de Silbertanne verklaard. Hij werkte echter wel mee aan de uitvoering ervan. Uitgezonderd van het doorgeven van orders aan zijn ondergeschikte Bellmer bleef hij afzijdig bij de acties.123 De Silbertanne-acties waren deels effectief. Het verzet angst aanjagen door middel van terreur bleek niet afdoende. In september 1944 kwam de bezetter met de volgende maatregel die ervoor zou zorgen dat de laatste maanden van de oorlog uitgroeiden tot de meest gewelddadige. De maatregel, het Niedermachungsbefehl, hield in dat alle terroristen, saboteurs en hun handlangers die een gevaar vormden voor de bezetter, onmiddellijk ter plaatste gedood moesten worden, tenzij er een bijzondere reden was om hen te arresteren en te verhoren.124 Voor de SD van Delfzijl gold dat men de arrestanten niet langer naar Groningen hoefde te sturen. Ook zij hadden nu het middel in handen om ‘verscherpte verhoren’ af te nemen en om verdachten zonder proces te fusilleren. Organisatie en personen Dienststelle Delfzijl
De Dienststelle Delfzijl werd vanaf 30 mei 1940 in gebruik genomen. Vanuit Groningen werd daarvoor een persoon gestuurd om deze havenpost op te richten. Heinrich Hermann Andreas Bordeaux werd op 12 maart 1908 geboren in de Noord-Duitse plaats Altfunnixsiel. Als enig kind van een belastinginspecteur wilde Bordeaux ingenieur worden, maar de slechte economische omstandigheden dwongen hem echter de kant van de Ordnungspolizei op.125 Vanaf juli 1927 ging Bordeaux aan de slag bij de Ordnungspolizei Wilhelmshaven.
126
van
Oldenburg.
Daarna
werd
hij
overgeplaatst
naar
de
Aldaar specialiseerde Bordeaux zich in het werk van de
122
M. Brinks, Het Scholtenhuis: Deel 1: Daden, 51/52. M. Brinks, Het Scholtenhuis: Deel 2: Daders, 87. 124 M. Brinks en J. Kooistra, Represailles in Groningen, 113. 125 OVCG, toeg. nr. 2220, inv. nr. 686, Stellungnahme Heinrich Hermann Andreas Bordeaux, 18 februari 1949. 126 BundesArchiv Berlin (BAB), SSO 91, SS-Führerpersonalakten Heinrich Hermann Andreas Bordeaux, lebenslauf. 123
38
Kriminalpolizei en dan met name op het gebied van spionage en de inlichtingendienst. Vanuit die specialisatie werd hij naar de grenspolitie van het Duitse eiland Norderney en naar de havenstad Emden gestuurd. Toen de oorlog uitbrak met Nederland werd hij ingedeeld bij Einsatzkommando I, welke in de stad Groningen resideerde. Als specialist in het grenspolitiewerk kreeg Bordeaux op 29 mei 1940 de opdracht de havenpost in Delfzijl op te richten. De volgende dag begon zijn werk in Delfzijl. De Dienststelle Delfzijl zou zich vestigen in het voormalige gemeentehuis aan de Marktstraat in Delfzijl en een barak in de haven.127 Uit Emden kwamen twee voormalige collega’s van Bordeaux over, de Duitsers Rulle en Uller. Al snel werden deze twee vervangen door Niese en Dencker.128
Bordeaux zou tot het einde van de oorlog blijven. Hij was
Postenführer van 30 mei 1940 tot veertien juni 1940 en van vijftien mei 1944 tot het einde. Daartussen was hij plaatsvervangend leider.129 De Postenführer in de tussenliggende tijd was Richard Niese. Niese werd in 1903 geboren te Bernsdorf, een plaatsje in de buurt van Dresden. Vanaf 1937 was hij actief bij de Gestapo van Dienststelle Wilhelmshaven. Daarvoor was Niese actief bij de Reichsmarine en bij de Kriegsmarine.130 Niese zou tijdens zijn periode in Delfzijl aan de drank verslaafd zijn. Van hem ging geen kracht uit.131 De toenmalige burgemeester Welleman kon zelfs via Niese veel bereiken voor de Nederlandse bevolking.132 Stürmbannführer Niese werd in het begin 1943 overgeplaatst van Delfzijl naar Strassbürg. Daarmee maakte Niese de radicalisering van de Dienststelle Delfzijl niet mee. Wel maakte hij het grenspolitiewerk mee en de opbouw van de Dienststelle in Delfzijl. In de eerste jaren van de bezetting bestond het werk van de Grenzpolizei voornamelijk uit het controleren van de haven en de daarmee gepaard gaande binnenkomende en uitvoerende schepen. Daarnaast was het de taak van de post in Delfzijl om zich op de spionage te richten en de bewaking van de zeegrens. De post in Delfzijl was de enige grenspolitionele organisatie in Nederland. Ze stonden direct onder de Aussenstelle Groningen, maar doordat het ook onderdeel was van de Grenzpolizei stond Delfzijl ook onder het bevel van Hans Trummler, de leider van de algehele 127
OVCG, toeg. nr. 2220, inv. nr. 126, lijsten van medewerkers 1941/1943/1945 met opmerkingen. NA, CABR toeg. nr. 2.09.09, inv. nr. 402, deeldossier 736, Proces verbaal Bordeaux. 129 OVCG, toeg. nr. 2220, inv. nr. 686, Stellungnahme Heinrich Hermann Andreas Bordeaux, 18 februari 1949. 130 BAB, RS E0311, Lebenslauf Richard Niese. 131 Drank speelde een grote rol bij de SD. Zie: A. van Liempt (redactie), De jacht op het verzet. 132 NA, CABR toeg. nr. 2.09.09, inv. nr. 402, deeldossier A/1438, Proces verbaal Bordeaux, beschrijving door Welleman, van Diedenhoven en Klaveren en Ridderbos. 128
39
Grenzpolizei.133 Trummler stond op zijn beurt weer onder de Höhere SS-und Polizeiführer Rauter. Naast de bewaking van de zeegrens was Delfzijl vooral een berichterstattende Dienststelle. De beslissingen over arrestaties, inbeslagname en andere zaken kwamen uit Groningen. Pas vanaf de invasie in 1944 zou dit veranderen.134 Het controleren van de haven en de bewaking van de zeegrens bracht echter al in het begin van de oorlog meer werk met zich mee dan van te voren gedacht. In een brief schetste de SS-sturmbannführer Niese de situatie in de haven van Delfzijl rond de jaarwisseling van 1940/1941. In de haven van Delfzijl werkten op dat moment ongeveer 700 arbeiders. Dagelijks voeren tien tot vijftien schepen binnen of voeren de haven uit en vond er een werkverkeer van Nederlandse arbeiders naar Emden plaats met een omvang van ongeveer 270 personen. In het weekend liep dit op tot 600. Het controleren van deze aantallen was met de huidige bezetting niet te doen. Dat bleek uit het feit dat Niese stelde dat een goede controle van het grensverkeer eind 1940 geenszins gewaarborgd was.135 Het was absoluut noodzakelijk om de grenspolitie van Delfzijl met 20 personen te versterken.136 In 1941 telt de Grenzpolizei van Delfzijl dan ook al 19 personen. Daarvan waren zestien van Duitse afkomst en drie personen waren Nederlandse Polizeiangestehlte. De versterking kwam direct van de Grenzpolizeischule in Pretzsch an der Elbe. Onder hen waren Adam Koppa, August Neuhäuser en Erwin Risch. Deze drie personen zouden tot het einde van de oorlog in Delfzijl blijven en de radicalisering mede doorslaggevend maken. Andere versterkingen werden overgeplaatst of weer weggestuurd na loop van tijd. Zo werden de eerder genoemde Josef Kindel en Helmüt Schaeper naar Groningen overgeplaatst, Frits en Hermann Schumacher respectievelijk naar Arnhem en Den Haag en Adolf Becker werd ook overgeplaatst naar Den Haag. Promotie vanuit Delfzijl was dus mogelijk. De Duitser Jentjes werd al snel weer teruggestuurd naar Duitsland wegens misdragingen en de Duitser Dencker werd begin 1941 naar Afrika overgeplaatst, alwaar hij kort na zijn aankomst sneuvelde.137 In de loop van de bezetting zou de post in
133
NA, CABR toeg. nr. 2.09.09, inv. nr. 330, deeldossier 222/49, dossier Erwin Eduard Gustav Risch, verhoor Georg Haase. 134 OVCG, toeg. nr. 2220, inv. nr. 686, opmerkingen bij: Stellungnahme Heinrich Hermann Andreas Bordeaux. 135 BAB, toeg. nr. R/70/Niederlande, inv. nr. 51, lesefilmnr. 80312, Abschrift 10 december 1940. 136 Zie ook: OVCG, toeg. nr. 2220, inv. nr. 686, Stellungnahme Heinrich Hermann Andreas Bordeaux, 18 februari 1949. 137 OVCG, toeg. nr. 2220, inv. nr. 126, lijsten van medewerkers 1941/1943/1945 met opmerkingen
40
Delfzijl niet meer aangevuld worden met Duitsers; het waren juist Nederlanders die de vacante posities gingen invullen. Georg Haase stelde na de oorlog dat het personeel van de Dienststelle Delfzijl hoofdzakelijk uit personen bestond die oorspronkelijk vanuit hun burgerberoep niet politioneel waren. In het eerste oorlogsjaar hadden deze personen een speciale opleiding gekregen in Duitsland voor dienst bij de Grenzpolizei.138 Risch, Koppa en Neuhäuser volgden eind 1940 tezamen deze opleiding in Pretzsch an der Elbe. Erwin Eduard Gustav Risch werd op 21 augustus 1901 geboren te Witten, een plaats onder de rook van Dortmund. Risch was huisschilder van beroep totdat hij zich in maart 1940 vrijwillig aanmeldde bij de Ordnungspolizei. Volgens zijn verklaring was dit om een betere levenspositie te verkrijgen. Hij werd in augustus van datzelfde jaar geplaatst op de politieschool in Gladbach-Reit. Na acht dagen verscheen er een commissie van de Reichs-Sicherheitspolizei, die 40 leerlingen uitzocht voor dienst bij de grenspolitie. Risch werd daarvoor geschikt geacht en overgeplaatst naar de grenspolitieschool in Pretzsch. Vanaf 15 januari 1941 was Risch werkzaam in Delfzijl. Hij zou er tot het einde van de oorlog verblijven.139 August Neuhäuser kwam ook uit Dortmund. Hij werd op 4 maart 1912 geboren. Neuhäuser was van beroep slotenmaker voordat hij bij de 30. SS-Standarte te Dortmund kwam. Als SS-er moest Neuhäuser zijn achtergrond en die van zijn getrouwde vrouw Elfriede Weber doorgeven aan het SS-Rasse und Siedlungshauptamt (RuSHA). Neuhäuser haalde enkele gestelde termijnen echter niet. Binnen de termijnen moest hij zijn complete voorgeschiedenis en dat van zijn vrouw aanleveren. Dat hij de gestelde data niet haalde kwam doordat Neuhäuser, volgens zijn chef, zeer onbeholpen was met het schriftelijk verkeer met hoger geplaatste afdelingen en met schriftelijke zaken sowieso weinig raad wist. Daarnaast werd Neuhäuser nog opgenomen in een ziekenhuis in 1937 met een ontsteking bij zijn ribbenkast. Ook kreeg hij zijn schriftelijke zaken niet voor elkaar, omdat de SS-sturmmann wegens drukte soms dagenlang niet thuis kwam.140 In 1939 werd Neuhäuser opgeroepen voor militaire dienst bij de Wehrmacht. Hij vocht in Frankrijk, maar raakte daar aan het front gewond. Nadien werd hij afgekeurd voor militaire dienst. Daarna meldde hij zich, net als Risch, aan bij de Ordnungspolizei en vertrok even later ook naar de grenspolitieschool te Pretzsch. Ook Neuhäuser begon 138
NA, CABR toeg. nr. 2.09.09, inv. nr. 330, deeldossier 222/49, dossier Erwin Eduard Gustav Risch, verhoor Georg Haase. 139 NA, CABR toeg. nr. 2.09.09, inv. nr. 330, deeldossier 222/49, dossier Erwin Eduard Gustav Risch. 140 BAB, SS-Führerpersonalakten 91, RS-E0261, August Neuhäuser.
41
zijn werkzaamheden op 15 januari 1941.141 Adam Koppa, geboren op 11 december 1910, kwam van dezelfde politieschool aan in Delfzijl. Koppa zou in Delfzijl uitgroeien tot een ‘manusje van alles’. Zo was hij onder andere chauffeur en koerier voor de Dienststelle. Koppa was altijd behoorlijk in zijn optreden tegenover Nederlanders en trad weinig op de voorgrond. Bovendien handelde Koppa nooit op eigen initiatief.142 Aan het eind van de oorlog waren er zes Duitse medewerkers (bij de genoemde vier horen ook nog de Oberscharführers Andreas Buttner en Bernard Gude). De andere tien personen in 1945 waren van Nederlandse afkomst. Enkele van deze personen waren SD Angestehlte, anderen waren in de periode 1943-1945 opgeklommen tot Rottenführer. De meest bekende na de oorlog - en nu nog - werd Siert Bruins. De andere Nederlandse mannen actief bij de SD waren Wilhelm Lunter, Meint Fokkema, Heinrich Jansen, Kornelis Sikkema, Jacob Venema en Eisse Broekema. Siert Bruins werd op 2 maart 1921 geboren in het Oost-Groningse Vlagtwedde. Een paar kilometer verderop in Duitsland ging het in de jaren twintig en dertig economisch aanzienlijk beter. De onvrede van moeder Aaltje Bruins sloot goed aan bij de ideeën van de NSB. Zij was de politieke gangmaker van het gezin, dat in de jaren dertig richting de NSB trok.143 De twee jongste zonen, Siert en Derk, sloten zich ook al snel aan en kwamen in het begin van de oorlog bij de SS terecht. Derk Bruins bleek aan het oostfront een fanatieke soldaat. De jongere broer van Siert werd een van de twee Nederlanders die een ridderkruis ontvingen voor hun rol in de strijd aan Duitse zijde aan het Oostfront. Siert vocht ook aan het Oostfront maar raakte gewond en werd afgekeurd. Vervolgens begon hij bij de Grenspolitie in Delfzijl en groeide uit tot wat later ‘het beest van Appingedam’ zou worden genoemd. Bruins zou tijdens zijn jaren in Delfzijl het ‘gewone’ SD werk doen, mensen van hun bed lichten, verhoren en deel uitmaken van een executiepeloton. De reden waarom men nog altijd Bruins als het meest gewelddadige voorbeeld kent uit Delfzijl is dat Bruins na het Niedermachungsbefehl van september 1944 echt ging manifesteren als gewelddadige Rottenführer. Bruins kreeg alles aangereikt om uit te groeien tot een ‘beest’.
141
NA, CABR toeg. nr. 2.09.09, inv. nr. 353, dossier August Neuhäuser. NA, CABR toeg. nr. 2.09.09, inv. nr. 402, deeldossier A/1438, Proces verbaal Bordeaux, beschrijving door Welleman, van Diedenhoven en Klaveren en Ridderbos. 143 T. van Dijk, Sterke Verhalen, 44. 142
42
Hoofdstuk 4: De SD in Delfzijl Ihr Kommentar bitte? Sind sie froh Herr Bruins? Dass es jetzt vorbei ist? Ich glaube wohl, ja. Haben sie das erwartet? Ja. (De reactie van Siert Bruins na de rechtszaak waarin geen directe uitspraak werd gedaan, omdat moord op Klaas Aldert Dijkema niet bewezen werd en doodslag verjaard was, 8 januari 2014) Daden en slachtoffers
Vanaf het Niedermachungsbefehl van september 1944 ging de SD in Delfzijl ook gewelddadig tekeer. In de jaren 1940-1944 werden alle arrestanten nog naar Groningen overgebracht. Delfzijl was met andere woorden het voorportaal van de ware hel. Wie in het Scholtenhuis terecht kwam kon zich opmaken voor mishandelingen en een eventuele dood.144 Tot september 1944 was alleen de gevluchte onderduiker Reinhard Zeef vermoord door een aan de SD van Delfzijl verwant persoon. In juni 1944 mishandelde Erwin Risch, samen met Neuhäuser en de landwachters Schotema en de Boer de landbouwer, Willem Riepma. Riepma werd echter na drie dagen weer vrijgelaten.145 Begin 1944 mishandelde August Neuhäuser de uit Wagenborgen afkomstige Jacob Dorenbos. Met een machinepistool sloeg Neuhäuser op het hoofd van Dorenbos, tot bloedens toe.146 In de maand augustus van het jaar 1944 was de SD van Delfzijl actief betrokken bij het oppakken van de verzetsstrijders Drupsteen en Wardenaar.147 Na te zijn afgevoerd naar het Scholtenhuis in Groningen kwamen deze twee personen om het leven. Een verhaal dat daarop lijkt betreft de persoon Johannis Borgdorff. Borgdorff, een inspecteur van een verzekeringsmaatschappij, werd op vijf oktober 1944 opgepakt door de SD van Delfzijl. Onder andere Siert Bruins was hierbij aanwezig.148 De reden voor arrestatie was dat
144
M. Brinks, Het Scholtenhuis: Deel 1: Daden, 107. OVCG, Toegangsnr. 2183, Systeemkaarten van verzetsbetrokkenen, Willem Riepma. 146 NA, CABR toeg. Nr. 2.09.09, inv. nr. 353, dossier August Neuhäuser. 147 Zie pagina 32. 148 OVCG, Toegangsnr. 2183, Systeemkaarten van verzetsbetrokkenen, Johannis Christiaan Borgdorff. 145
43
Borgdorff een illegale werker in huis had. Dit was Harm Molenkamp, maar deze was alweer weg tijdens de inval. Van gevonden snippers papier werd een ‘belastend’ document gemaakt. Het bleek een verscheurde brief van een lid van de knokploeg (KP). SD-chef Bordeaux besloot tot een verscherpt verhoor, dus met gummiknuppel.149 Na het verhoor werd Borgdorff overgebracht naar Groningen. Borgdorff werd samen met vier anderen gefusilleerd in de bossen tussen Emmen en Borger.150 Op 8 september 1944 viel het eerste slachtoffer van de SD in Delfzijl na de invoering van het Niedermachungsbefehl. Ruurd de Bruin groeide op in een gereformeerd kruideniersgezin. Zijn vader was jong overleden waardoor, Ruurd en zijn jongere broer Hilbrand de kruidenierszaak al vroeg runden.151 Hilbrand de Bruin was al eens opgepakt door de SD van het Scholtenhuis, maar werd naar verloop van tijd vrijgelaten.152 Toen men op 8 september 1944 weer op zoek was naar Hilbrand de Bruin vond de SD van Delfzijl, ondersteund door enkele landwachters en de beruchte Winschoter politiecommandant van der Hof, alleen Ruurd de Bruin. Ruurd ontkende daarna te weten waar zijn broer zat ondergedoken. Het gevolg was dat hijzelf mee moest met de SD. Dezelfde nacht nog werd Ruurd de Bruin gefusilleerd. Heinrich Bordeaux gaf de opdracht om De Bruin om te leggen en wel op een manier die moest lijken op dood door verdrinking. Volgens de verklaring van August Neuhäuser reden hij en Adam Koppa in de zwarte Opel van de SD naar Krewerd, ten noordwesten van Delfzijl. Neuhäuser reed en stopte de auto bij een brug. Koppa en de Bruin stapten uit. Neuhäuser hoorde twee schoten en een plons. Daarna kwam Adam Koppa terug en zei: ‘Het is gebeurd’. De volgende dag reed Neuhäuser terug naar de plaats en handelde alsof het een normaal verdrinkingsgeval betrof. Op de brug lag nog bloed en stukjes hersenen, wat met water werd weggespoeld door Neuhäuser.153 De lijkschouwing van De Bruin leverde echter andere informatie op. Er werd een kogelgat aangetroffen bij de rechterslaap, aan de linkerzijde van het hoofd, op het achterhoofd en bij het linkeroor. Alleen al het eerste schot zou direct dodelijk zijn geweest.154 Neuhäuser had blijkbaar wel de ‘smaak te pakken’. De volgende dag, een zaterdag, vertrok de SD naar de boerderij van de landbouwer Aldert Derk Omta. De 65-jarige Omta had
149
NA, CABR toeg. nr. 2.09.09, inv. nr. 404, deeldossier A/1438, proces verbaal H. Bordeaux. M. Brinks en J. Kooistra, Represailles in Groningen, 148. 151 Zie voor Ruurd de Bruin zijn verzetswerk: OVCG, Toegangsnr. 2183, Systeemkaarten van verzetsbetrokkenen, Ruurd de Bruin. 152 Zie voor Hilbrand de Bruin: J. Mulder en H. Reinders, De nadagen van het verzet. 101-108. 153 NA, CABR toeg. nr. 2.09.09, inv. nr. 402, deeldossier 736, Proces verbaal Bordeaux. 154 NA, CABR toeg. Nr. 2.09.09, inv. nr. 353, Lijkschouwing Ruurd de Bruin. 150
44
vijf onderduikers op zijn boerderij.155 Deze onderduikers konden nog net op tijd naar de schuilplaats vluchten toen de SD het erf op reed. De landbouwer werd door enkele Nederlandse SS’ers zwaar mishandeld. Toen hij nog niets wilde loslaten over de verblijfplaats, werd hij naar de schuur meegenomen. August Neuhäuser schoot daar Omta neer. Het levensloze lichaam werd in een kleinere schuur gebracht en in een zittende houding tegen de muur geplaatst. Een hooivork werd naast het lichaam gelegd. Op deze wijze leek het alsof Omta zich met geweld verdedigde en de SD bij wijze van noodweer niets anders had kunnen doen dan hem doodschieten.156 De bevelen voor de moord op zowel Aldert Derk Omta als Ruurd de Bruin kwamen uit Groningen. Ook voor de moord op Aldert Klaas Dijkema kwam de opdracht uit Groningen.157 Dijkema was inmiddels al een bekende van de SD te Delfzijl. De jonge landbouwer uit Oosterwijtwerd zat in 1942 ook al gevangen wegens het helpen van onderduikers.158 Op 5 mei 1942 kwam Dijkema terug uit zijn gevangenschap in Amersfoort en ging onverminderd door met illegaal werk. Zo was hij actief betrokken bij verzetsgroep ’t Zandt en een overval op het distributiekantoor te Slochteren. De buitgemaakte bonnen verborg Dijkema in de stal van zijn boerderij.159 Op 21 september 1944 werd het lot van Dijkema bezegeld door een telefoontje van de NSB-burgemeester Brontsema aan Bordeaux. De landbouwer zou zich schuilhouden op de boerderij waar Neuhäuser twaalf dagen eerder Omta doodschoot. Dijkema werd inderdaad aangetroffen op de boerderij en overgebracht naar het hoofdkwartier van de SD te Delfzijl. Volgens de verklaring van Oberscharführer Neuhäuser werd Dijkema in Delfzijl verhoord door of Erwin Risch of Heinrich Bordeaux. Daarna gaf de SD-chef de opdracht aan Neuhäuser om Dijkema die nacht
‘op te ruimen’. Neuhäuser beweerde dit te hebben
geweigerd waardoor het bevel naar Bruins ging. Vervolgens gingen Bruins en Neuhäuser met Dijkema op pad. Bruins zat achterin de auto met Dijkema, de Oberscharführer reed. Op weg naar Appingedam ter hoogte van de Brons motorenfabriek, stopte Neuhäuser. Bruins en de arrestant stapten uit. Vervolgens hoorde Neuhäuser twee schoten maar zag niets doordat het donker was.160 Siert Bruins kwam terug bij de auto en zei: ‘Je kunt het wel begrijpen, ik heb Dijkema zojuist neergeschoten toen hij wilde vluchten.’161 155
OVCG, Toegangsnr. 2183, Systeemkaarten van verzetsbetrokkenen, Aldert Derk Omta. F. Omta, In memoriam A.D. Omta. In: Bierum in de Branding, 193-201. 157 OVCG, Toegangsnr. 2183, Systeemkaarten van verzetsbetrokkenen, Aldert Klaas Dijkema. 158 NA, CABR toeg. Nr. 2.09.09, inv. nr. 353, dossier Neuhäuser. 159 M. Brinks en J. Kooistra, Represailles in Groningen, 164. 160 Arts Siemelink constateerde een schampschot over de kruin, een kogelgat achter het linkeroor en een schotopening links in de hals. De handen van Dijkema zaten in zijn jas. Volgens Siemelink waren de twee 156
45
De verklaring van Neuhäuser lijkt veel op de verklaring die hij aflegde in de zaak van Ruurd de Bruin. In beide gevallen plaatste hij zich vakkundig buiten het echte geweld. Volgens de kaartenbak van de SD Delfzijl was het echter Neuhäuser die Dijkema dood schoot. Siert Bruins had tegen een andere SD’er verteld dat Neuhäuser het genadeschot had gelost.162 In een interview voor het Duitse televisieprogramma Panorama in 2013 bekende Bruins vrijwillig betrokken te zijn geweest bij de moord op Dijkema. Hij ontkende echter de schutter te zijn geweest en wees de inmiddels overleden Neuhäuser als dader aan.163 Andersom deed de Duitse Oberscharführer hetzelfde bij de naoorlogse rechtszaken toen Siert Bruins geen verklaring kon afgeven, omdat hij op de vlucht was. In de nacht van 30 september op 1 oktober 1944 werd, tengevolge van verraad, Baltes Timmer gearresteerd. Timmer had geweigerd met zijn vrachtauto voor de Duitsers te rijden. Hij dook vervolgens onder aan het Schildmeer.164 Op het moment van arresteren - wat gebeurde door de landwacht onder leiding van Schotema - had Timmer een dolk bij zich. Volgens Risch was dit genoeg aanleiding voor Bordeaux om Timmer op 4 oktober standrechtelijk te fusilleren. Neuhäuser kreeg de taak een executiepeloton te vormen. Dit peloton bestond uit Venema, Sikkema, van der Sluis, Broekema en Bruins. Neuhäuser gaf het genadeschot in de linkerslaap van Timmer aldus de verklaring van Broekema.165 In de eerste maand na de invoering van het Niedermachungsbefehl vielen er al dus vier slachtoffers van de SD in Delfzijl. Een dag na de executie van Baltes Timmer vond de volgende actie van de SD plaats. Via de accountant G.J. Ottens uit Hoogezand kwam er een lijst met namen van verzetsmensen op het bureau bij landwachter Derk Schotema uit Appingedam. Samen met landwachters Kram en De Boer bezorgde Schotema de lijst bij de Delfzijlster SD. Op donderdag 5 oktober gingen Risch, Koppa, Neuhäuser, Lunter, Bruins, Sikkema, Venema en de drie landwachters naar Hoogezand om enkele mensen van de lijst te arresteren.166 De SD kwam uiteindelijk uit bij Jan Sangers, vertegenwoordiger van beroep. Sangers was betrokken bij het verspreiden van illegale lectuur en verzorgde onderdak voor diegene die het nodig hadden.167 De SD liet Sangers vervolgens het huis wijzen van Meint SD’ers zichtbaar trots dat ze Dijkema ‘goed’ hadden geraakt. NA, CABR toeg. nr. 2.09.09, inv. nr. 402, deeldossier A/1438, verklaringen in de zaak Dijkema. 161 NA, CABR toeg. nr. 2.09.09, inv. nr. 402, deeldossier 736, Proces verbaal Bordeaux, verklaring August Neuhäuser in de zaak Dijkema. 162 NA, CABR toeg. nr. 2.09.09, inv. nr. 402, deeldossier A/1438, verklaringen in de zaak Dijkema. 163 M. Brinks en J. Kooistra, Represailles in Groningen, 164 164 Ibidem, 273. 165 NA, CABR toeg. nr. 2.09.09, inv. nr. 402, deeldossier 736, Proces verbaal Bordeaux. 166 K.G. Bos, Hoogezand en Sappemeer tijdens de Tweede Wereldoorlog: 1940-1945. (Bedum: Profiel, 1991), 84. 167 OVCG, Toegangsnr. 2183, Systeemkaarten van verzetsbetrokkenen, Jan Sangers.
46
Veninga, eigenaar van een bakkerij. De bakker was vooral verantwoordelijk voor hulp aan onderduikers, die vervolgens als knechten hem weer hielpen in de bakkerij.168 Bij aankomst bij de bakkerij van Veninga stapte Risch als eerst uit. Volgens zijn eigen verklaring zag hij dat er een persoon wilde vluchten en sloeg daarom een ruit in met zijn pistool, gevolgd door: ‘Stehen bleiben! Hände hoch!’. Het bevel werd genegeerd en Risch besloot daarop door een andere ruit heen twee keer op een persoon te schieten. Harm Zwiers raakte hierdoor op een dusdanige manier gewond dat hij later het leven liet.169 Ook de bakker overleefde de overval op de bakkerij niet. Voor Veninga was de oorlog voorbij toen Risch hem neerschoot.170 Andere vluchtpogingen lukten ook niet meer; de SD had de gehele bakkerij omsingeld. Jan Sangers werd erbij gehaald om te constateren of Jan Huitzing bij de gearresteerden stond. Huitzing was bakkersknecht en was betrokken bij de LO; de OD en de verspreiding van illegale kranten.171 Het was al eerder duidelijk geworden dat de SD voor Huitzing kwam; enkele malen hadden ze geroepen: ‘Huitzing, Huitzing, müssen wir haben’.172 Na de arrestatie van Huitzing en Sangers telefoneerde Risch naar zijn chef Bordeaux om een wagen te sturen voor de arrestanten. Bordeaux wenste echter dat Risch de illegale werkers ter plekke neerschoot als afschrikwekkend voorbeeld. Risch reageerde daarop door te zeggen: ‘Ik kan wel op mensen schieten die mij ontvluchten doch niet op arrestanten’.173 Daarop gaf Bordeaux het bevel door aan Neuhäuser. Risch deelde aan Huitzing en Sangers mede dat zij standrechtelijk zouden werden doodgeschoten en dat het vonnis terstond zou worden
voltrokken.174
Neuhäuser
stelde
een
vuurpeloton
samen
dat
de
twee
verzetsbetrokkenen vervolgens fusilleerde. Waarschijnlijk was het Neuhäuser die opnieuw de genadeschoten loste.175 Met de vier overledenen van ‘Aktie Hoogezand’ was de kous nog niet af. Tijdens één van de verhoren was de naam gevallen van de 29-jarige Kornelis Enno (Kees) de Haan. Kees de Haan was zowel bakker in Hoogezand-Sappemeer als loods in de haven van Delfzijl en actief bij de ondergrondse met betrekking tot de L.O. De Haan werd opgepakt en meegenomen naar Delfzijl. Op zeven oktober, twee dagen na zijn arrestatie, werd Kees de
168
M. Brinks en J. Kooistra, Represailles in Groningen, 280. NA, CABR toeg. nr. 2.09.09, inv. nr. 330, deeldossier 222/49, dossier Erwin Eduard Gustav Risch, zaak Aktion Hoogezand. 170 K.G. Bos, Hoogezand en Sappemeer tijdens de Tweede Wereldoorlog, 85. 171 M. Brinks en J. Kooistra, Represailles in Groningen, 202. 172 K.G. Bos, Hoogezand en Sappemeer tijdens de Tweede Wereldoorlog, 85 173 NA, CABR toeg. nr. 2.09.09, inv. nr. 330, deeldossier 222/49, dossier Erwin Eduard Gustav Risch, zaak Aktion Hoogezand. 174 K.G. Bos, Hoogezand en Sappemeer tijdens de Tweede Wereldoorlog, 86. 175 K.G. Bos, Hoogezand en Sappemeer tijdens de Tweede Wereldoorlog,86 169
47
Haan gefusilleerd op het kerkhof van Delfzijl.176 Het executiepeloton bestond uit Venema, Fokkema, Lunter en Jansen. Neuhäuser had de groep samengesteld en gaf het genadeschot.177 Na de executie van Kees de Haan werd het stil rondom de SD van Delfzijl. Dat is vreemd, omdat het verschilt van het algemene beeld van de SD tijdens de Hongerwinter. Sterker nog dan tevoren was de SD een terreurapparaat geworden en sterker ook dan tevoren concentreerde de SD zich op de illegale werkers.178 Pas enkele dagen voor het einde van de oorlog in Delfzijl waren er opnieuw slachtoffers van de Dienststelle Delfzijl te betreuren. Het ging hierbij om de gebroeders Sleutelberg. Lazerus en Meijer, geboren in 1901 en 1908 waren beide veehandelaar van beroep. De joodse broers zaten de gehele oorlog ondergedoken, ze gingen van boerderij naar boerderij. Op 24 april 1945, ruim een week voor de bevrijding van Delfzijl, werden beide broers ontdekt door Duitse militairen.179 De gebroeders Sleutelberg werden vervolgens binnengebracht bij de SD. Bordeaux gaf vervolgens Neuhäuser weer de opdracht om beide mannen te fusilleren. Neuhäuser zou (naar eigen zeggen) echter geweigerd hebben. Omstreeks tien uur ’s avonds kwam Siert Bruins bij Bordeaux, nadat hij een aantal borrels had gedronken in Delfzijl. Hij verzocht persoonlijk bij zijn chef beide broers te mogen doodschieten. Neuhäuser zou als chauffeur de andere drie mannen naar de jodenbegraafplaats van Delfzijl hebben gereden. Bruins liep met beide mannen een weiland in en kwam anderhalf uur later weer terug. In de tussentijd had Bruins de beide mannen hun eigen graf laten graven en daarna Lazerus en Meijer Sleutelberg in koelen bloede vermoord.180 Echter, volgens de verklaring van de SD’er Jansen hadden zowel Neuhäuser als Bruins allebei een van de gebroeders doodgeschoten.181 Berechting
Na de dubbele moord op de gebroeders Sleutelberg was het over voor de SD te Delfzijl. Dat had alles te maken met het oorlogsverloop. Op 2 mei stonden de Canadese soldaten voor de bunker van de Duitse commandant. Deze kon niets anders doen dan zich overgeven. De SD’ers van het Scholtenhuis in Groningen waren inmiddels al gevlucht via Zoutkamp naar het 176
K.G. Bos, Hoogezand en Sappemeer tijdens de Tweede Wereldoorlog, 87. NA, CABR toeg. nr. 2.09.09, inv. nr. 402, deeldossier 736, Proces verbaal Bordeaux. 178 L. de Jong, Het koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog. Deel 10b, Het laatste jaar, 1e band, 350. 179 M. Brinks en J. Kooistra, Represailles in Groningen, 262. 180 NA, CABR toeg. nr. 2.09.09, inv. nr. 402, deeldossier 736, Proces verbaal Bordeaux, verklaring August Neuhäuser in de zaak Sleutelberg. 181 NA, CABR toeg. nr. 2.09.09, inv. nr. 404, deeldossier A/1438, proces verbaal H. Bordeaux, verklaring Heinrich Jansen in de zaak Sleutelberg. 177
48
eiland Schiermonnikoog. Ook enkele landwachters en SD’ers uit Den Haag vertrokken naar het eiland.182 Voor de SD’ers van Delfzijl lag dat anders. SD-chef Heinrich Bordeaux had tijdens de oorlog in Nederland een vrouw leren kennen. Begin 1945 was deze vrouw in verwachting geraakt en met de oprukkende geallieerden leek het Bordeaux beter haar naar Duitsland te sturen. Ze kwam vervolgens in Wilhelmshaven terecht. Na de capitulatie sloeg ook Bordeaux op de vlucht. Maar toen hij er achterkwam dat zijn vrouw inmiddels weer naar Nederland was teruggekeerd gaf hij zichzelf aan voor haar veiligheid.183 Vier jaar later werd Dienststelleleiter Bordeaux door de Groninger Kamer van het Bijzonder Gerechtshof te Leeuwarden veroordeeld tot tien jaar gevangenisstraf.184 Dit ondermeer voor het doodschieten van in totaal zes burgers en het door brand verwoesten van een woning.185 Van belang bij de zaak Bordeaux was ook de menselijke kant die hij zou hebben getoond in de oorlog. Na de oorlog beschreven enkele vooraanstaanden van Delfzijl de man Bordeaux als een goed politieman. Kleinigheden zag hij weleens door de vingers, maar in het algemeen was hij stipt. Bij de bevolking van Delfzijl wilde hij graag een goede naam hebben. Bordeaux was bang voor zijn superieuren uit Groningen, maar had ook begrip voor de moeilijke positie en deed buiten de SD - als dat kon - wat voor de Nederlandse bevolking. Hij leefde sober en dronk bijvoorbeeld. De algemene indruk, was dat Bordeaux de bevolking van Delfzijl zoveel mogelijk spaarde.186 Heinrich Hermann Andreas Bordeaux overleed in 1999. De rechtbank was minder welwillend om de goede kanten te zien van August Neuhäuser en Erwin Risch. Beide mannen kwamen begin 1941 aan in Delfzijl en verbleven er tot het einde van de oorlog. Juist deze twee personen zorgden voor de enorme geweldsescalatie in de maanden september/oktober 1944. Erwin Risch werd in 1949 veroordeeld tot vijftien jaar gevangenisstraf. Dit was onder meer voor het geven van het bevel tot het doodschieten van twee personen en vuurgevechten met verscheidene personen verdacht van verzetsactiviteiten, waarbij twee van hen gedood werden en één gewond raakte. Ook was het voor mishandeling van gevangenen en het dulden van mishandeling door ondergeschikten.187 Risch werd ook wel beschouwd als de felste SD’er van de Dienststelle Delfzijl. Hij stond bijzonder fel tegenover de Nederlandse bevolking en was een ‘Streber’ 182
M. Brinks, Het Scholtenhuis: Deel 1: Daden, 180. NA, CABR toeg. nr. 2.09.09, inv. nr. 402, deeldossier 736, Proces verbaal Bordeaux. 184 http://www.expostfacto.nl/nl/br/brfr.htm 185 De in de brand gestoken woning was een zomerhuis aan het Schildmeer waar Baltes Timmer gearresteerd werd. 186 NA, CABR toeg. nr. 2.09.09, inv. nr. 402, deeldossier A/1438, Proces verbaal Bordeaux, beschrijving door Welleman, van Diedenhoven en Klaveren en Ridderbos. 187 http://www.expostfacto.nl/nl/br/brfr.htm Erwin Risch, zaaknummer NL089. 183
49
door dik en dun. Risch ‘voelde zich geweldig’. Volgens burgemeester Welleman had Risch een slechte invloed op Bordeaux. Risch zou zijn chef aansporen om strenger op te treden.188 Hetzelfde gold voor August Neuhäuser. Na de oorlog werd hij omschreven als een felle en arrogante Duitser waar men niets goeds van kon zeggen.189 Zijn houding en daden tijdens de oorlog leverden Neuhäuser een gevangenisstraf op van vijftien jaar. Dat was onder andere voor de leiding bij drie fusillades waarbij vier slachtoffers vielen (Actie Hoogezand, Kees de Haan en Baltes Timmer) en deelname aan de executie van drie andere personen (de Bruin, Omta en Dijkema).190 Neuhäuser kwam in 1960 vrij en leefde daarna in het Duitse Nordhorn met de Nederlandse Fennigje Flikkema, afkomstig uit Spijk. Neuhäuser had haar leren kennen ten tijde van de oorlog.191 Voor de medeplichtigheid aan de moord op de gebroeders Sleutelberg kwam Neuhäuser, samen met Bruins, pas eind jaren zeventig voor de Duitse rechter. Neuhäuser moest nogmaals voor acht jaar de cel in. August Neuhäuser overleed echter in 1985. Adam Koppa, ‘het manusje van alles’, werd vrijgesproken ondanks het feit dat hij betrokken was bij de moord op Ruurd de Bruin. Koppa werd in 1949 in bij verstek veroordeeld, maar tekende bezwaar aan. In 1951 kwam de zaak opnieuw voor waarna hij vrijgesproken werd.192 Siert Bruins werd net als Koppa bij verstek veroordeeld tot de doodstraf. Bruins ontliep zijn rechtszaak door de laatste boot vanuit Delfzijl naar het Duitse Emden te nemen. De ex-Rottenführer werd door een Fühererlass van 1943 Duitse staatsburger omdat hij diende bij de SS. Bruins dook eerst onder in het Duitse Leer, later verhuisde hij naar Altenbreckerfeld, een klein dorpje ten zuiden van Dortmund. Bruins, nu verder levend onder de naam van Siegfried Bruns, begon een bedrijfje in houten tuinhekken. Hij zou een normaal bestaan opbouwen met zijn vrouw Sapke en twee zonen. In 1979 werd Bruins samen met Neuhäuser alsnog veroordeeld tot een celstraf voor de moord op de gebroeders Sleutelberg. Bruins kreeg acht jaar. In 2013 ging men weer opzoek naar Bruins. Inmiddels was hij één van de laatste nog levende oorlogsmisdadigers. Siert Bruins werd echter nog niet veroordeeld in de zaak van de verzetstrijder Aldert Klaas Dijkema. De 93-jarige Bruins werd zoals we gezien hebben wel schuldig bevonden, maar moord viel niet meer te bewijzen. Daardoor kwam er geen uitspraak van de Duitse rechter en kon Bruins weer op vrije voeten naar huis. 188
NA, CABR toeg. nr. 2.09.09, inv. nr. 402, deeldossier A/1438, Proces verbaal Bordeaux, beschrijving door Welleman, van Diedenhoven en Klaveren en Ridderbos. 189 Idem. 190 http://www.expostfacto.nl/nl/br/brfr.htm August Neuhäuser, zaaknummer NL088. 191 Nieuwsblad van het Noorden, rechtse demonstratie bij proces Siert Bruins. 1-12-1979. 192 http://www.expostfacto.nl/nl/br/brfr.htm Adam Koppa, zaaknummer NL235
50
Uit de schaduw van het Scholtenhuis
De moord op Aldert Klaas Dijkema is één van de voorbeelden van een duidelijke uiting van terreur door de Duitse bezetter tijdens de oorlogsjaren 1940-1945. De uitoefening van terreur in Nederland door de bezetter was van meet af aan een wezenlijk onderdeel geweest van het beleid van het Derde Rijk. In Duitsland in de jaren dertig was dit al zichtbaar en ook in Nederland kwamen na de 10e mei 1940 meteen organisaties van de grond zoals de Ordnungspolizei, Sicherheitspolizei en de Sicherheitsdienst. Elke regio van Nederland werd voorzien van een Aussenstelle die weer verantwoording schuldig was aan de hoogste leider van Himmler in Nederland, de Oostenrijker Hanns Albin Rauter. Naar mate de oorlog vorderde groeide ook het verzet tegen de bezetter. Een direct gevolg daarvan was dat de terreur ook toenam. Vanuit de SiPo en de SD werden acties tegen het verzet ondernomen, om het zoveel mogelijk in de kiem te smoren en te voorkomen dat anderen de acties zouden overnemen. Dit had maar deels het gewenste effect. De bezetter trad op grote schaal en keihard op tijdens de ‘april-mei stakingen’. Daarna kwamen de Silbertanne-acties in september 1943. Een jaar later volgde het meest gewelddadige middel. Het Niedermachungsbefehl van september 1944 leidde een periode van ongekende terreur in waarbij alle verdachten van illegaal werk zonder rechtspraak gefusilleerd mochten worden. Vanaf 30 mei 1940 bevond zich in de Groningse havenplaats Delfzijl een Aussenpost die in het begin van de bezetting formeel tot de Grenzpolizei behoorde. De belangrijkste taak was het controleren van de scheepvaart en het bewaken van de zeegrens. Voor alle acties was toestemming van bovenaf nodig. Zowel de bevelen als de toestemming kwam vanuit het Scholtenhuis waar de Aussenstelle Groningen zetelde. Het openlijk geweld in de laatste oorlogsmaanden door de bezetter was in het noorden van Nederland het meest heftig. De Aussenstelle Groningen - en daarmee dus ook de ondergeschikte Dienststelle Delfzijl - onderscheidde zich niet zozeer door de ernst van hun daden, als wel door de relatief grote frequentie waarmee het geweld werd toegepast. In Groningen stierven tijdens de bezetting 473 personen door betrokkenheid van de Duitse SiPo en SD. Van dit grote aantal werden 265 personen daadwerkelijk door de SiPo zelf neergeschoten. Hoewel in de provincie Noord Holland dit aantal met 381 personen hoger lag, was het aantal slachtoffers per hoofd van de bevolking daar toch aanmerkelijk geringer. In Noord-Holland woonden bijna vier keer zoveel mensen als in 51
de provincie Groningen. De Aussenstelle Rotterdam was betrokken bij 159 executies terwijl ook daar het bevolkingsaantal vier keer zo groot was als in de provincie Groningen. De SD in Delfzijl ging echter pas zelfstandig personen executeren en fusilleren toen het Niedermachungsbefehl was afgegeven. Tot die tijd werden arrestanten naar Groningen doorgestuurd voor een ‘verscherpt verhoor’ of erger. De hoeveelheid slachtoffers die de afdeling Delfzijl daardoor maakte was daardoor over de hele oorlog gerekend aanzienlijk minder dan andere Aussenstellen in Nederland. Delfzijl hield zich in het begin van de bezetting meer met andere taken bezig en kreeg pas laat in de oorlog de middelen en mogelijkheden om zonder overleg illegale werkers te vermoorden. Hoewel in Delfzijl hard is opgetreden door de SD, is dat niet exceptioneel ten opzichte van de andere Aussenposten elders in het land. In feite was Reinhard Zeef het eerste slachtoffer dat viel, een onderduiker die trachtte te vluchten. Ruurd de Bruin werd het eerste slachtoffer van de SD Delfzijl na afkondiging van het Niedermachungsbefehl. De Bruin zou de eerste zijn in een rij van negen slachtoffers in de maanden september en oktober 1944. Daarna duurde het enkele maanden voordat de laatste twee slachtoffers te betreuren vielen. De gebroeders Sleutelberg werden vlak voor het eind van de oorlog gefusilleerd door de Duitser August Neuhäuser en de Nederlander Siert Bruins. Het precieze aantal slachtoffers is echter niet bekend. Daarnaast is van enkele fusillades ook niet duidelijk welke personen direct verantwoordelijk waren. Tegenstrijdige getuigenissen en onderling afwijkende verhalen zorgen tot op de dag van vandaag dat er nog altijd zaken onopgelost zijn. De leden van de Dienststelle werden alleen veroordeeld voor de zaken van na september 1944. Voor die tijd zijn waarschijnlijk ook vele gearresteerden naar Groningen doorgevoerd waarmee hun lot in de handen van personen op het Scholtenhuis terecht kwam. Specifiek aan het optreden van de SD-Dienststelle Delfzijl was het grenspolitiewerk aan het begin van de bezetting. Daarmee waren ze de enige Aussenpost in Nederland met deze taak. Minder specifiek, maar toch opvallend, was dat men in Delfzijl zo intensief gebruik maakte van het Niedermachungsbefehl. Blijkbaar voelde de SD van Delfzijl zich toen niet alleen voor het eerst in staat zelfstandig illegale werkers te fusilleren, maar had men daarop zitten wachten. Hoewel de bevelen daarvoor uit Groningen kwamen, werd dit toch de meest gewelddadige periode van de Dienststelle Delfzijl met een aantal dodelijke slachtoffers tot gevolg. Andere oorzaken voor de 52
geweldsescalatie was het steeds beter georganiseerde verzet rond Delfzijl en de afwezigheid van de joodse bevolking sinds 1942, waardoor men zich volledig op het verzet kon richten. Op het eerste gezicht - en dan vooral voor wat betreft de periode na de afkondiging van het Niedermachungsbefehl - lijkt Delfzijl een negatieve uitschieter; er is daarom aanleiding de gang van zaken in de Groninger havenstad nader te onderzoeken. De Germaanse les in gruwelijk sadisme werd op deze manier ook in Delfzijl aan het einde van de oorlog ‘gegeven’. Vanaf het najaar van 1944 kwam men in Delfzijl letterlijk uit de schaduw van het Scholtenhuis.
53
Lijst met betrokken SD Delfzijl en overzicht slachtoffers Volgens personeelskaarten van het OVCG193 1941
1943
1945
Richard Niese
Henrich Bordeaux
Henrich Bordeaux
Heinrich Bordeaux
August Neuhäuser
August Neuhäuser
Peter Bonner
Erwin Risch
Erwin Risch
Erwin Risch
Adam Koppa
Adam Koppa
August Neuhäuser
Bernard Gude
Bernard Gude
Adam Koppa
Andreas Buttner
Andreas Buttner
Hermann Schumacher
C. Verhoef
Siert Bruins
Fritz Schumacher
F. van Aalst
Wilhelm Lunter
Helmüt Schaeper
W. Busscherman
Meint Fokkema
Adolf Becker
Meindert Wielsma
Heinrich Jansen
Joseph Kindel
C.B. Meijer
Kornelis Sikkema
Bernard Help
Wilhelm Lunter
Jacob Venema
Walter Barsch
Heinrich Jansen
Eisse Broekema
Ernst Jentjens
Peter Vellinger
H. Mulder
Jan Rudolf Sievers
Pieter van der Sluis
Anton Hendriks
Rudolf Jan Sievers
P.M. Zoutendijk
C.B. Meijer
Jacob Venema
C. Verhoef
Meint Fokkema
Bernard Gude
Siert Bruins
In 1940 waren korte tijd de Duitsers Uller en Rulle actief, afkomstig uit Emden.194 Ook was in 1940 een zekere Dencker aangesteld in Delfzijl. Hij werd begin 1941 overgeplaatst naar Afrika, waar hij al snel sneuvelde.195 Bij de arrestatie van onder andere Omta en de Aktie Hoogezand was ene W.H. Leerster betrokken als SD-Angestellter.196
193
OVCG, toegang. Nr. 2220, inv. Nr. 126, Medewerkers van de SD in Delfzijl 1941, 1943 en 1945 met aanvullende informatie. 194 NA, CABR toeg. nr. 2.09.09, inv. nr. 402, deeldossier 736, Proces verbaal Bordeaux. 195 OVCG, toegang. Nr. 2220, inv. Nr. 126, Medewerkers van de SD in Delfzijl 1941, 1943 en 1945 met aanvullende informatie. 196 Nieuwsblad van het Noorden, 11 maart 1950.
54
De Dienststelle Delfzijl was in de periode 1943-1945 direct betrokken bij de dood van: Reinhard Zeef (Eenrum 18 oktober 1923 – Spijk 4 december 1943) Ruurd de Bruin (Winschoten 21 oktober 1898 – Krewerd 10 september 1944) Aldert Derk Omta (Spijk 18 maart 1879 – Bierum 9 september 1944) Aldert Klaas Dijkema (Ten Boer 31 oktober 1907 – Appingedam 22 september 1944) Baltes Timmer (Schildwolde 24 juni 1913 – Delfzijl 4 oktober 1944) Harm Zwiers (Hoogezand 6 september 1908 – Hoogezand 5 oktober 1944) Meint Veninga (Lula 3 januari 1897 – Hoogezand 5 oktober 1944) Jan Huitzing (Hoogezand 13 juni 1920 – Hoogezand 5 oktober 1944) Jan Sangers (Hommerts 21 februari 1911 – Hoogezand 5 oktober 1944) Kornelius Enno de Haan (Sappemeer 30 december 1914 – Delfzijl 7 oktober 1944) Lazarus Sleutelberg (Farmsum 9 november 1901 – Delfzijl 25 april 1945) Meijer Sleutelberg (Farmsum 2 februari 1908 – Delfzijl 25 april 1945)
55
J.C. Borgdorff
T. Drupsteen
C. Wardenaar jr.
R. de Bruin
A.D. Omta
A.K. Dijkema
B. Timmer
H. Zwiers
M. Veninga
J. Sangers
J. Huitzing
In
dit
omgekomen inmenging
C. Wardenaar
overzicht
van
personen
door
van
de
SD
in
Delfzijl missen de foto’s van Reinhard
Zeef
en
Lazarus
Sleutelberg. K.E. de Haan
M. Sleutelberg
56
Overzicht rangen SD en SiPo
SS-rang
Gestapo
Nederlandse equivalent
Sturmbannführer
Kriminalrat
Majoor
Hauptsturmführer
Kriminalinspektor
Kapitein
Obersturmführer
Kriminalkomissar
1e Luitenant
Untersturmführer
Kriminalsekretär
2e Luitenant
Sturmscharführer
Adjudant
Hauptscharführer
Kriminaloberassisten
Sergeant-Majoor
Oberscharführer
Kriminalassisten
Staf-Sergeant
Scharführer
Kriminalassisten auf Probe
1e Sergeant
Unterscharführer
Kriminalassistenanwärter
Sergeant
Rottenführer
Korporaal
Sturmmann
Soldaat 1e klasse
Oberschütze
Soldaat 2e klasse
Schütze / Mann
Soldaat
57
Gebruikte archieven en archivalia
Bundesarchiv Berlin, afdeling Lichterfelde (BAB),
NSDAP mitgliederparteikarte Erwin Risch. NSDAP mitgliederparteikarte Heinrich Hermann Andreas Bordeaux. R/70/Niederlande, toeg. nr. 80132, inv. nr. 51, film 5, Errichtung und Verstärkung des Grenzpolizeipostens Delfzijl, 1940-1941. Rasse- und Siedlungshauptamtes SS toeg. Nr. R 9361 III/ 18508, inv. nr. A5088, August Neuhäuser. Rasse- und Siedlungshauptamtes SS toeg. Nr. R 9361 III/ 18508, inv. nr. A5088, Heinrich Hermann Andreas Bordeaux. Rasse- und Siedlungshauptamtes SS toeg. Nr. R 9361 III/ 18508, inv. nr. E0311, Richard Niese. SS-Führerpersonalakten, inv. nr. 91, Heinrich Hermann Andreas Bordeaux.
Gemeente archief Delfzijl (GAD),
Toeg. nr. 1755, brief van chef-veldwachter Herman van der Werf aan de ‘Wehrmachtbezirksverwaltung’ van 26 augustus 1941. toeg. Nr. 1755, brief van de burgemeester aan de procureur-generaal te Leeuwarden van 8 november 1941.
Nationaal Archief (NA),
CABR toeg. nr. 2.09.09, inv. nr. 89, Meint Fokkema. CABR toeg. nr. 2.09.09, inv. nr. 330, Erwin Eduard Gustav Risch. CABR toeg. nr. 2.09.09, inv. nr. 353, August Neuhäuser. CABR toeg. nr. 2.09.09, inv. nr. 402, Heinrich Hermann Andreas Bordeaux. CABR toeg. nr. 2.09.09, inv. nr. 2542, Erwin Eduard Gustav Risch. CABR toeg. nr. 2.09.09, inv. nr. 2776, Adam Koppa. CABR toeg. nr. 2.09.09, inv. nr. 71424, Adam Koppa. CABR toeg. nr. 2.09.09, inv. nr. 71425, Wilhelm Hermann Lunter. 58
Nederlands instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies (NIOD),
Toeg.
nr.
001
Wehrmachtsbefehlhaber
in
die
Niederlande,
inv.
nr.
396,
Ortskommandantur Delfzijl. Toeg. nr. 001 Wehrmachtsbefehlhaber in die Niederlande, inv. nr. 851-855, hafenkommandant Delfzijl. Toeg. nr. 077 Generalkommissar für das Sicherheitswesen, inv. nr. 1388b, Grensbewaking Delfzijl. Toeg. nr. KB I, inv. nr. 1165, Knipselcollectie Siert Bruins. Toeg. nr. KB II, inv. nr. 642, Knipselcollectie Delfzijl.
Oorlogs- en Verzetscentrum Groningen (OVCG),
Toeg. nr. 2183, Systeemkaarten van verzetsbetrokkenen. Toeg. nr. 2220, inv. nr. 65, Stukken betreffende kapitein Damsma. Toeg. nr. 2220, inv. nr. 33, informatie betreffende concentratiekamp Wilhelmshaven. Toeg. nr. 2220, inv. nr. 126, Stukken betreffende de gewone Duitse politie; de Ordnungspolizei; de SD Delfzijl. Toeg. nr. 2220, inv. nr. 352, Stukken betreffende de GDN. Toeg. nr. 2220, inv. nr. 686, Dossier Hermann Heinrich Bordeaux. Toeg. nr. 2220, inv. nr. 704, Stukken betreffende Siert Bruins en de Dienststelle der SD te Delfzijl: processen-verbaal van de POD en PRA; kranteartikelen, 1947-1979, 19471979. Toeg. nr. 2220, inv. nr. 707, Correspondentie tussen nn en de advocaat S. Boersma, 1946-1949, 1946-1949. Map Delfzijl. Dossier Siert Bruins.
59
Gebruikte literatuur en gedrukte bronnen
Aronson, S, Reinhard Heydrich und die frühgeschichte von Gestapo und SD. Stuttgart: Deutsche Verlagsanstalt, 1971.
Beukema, H, Oorlog aan Eems en Dollard. Delfzijl: maritext v.o.f., 2007.
Bierum in de branding. Groningen: de Vuurbaak, 1976.
Bos, K, Hoogezand en Sappemeer tijdens de Tweede Wereldoorlog: 1940-1945. Bedum: Profiel, 1991.
Both, N. de, Het Scholtenhuis 1940-1945: De Sicherheitsdienst in het Scholtenhuis, wie maakten er deel van uit en wat bezielde hen. Assen: In Boekvorm Uitgevers, 2008.
Bottema, J, Ze waren onder ons: 300 jaar joden in Delfzijl 1642-1942. Delfzijl: Eigen beheer, 1980.
Brinks, M. en Kooistra, J., Represailles in Groningen: Gewapend verzet en bloedige wraak 1940-1945. Leeuwarden: Uitgeverij Louise, 2013.
Brinks, M, Het Scholtenhuis 1940-1945: Deel 1: Daden. Groningen: OVCG Oorlogsen Verzetscentrum Groningen, 2009.
Brinks, M, Het Scholtenhuis 1940-1945: Deel 2: Daders. Groningen: OVCG Oorlogsen Verzetscentrum Groningen, 2013.
Browder, G, Hitlers enforcers: The Gestapo and the SS security service in the Nazi revolution. New York: Oxford, 1996.
Croes, M en Tammes, P, Gif laten wij niet voortbestaan: een onderzoek naar de overlevingskansen van joden in Nederlandse gemeenten, 1940-1945. Amsterdam, Aksant, 2006.
60
Dessing, A, Tulpen voor Wilhelmina: de geschiedenis van de Engelandvaarders. Amsterdam: Bert Bakker, 2004.
Dijk, T. van, Sterke verhalen: Journalist Ton van Dijk over de kneepjes van zijn vak. Amsterdam: Nijgh en van Ditmar, 2012.
Gerritse, T, De ploert Hanns Albinn Rauter en de correcte ambtenaar Wilhelm Harster: de opmerkelijke rechtspleging tegen twee SS-kopstukken. Soesterberg: Aspekt, 2006.
Jong, L. de, Het koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog. 14 delen. Den Haag: Staatsuitgeverij, 1969-1991.
Klatter, J, De verzetsgroep Zwaantje: oorlogsbelevenissen van dr. Allard Oosterhuis. Amsterdam: N.V. het Parool, 1968.
Kok, A, De verrader: leven en dood van Anton van der Waals. Amsterdam: de Arbeiderspers, 1995.
Lenselink, F, Delfzijl 1940-1945: een terugblik op vijf jaren oorlog en bezetting. Bedum: Profiel, 1995.
Liempt, A. van (redactie), De jacht op het verzet: het meedogenloze optreden van Sicherheitsdienst en Nederlandse politie tijdens de Tweede Wereldoorlog. Amsterdam: Balans, 2013
Mulder,
A.
en
Reinders,
H.,
De
nadagen
van
het
verzet.
Kampen:
uitgeverijmaatschappij J.H. Kok, 1990.
Niemeijer, J. A. en Mulder, A. (redactie), Verzet in Groningen. Groningen: WoltersNoordhoff, 1986.
Schaap, I, Sluipmoordenaars: De Silbertanne-moorden in Nederland 1943-1944. Meppel: Just Publishers, 2010.
61
Schortinghuis, D, Met de dood voor ogen: herinneringen van de verzetsstrijder D.H. Schortinghuis. Bedum: Profiel, 2000.
Schuten, J, De geschiedenis van de Ordedienst: Mythe en werkelijkheid van een verzetsorganisatie. Den Haag: SDU uitgevers, 1998.
Smith, B.F., Heinrich Himmler: a Nazi in the making 1900-1926. Stanford: Hoover Institution Press, 1971. Veld, N.K.C.A. in ‘t, De SS en Nederland. Amsterdam: Sijthoff, 1976.
Vening, W, Verzetsgroep Zwaantje. Bedum: Profiel, 2003.
Visser, F, De Zaak: Antonius van der Waals. Den Haag, Zuid-Hollandse uitgeversmaatschappij, 1974.
62
Samenvatting
In deze masterscriptie voor de Rijksuniversiteit Groningen is uiteengezet hoe de Aussenpost Delfzijl zich tijdens de bezetting ontwikkelde. Nadruk ligt op een vergelijking met het algemene beeld van de SD en SiPo in geheel Nederland tijdens de oorlog. Dat algemene beeld is, dat de SD en SiPo wreed waren, hard in hun methodes en mensenlevens niet spaarden. In de provincie Groningen was deze terreur van de SD en SiPo – zeker in de laatste maanden - het meest aanwezig. Groningen verschilde niet zozeer in de ernst van de delicten als wel in de frequentie waarmee geweld werd toegepast ten opzichte van de rest van Nederland. Het Scholtenhuis, het hoofdkwartier op de Grote Markt in Groningen, speelde daarbij de belangrijkste rol. De Dienststelle Delfzijl was in mei 1940 opgericht als Grenzpolizei. De Duitser Heinrich Hermann Andreas Bordeaux had in Emden voor 1940 in dit werk ervaring opgedaan. Bordeaux zou in de eerste drie jaren plaatsvervangend Dienststelleleiter zijn en na 1943 de chef van Delfzijl. Onder Bordeaux stonden enkele fanatieke Duitsers die vanuit hun burgerberoep geen politieachtergrond hadden. Onder hen waren August Neuhäuser en Erwin Risch de meest fanatieke. Ook de Nederlandse collaborateurs speelden een grote rol bij de jacht op het verzet na 1943. De Landwacht assisteerde de SD bij veel arrestaties. In het jaar 1943 vond de ‘april-mei staking’ plaats waardoor de sfeer heftiger werd tussen de bezetter en het onderdrukte Nederlandse volk. Voor de Dienststelle Delfzijl bleef echter aanvankelijk de bewaking van de zeegrens en het controleren van de scheepvaart het belangrijkste doel. Dit veranderde vanaf 1944. Het Niedermachungsbefehl van september 1944 gaf de Aussenstellen en de daaronder vallende posten de mogelijkheid personen verdacht van illegaal werk standrechtelijk te fusilleren. De SD van Delfzijl was daarna direct betrokken bij elf fusillades. De maanden september en oktober 1944 waren de meest gewelddadige in de omgeving van Delfzijl. De Nederlandse collaborateur Siert Bruins kwam begin 2014 opnieuw voor de Duitse rechter voor de zaak van de moord op de verzetsstrijder Aldert Klaas Dijkema. Bruins werd niet veroordeeld, omdat het bewijs niet meer te leveren was. De zaak Bruins bewijst wel dat de oorlog nog altijd geen geschiedenis geworden is. Deze scriptie voegt een hoofdstuk toe aan het optreden van de SD in Nederland en speciaal voor het noorden van het land. Daarnaast laat de scriptie zien dat ook in de kleine plaatsen volop
terreur werd
uitgeoefend. Met deze scriptie komt de SD Delfzijl – zo is de bedoeling geweest - voor het eerst uit de schaduw van het Scholtenhuis.
63
Bijlage: foto’s van de oorlog in Delfzijl en SD Delfzijl
De Ortskommandant voor het gemeentehuis 13 mei 1940.
Heinrich Bordeaux, chef van de SD Delfzijl.
64
August Neuhäuser tijdens zijn proces in 1980.
Siert Bruins tijdens zijn proces begin 2014.
65
Canadese soldaten inspecteren een Duitse auto voor het kantoor van de SD Delfzijl.
Afweergeschut nabij Delfzijl
66
Het onderkomen van de SD Delfzijl in de periode 1940-1945.
Het Scholtenhuis (Rechts), hier werden arrestanten naartoe gestuurd, onder meer voor ondervraging 67