Aan De Regionale Korpsbeheerders De Minister van Justitie t.a.v. mr. J.J.H. Suyver H 742 i.a.a. de Regiokorpschefs de Korpschef van het Korps landelijke politiediensten Bijlagen 1
Uw kenmerk
Ons kenmerk EA94/U2043
Datum 20 juni 1994
Inlichtingen bij drs. H.W.J. Helsen
Doorkiesnummer 070-3027474
Onderwerp Regeling spaarloon politie
Departementsonderdeel directie Politie
Doelstelling Juridische grondslag Relatie met andere circulaires
: informatie : geen : geen
Geachte heer/mevrouw, In de belastingwetgeving is in 1994 de mogelijkheid geopend fiscaal voordelig te sparen. Gebleken is dat de belangstelling daarvoor leeft bij de politie. Immers, zowel korpsen als de politievakorganisaties hebben aangedrongen op het openen van de mogelijkheid van spaarloon binnen de politie. Van sommige korpsen zijn al nadere initiatieven tot invoering van spaarloon bekend. Voor de eindredactie van de Regeling spaarloon politie is via de ambtelijke staf van het Korpsbeheerdersberaad dan ook informatie van de zijde van de korpsen ingebracht. Bijgaande Regeling spaarloon politie, die tevens in de Staatscourant zal worden gepubliceerd, strekt ertoe een kader te scheppen voor de invoering van spaarloon voor alle politie- ambtenaren en kan dan ook worden gezien als een raamregeling. De uitvoering is verder een zaak voor het bevoegde gezag. Met het bovenstaande hoop ik u voldoende geïnformeerd te hebben.
Datum 's-Gravenhage, 20 juni 1994 Nummer EA94/U2043 Departementsonderdeel directie Politie Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken tot vaststelling van bepalingen met betrekking tot het gebruik van de mogelijkheid van spaarloon als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel h, onder 2˚, van de wet op de loonbelasting binnen de sector Politie (Regeling spaarloon politie) DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN, BESLUIT: Artikel 1 In deze regeling wordt verstaan onder: 1. ambtenaar: a. de ambtenaar, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel f van het Besluit algemene rechtspositie politie. 2. bevoegd gezag: degene die ten aanzien van de ambtenaar wordt aangemerkt als inhoudingsplichtige als bedoeld in de Wet op de loonbelasting. 3. salaris: a. het salaris als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel j, van het Besluit bezoldiging politie; b. het maandgeld van de adspirant als bedoeld in artikel 3 van het Besluit bezoldiging politie. Artikel 2 1. Het bevoegde gezag houdt op verzoek van de ambtenaar op diens salaris een bedrag in en maakt dat over op een door de ambtenaar opgegeven spaarloonrekening dan wel de rekening van de financiële instelling waarbij de ambtenaar een overeenkomst van levensverzekering waarbij een lijfrente of een kapitaalsuitkering is verzekerd, heeft afgesloten. Dit bedrag is niet hoger dan het ingevolge artikel 11, eerste lid, onderdeel h, onder 2˚ juncto artikel 34a, vijfde lid, van de Wet op de loonbelasting vastgestelde maximum spaarbedrag. 2. In afwijking van het eerste lid kan het bevoegde gezag een spaarinstelling aanwijzen als bedoeld in artikel 15, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling werknemersspaarregelingen en winstdelingsregelingen. Artikel 3 1. Het in artikel 2 bedoelde verzoek wordt schriftelijk gedaan op een door het bevoogde gezag nader te bepalen wijze. 2. Indien het bevoegde gezag geen spaarinstelling heeft aangewezen, overlegt de ambtenaar bij zijn verzoek een op schrift gestelde verklaring van een financiële instelling als bedoeld in artikel 15, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling werknemersspaarregelingen en winstdelingsregelingen waarbij hij een spaarloonrekening heeft geopend waaruit blijkt dat:
b. deze instelling, indien het spaarbedrag wordt gestort op een spaarloonrekening, het bevoegde gezag direct na afloop van elk kalenderjaar waarin de ambtenaar heeft gespaard een schriftelijke opgave zal verstrekken waaruit het verloop van diens spaartegoed blijkt voor zover het betreft: 1. het spaarloon; 2. op het tegoed gekweekte inkomsten over de periode waarin het spaarloon ingevolge deze regeling niet ter beschikking van de ambtenaar komt; c. deze instelling ingeval van de opneming van spaargelden als bedoeld in artikel 11, tweede lid, de als dan in te houden bedragen in verband met loonheffing, alsmede de premies ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Werkloosheidswet en de Ziektewet, dan wel hetgeen daarmee overeenkomt, volgens opgave van het bevoegde gezag aan hem zal doen toekomen. Artikel 4 Bij het in artikel 2 bedoelde verzoek doet de ambtenaar opgave van tenminste de volgende gegevens: a. het op zijn salaris in te houden spaarbedrag; b. of dit bedrag in gelijke maandelijkse termijnen dan wel, indien de spaarloonregeling van het korps daarin voorziet, in een keer op het salaris dient te worden ingehouden; c. het bank- of gironummer van de in artikel 3 bedoelde financiële instelling; d. het nummer van de spaarloonrekening. Artikel 5 1. Indien de ambtenaar in maandelijkse termijnen spaart behoeft het verzoek daartoe slechts een keer te worden ingediend. 2. De ambtenaar kan telkens per 1 januari van enig kalenderjaar het bevoegde gezag schriftelijk verzoeken het maandelijks in te houden bedrag te wijzigen, een en ander met inachtneming van het in artikel 2 bedoelde maximumbedrag. 3. Het bevoegde gezag kan nadere regels stellen over de wijze waarop de ambtenaar een verzoek als bedoeld in het tweede lid indient. 4. Indien de ambtenaar spaart via een inhouding in een keer op zijn salaris dient hij het verzoek daartoe ieder jaar in. Artikel 6 Het bevoegde gezag stort het op het salaris van de ambtenaar ingehouden spaarbedrag onmiddellijk op het door de ambtenaar opgegeven bank- of gironummer van de financiële instelling ten gunste van de spaarloonrekening van de ambtenaar respectievelijk ten gunste van de afgesloten levensverzekering. Artikel 7 Het is de ambtenaar niet toegestaan rechtstreeks stortingen op zijn spaarloonrekening te verrichten. Artikel 8 1. De ambtenaar kan de op zijn spaarloonrekening gestorte spaarbedragen opnemen indien: a. het spaarbedrag ten minste vier kalenderjaren op de spaarloonrekening heeft gestaan; b. het spaarbedrag wordt aangewend inzake de verwerving van een tot hoofdverblijf dienende eigen woning zoals bedoeld in artikel 21, eerste lid, onderdeel b, van de Uitvoeringsregeling werknemersspaarregelingen en winstdelingsregelingen; c. het spaarbedrag wordt aangewend ter voldoening van premies verschuldigd ingevolge een overeenkomst van levensverzekering waarbij een lijfrente of een kapitaalverzekering is verzekerd, mits wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 16, tweede lid, juncto 8, eerste en tweede lid, van de Uitvoeringsregeling werknemersspaarregelingen en winstdelingsregelingen; d. indien het spaarbedrag wordt omgezet in effecten conform artikel 16 juncto de artikelen 6 en 7 van de Uitvoeringsregeling werknemersspaarregelingen en winstdelingsregelingen. 2 De ambtenaar kan vrij beschikken over de door de financiële instelling vergoede rente over
Voor het opnemen van spaarbedragen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdelen b en c, heeft de ambtenaar een schriftelijke machtiging van het bevoegde gezag nodig. Artikel 10 1. Op verzoek van de ambtenaar beëindigt het bevoegde gezag de inhouding van spaarbedragen op het salaris van de ambtenaar. 2. Inzake het opnemen van gespaarde bedragen is artikel 8 van overeenkomstige toepassing. Artikel 11 1. De deelname aan deze regeling eindigt van rechtswege indien het bevoegde gezag geen loon uit tegenwoordig dienstverband volgens de criteria die worden gehanteerd bij het arbeidskostenforfait van de loon- en inkomstenbelasting meer aan de ambtenaar betaalt. 2. Bij beëindiging van het dienstverband, waaronder begrepen het overlijden van de ambtenaar, geven de ambtenaar dan wel zijn nagelaten betrekkingen aan het bevoogde gezag aan of de gespaarde bedragen, met behoud van de opnamemogelijkheden als genoemd in artikel 8, eerste lid, onderdelen b en c, op de spaarloonrekening zullen blijven staan zolang de in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, genoemde termijn nog niet is verstreken dan wel dat gespaarde bedragen zullen worden opgenomen. 2. Indien gespaarde bedragen volgens het tweede lid worden opgenomen, geschiedt dit in overleg met het bevoegde gezag, teneinde te bewerkstelligen dat overeenkomstig artikel 22 van de Uittredingsregeling werknemersspaarregelingen en winstdelingsregelingen tot loonheffing krachtens de Wet op de loonbelasting, alsmede tot de inhouding van premies ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Werkloosheidswet en de Ziektewet, dan wel hetgeen daarmee overeenkomt, kan worden gekomen. Artikel 9 is van overeenkomstige toepassing. Artikel 12 Het is de ambtenaar niet toegestaan het tegoed op zijn spaarloonrekening respectievelijk de afgesloten levensverzekering op enigerlei wijze in onderpand te geven of zijn rechten hierop over te dragen. Artikel 13 Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 juni 1994. Artikel 14 Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling spaarloon politie.
TOELICHTING Algemeen De Wet van 1 november 1993 tot wijziging van een aantal wetten inzake belastingen, alsmede van een aantal wetten met het oog op het bevorderen van werknemersparticipaties en winstdelings- en spaarregelingen voor werknemers (initiatiefwet Vermeend/Vreugdenhil) heeft de belastingfaciliteiten ter zake met ingang van 1 januari 1994 verruimd. Van de ontstane mogelijkheden is die van het spaarloon bruikbaar binnen de sector Politie. Doel van deze raamregeling is de politie-ambtenaren in de gelegenheid te stellen gebruik te maken van de spaarregeling als bedoeld in de Wet op de loonbelasting. Op verzoek van de politie-ambtenaar houdt het bevoogde gezag een bepaald bedrag in op het bruto salaris (waaronder begrepen maandgeld). Op dit bedrag, dat aan een maximum is gebonden (in 1994 f 1541,00 op jaarbasis) behoeven geen loonheffing en (pseudo)premies WAO, WW en ZW te worden ingehouden. Het gespaarde bedrag dient tenminste vier kalenderjaren op een geblokkeerde rekening te worden gezet. Na ommekomst van die termijn is het spaarbedrag vrij op te nemen, zonder dat alsnog loonheffing c.a. verplicht is. Binnen de geblokkeerde termijn van vier kalenderjaren mogen gespaarde bedragen niet worden opgenomen. Hierop zijn enkele uitzonderingen, te weten: a. ingeval van de aanwending van de gespaarde bedragen voor de aankoop van een tot hoofdverblijf dienende eigen woning; b. indien de gespaarde bedragen worden aangewend voor de betaling van premies voor lijfrente- of kapitaalverzekeringen, waarbij de lijfrente of het verzekerde kapitaal pas na de periode van ten minste vier kalenderjaren wordt uitgekeerd; c. ingeval van beëindiging van het dienstverband, waaronder begrepen overlijden. Alsdan is echter loonheffing c.a. verplicht evenredig aan de tijd dat de gespaarde bedragen binnen de geblokkeerde termijn van vier kalenderjaren op de spaarloonrekening hebben gestaan; d. ingeval van aanwending van het spaarbedrag voor de aankoop van effecten. Een andere mogelijkheid is het spaarbedrag rechtstreeks aan te wenden voor verzekeringen als genoemd onder b. Het bevoegde gezag heeft de vrijheid een spaarinstelling aan te wijzen voor zijn bereik, dan wel de politie-ambtenaar zelf een spaarinstelling te laten kiezen. Hierover kan worden overlegd op regionaal niveau. Over de regeling is overeenstemming bereikt met de Commissie voor georganiseerd overleg in politie-ambtenarenzaken. Artikelsgewijs Artikel 1 Alle politie-ambtenaren kunnen deel nemen aan deze regeling. Op deze wijze wordt voldaan aan de eis vanuit de belastingwetgeving dat ten minste 75% van het personeel moet kunnen deelnemen. Het feitelijke deelnamepercentage is niet van belang. Omdat de regeling aansluit bij de belastingwetgeving inzake spaarloonregelingen is het bevoogde gezag gedefinieerd als degene die ten aanzien van de politie-ambtenaar als inhoudingsplichtige ingevolge de Wet op de loonbelasting 1964 wordt aangemerkt. Artikel 2 Met betrekking tot het maximaal te sparen bedrag wordt aangesloten bij de belastingwetgeving. Artikel 3 Voor een rechtspositionele handeling is een daartoe strekkend document vereist. Nu een deel van het salaris niet rechtstreeks aan de betrokken politie-ambtenaar wordt uitbetaald, ligt het in de rede dat een verzoek tot deelname aan de spaarloonregeling schriftelijk wordt ingediend. De vorm waarin dit dient te geschieden wordt door het bevoegde gezag bepaald In het tweede lid
Deze verklaring is nodig om het bevoegde gezag zoveel mogelijk te behoeden voor naheffingen in de sfeer van de loonbelasting en (pseudo)premieheffing. Indien de politie-ambtenaar met instemming van de financiële instelling voortijdig de gespaarde bedragen opneemt is immers, volgens de belastingwetgeving, sprake van op het moment van opneming door de werkgever verstrekt loon. Hierover dient dan alsnog loonheffing c.a. te worden toegepast. Het is het bevoegde gezag, zijnde inhoudingsplichtige, op wie deze wettelijke verplichting rust. Daarnaast is een administratie van de spaarbedragen vereist. Deze administratie zal door de financiële instellingen worden gevoerd. Het bevoegde gezag dient echter bij de loonadministratie een opgave te bewaren waaruit het verloop van het spaartegoed op de spaarloonrekening, inclusief de daarop bijgeschreven rente-inkomsten, blijkt. Artikel 5 De politie-ambtenaar kan op twee manieren sparen: a. door maandelijkse inhoudingen op het salaris. Hierbij geldt dat de politie-ambtenaar aangeeft welk bedrag moet worden ingehouden op zijn bruto salaris. Hoewel vanuit de belastingwetgeving dit bedrag maandelijks wisselend kan zijn, is gekozen voor een vast maandbedrag gedurende het lopende kalenderjaar om de administratieve last voor de Personeels- en salarisadministratie niet te groot te maken. Wel heeft de politie-ambtenaar het recht het maandbedrag per 1 januari van enig kalenderjaar te wijzigingen, uiteraard met inachtneming van het maximum spaarbedrag op jaarbasis; b. door een keer per jaar een inhouding te laten plaatsvinden. In dit geval dient de politieambtenaar ieder jaar een verzoek daartoe in. Een combinatie van maandelijkse inhoudingen en een inhouding in een keer is uitgesloten in verband met het feit, dat in dat geval het bevoegde gezag het maximumbedrag dat per jaar volgens de belastingwetgeving mag worden gespaard, moet bijhouden. Daartoe is de administratie echter niet ingericht. Een aanpassing daarvan betekent op dit moment een omvangrijke operatie, waaraan een forse kostenpost is verbonden. Artikel 7 Deze bepaling is een rechtstreeks gevolg van de betreffende belastingwetgeving. Artikel 8 In dit artikel is in het eerste lid aangegeven in welke situaties de politie-ambtenaar over de gespaarde bedragen kan beschikken. Naast de normaal te achten situatie, waarin de gelden ten minste vier kalenderjaren op de spaarloonrekening hebben gestaan, zijn nog drie situaties aangegeven. De eerste daarvan betreft de aankoop van een tot hoofdverblijf dienende eigenwoning. De tweede betreft het aanwenden van de spaargelden voor het voldoen van premies voor lijfrente- of kapitaalverzekeringen. Hierbij geldt dan wel dat de lijfrente of het verzekerde kapitaal pas na ten minste vier kalenderjaren na het aangaan van de verzekering wordt uitgekeerd, zodat de facto eenzelfde blokkeringstermijn ontstaat als indien de gelden vier kalenderjaren op de spaarloonrekening zouden staan. De derde betreft de mogelijkheid het spaarbedrag aan te wenden voor de aankoop van effecten. In de belastingwetgeving is ter zake bepaald dat de effecten onbezwaard deel moeten blijven uitmaken van het vermogen van de werknemer en dat bij verkoop van de effecten het bedrag onverwijld wordt teruggestort op de premiespaarrekening. De politie-ambtenaar kan wel vrij beschikken over de rente op de gespaarde bedragen. Artikel 9 Om te garanderen dat niet in strijd met de regeling en de belastingwetgeving gelden van de spaarloonrekening worden opgenomen, is voor het opnemen van geld binnen de blokkeringstermijn van vier kalenderjaren de uitdrukkelijke toestemming van het bevoegde gezag nodig. Op basis van de schriftelijke machtiging kan de financiële instelling tot uitbetaling overgaan.
Artikel 10 De politie-ambtenaar kan verzoeken de deelname aan de regeling te beëindigen. In dat geval bestaat niet het recht om de tot dan toe gespaarde bedragen op te nemen. Weliswaar wordt vanaf het moment van beëindiging van de deelname niet meer gespaard, maar voor het opnemen van gespaarde bedragen zal eerst de blokkeringstermijn van vier jaren meteen zijn verstreken. Wel blijft de mogelijkheid bestaan van het zogenoemde deblokkeren van spaargelden in gevallen genoemd onder artikel 8, eerste lid, onderdelen b en c. Artikel 11 In het eerste lid is aangegeven wanneer de deelname eindigt. In het algemeen zal dat het geval zijn bij beëindiging van het dienstverband, waaronder ook het overlijden van de politieambtenaar valt te begrijpen. Het tweede lid geeft aan dat de politie-ambtenaar of na diens overlijden zijn erfgenamen, een keuzemogelijkheid hebben ten aanzien van het tot het moment van beëindiging van het dienstverband of het overlijden gespaarde tegoed. Men kan het tegoed laten staan tot de blokkeringstermijn van vier kalenderjaren is verstreken. Men kan echter ook tot deblokkering overgaan. In dit laatste geval zal het bevoegde gezag alsnog over een gedeelte van het opgenomen bedrag tot loonheffing moeten overgaan. Daarom is in het derde lid aangegeven dat het opnemen van het tegoed geschiedt in overleg met het bevoegde gezag.