2. VERGADERING
Woensdag 14 juni 2006
VERSLAGVAN
D D 0
AANWEZIG
J.M. Geluk (voorzitter); A.E. van Veen (plaatsvervangend voorzitter); M. Dijkgraaf (plaatsvervangend secretaris)
Commissie Waterkering, Wegen en Vergunningen Commissie Water Commissie Middelen, Bestuurlijke zaken en Handhaving
60601330u
A.P. Noordermeer; A.J. Herweijer; L.A. Overwater; M. Schurg; C.M. Berning - Van Oostveen; H.K. Korteweg De Jager; D.E. Vermeulen; B. Vos - Wallenburg (leden) H. Chr. Bremer; J. van den Hoonaard (algemeen directeur) R. Bosua (afdelingshoofd financiën); S.L. Dob (directeur B&O); J.M.J. Waals (afdelingshoofd Beleid) G. Prins (verslaglegging). AFWEZIG
j. van Domburg (secretaris); A. van der Wende; M. Veldhoen
VERGADERVERSLAG (concept) 1. Opening. De voorzitter opent de vergadering om 13.30 uur en heet de aanwezigen welkom. De heer Geluk treedt deze vergadering op als voorzitter en mevrouw Van Veen als plaatsvervangend voorzitter. De voorzitter legt uit dat de reden van het vervroegde aanvangstijdstip van deze vergadering ligt in het feit dat dijkgraaf & heemraden op excursie gaan en uiterlijk 16.00 uur moeten vertrekken. Bericht van verhindering is ontvangen van de heren Veldhoen, Van der Wende en Van Domburg. De heer Van Domburg, secretaris van de commissie MBH, wordt vervangen door de heer M. Dijkgraaf. Mevrouw Vos - Wallenburg zal later aan de vergadering deelnemen. 2. Voorstel tot vaststelling van het verslag van de vergadering d.d. l maart 2006 Tekstueel Pagina 1. 4e alinea Per saldo is dus een bedrag van ca. 300.000 euro voor rekening van het Zuiveringsschap. Bovenstaande zin wordt gewijzigd in: Per saldo is dus een bedrag van ca. 300.000 euro voor rekening van het Waterschap Hollandse Delta. Pagina 4. 2e alinea De heer Schurg mist in het communicatieprogramma enkele bedrijven zoals transportorganisaties. Spreker verwijst naar de Eigen Vervoer Organisatie (EVO) die veelvuldig gebruik maakt van onze wegen en de heer Schurg vraagt om publicatie in vakbladen in overweging te nemen. Bovenstaande zin wordt gewijzigd in: De heer Schurg mist onder andere in het communicatieprogramma de bedrijven zoals transportorganisaties. Spreker verwijst naar de Eigen Vervoer Organisatie (EVO) die veelvuldig gebruik maakt van onze wegen en de heer Schurg vraagt om publicatie in vakbladen in overweging te nemen. Het verslag wordt met in achtneming van genoemde wijzigingen goedgekeurd en vastgesteld onder dankzegging aan de verslaglegger.
Verslag commissie MBH d.d. 14 luni '06
Naar aanleiding van De heer Noordermeer vraagt wederom aandacht voor de natuurvriendelijke oevers en de diervriendelijke inrichting. Naar sprekers inziens komen dieren die te water raken niet meer op eigen kracht op de oever en de heer Noordermeer doet het verzoek aan de organisatie hier naar te kijken. De voorzitter zegt toe dit punt mee te nemen. [Tijdens de start van het werk is hierover contact geweest tussen de opzichter van VPR en de afdeling Beheer, die een en ander zouden uitzoeken. Thans is de beschoeiing gereed op een hoogte, die na oplevering gelijk staat met het waterpeil. Hierdoor lijkt het maken van Fauna Uittreed Plaats (Fup's) niet nodig. Afhankelijk van de bevindingen van de afdeling Beheer kunnen zonodig nog enkele Fup's worden aangebracht.] Mevrouw Berning - Van Oostveen verwijst naar pagina 1; laatste alinea waarin spreekster informeert naar de evaluatie van Duurzaam Veilig I. De voorzitter verwijst naar de actielijst welke ter vergadering is uitgedeeld waarin het volgende antwoord is opgenomen: [Eind 2004 is in opdracht van de Unie van Waterschappen een evaluatierapport verschenen van bureau VIA over de 60km uur projecten, waarbij ook een aantal 60km gebieden van het waterschap Hollandse Delta (en de rechtsvoorgangers) zijn betrokken. Uit dit onderzoek blijkt dat het aantal slachtofferongevallen significant is gedaald (24%). Uit het onderzoek bleek ook dat de verkeersproductie in tegenstelling tot de verwachting in deze gebieden niet is veranderd. Dit komt m. n. omdat het bovenliggend wegennet te zwaar is belast. Wat betreft de kosteneffectiviteit laat het onderzoek zien dat de sobere inrichting van de 60km gebieden met een bedrag van € 6430,niet binnen het richtbedrag van € 5672, - heeft plaatsgevonden. Dit onderzoek laat wel zien dat wordt voldaan aan de verwachte kosteneffectiviteit van € 18.000,- per bespaard ernstig verkeersslachtoffer. Voor de 80 km heeft nog geen evaluatie plaatsgevonden, omdat voor die gebieden we ons nog in de verdere inrichtingsfase bevinden. Desgewenst kan het rapport worden ingezien.] De heer Schurg verwijst naar pagina 9. waarin spreker naar afzonderlijke informatie over de kredieten van projecten heeft gevraagd, in de vergadering van l maart jl. is toegezegd dat dit zal worden opgenomen in de aankomende Bestuursrapportage. De heer Schurg mist echter deze informatie in de Bestuursrapportage en spreker vraagt of Bestuursrapportage III ook bij de ingekomen stukken wordt behandeld. Tevens geeft de heer Schurg te kennen dat hem tijdens de informatie W van 6 april jl. een lijst van de investeringsprojecten is toegezegd welke hij tot op heden niet heeft mogen ontvangen. Mevrouw Van Veen merkt op dat er een informatieve W is gearrangeerd om alle projecten te bekijken en te bespreken en spreekster vraagt of de heer Schurg thans een vraag stelt die in die bewuste informatieve W is behandeld. De heer Schurg laat weten op deze vraag tijdens het bespreken van de ontwerp-jaarrekening 2005 terug te komen. De voorzitter verwijst naar de actielijst welke ter vergadering is uitgereikt en de voorzitter laat weten deze in de eerstvolgende commissievergadering te willen behandelen. Tevens zegt de voorzitter toe de actielijst samen met de stukken te verzenden zodat de commissieleden tijdig op de hoogte worden gesteld. 3. Ingekomen stukken en mededelingen De jaarrekening SVHW en de Begroting SVHW zijn niet meegezonden. De voorzitter zegt toe deze na te zenden. Tevens wordt de notitie Calamiteitenbestrijdingsplannen WSHD toegevoegd aan de commissieagenda (punt 20 W-agenda.) 4. Behandeling agenda Verenigde Vergadering d.d. 29 juni 2006 De voorzitter gaat over tot behandeling van de agenda voor de Verenigde Vergadering van 29 juni 2006. Vaststelling Ontwerp Jaarrekening 2005 (punt 6 W agenda) De heer Noordermeer laat weten het overschot niet verkeerd te vinden, gezien het feit dat de fusie nog maar een jaar geleden is. Indien men kijkt naar de Jaarrekening en concludeert dat een aantal zaken niet is ingevuld, vindt spreker dat men begrip hiervoor moet hebben en hier rekening mee moet houden. Het voorstel om van het overschot de fusiekosten af te schrijven vindt de heer
Verslag commissie MBH d.d. 14 juni '06
Noordermeer een goede zaak, maar spreker verwacht wel - indien de Jaarrekening volgend jaar wordt gepresenteerd - dat de zaken die in de Begroting worden aangegeven ook uitgevoerd zijn. De heer Overwater sluit zich aan bij de heer Noordermeer en spreker vraagt of de mogelijkheid bestaat om de betaling aan oud-bestuurders en oud-personeel te storten in een fonds. Tevens vraagt de heer Overwater wat de gevolgen zouden zijn indien de accountant van WSHD de Jaarrekening SVHW niet goedkeurt. Voorts verwijst spreker naar de vorige Bestuursrapportage waarin melding wordt gemaakt van een overschot van 6 miljoen euro terwijl dit bij de rekening nu 'maar' 2 miljoen euro bedraagt. De heer Schurg verwijst naar de Bestuursrapportage III 2005 waarin een aantal projecten wordt genoemd die spreker niet is tegengekomen in de Begroting 2005. De heer Schurg neemt aan dat deze kredieten destijds door het Zuiveringsschap zijn verleend. Spreker vraagt in hoeverre deze projecten zijn afgeschreven en/of in welke jaar deze projecten ten laste van de Begroting komen en/of dit in de rekening wordt verantwoord. Tevens komt de heer Schurg terug op het feit dat hij te weinig informatie over de projecten heeft gekregen om een goed beeld te kunnen vormen. De heer Herweijer is zich bewust van het feit dat zo kort na de fusie geen compleet beeld kan ontstaan en dat daardoor niet direct inzichtelijk wordt waardoor een overschot is ontstaan. Een punt, dat spreker nader verduidelijkt wil zien is, onder andere de Vergunningverlening en Handhaving. Daar is minder aan uitgegeven dan begroot. Tevens sluit de heer Herweijer zich aan bij de heer Noordermeer ten aanzien van de bestemming van het overschot en hij spreekt de verwachting uit, dat in de toekomst de Begroting en rekening kort bij elkaar komen te liggen. De heer Bremer verwijst naar pagina 54 waar in de middelste tabel de bijdragen van de verschillende categorieën worden genoemd en spreker vraagt over de kwijtschelding op welke heffingen deze betrekking heeft en in welke verhouding. Voorts laat de heer Bremer weten de bruto-opbrengst per saldo van 0,2 miljoen euro hoger - van de categorieën Gebouwd en Ongebouwd - verwarrend te vinden en dit een vertekend beeld geeft. Spreker verwijst naar de kostentabel op dezelfde pagina. Vervolgens wil de heer Bremer weten hoe de resultaten worden verwerkt in de egalisatiereserve, die hij overigens niet terug heeft kunnen vinden in de notitie. Als laatste punt wil spreker weten hoe het een en ander uiteindelijk gaat resulteren in de tarieven voor volgend(e) ja(a)r(en). Mevrouw Berning - Van Oostveen vraagt wat de reden is dat de accountant een voorbehoud heeft gemaakt om de Jaarrekening nog niet goed te keuren. Tevens wil spreekster weten wat de oorzaak is dat de belastingopbrengsten 2,18 miljoen lager zijn dan begroot. Mevrouw van Veen dankt de heer Noordermeer voor zijn lovende woorden. Dit is per slot van rekening de eerste Jaarrekening WSHD en spreekster is trots op het feit dat zij deze Jaarrekening in een dermate detaillering aan de vergadering heeft kunnen voorleggen, zeker gezien het turbulente jaar dat WSHD achter de rug heeft. Mevrouw Vos - Wallenburg neemt deel aan de vergadering om 13.50 uur. Op de eerste vraag van de Heer Overwater inzake betaling aan oud bestuurders antwoordt mevrouw Van Veen dat een afweging heeft plaatsgevonden en voor het gebruikte model is gekozen, omdat dit het meest voordelig is. Het verschil met de Bestuursrapportage III vindt mevrouw Van Veen lastig te verwoorden, omdat de Bestuursrapportage de afwijkingen van de Begroting aangeeft en zij van mening is dat nu de Jaarrekening met de Bestuursrapportage wordt vergeleken. Feitelijk worden nu de afwijkingen van de afwijkingen bekeken. Hiermee wordt voor mevrouw Van Veen onderstreept dat de Bestuursrapportage als rapportage naar de commissies en de W weinig in zich heeft. Mevrouw Van Veen is van mening dat het fenomeen Bestuursrapportage er voor dient om te kijken naar zaken, zoals: hoe is de situatie en de begroting, zijn er sterke afwijken, moet het beleid aangepast worden et cetera. Indien het jaar voorbij is, dan zegt de Bestuursrapportage weinig en worden allerlei verwachtingen gewekt die vervolgens uitgelegd moeten worden. Daarom gaat de voorkeur van spreekster uit naar een Voorjaarsnota en een Najaarsnota. Ten aanzien van het verschil in de bruto-opbrengst legt mevrouw Van Veen uit dat dit in tweeën gedeeld moet worden, waarvan een deel fout is en een deel feiten is. Spreekster legt uit dat doordat de situatie zich ontwikkelt, er wijzigingen optreden en er zich dan situaties voordoen waarvan gezegd kan worden dat dit niet goed is ingestoken, maar dit een leerproces is.
Verslap commissie MBH d.d. 14 juni '06
Uit een gesprek met de accountant is naar voren gekomen dat, gezien de omstandigheden een jaar na de fusie, met name de procedures en protocollen heel goed in elkaar zitten. Alleen aan de uitvoering moet men nog werken, maar gezien het tijdsbestek is dit logisch. Op de vraag van de heer Schurg over het doorvoeren van de afschrijvingen laat mevrouw Van Veen weten dat er een systematiek wordt gebruikt en dit in de Begroting wordt vermeld. De projecten die in 2005 niet zijn afgerond, worden op een verzamellijst vermeld. De heer Schurg kan uit de verzamellijst niet opmaken welke projecten afgesloten of doorgeschoven zijn, en ook niet wat het doet met projecten die vertraging oplopen. Mevrouw Van Veen geeft het woord aan de heer Bosua. De heer Bosua legt uit dat een beleidsregel wordt gehanteerd voor wat betreft het afschrijven van investeringsprojecten die met ingang van het eerste volledige jaar na afronding worden afgeschreven. Dit betekent voor projecten die in 2005 vertraging hebben opgelopen er in 2005 geen afschrijvingslasten worden begroot, maar pas met ingang van de Begroting 2007. Voor de projecten die 3 tot 6 maanden vertraging oplopen en pas in 2006 worden opgeleverd, wordt de beleidsregel gehandhaafd en daarmee vindt de eerste afschrijving plaats met ingang van 2007. Dit houdt in dat er in 2006 voor deze projecten lage afschrijvingslasten zijn. Er is niet gekozen om delen van jaren af te schrijven. Betreffende de vraag van de heer Herweijer dat Vergunningverlening en Handhaving minder hebben uitgegeven dan begroot is, antwoordt mevrouw Van Veen dat het college haar zorg hierover heeft uitgesproken en dit met name het gevolg is van onderbezetting. Ook hier maakt spreekster melding van het feit dat Handhaving nog steeds een 'nietjes' Handhavingbegroting' is, doordat in 2005 pas van start is gegaan en de afdeling Handhaving een samenvoeging is van verschillende partijen. Spreekster merkt expliciet op dat handhaving alle aandacht heeft en het afwachten is wat de notities aangeven voor het gewenste handhavingniveau. De voorzitter merkt hierbij op dat de achterstanden aardig zijn ingelopen door een actie Lawinepijl geheten, maar dat het buitengewoon moeilijk is om gekwalificeerd personeel te vinden. Ten aanzien van kwijtschelding antwoordt mevrouw Van Veen dat dit alleen van toepassing is voor de categorie Ingezetenen en Wvo-heffingen. De heer Bosua merkt op dat de totaallast betreffende kwijtschelding op 5 miljoen euro staat, waarvan ruim 3 miljoen veroorzaakt wordt voor de categorieën Wvo en het restant voor de categorie Ingezetenen is. Op de vraag van de heer Bremer in hoeverre de resultaten naar de egalisatiereserve gaan verwijst mevrouw Van Veen naar het voorblad waar het voorstel wordt gedaan om de gelden niet in de egalisatiereserve te stoppen. Voorgesteld wordt het niet aan te wenden restantbudget voor organisatieontwikkeling 319.000, - euro over te hevelen naar het budget 2006, en vervolgens het resterende deel van 1.763.000,- euro aan te wenden voor Versnelde' afschrijving van de fusiekosten/kosten van de voorbereidingscommissie. Bij de heer Bremer leeft sterk het idee dat de categorie Gebouwd relatief teveel heeft betaald en de categorie Ingezetenen en categorie Ongebouwd te weinig ten opzicht van de Begroting. Mevrouw Van Veen antwoordt dat in de systematiek het niet mogelijk is om een reserve bij een categorie onder te brengen. De voorzitter merkt hierbij op dat de stelling van de heer Bremer, dat de ene categorie meer heeft betaald dan de andere niet hard is te maken en nergens op berust. Op de vraag van mevrouw Berning - Van Oostveen wat de reden is dat WSHD de accountantsverklaring SVHW niet goedkeurt, merkt mevrouw Van Veen op dat het in principe alleen gaat om de nog op te leggen bedrijfsaanslagen Wvo, waar een bedrag van 350.000 euro mee gemoeid is. Goedkeuring kan pas plaatsvinden indien de opbrengsten zijn gekwantificeerd en naar verwachting wordt men hierover in de aankomende W bericht. De heer Bremer komt terug op zijn eerder gemaakte stelling dat de categorie Gebouwd meer heeft betaald en spreker verwijst hiervoor naar pagina 54. De heer Bosua legt uit aan de heer Bremer dat dit alleszins te maken heeft met de financieringsstructuur van de waterschappen. Enerzijds wordt gekeken naar welke taken, activiteiten en projecten WSHD moet uitvoeren en daar hoort een bepaald kostenniveau bij. Vervolgens wordt bekeken hoe deze kosten het beste verdeeld kunnen worden op basis van de kostentoedelingsvordering over de verschillende categorieën, waarvoor de methode Delfland wordt gehanteerd. Bij deze methode staat vast dat WSHD geen categoriereserves vastlegt en opbouwt, maar egalisatiereserves per taak heeft geoormerkt. Lettend op hoe zich de uitvoering van de taken in de kosten verhoudt, met het opgebrachte geld, wordt ook gekeken naar wat specifiek per taak is overgehouden.
Verslag commissie MBH d.d. 14 juni '06
Het eventueel tekort of surplus wordt ten laste of ten gunste gelegd van de egalisatiereserves per taak. Vervolgens wordt het saldo van de netto kosten afgezet tegen de heffingseenheden die voor iedere categorie beschikbaar zijn. Het feit dat thans zichtbaar is in de Jaarrekening, dat bepaalde categorieën meer opbrengen dan begroot is, heeft alleszins te maken met meer of minder heffingseenheden voor die ene categorie. De heer Herweijer constateert dat de verdeling van de aansprakelijkheidsverdeling bij de Cross Borderlease constructie scheef loopt. Spreker vraagt een verklaring over het feit dat Waterschap Hollandse Delta 84% aansprakelijkheid heeft over 12 installaties en Waterschap Rivierenland met 13,2 over minder dan 6 installaties. Gelet op de risicoparagraaf waarin vermeld staat dat het risico niet zo groot geacht wordt, maar niet uit te sluiten is, vraagt de heer Herweijer zich af hoe men hiermee denkt om te gaan. Tevens vraagt spreker of dit niet gekapitaliseerd moet worden. De heer Bosua antwoordt dat destijds het Zuiveringsschap is gestart met Cross Border Lease (CBL) en na de fusie WSHD met drie andere waterschappen (Rivierenland, Schieland en Krimpenerwaard) participant is in de CBL-constructie. Enerzijds is er voor gekozen om het contract met de Amerikaanse investeerders niet open te breken om WSHD garant te laten staan voor alle rechten en plichten die voortvloeien uit de CBL-transactie van het voormalig ZHEW. Daarnaast heeft WSHD aan de Nederlandse kant van het recht een aansprakelijkheidsverdeling gemaakt met Rivierenland, Schieland en Krimpenerwaard. Dit is niet gebeurd op basis van het aantal installaties dat in de transacties is meegenomen, maar gekeken is naar het geïnvesteerd vermogen in die CBLtransactie. WSHD heeft een aantal kapitaalintensieve installaties in bezit, waarvan met name Dokhaven een grote zuivering is die doorweegt richting het aansprakelijkheidsvraagstuk van WSHD. De kans dat er zich iets voordoet wat betreft de CBL wordt zeer gering dan wel nihil geacht. Indien zich iets zou voordoen, dan is dit volledig afgedekt door contracten. Betreffende het Zuiderparkproject laat de heer Schurg weten dat vorig jaar tijdens een Rioned bijeenkomst door de heer Bolsius is gezegd dat WSHD een bijdrage levert en er een extra afspraak is gemaakt. Spreker vraagt of deze afspraak in de risicoparagraaf is meegenomen en of deze uitgave in de Jaarrekening is verdisconteerd. De voorzitter laat weten dat er wel een bijdrage is geleverd door WSHD aan het Zuiderparkproject maar er geen extra afspraken zijn gemaakt. Mevrouw van Veen zegt toe een passage op te laten nemen in het verslag om zo volledig inzicht van zaken te geven. In 2004 is met instemming van de Voorbereidingscommissie namens het Waterschap Hollandse Delta i.o. aan het project Zuiderpark in totaal een bedrag van € 3.900.000,- toegezegd, bestaand: Voor waterkwantiteit door het Waterschap IJsselmonde: € 3.100.000,Voor waterkwaliteit door het Zuiveringsschap Hollandse Eilanden en Waarden: € 800.000,Deze bedragen zijn in de begroting opgenomen. Extra financiële toezeggingen bovenop de bovengenoemde bedragen voor een bijdrage aan het project Zuiderpark zijn niet gedaan. Mevrouw Vos - Wallenburg verwijst naar pagina 10 waarin wordt opgemerkt over de gevraagde 3% kostenreductie dat de eerste 1,5% is gevonden, doordat deze direct is doorvertaald naar lagere kosten en naar belastingtarieven voor het heffingsjaar 2005. Kijkend naar de overige 1,5% merkt spreekster op dat dit meer lijkt op 'mazzel' en er niet echt naar op zoek is gegaan. Mevrouw Vos Wallenburg gaat er van uit dat de tweede 1,5% structureel is verwerkt in de tarieven. Mevrouw Van Veen legt uit dat 1,8 miljoen euro een onderdeel is van de ruim 2 miljoen euro die over is. Er is gezocht naar een structurele dekking van die 1,5%. Vanaf 2006 wordt er structureel rekening gehouden met 3%. Op de vraag om het resterende bedrag in te zetten om de tarieven te drukken in de komende periode laat mevrouw Van Veen weten dat dit niet als zodanig is geoormerkt. De voorzitter merkt op dat de stukken worden voorgelegd aan de W. De commissie adviseert positief met voorbehoud van de heer Schurg. Vaststelling Meerjarenbeleidsplan 2007 - 2011 (punt 7 W agenda) Mevrouw Berning - Van Oostveen stelt de volgende vragen: • Pagina 9 ad. d: In verband met een nieuw energiecontract voor 3 jaar stijgen de energiekosten in 2007 met ca. 25% ten opzichte van 2006. De daaropvolgende twee jaren is de stijging het normale inflatiecijfer (1,25%.) Waarom vindt deze stijging plaats? • Pagina 29. Stedelijk waterplannen: welk deel van de kosten komt voor rekening van de gemeente en welk deel voor WSHD en zijn hier regels voor?
Verslag commissie MBH d.d. 14 juni '06
• • •
•
Pagina 34. Binnenbedijkte Maas, laatste zin: Het project is opgevoerd voor subsidie vanuit de ILG. Waar staat ILG voor? Pagina 39. De maatregelen voor stikstofverwijdering zijn begroot op 15 miljoen euro v/elke is doorgeschoven tot het einde van de planperiode 2007-2011. Moet er met meer rekening worden gehouden? Pagina 40. De maatregelen kaderrichtlijnwater zijn nog niet begroot, er moet rekening worden gehouden met investeringsbedragen die kunnen oplopen tot tientallen miljoenen euro. Ruim 21 miljoen euro voor 2 rwzi's lozend op polderwater en 45 miljoen euro voor de rwzi Dokhaven. In hoeverre moet hier rekening mee worden gehouden? Pagina 52. Het ontbreken van een geharmoniseerd integraal wegenbeheersplan voor het totale gebied van WSHD heeft als gevolg een nog te zeer projectgerichte 'ad hoc' aanpak. Wordt op de een of andere manier al aan het wegenbeheersplan gewerkt?
De heer Herweijer verwijst naar pagina 76. Indicatie tarieven en hij is van mening dat de tariefontwikkeling voor de komende jaren te steil is. Hij vraagt of het overschot van de rekening aangewend kan worden voor afvlakking van de tarieven. De heer Bremer verwijst naar pagina 9. Autonome kostenontwikkeling en stelt dat er rekening is gehouden met een inflatiepercentage van 1,25%. De heer Bremer vindt dit aan de lage kant en hij vraagt of het niet beter is om rekening te houden met 2%. Voorts wil hij inzicht in de totstandkoming van de tarieven en welke factoren hierbij een rol spelen. Gelet op de sterke stijging van de kwijtschelding van vorig jaar is de heer Bremer van mening dat dit van tevoren juist afgewogen moet worden en dit door de jaren heen goed gevolgd moet worden. Ook is spreker van mening dat de Jaarrekening geen voldoende inzicht geeft en hij op voorhand schriftelijke vragen in gaat dienen zodat men bij de Begroting 2007 hiermee rekening kan houden. Ook mevrouw Vos - Wallenburg verwijst naar de tarieven en is van mening dat dit naar 1,5% terug te dringen moet zijn. Vervolgens verwijst spreekster naar pagina 108. Algemeen: daar staat vermeld dat er l miljoen euro is gereserveerd voor de definitieve steunpunten. Zij en haar categorie verklaren groot voorstanders te zijn voor de steunpunten maar begrijpen niet waarom zo'n groot bedrag moet worden begroot. Pagina 66/67. Formatie: op pagina 19 wordt voorgesteld het dijkversterkingprogramma te versnellen en het is spreekster niet duidelijk dat daar 7 extra Fte's voor nodig zijn. Dit geldt overigens ook voor watersysteem en wegen. De categorie van spreekster wacht de voorstellen kritisch af. Pagina 33. Akkerrandenbeheer en de gegeven onderbouwing op bijlage 6. (pagina 92.) Zoals het in de bijlage wordt geformuleerd zou de regeling bijdragen aan het behalen van de doelstelling van de KRW en spreekster is benieuwd hiernaar. Door het lozingenbesluit is er een hele grote verbetering bereikt (rond de 90%) en zij vraagt of nu eerst niet bezien moet worden wat er nog te bereiken valt en of dit nog verdere verbetering van waterkwaliteit zou opleveren. Pagina 25. NBW: in het NBW zijn afspraken vastgelegd over de aanpak van waterproblemen. Er zijn enkele manieren om water te bergen, onder andere gemalen vergroten en waterbergingen aanleggen. Nu blijkt er in Goeree-Overflakkee een nieuw systeem (stuwen) in gebruik te zijn dat indien het gaat regenen - bovenin het water vasthoudt. Spreekster is van mening dat dit een goed en goedkoop systeem betreft en zij vraagt of er onderzoek verricht kan worden of dit systeem misschien ook op de overige eilanden van toepassing kan zijn. De heer Noordermeer merkt op het Meerjarenbeleidsplan een hele goede samenvatting te vinden, maar lettend op de vraagstelling van de overige leden concludeert spreker dat men te weinig van het beleid ziet en daardoor onvoldoende in de gelegenheid is om de bijbehorende Begroting goed te kunnen beoordelen. Spreker doet een dringende oproep aan het college om te zorgen dat de leden beter op de hoogte zijn van wat speelt en het beleid als zodanig meer in de commissievergaderingen en W op dit soort onderdelen - die samen het NWB maken - onder de aandacht te brengen. Ten aanzien van de veranderde samenleving en de afstand van de burger vraagt de heer Noordermeer zich af of de afstand tussen het waterschap en de burger kleiner wordt indien WSHD klantgerichter gaat werken door lager in de organisatie zaken af te handelen. Naar sprekers inziens krijgen burgers dan het gevoel dat het waterschap serieus hun zaken op wil pakken. Voorts kaart de heer Noordermeer de problematiek rondom de versterking van de waterkeringen aan en spreker vraagt welke actie het college richting de Tweede Kamer heeft genomen. Indien het college nog geen actie heeft ondernomen spoort de heer Noordermeer het college aan dit alsnog te doen.
Verslag commissie MBH d.d. 14 luni '06
Ook ten aanzien van de Risicobewustwording vraagt de heer Noordermeer aandacht van het college. Spreker heeft helaas moeten constateren dat de vrijwilligers in het kader van de dïjkorganisatie onvoldoende op de hoogte waren wat hun taken zijn bij calamiteiten. De heer Noordermeer heeft begrepen dat de organisatie dit momenteel oppakt, maar hij vindt het van groot belang dat zo spoedig mogelijk grootschalig geoefend wordt. Betreffende het watersysteem onderschrijft de heer Noordermeer het punt NBW waarin het college spreekt over een aanvullende norm mits economisch nut. Spreker vindt dat de afweging hoe we hiermee om moeten gaan, moet worden gemaakt en hij spreekt zijn vreugde uit dat het college deze keuze heeft gemaakt. Indien dit nog extra financiële consequenties heeft, dan gaat de heer Noordermeer ervan uit dat dit tijdig aan de W wordt bekend gemaakt. Tevens is de heer Noordermeer benieuwd naar de wijze van prioritering van diverse investeringen die te zijner tijd gaan plaatsvinden in het kader van NBW, zodat het college niet alleen inzicht heeft op waar iets gebeurt, maar ook waarom het op het ene punt eerder gebeurt dan op het andere punt en wat het beleid hier achter is. Uit de stukken heeft de heer Noordermeer opgemerkt dat de grondwaterproblematiek naar de waterschappen komt. Dit is bekend en spreker vindt het een goede zaak om na te gaan wat de provincie daar momenteel aan uitgeeft voor ons werkgebied. De punten van het zuiveringsbeleid zoals omschreven in het Meerjarenbeleidsplan kan de heer Noordermeer onderschrijven. Ten aanzien van de zoetwaterproblematiek vraagt de heer Noordermeer aandacht voor VoornePutten. Momenteel zou het systeem nog meer zoetwater kunnen leveren dan er op dit moment wordt benut. Er zijn in het verleden investeringen gedaan waar de categorie Ongebouwd, tot op de dag van vandaag, nog ruilverkavelinglasten voor betaalt. Spreker kan zich voorstellen dat ditzelfde speelt op de overige eilanden en hij zou het plezierig vinden als het WSHD hierover in onderhandeling gaat met het Rijk en de overige partijen. De heer Noordermeer ziet dit graag in de bestuursvisie van WSHD terug. Ook over de wegen krijgt spreker graag enig inzicht in hoe de prioritering met wegreconstructies plaatsvindt. Ook vraagt de heer Noordermeer enig uitleg over de wegentoets. Het systeem is prachtig maar spreker krijgt de indruk dat de andere overheden over de ruimtelijk ordeningen gaan. Wat kan het waterschap nu sec met deze wegentoets en welke juridische (beperkte) mogelijkheden heeft het waterschap hiermee. Zijn grootste zorg gaat ook uit naar het aanplantingsbeleid van bomen zoals deze nu plaatsvindt door het waterschap. Spreker heeft geconstateerd dat op de 80 km wegen jonge bomen aangepland worden, anderhalf a twee meter uit de verharding, hetgeen overigens ook op 60 km wegen gebeurt. De heer Noordermeer vraagt zich af of je als wegbeheerder de verantwoordelijkheid neemt wanneer dit soort bomen wordt geplaatst en hij vraagt wat nu het beleid is in dezen. De locaties waar dit speelt is in Rockanje (Achterweg) en Drievliet (Drieëndijk). Spreker vraagt puur uit het oogpunt van verkeersveiligheid een visie van WSHD hoe zij denkt hiermee om te gaan. De voorzitter geeft het woord aan mevrouw Van Veen voor beantwoording van de vragen. Antwoorden op de vragen van mevrouw Berning - Van Oostveen: • De stijging van de energiekosten is correct opgemerkt en voor 3 jaren vastgelegd door de inkoopadviseur die zoekt naar de meest rendabele insteek. • De rechtsvoorgangers gebruikten allen een handboek stedelijke waterplannen die thans wordt herzien, maar in principe is er een vaste verdeling als het gaat om de uitvoering van die waterplannen waar altijd nog een maatwerkcomponent inzit. Wellicht kan te zijner tijd in de commissie Water hier nader op in worden gegaan. • ILG betekent: Investeringsbudget Landelijk Gebied. Het fenomeen start volgend jaar en de intentie is dat alle LNV-subsidies gebundeld naar het gebied gaan. • Stikstofverwijdering is afhankelijk van rijksbeleid en het de beste insteek is zoals deze wordt voorgelegd. • Aan de wegenbeheersplan wordt momenteel gewerkt. Antwoorden op de vragen van de heer Herweijer en de heer Bremer: Mevrouw Van Veen geeft aan dat men zich moet realiseren dat op alle taakgebieden er voor een behoorlijke opgave is gestaan en het een afweging is in hoeverre men het tarief bepalend laat zijn voor het kwaliteit van het werk. Zoals het voorliggende voorstel is er bewust een afweging gemaakt van de Meerjarenraming, zoals deze aan de vergadering vorig jaar is voorgelegd. Immers we willen wel goede kwaliteit kunnen leveren.
Verslag commissie MBH d.d. 14 juni '06
De heer Herweijer interrumpeert mevrouw Van Veen. Er is zojuist gesproken over de bestemming van de gelden van de Jaarrekening en er is een goede slag gemaakt om de gelden te benutten voor de snelle afschrijving van de fusiekosten. Dat geeft ook op de meerjarenraming meer ruimte en de heer Herweijer ziet dit te zwak terug in de stijging van de lasten. Mevrouw Van Veen zegt dat met de meerjarenraming een inkijk wordt gegeven naar waar de organisatie de komende periode voor komt te staan, voor zover dit is te overzien. Spreekster zegt met deze bespreking door de vergadering richting wordt gegeven aan de organisatie en het college, maar het niet wil zeggen dat dit een-op-een wordt overgenomen. Pas als de Begroting is gemaakt, kan een definitieve invulling aan de tarieven worden gegeven. Op het moment dat de begroting 2007 wordt gemaakt zal voor de noodzakelijke formatie en het tariefstijgingspercentage definitief worden gekeken naar de situatie op dat moment. Wat betreft de kwijtschelding antwoordt mevrouw Van Veen dat dit zo goed mogelijk wordt ingeschat. Het probleem is dat met name de gemeentes Rotterdam en Dordrecht de meeste inwoners tellen die leven op bijstandsniveau. [Deze gemeentes vallen niet onder het gebied van SVHW.] Antwoorden op de vragen van mevrouw Vos - Wallenburg: Ook mevrouw Van Veen zou de 2,5% terug willen brengen naar 1,5%, maar zoals spreekster ook naar de heer Herweijer al heeft aangeven blijft het zoeken naar kwaliteit die je minimaal moet bieden met de kosten die daarbij samenhangen. Over de l miljoen euro ten behoeve van de Steunpunten merkt mevrouw Van Veen op dat dit een raming betreft. Te zijner tijd krijgt de vergadering meer zicht in het geld, dat geïnvesteerd moet worden in de vier steunpunten. Voor wat betreft de stijging van het aantal formatieplaatsen voor alle taken antwoordt mevrouw Van Veen dat dit correct is en misschien in tegenstelling is van datgene dat eerst is geponeerd. Op het moment dat er toch extra accenten moeten worden gelegd, en ook naar aanleiding van de informatieve bijeenkomst met de W, is spreekster voor om heel duidelijk uitspraken te doen voor die veiligheid, met name voor de dijken en bij deze taken hoort een aantal formatieplaatsen. Het bestuur bepaalt daarin wat we doen en van de organisatie wordt verwacht scherp te zijn en dit op een zo efficiënt mogelijke manier te doen en invulling te geven. Mevrouw Van Veen merkt over het akkerrandenbeheer en de effecten op de waterkwaliteit op, dat dit niet haar portefeuille is. Grondwater maakt ook onderdeel uit van het hele watersysteem en wat er ook gebeurt en gedaan wordt, alles komt in het grondwater terecht en heeft effect op het grondwaterkwaliteit. Antwoorden op de vragen van de heer Noordermeer: Over de opmerking van de heer Noordermeer over de moeilijkheid om mee te sturen als commissie en W met het college zegt mevrouw Van Veen dat zij een gesprek heeft gevoerd met de secretaris en met de dijkgraaf omtrent dit onderwerp. De heer Noordermeer interrumpeert mevrouw van Veen en hij deelt mede het belangrijk te vinden om over een aantal punten van de Meerjarenplan te spreken. Spreker is van mening dat het niet aan de vergadering is om zich bezig te houden met bijvoorbeeld alle stedelijke waterplannen, maar inzicht heeft hoe er te werk wordt gegaan. Dit laatste is wel het belang van de W, maar daar wordt niet over gesproken. Dit geldt ook voor bijvoorbeeld wegreconstructies en hoe om te gaan met Duurzaam Veilig. De heer Noordermeer is duidelijk van mening dat de vergadering de zaken op hoofdlijnen moet behandelen en zich niet moet bemoeien aan de invulling op detailniveau. Indien er inzicht is en er keuzes gemaakt moeten worden die in het belang zijn in het kader van de Begroting dan kunnen die ook veel eerder richting de achterban worden gerechtvaardigd waarom een bepaalde lastenstijging moet plaatsvinden. Als laatste uit de heer Noordermeer dat er alleen de mogelijkheid bestaat om over het beleid te spreken wanneer de Begroting wordt voorgelegd ter vaststelling en dit vindt spreker te weinig. Mevrouw Van Veen begrijpt de gevoelens van de heer Noordermeer en zij merkt op nog zoekende te zijn op welke manier hier invulling aan moet worden gegeven. Spreekster stelt voor een procesnotitie op te stellen, ook voor wat betreft de Kaderrichtlijn water, waar de taken globaal gesteld kunnen worden. De voorzitter vult hierbij aan dat bij de Begroting een nadere onderbouwing komt. Wat betreft klantgericht werken merkt mevrouw Van Veen op dat 'BKR' de kernbegrippen van de organisatie zijn, die staan voor Betrouwbaar, Klantgericht en Resultaatgericht. Spreekster is van
Verslag commissie MBH d.d. 14 juni '06
mening dat het gaat over praktisch uitvoeren dat de organisatie er voor de klanten is en niet andersom. Voor wat betreft de veiligheidsnormen van de dijken legt de voorzitter uit dat de organisatie zeer nauwkeurig deze materie volgt en veelvuldig (bilateraal) contact met staatssecretaris en kamerleden heeft om hen te informeren wat er speelt. Ook in Unie van Waterschapverband wordt er aan gewerkt hoe dit op de juiste manier ingevuld kan worden. Over alleen investeren aan Watersystemen mits dat economisch nut heeft, hoopt mevrouw Van Veen dat men WSHD niet kan betrappen op het willekeurig uitgeven van gelden. Op het verzoek tot oefenen merkt de voorzitter op dat er een brief verstuurd wordt waarin een oefening wordt uitgeschreven (eind augustus/begin september) voor een aantal gebieden in het waterschapsgebied. Over de prioritering in het kader NBW zegt mevrouw Van Veen dat dit hetzelfde geldt waar zojuist uitvoerig is over gesproken voor wat betreft inzicht geven in zaken. Het is wat NBW betreft toch vaak meeliften met plannen van derden. De opmerking om te bekijken wat de Provincie nu doet inzake de grondwaterproblematiek waarbij WSHD niet een heel pakket in de schoenen wordt geschoven, vindt mevrouw Van Veen een hele goede suggestie. Overigens is zij wel van mening de zaak al goed in beeld te hebben. Over de zoetwaterproblematiek en de restcapaciteit van het systeem van Voome Putten geeft de voorzitter de heer Noordermeer volledig gelijk. Ook hier zit de organisatie bovenop gezien de opkomende verzilting. Deze systemen worden goed onderhouden. Ten aanzien van de Wegentoets merkt mevrouw van Veen op dat het een begrip is voor WSHD en zij evenals de watertoets graag een wegentoets wil hebben. Het gaat er om dat indien de gemeente plannen heeft op het gebied van ruimtelijke ordeningen het watersschap zo spoedig mogelijk daarbij betrokken wenst te worden. De heer Waals voegt hieraan toe dat de watertoets wettelijk is verankerd en het waterschap op elk ruimtelijk plan ten aanzien van de waterstaatkundige systemen adviesrecht heeft. De watertoets is vooral een proces en spreker laat weten dat het waterschap graag met de gemeentes over alle ruimtelijke plannen in overleg aan de voorkant van het traject wil komen. Zodat vooraf in dit plan breed meegedacht kan worden over de waterschapstaken (waarbij de wegentaak wordt meegenomen.) Daarmee wordt voorkomen dat achteraf een negatief advies moet worden gegeven. De heer Waals merkt op dat dit aldoor beter slaagt. De heer Dob geeft uitleg over de aanplanting van de bomen in Rockanje. Daar is afgelopen voorjaar een rij bomen geplant op 2 meter afstand van het asfalt. De desbetreffende weg is een gebiedsontsluitingsweg en langs zo'n weg moeten de bomen op grote afstand staan. Dit probleem is onderkend en thans wordt gezocht naar de juiste oplossing. Een mogelijke oplossing is het verplaatsen van bomen of het degraderen van de weg naar een erftoegangsweg. Dit laatste lijkt niet geheel voor de handliggend te zijn, omdat dit een drukke verkeersweg is. Op de Drieëndijk heeft de heer Dob zich nochtans niet gericht, maar dit betreft een erftoegangsweg van de laagste categorie en of dit een acceptabele afstand is waar de bomen staan wordt bekeken. De heer Dob zegt toe het antwoord in het verslag op te nemen. [Ondanks het feit dat de bomen langs de Zwarte dijk op ongeveer dezelfde afstand staan (ca 2 meter) zijn wij van mening dat bij ongewijzigde functie de bomen langs de Achterweg te dicht op de weg staan. Bij de huidige afmetingen van de bomen is dat nog geen probleem, maar na enige jaren zal de stamomvang dusdanig zijn dat uit het oogpunt van verkeersveiligheid dit wel een probleem wordt. In het beleid van de rechtsvoorganger, waterschap De Brielse Dijkring, is in verband met de hoeveelheid verkeer (gestoeld op de toen bekende richtlijnen), opgenomen dat langs een dergelijke weg de bomen op minimaal 4,5 meter moeten staan. De huidige (landelijke) richtlijnen geven zelfs grotere maten aan. Met andere woorden, de bomen hadden hier niet gepoot moeten worden. Ontbreken van een eenduidig beleid HD breed en onbekendheid van het beleid van de rechtsvoorgangers bij de mensen die er nu bij betrokken zijn hebben geleid tot de huidige situatie. Op dit moment worden oplossingen gezocht om de situatie binnen afzienbare tijd verkeersveilig te maken. Daarbij wordt onder meer gekeken naar de aanleg van een rotonde op het kruispunt met de Westvoorneweg. Verder wordt gekeken naar mogelijkheden om het komend plantseizoen de bomen te verplanten naar een andere locatie.]
Verslag commissie MBH d.d. 14 juni '06
Mevrouw Vos begrijpt dat zij vragen heeft gesteld die niet onder deze commissie vallen maar ze staan wel in het Meerjarenbeleidsplan waar zij geacht wordt advies over te geven. Ten aanzien van het onderwerp akkerrandenbeheer kan zij met deze onderbouwing in het Meerjarenbeleidsplan geen positief advies geven. Ditzelfde geldt voor de tariefstijging. Mevrouw Vos - Wallenburg vraagt het college nogmaals naar de tariefstijging te kijken. De heer Noordermeer is blij met het antwoord van de heer Dob maar zou graag in algemene zin willen zien hoe omgegaan wordt met de weginrichting qua veiligheid. Voorts laat spreker weten de mening van mevrouw Vos - Wallenburg te delen om niet mee te gaan met de Meerjarenbegroting als het gaat om de summiere onderbouwing van een aantal onderwerpen en spreker onthoudt zich dan ook nog van een positief advies. Wellicht dat de informatie en de onderbouwingen in de nota van beschouwing ertoe kan leiden dat de heer Noordermeer ja zegt op de Meerjarenbeleidsplan. Mevrouw Van Veen antwoordt dat wat betreft het Meerjarenplan en de Begroting die binnenkort gaan komen men daarmee ook in ontwikkeling is. Indien de vergadering zegt dat deze informatie te summier is om hier een beoordeling over te geven dan is zij van mening dat ook de vergadering de tijd moeten nemen om optimaal te gaan functioneren. De voorzitter zegt toe, te kijken op welke manier er een zo goed mogelijke interactie te zullen hebben met de W, als het gaat over beleidsuitvoering en beleidsontwikkeling. Vervolgens geeft de voorzitter een uiteenzetting over de manier en systematiek over de opdrachten van de Meerjarenbegroting. Hij kan zich voorstellen dat er vragen bij de commissieleden leven dat men op een aantal punten meer inzicht wil hebben, die is onderschreven en is toegezegd. De voorzitter voorziet dat er in een volgende Meerjarenbegroting meer duidelijkheid zal ontstaan. Dit is de eerste proef en daar moet wel mee gewerkt worden. De 2,5% stijging is een harde noot die we met elkaar moeten kraken. De resultaten van de uitkomsten voorkomend uit de informatieve W hebben hiertoe geleid. De voorzitter is van mening dat in de informatieve W, de hoofdingelanden hadden moeten aangeven wat er uitgehaald had moet worden. Mevrouw Van Veen is het met de heer Noordermeer eens als er thans geen verbetering in komt dat men volgend jaar weer voor hetzelfde probleem komt te staan. Zij zegt toe haar uiterste best te zullen doen om dit in de nota van beschouwing op te pakken. De commissie adviseert met een algemeen voorbehoud. Vaststelling Regeling integriteit bestuurders (punt 8 W agenda) De heer Overwater vraagt waarom bij zaken die betrekking hebben op het personeel alleen de D&.H hierna kijkt en niet de W. De heer Schurg verwijst naar gedragscodes bestuurders het genoemde onder punt 2.4 Belangenverstrengeling en aanbesteding. Hier wordt melding gemaakt over een bestuurder die familie- of vriendschapsbetrekkingen of anderszins persoonlijke betrekkingen heeft met een aanbieder van diensten aan het waterschap, zich onthoudt van deelname aan de besluitvorming over de betreffende opdracht. De heer Schurg heeft moeite met deze zin. Mevrouw Korteweg - De Jager heeft een aantal vragen en/of opmerkingen: • Pagina 2. De dijkgraaf moet: en spreekster mist hierbij *mag niet een ingezetene zijn'. • Pagina 3. De Heemraden; staat in de 3e regel Hoofdingelanden vermeld en dit is niet correct. Dit moet zijn ingelanden. • Gedragscode Bestuurders genoemd onder 1.2 Deze gedragscode geldt voor de dijkgraaf en de heemraden en analogie voor de hoofdingelanden, met uitzondering van het bepaalde in 3.6. Hier behoort volgens mevrouw Korteweg - De Jager ook 3.4 genoemd te worden, omdat deze betrekking heeft op het college. • Pagina 3. punt 10. Reizen Buitenland volgens spreekster wekt het de indruk dat het alle soorten reizen betreft en moet het worden veranderd in Dienstreizen Buitenland. Vervolgens moet dan ter verduidelijking bij 10.1 een bestuurder die het voornemen heeft uit hoofde van zijn functie een buitenlandse reis te maken, worden toegevoegd. • Pagina 2. van de Behoorlijkheidswijzer van de Nationale Ombudsman het genoemde onder punt 2. Brief- en telefoongeheim; hier moet in de eerste zin burgers worden toegevoegd; 'Een bestuursorgaan mag geen kennis nemen van de inhoud van brieven en telefoongesprekken van burgers, behalve in bij de wet bepaalde gevallen'. Mevrouw Vos - Wallenburg verwijst naar de gedragscode bestuurders naar punt 1.6. waar staat vermeld dat bestuurders integriteitvragen voorleggen aan de dijkgraaf en behandeling van de
10
Verslag commissie MBH d.d. 14 juni '06
vragen gebeurt door het college. Spreekster vraagt zich af hoe het in zijn werk gaat indien men een probleem heeft met een heemraad en dit moet worden behandeld in het college. Betreffende de gedragscode legt de voorzitter uit dat rechtspositionele zaken door het bestuur worden behandeld en daar waar het personeelszaken betreft, is de voorzitter van mening dat dit bij de algemeen directeur ligt. De voorzitter merkt op dat dit de eerste gedragscode voor de bestuurlijke integriteit betreft, omdat hij van mening is dat het bestuur als eerste een zet moet maken voordat dit bij het personeel wordt gebracht, dat als tweede aan bod is. Als bestuur geef je hiermee het voorbeeld hoe het zou moeten. Op de vraag van Schurg legt de voorzitter uit dat deze code als volgt gezien moet worden: indien een integriteitprobleem zich voordoet en een bestuurder maakt hier melding van, dan is dit bekend bij het bestuur en kan men er rekening mee houden als besluitvorming plaatsvindt. De betreffende bestuurder onthoudt zich dan van deelname voor aan de beraadslagingen en bestuursvorming. Dat werkt voor beide partijen prettig. De voorzitter antwoordt op de eerst gestelde vraag van mevrouw Korteweg - De Jager dat het wettelijk niet zo is geregeld. Dit geldt overigens wel bij het burgermeesterschap maar niet bij een dijkgraafschap. Op de tweede vraag van mevrouw Korteweg - De Jager laat de voorzitter weten dat dit uiteraard op dienstreizen betrekking heeft en de voorzitter zegt toe naar de tekst te kijken of het noodzakelijk is om dit te melden. Dit geldt ook voor de opmerking over het toevoegen van het woordje ^burgers'In het genoemde onder punt 2. Op de vraag van mevrouw Vos - Wallenburg antwoordt de voorzitter dat er afspraken gemaakt kunnen worden over hoe de dijkgraaf in het college melding maakt van een integriteitprobleem. Op deze manier wordt ook bescherming geboden richting degene die melding maakt. De commissie adviseert positief. Vaststelling Klokkenluiderregeling (punt 9 W agenda) Op de vraag van de heer Schurg legt de voorzitter uit dat met klokkenluiden bedoeld wordt dat men niet direct naar de pers gaat, maar men eerst moet proberen de zaak intern op te lossen. Gaat men wel eerst naar de pers dan staan daar sancties tegenover. De sancties houden in: berisping, schorsing of ontslag. Mevrouw Berning - Van Oostveen leest in de notitie dat de secretaris van het waterschap als eerste meldpunt wordt genoemd. Als tweede meldpunt - indien men problemen heeft met de secretaris of het incident niet bekend wil maken binnen de organisatie - wordt de VNG of een commissie genoemd. Spreekster vraagt wat dan de taak is van het bestuur in dezen. De voorzitter antwoordt dat de mogelijkheid bestaat om naar een commissie te gaan. De Unie van Waterschappen heeft de voorzitter gemeld nochtans geen commissie ingesteld te hebben en daarom sluit WSHD zich aan bij de VNG-commissie. De commissie adviseert positief. Vaststelling notitie Cultuurbeleid (punt 10 W agenda) Mevrouw Korteweg - De Jager mist de definitie over het cultuurhistorische object. Tevens vraagt spreekster of er ook aandacht geschonken kan worden aan pagina 2. Daar wordt bij punt c. onder Uitwerking uitgangspunten cultuurhistorisch beleid gemeld dat de objecten niet taak gerelateerd zijn en dit in strijd is met het genoemde onder Objecten bij punt c. waar wordt gemeld dat objecten wel aan taken zijn gerelateerd. Mevrouw Van Veen vindt het een goed plan voor het aangeven van een definitie. Daarbij laat spreekster weten dat de notitie gezien moet worden als een startpunt/ijkpunt naar de commissie en de W toe. De inzet vanuit de organisatie ondersteunt mevrouw Van Veen hierbij van harte door gebiedsbreed samen met andere partners te inventariseren wat er waardevol is en op welke manier in die bewuste streek geld weggezet gaat worden. Voorbeelden kan spreekster niet aandragen als het gaat over cultuurhistorische objecten die geen relatie hebben met het werk, maar wel aan taken zijn gerelateerd. Mevrouw Van Veen stelt daarom voor om de nota vast te stellen en in de samenwerking uit te zoeken waar WSHD wenst eventueel geld gefaseerd en geprioriseerd in te zetten. De commissie adviseert positief.
il
Verslag commissie MBH d.d. 14 juni '06
Aankoop gronden ten behoeve van project Vlietmonding (punt 11 W agenda) Mevrouw Vos - Wallenburg maakt kenbaar tegen dit voorstel te zijn. Zij is het niet eens met het feit dat WSHD het bedrag voorschiet omdat haast is geboden. Mevrouw Berning - Van Oostveen stelt de volgende vragen: • Waarom DLG niet zelf tot grondaankoop overgaat; • Waarom is het bedrag hoger ten opzichte van de grondaankoop Polder Dirksland (zie agendapunt 7 W); • Waarom worden beide zaken niet in de commissie MBH behandeld; • Worden er nog subsidies verkregen. Mevrouw Van Veen merkt op dat deze notitie in de commissie MBH wordt behandeld omdat in principe het beleidsmatige aspect door waterschap De Groote Waard is genomen en dit een financiële kwestie betreft. Spreekster zegt ook hier zoekende in te zijn of het taakgerelateerd of middelengerelateerd moet worden ingebracht. Vandaar dat er nu een splitsing is gemaakt tussen de commissie Water en commissie Middelen, Bestuurlijke Zaken en Handhaving. Mevrouw Van Veen legt uit aan mevrouw Vos - Wallenburg dat de organisatie dit voorstel niet aan de vergadering voorlegt als zij het niet dermate urgent en noodzaak vindt om deze toch wel 'vreemde' noodstap te doen. Spreekster is het eens met mevrouw Vos - Wallenburg dat het niet de meest logische gang van zaken is. Voorts laat mevrouw Van Veen weten dat dit een voorfinanciering betreft en de grond in principe door DLG wordt aangekocht. Voor wat betreft het verkrijgen van subsidies geldt dit alleen op de inrichtingen van het Vliettraject en is dit niet van toepassing op de grondaankoop. Mevrouw Vos - Wallenburg blijft bij haar standpunt en spreekster is van mening dat DLG aangespoord moet worden indien de grondaankoop zo urgent is en WSHD niet moet meewerken aan een voorfinancieringstraject. [Naar aanleiding van de vraag van mevrouw Vos inzake de grondaankoop Vlietmonding zal de volgende aanvullende Informatie t.b.v. de W d.d. 29 juni 2006 worden verstrekt. De betreffende percelen maken onderdeel uit van het Natuurgebiedplan Extra van de Provincie Zuid-Holland en zijn opgenomen in het Vlietproject. De grondaankopen voor het Vlietproject worden door het waterschap Hollandse Delta uitgevoerd en derhalve is ook de aankoop van de percelen bij de Vlietmonding door WSHD opgepakt. Omdat de financiering voor de percelen van Natuurgebiedplan Extra bekostigd worden via de Dienst Landelijk Gebied (DLG) zal DLG de betreffende percelen van de Vlietmonding in de loop van 2006 van HD overnemen. Met DLG is expliciet afgesproken dat zij bij de overdracht de kosten voor de grondaankoop incl. rentederving aan WSHD overmaken.] De commissie adviseert positief met uitzondering van Mevrouw Vos - Wallenburg. Vaststelling overlegverordening WSHD (punt 12 W agenda) De commissie adviseert positief. Kredietaanvraag UV-desinfectie RWZI Hellevoetsluis (punt 13 W agenda) Mevrouw Vos - Wallenburg vraagt waarom het overschot van 0,2 miljoen euro miljoen proceskosten van de bouwfraude niet voor de UV-desinfectie RWZI wordt gebruikt. Mevrouw Van Veen legt uit dat er inderdaad 200.000 euro terug is gekregen van de proceskosten van de bouwfraude plus 0,5 miljoen, maakt in totaal 0,7 miljoen euro welke in het krediet voor de zuivering Hellevoetsluis wordt gestort. Uit deze 0,7 miljoen wordt ook het krediet van UVdesinfectie RWZI gefinancierd. De heer Dijkgraaf zegt het voorstel van het besluit aan te passen om de dekking duidelijker aan te geven. De commissie adviseert positief. Begrotingswijziging directie (LAB-RIZA) (punt 14 W agenda) De heer Herweijer vraagt of in de toekomst bij alle afkortingen de volle naam kan worden vermeld. De voorzitter zegt het eens te zijn met de heer Herweijer dat bij elke eerste afkorting de naam volledig erachter gemeld moet worden. De voorzitter zegt toe zijn best te doen, maar het nu eenmaal vakjargon betreft. De commissie adviseert positief. 12
Verslag commissie MBH d.d. 14 juni '06
Kredietaanvraag voorzieningen gladheidbestrijding (punt 15 W agenda) De commissie adviseert positief. Calamiteitenbestrijdingsplannen WSHD (punt 20 W agenda) De commissie adviseert positief. Ter kennisneming Rapportage in de delegatie genomen besluiten (punt 22 W agenda) De heer Schurg vraagt een verklaring over de 6 verkopen en de 20 aankopen. Mevrouw van Veen legt de gang van zaken uit. Voor de aan- of verkoop wordt eerst een taxatie uitgevoerd en de taxatie bepaald uiteindelijk de prijs, mits het een soortgelijk stuk grond betreft dan wordt dezelfde prijs gehanteerd. SVHW Jaarrekening (punt 5f W agenda) De notitie wordt nagezonden. SVHW Begroting (punt 5e W agenda) De notitie wordt nagezonden. Memo Sale & Lease back structuur (punt 7a W agenda) De heer Schurg vraagt nu dat WSHD enkele installaties huurt van deze stichting of, zij ook deelneemt aan de stichting, wie het bestuur vormt van stichting waterschapswerken en of dit dan een gemeenschappelijke regeling betreft. Mevrouw Van Veen antwoordt dat zij in de rol van heemraad Middelen als voorzitter optreedt in de stichting plus drie onafhankelijke personen uit dit gebied. 5. Bestuursrapportage I - 2006 (punt 5 W agenda) De heer Schurg vraagt of de vertraging in de Bestuursrapportage III reeds is ingelopen, omdat spreker deze niet meer terug kan vinden in Bestuursrapportage I. De heer Herweijer heeft begrepen dat de nieuwbouw van het waterschapskantoor vertraging op heeft gelopen en spreker vraagt hoe groot de vertraging is en welke financiële consequenties dit met zich meebrengt. De voorzitter deelt mede dat er een aanbesteding heeft plaatsgevonden waar een aantal aannemers zich heeft ingeschreven. Een aantal heeft een aanbieding ingediend met een prijs en de tijd wanneer de bouw gereed moet zijn. Vervolgens werd geconstateerd dat geen van de inschrijvers voldeed aan de eisen, omdat ze allen de tijd overschreden. Dit was aanleiding om de inschrijvers te diskwalificeren. Indien diskwalificatie plaatsvindt mag een nieuwe ronde plaatsvinden, genaamd de OZA procedure (onderhandelen zonder aanmelding.) Dit houdt in dat men elke willekeurige aannemer in de arm mag nemen die interesse heeft om het gebouw te realiseren. Deze procedure is nu gestart. De voorzitter kan inhoudelijk geen uitspraken doen over de lopende onderhandelinggesprekken met de aannemers. Onlangs heeft een kort geding plaatsgevonden tussen WSHD en de aannemer die in de eerste ronde het laagst had ingeschreven. Om die reden is deze aannemer van mening dat hij recht heeft op de opdracht. Uitslag van dit kort geding is d.d. 15 juni 2006 bekend. Dit alles houdt in dat er vertraging is opgetreden. Het lag in de planning om op l mei jl. de eerste paal te slaan. De voorzitter spreekt zijn hoop uit dat de start na de bouwvakantie 2006 kan plaatsvinden, maar een en ander afhankelijk is van de uitspraak van de rechter. Indien er duidelijkheid is omtrent de uitspraak zegt de voorzitter toe deze bekend te maken. Indien naderhand alle informatie omtrent de procedure bekend is zal ook deze onder de leden van de.vergadering worden verspreid. 6. Memo Waterschapsrubriek (punt 6 W agenda) Is voor kennisgeving aangenomen. 7. Convenant samenwerking Laboratorium (punt 7 W agenda) Is voor kennisgeving aangenomen.
13
Verslag commissie MBH d.d. 14 juni '06
8. Rondvraag Bij de heer Vermeulen rijst de vraag in hoeverre WSHD staat met de gedragscode flora- en faunawet. De heer Van de Hoonaard antwoordt dat een jaar geleden de organisatie van start is gegaan met het oprichten van een interne werkgroep die momenteel bezig is met de uitwerking en implementatie van de gedragscode. Dit alles is opgezet zodat men vooraf weet waar men zich aan dient te houden en het werk - met name - bij beheer en onderhoud voortgang houdt. De heer Van den Hoonaard spreekt zijn hoop uit dat na de zomervakantie de zaak geïmplementeerd is. Mocht dan zowel eigen personeel als personeel van derden in het veld worden aangesproken, dan kunnen zij aantonen hoe er feitelijk met deze wet wordt omgaan en naar behoren uitoefenen. De heer Overwater wil toch melding maken van de APL polder. Omdat er hoge en lage waterstanden hebben plaatsgevonden treedt er afkalving op van het nieuw gezaaide gras tegen de buitendijken aan. Tevens wil de heer Overwater de wegen naar de APL polder onder de aandacht brengen die namelijk stuk zijn gereden. Ook worden de obstakels in de bermen van de wegen aldoor groter en meer. Spreker geeft te kennen indien er ongelukken gebeuren door deze obstakels dat het WSHD hiervoor aansprakelijk is. De voorzitter vraagt of de heer Overwater akkoord gaat om de antwoorden van de eerste twee vragen in het verslag op te nemen. [Voor wat betreft de melding van de heer Overwater ten aanzien van de APL polder van het nieuw gezaaide gras tegen de buitendijken aan het volgende: Ter plaatse van de APL-polder is de Buitendijk aan de buitenzijde voorzien van een verhoogd voorland. Dit heeft verschillende breedten. • Ter plaatse van de IJsbaan die bij Strijensas is aangelegd is er geen verhoogde vooroever maar is er een kade op circa 100 meter uit de kruinlijn die voor de ijsbaan is gelegen, deze kade is aan de buitenzijde is een betuining aangebracht, geen zichtbare erosie. • Tussen de ijsbaan en de Schenkeldijk is er een verhoogde vooroever van circa 40 meter breedte hierlangs is aan de buitenzijde een lichte erosie waar te nemen. Deze erosie wordt veroorzaakt door een beperkte pel/fluctuatie van circa 30 centimeter. Lichte erosie is een aantal decimeter afkalving op de waterlijn • Tussen de Schenkeldijk en de westgrens van de APL-polder is er een vooroever van circa 80 meter breedte daar is slechts een zeer geringe afkalving omdat deze oever minder aan de wind is gelegen dan de voorgaande delen. In de vergunning die is verleend en het werk is nog niet opgeleverd is opgenomen " taluds moeten op doelmatige wijze tegen afkalving worden beschermd." Tevens is er een onderhoudstermijn na oplevering van 2 jaar voor de vergunninghouder. In deze onderhoudstermijn zullen door de vergunninghouder maatregelen moeten worden genomen om een stabiele oever te verkrijgen. Uiteraard mag de veiligheid niet in het geding zijn en nemen wij (HD) alleen werken welke in goede staat zijn over.] Voor wat betreft de obstakels in de bermen kan de voorzitter melden dat dit bekend is bij de afdeling Handhaving en Heemraad Kome en de volle aandacht heeft. De heer Schurg maakt melding over verouderde borden in de duinen van Rockanje waarvan de keur niet meer geldig is. De voorzitter merkt op dat de organisatie op de hoogte is van waar de borden staan en zullen binnenkort worden vervangen. Voorts stelt de heer Schurg de volgende vragen over: • Akkerrandenregeling • Geconstateerd is dat tijdens een Maatschappelijk Overleg weinig bedrijven aanwezig waren. • Is de projectendatabase al inzichtelijk en zo ja, is dit ook inzichtelijk voor de W-leden. • Hoe zijn de energiecontracten afgesloten. • Met het afkoppelen zijn er ook raakvlakken met de kaderrichtlijnwater en de waterberging; waar liggen onze waterlichamen en wat zijn onze waterparels. De voorzitter antwoordt dat over de akkerrandenregeling volgende week bij de Provincie een gesprek plaatsvindt met onder andere vertegenwoordigers uit de Hoeksche Waard.
14
Verslag commissie MBH d.d. 14 juni '06
Ten aanzien van de bedrijven kaderrichtlijnwater merkt de voorzitter op dat dit terecht is geconstateerd en er actie is ondernomen. In de toekomst zullen uiteraard de bedrijven die hier mee te maken hebben er ook nadrukkelijk bijbetrokken worden. Voorts merkt de voorzitter op dat de Projectendatabase W schriftelijk wordt afgedaan. De energiecontracten zijn in principe voor 3 jaren afgesloten. Betreffende de laatste vragen van de heer Schurg over de kaderrichtlijnwater en de waterberging laat de voorzitter weten dat dit een zeer complexe materie is waarvoor een informatieve W zal worden gearrangeerd waarin deze hele materie wordt uitgelegd. De heer Herweijer merkt op dat destijds een Georganiseerd Overleg is ingesteld. In de laatste bijeenkomst is toegezegd dat in mei 2006 een afspraak gearrangeerd zou worden, maar dit op heden nog niet is gebeurd. Mevrouw Van Veen vindt het spijtig dat de ene vergadering moest worden geannuleerd en er geen nieuwe vergadering is belegd. Deze vergadering is geannuleerd, omdat de onderliggende documenten niet gereed waren. Zij verwacht dat de vergadering na de zomer zal plaatsvinden. 9. Sluiting De voorzitter dankt een ieder voor zijn/haar inbreng en hij sluit de vergadering om 16.00 uur.
Aldus vastgesteld in de commissievergadering d.d. 6 september 2006. De secretaris.
De voorzitter,
J. van Domburg
A.E. van Veen
15